4 Wijziging AWBZ en Wmo

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met invoering van een vermogensinkomensbijtelling voor de vaststelling van de eigen bijdragen voor zorg of voorzieningen op grond van die wetten ( 33204 ).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid van harte welkom.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Vandaag spreekt de Kamer over de invoering en tegelijkertijd de verhoging van de vermogensinkomensbijtelling voor de eigen bijdrage in de AWBZ en de Wmo. De SP zou het liefst zien dat mensen niet moeten bijbetalen voor zorg op het moment dat ze ziek zijn, dat we het solidair regelen in de samenleving en dat je dus niet een bijdrage moet betalen omdat je hulpbehoevend of ziek bent. Dat is op dit moment niet zo. We hebben deze maatregel in het begrotingsakkoord gezien en we hebben die geaccepteerd in onze eigen CPB-doorrekeningen, die we ook aan de kiezer hebben voorgelegd.

Toch maak ik me nog zorgen over een aantal zaken die vandaag in het wetsvoorstel staan. We weten dat driekwart van de mensen die wonen in verzorgings- en verpleeghuizen, onder de inkomensgrens van € 20.000 op jaarbasis zit. Dat is de armoedegrens, de onderkantgrens. Voor de Nederlandse bevolking als geheel is dat 45%. De opbrengst van deze vermogensinkomensbijtelling moet komen van 75% van de mensen die in een instelling wonen. Hoe zit dat precies? We weten dat maar 25% boven die grens van € 20.000 of meer op jaarbasis zit. Die 25% moet echter wel 75% van de opbrengsten van deze vermogensinkomensbijtelling opbrengen. Hoe verhoudt zich dat precies tot elkaar? Uit het rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat 26% van de mensen die gebruikmaken van zorg met verblijf, een inkomen uit vermogen hebben van gemiddeld € 5.000. Zijn dat inkomsten uit vermogen of is het opgeteld? Wij konden dat niet goed uit het rapport van het CBS halen. Van de mensen die thuis wonen en gebruikmaken van de Wmo, heeft 23% inkomsten uit vermogen. Het gemiddelde ligt dan boven de € 5.000. Ook hierbij vraag ik me af of die inkomsten echt uit het vermogen komen of dat het bij elkaar is opgeteld. Uiteindelijk krijgt dus ongeveer 25% van de mensen die zorg krijgen, door deze wet een extra verhoging van de eigen bijdrage.

Ik zeg niet voor niets dat 25% van de mensen die zorg krijgen, deze verhoging krijgt. In de discussie over de AWBZ wordt namelijk maar wat vaak gezegd dat we naar een scheiding van wonen en zorg moeten gaan. Klopt het dat het eerdere voornemen tot scheiding van wonen en zorg in het kabinet van de PvdA, het CDA en de ChristenUnie werd stopgezet omdat bleek dat bij het scheiden van wonen en zorg zeker 20% tot 30% van de mensen er zo hard op achteruit zou gaan dat ze voor die situatie zouden moeten gaan lenen? Klopt het dat toen is gezegd: het gaat ons geld kosten als we mensen gaan repareren voor hun inkomensachteruitgang; dan kunnen we beter de eigen bijdrage laten zoals die is en het scheiden van wonen en zorg niet toepassen?

Van de mensen die in een instelling wonen, die dus gehandicapt of ouder zijn of daar vanwege een psychiatrische achtergrond zijn, heeft 75% € 20.000 of minder op jaarbasis. Zij zitten op de zogenoemde "zak- en kleedgeldgrens". Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat sinds de invoering van het zelf betalen van de waskosten het zak- en kleedgeld eigenlijk helemaal niet meer toereikend is. Het kwam boven op de verhoging van de nominale premie van de zorgverzekering. De premie in het ziekenfondsstelsel was aanzienlijk lager dan de nominale premie voor mensen in de Zorgverzekeringswet. Ik vraag de staatssecretaris of zij bereid is om een onderzoek te doen naar de hoogte van het zak- en kleedgeld, bijvoorbeeld door het Nibud of het Centraal Bureau voor de Statistiek. Is de grens voor zak- en kleedgeld die aan het begin van deze eeuw is vastgesteld, dat is het bedrag dat mensen over moeten houden na het innen van de eigen bijdrage, nog wel van deze tijd? Ik heb er een motie voor klaarliggen, maar ik hoop dat deze niet nodig is.

Mensen gaan over hun vermogen een extra eigen bijdrage betalen voor de zorg. Voor alleenstaanden is dit bedrag € 20.785. Voor partners is dit bedrag € 41.570. Vindt de staatssecretaris € 20.000 veel spaargeld? Voor een oudere alleenstaande die bijvoorbeeld heeft gespaard voor een begrafenis is € 20.000 misschien helemaal niet zo veel spaargeld. Zou het niet veel logischer zijn om het verschil tussen alleenstaanden en paren weg te nemen? Dan kunnen we de grens hanteren van € 41.570 voor iedereen die de vermogensinkomensbijtelling gaat betalen. Ik zie mensen al kijken die zeggen dat dit geld kost. We halen maatschappelijke beleggingen en beleggingen in durfkapitaal uit de vermogensinkomensbijtelling. Dat vind ik een beetje vreemd. Mensen met veel vermogen kunnen risicovolle beleggingen doen. Dat zijn de mensen die in durfkapitaal kunnen investeren. Zij zijn vrijgesteld tot een grens van € 50.000 voor alleenstaanden of een grens van € 100.000 voor paren. Is het geen goed idee om dit te verlagen? Dat moeten we niet doen voor de inkomstenbelasting. Dit wetsvoorstel volgt de inkomstenbelasting, maar heeft niets met de Belastingdienst te maken omdat het CAK het gaat uitvoeren, waardoor wij andere normen kunnen hanteren. Wat nu als wij voor mensen die hun vermogen in maatschappelijke beleggingen of durfkapitaal hebben belegd ook de grens vaststellen van € 41.570, voor zowel paren als alleenstaanden? Bij hen zit het grote geld. Daar zit de grote opbrengst. Ik vraag de staatssecretaris om een positief advies over dit voorstel. Ik heb ook al amendement op stuk nr. 10 ingediend.

Ik ga nog even in op het CAK. Dit is een van mijn niet-favoriete instellingen. Het is nog geen zelfstandig bestuursorgaan, zoals wij eigenlijk allemaal wensen. Ook is het een niet zeer geliefde organisatie voor mensen die te maken hebben met het CAK. Dit wetsvoorstel regelt dat het CAK de vermogensinkomensbijtelling gaat uitvoeren. De problematiek bij het CAK is nog steeds niet opgelost. Er zijn nog steeds haken en ogen. We zetten geen vaart achter de overgang van een privaatrechtelijke organisatie naar een zelfstandig bestuursorgaan. Daarom stel ik voor om deze vermogensinkomensbijtelling na één jaar te evalueren en daarbij specifiek te kijken naar de uitvoering door het CAK. Is de staatssecretaris bereid om positief te adviseren over het amendement dat ik hiertoe heb ingediend? Daarbij vraag ik mij af hoe het eigenlijk zit met het College voor zorgverzekeringen dat het CAK hierop moet controleren. Zou het niet veel beter zijn om dit te laten doen door het ministerie zelf? Immers, we hebben vastgesteld dat daarvoor politiek draagvlak bestond en dat we het CAK niet langer een privaatrechtelijke organisatie wilden laten zijn. We wilden het niet meer in handen laten van de zorgverzekeraars, maar wilden er een zelfstandig bestuursorgaan van maken. Dat proces loopt nu. Het ministerie is dan toch de instantie die dat allemaal toetst.

Het is eigenlijk niet netjes dat de Kamer besluit dat gemeenten een eigen bijdrage moeten gaan heffen via de vermogensinkomensbijtelling. Altijd wordt gezegd dat de Wmo een wet is die de gemeenten vrij moet laten om eigen keuzes te maken. In de begroting staat echter al wel een korting van 34 miljoen op het Wmo-fonds, omdat wij ervan uitgaan dat de gemeenten deze vermogensinkomensbijtelling maximaal innen. Eigenlijk vind ik dat niet netjes. Hoe past dit binnen de filosofie van de Wmo dat gemeenten volledig vrij zouden moeten zijn om zelf te beslissen op welke wijze ze dat inrichten?

Ik heb nog een laatste vraag. In haar brief van 17 september liet de staatssecretaris weten dat de gelijktijdige introductie en verhoging van de vermogensinkomensbijtelling voor de eigen bijdrage 200 miljoen zouden moeten opleveren in 2013. Als wij de begroting voor 2013 echter lezen, dan zien wij dat 86 miljoen wordt geïnd voor de AWBZ en 34 miljoen voor de Wmo. Als ik dat optel, kom ik op 120 miljoen. Hoe kan de staatssecretaris dan zeggen dat zij op 200 miljoen uitkomt?

Mevrouw Sap (GroenLinks):

Voorzitter. De GroenLinks-fractie is voorstander van de voorgestelde hogere vermogensinkomensbijtelling voor de eigen bijdrage in de AWBZ en de Wmo. Het past in onze visie op eerlijk delen van de zorgkosten. Dat betekent dat mensen naar vermogen en draagkracht bijdragen. Dat betekent ook dat eigen bijdragen hoger mogen zijn als dat maar eerlijk en naar draagkracht gebeurt. Deze maatregel is in het kader van het Lenteakkoord door een aantal partijen gesteund, waaronder mijn partij. Wij voelen ons nog steeds gecommitteerd aan die steun.

Collega Leijten heeft net wel een interessant amendement neergelegd om daar ook maatschappelijke beleggingen en beleggingen in durfkapitaal in mee te wegen. Ik voeg mij bij haar vragen daarover aan de staatssecretaris. Ik vind het een interessante gedachte om die mee te nemen. Ik hoor graag van de staatssecretaris of zij daar bezwaren tegen ziet.

Ik heb nog een korte vraag aan de staatssecretaris. Zij heeft ons per brief aangegeven dat dit wetsvoorstel voor 1 oktober afgehandeld moet zijn om tijdige invoering mogelijk te maken. Gaat dat nog lukken? 1 oktober komt al heel snel. Behandeling in de Eerste Kamer moet nog gebeuren. Voorziet de staatssecretaris hierbij problemen?

Verder was ik verbaasd over het amendement van collega Keijzer van de CDA-fractie, waarin hiervoor een voorhang wordt voorgesteld. Ik geloof dat in het gewijzigde amendement de termijn van vier weken er weer is uitgehaald. Hoe verhoudt het amendement over de voorhang zich tot de tijdige invoering van dit voorstel? Is dit een voorteken, in die zin dat het CDA alsnog onder deze afspraken in het Lenteakkoord uit wil? Dat is eigenlijk een vraag aan mevrouw Keijzer, maar ik hoor graag van de staatssecretaris of zij problemen voorziet met de tijdige invoering van dit wetsvoorstel als dit amendement wordt aangenomen.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Dik-Faber. Zij is sinds vorige week lid van de Tweede Kamer en zij houdt vandaag haar maidenspeech. Het is gebruikelijk dat de leden bij een maidenspeech niet worden geïnterrumpeerd.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Een provinciaaltje in Den Haag; dat geeft ongeveer weer hoe ik nu hier sta. Binnenkort neem ik afscheid van de Provinciale Staten van Utrecht, waar ik ruim vijf jaar kon meedenken en -beslissen over allerhande thema's uit de regio. Jeugdzorg, natuur en landschap, landbouw, energie; dat zijn allemaal thema's die mij na aan het hart liggen. Daarvoor was ik raadslid in mijn gemeente Veenendaal. Met die lokale en provinciale ervaring voel ik mij echt een provinciaaltje. Daar ben ik trots op.

Besluiten moeten zo dicht mogelijk bij mensen worden genomen, op lokaal en regionaal niveau dus. Het zal u dan ook niet verbazen dat ik een groot voorstander ben van de decentralisaties. Tegelijkertijd moeten gemeenten en provincies wel voldoende in staat worden gesteld, zowel bestuurlijk als financieel, om hun takenpakket naar behoren uit te voeren. Ik zie ernaar uit om mijn ervaring uit de lokale en provinciale praktijk en alle verhalen van mensen die ik gehoord heb, hier in te brengen. Het gaat immers niet om deze vierkante kilometer in Den Haag, maar om de mensen in het land.

Mijn eerste woorden in deze zaal gaan over de AWBZ. De AWBZ is een mooi onderwerp, want het gaat over mensen. Mensen die door pech met een handicap door het leven gaan. Mensen die bijvoorbeeld wel willen werken, maar niet kunnen werken. Mensen die graag willen meedoen in de maatschappij, maar dit vaak alleen kunnen met hulp van anderen.

Ik heb sterk het vermoeden dat de AWBZ de komende jaren vaker op de agenda zal staan. De AWBZ is kostbaar, omdat de regeling uit haar voegen barst. Alle partijen zijn het erover eens dat ingrijpen onvermijdelijk is. Tijdens de campagne is het vaak genoeg naar voren gekomen: de stijgende zorgkosten zijn niet meer houdbaar en op langere termijn onbetaalbaar voor iedereen. Daarmee is de toegang tot de zorg in het geding, zeker voor wie een lager inkomen heeft. Dat willen wij niet. Daarom moeten wij wel genoeg lef hebben om op een rechtvaardige manier te hervormen.

De ChristenUnie wil de AWBZ uiteindelijk bestemmen voor die mensen voor wie de wet oorspronkelijk is bedoeld: mensen die levenslang en levensbreed op zorg zijn aangewezen. Dat betekent niet dat mensen die nu via de AWBZ zorg krijgen en deze nodig hebben, er geen aanspraak meer op kunnen maken. Daar moeten wij in voorzien. Dat is bij elke hervorming de leidraad. Wij zien kansen, met die randvoorwaarden in gedachten, om een flink deel van de op dit moment via de AWBZ geleverde zorg voortaan in de vorm van een voorziening onder te brengen in de Wmo. De gemeenten zijn dan verantwoordelijk voor het leveren van deze zorg dichtbij mensen in hun eigen sociale leefomgeving. Zij kunnen de zorgvraag samenbrengen met andere voorzieningen zoals thuiszorg of vervoer. Voorop staat dan wel dat gemeenten bij de overheveling van zorgtaken voldoende financiële ruimte krijgen. Het kan niet zo zijn dat financiële krapte bij gemeenten ertoe gaat leiden dat mensen niet de zorg krijgen die zij wel degelijk nodig hebben. Inkadering, afspraken waar mensen op kunnen rekenen, is dus bij de komende herziening ook van belang.

Daarnaast zal altijd rekening moeten worden gehouden met kwetsbare groepen. Daar moet ook specifiek beleid op gevoerd kunnen worden. Alleen op deze wijze kan de AWBZ zorgvuldig hervormd worden. Het laatste kabinet heeft altijd anders besloten: wij voeren geen doelgroepenbeleid. De ChristenUnie wil hier echter wel aan vasthouden, want voor specifieke groepen moeten aanspraken op de AWBZ behouden blijven.

De ChristenUnie is altijd heel helder geweest over ouderenzorg. Als het een beetje meezit, worden wij allemaal oud en komt er bijvoorbeeld een tijd dat het ons niet meer lukt om de trap op te lopen. Dan is het nodig om een traplift in te bouwen. Dit zijn kosten die te voorzien zijn en waar wij eventueel voor moeten sparen. Ik lees dit ook terug in het SER-advies van de afgelopen week. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat er naar deze richting wordt gekeken. Ik roep de onderhandelende partijen, de PvdA en de VVD, dan ook op om deze adviezen ter harte te nemen en de AWBZ zo te hervormen dat die voor de toekomst behouden blijft voor de mensen die deze zorg echt nodig hebben.

Op de agenda staat de invoering van een vermogensinkomensbijtelling. De ChristenUnie staat hier volledig achter. Wij zijn ons ervan bewust dat deze maatregel een inkomenseffect heeft. Cliënten met een vermogenspositie zullen er in hun inkomen op achteruitgaan. De ChristenUnie vindt dit een rechtvaardige verhoging in een tijd waarin wij iedereen vragen om bij te dragen. Mensen met een groot vermogen gaan procentueel meer bijdragen. Dat is eerlijker. Door het meetellen van het percentage van het vermogen worden mensen met vermogen in een meer gelijke positie gebracht ten opzichte van mensen zonder vermogen.

Ik wil nog twee vragen stellen. Het CBS heeft een berekening gemaakt van de opbrengsten van deze maatregel. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de geraamde opbrengsten van de eigen bijdrage worden meegenomen in de monitor van het Wmo-budget, zodat het voor iedereen uiteindelijk heel helder is wat de daadwerkelijke opbrengst van deze maatregel is? En wat gebeurt er als in de praktijk blijkt dat de opbrengsten te laag zijn ingeschat? Worden gemeenten daarvoor alsnog gecompenseerd? De ChristenUnie vindt het namelijk onwenselijk dat de gemeenten dan in dat gat moeten springen. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris.

Tot slot. Collega's, ik zie ernaar uit om jullie te leren kennen. Ik zie uit naar een plezierige samenwerking en naar constructieve debatten waarin wij met elkaar tot goede oplossingen komen voor alle kleine en grote vraagstukken in deze samenleving.

De voorzitter:

Mevrouw Dik, mag ik u als eerste hartelijk feliciteren met uw maidenspeech over dit prachtige onderwerp?

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. Het is de gewoonte dat degene die spreekt na degene die een maidenspeech heeft gehouden, nog even de waardering daarvoor uitspreekt en betrokkene feliciteert. Ik wil dat bij dezen graag doen: mevrouw Dik, heel fijn dat wij even gezien hebben wie u bent en waar u voor staat. Ik wens u heel veel succes. Mijn felicitaties gelden ook de grote winnaars van de verkiezingen: de VVD en de Partij van de Arbeid, maar ook de SGP en 50PLUS. Ik wil eigenlijk alle nieuwe collega's van harte welkom heten. Natuurlijk ben ik ook blij met de twee zetels winst voor D66.

Maar ik zie nog een ander heel groot winstpunt van deze verkiezingen: een van de belangrijkste verkiezingsthema's was de betaalbaarheid van de zorg. Daar hebben we in het hele land over gediscussieerd. Het is goed om te zien dat ook steeds meer partijen in deze Kamer tot het inzicht komen dat niets doen niet langer kan. Ook de zorgsector heeft dit natuurlijk opgepikt. Afgelopen maandag presenteerde ze een nieuwe agenda voor de zorg. Maar misschien het belangrijkste is wel dat steeds meer Nederlanders zich ervan bewust zijn dat we maatregelen moeten nemen om de explosieve kostengroei te beteugelen.

Zonder maatregelen wordt de ouderenzorg onbetaalbaar. D66 wil deze uitgaven daarom minder hard laten groeien, waarbij we uitgaan van de eigen kracht van mensen. Het is goed dat we in het Lenteakkoord met de vijf partijen hebben kunnen regelen dat we van cliënten met een groot vermogen een hogere eigen bijdrage vragen. D66 vindt het redelijk om dat van deze groep te vragen. Bovendien heeft de cliënt in een instelling geen uitgaven voor wonen, voedsel en schoonmaken. Wat D66 betreft horen deze zaken niet thuis in het zorgbudget, maar horen ze net als in andere fases van het leven voor eigen rekening te zijn.

Zoals gezegd bespreken we een van de maatregelen uit het Lenteakkoord. Maar ik heb nog wel een paar vragen aan de staatssecretaris over de uitwerking. Voor de D66-fractie is het nog niet helemaal duidelijk welk effect deze maatregel heeft op de ontwikkeling van het eigen vermogen. De staatssecretaris heeft eerder aangegeven dat bij een vermogensinkomensbijtellling van 4% extra na tien jaar ongeveer 90% van het vermogen overblijft. Om hoeveel procent gaat het bij een extra bijtelling van 8%? Ik heb nog een vraag die ook nieuweling 50PLUS zal interesseren. Voor mensen boven de 65 jaar ligt het heffingsvrije vermogen hoger dan voor mensen onder de 65 jaar. In het begrotingsakkoord is eindelijk de wens van D66 gerealiseerd om de pensioenleeftijd te verhogen. Wordt nu tegelijkertijd ook de leeftijdsgrens voor de heffingsvrije ouderentoeslag verhoogd?

Op dit moment geldt bij opname in de AWBZ dat de eerste zes maanden een lage in plaats van een hoge eigen bijdrage wordt gevraagd. Dat biedt cliënten bijvoorbeeld de ruimte om de huur op te zeggen. Is deze termijn noodzakelijk? Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om die termijn voor de lage bijdrage bijvoorbeeld te halveren en, zo ja, wat kan dat financieel opleveren? Mijn fractie staat voor een betrouwbare en duidelijke overheid. Wij vinden het belangrijk dat cliënten op tijd op de hoogte worden gebracht van de veranderingen ten aanzien van de eigen bijdrage. Hoe waarborgt de staatssecretaris een gedegen voorlichting? Wordt daarbij rekening gehouden met een toename van vragen en klachten?

De vermogensinkomensbijtelling is een eerste stap in de goede richting, maar er moet meer gebeuren. De AWBZ is in het leven geroepen om zorg te garanderen in het geval van onverzekerbare risico's, levenslang en levensbreed, bijvoorbeeld bij een zware handicap. Maar die regeling is uitgegroeid tot een verzekering die ook voorspelbare niet-medische kosten voor een snel groeiende groep ouderen vergoedt. D66 wil de AWBZ daarom terugbrengen tot de kern, waarbij zorg wordt vergoed en wonen, voeding en schoonmaken voor eigen rekening komen. Wij vinden dat deze aanpassingen in de AWBZ ertoe moeten leiden dat ouderen voor zorguitgaven vaker hun opgebouwde vermogen gaan aanspreken. Ik zie zorg en vermogen in pensioen of woning daarom als communicerende vaten. Daar horen ook nieuwe financieringsinstrumenten bij, zoals zorgsparen en omkeerhypotheken. De SER publiceerde deze week een ontwerpadvies voor een toegankelijke en betaalbare zorg. Daarin staat dat dit voorjaar ook voorstellen voor zorgsparen worden gedaan. Ik verzoek de staatssecretaris met nadruk om er ook bij de SER op aan te dringen dat bijvoorbeeld een instrument zoals omkeerhypotheken wordt meegenomen in de ontwikkeling van die instrumenten.

Ik begrijp dat wij het vandaag over een moeilijke maatregel hebben, maar ik ben blij dat D66 een van de partijen is geweest die dit voorjaar verantwoordelijkheid heeft genomen voor een toekomstbestendige aanpak in de zorg. We nemen stappen in de AWBZ. Mensen blijven langer thuis wonen en cliënten gaan meer bijdragen aan hun eigen zorg. Deze maatregelen zijn niet gemakkelijk, maar wel noodzakelijk om kwalitatief goede zorg ook voor onze kinderen in stand te houden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Mevrouw Dijkstra heeft zojuist een reden gevonden om eigenlijk iedereen in deze zaal met iets te feliciteren, maar ik richt mijn gelukwensen in dit debat in het bijzonder tot degenen met een maidenspeech. We hebben zojuist al kunnen luisteren naar de maidenspeech van mevrouw Dik-Faber. Ik complimenteer haar met haar mooie maidenspeech en met de persoonlijke noten daarin.

Het voorliggende wetsvoorstel raakt een thema, de betaalbaarheid van de zorg, dat in de verkiezingstijd en ook al daarvoor volop aan de orde is geweest. Het is heel goed dat daar veel aandacht voor is. We hebben het ontwerpadvies gezien van de SER, die ook aandacht besteedt aan wat er nodig is voor een toekomstbestendige zorg. De SGP denkt dat het onvermijdelijk is dat mensen met een hoger inkomen of vermogen financieel meer bijdragen aan hun eigen zorg. Dat is geen kwestie van één geïsoleerde maatregel. Het zal voor de komende jaren een grote uitdaging zijn om de betaalbaarheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg ook voor de toekomst te borgen en te garanderen. Omdat wij ons realiseren dat dit een extra bijdrage betekent, ook van het sociaal netwerk rondom mensen, zullen wij de komende jaren veel extra energie steken in versterking van de positie van mantelzorgers en vrijwilligers, want dat hoort daar wat ons betreft nadrukkelijk bij.

In het licht van het voorgaande vindt de SGP het introduceren van een vermogensinkomensbijtelling, zoals in dit wetsvoorstel is verwoord, te verdedigen. Het uitgangspunt om ook te bekijken of mensen met meer vermogen meer kunnen bijdragen, wordt dus voluit door ons gesteund. Wij hebben nog wel een aantal bezwaren en vragen met betrekking tot de concrete vormgeving. Daarbij realiseren wij ons dat wij nu eigenlijk alleen "ja" zeggen tegen een wetsvoorstel waarin de basis wordt gelegd voor het meewegen van het vermogen bij de eigen bijdrage, maar dat dit eigenlijk wordt geregeld in de AMvB die daarna komt. Dat raakt de vormgeving waarop in de stukken al wordt ingegaan. Ik zal daar ook vragen over stellen.

Inmiddels is de vermogensinkomensbijtelling dankzij het begrotingsakkoord verhoogd van 4% naar 8%. Dat noem ik nadrukkelijk, omdat in de stukken nog van het oude regeerakkoord wordt uitgegaan. Dit is een belangrijke verhoging en verandering ten opzichte van de oorspronkelijke plannen. In de nota naar aanleiding van het verslag, dus eigenlijk nog op basis van de oude plannen, merkte de staatssecretaris op dat de toen voorgestelde 4% een redelijke en billijke grens was, omdat het vermogen van de cliënt daardoor nog grotendeels intact blijft. Een bijtelling van 8% gaat natuurlijk een heel stuk verder. De financiële impact is ook een stuk groter. Daarom krijg ik graag een inhoudelijke reactie van de staatssecretaris: waarom vindt zij ook deze forse verhoging van de bijtelling nog steeds billijk en redelijk?

Ik gaf al aan dat de precieze vormgeving nauw luistert. Daarom steunen wij het amendement van mevrouw Keijzer over een voorhangprocedure voor de AMvB waarin het percentage van de vermogensinkomensbijtelling wordt vastgesteld. Ik vraag de staatssecretaris of er al meer inzicht te geven is in de uitwerking van het Bijdragebesluit zorg en het Besluit maatschappelijke ondersteuning, waarin een en ander zijn beslag moet krijgen. Hoe staat het daar precies mee?

In het verslag hebben wij aandacht gevraagd voor het feit dat sommige groepen een hogere vermogensinkomensbijtelling krijgen dan andere. Verstandelijk of lichamelijk gehandicapten, mensen die jonger zijn dan 65 jaar met een levenslange en levensbrede beperking, zijn slechter af dan 65-plussers. Dat komt omdat bij de inkomstenbelasting een ouderenvrijstelling is voorzien, terwijl voor deze groep 65-minners geldt dat zij bij de inkomstenbelasting al meer belasting over hun vermogen betalen dan 65-plussers als gevolg van de extra vrijstelling voor ouderen in box 3. De vraag is dan wel waarom zij door de directe koppeling van de vermogensinkomensbijtelling aan het box 3-vermogen opnieuw geconfronteerd worden met een ongunstiger regime en een hogere eigen bijdrage. In hoeverre is meegewogen dat mensen met een handicap gedurende hun leven een groter deel van hun vermogen moeten inleveren dan veel ouderen die vaak korter gebruik maken van de AWBZ-zorg? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat bepaalde groepen met een AWBZ-indicatie, bijvoorbeeld deze gehandicapte 65-minners, onevenredig benadeeld worden?

Ik wijs erop dat extra vrijstellingen van box 3 in de inkomstenbelasting stuk voor stuk een specifiek beleidsdoel hebben. Zo is er de vrijstelling van beleggingen in fiscaal erkende groene fondsen, die bedoeld is om groene beleggingen te stimuleren. Ik kan mij dat op zichzelf voorstellen in het kader van de inkomstenbelasting, maar is het reëel dat het ook doorwerkt in het bepalen van de eigen bijdrage voor de zorg? Wordt het dan niet een soort dubbele bonus voor de groene belegging? Mevrouw Leijten heeft daarvoor ook aandacht gevraagd. Dit is een serieus punt. Ik hoor hierop dan ook graag een reactie van de staatssecretaris. Zou het niet wijzer zijn om voor iedereen een gelijke vermogensinkomensbijtelling te hanteren, bijvoorbeeld door de standaardvrijstelling van het box 3-vermogen als uitgangspunt te nemen?

De staatssecretaris merkt op dat volgens het CBS de resultaten slechts een indicatie van de omvang geven, omdat de gedragseffecten, bijvoorbeeld daling van de zorgvraag, niet meegenomen zijn. Hoeveel gedragseffecten verwacht de staatssecretaris en welke gevolgen heeft dat voor de verwachte inkomsten aan eigen bijdragen enerzijds en de overheidsuitgaven aan AWBZ-zorg anderzijds?

Een laatste, technisch punt is dat het vermogen lang niet altijd liquide is. Ik denk aan vermogen dat vastzit, bijvoorbeeld in een vooralsnog onverkoopbaar huis dat niet geldt als eigen woning of in langjarig vastgezette beleggingen. Heeft de staatssecretaris er rekening mee gehouden dat er in dat geval geen geld voorhanden kan zijn om de vermogensinkomensbijtelling te betalen? Welke oplossing is er voor dergelijke situaties?

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen over het geschatte bedrag. Is het nog steeds reëel om van dit bezuinigingsbedrag uit te gaan?

Ik sluit af met een meer politieke opmerking. Ik ben erg geïnteresseerd in de visie van de PvdA-fractie hierop. Het wordt lastig om te interrumperen bij deze maidenspeech. Misschien kan ik alvast op voorhand de zaak een beetje opwarmen. Wij hebben het hier wel over een maatregel waarvan het, gelet op de Kunduzpartijen, de vraag is of er een duidelijke meerderheid in het parlement voor te vinden is. Omdat de PvdA aan de formatietafel zit, vind ik dat ook van die fractie echt helderheid verwacht mag worden. Hoe gaan zij daar op termijn mee om? Het kan toch niet zo zijn dat een maatregel met een krappe meerderheid wordt aangenomen, maar voor korte termijn geldt en vervolgens weer van tafel moet? Van zo'n jojobeleid zou mijn fractie niet erg enthousiast worden. Ik luister met belangstelling naar ieders bijdrage, maar in het bijzonder dus ook naar die van de PvdA-fractie.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Otwin van Dijk van de Partij voor de Arbeid voor het houden van zijn maidenspeech. Bij een maidenspeech mag niet geïnterrumpeerd worden. Na de maidenspeech is er gelegenheid om de spreker te feliciteren.

De heer Otwin van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Collega-Kamerleden. De regel is inderdaad dat je niet geïnterrumpeerd wordt bij een maidenspeech. De heer Van der Staaij heeft mij echter geïnterrumpeerd nog voordat ik überhaupt met mijn speech begonnen was. Dat is toch weer een heel nieuwe regel!

Dit is mijn eerste bijdrage aan het debat in de Tweede Kamer. Het is een maidenspeech. Er volgen er nog een of twee vandaag. Ik heb begrepen dat dit een bijzonder moment is in de Tweede Kamer. Ik moet eerlijk zeggen dat het voor mij ook bijzonder en speciaal voelt. Nog geen week ben ik Kamerlid en ik mag hier gelijk aan de bak. Ik houd daar ook wel van: gewoon aan de slag. Maar iedereen ziet dat hier nog wel het een en ander moet worden aangepast voor iemand die in een rolstoel zit. Als ik nu namelijk achter het spreekgestoelte zou plaatsnemen, zou men alleen mijn kruin zien. Mensen zouden zich afvragen waar dat geluid toch vandaan kwam. Straks wordt dat allemaal keurig geregeld. Tijdelijk zit ik nu hier, naast het spreekgestoelte. Het is goed dat ons parlement straks geschikt is voor iedereen. Mijn eerste wapenfeit is dus eigenlijk al binnen, zonder dat ik überhaupt het woord heb hoeven voeren: een rolstoelgeschikte Kamer en ook zo'n blauw schildje aan de muur. Ik waarschuw maar vast dat de zaal daarvoor wel enigszins moet worden toegetakeld; het zal niet alleen maar de stoel zijn, die inmiddels is weggehaald. De Tweede Kamer telt dan nog steeds 150 leden, maar nog maar 149 zetels.

Vanmiddag staat op de agenda de wijziging van de AWBZ en de Wet maatschappelijke ondersteuning in verband met invoering van een vermogensinkomensbijtelling voor de vaststelling van de eigen bijdragen voor zorg of voorzieningen op grond van die wetten. In een eerste oogopslag lijkt dat een nogal technisch onderwerp voor een maidenspeech, maar het is toch ook een onderwerp waar je zeker iets politieks van kunt maken. Ik kom daar zo op terug.

Ik ben ruim zeven jaar wethouder geweest, een prachtige functie. Daarin ben je enerzijds bezig met beleid, onder andere de decentralisatie van rijkstaken op sociaal gebied naar gemeenten, maar anderzijds krijg je te maken met het leven van mensen van alledag, die jou hun persoonlijke verhalen vertellen. Het ene moment zat ik bij het ministerie van Volksgezondheid of op het stadhuis, het andere moment was ik bijvoorbeeld op een zorgboerderij, waar mensen met een verstandelijke beperking aan de slag waren als hulpboer. In het bijzonder die persoonlijke verhalen houden mij bezig, van mensen die wat van hun leven willen maken, maar soms een zetje in de rug nodig hebben om eruit te halen wat erin zit, of goede zorg nodig hebben om menswaardig oud te worden. Voor mij draait politiek dáárom: mensen helpen om sterker te worden. Ik houd er echter niet van om mensen te zien als slachtoffer. Als je dat kunt, moet je ook zelf je mouwen opstropen. Maar er zijn altijd een overheid en een samenleving – zorg is niet alleen van de overheid, maar echt van ons allemaal – die helpen als dat nodig is, zodat er zorg is als je ouder wordt of chronisch ziek bent of, zoals in mijn geval, gehandicapt bent geraakt. Ik zeg dan nooit: je zoekt het zelf maar uit.

Voor mij gelden in de politiek dus twee belangrijke ankerpunten, tegenwoordig volgens mij "kompas" genoemd: verheffing en solidariteit. Ik geef het toe, het zijn wat ouderwetse woorden, maar het zijn nog steeds hartstikke actuele begrippen. Als wethouder heb ik me altijd sterk gemaakt voor meer welzijn en meer preventie in de zorg, voor eigen regie voor mensen, tegen aanbesteding in de thuiszorg en voor goede arbeidsomstandigheden voor mensen die in de zorg werken. Ook startte ik regelmatig experimenten om zorg en ondersteuning dicht bij mensen te organiseren en minder ingewikkeld te maken. Ook als Kamerlid wil ik mij daar sterk voor maken. Als Wmo-wethouder heb ik velen van u al eens mogen ontmoeten. Ik verheug me op de samenwerking, nu als collega-Kamerlid.

De zorg is een prachtig dossier, waarin in de komende tijd veel moet gebeuren om goede zorg voor iedereen beschikbaar te houden. Dat zal best lastig worden. We zullen breed naar de zorg moeten kijken. Ik ben ervan overtuigd dat er op drie dingen moet worden gelet, dat er drie dingen moeten gebeuren. Ten eerste meer aandacht voor welzijn en preventie, wat zorgkosten op termijn bespaart. Ten tweede moeten de systeemprikkels die zijn gericht op productie maken in de zorg, echt anders. Maar – en daarmee kom ik zo langzamerhand bij het wetsvoorstel – we moeten ook eerlijk zijn: we zullen ook meer zelf voor onze zorg moeten gaan betalen. De vraag is alleen: hoe verdelen we die lasten? Goede zorg, de zorg die wij gewend zijn en die we allemaal verwachten, en die we in Nederland gelukkig vaak ook krijgen, is kostbaar en wordt steeds kostbaarder.

De PvdA is van mening dat betaalbare en goede zorg voor iedereen beschikbaar moet zijn. Daarvoor mag geen financiële drempel gelden. Dat is voor ons een principekwestie. Wij vinden dat de overheid toegankelijke, betaalbare en goede zorg moet garanderen. Het is voor ons onaanvaardbaar dat in ons welvarende land lageropgeleiden en mensen die minder geld verdienen eerder doodgaan en een langer ziekbed hebben dan mensen die meer geld verdienen en hoger opgeleid zijn. Dat vraagt om actie. De zorgkosten worden echter steeds hoger; wij hadden het er al over. Om de zorg betaalbaar te houden zullen we de lasten eerlijker moeten verdelen. De PvdA kiest voor inkomensafhankelijke premies voor het basispakket en inkomensafhankelijke eigen bijdragen. De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten en dat is een eerlijke zaak.

Vandaag ligt een wetsvoorstel voor dat het mogelijk maakt om bij het vaststellen van de eigen bijdrage voor zorg en voorzieningen niet alleen rekening te houden met het inkomen van mensen, maar ook met hun eventuele vermogen. Er gelden in de AWBZ en de Wmo al eigen bijdragen die hoger worden naarmate iemand een hoger inkomen heeft. Daar komt nu ook een vermogensinkomensbijtelling bij. Wij vinden dat als principe eerlijk en redelijk. Het is niet uit te leggen aan mensen met een laag inkomen, zonder vermogen, dat ze evenveel eigen bijdrage moeten betalen als mensen die weliswaar misschien ook een laag inkomen hebben, maar fors wat geld op hun spaarrekening hebben staan.

Als wethouder heb ik meegemaakt dat iemand met een aandelen- en spaarsaldo van meer dan acht ton een woningaanpassing aan de gemeente vroeg, zonder dat dit eigen vermogen meetelde bij het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage. Uiteraard is dit – ik geef het toe – een extreem voorbeeld. Maar ik vind het redelijk dat met zo'n vermogen wel rekening wordt gehouden. Het huidige voorstel – en dat zeg ik dan ook tegen de heer Van der Staaij – kan dus op onze instemming rekenen, ook al moet er meer gebeuren om de financieringsproblemen in de zorg op te lossen. Ik gaf al aan dat wij daarvoor naar meer moeten kijken dan alleen maar naar de eigen betalingen. Er moet meer aandacht komen voor welzijn en preventie. Meer regelarmheid en minder productiegerichtheid zijn daar voorbeelden van. We komen hier later vast nog met elkaar over te spreken.

Er zijn wel drie belangrijke aspecten bij dit wetsvoorstel die de PvdA graag zou willen aankaarten bij de staatssecretaris en waar wij een toelichting op willen. Als eerste vindt de PvdA het belangrijk te benoemen dat de vermogensinkomensbijtelling geen betrekking heeft op het woonhuis van mensen. Mensen hoeven dus niet hun eigen woning op te eten. Voor de PvdA is het onwenselijk dat dit wel het geval zou zijn.

Ten tweede wil de PvdA voor een specifieke groep mensen aandacht vragen. Dat is de groep ouders met kinderen met een beperking die hun hele leven intensieve zorg en ondersteuning nodig hebben. Die ouders sparen bewust om nu, maar ook in de toekomst goede zorg en een goed leven voor hun kind te kunnen organiseren. Deze ouders maken de bewuste keuze om niet alleen afhankelijk te zijn van de overheid voor de organisatie van hun zorg, maar dragen ook zelf de zorg voor hun kind. Juist deze mensen dreigen door deze maatregelen gestraft te worden voor het nemen van die eigen verantwoordelijkheid. Wij vragen de staatssecretaris op welke manier zij dit denkt te voorkomen.

Ten derde is de PvdA zich ervan bewust dat de stapeling van kosten aan zorg en ondersteuning de laatste jaren steeds groter is geworden. Cliënten ontvangen regelmatig vanuit meerdere hoeken zorg en ondersteuning met meer eigen bijdragen. Wij willen dan ook inzicht in de inkomenseffecten. Wat betekent dit voor mensen? Wij vragen de staatssecretaris om een evaluatie van deze maatregel. Daarmee sluiten wij ons aan bij het amendement dat mevrouw Leijten daarover heeft ingediend. Het lijkt ons ook alleszins legitiem, want alhoewel dit wetsvoorstel op zichzelf alleen een extra vermogensbijtelling mogelijk maakt, gaan de rekenvoorbeelden die hieraan ten grondslag liggen uit van hetgeen was afgesproken in het regeer- en gedoogakkoord, namelijk zo'n 8%. In het Kunduzakkoord is dat uiteindelijk opgetrokken naar 12%. Er is volgens mij dus alle reden om goed te volgen wat het voor mensen betekent.

Ik ben net als mevrouw Leijten benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris op de vragen over het durfkapitaal dat in dit geval is uitgezonderd. Het lijkt mij ook alleszins redelijk om het te betrekken bij het vaststellen van de eigen bijdrage.

Tot slot. De PvdA is zich bewust van de inkomenseffecten die de vermogensbijtelling voor mensen heeft, maar de financiering van de zorg staat steeds meer onder druk. De PvdA vindt dan ook bij dat de hoogte van de eigen bijdrage het eigen vermogen mag worden betrokken. Op deze manier zetten wij stappen om de zorg op een eerlijke manier voor iedereen betaalbaar te maken en te houden.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Dijk. Mag ik u als eerste hartelijk feliciteren met deze maidenspeech? Welkom in ons parlement!

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Bosma

Mevrouw Venrooy (VVD):

Voorzitter. We hebben al twee maidenspeeches gehad. Ik feliciteer de collega's die hun maidenspeech hebben gehouden, zeker ook de heer Van Dijk, die voor mij sprak. Straks krijgen we er nog een, dus ik zal het kort houden. Ik moet wel bekennen dat deze maidenspeeches, zeker als ze van oud-wethouders Wmo zijn, bij mij enorm de behoefte doen toenemen om ook een politiek statement neer te zetten. Het is fantastisch als dat zo gaat in deze zaal. Ik heb echter voor drie minuten ingetekend, het debat duurt tot 14.30 uur en er is al heel veel gezegd over de aanleiding voor en de reden van deze wet. Ik zal het dus kort houden.

De voorliggende wetgeving vloeit voort uit het regeerakkoord en daarna ook uit het Begrotingsakkoord 2013. Kort en goed: onze handtekening staat daaronder en daarom stemt de VVD-fractie in met de voorliggende wetgeving. Ik heb de collega's wel een aantal interessante vragen horen opwerpen. Ik zal dan ook met aandacht luisteren naar het antwoord van de staatssecretaris op deze onderdelen. Maar, zoals gezegd, we steunen het voorstel. Wel heb ik nog één aanvullende vraag. We hebben bij de schriftelijke inbreng hier ook aandacht voor gevraagd en het blijft een steeds terugkerend thema: er zijn gemeenten die algemene inkomensgrenzen stellen aan mensen die voorzieningen bij de gemeente aanvragen. We hebben daarover ook al meerdere keren gesproken in deze zaal, bij de begrotingsbehandeling en bij mondelinge vragen, en er zijn schriftelijke vragen over gesteld. Maar mensen blijven melden dat hun gemeente dit nog steeds doet. De staatssecretaris heeft hierover in de media een aantal dingen gezegd en ze heeft er een plan op gezet, en vorige week hebben we hierover een mail gekregen. Ik wil echter ook graag in deze zaal van haar horen dat het niet mag. Ik wil weten wat zij gaat doen om gemeenten die dat blijven doen, tot de orde te roepen. Hier wil ik het bij laten.

De voorzitter:

We hebben nog een vraag van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik laat die voorafgaan door een opmerking. Ik ben blij dat de VVD zit op het adagium "uitvoeren die Wmo". Dat geldt dus ook voor al die gemeenten die niet meer de individuele voorziening van hulp in de huishouding willen contracteren. Dat is tegen de wet. Op dat vlak reken ik dus op de steun van de VVD, natuurlijk zolang het nog in de wet staat.

Ik kom op mijn vraag. Ik heb een amendement ingediend om voor de vermogensgrens van de bijtelling voor maatschappelijke beleggingen en beleggingen in durfkapitaal een grens te hanteren die gelijk is aan de grens voor spaargeld. Volgens de redenering van de SP kunnen juist de mensen met veel vermogen de maatschappelijke beleggingen en de beleggingen in durfkapitaal doen en zijn mensen met kleinere spaarbudgetten sneller de dupe van deze maatregel dan mensen die veel vermogen hebben en dus veel kunnen beleggen. Hoe staat de VVD ten opzichte van dit voorstel?

Mevrouw Venrooy (VVD):

Wat betreft het eerste deel van het betoog, om het maar zo te noemen, van mevrouw Leijten wil ik geen voorschot nemen op discussies die we hier ongetwijfeld nog zullen hebben. Dat wil ik voor de volledigheid graag gezegd hebben.

De vraag over het amendement betreffende het durfkapitaal vond ik interessant. Ik luister graag naar het antwoord van de staatssecretaris. Ik wil er echter wel op wijzen dat het durfkapitaal niet voor niets is vormgegeven zoals nu is gebeurd. Mensen kunnen nu investeren en het is ook interessant om te investeren, bijvoorbeeld in startende ondernemingen. Ik kan me dus ook goed voorstellen dat er redenen zijn om dat juist daarvan uit te sluiten. Er is door meerdere fracties hiernaar gevraagd en ik zal aandachtig luisteren naar het antwoord van de staatssecretaris.

Mevrouw Leijten (SP):

Wat ons betreft gaat het over een vermogensinkomensbijtelling en is het kunnen investeren in nieuwe bedrijven ook een kwestie van vermogen. Daarom stellen we een gelijke grens voor. Dat we dat voor de belastingwet niet voorstellen, heeft precies de reden die mevrouw Venrooij aangeeft.

Mevrouw Venrooy (VVD):

Dan wil ik toch graag gezegd hebben dat het goed is om bij dit soort specifieke regelingen zo veel mogelijk aan te sluiten bij wat er al is, omdat het voor heel veel mensen al erg complex is.

De heer Krol (50PLUS):

Mijnheer de voorzitter. Het is volgens 50PLUS van belang om ons te realiseren dat voor sommige mensen de zorg en ondersteuning onbetaalbaar worden. Dat komt mede door de stijgende eigen bijdrage. Vooral mensen in een zorginstelling hebben weinig alternatieven en hebben bijna constant vaste lasten. Daarom vindt 50PLUS dat er een evaluatie moet komen. Kunnen mensen nog wel rondkomen na een verhoging van de eigen bijdrage?

Er zijn nog veel vaste lasten die niet iedereen van het zak- en kleedgeld kan betalen. Dan teert men op spaargeld terwijl men in een zorginstelling woont en dat lukt niet in alle gevallen. 50PLUS is ervoor om te kijken naar het koopkrachteffect van het optrekken van het premie-inkomen, dat nu is blijven hangen op zo'n € 33.000. 50PLUS is het wel eens met onder meer de ANBO dat de solidariteit door deze maatregel in het geding kan komen. Mensen wonen in dezelfde kleine kamertjes en krijgen hulp naar behoefte. Het verschil in eigen bijdragen wordt daardoor nog groter.

Blijft de zak- en kleedgeldgrens na de invoering van de vermogenstoets op het huidige niveau? Als de zogenaamde piepgrens niet omhooggaat, zal het aantal senioren met een belast vermogen eerder dan nu door deze piepgrens zakken. Voor die groep levert de maatregel dus minder geld op voor de overheid. Wellicht is het wijs om deze effecten te onderzoeken. 50PLUS denkt dat lang niet iedereen last zal krijgen, maar toch is het wijs om de meest zwakken te sparen. Wat 50PLUS betreft gaan we fiscaliseren. Dan is de premieheffing niet nodig en kan er worden gefinancierd vanuit de algemene middelen. Daarmee draagt iedereen met een belast inkomen naar draagkracht bij aan de kosten van de AWBZ.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Keijzer van de fractie van het CDA voor haar maidenspeech.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Hier sta ik dan voor mijn eerste inbreng in de Tweede Kamer namens de CDA-fractie. Het is mij een genoegen en een eer. Op voorhand realiseer ik mij al dat ik niet over de heer Otwin van Dijk heen kan. Hij heeft het gered om zonder grondwetswijziging de Kamer van 150 naar 149 zetels te brengen. Hulde!

Dit is een wetsvoorstel dat raakt aan een onderwerp dat de gemoederen van velen bezighoudt: hoe houden we de zorg betaalbaar en in welke mate kunnen mensen zelf bijdragen aan de kosten van de zorg? Tijdens de campagne hebben we daar vele malen over gedebatteerd. Inmiddels zijn er ook twee rapporten verschenen die raken aan dat onderwerp, een rapport van de SER en een rapport van de gezamenlijke zorgorganisaties.

Voor ligt de wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Bij de berekening van de eigen bijdrage in het kader van de genoemde wetten zal een vermogensinkomensbijtelling worden opgenomen. Het wetsvoorstel dat aan de orde is, is een uitwerking van het regeerakkoord en van het Lenteakkoord. Dit laatste akkoord heeft als belangrijk doel om het begrotingstekort onder de 3% te brengen. De leden van de CDA-fractie staan voor degelijke overheidsfinanciën, niet vanwege de Grieken of vanwege Europa. We zijn voor degelijke overheidsfinanciën om ervoor te zorgen dat toekomstige generaties niet opgezadeld worden met de effecten van een gat in de hand van onze regering. Daarom waren wij er blij mee dat wij samen met de fracties van de VVD, de ChristenUnie, GroenLinks en D66 dit Lenteakkoord konden sluiten. Dat is niet het enige. Het wetsvoorstel hangt voor de CDA-fractie ook samen met een toekomstbeeld op de maatschappelijke ondersteuning en de langdurige zorg. De zorguitgaven blijven stijgen, maar die groei moet wel binnen de perken gehouden worden om goede en toegankelijke zorg in dit land te behouden. Wij staan voor de Wet maatschappelijke ondersteuning, een echte CDA-wet, die ook ingediend is door een CDA-staatssecretaris, waarin meedoen centraal staat en waarin gemeenten maatwerk kunnen leveren op basis van het compensatiebeginsel, waarbij je gebruik kunt maken van hulp in het huishouden als je dat nodig hebt. Wat mensen zelf kunnen, moet daarbij steeds worden meegenomen in de afweging.

Voor mensen die zorg en verpleging nodig hebben, hebben wij de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Met de vier andere net genoemde partijen heeft het CDA ervoor gezorgd dat er meer zorg thuis gegeven gaat worden. Dit gebeurt in je eigen omgeving, met je kinderen en je kleinkinderen in de buurt. Veel ouderen kunnen en willen dat. Het CDA vindt wel, als enige partij in dit huis, dat zorg en verpleging een gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten blijven. Wij willen dat de AWBZ een volksverzekering blijft. Het gaat immers om langdurige zorg, die daardoor ook onverzekerbaar is. Mensen die zo kwetsbaar zijn dat zij langdurige zorg nodig hebben, moeten daarop kunnen blijven rekenen.

Als wij willen dat de langdurige zorg en de maatschappelijke ondersteuning op de langere termijn financieel toegankelijk blijven, ook voor mijn kinderen en wellicht in de toekomst ook mijn kleinkinderen, zullen wij de nodige maatregelen moeten nemen. Dit betekent wel dat er naar onze mening meer verantwoordelijkheid teruggelegd kan en moet worden bij de burgers. Voor het CDA is het niet meer dan normaal dat de ouderen van morgen er rekening mee houden dat zij naarmate zij ouder worden zorgafhankelijk kunnen worden, en dat men er voor de toekomst rekening mee moet houden dat men daaraan ook zelf meer moet gaan bijdragen. Daar is de voorliggende vermogensinkomensbijtelling een voorbeeld van.

Ik begrijp heel goed dat mensen die gebruikmaken van de AWBZ en van de Wmo niet direct zitten te wachten op dit soort maatregelen, want wie wil er nu meer gaan betalen? Het CDA heeft hierover ook berichten ontvangen. Het is dus goed, denk ik, om nog eens uiteen te zetten waarover het wetsvoorstel eigenlijk gaat. Bij het vaststellen van de eigen bijdrage in de AWBZ en de Wmo wordt gekeken of mensen eigen vermogen hebben in box 3. Heb je dat niet, dan verandert dit wetsvoorstel ook niets voor je. Voor alle duidelijkheid – het is al gezegd – de eigen woning valt niet onder box 3. Bij het vaststellen van de eigen bijdrage wordt gekeken naar je inkomen. Voor het berekenen van dat inkomen wordt rekening gehouden met 4% fictief rendement. Dat is zoals het nu al is. Deze 4% wordt dan opgeteld bij het zogenaamde verzamelinkomen. Door het regeerakkoord en Lenteakkoord wordt er met dit wetsvoorstel een rekenregel toegevoegd, namelijk deze: 8% van het vermogen in box 3 wordt erbij opgeteld. Daarbij is er sprake van een vrijstelling van € 21.000.

De CDA-fractie is huiverig om in te stemmen met het amendement van de SP, want je weet niet op voorhand wat de inkomenseffecten daarvan zijn. Daarbij vinden wij op voorhand – dit onderwerp zal zeker nog besproken worden – ook het volgende over het aanbrengen van wijzigingen in fiscale wetgeving. Ik zie dat mevrouw Leijten naar de interruptiemicrofoon wil lopen, maar bij een maidenspeech mag ze lekker niet interrumperen. Ik heb mevrouw Leijten al een paar keer ontmoet; ik denk dus te weten wat ze bedoelt. Het is inderdaad geen wijziging in de fiscale wetgeving, maar het heeft daarop uiteindelijk wel effecten. De fiscale wetgeving is wel wetgeving waarin van alles met elkaar samenhangt. Leuk is dit, hè, voorzitter?

De voorzitter:

Het overkomt u maar één keer. Dus geniet u er maar van.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ja!

Het bijdrageplichtig inkomen bepaalt uiteindelijk de eigen bijdrage die mensen betalen. Daar zitten maxima aan. De lage eigen bijdrage voor intramurale zorg wordt niet hoger dan een ruime € 778. Voor de hoge eigen bijdrage voor intramurale zorg is het een ruime € 2.100. De vraag aan de staatssecretaris is dan ook: kan zij bevestigen dat deze maxima in stand blijven, uiteraard zonder indexering?

In de nota naar aanleiding van het verslag bevestigde de staatssecretaris dat uit de uitvoeringstoets blijkt dat het informeren van de betreffende cliënten een aandachtspunt is. Kan de staatssecretaris aangeven hoe het daar nu mee staat?

In de voorbereiding voor 12 september is gesproken over de vraag of er bij dit wetsvoorstel sprake is van het ontmoedigen van spaarzaamheid. Uit de stukken blijkt dat na tien jaar gemiddeld nog 90% van het vermogen in stand is. Je zou dus kunnen concluderen dat spaarzaamheid verstandig blijft, ook als dit voorstel wet wordt.

Desalniettemin wil de CDA-fractie een toezegging dat na anderhalf jaar na invoering geëvalueerd wordt wat de effecten van deze wijziging zijn op het besteedbaar inkomen van verzekerden en mensen die gebruikmaken van de Wmo. De CDA-fractie stelt deze vraag omdat zij zich afvraagt of de huidige eigenbijdragesystematiek voor de langere termijn houdbaar is zowel op landelijk als op lokaal niveau. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel is een berekening gemaakt van de inkomenseffecten die de verschillende groepen cliënten ondervinden. Daarbij is nog uitgegaan van de 4% uit het regeerakkoord. De CDA-fractie wil graag weten wat de inkomensgevolgen zijn nu dat 8% wordt. Kan de staatssecretaris de Kamer de verwachte inkomensgevolgen doen toekomen?

Ik rond af. Wetstechnisch is hier sprake van een kleine wijziging in kwantitatieve zin. Er worden twee woordjes toegevoegd aan de AWBZ en de Wmo, namelijk vermogen. Maar daarachter zit de uitwerking van een vermogenstoets in de vorm van vermogensinkomensbijtelling. Dit is geregeld in de AMvB's Bijdragebesluit zorg en Besluit maatschappelijke ondersteuning. Ik heb mij tijdens de voorbereiding afgevraagd in welke mate de Kamer betrokken is bij toekomstige wijzigingen van de voorgestelde bijdragesystematiek. Je kunt niet alles in wetten regelen, maar als de regering in de toekomst – ik zeg dit met nadruk, ook tegen de fractie van GroenLinks – op een andere manier met vermogen om wil gaan, dan moet de Kamer zich daarover kunnen uitspreken. Het kan dan gaan om een andere vermogenstoets of om een ander percentage. Het CDA wil betrokken blijven bij de fundamentele vragen hoe wij de zorg in de toekomst betaalbaar houden en wat de effecten van besluitvorming zijn op het besteedbaar inkomen van de burgers. Om dit te bereiken, heb ik een amendement ingediend waarin dit voor de toekomst geregeld wordt. De vormgeving van dit amendement is niet uniek. De Kamer heeft dit een aantal keren eerder op dezelfde manier gedaan. Ik hoop dan ook op steun uit de Kamer.

De kop is er voor mij af. Het is ontzettend leuk om hier te mogen staan en het woord te mogen voeren. Ik zie uit naar toekomstige debatten en ik vertrouw op een goede samenwerking met de Kamer en met de ondersteuning van de Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer, ik mag u als eerste feliciteren. Als u zich voor het spreekgestoelte posteert, kunt u de bloemen en de zoenen in ontvangst nemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Agema van de PVV-fractie. Zij heeft een spreektijd van één minuut, plus tijd voor felicitaties.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Ik feliciteer mevrouw Keijzer met haar maidenspeech. Het was een helder en duidelijk verhaal, zoals wij dat al van haar gewend waren tijdens de campagne. Vanaf vandaag begint het echte werk. Ik gun haar daarbij alle succes. Dat zij veel van haar plannen waar mag maken. Daarnaast verwelkom ik de andere nieuwe Kamerleden in de commissie die gaat over langdurige zorg. Het is leuk dat ik nu ook wat mannen zie: de heer Krol en de heer Otwin van Dijk. Het deel van de commissie VWS dat over de langdurige zorg gaat, was altijd een vrouwencommissie.

De voorzitter:

De heer Dijkgraaf wil ook even genoemd worden.

Mevrouw Agema (PVV):

Ja, de heer Dijkgraaf was altijd de enige man als we een debat voerden. Het is natuurlijk hartstikke leuk dat wij nu wat meer variatie hebben. Ik zie uit naar leuke debatten.

Over het voorliggende voorstel heb ik geen vragen. Het betreft een verhoging van een plan dat er al ligt voor een vermogensinkomensbijtelling. Kamerbreed is die gesteund. Niemand heeft die teruggedraaid. Mij verwondert wel dat alleen de VVD en de PVV niet verdergaan dan de 8% plus 4% en alle overige fracties wel, terwijl ze dat hier niet noemen. Dat vind ik erg jammer. Wij moeten duidelijk zijn tegen onze kiezers over wat wij allemaal wel en niet doen. De huidige maatregel is fors. Bij die 4% gaat het toch al gauw om zo'n € 130 per maand. Bij deze 8% plus 4% kunnen wij uitgaan van een aderlating van zo'n € 260 per maand. Dat SP, GroenLinks, ChristenUnie en D66 die opbrengst nog willen verdubbelen, het CDA die wil verdrievoudigen en de PvdA die zelfs wil verviervoudigen, is heel erg fors. Ik verwacht dan ook dat zij daarover in komende debatten verder zullen uitweiden.

De voorzitter:

Mevrouw Agema was de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Om 15.05 uur gaan wij luisteren naar de antwoorden van de staatssecretaris. De tussenliggende tijd gaan wij nuttig gebruiken met iets anders, namelijk het VAO septemberpakket pensioenen, maar eerst schors ik enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven