5 Vragenuur

Vragen van het lid Schouw aan de minister van Veiligheid en Justitie over het manifest van enkele raadsheren van het gerechtshof Leeuwarden naar aanleiding van de gang van zaken rond de benoeming van gerechtsbestuurders.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. De maat is vol voor honderden rechters in ons land. Zij vinden dat de rechtspraak wordt uitgehold, want het gaat steeds meer om productieaantallen en steeds minder om kwaliteit, maar de rechtspraak is geen koekjesfabriek. Dat is D66 met de rechters eens. Onder de huidige omstandigheden is goede rechtspraak niet meer mogelijk, zo stellen de raadsheren in het manifest vast. Wij vinden dit een buitengewoon schokkend signaal. Nederland is een rechtsstaat die ooit als voorbeeld diende voor vele andere landen in de wereld, maar onze rechtsstaat gaat steeds meer lijken op een platte justitiefabriek van de bv Opstelten & Teeven. In die fabriek zijn enkel productiecijfers en minutenprijzen leidend. Essentiële waarden als kwaliteit, zorgvuldigheid en onafhankelijkheid komen verweesd in een hoek te liggen.

Vele malen heeft D66 hierover met de bewindslieden van V en J gesproken. Wij hebben het gehad over meer veiligheid, een hogere pakkans en criminelen die hun straf niet mogen ontlopen. De rechtspraak is het sluitstuk van die strafrechtketens, maar rechters die worden gedreven door productiequota, kunnen de integriteit van hun werk niet meer garanderen. Daarom wil mijn fractie van de minister het volgende weten. Ten eerste: deelt hij de zorg van de rechters? Ten tweede: klopt het dat inmiddels honderden rechters hun steun hebben gegeven aan het initiatief van de rechters in Leeuwarden? Ten derde: durft deze minister met open vizier het gesprek aan te gaan met de raadsheren over hun zorgen? Tot slot: hoe zorgt de minister ervoor dat de kwaliteit weer de maatstaf wordt in de rechtspraak in plaats van de kwantiteit?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer Schouw voor zijn interventie naar aanleiding van het manifest van de raadsheren uit Leeuwarden. Deel ik die zorg? Het feit dat zij het manifest hebben uitgebracht, beschouw ik in ieder geval als een uitdaging om daarover te spreken. Laat ik het zo zeggen. Ik weet niet of het honderden rechters waren die dit manifest hebben gesteund. Ik las vandaag in een ochtendblad dat het veertig raadsheren waren. Daar moeten we precies in zijn. Natuurlijk zal het gesprek plaatsvinden. Ik prijs de Raad voor de rechtspraak voor het feit dat men daar direct op heeft gereageerd en heeft gezegd: wij gaan het gesprek aan. Dat gesprek vindt aanstaande vrijdag plaats. Vandaag heb ik in de Eerste Kamer bij de behandeling van het splitsingswetsvoorstel voor de herziening van de gerechtelijke kaart van Oost-Nederland inderdaad gezegd dat de kwaliteit bovenaan staat, maar ook dat in deze tijd productie van groot belang is. De drie items die de heer Schouw noemt, heb ik vaak genoemd en vind ik ook belangrijk: kwaliteit, onafhankelijkheid en zorgvuldigheid. Ik sta voor de rechtsstaat en ook voor de kwaliteit van de rechterlijke macht.

De heer Schouw (D66):

De minister zegt het nog wat zuinigjes: het is een uitdaging om hiermee om te gaan. Ik benadruk dat het misschien wel voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis is dat zo veel rechters opstaan en zeggen dat er iets moet gebeuren. Die sense of urgency hoop ik ook aan de minister over te brengen. Ook vraag ik de minister of hij de komende tijd kan bekijken hoe groot die massa is. In de Volkskrant van vandaag staat dat het om honderden rechters gaat. Dan is er toch wel wat aan de hand. Ik roep de minister op om het gesprek niet via de Raad voor de rechtspraak te laten lopen. De minister is hiervoor namelijk verantwoordelijk. Ik roep hem op om zelf dat gesprek met die rechters aan te gaan. Tot slot. De minister zegt heel makkelijk: de kwaliteit is voor mij ook leidend. De mensen die in de praktijk werken en met de poten in de modder staan, zeggen dat het alleen om de kwantiteit gaat en dat de kwantiteit is verdreven. Kan de minister nog eens verder uitleggen hoe hij die kwaliteit handen en voeten gaat geven? Anders blijven het loze woorden.

Minister Opstelten:

Ik dank de heer Schouw voor zijn opmerking in tweede instantie. De sense of urgency is bij mij van dien aard dat ik het als positief beschouw – dat meen ik echt – als een aantal rechters hun zorgen naar voren brengt, met de bedoeling om daar het gesprek en de dialoog over aan te gaan met de Raad voor de rechtspraak. Daar dient hij voor. Hoe groot de massa is, weet ik niet. Er zijn verschillende beelden over, daar moeten we precies in zijn. Natuurlijk voel ik mij daar verantwoordelijk voor, maar met inachtneming van de scheiding der machten, en ga ik ook het gesprek aan met de mensen. Per 1 januari beginnen we met de herziening van de gerechtelijke kaart, die buitengewoon belangrijk is voor de kwaliteit van onze rechterlijke macht. Ik heb begrepen dat een van de raadsheren dat ook heeft gezegd in een van de kranten van vanochtend.

De heer Schouw (D66):

Ik moet het een beetje uit de mond van de minister trekken, maar ik heb genoteerd dat hij persoonlijk het gesprek aangaat met de rechters over het verbeteren van de kwaliteit. Dat vind ik een belangrijk winstpunt.

Ik vraag de minister om ons medio januari mee te nemen in zijn ervaringen en om deze Kamer verder te informeren over de manier waarop hij zal waarborgen dat kwaliteit boven kwantiteit gaat.

Minister Opstelten:

Ik dank de heer Schouw voor deze twee vragen. De heer Schouw spreekt mij aan op het punt van de scheiding der machten. Dat houd ik scherp in de gaten. Allereerst gaat de Raad voor de rechtspraak dat gesprek aan. Ik zal mij daar natuurlijk niet aan onttrekken. Ik zal dat goed in de gaten houden. Ik zal monitoren hoe dat gaat. Als er aanleiding voor is, ben ik tot een gesprek bereid en wil ik mij daar ook melden.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Opstelten:

Ik heb nog een laatste punt, want het is wel belangrijk dat de heer Schouw deze vraag heeft gesteld. Wij hebben bij de begroting over dit onderwerp gesproken. Ik heb toen gezegd dat we scenario's zullen ontwerpen. De heer Schouw heeft toen gevraagd of er verschillende scenario's kunnen worden ontworpen, en niet één waarop we de keuze zouden baseren. Dat zal ik doen. Ik zal die in april naar de Kamer sturen.

De heer De Wit (SP):

Er is inderdaad reden voor zorg. De minister verwijst naar de begrotingsbehandeling. Toen hebben we het ook over dit onderwerp gehad. Ik wijs de minister erop dat de Hoge Raad vandaag de vijfde gerechtelijke dwaling in het afgelopen decennium heeft vastgesteld. Wat gaat de minister concreet doen aan het probleem waar de rechters ons nu mee confronteren en dat ons bekend is? Dat probleem is in de eerste plaats de managementcultuur binnen de rechterlijke macht. In de tweede plaats is er eigenlijk sprake van productiemedewerkers in plaats van rechters die recht moeten spreken en in alle rust alles moeten kunnen afwegen.

Minister Opstelten:

Ik ben het niet eens met wat wordt gezegd over de managementcultuur. Maar als men dat zegt, moeten we daar het gesprek over aangaan. Daar hebben we de herziening van de gerechtelijke kaart voor in het leven geroepen, die per 1 januari van start gaat. Op de vraag over het financieringssysteem kan ik hetzelfde antwoord geven als ik bij de begroting heb gegeven. Ik heb het ook net tegen de heer Schouw gezegd: daar ga ik op in als ik bij de vertaling van onze begroting ook naar de rechterlijke macht heb laten zien hoe we daarmee omgaan. Ik zal daarmee in april naar de Kamer komen, ruim voor de Voorjaarsnota, zoals is afgesproken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Dit onderwerp is ook in de Eerste Kamer besproken op 3 juli 2012. Dat herinnert de minister zich vast nog. Toen heeft GroenLinks een motie (32891, letter H) ingediend. De minister heeft deze motie overgenomen. Ik wil de minister straks met de inhoud wel een beetje helpen. Ik zie de minister knikken. Hoe staat het met de voortgang van de uitvoering deze motie, waarin wordt gevraagd in hoeverre ervaren rechters in Nederland werkdruk ervaren vanwege deze productienormen? De minister zou dit in kaart brengen. Daar heeft de minister sinds juli de tijd voor gehad. Hoe staat het daar nu mee?

Minister Opstelten:

Dat is toevallig dat mevrouw Van Tongeren deze vraag stelt. Het is vandaag inderdaad in de Eerste Kamer aan de orde geweest. Het gaat om de motie-De Boer. Bij de behandeling van het wetsvoorstel inzake de herziening van de gerechtelijke kaart heb ik toegezegd dat het onderwerp dat nu aan de orde is, zal worden meegenomen in de monitoring. Ik heb de motie hier bij de hand. Daarover zullen we dus ook rapporteren.

De heer Oskam (CDA):

Het is vooral een geldkwestie bij de rechterlijke macht. De zaken worden steeds zwaarder, omdat het OM de eenvoudige zaken afdoet. De rol van de slachtoffers zorgt ervoor dat de rechters minder productie kunnen draaien. De balans is zoek en eigenlijk moet er geld bij, net zoals er bij de politie geld bij is gekomen. Onder Rutte I spraken wij met elkaar over het genereren van 240 miljoen door de griffierechten te verhogen. Gelukkig is dat niet doorgegaan, omdat het tot ontoelaatbaar hoge griffierechten zou leiden. De toegang van mensen tot de rechter zou daarmee worden afgesneden. Maar ik zeg erbij dat er ook zaken denkbaar zijn, bijvoorbeeld in het kader van de onroerendezaakbelasting, waartegen mensen eerst bij de gemeente in bezwaar kunnen gaan en vervolgens naar de bestuursrechter kunnen gaan. Dat kost € 42. Is er ruimte in diverse zaken om de tarieven iets omhoog te doen en daarmee geld te genereren voor de rechtspraak?

Minister Opstelten:

Ik kom dan eigenlijk op hetzelfde punt uit als wij bij de begroting hebben afgesproken. Op dit moment is er geen financieel probleem bij de rechtspraak, maar dat kan de komende jaren wel ontstaan als wij geen maatregelen nemen. Daarom heb ik ook toegezegd dat ik de verschillende scenario's in beeld zal brengen nadat ik daarover heb gesproken met de rechterlijke macht en de Raad voor de rechtspraak. Ik zal die scenario's hier in april presenteren, opdat wij het debat daarover kunnen openen.

De heer Van der Steur (VVD):

De VVD-fractie ondersteunt de lijn van de minister. Het ziet er ook naar uit dat het manifest vooral een aanklacht is tegen het opereren van de Raad voor de rechtspraak zelf en minder tegen de minister, het kabinet of de Kamer. Zal de minister in de gesprekken die hij wil voeren ook aandacht vragen voor alle punten waarop de rechterlijke macht zelf zijn kwaliteit kan verbeteren door sneller en efficiënter te werken? Er is nog zoveel te doen in de rechterlijke macht waardoor er ruimte wordt gecreëerd om aan die kwaliteit te werken. Zal de minister die onderwerpen ook in het gesprek meenemen?

Minister Opstelten:

Ik dank de heer Van der Steur. Om deze reden heb ik het manifest ook open en transparant een mooie uitdaging genoemd en niet zozeer een zorg. Dit soort punten kunnen wij één voor één met elkaar open, rechttoe rechtaan met elkaar bespreken. De kwaliteit van de rechtspraak is voor mij maatgevend. Daar sta ik voor, daar ben ik op aanspreekbaar. Ook de punten die de heer Van der Steur aangeeft, zullen in de gesprekken worden meegenomen, in de eerste plaats door de Raad voor de rechtspraak. Als ik het idee heb dat ik er een impuls aan moet geven omdat ik verantwoordelijk ben, zal ik dat zeker doen.

Naar boven