8 Maatregelen gezinsmigratie

Aan de orde is het debat over opschorting van maatregelen ter beperking van gezinsmigratie die per 1 oktober ingang vinden.

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel welkom in vak-K. Ik geef het woord aan de eerste spreker, de heer Van Ojik van GroenLinks, die zijn maidenspeech zal houden. Dat betekent dat hij zijn speech zonder onderbreking mag houden en dat wij daarna de vergadering kort zullen schorsen, zodat wij hem kunnen feliciteren. Ik herinner eraan dat de spreektijden vier minuten per fractie zijn. Ik ga daar echt op letten.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Ik had vanochtend niet gedacht dat ik vandaag nog mijn maidenspeech zou houden, maar de omstandigheden vragen erom, zal ik maar zeggen. Nederland heeft nu al, samen met Denemarken, het strengste migratiebeleid van de hele Europese Unie. Het demissionaire kabinet wil daar nog een schepje bovenop doen.

De minister was eerst van plan om de maatregelen per 1 juli te laten ingaan, maar gezien de demissionaire status van het kabinet heeft hij in een algemeen overleg op 21 juni, uit courtesy de ingangsdatum gezet op 1 oktober. De verkiezingsuitslag kon immers zomaar leiden tot een nieuwe politieke realiteit. De minister zei dan ook, ik citeer: "Wel lijkt het mij fair om dit genomen besluit dan ook uit te werken, maar de Kamer beslist."

Die beslissing is vandaag op de valreep genomen. Een Kamermeerderheid vraagt om opschorting van de maatregelen. De minister heeft zich daar naar mijn smaak aan te houden, want, ik citeer hem opnieuw uit dat AO: "Zo is het nu eenmaal in een democratie."

De minister kan nog wel een lesje staatsrecht gebruiken. Ondanks de veranderende politieke situatie zet hij gewoon door, zo lijkt het. Vanaf maandag kunnen ongehuwde en meerderjarige kinderen zich bijvoorbeeld niet meer vestigen bij hun gezin. De minister verschuilt zich daarbij achter pragmatische redenen. Ik zal in tweede termijn in een motie aan de minister vragen om de aangekondigde maatregelen op te schorten. Ik heb voor nu twee vragen aan hem. De eerste is eigenlijk ook een oproep: mijnheer de minister, gebruik uw creativiteit en informeer ons over de stappen die u kunt gaan zetten en die u gaat zetten, zodat de maatregelen kunnen worden opgeschort. Mijn tweede vraag is heel concreet. Is de minister bereid om de datum van inwerkingtreding te verplaatsen, in elk geval tot na de formatieonderhandelingen?

De voorzitter:

Ik feliciteer u met het houden van uw maidenspeech. Ik schors de vergadering kort en ik wil u graag als eerste feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Vanaf deze plaats wil ik natuurlijk de heer Van Ojik nogmaals feliciteren met zijn maidenspeech. Het verdient een compliment dat deze speech helder en duidelijk was. Het feit dat het hem zo kort na de beëdiging gelukt is om meteen een debat voor elkaar te krijgen, doet mij vrezen dat dat hem vaker zal lukken. Dat kan echter ook als een compliment gezien worden.

Ik ga over naar mijn inbreng. Helaas dreigt het met de immigratieproblematiek helemaal de verkeerde kant op te gaan. In een week tijd wil de linkse meerderheid in de Kamer met het oog op een nieuwe pardonregeling een uitzetstop en wil die linkse meerderheid ook nog eens belangrijke aanscherpingen van de partner- en gezinsmigratie terugdraaien. Links kaapt hiermee het immigratiebeleid en wil de sluizen wagenwijd open zetten. De VVD staat erbij en kijkt ernaar. Die partij laat kennelijk zelfs toe dat de ministerspost voor immigratie verdwijnt. Daarmee wordt gebogen voor de PvdA, die er als vanouds natuurlijk helemaal geen zin in heeft om immigratieproblemen op te lossen.

De maatregelen die de linkse partijen nu tegen willen houden, zijn heel belangrijk om de partner- en gezinsmigratie te beperken. Dit migratietype is nog altijd heel fors. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek gaat het hier om zo'n 35.000 eerstegeneratiemigranten per jaar. De integratieproblemen die hiermee gepaard gaan, liegen er natuurlijk niet om. Dat weet iedereen. Die problemen variëren van criminaliteit tot uitkeringsafhankelijkheid en van islamisering tot schooluitval. De noodzaak om dit aan te pakken, staat voor alle weldenkende mensen als een paal boven water. Helaas kan dit door de EU vaak niet, maar de aanscherpingen die nog wel kunnen, dreigen nu dus de nek te worden omgedraaid. Met name het punt om ongehuwde partners te weren, is erg belangrijk. We mogen niet langer doorgaan met het geven van verblijfsvergunningen op grond van gelegenheidsrelaties, wat nu nog steeds duizenden keren per jaar wel gebeurt. De aanscherpingen moeten gewoon doorgaan. Ze hebben ook al lang in de Staatscourant gestaan en kunnen dus gewoon geëffectueerd worden. Partijen die dit tegen willen houden, zijn gewoon te laat.

Gelukkig heeft de minister dit ook aangetoond in zijn brief. Het enige verzoek van de PVV-fractie aan het kabinet is dan ook: draai de zaak niet terug.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Het begon allemaal met de minister die wilde dat er iets werd gedaan aan schijnconstructies, gedwongen huwelijken en manieren voor mensen om al dan niet echt geliefden naar Nederland te halen en ze hier een kansloze toekomst te bezorgen. Daar was het allemaal om te doen. Dat wilden we voorkomen, zei de minister.

Ik noemde dit al eerder in een debat een schijnoplossing voor een schijnprobleem. Nooit ofte nimmer is aangetoond hoe groot het probleem dat de minister beweert te kennen, daadwerkelijk is. Zeer zeker is niet aangetoond tot in hoeverre de maatregel die de minister voorstaat – de maatregel die hij ook vandaag hier weer wil verdedigen – zal bijdragen aan een oplossing van een probleem waarvan we dus niet precies weten wat het inhoudt en hoe groot het is.

Schijnhuwelijken oplossen, schijnproblemen oplossen, en daarmee daadwerkelijke problemen voor mensen creëren! We maken het met de maatregel die de minister voorstaat, immers alleen maar moeilijk voor mensen die van elkaar houden en die deel uit willen maken van het hetzelfde gezin, om bij elkaar te komen. Ik vind dat schandelijk! Waarom wil de Kamer dit per se van tafel? Omdat het een nare maatregel is. Gelukkig is er inmiddels een verstandige meerderheid in de Kamer die dit besluit. De minister blijft echter halsstarrig vasthouden aan zijn eerdere besluit en zet de Kamer daarmee voor het blok.

Ik wil daartegenover zetten dat de kosten die volgens de minister zouden zijn gemoeid met het niet uitvoeren van deze maatregel, geheel voor rekening komen van de minister en van de rechtse partijen die tot voor kort nog een meerderheid konden vormen om hem te steunen. Waarom? Omdat de Kamer in eerdere debatten keer op keer heeft gewezen op de onmogelijkheid en de feilbaarheid van het beleid dat de minister voorstaat. Een zeer groot deel van de Kamer heeft de minister keer op keer verzocht om af te zien van het uitvoeren van deze plannen. De Kamer heeft de minister zelfs gewaarschuwd en gevraagd om het niet te doen omdat er verkiezingen aankwamen. De minister heeft het zelf doorgezet en is daarmee in mijn ogen dan ook zelf volledig verantwoordelijk voor enige extra kosten die gemoeid zouden kunnen zijn met het van tafel halen van de maatregel.

De minister verwijst bij het maken van kosten door opschorting van de maatregel ook naar INDIGO. Hij zegt dat INDIGO dan niet meer kan draaien. In het laatste overleg dat wij hierover voerden, verwees de minister toen het ging om INDIGO nog naar het Solexje van zijn eigen vrouw, dat almaar niet draaide en niet aan de praat wilde. Nu verwijzen naar INDIGO als een grote kostenpost als de Kamer hier voet bij stuk houdt, is dus niet minder dan een schande. De minister weet heel goed dat INDIGO de afgelopen jaren al voor veel kostenoverschrijdingen en een verspilling van miljoenen heeft gezorgd. Hij kan het niet maken om de Kamer, die wil opkomen voor de rechten van mensen, nu te verwijten dat zij zorgt voor extra kosten waar het INDIGO betreft. Kom op, minister, zo zijn we niet getrouwd.

De voorzitter:

Hoe dan wel, vraag ik mij dan af!

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. In dit kader hoop ik maar dat het geen schijnhuwelijk was, anders hebben we daar weer problemen mee! Gelukkig is dat niet het geval.

Voorzitter. Ik feliciteer mijn collega Van Ojik van harte met zijn eerste bijdrage in deze Kamer. Ik was het van harte eens met die bijdrage, die kort maar heel duidelijk was. Ik zie uit naar de samenwerking met deze nieuwe collega.

Het was en is duidelijk: de ChristenUnie is nooit een voorstander geweest van het aanscherpen van de voorwaarden voor gezinsmigratie. Gezinsmigratie en gezinshereniging zijn een recht: ieder heeft het recht om samen met zijn gezin zijn leven door te brengen. Ik verwijs ook nog maar eens naar het EVRM, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin dat recht goed is verwoord.

Met het aantreden van de nieuwe Kamer zijn nieuwe meerderheden ontstaan. De minister heeft dat onlangs, in een brief die we gisteren van hem mochten ontvangen, nog een keer bevestigd inzake de kinderasielmotie van mijn collega Slob. In dat kader wijs ik de minister nogmaals op de Kamermeerderheid. Natuurlijk begrijp ik dat regels en procedures moeten worden gehandhaafd; daar kom ik straks over te spreken. De minister heeft echter in het laatste debat in juni zelf gezegd dat de politiek altijd het laatste woord heeft en dat de situatie kon worden gewijzigd. Het verbaast me dus dat de minister het toch nog, op het laatste moment, zodanig heeft weten dicht te timmeren dat de nieuw aangetreden Kamer niet meer aan zet is. Ik vraag de minister of hij heeft kennisgenomen van de uitspraak van hoogleraar Groenendijk van de Radboud Universiteit Nijmegen dat een klein Koninklijk Besluit – ik heb nagezocht dat het hier een klein Koninklijk Besluit betreft – geen advies van de Raad van State behoeft. In de brief die wij net hebben mogen ontvangen schrijft de minister dat dit wel zo is, maar de genoemde hoogleraar betwijfelt en bediscussieert dat. Ik krijg hierop graag een reactie. Ook EU-commissaris Malmström heeft de minister er meermaals op gewezen dat opleidingseisen, inkomenseisen en leeftijdseisen niet mochten worden aangescherpt. Desondanks is de minister hiertegen ingegaan.

Ook wij behoren de wet zoals die is geformuleerd, te handhaven. Wat staat de minister dan nog voor ogen bij het veranderen van het besluit, dat al in het Staatsblad is verschenen? Volgens mij heeft hij maar twee opties. Ten eerste kan hij het Vreemdelingenbesluit wijzigen en een nieuwe AMvB instellen. Ten tweede kan hij een wetswijziging doorvoeren, eventueel via een noodwet. Dit is eerder gebeurd toen het ging over Schiphol-Oost en heeft toen drie weken geduurd. Wat is de snelste mogelijkheid om het alsnog te organiseren?

Ten slotte is er nog een andere mogelijkheid. Als de Kamer een motie aanneemt ter versoepeling van dit besluit en die valt in het voordeel van de burgers uit, dan kan de minister altijd anticiperen op die motie en de uitvoering van een nieuwe versoepeling. Als het juridisch niet sneller kan, wil de minister dan naar deze mogelijkheid kijken?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ook ik feliciteer collega Van Ojik – ik moet even kijken waar hij zit – met zijn maidenspeech.

De burgerrechten van gezinsmigranten schenden met discriminerende eisen. Dergelijke harteloos beleid wil de minister vastleggen in de regelgeving. Hij wil rechtsongelijkheid een wettelijke basis geven, op grond van de wens van een parlement dat inmiddels ontbonden is. Deze demissionaire minister wenst geen gevolg te geven aan het oordeel van deze nieuwe Kamer, die zich in meerderheid uitspreekt tegen een dergelijk discriminerend beleid. Iedereen is voor de wet gelijk, maar sommigen blijkbaar meer dan anderen. De Partij voor de Dieren wenst op geen enkele wijze steun te geven aan een dergelijke discriminerende maatregel en verzoekt de minister om zich niet te verschuilen achter procedures en financiële onmogelijkheden. Ook de Partij voor de Dieren wil geen schijnhuwelijken, maar deze maatregel gaat dat helemaal niet tegen.

Als de minister zich beroept op situaties die voor de verkiezingen bestonden, dan moeten wij vaststellen dat het draagvlak voor het door hem gevoerde beleid drastisch aan steun en instemming heeft verloren. Daar zou de minister niet doof of blind voor moeten zijn. De Partij voor de Dieren wil dat er een einde komt aan het onrecht dat gezinnen wordt aangedaan, evenzeer als zij een einde wil aan de bio-industrie.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Ook ik wil graag beginnen met felicitaties aan de heer Van Ojik van de GroenLinks-fractie. Ik wens hem geluk met zijn voortvarende start hier in de Kamer. Ik hoop niet dat iedere maidenspeech tot een spoeddebat gaat leiden. Hij heeft in ieder geval een mooie trend gezet.

Het onderwerp waarvoor wij hier bij elkaar zitten, de aanscherping van de eisen voor de gezinsmigratie, gaat de VVD zeer ter harte. Wij zijn een warm voorstander van deze aanscherping en zijn er echt van overtuigd dat die noodzakelijk is. Het verwijt van de PVV aan ons dat wij erbij staan en ernaar kijken, is dan ook heel raar. Indien dit in het zicht van de haven nog sneuvelt, is dat vooral aan één partij te wijten: de PVV, die is weggelopen. Anders had dit gewoon kunnen doorgaan.

De voorzitter:

Dit is natuurlijk een vorm van uitlokking. De heer Fritsma staat dan ook bij de interruptiemicrofoon.

De heer Fritsma (PVV):

De PVV-fractie valt natuurlijk niets te verwijten. Wij hebben altijd gevochten voor een streng immigratiebeleid. Het rare aan deze situatie is dat de partij van mevrouw Van Nieuwenhuizen, de VVD, de verkiezingen heeft gewonnen, maar nu met 3–0 achterstaat. Ten eerste is er een motie ingediend om vooruitlopend op een nieuwe pardonregeling een uitzetstop te regelen. Ten tweede dreigen er nu heel belangrijke maatregelen op het gebied van gezinsmigratie teruggedraaid te worden. Ten derde verdwijnt de minister voor Immigratie. Het lijkt wel alsof links de verkiezingen heeft gewonnen in plaats van de VVD! Dat is wat ik de VVD verwijt. Die partij is volledig de regie kwijt, die ligt bij de PvdA. Dat is wat ik net wilde aanstippen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Nu word ik weer uitgelokt. Ik wil daar graag op ingaan. Het is natuurlijk volkomen flauwekul wat de heer Fritsma nu naar voren brengt. De VVD heeft steeds haar verantwoordelijkheid genomen. U hebt verkiezingen veroorzaakt. U hebt ervoor gezorgd dat uw eigen partij terrein heeft verloren ...

De voorzitter:

Mevrouw Van Nieuwenhuizen, ik ga even ingrijpen. Dit debat voeren wij niet over de vraag wat de val van het inmiddels demissionaire kabinet heeft veroorzaakt. Er zijn ook al verkiezingen geweest. Dit debat gaat over gezinsmigratiemaatregelen. De heer Fritsma heeft zijn opmerking kunnen maken en u hebt een opmerking kunnen maken. Ik stel voor dat u verder gaat met uw betoog, naar aanleiding van de brief, want daarover gaat het debat vandaag.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dat is mij duidelijk, maar ik vond wel dat ik mocht reageren nu ik zo ten onrechte werd aangevallen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Nieuwenhuizen, dit is echt de laatste keer dat u dit doet. U hebt een opmerking gemaakt, dat was uitlokking. De heer Fritsma heeft daarop kunnen reageren; nu gaan wij gewoon terug naar het onderwerp van het debat.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Prima. Ik heb zojuist aangegeven dat het voor de VVD een belangrijk onderwerp is. De minister heeft aangetoond dat het er niet om gaat, een en ander per 1 oktober al ongedaan te maken, want dat is aanstaande maandag al, zeg ik tegen degenen die dat niet zouden beseffen. Wij vinden dat de juridische argumenten overtuigend zijn. De praktische argumenten die daarop volgen kun je ook nog meenemen, maar het belangrijkste vind ik dat de minister aangeeft dat het gewoon niet kan. Niemand is gehouden tot het onmogelijke, maar wij horen graag in de beantwoording van de minister hoe hij dit precies naar voren kan brengen. Daarbij kan ik het laten.

De heer Schouw (D66):

Ik weet eigenlijk wel zeker dat de heer Van Ojik straks met een motie komt om de zaak een beetje aan te houden. Ik ben benieuwd of de VVD-fractie vindt dat, als die motie een meerderheid krijgt, de minister gehouden is aan het uitvoeren van die motie, gezien de demissionaire status van het kabinet.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Als de Kamer in meerderheid een besluit neemt in de vorm van een motie, dan moet die motie natuurlijk serieus worden genomen. Het kabinet heeft echter een eigen verantwoordelijkheid. Het moet wel tot de mogelijkheden behoren. Als de Kamer in welke verstandige meerderheid dan ook een motie aanneemt en daarin de minister oproept tot iets wat niet kan, houdt het verhaal natuurlijk op. Ik wil van de minister graag uitgelegd krijgen of dit inderdaad het geval is.

De heer Schouw (D66):

Een korte vervolgvraag, mevrouw de voorzitter. Het bijzondere is natuurlijk dat wij nu te maken hebben met een demissionair kabinet. Eigenlijk is de ongeschreven regel dat, als hier een motie wordt aangenomen, een demissionair kabinet haar altijd uitvoert. Ik zou aan mevrouw Van Nieuwenhuizen willen vragen of zij dat staatsrechtelijk de meest juiste manier vindt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Maar natuurlijk, mevrouw de voorzitter, de heer Schouw vraagt naar de bekende weg. Wij respecteren zeer de democratie. Wanneer zich hier op democratische wijze een meerderheid vormt die een uitspraak doet in een motie, moet die natuurlijk worden gerespecteerd. De VVD zal dan de laatste partij zijn om dat niet te eerbiedigen.

De heer Schouw (D66):

Mevrouw de voorzitter. Natuurlijk geef ook ik, namens de fractie van D66, de heer Van Ojik graag alle complimenten voor die fantastische maidenspeech, maar eigenlijk vooral voor het agenderen van dit probleem vandaag. Het is ontzettend belangrijk. Toen wij vanmorgen lazen dat er een streep wordt gezet door de baan van de minister voor Immigratie en Asiel kon ik niet voorvoelen dat wij vanavond nog met hem zouden praten over deze indringende kwestie. Al maanden strijdt mijn fractie met deze minister over het aanscherpen van de gezinsmigratie. Op 21 juni van dit jaar hebben wij daarover nog intensief en plezierig met elkaar van gedachten gewisseld.

Wij hebben de minister ook voorgehouden dat er op 12 september een nieuwe Kamer zou zijn en dat die nieuwe Kamer een streep zou kunnen halen door de door de minister gewenste maatregelen. De minister zei toen letterlijk: "Op 12 september kan de nieuwe Kamer hier een streep doorheen halen, zegt de heer Schouw. Het is dan inderdaad aan de Kamer. Ik heb uit "courtesy" de invoering op 1 oktober gezet. Wel lijkt het mij fair om dit genomen besluit dan ook uit te werken, maar de Kamer beslist. De politiek kan altijd alles veranderen; dat weet de Kamer net zo goed als ik. Zo is het nu eenmaal in een democratie." De minister zegt dus dat de Kamer beslist. Ik vraag de minister of dit nu een wassen neus was. Wordt de Kamer nu niet in haar hemd gezet met de brief van de minister, namens het kabinet, die eigenlijk maar één conclusie omvat, namelijk dat het besluit gewoon vaststaat? De Kamer beslist helemaal niet, dus zij staat in haar hemd. Dat past echt niet, zoals ik al bij interruptie heb gezegd, bij de staatsrechtelijke positie van de Kamer ten tijde van een demissionair kabinet. Is de minister dat met de fractie van D66 eens, ja of nee?

Als terugdraaien praktische en financiële consequenties heeft, is dat natuurlijk de volledige verantwoordelijkheid van de minister c.q. het kabinet. Dan had de minister maar niet moeten doordraven terwijl die verkiezingen in aantocht waren. Ik ben ook niet onder de indruk van de juridische argumentatie. Ik kan mij heel goed voorstellen dat er een juridische argumentatie op papier wordt gezet waaruit afgeleid zou moeten worden dat er niets mogelijk is. Ik vind dat echter absoluut niet overtuigend. Waar een wil is, is een weg.

Mijn fractie zal dus van harte de al aangekondigde motie steunen. Ik vraag de minister om in zijn eerste termijn toe te zeggen dat als die motie wordt aangenomen, hij deze ook onverwijld uitvoert.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Schouw zei: "Waar een wil is, is een weg." Kan hij aanduiden wat die weg is?

De heer Schouw (D66):

Die weg kan heel goed zijn – daar kan de minister heel goed bij geholpen worden door zijn wetgevingsjuristen – het opschorten of aanhouden van de invoering van deze maatregel. Als je wilt, is er altijd een weg. De heer Van der Staaij zal het ongetwijfeld met mij eens zijn dat de wetgevingsjuristen buitengewoon slim zijn. Die weten altijd wel een muizengaatje te vinden om zo'n probleem op te lossen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp uit het antwoord van de heer Schouw dat hij het niet weet, maar dat hij ervan uitgaat dat wetgevingsjuristen wel een muizengaatje kunnen vinden.

De heer Schouw (D66):

Ja, dat klopt. Het is ook niet aan de Kamer om de juridische weg te schetsen waarlangs dat kan. De Kamer spreekt haar politieke opvatting uit, namelijk dat dit moet worden opgelost. De regering zit daar en zij is uitvoerder van het beleid. Zo zijn de verhoudingen, zo zeg ik tegen de heer Staaij. Dat is hij ongetwijfeld met mij eens.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Eerder dit jaar heeft de SGP-fractie van harte steun gegeven aan de maatregelen om de gezinsmigratie te beperken. Dat past binnen de Europese richtlijn en is in lijn met wat er in allerlei andere landen gebeurt. Wij vinden het ook in het kader van het voorkomen van misbruik een goede zaak om de gezinshereniging te beperken tot het kerngezin. Is er nu iets nieuws? Nee, op zichzelf niet. Beleidsmatig gesproken, is er wat ons betreft geen enkele reden om nu tot aanpassing van dat beleid over te gaan. Het is helemaal in kannen en kruiken en zal op 1 oktober ingaan. Wat de SGP-fractie betreft gaat het gewoon door zoals het op ordentelijke wijze half juli al is gepubliceerd en 1 oktober in werking zou gaan treden. Ten slotte zeg ik dat in de brief helder stond dat het praktische problemen zou opleveren en financiële consequenties zou hebben. In juridisch opzicht is het nu ook gewoon de koninklijke weg om te volgen wat de Kamer eerder heeft uitgesproken. De Kamer heeft dit bovendien niet controversieel verklaard. Toen de Kamer in de nieuwe samenstelling is aangetreden, is er wel op dezelfde dag nog iets gezegd over een kinderpardon, maar niet over dit onderwerp. We kunnen daarom niet op de valreep, op grond van een of twee mailtjes, ineens zeggen: we gaan er toch een streep door trekken. Dat zou ik een jojobeleid vinden dat de Kamer niet zou passen.

De heer Schouw (D66):

Het valt op dat de heer Van der Staaij vooral op de inhoud van de maatregelen ingaat. Met die inhoud is hij het eens; dat wisten we al. Toch wil ik hem voorhouden dat ook de positie van de Kamer hierbij in het geding is. De minister heeft op 21 juni gezegd dat het aan de nieuwe Kamer is om hierover te beslissen. Het is dus eigenlijk toch een beetje een staatsrechtelijke kwestie. Wil de heer Van der Staaij daarop eens reflecteren? Had de minister geen gelijk toen hij zei: het is aan de nieuwe Kamer om hierover een definitief besluit te nemen?

De heer Van der Staaij (SGP):

De uitspraak van de minister was een algemene politieke uitspraak. Een nieuwe Kamer kan altijd zeggen hoe het verdergaat, maar wij hebben toch onze eigen basiskennis over hoe een en ander is geregeld? Over de wetgeving gaan de regering en de Kamer samen. Het ging hierbij ook over een Algemene Maatregel van Bestuur. Dat is strikt genomen een zaak van de regering. Bovendien heeft de Kamer hierin ook geen voorhang bedongen. De Kamer kan hierover inhoudelijk haar oordeel geven. Dat is ook gebeurd. Als de Kamer er anders over denkt, moet zij echter wel op tijd haar vinger opsteken. Dan moeten we zeggen: we willen het eigenlijk alsnog controversieel verklaren voordat het allemaal wordt gepubliceerd. Dan moeten we zeggen: we willen daarover nog vooraf een debat voeren. Dit gebeurt nu echter echt op de valreep. Nu kunnen we moties indienen wat we willen, maar één ding staat voorop: ieder moet zich aan de wet houden. Dat geldt ook voor de regering. Als je iets anders wilt, kun je het alleen maar op een ordentelijke manier regelen.

De voorzitter:

Ik vraag beide woordvoerders om via de voorzitter te spreken.

De heer Schouw (D66):

Zeker, voorzitter. De heer Van der Staaij draait een beetje om de hete brij heen. De minister heeft namelijk zelf gezegd dat het aan de nieuwe Kamer is. De Kamer hoefde dus helemaal geen voorhang af te dwingen, want de minister heeft gewoon een royaal gebaar gemaakt naar de nieuwe Kamer. Hij heeft gezegd: de nieuwe Kamer gaat erover. Zegt de heer Van der Staaij eigenlijk dat de nieuwe Eerste Kamer vorige week donderdag maar had moeten piepen, toen zij werd geïnstalleerd? Wij leven nu een week later. Zegt de heer Van der Staaij daarom: het is nu een week te laat? Begrijp ik hem zo goed?

De voorzitter:

Ik neem aan dat u het over de installatie van de Tweede Kamer hebt, mijnheer Schouw, en niet over de Eerste Kamer.

De heer Schouw (D66):

Dit is een beroepsdeformatie, voorzitter. Het spijt mij zeer.

De voorzitter:

Ik neem het u helemaal niet kwalijk, maar het leek me verstandig om dit even te corrigeren voor de Handelingen.

De heer Schouw (D66):

Ik ben ontzettend blij met die correctie.

De heer Van der Staaij (SGP):

De oude Kamer heeft dit niet controversieel verklaard. Een en ander heeft gewoon allemaal zijn voortgang gekregen. Een nieuwe Kamer kan altijd nieuwe politieke uitspraken doen. Staatsrechtelijk gezien is het dan de vraag vanaf welk moment een en ander ordentelijk in werking kan treden. Dat is de werkelijkheid waarmee ik te maken heb. Ik heb er geen behoefte aan om allerlei uitspraken van een minister in enig algemeen overleg op te blazen. Ik baseer mij gewoon op de normale regels van het staatrecht.

De voorzitter:

Afrondend, mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Ja, voorzitter. De Kamer hoefde dit niet controversieel te verklaren, omdat zij de royale toezegging van de minister had gekregen dat de nieuwe Kamer daarover weer helemaal zou kunnen spreken. Ik adviseer de heer Van der Staaij om er de Handelingen nog eens op na te lezen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dan zal de heer Schouw wel behoorlijk zijn geschrokken toen hij deze zomer de nummers van het Staatsblad voorbij zag komen waarin de regeling keurig netjes stond. Ik zou mij kunnen voorstellen dat hij toen al gelijk aan de bel had getrokken en had gevraagd: wat gebeurt er nu hier? Dat heeft hij niet gedaan. Ik zeg nogmaals dat ik mij voor dit soort dingen niet zozeer zou baseren op allerlei uitspraken, die gemakkelijk misverstaan kunnen worden, als wel op de normale regels over hoe het gaat met wetgeving en uitvoeringsregels.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wil een vraag stellen over de dag van vandaag. De heer Van der Staaij heeft het over jojobeleid en zegt: de Kamer kan niet op basis van een paar mailtjes ineens een andere richting inslaan. Ik leef in de veronderstelling dat wij vandaag in een schriftelijke ronde vanuit de commissie een ordentelijke procedure hebben gevolgd. Ik vraag de heer Van der Staaij om te reageren op die veronderstelling van mij. Door die procedure is vast komen staan dat er op dit moment een meerderheid in de Kamer is die voor opschorting van deze maatregelen is. Dat heeft niets met jojoën op grond van een paar mailtjes te maken. Volgens mij is dit gebruikmaken van de normale procedures die gelden voor de omgang tussen Kamer en regering. Of zie ik dat volgens de heer Van der Staaij verkeerd?

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Van Ojik heeft gelijk dat hij dit op een normale manier aan de orde heeft gesteld. Daardoor wordt dit debat nu ook gewoon gehouden, zoals zijn wens was. Vervolgens is wel de vraag hoe wij hiermee verdergaan. Daarover heb ik mijn mening gegeven.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Laat ik mij namens de CDA-fractie aansluiten bij de felicitaties aan de heer Van Ojik met zijn maidenspeech en maidendebat.

Wij spreken vandaag over een aantal voorstellen, die al zijn aangekondigd, met betrekking tot hogere eisen aan de gezinsmigratie. Hierover is ook herhaaldelijk met de Tweede Kamer gedebatteerd, het meest recentelijk op 21 juni in een algemeen overleg. De CDA-fractie heeft die voorstellen steeds gesteund. Enerzijds heeft zij dit gedaan vanuit de erkenning dat er een internationaal recht is op gezinsleven, dat geëerbiedigd moet worden. Anderzijds kunnen er naar de mening van de CDA-fractie vanuit het algemeen belang ook eisen worden gesteld aan gezinsmigratie, bijvoorbeeld om misbruik en de kans op fraude te beperken en nieuwe integratieproblemen te voorkomen. Wij hebben daarmee ingestemd, nadat wij ons ervan verzekerd hadden, zo zeg ik nogmaals, dat dit ook de Europese toets der kritiek kan doorstaan en dat er ook altijd een individuele toetsing plaatsvindt. Wij zien geen aanleiding om daarop terug te komen.

Daar komt bij dat de minister in zijn brief van vandaag een aantal juridische, praktische en uitvoeringstechnische problemen schetst. Dit laat onverlet dat de Kamer in de nieuwe meerderheid natuurlijk tot een ander politiek standpunt en een ander politiek inzicht kan komen; hieraan zijn zonet al wat debatjes gewijd. Laat zij dit dan wel doen, zou ik zeggen, met een open oog voor alle beleidsmatige, financiële en andere consequenties die dit met zich meebrengt. Ik zou ook de minister willen vragen om daarop in zijn beantwoording nog eens nadrukkelijk in te gaan.

De voorzitter:

De heer Schouw heeft nog een klein vraagje.

De heer Schouw (D66):

Dit luister nauw. Zegt de heer Van Hijum nu dat het op zich volledig terecht is dat deze Kamer, de nieuwe Kamer, er nu over kan praten, maar dat zij natuurlijk wel de argumenten zwaar moet wegen?

De heer Van Hijum (CDA):

De Kamer kan altijd praten over zaken die zij belangrijk vindt, en uitspraken doen. Strikt genomen is er geen rol weggelegd voor de Kamer in deze regelgeving; hiermee sluit ik mij volledig aan bij de opmerking die de heer Van der Staaij daarover heeft gemaakt. Ik denk dat de minister ruiterlijk is geweest door de Kamer inspraak te gunnen, door hierover debatten te voeren en door de inwerkingtreding op te schorten. Dit heeft de Kamer ook de gelegenheid geboden. Ik zeg er wel bij dat niemand verrast kan zijn door het feit dat deze regels per 1 oktober ingaan en dat het consequenties kan hebben als wordt besloten om dat terug te draaien.

De heer Schouw (D66):

Ik blijf een beetje raden naar de zin van de minister die hij op 21 juni heeft uitgesproken: "Maar de nieuwe Kamer beslist". Hoe interpreteert de CDA-fractie die raadselachtige zin?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb het verslag van het algemeen overleg ook teruggelezen. Ik kom tot de conclusie dat de minister duidelijk heeft aangegeven dat hij doorgaat met de invoering van deze maatregel, maar dat hij uiteindelijk heeft gezegd: als de Kamer voor 1 oktober tot andere conclusies komt, kan zij altijd het debat daarover aangaan. Ik denk echter dat de minister ook duidelijk heeft aangegeven – ik hoop ook dat de heer Schouw daarvan doordrongen is – dat er een aantal heel duidelijke juridische, financiële en uitvoeringstechnische complicaties aan de orde zijn.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Ook van mijn kant vanaf deze plek complimenten en een felicitatie aan de heer Van Ojik voor zijn eerste optreden in deze zaal.

Wij spreken over de wijziging van het Vreemdelingenbesluit, waarin een aantal maatregelen zijn opgenomen waarvan iedereen weet dat wij daartegen bezwaar hadden en hebben. Ik licht er drie uit. De eerste is het verplichte trouwen, dat wij wat ouderwets vinden, want moderne jongeren willen eerst kunnen samenwonen. De tweede betreft de beperking tot het kerngezin. Als je een thuiswonend kind hebt van 18 of 19 jaar, kun je dat natuurlijk moeilijk alleen achterlaten. De derde is de wachttijd van een jaar voor gezinshereniging, die maakt dat een vluchteling een jaar gescheiden moet leven van zijn vrouw of man en kinderen. Mensen hebben recht op respect voor hun gezinsleven.

Dat waren en zijn onze inhoudelijke bezwaren tegen de wijziging van het vreemdelingenbesluit waar we nu over spreken. Daarover is ook gediscussieerd door de minister en de Kamer in oude samenstelling. Op 21 juni zei de minister dat de nieuwe Kamer de ruimte zou hebben om dit besluit nog te wijzigen.

De heer Fritsma (PVV):

Ik vind het belangrijk om één correctie aan te brengen op het openingsbetoog van de heer Van Dam. Het gaat hier niet om verblijfsbeëindiging van mensen die al zijn toegelaten. De heer Van Dam gaf zojuist het voorbeeld van iemand die bij een gezin inwoont en 18 jaar wordt. Die zou het gezin uit moeten. Maar daar gaat het natuurlijk helemaal niet om, want als er een verblijfsvergunning was, wordt deze niet zomaar ingetrokken. Het gaat om de toelating van meerderjarige kinderen. In deze regels staat terecht: luister, als je volwassen bent, wordt je geacht om in het land van herkomst op eigen benen te kunnen staan, dus dan wordt je niet langer zomaar in Nederland opgenomen in het kader van gezinshereniging. Dat is een heel belangrijk verschil. De heer Van Dam laat ten onrechte het beeld ontstaan dat reeds toegelaten kinderen hun verblijfsrecht verliezen. Dat is niet zo.

De heer Van Dam (PvdA):

Nee, en dat zei ik dan ook niet. Het gaat om gevallen van een gezin met een thuiswonend kind van bijvoorbeeld 18 jaar, waarbij dat gehele gezin naar Nederland mag behalve het thuiswonende kind van 18 jaar. Dat moet dan maar achterblijven in het land van herkomst. Ik weet dat de heer Fritsma dit soort dingen allemaal heel normaal vindt, maar mijn fractie heeft er veel moeite mee.

Voorzitter. Ik heb vier vragen aan de minister. Ten eerste. Ik zei zojuist dat op 21 juni, toen de Kamer met de minister in debat was, de minister zei dat de nieuwe Kamer nog alle gelegenheid had om het besluit eventueel te wijzigen. Gisteren heeft de Kamer niet zozeer gevraagd om wijziging van het besluit maar om opschorting van de ingangsdatum, de kleinst mogelijke wijziging. De minister laat vandaag echter in zijn brief opeens weten dat dit niet kan. Dat heeft mij wat verbaasd. Kan de minister uitleggen waar ineens dat verschil vandaan komt tussen zijn uitspraak op 21 juni en zijn uitspraken gisteren? Op 21 juni zei hij dat wijziging zou kunnen. Toen wist hij natuurlijk al dat er verkiezingen op 12 september zouden zijn.

Ten tweede. De minister werpt allerlei juridisch procedurele bezwaren op. Kloppen die allemaal? Is er niet een korte spoedprocedure mogelijk? Is het bijvoorbeeld mogelijk om een klein KB in te zetten, zoals de heer Voordewind ook al vroeg? Is het niet gewoon mogelijk om morgen in de ministerraad een besluit te nemen dat directe geldigheid heeft en dus op het moment dat het daadwerkelijk ingaat na doorlopen van de procedure een terugwerkende kracht heeft?

Ten derde. De minister wijst naar de IT-systemen INDiGO en INDiS. Volgens hem vergt het verwerken van eventuele wijziging van de ingangsdatum in deze systemen tot eind december. Ik heb een klein beetje een achtergrond in de IT. Als je daadwerkelijk drie maanden nodig hebt om een dergelijke wijziging door te voeren in de IT-systemen, heb je een heel ander soort probleem. Dat kan niet waar zijn en anders had de minister daar al veel eerder iets aan moeten doen.

Ten vierde. De minister schrijft in zijn brief eerst dat het niet mogelijk is om de ingangsdatum te wijzigen en daarna, in de laatste alinea, dat uitstel 9 miljoen kost. Dat kan niet allebei waar zijn: of het is niet mogelijk, of het kost 9 miljoen. Hoe zit het? Is het mogelijk en kost het 9 miljoen of is het niet mogelijk?

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de eerst termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft gezegd dat hij direct kan overgaan tot beantwoording. Ik geef het woord aan de minister.

Minister Leers:

Mevrouw de voorzitter. Dank u wel. Ook ik feliciteer de heer Van Ojik van harte. Proficiat. De maidenspeech is altijd een mooi moment. U zult er ongetwijfeld later nog aan herinnerd worden, mijnheer Van Ojik en dan vind ik dit onderwerp zeker de moeite waard. Mijn complimenten aan u, niet alleen voor de inhoud maar ook voor het moment.

Het is al gememoreerd dat wij vandaag spreken over de vraag of het mogelijk is om de maatregelen inzake de aanscherping van het gezinsmigratiebeleid op te schorten. De Kamer, de nieuwe Kamer, heeft mij nu hierom gevraagd en dat staat haaks op het besluit van de oude Kamer. De kern van mijn beantwoording is dat ik los van de inhoud ook verantwoordelijk ben voor een zorgvuldig wetgevingsproces en voor uitvoerbare besluiten. Ik heb de Kamer in oude samenstelling uitvoerig in de gelegenheid gesteld om de maatregelen te beoordelen en met mij te bespreken. Er zijn geloof ik vijf brieven over geschreven. Er is inderdaad op 21 juni jongstleden een AO over geweest. Niet onbelangrijk om te vermelden is dat de Kamer de maatregelen nooit controversieel heeft verklaard.

Mijn oorspronkelijke voornemen was om de maatregelen per 1 juli 2012 in werking te laten treden. Ik heb dat uiteindelijk niet gedaan en ik zal uitleggen waarom. Dat had niets te maken met het demissionair worden van het kabinet, maar dat had ermee te maken dat een algemeen overleg dat voor eind april gepland was niet door kon gaan. De inwerkingtreding per 1 juli kwam daardoor wel erg dicht te liggen op het AO dat uiteindelijk 21 juni heeft plaatsgevonden. Uit courtesy en omdat ik vind dat de Kamer in de gelegenheid moet zijn gesteld om ook inhoudelijk het debat aan te gaan, heb ik gezegd dat ik niet meteen op 1 juli wetgeving zou afkondigen. Dat vind ik niet fatsoenlijk en ook niet hoffelijk ten opzichte van de Kamer. Om die reden heb ik de invoering van de AMvB op 1 oktober gezet, dus aanstaande maandag. Ik wilde de Kamer destijds niet voor een voldongen feit stellen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik heb het verslag er nog even op teruggelezen. De heer Schouw heeft gevraagd wat er zou gebeuren na de verkiezingen van 12 september. Op die vraag heeft de minister geantwoord: de politiek kan altijd alles veranderen. Er was een link naar de nieuwe Kamer. De minister heeft toen gezegd dat alles te veranderen is op het moment dat er een nieuwe Kamer aantreedt.

Minister Leers:

Met respect voor de heer Voordewind, maar hij holt te snel door naar een ander onderwerp. Dat betreft een slotdebatje met de heer Schouw. Ik herinner mij dat nog heel goed. Ik heb het vandaag uiteraard nagelezen. Eerst heb ik uitvoerig met mevrouw Dijksma gesproken over het wel of niet controversieel verklaren van dit onderwerp. Het was op de 21ste aan de Kamer om daarover te beslissen. Vervolgens heeft de heer Schouw gezegd wat hij zo-even heeft voorgelezen, namelijk dat de Kamer altijd alles kan veranderen. Daarop heb ik geantwoord wat ik heb geantwoord. Het citaat van de heer Schouw is terecht, maar had betrekking op de algemene stelling dat een Kamer altijd alles veranderen. Een nieuwe Kamer kan altijd iets veranderen wat al in gang is gezet. Als zij morgen de langstudeerregeling wil veranderen, dan doet zij dat. Dat is vanzelfsprekend. Dat is de democratie. Daar heb ik op gewezen. Dat neemt niet weg dat ik letterlijk heb gezegd dat ik vind dat er een ordentelijke uitvoering moet zijn en dat ik daarom die uitvoering wel in gang zet. Dat moet de heer Schouw er ook bij zeggen als hij mij citeert.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dat controversieel verklaren was natuurlijk niet mogelijk door de Kamer in oude samenstelling. Dat realiseerden wij ons toentertijd heel goed. Vandaar dat de heer Schouw de minister het volgende vroeg: u kunt wel zeggen dat de Kamer alles kan veranderen – dat was trouwens een citaat van de minister en niet van de heer Schouw – maar waarom wacht u niet tot de verkiezingen want dan kunnen de volgende en een volgend kabinet deze set van maatregelen verder behandelen. Toen heeft de minister geprobeerd om de Kamer gerust te stellen met die inmiddels beruchte kreet "de politiek kan alles veranderen; dat weet de Kamer net zo goed als ik."

Minister Leers:

Met respect voor uw opvatting, maar u legt het totaal anders uit dan ik het destijds bedoeld heb. Ik heb aangegeven dat de 21ste juni het moment was om u uit te spreken of het controversieel verklaard moest worden of niet. Ik heb letterlijk gezegd dat als de Kamer uitspreekt dat dit wetsvoorstel controversieel is, ik mij daarin zal voegen. De Kamer heeft dat niet gedaan. Sterker nog, er is zelfs aangekondigd dat er een VAO zou worden aangevraagd. Ook daarin hebt u geen motie ingediend. U moet mij niet verwijten dat de Kamer in haar hemd staat. De Kamer heeft zichzelf in haar hemd gezet. Dat is mijn conclusie. De Kamer heeft op geen enkel moment aan de regering aangegeven dat zij erop stond dat dit beleid moest veranderen.

De voorzitter:

Heel kort, mijnheer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De Kamer heeft dat toen niet gedaan omdat zij van de minister een harde toezegging heeft gekregen dat zij altijd nog aan zet was als er een nieuwe samenstelling van de Kamer was. Dat was achteraf gezien een soort zand in de ogen strooien.

Minister Leers:

Ik citeer weer de heer Schouw: "Op 12 september kan de nieuwe Kamer hier een streep doorheen halen." Ik heb gezegd: "Het is dan inderdaad aan de Kamer. Ik heb uit courtesy de invoering op 1 oktober gezet. Wel lijkt het mij fair om dit genomen besluit nu ook uit te werken, maar de Kamer beslist." Er staat niet "de oude Kamer beslist" of "de nieuwe Kamer beslist". Ik heb gezegd dat de Kamer beslist, doelend op dat AO. Als de Kamer vindt in dat AO dat dit onderwerp controversieel is, dan beslist de Kamer daarover.

De heer Schouw (D66):

Laat ik allereerst zeggen dat ik altijd met veel plezier luister naar de verdedigingslinies die de heer Leers aanlegt. Mijn complimenten daarvoor. Maar zegt hij met zoveel woorden nu dat het nooit zijn bedoeling is geweest dat de nieuwe Kamer dit besluit zou hernemen?

Minister Leers:

Met alle respect, maar ik sta voor een inhoud. Die inhoud heb ik verdedigd. Ik sta er nog steeds voor. De toenmalige Kamer was het met mij eens. De huidige Kamer is het niet met mij eens. U moet mij niet zeggen dat ik dat moet veranderen. Ik sta voor mijn inhoud. Alleen, u wilt het wijzigen.

De heer Schouw (D66):

Ik wil helemaal niks wijzigen. Ik wil gewoon begrijpen wat deze minister Leers, die toch dezelfde is als die van 21 juni …

Minister Leers:

Zeker.

De heer Schouw (D66):

… bedoeld heeft met wat hij toen heeft gezegd in het debat. Wij hebben allemaal het idee dat de minister toen bedoeld heeft dat een nieuwe Tweede Kamer het besluit kan hernemen als zij dat zou willen. Maar de minister zegt nu dat hij dit niet bedoeld heeft. Ik wil weten of de minister dit nu wel of niet bedoeld heeft. Dat is gewoon ja of nee.

Minister Leers:

Er is daar een uitvoerig debat geweest met mevrouw Dijksma over het controversieel verklaren. Vervolgens hebt u aan het eind van uw tweede termijn gezegd: "Voorzitter. Het was een boeiend middagje. Ik kan twee dingen vaststellen. Het eerste is dat de nieuwe Kamer hier een streep doorheen kan halen." Mijn slotantwoord was: "Op 12 september kan de nieuwe Kamer hier een streep doorheen halen, zegt de heer Schouw. Het is inderdaad aan de Kamer. Wel lijkt het mij fair om dit genomen besluit dan nu ook uit te werken." Dan lijkt het mij logisch dat ik niet heb gezegd: Kamer, gaat u er maar een streep door halen. Dat is aan de Kamer en niet aan mij.

De heer Schouw (D66):

Op basis van deze laatste woorden van de minister kan ik echt niet anders dan tot de conclusie komen dan dat hij zegt dat het aan de nieuwe Kamer is. Ik heb nog één vraag aan deze minister. Waarom heeft hij in het AO van de 21ste verzwegen dat – ik zeg het uit mijn hoofd – op 9 juli die maatregel in het Staatsblad zou komen? Als hij dit toen had gezegd, was duidelijk geweest dat hij door zou gaan met zijn plannen. Maar dat heeft hij, expres of per ongeluk, niet gezegd. Waarom niet?

Minister Leers:

Ik ben verbaasd over deze vraag. De conclusie aan het eind van het debat op de 21ste was dat de Kamer in meerderheid dit wetsvoorstel steunde. Dan is het toch logisch dat ik de uitvoering ter hand neem? U moet daar niet vreemd van opkijken. Er is niet eens een motie ingediend om het tegen te houden. Met respect, maar waarom komt u drie dagen voor de invoering van 1 oktober pas met dit verzoek? Was de 20ste dan meteen gekomen, want dan hadden we nog overleg kunnen voeren en was er nog ruimte geweest. U doet dat drie dagen voor de invoering!

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik was er niet bij op 21 juni. Ik baseer mij daarom op de woorden uit het verslag, die de minister zojuist ook zelf heeft geciteerd. De heer Schouw vroeg of de nieuwe Kamer er op 12 september een streep door kan trekken. Volgens het verslag zei u letterlijk: dat is dan inderdaad aan de Kamer. Het lijkt mij volstrekt duidelijk dat dit niet kan slaan op de toenmalige Tweede Kamer, die inderdaad voor die maatregel was. Dit kan alleen maar slaan op de huidige nieuwe Tweede Kamer. Kan de minister die lezing bevestigen?

Minister Leers:

Ik vraag ook de heer Van Ojik om goed naar de context te kijken. De context was de discussie op 21 juni over de inhoud van het besluit en de vraag of het op dat moment controversieel zou worden verklaard. Dat is toen niet gebeurd. Ik had al van tevoren gezegd dat ik mij ernaar zou voegen als dat wel was gebeurd. Vervolgens zei de heer Schouw, zijn verlies nemend, want een meerderheid wilde het niet controversieel verklaren: de nieuwe Kamer kan dit altijd veranderen. Ik heb gezegd dat dit inderdaad altijd kan.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Een meerderheid van de Kamer lijkt daarvoor te zijn. Daarom staan wij hier nu. Dat de oude Kamer het onderwerp niet controversieel heeft verklaard, lijkt mij nogal logisch, met alle respect. In de oude Kamer was het namelijk niet controversieel. Een meerderheid was voor de voorstellen van het kabinet. Die meerderheid is er nu echter niet meer en daarom staan we hier.

Minister Leers:

Dat klopt. Ik blijf echter zitten met de vraag: waarom zo laat? Op 21 juni hadden Kamerleden een motie kunnen indienen. Dat is niet gebeurd. Niemand heeft een motie ingediend, ook de tegenstanders niet. Op 12 september, na de verkiezingen, had de Kamer meteen kunnen zeggen: nu willen wij dat veranderd hebben. Twee weken later komt de Kamer echter opeens met deze vraag. Ik heb in de brief geschreven dat dit mij in uitvoeringsproblemen brengt.

De heer Van Dam (PvdA):

De minister moet mij nu toch even helpen. Zojuist zei hij: was er maar op 20 september mee gekomen, dan was er ruimte geweest.

Minister Leers:

Ja.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is dus een verschil van een weekje. In zijn brief zegt de minister echter dat het onmogelijk is om het op te schorten omdat de hele procedure twee maanden duurt. Ik snap niet waarom een week wel het verschil had kunnen maken.

Minister Leers:

De enige manier om de inwerkingtreding van een wet te voorkomen, is het slaan van een nieuw KB, waarbij de inwerkingtreding van het oude KB wordt ingetrokken. Dat is de normale wetgevingsprocedure. De publicatie daarvan zou uiterlijk 28 september, dus morgen, moeten plaatsvinden, want het kost zeker een week om een KB voor te bereiden en te publiceren. Dat lukt mij niet. Dit is de kern van de discussie. Daarom zeg ik tegen de Kamer: had nou op dat moment aan de bel getrokken, dan was het duidelijk geweest. Ik vind het raar dat de Kamer dit drie dagen van tevoren doet.Voorzitter. Ik kan alleen maar herhalen wat ik al heb gezegd. Mijn belangrijkste conclusie is de volgende. Ik ben ook democraat. Ik realiseer mij dat ik te maken heb met veranderde politieke omstandigheden. Ik accepteer dat deze Kamer anders denkt over de invulling van de maatregelen. Dat kan. Ik ben het daar niet mee eens. Ik heb mijn argumenten genoemd. Ik wil het debat niet inhoudelijk overdoen. Laat ik alleen kort zeggen dat de beelden die mevrouw Gesthuizen en anderen oproepen, namelijk dat het afschuwelijke en barbaarse maatregelen zijn, onzin zijn. Heel veel Europese landen hebben deze maatregelen al. Veertien Europese landen hebben de maatregelen inzake de gezinssamenstelling, het kerngezin en de wachttermijn. Twintig Europese landen hebben zelfs de andere maatregel. Dan moeten we niet doen alsof Nederland een barbarenland wordt als we deze maatregelen invoeren. Ik verwerp dus dat die beelden worden opgeroepen. In het debat op 21 juni heb ik inhoudelijke argumenten genoemd. Daar gaan we nu niet op in. Ik sta nog steeds achter de noodzaak en het belang van deze maatregelen. Als deze Kamer in haar nieuwe samenstelling zegt dat ze het anders wil zien, moet zij accepteren dat mij dat wettechnisch gezien in een lastige positie brengt. Dat heb ik in de brief uiteengezet. Ik heb respect voor de politieke opstelling van de Kamer op dit punt, maar ik heb ook te maken met de zorgvuldigheid van wetgevingstechniek.

Ik wil mijn betoog graag als volgt afsluiten. De heer Schouw zei: waar een wil is, is een weg. Ik zeg echter tegen de heer Schouw: tussen droom en daad staan wetten in de weg die zorgvuldigheid vergen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben dan wel nieuwsgierig hoeveel tijd het zou nemen als de minister deze maatregel weer ongedaan wil maken. Bij Schiphol-Oost was het destijds via een spoedwet binnen drie weken geregeld. Voorziet de minister zo'n soort constructie, zodat wij het inderdaad binnen drie weken kunnen regelen? Kan hij in de tussentijd, zoals ik heb aangegeven, clementie vertonen richting de burgers die dit zou betreffen?

Minister Leers:

Ik vind niet dat ik daarop vooruit moet gaan lopen. In tweede termijn krijgt de Kamer de gang van zaken uitgeschreven. Er is ook nog een inhoudelijk punt. Ik vertegenwoordig nog steeds het oude kabinet, weliswaar demissionair. Als de Kamer een andere opvatting heeft en die neerlegt in een motie – ik heb begrepen dat de heer Van Ojik die heeft aangekondigd – dan vind ik het een logische gang van zaken dat ik die motie meeneem naar het kabinet en haar daar bespreek. Uiteraard met inbegrip van alle uitspraken die zojuist zijn gedaan door de heer Schouw dat het parlementair gebruik is dat een demissionair kabinet een motie uitvoert. Ik neem dat allemaal mee, maar ik vind wel dat ik eerst de andere leden van het kabinet erbij moet betrekken.Samenvattend: de Kamer krijgt van mij een overzicht van de procedures, maar wat de inhoud betreft, wil ik eerst terug naar het kabinet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan neem ik aan dat wij meteen na het kabinetsberaad, dus morgen in de middag, een brief krijgen waarin staat hoe het kabinet de motie uit zal voeren.

Ik wil nog even vooruitlopen op de procedure. De minister had het over een advies van de Raad van State, wat er uiteindelijk toe zou moeten leiden dat het twee maanden zou duren. Ik heb het voorbeeld genoemd van een klein Koninklijk Besluit, waardoor die advisering door de Raad van State niet nodig is en het sneller zou kunnen. Is de minister het daarmee eens?

Minister Leers:

Dan kan. Een klein KB hoeft inderdaad niet langs de Raad van State, daar heeft de heer Voordewind gelijk in. Maar om inwerkingtreding te voorkomen zou het morgen in het Staatsblad moeten staan. In mijn brief heb ik aangegeven dat de maatregelen desgewenst alleen maar kunnen worden teruggedraaid door een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur en die moet wel langs de Raad van State. Dat is het punt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Kan de minister toezeggen dat het kabinet na het kabinetsberaad van morgen in een brief zal aangeven hoe het de motie gaat uitvoeren?

Minister Leers:

Ik zal na ommekomst van het kabinetsberaad de Kamer niet alleen informeren over de inhoud, maar vooral ook over de consequenties van een eventuele procedure. Ik wil nog wel even in herinnering roepen wat ik al in de brief heb geschreven, namelijk dat de uitvoeringsconsequenties voor de IND behoorlijk zijn. Dat wordt wel afgedaan met: dat had u maar moeten voorzien. Dat kon ik echter niet voorzien. Ik mocht ervan uitgaan dat de Kamer in meerderheid akkoord was met de invoering. Als de IND nu opeens de uitvoering van het hele besluit moet wijzigen, betekent dat dat de hele automatisering en alles wat daarmee samenhangt handmatig moet plaatsvinden. Dat betekent dat wij naast en bovenop INDiGO met een groot probleem komen te zitten. Ik heb becijferd wat dat kost, nog los van de bezuinigingen die in het kader van de uitkering van de bijstand ook nog zijn meegenomen in dit geheel. Het gaat dan bij elkaar toch om een bedrag van een kleine 20 miljoen euro.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De heer Voordewind was mij net iets te snel af met het stellen van de vraag, waar de minister nu al antwoord op heeft gegeven. Ik wil dan wel gebruikmaken van het feit dat ik al bij de interruptiemicrofoon sta, en aan de minister vragen of hij het zelf niet een beetje vreemd vindt dat hij zegt dat hij er toch wel van uit mocht gaan dat de Kamer in meerderheid achter deze maatregel zou blijven staan. Hij heeft namelijk net zelf een debat gevoerd met al mijn collega's die eerst in de oppositie zaten en die de minister hebben gevraagd om niet door te gaan met deze maatregel. Hij heeft net aangegeven dat de Kamer en hij elkaar dus blijkbaar volkomen verkeerd hebben begrepen. De Kamer heeft zelfs het gevoel dat de minister de Kamer zand in de ogen heeft gestrooid. Is het dan niet een beetje potsierlijk om te zeggen: ik mocht toch wel op de coöperativiteit en de welwillendheid van de Kamer blijven rekenen en daarom voortgaan met mijn maatregel. Hij heeft hier toch echt een staaltje laten zien van: wij zeggen het wel in het AO, maar uiteindelijk moet u mij niet op mijn woorden vangen, want ik doe gewoon wat mij goeddunkt en dan heeft de Kamer gewoon het nakijken.

Minister Leers:

Zo ken ik mevrouw Gesthuizen niet. Wij hebben altijd over de inhoud gedebatteerd. Ik vind het jammer dat zij nu het verdacht maakt – laat ik het maar voor mijn rekening nemen – dat ik haar bewust zand in de ogen strooi of wat dan ook. Zo zit ik niet in elkaar. Ik heb welbewust, zeer overwogen en volgens mij ook goed beargumenteerd uitgelegd waarom ik het nemen van die maatregelen van belang vind. Dat was op 21 juni. Een kleine drie maanden daarna hebben verkiezingen plaatsgevonden. Ik wist op 21 juni echt niet wat de verkiezingsuitslag zou zijn. Dat heeft op dat moment geen enkele rol gespeeld in mijn overwegingen. Ik heb toen alleen gezegd dat ik achter deze maatregelen sta, maar dat de Kamer, als beslisser in een democratie, altijd het recht heeft om wijzigingen voor te stellen of om zaken te veranderen als na de 12de september de politieke verhoudingen anders zijn. Dat is wat ik heb gezegd. Ik heb niet bewust zitten marchanderen of u zand in de ogen zitten strooien. Daar is geen sprake van en dat werp ik ook verre van me.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ja, voorzitter …

De voorzitter:

Een korte vraag graag.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik kan hiermee afsluiten; dit is mijn conclusie.

Ik concludeer dat de minister zegt dat hij hieraan niet kan meewerken omdat hij geen mogelijkheden ziet. Dat wil ik tot op zekere hoogte nog wel accepteren. Wat ik echter echt onacceptabel vind, is dat de minister zegt: de Kamer kan wel alles veranderen, en daartoe heeft zij ook het recht, maar weet wel dat wij de rekening voor de verandering van welke wetgeving die ik in gang heb gezet dan ook, bij de Kamer zullen neerleggen. Dat is gewoon democratie! Ik zou weleens willen weten wat al die onzinonderzoeken en al dat gelobby van de minister in Brussel hebben gekost.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen, u zou een korte, concluderende vraag stellen. U zei het zelf nog.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik hoef geen vraag meer te stellen aan de minister.

De voorzitter:

Wilt u het dan kort houden?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik zou weleens willen weten wat alle onzinonderzoeken en alle onzinwetgeving die door dit kabinet zijn verzonnen maar vervolgens niet tot stand zijn gekomen, hebben gekost. Ik denk dat wij het dan niet redden met 20 miljoen.

De heer Schouw (D66):

Ik heb nog een technische en een politieke vraag.

De minister zegt over de techniek dat het lastig is, maar niet onmogelijk. Dat luistert nogal nauw.

Stel dat de motie dadelijk wordt aangenomen. De minister zal daar samen met het huidige, demissionaire kabinet heel goed naar kijken. Hij zegt niet: zo'n motie, over mijn lijk, daar begin ik niet aan, die ga ik niet uitvoeren. Heb ik de minister zo goed begrepen?

Minister Leers:

Voordat ik inga op de vraag van de heer Schouw, zeg ik tegen mevrouw Gesthuizen dat ik als minister niet alleen sta voor de inhoud, maar ook moet zorgen voor een zorgvuldig wetgevingsproces. Dit zeg ik ook in antwoord op de vraag van de heer Schouw. De Kamer mag mij daaraan houden. Gelet op die twee elementen – inhoud en techniek – moet en wil ik proberen om dit zorgvuldig te doen. De heer Schouw zegt dat hier technisch gezien een mouw aan te passen moet zijn. Ja. Als de Kamer hierin volhardt en uitspreekt dat zij het beleid veranderd wil hebben, dan zal een andere technische vorm gevonden moeten worden. Daar heeft de heer Schouw gelijk in, maar of dat aan dit kabinet of aan een volgend kabinet is, laat ik graag even in het midden. Ik weet immers niet of dat gaat lukken. Daarvoor heb ik het kabinetsberaad nodig en daarop loop ik niet vooruit. Ik ga niet vooruitlopen op de inhoud. Ik zal mijn argumenten geven en als de genoemde motie dadelijk wordt ingediend, zullen we morgen samen wegen wat de inhoud en het antwoord moeten zijn.

De heer Schouw (D66):

Dan concludeer ik dat de minister zegt dat het niet onmogelijk is om de uitvoering van het besluit aan te houden en dat hij niet onbereid is om positief te kijken naar een motie die dadelijk wellicht door een meerderheid wordt aangenomen.

Minister Leers:

Ik herken mij niet in die conclusie van de heer Schouw. Dat zijn niet mijn woorden. Ik heb dat zo niet gezegd. Ik heb gezegd dat technisch niks onmogelijk is. Als de Kamer een besluit neemt, zullen wij dat technisch moeten invullen, maar daar horen ook consequenties bij. Ik heb de Kamer gewezen op de technische consequenties van een ander wetgevingstraject. Ik ga niet vooruitlopen op het inhoudelijk beraad in het kabinet.

De heer Van Dam (PvdA):

Nog even voortbordurend op de eerste vraag van de heer Schouw, of het kan. Als ik het goed concludeer, is het mogelijk dat het kabinet morgen een besluit neemt en dat er binnen een week een KB ligt, dat ook juridische zekerheid geeft, waarmee een opschorting tot bijvoorbeeld 1 januari, ik noem maar een datum, technisch mogelijk zou zijn. Het kost een paar centen en wat extra uitvoeringsmoeilijkheden, maar het is mogelijk, als ik het goed begrijp.

Minister Leers:

Ik kan herhalen dat er, gesteld dat er een Kamermeerderheid is die eist dat er verandering moet komen en dat dit kabinet daarin meegaat, nieuwe techniek op kan worden toegepast. Of dat binnen een week kan, dat weet ik niet. Dat zal ik moeten uitschrijven. Dat heb ik ook toegezegd. Ik heb nog een keer gezegd dat dit grote uitvoeringsconsequenties met zich brengt, die u kennelijk accepteert, maar ik kan daar niet zomaar aan voorbijgaan.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik doe een poging om het laatste restje mist hier weg te nemen. Heb ik het goed begrepen dat de minister zegt dat het niet mogelijk is om tot opschorting over te gaan per 1 oktober aanstaande en dat we straks een uiteenzetting krijgen over de vraag hoeveel tijd ervoor nodig is in de procedure om op zijn vroegst tot opschorting over te gaan? Kan de minister bevestigen dat ik dit goed heb begrepen, dat het natuurlijk altijd aan de Kamer is en dat de Kamer alles kan veranderen, maar niet op ieder gewenst moment en niet per 1 oktober aanstaande?

Minister Leers:

Nee, ik heb net al aangegeven dat het KB niet morgen in het Staatsblad kan staan, dus kan het ongedaan maken van dit hele gebeuren ook niet per 1 oktober ingang vinden. Zo simpel is dat. Het opschorten is juridisch op dat punt niet mogelijk.

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik vraag de woordvoerders om heel even bij mij te komen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We gaan over tot de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Zoals aangekondigd en al veelvuldig besproken, zal ik in tweede termijn een motie indienen. Ik zal die motie later tijdens mijn betoog voorlezen. Ik maak eerst nog twee heel korte opmerkingen aan het adres van de minister. Als ik goed heb geluisterd – en ik geloof dat ik dat heb gedaan – zegt de minister: ik accepteer een eventuele nieuwe politieke realiteit. Dat gaat dus niet over de technische voorwaarde in de motie, maar over de politieke realiteit. Hij accepteert die. Dat siert hem. Ik denk eerlijk gezegd ook dat hij weinig andere keus heeft dan de nieuwe politieke realiteit te accepteren. De minister zegt voorts dat het eventueel aannemen van een motie hem technisch in een lastige positie zal brengen. Collega's hebben erop gewezen dat lastig iets anders is dan onmogelijk. Ik hecht eraan om te zeggen dat ik het volste vertrouwen heb in het vermogen van deze minister om die lastige technische kwestie op te lossen, zeker als hij dat morgen ook nog in het kabinet gaat bespreken.

Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een Kamermeerderheid heeft verzocht tot opschorting van de aangescherpte eisen voor gezinsmigratie die per 1 oktober 2012 van kracht zouden worden;

constaterende dat de minister geen gehoor wil geven aan dit besluit;

verzoekt de regering, de voorgenomen maatregelen voor gezinsmigratie op te schorten zolang de formatieonderhandelingen duren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Voordewind, Schouw, Gesthuizen, Krol, Thieme en Van Dam.

Zij krijgt nr. 38 (32175).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik kan het vrij kort houden. We spreken hier over belangrijke maatregelen om de partner- en gezinsmigratie aan te pakken. De PVV-fractie wil graag dat die doorgaan. In tegenstelling tot hetgeen net is gezegd, is het overigens ook belangrijk om misbruik aan te pakken. Met name de nieuwe maatregel om de termijn van zelfstandig verblijf van drie naar vijf jaar te brengen, is, zoals ook in het WODC-onderzoek over de Wet voorkoming schijnhuwelijken staat, heel belangrijk om schijnhuwelijken te voorkomen. Ik vraag mij dus ook af wie de indieners van deze motie eigenlijk willen helpen. Het is toch belangrijk om schijnhuwelijken te voorkomen?

Gelukkig heeft de minister aangegeven dat de indieners van deze motie te laat zijn. Dat resulteert erin dat de PVV-fractie verder geen vragen heeft. Nogmaals, voor ons is het belangrijk dat de maatregelen doorgaan. Te laat is te laat! Deze zomer is de Staatscourant uitgekomen waarin de effectuering van dit pakket is gepubliceerd. Toen hadden de partijen die dit tegen willen houden, uit hun strandstoel moeten komen, en niet twee dagen voor de betreffende datum.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn al uitgebreid aangegeven waarom ik de maatregel die de minister nu met alle geweld wil doorzetten, slecht vind. Een reactie op de aantijgingen van de heer Fritsma is in mijn ogen dan ook niet nodig. Er is gewoon een meerderheid in de Kamer die hiervan afwil. Die vindt het een onzalig plan en zegt: streep erdoor, er zijn verkiezingen geweest, we hebben nu een meerderheid en we gaan het stoppen. Er zijn technische bezwaren, zo zegt de minister. Tot zover wil ik best met hem meegaan, maar wat ik echt heel erg dubieus vind is dat de minister zegt dat met een wetswijziging kosten zijn gemoeid en dat dit de schuld is van de mensen die de wet willen wijzigen. Wij vinden het een slechte en oneerlijke wet, maar de minister zegt dat dit 20 miljoen kost en dat dat heel erg is in deze tijd. Hij rekent dat die mensen aan. Ik vind dat wel wat verwonderlijk voor een kabinet met een ongekend hoog percentage aan symboolwetgeving, symboolonderzoek en symboolinstellingen. Je moet eens uitrekenen wat dat allemaal heeft gekost.

Als wij het dan toch hebben over kosten, vind ik het wat jammer dat er fracties zijn die zeggen er misschien wel een politiek nummertje van te willen maken en straks misschien een hoofdelijke stemming aanvragen onder het mom van: laat de hele Kamer maar hier blijven, schors maar en dan gaan we pas over een paar uur stemmen. Nu kan schorsen en opschorten blijkbaar in een keer wel. We zouden eens moeten uitrekenen wat dat soort politieke spelletjes kosten, zo zeg ik tot de heer Fritsma en mevrouw Van Nieuwenhuizen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik zal het debat dat wij in juni hebben gevoerd niet overdoen, maar de fractie van de ChristenUnie beklemtoont met name het belang van meerderjarige kinderen in het gezin. Zij maken onderdeel uit van het kerngezin, zoals ze dat bij mij thuis ook nog steeds doen. Mijn zoon is achttien geweest maar woont gelukkig nog even thuis. Ik doe daarom een ferm beroep op de minister om er alles aan te doen om deze maatregelen op te schorten, zodat de nieuwe Kamer er uiteindelijk zelf over kan beslissen.

Als de minister dat niet redt voor 1 oktober, doe ik een beroep op hem om, ook in het licht van de juridische mogelijkheden en de clementie die hij zou kunnen betrachten als het gaat om het in werking zetten van een maatregel die gunstig is voor de burgers, alvast maatregelen te nemen in lijn met de motie. Ik krijg daarop graag een reactie van de minister. Het kan toch niet zo zijn dat mensen hier de komende maanden niet mogen komen terwijl de maatregel er wel gaat komen. Daarom steunt de fractie van de ChristenUnie de motie van GroenLinks van harte.

De voorzitter:

Mij is gebleken dat mevrouw Thieme en mevrouw Van Nieuwenhuizen afzien van hun tweede termijn.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Dit was weer een echt Leers-debat, waarbij we met elkaar de notulen weer eens hebben nagelezen en aan tekstexegese hebben gedaan. Ik word niet emotioneel, maar die traditie gaan wij in de toekomst misschien wel missen. Dat zou toch jammer zijn.

Mijn fractie heeft vier conclusies getrokken naar aanleiding van dit debat. De eerste conclusie is dat de minister toch echt op 21 juni ten minste de suggestie heeft gewekt dat de nieuwe Tweede Kamer hier nog eens over zou kunnen praten. Een tweede conclusie is dat de minister vandaag zegt dat het nooit de bedoeling was geweest om die suggestie te wekken. Een derde conclusie is dat de minister – hij zegt het nog wat zuinigjes maar ik leg het toch maar ruim uit – volop mogelijkheden ziet om het voorgestelde besluit verder te bevriezen. Mijn vierde conclusie is dat een demissionair kabinet een aangenomen motie van deze nieuwe Tweede Kamer gewoon heeft uit te voeren. Doet dat demissionaire kabinet dat niet, dan staan wij hier volgende week dinsdag weer om met elkaar over dat staatsrechtelijke punt te spreken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank allereerst de minister voor zijn heldere beantwoording. Wij steunen die lijn. In eerste termijn heb ik al gezegd dat de SGP-fractie staat voor de uitvoering van het aangescherpte migratiebeleid. Wij hebben moeten vaststellen dat een Kamermeerderheid straks lijkt te gaan zeggen: doe maar niet, schort al die maatregelen maar op. Het zou er daardoor op kunnen lijken dat een Kamermeerderheid daarmee inhoudelijk alles van tafel veegt, terwijl ik toch heel grote verschillen zie, ook in de ondertekening van de motie. De SP-fractie zegt bijvoorbeeld: ongehuwd samenlevenden worden gediscrimineerd. Volgens mij kijkt de fractie van de ChristenUnie daar heel anders tegen aan. Voor die belangrijke aanscherping van het migratiebeleid zie ik misschien nog steeds een meerderheid, maar dat zullen we moeten afwachten. Het gaat toch om enkele duizenden gevallen per jaar. Daarom dien ik op dit belangrijke punt een motie in. Deze wil ik dus alleen in stemming laten brengen als de opschortingsmotie een meerderheid haalt. Mijn motie is dan bedoeld ter relativering: wacht even, er zijn belangrijke onderdelen waarvoor wel degelijk een meerderheid bestaat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een belangrijke aanscherping van het migratiebeleid inhoudt dat van buiten de EU afkomstige partners van Nederlanders voortaan in het bezit moeten zijn van een huwelijksakte of een akte van geregistreerd partnerschap om voor gezinshereniging in aanmerking te komen;

overwegende dat dit een terechte beperking is, omdat de duurzame, exclusieve relatie de toelatingsgrond is voor gezinshereniging en daarom van belang is, over de duurzaamheid en exclusiviteit zo veel mogelijk zekerheid te krijgen;

verzoekt de regering, onverwijld uitvoering te geven aan deze aanscherping van het migratiebeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (32175).

De heer Van Hijum ziet af van zijn tweede termijn.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. Dank aan de minister voor zijn beantwoording. Ook dank aan de heer Van der Staaij voor het nog even laten zien dat er een rariteit in het Vreemdelingenbesluit zit dat op 1 oktober in werking treedt, als het kabinet niet anders besluit. De heer Van der Staaij heeft zojuist vanuit de van hem bekende agenda bepleit dat mensen echt moeten trouwen en niet mogen samenwonen. Dat is precies een van onze bezwaren tegen dat Vreemdelingenbesluit: die dwang om te trouwen is niet meer van deze tijd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ter verheldering: ik heb dit niet naar voren gebracht vanuit de mij bekende agenda met de formuleringen van de SGP-fractie, zoals de heer Van Dam zegt. In mijn motie heb ik louter geciteerd uit de brief van de minister van 17 februari 2012. Daar was een breed draagvlak voor.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik heb met genoegen vastgesteld dat de heer Van der Staaij in dit geval het homohuwelijk wel heeft geaccepteerd, want dat was ook nog onderdeel van deze regeling. Dat hebben wij er dan nog uit kunnen slepen in de eerdere debatten. Maar goed, een van de bezwaren die mijn fractie tegen deze regeling blijft houden, is het feit dat er verplicht getrouwd moet worden en niet meer mag worden samengewoond. Men weet van ons dat wij dit een ouderwetse maatregel vinden. Ik heb zojuist ook de bezwaren tegen andere onderdelen van het Vreemdelingenbesluit genoemd.

Voor mij stond in dit debat de vraag centraal of het mogelijk is om de maatregelen nog uit te stellen voor de duur van de formatie, zoals gevraagd is, zodat het op de formatietafel verder besproken kan worden. De minister heeft in zijn beantwoording duidelijk gemaakt dat dit wel mogelijk is. Het is lastig om de ingangsdatum uit te stellen of alsnog aan te passen, maar het is wel mogelijk. Dat is voor mijn fractie reden om te zeggen: als het mogelijk is, dan is het verzoek aan de minister om het gewoon te doen ook niet onredelijk. Om die reden hebben wij de motie van GroenLinks mede ondertekend.

Minister Leers:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun inbreng en voor het debatje. Ik heb dit zeer op prijs gesteld. Laat ik tegen de heer Van Ojik nog eens zeggen: vanzelfsprekend accepteer ik de nieuwe politieke realiteit. Dat lijkt mij zo logisch als wat. Ik heb dat ook de afgelopen week gezegd toen de discussie ontstond over het moratorium en het kinderpardon. Dat neemt niet weg dat ik andere ideeën en opvattingen heb en dat ik nog datgene tot uitvoering wil brengen waarvoor ik indertijd als minister heb getekend. Ik accepteer echter de nieuwe politieke realiteit. Ik dank de heer Van Ojik zeer dat hij aangeeft dat hij vertrouwen in mij heeft om dit op te lossen. Neem nu maar van mij aan dat ik zal proberen om morgen in de discussie te bezien wat ik eraan kan doen, gesteld dat na stemming een meerderheid voor zijn motie blijkt te zijn. Ik heb wel het gevoel dat het die kant op gaat. Ik zeg echter nog een keer, meteen ook in antwoord op de vraag van de heer Van Dam, dat het niet mogelijk is om de inwerkingtreding morgen op te schorten. Dat kan niet. Dan had het morgen in het Staatsblad moeten staan. Daarvan zeg ik: dat halen wij niet meer. Ik kan de inwerkingtreding juridisch dus niet tegenhouden. De vraag is dan wat ik eraan ga doen. Daar kom ik op terug: ik ga bezien wat wij kunnen doen, gelet op de situatie zoals die nu is. Het moet echter duidelijk zijn dat het juridisch onmogelijk is om de inwerkingtreding op te schorten. Daarom kan ik ook geen ja zeggen op de motie zoals die voorligt. De Kamer moet maar van mij aannemen dat dit gewoon niet kan, omdat het juridisch-technisch niet kan.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Juist op dat punt heb ik de minister een vraag gesteld. De minister heeft schijnbaar juridisch wel de mogelijkheid om te anticiperen op een nieuwe werkelijkheid, namelijk de uitvoering van de motie, ook al gaat dat niet per 1 oktober. De minister zou echter wel kunnen anticiperen. Een mogelijke uitweg is dat hij gebruikmaakt van zijn discretionaire bevoegdheden. Het zou toch bizar zijn dat mensen die op het punt staan deze kant op te komen op 1 oktober horen dat het niet kan, en dat zij vervolgens moeten afwachten totdat de motie wordt uitgevoerd.

Minister Leers:

Geef mij even de gelegenheid om daarover na te denken. Ik wil de zaken stap voor stap afwikkelen. Ik wacht eerst af of de motie een meerderheid krijgt. Dat lijkt mij een logische stap. Vervolgens zal ik de motie bespreken in het kabinet. Daarna zal ik de Kamer twee zaken doen toekomen: een overzicht van wat in juridische zin mogelijk is en een constatering hoe wij met de motie omgaan. Dit alles in de wetenschap dat ik het in ieder geval niet per 1 oktober kan tegenhouden. Daarvan moet de Kamer zich rekenschap geven.

Ik dank de heer Van Ojik nogmaals voor het vertrouwen dat hij in mij heeft om het op te lossen. Ik zal echt proberen om dat vertrouwen niet te beschamen.

Dat brengt bij mij de inbreng van de heer Fritsma. Net als hij, zou ik het liefst hebben dat deze maatregen doorgaan. Ik kijk daarbij naar de inhoud, namelijk het probleem van misbruik. Dat debat hebben wij gevoerd. Een deel van de Kamer denkt daar echter anders over. Ik blijf vinden dat het ontzettend belangrijk is om de nationale mogelijkheden die Nederland heeft om de problematiek van misbruik, schijnhuwelijken en dergelijke te bestrijden optimaal worden benut. In het algemeen overleg op 21 juni heb ik al gezegd dat dit zo gek niet is, omdat heel veel Europese landen dat net zo doen als wij hier voorstellen. Wij doen hier dus niet opeens iets wat ongehoord is en waar nog nooit iemand van heeft gehoord. Ik bevestig de opmerking van de heer Fritsma dat het te laat is. Het is zo jammer dat dit debat pas nu, drie dagen voor de invoering, plaatsvindt.

Mevrouw Gesthuizen heeft aangegeven, op basis van de inhoud, waarom zij de maatregel slecht vindt. U hebt gezegd – daar maak ik bezwaar tegen – dat de minister aangeeft dat er technische bezwaren zijn ...

De voorzitter:

Ik heb niets gezegd, minister.

Minister Leers:

Nee, niet u. Ik bedoel mevrouw Gesthuizen.

De voorzitter:

Ik wil graag dat u via mij spreekt, minister.

Minister Leers:

Mevrouw Gesthuizen heeft aangegeven dat zij er nog in kan meegaan dat er technische bezwaren zijn. Zij zegt echter vervolgens dat ik de schuld leg bij degenen die tegen de invoering van deze wetgeving zijn en dat zij dat ongepast vindt. Ik zeg tegen mevrouw Gesthuizen dat ik geen schuld bij haar heb neergelegd. Ik leg bij niemand de schuld neer. Het enige wat ik de Kamer vraag, is om ook rekening te houden met de juridisch-technische consequenties die het heeft als zij opeens een ander beleid wil. Dat is wat ik haar vraag. Daarbij komen nog de financiële consequenties. Dat hoort volgens mij bij een zorgvuldige afweging van wat je doet en niet doet.

Ik kom nu bij de heer Voordewind. Wij hebben in het debat in juni al veel met elkaar gesproken. De heer Voordewind zegt dat hij het kerngezin altijd bij elkaar wil houden, ook als het om meerderjarige kinderen gaat. In de wet zijn uitzonderingen mogelijk op dit punt. Er kan wel degelijk worden beslist om meerderjarige kinderen toch toe te laten. Dat hangt van de omstandigheden af. Dat bezwaar zou niet prohibitief moeten zijn voor de steun aan dit besluit.

Ik ben blij dat de heer Schouw mij nu al een beetje begint te missen. Ik zal hem ook zeker missen als ik niet meer in deze mooie en toch verantwoordelijke positie verkeer. Hij heeft vier conclusies getrokken. Hij heeft gezegd dat de nieuwe Tweede Kamer hier altijd over kan spreken. Dan komen wij weer in het debatje dat wij net hadden. Ik verzoek hem om toch nog eens goed naar het stenogram te kijken. Ik heb duidelijk gemaakt dat de politiek alles kan veranderen en dat de Kamer dat net zo goed weet als ik. Ik heb ook gezegd dat ik nu het voorgenomen besluit ga uitvoeren, maar dat de Kamer beslist. Daarmee doelde ik op dat algemeen overleg. Als de Kamer in dat algemeen overleg had gezegd dat dit voorstel controversieel was, had ik het niet uitgewerkt. Zo moet dit stenogram worden gelezen. De heer Schouw ziet daar kennelijk een andere volgorde in. Ik houd het maar bij de volgorde zoals ik die heb bedoeld. Op de andere twee punten, inzake het bevriezen en de conclusie dat het demissionaire kabinet uitvoering moet geven aan een motie van de Kamer, kom ik na morgen terug.

De motie van de heer Van der Staaij is interessant, maar betreft een zaak waarvan ik vind dat het nieuwe kabinet er invulling aan moet geven. Daar wil ik niet op vooruitlopen. Het zal moeten blijken als deze motie met een meerderheid wordt aanvaard.

De heer Van Dam vroeg mij in zijn slotconclusie om nog eens aan te geven of het mogelijk is om deze maatregel uit te stellen. Nee. Als de Kamer zou instemmen met deze motie, moet het kabinet bezien welke inhoudelijke consequenties dat zal hebben. Dat laat ik de Kamer morgen weten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om de vergadering tot 19.00 uur te schorsen en dan over te gaan tot stemming over de moties.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Zou dat 19.15 uur mogen zijn, voorzitter? Dan kunnen namelijk meer mensen in deze zaal aanwezig zijn. Ik meen dat meer fracties deze voorkeur hebben.

De heer Schouw (D66):

Wij willen dat verzoek wel steunen, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zie dat meer fracties dit verzoek steunen. Dan gaan wij om 19.15 uur over tot stemmingen.

De vergadering wordt van 18.40 uur tot 19.15 uur geschorst.

Naar boven