6 Vragenuur

Vragen van het lid Dijkhoff aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat een infiltratie van een drugsbende niet aan de justitietop is voorgelegd.

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag bracht de Volkskrant een spannend verhaal. Alles zat erin: drugs, geld, gala's, informanten. Een heel seizoen van The Wire, voor wie die serie kent. Het artikel is stellig: infiltratie niet aan Justitietop voorgelegd. Later blijkt dat het ook maar de vraag is of dat nodig was. De stellige bewering is vooral van de advocaat. Het OM stelt dat het ging om stelselmatig informatie inwinnen en dat daar andere eisen aan worden gesteld. Kan de minister bevestigen dat er inderdaad een formeel verschil is tussen stelselmatig informatie inwinnen en infiltratie? Het gaat mij ook niet zozeer om de zaak zelf – het is in de eerste plaats aan de rechter om er een uitspraak in te doen – maar het wijst ons wel op een al langer spelend punt: het geheel van regels omtrent de inzet van politie en burgers als informant en infiltrant. Bieden de huidige regels voldoende duidelijkheid en waarborgen? Bieden zij politie en justitie voldoende mogelijkheden om effectief zware misdaad te bestrijden? Hoe ziet de minister dit?

Nog altijd gezichtsbepalend voor de discussie is het werk van de commissie-Van Traa, dat leidde tot aanpassing van de regelgeving. Dat gebeurde in de sfeer van beperking van de mogelijkheden van de politie om zelf de wet te overtreden bij de aanpak van zware criminaliteit. Na enige jaren rijst de vraag of het huidige systeem niet te knellend is voor het effectief aanpakken van zware misdaad. Naast het inzetten van politieagenten kan ook het als infiltrant inzetten van burgers, die helaas vaak zelf crimineel zijn, bijdragen aan het aanpakken van zware misdaad. Daarbij kan het zijn dat die burgers zelf in beperkte mate de wet overtreden om de zaak rond te krijgen. Je moet er voorzichtig mee zijn en het goed regelen, maar de VVD wil dat niet bij voorbaat uitsluiten. Daarom moeten we dat goed geregeld hebben in een wet en in procedures. Mijn vraag aan de minister is of en zo ja, wanneer, hij met een standpunt over het onderwerp criminele burgerinfiltrant naar de Kamer komt.

Minister Opstelten:

Mevrouw de voorzitter. Deze zaak is inderdaad onder de rechter, zoals in de Volkskrant staat. Er is gisteren een regiezitting geweest. De uitkomst daarvan is dat de voorlopige hechtenis van de verdachte in deze zaak met 90 dagen is verlengd. Gelet op het feit dat het onder de rechter is, kan ik hier geen nadere mededelingen over doen.

Ik kan wel iets zeggen over wat de procedures zijn. Voor ingrijpende opsporingsbevoegdheden zijn passende toetsingsprocedures ingericht. Voor infiltratie kan de officier van justitie pas een bevel tot infiltratie afgeven, nadat de hoofdofficier van het betrokken parket de zaak via de centrale toetsingscommissie ter goedkeuring aan het College van procureurs-generaal heeft voorgelegd en het college met het voorgenomen bevel heeft ingestemd. Voor stelselmatige informatie-inwinning is een bevel van de officier van justitie vereist en niet meer dan dat.

De heer Dijkhoff vroeg ook wat het instrumentarium is voor het aanpakken van de georganiseerde criminaliteit. Mag ik daar kort op antwoorden? Ik heb enige tijd geleden een standpunt toegezegd over de criminele burgerinfiltrant. Inmiddels is de discussie over dit onderwerp breder geworden. Zo heeft de Kamer zich op 4 oktober jongstleden tijdens een rondetafelgesprek laten informeren over de positie van de kroongetuige. De kroongetuige heeft veel raakvlakken met de criminele burgerinfiltrant. Dit zijn belangrijke onderwerpen bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Ik ben dan ook blij met de aandacht die deze onderwerpen krijgen. De inzet van infiltranten wordt met grote waarborgen omkleed. In de afgelopen jaren heeft een professionaliseringsslag plaatsgevonden. Ik kom voor het zomerreces met een standpunt. 1 juni heeft de Kamer daarover een bericht van mij. Ik moet echt niet over een nacht ijs gaan bij dit gevoelige onderwerp.

De heer Dijkhoff (VVD):

Ik dank de minister voor de beantwoording en voor de heldere toezegging: voor 1 juni en dan ook breder. Dat is goed. Ik snap dat het zorgvuldig moet. 1 juni is acceptabel. Het moet niet veel later worden, want deze zaken lopen en iedere crimineel die we snel kunnen oppakken, is meegenomen. Een ander punt is dat de minister in een eerder AO over de zorg en de nazorg voor infiltranten en informanten heeft toegezegd om de Kamer te informeren. Dit werk vergt erg veel van mensen. Het brengt hen in posities waar de meesten van ons niet aan moeten denken om in terecht te komen. De vraag is dan ook wanneer de minister met deze informatie naar de Kamer denkt te komen.

In het verlengde hiervan merk ik op dat de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden ook aan herziening toe is. Mijn voorganger op dit dossier, politiek talent van het jaar 2011, Jeanine Hennis, heeft er herhaaldelijk toe opgeroepen om de administratieve lasten bij het dagelijks speurwerk te verminderen, om effectiever te kunnen zijn. De vraag is wanneer de minister komt met het voorstel om deze wet aan te passen.

Minister Opstelten:

Het is terecht dat de heer Dijkhoff daarnaar vraagt. Het is zeer in beweging. Er is van mijn kant al een toezegging over gedaan. Laat ik deze concreet maken. Op 1 maart kan ik die toezegging gestand doen.

De heer Dijkhoff (VVD):

Het ging om een toezegging over de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden. Ik had ook een vraag over de zorg en nazorg voor infiltranten en informanten. Wanneer doet de minister de toezegging gestand om de Kamer daarover te informeren?

Minister Opstelten:

Daar moet ik het antwoord even op schuldig blijven. Het is ook een gevoelig onderwerp. Ik zal de Kamer daar zo snel mogelijk over informeren. Ik heb echt nog een paar gegevens nodig om in precisie die toezegging te kunnen doen. Die komt er dus aan.

De voorzitter:

Mevrouw Berndsen heeft nog een korte vraag.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Kennelijk gebruiken we het vragenuurtje nu om de minister te vragen wanneer hij met voorstellen gaat komen. Ik pleit ervoor om dat in samenhang met elkaar te brengen, want ik heb nu verschillende data gehoord. Dit zijn bijzonder precaire onderwerpen en die moeten echt in samenhang behandeld worden.

Minister Opstelten:

Dat ben ik volledig met mevrouw Berndsen eens, maar die toezeggingen zijn natuurlijk ook al in de vorige Kamerperiode gedaan. Dit zijn precaire, zeer precieze onderwerpen en ik wil op die punten een breed draagvlak in de Kamer hebben. Vandaar dat ik hier iets meer tijd voor neem dan sommigen wensen.

De voorzitter:

Ik dank u voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven