2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Heerma aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over loonontwikkeling en de economie.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag stond er een zeer opmerkelijk interview met de vicepremier in Het Financieele Dagblad. In dat interview deed de vicepremier de suggestie dat loonstijgingen weleens een verstandige economische koers zouden kunnen zijn. Immers: meer koopkracht zou de bestedingen kunnen aanzwengelen. Het is een echt PvdA-verhaal, maar het staat haaks op het kabinetsbeleid en het is zeer onverstandig. Denk aan de gevolgen voor onze export en aan de effecten op bedrijven die nu al op de rand van een faillissement staan. Ik noem de detailhandel. Wat wilde de vicepremier suggereren? "Mevrouw, als uw bedrijf niet failliet was gegaan, had u nu meer loon gehad." "Nou, dank u wel."

In de loop van vrijdag ontstond er veel mist over de aard van de uitspraken. Aanvankelijk leek zelfs gesuggereerd te worden dat de woorden van de vicepremier verkeerd of onjuist aangehaald zouden zijn door de krant, maar uiteindelijk moest de vicepremier die middag toegeven dat hij zich misschien wat ongelukkig had uitgelaten. De mist blijft echter hangen. Hebben wij hier te maken met de onhandigheid van een onervaren minister, of is er sprake van een dieper liggend discussiepunt tussen de PvdA en de VVD? Beseft de vicepremier dat hij niet namens de PvdA opereert en dat de tijd dat hij vanuit zijn eigen ideologie een beetje kan filosoferen over hoe fantastisch het is om hoge lonen en lage prijzen te hebben, voorbij is?

De onhandigheid van de uitspraken bleek wel uit de reacties die vrijdag uit de polder kwamen. Werkgevers schrokken zich een hoedje, maar vanuit de vakbeweging steeg gejuich op en werd gesproken van een doorbraak. Hoe denkt de vicepremier te komen tot een sociaal akkoord als hij op deze manier als een soort toeschouwer bespiegelingen geeft die haaks staan op het regeringsbeleid? Erkent de vicepremier dat hier sprake is van zeer onverstandige uitspraken, waarmee hij twijfel zaait over het ingezette kabinetsbeleid, of blijft de suggestie hangen dat hij eigenlijk wel voorstander is van ander beleid?

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik dank de heer Heerma voor de gelegenheid die hij mij biedt om nog eens in te gaan op de economie en de rol van lonen daarin en op de discussie die vrijdag is ontstaan. Het is goed om ons te realiseren dat wij volgens de verwachtingen van het Centraal Planbureau in 2013 te maken zullen hebben met een zeer gematigde loonontwikkeling in de marktsector en dat er weinig ruimte zal bestaan voor looneisen. Het Centraal Planbureau verwacht dat de lonen zullen achterblijven bij de inflatie, net als in de jaren 2010 tot en met 2012. Daarmee is sprake van een vrij lange periode van daling van het reële loon, waarbij de lonen achterblijven bij de inflatie. Wij weten dat voor grote groepen medewerkers in de semicollectieve sector reeds een aantal jaren de nullijn geldt.

De bedoeling van mijn opmerking in dat interview was niet om een oproep tot loonstijging te doen, zo zeg ik met nadruk. Ik wilde in dat gesprek over koopkracht aangeven dat de koopkrachtdaling die mensen in 2013 zullen voelen niet alleen het gevolg is van het kabinetsbeleid, maar dat de loonontwikkeling van minstens even grote invloed op de koopkracht is en dat er ook nadelen kleven aan loonmatiging. Dat betekent niet dat ik mij wil bemoeien met de loonvorming. Nederland is immers gebaat bij een verantwoorde loonontwikkeling. Die verschilt per sector: die verschilt naar gelang de arbeidsproductiviteit van de medewerkers, de ontwikkeling van de werkloosheid in de sector en de krapte dan wel het overschot op de arbeidsmarkt. In dat licht moeten mijn uitspraken worden gezien. Later die middag zijn die uitspraken in iets andere bewoordingen ook door minister Kamp en door premier Rutte gedaan.

De heer Heerma heeft gevraagd hoe ik tot een sociaal akkoord denk te komen. Welnu, de vakbeweging, de werkgevers en het kabinet zijn zich er terdege van bewust dat de ingewikkelde economische situatie van ons allen vraagt dat wij de juiste beslissingen nemen om met draagvlak de arbeidsmarkt te hervormen. Of dat lukt, is onzeker, maar wij doen daarvoor ongelooflijk ons best. Is hier nu sprake van twijfel over het ingezette kabinetsbeleid? Nee. Het is een onderdeel van het kabinetsbeleid om dat gesprek in de polder open aan te gaan, zij het wel met een mening over wat daar moet uitkomen.

De heer Heerma (CDA):

Ik moet toch concluderen dat de mist gecreëerd door de vicepremier blijft hangen. De vicepremier begint namelijk ook hier zijn antwoord met een bespiegeling over de koopkracht- en looneffecten. Bevestigt de minister hier klip-en-klaar dat de nullijn, loonmatiging, kabinetsbeleid is en dat het niet zijn positie als vicepremier en deelnemer aan het overleg in de polder is om daar een balletje over op te werpen of een proefballonnetje over op te laten? Daarnaast geeft de vicepremier volgens mij in een bijzin in net iets andere bewoordingen dan minister Kamp en de premier, die zich hier ook over hebben uitgelaten, misschien wel een crux weer. Wellicht hebben zij bewust net iets andere bewoordingen gekozen en waren die bewoordingen de uiting van het verschil van mening dat hieraan ten grondslag ligt. De vicepremier heeft één vraag niet beantwoord. Kan hij klip-en-klaar aangeven dat hier sprake was van een onhandige, onverstandige uitspraak of ligt hieraan stiekem toch een klein verschil van mening over het kabinetsbeleid aan ten grondslag? Nogmaals, vanuit de polder is niet voor niets zo stevig gereageerd. De FNV heeft niet voor niets van een doorbraak gesproken. Volgens mij is het voor heel veel bedrijven, mkb-bedrijven en de detailhandel – ik noemde die eerder ook al – heel verstandig als minister Asscher duidelijk aangeeft dat dit een vergissing was, een onverstandige uitspraak, in plaats van de mist te laten hangen.

Minister Asscher:

Er bestaat geen onduidelijkheid over de visie van het kabinet. Het kabinet is een voorstander van een verantwoorde loonontwikkeling. In sommige gevallen is loonmatiging het verstandigst en in andere gevallen hoeft dat niet zo te zijn. Als de heer Heerma van mening is dat loonmatiging ongeacht de kwaal, ongeacht de vraag, altijd en eeuwig het antwoord is, verschilt hij gewoon van mening met het kabinet. Hij is dan zelf degene die daar moeite mee heeft. Het kabinetstandpunt is dat de nullijn zeker in de collectieve sector wordt aangehouden. Het kabinet doet echter geen uitspraken over de wenselijkheid van de richting van de loonontwikkeling van de marktlonen. Dat is aan de sociale partners, zoals ik gezegd heb in het interview met Het Financieele Dagblad. Daarbij gaat het ons vooral om een verantwoorde loonontwikkeling. Dat is het. Er is dus geen sprake van discussie daarover binnen het kabinet. Die discussie vindt plaats tussen werkgevers en werknemers op de werkplek.

De heer Heerma (CDA):

Ik zag net dat de leden in het vak van de VVD enigszins reageerden op het verhaal van de vicepremier. Dat kan ik mij wel voorstellen. Zet het kabinet nu in op loonmatiging of is die niet in alle gevallen verstandig, zoals de vicepremier lijkt te zeggen? Ik heb het gevoel dat de vicepremier de mist laat hangen. Ik vind dat onverstandig. Ik ben dus voornemens om het verzoek tot een debat hierover in aanwezigheid van de premier door te zetten.

Minister Asscher:

Ik neem daar kennis van. Het kabinet doet geen uitspraken over de concrete loonontwikkeling. Ik zeg in het interview juist dat dit aan sociale partners is. Ik ben echter ingegaan op een vraag over de koopkracht, omdat afgelopen donderdag de nieuwe koopkrachtcijfers zijn verschenen. Ik heb aangegeven dat de koopkracht niet alleen beïnvloed wordt door het beleid dat wij hier met elkaar vaststellen, maar ook bijvoorbeeld door de loonontwikkeling en dat er op de lange termijn ook nadelen kunnen kleven aan loonmatiging. Dat is het standpunt van het kabinet.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, graag een korte vraag.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ons secretariaat wordt overspoeld met telefoontjes van mensen die geschrokken zijn van hun loonstrookje. De minister had een zeer terecht punt, namelijk dat loonstijging en meer koopkracht hartstikke nodig zijn, ook om de economie op gang te brengen. Waarom laat de minister zich vervolgens uit als het schoothondje van de VVD, van Rutte en Wientjes, door deze woorden terug te nemen en de journalisten een beetje de zwartepiet toe te spelen? Dat past deze minister niet.

Minister Asscher:

Ik neem mijn woorden helemaal niet terug. Dat hebt u net ook kunnen horen. Ik heb wel bezwaar gemaakt tegen de samenvoeging van een aantal citaten van mij en tegen de suggestie in de kop van de krant. Ik doe namelijk geen oproep tot een loonstijging en wens die ook niet te doen. De journalist heeft aanvankelijk ook erkend dat het te cru was. Er is een verandering toegepast op de website. Dat heb ik allemaal erg op prijs gesteld. Dit doet echter niets af aan het debat over de vraag wat loon in termen van "koopkracht" betekent. Daarover heb ik mij op een zeer genuanceerde manier uitgelaten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik moet dit toch even rechtzetten. Hier staat toch echt loonstijging in het citaat van de minister.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Karabulut dat hebt u duidelijk gemaakt toen u de vraag stelde.

De heer Van Vliet (PVV):

Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkloosheid heeft in Het Financieele Dagblad een relatie gelegd tussen koopkracht en loonontwikkeling: er zou iets aan de koopkracht moeten worden gedaan via loonontwikkeling. Er is maar één relatie tussen koopkracht en het regeringsbeleid, namelijk lastenverzwaringen. Die hollen de koopkracht uit omdat de inflatie stijgt door lastenverzwaringen. Dat komt alleen door de lastenverzwaringen van dit kabinet! Is de minister bereid om nu toe te geven dat er maar één oplossing is om de koopkracht te verbeteren en daarmee de economie aan te jagen, namelijk overgaan tot lastenverlichting in plaats van lastenverzwaring?

Minister Asscher:

Als gevolg van de afspraken van kabinet-Rutte I, het Lenteakkoord en kabinet-Rutte II zijn er allerlei maatregelen genomen die betekenen dat mensen in 2013 minder koopkracht hebben. Dat is waar. Dit is alleen niet het enige wat de koopkracht van mensen beïnvloedt. Loonontwikkeling en andere factoren hebben net zo goed invloed.

De heer Van Weyenberg (D66):

Het is helaas niet de eerste keer dat er wat onrust ontstaat over uitlatingen van de vicepremier. Tijdens de begrotingsbehandeling leek hij te suggereren dat de WW wel wat langer kon. De minister van Financiën moest hem corrigeren na zijn opmerkingen over de 3%-norm. Ik heb een heel vriendelijk verzoek aan de minister: is hij bereid om lekker vrolijk aan het werk te gaan en te stoppen met deze proefballonnetjes? Daarmee wordt het vertrouwen geschaad.

Minister Asscher:

Ik dank de heer Van Weyenberg voor zijn adviezen; die neem ik altijd graag ter harte. Ik ben hard aan het werk. Ik maak mij zorgen over de economische ontwikkeling. Samen met alle collega's in het kabinet probeer ik de werkloosheid te bestrijden, de arbeidsmarkt op een verantwoorde manier te hervormen en daarbij het vertrouwen van mensen te winnen door met draagvlak aan verbetering te werken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

De minister komt vaak met mooie woorden, maar zet vervolgens een stapje terug. Dat hebben wij ook gezien bij de champignons bij Albert Heijn. Hij maakt eerst mensen blij, ook de vakbeweging, maar zegt vervolgens dat hij het niet zo heeft gezegd. Kan de minister ervoor zorgen dat hij duidelijkheid geeft en niet steeds een half terugtrekkende beweging maakt?

Minister Asscher:

Het beeld dat mevrouw Voortman schetst, herken ik niet. In Het Financieele Dagblad heb ik gereageerd op de stijgende werkloosheid; die baart mij zorgen. Ik heb gezegd dat bijvoorbeeld van werk naar werk daarop een antwoord kan zijn, maar dat er ook een arbeidsmarkthervorming nodig is. Die is moeilijk, maar gaat wel bijdragen aan meer werkgelegenheid. Ik heb ook gereageerd op de vraag wat de koopkracht van mensen beïnvloedt. Een van de onderdelen die invloed hebben, is de loonontwikkeling. Ik heb daarbij gezegd dat er nadelen kleven aan langdurige loonmatiging. Dat is een genuanceerde beschrijving van de werkelijkheid, maar geen oproep. Ik hoop dat mevrouw Voortman met dit betoog enigszins gerustgesteld is.

De voorzitter:

Dank voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven