2 Contracteerruimte AWBZ 2013

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg over de contracteerruimte AWBZ 2013 (30597, nr. 276).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. In het AO contracteerruimte AWBZ van 15 november jongstleden is uitgebreid gesproken over de geringe toegang van nieuwe, met name kleine en innovatieve zorgaanbieders in de contracteerruimte 2013. Slechts 15% is gecontracteerd. Eerder zijn door deze Kamer moties aangenomen – ik noem de motie-Venrooy-van Ark/Dille – die niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Graag wil ik daarom met mijn collega van de VVD, de heer Van 't Wout, een motie indienen waarin aan de regering wordt gevraagd om met een nieuwe aanpak te komen, waardoor er meer ruimte kan komen voor nieuwe zorgaanbieders AWBZ.

Nu naar de Wmo. Graag doen we een oproep aan de bewindspersoon met hetzelfde doel, meer ruimte voor nieuwe zorgaanbieders, waarbij we hem ook vragen om met de VNG in gesprek te gaan hierover, dit in het licht van de voorgenomen overheveling.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor 2013 slechts 15% nieuwe zorgaanbieders door de zorgkantoren is gecontracteerd;

constaterende dat het voor nieuwe en innovatieve zorgaanbieders lastig is tussen "de gevestigde aanbieders" een plekje te verwerven;

constaterende dat de motie Venrooy-van Ark/Dille (31765, nr. 64), over het in gesprek gaan met de zorgkantoren over een gevarieerd en innovatief zorgaanbod in 2013, niet tot het gewenste resultaat heeft geleid;

van mening dat het van belang is dat nieuwe zorgaanbieders betere toegang hebben tot de contracteerruimte;

verzoekt de regering, met een nieuwe aanpak te komen, waardoor nieuwe aanbieders meer ruimte krijgen bij de zorginkoop AWBZ en Wmo en de Kamer hierover voor de zomer 2013 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Van 't Wout. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 279 (30597).

De heer Otwin van Dijk (PvdA):

Voorzitter. Mijn partij heeft geen moties bij dit VAO, maar ik wil wel de aandacht van de staatssecretaris vragen voor twee punten. Het eerste betreft de toetreding van nieuwe aanbieders. Ter inkleuring van wat mijn partij daarvan vindt, wil ik benadrukken dat het was ons betreft geen doel op zich is om nieuwe aanbieders toe te laten maar waar het gaat om innovatieve aanbieders die met name aan het karakter van kleinschaligheid en burgerbetrokkenheid voldoen, zouden we de staatssecretaris willen vragen in het bijzonder daaraan aandacht te willen besteden.

Verder bereiken ons signalen over de bezuinigingen over het doelgroepenvervoer, waarover we het in het AO ook hebben gehad in het kader van de dagbesteding. Er komen bij ons vragen binnen of het ook mogelijk is om dit instellingsbreed op te lossen, dus niet specifiek waar het gaat om het vervoersvraagstuk. Mijn verzoek aan de staatssecretaris is om duidelijk te maken aan de aanbieders dat dit ook tot de mogelijkheden behoort oftewel dat men creatief naar oplossingen kan zoeken.

De heer Van 't Wout (VVD):

Voorzitter. Toen ik deze portefeuille mocht doen en ik geconfronteerd werd met dit dossier moest ik denken aan mijn ervaring in mijn vorige werk, waarin we als klein bureau veel aan aanbestedingen meededen en we soms met de gekste voorwaarden werden geconfronteerd waardoor het eigenlijk onmogelijk was om er aan mee te doen terwijl we zeker wisten dat we een goed product konden leveren. Datzelfde zie ik nu terug bij de contracteerruimte AWBZ. Natuurlijk is het toelaten van zorgaanbieders geen doel op zichzelf, maar we zien wel dat heel veel mooie en innovatieve concepten geen kans krijgen en worden uitgesloten op basis van toch heel merkwaardige criteria. Mijn collega Venrooy heeft daarvoor in het verleden veel aandacht gevraagd. Wij hopen dat de staatssecretaris hiermee voortvarend aan de slag zal gaan.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Rijk de komende jaren de volgende onderdelen van de AWBZ, persoonlijke verzorging en begeleiding, evenals hulp bij het huishouden zal overhevelen naar gemeenten;

constaterende dat deze decentralisaties gepaard gaan met bezuinigingen van 25% respectievelijk 75%;

overwegende dat veel gemeenten zich nu al aan het voorbereiden zijn op financieel zwaardere jaren;

overwegende dat gemeenten niet voor een onmogelijke opgave kunnen worden geplaatst;

overwegende dat gemeenten hebben aangeboden om binnen bestaande financiële kaders mee te denken over de toekomst van extramurale en maatschappelijke zorg in het perspectief van de totale zorg;

verzoekt de regering, zoals afgesproken in het bestuursakkoord met gemeenten in gesprek te blijven over verantwoorde decentralisatie van onderdelen van de AWBZ en bijbehorende middelen, zodat de kwaliteit van zorg gewaarborgd kan blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280 (30597).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kleine zorgaanbieders meer moeite kost om gecontracteerd te worden door een zorgkantoor dan grote zorgaanbieders;

overwegende dat cliënten keuzevrijheid wensen en een zorgaanbieder willen kiezen die past bij hun levensovertuiging;

van mening dat daarom ook kleine identiteitsgebonden instellingen door zorgkantoren moeten worden gecontracteerd;

verzoekt de regering, bij zorgkantoren te bevorderen dat zij een divers zorgaanbod contracteren, waaronder kleine identiteitsgebonden instellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 281 (30597).

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. Het is misschien goed om eerst het punt van de nieuwe aanbieders te pakken. Inderdaad hebben we daarover in het AO uitgebreid gesproken. Ik denk dat wij allen van mening zijn dat het erg belangrijk is om nieuwe zorgaanbieders aan tafel te krijgen, zodat innovatie in het zorgaanbod met name gericht op – zoals de heer Van Dijk het noemde – kleinschaligheid en burgerinitiatief kan worden bevorderd. Ik heb ook gezegd, en wil dat nu herhalen, dat nieuw zorgaanbod geen doel is, maar een middel. Ik denk dat zorgkantoren wel degelijk moeten kijken naar de kwaliteit van het zorgaanbod en de continuïteit van zorg, als deze eenmaal is gecontracteerd. Dat neemt niet weg dat ik het ermee eens ben dat het erg belangrijk is dat we dit nieuwe zorgaanbod voor elkaar krijgen. Ik heb in het AO ook gezegd dat ik daarover met de zorgkantoren in overleg wil treden. De eerste motie van mevrouw Bergkamp vraagt om een nieuwe aanpak, om dit te bevorderen. Daarmee ben ik het ook eens. De toevoeging van mevrouw Bergkamp over de Wmo vind ik van belang. De motie wordt als het ware verbreed naar het Wmo-terrein, terwijl mijn positie ten aanzien van gemeenten en Wmo natuurlijk ietsjes anders is. Ik interpreteer deze motie zoals zij heeft gezegd, namelijk dat ik met gemeenten in overleg ga om dezelfde benadering te creëren, terwijl nieuw zorgaanbod onder de aandacht blijft. Als ik die motie zo mag interpreteren, beschouw ik haar als ondersteuning van het beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dat is de juiste interpretatie, waarvoor dank.

In de discussie draaide het om de vraag doel of middel. D66 vindt het in ieder geval belangrijk dat er een level playing field is. Dat wil zeggen dat in onze ogen nieuwe aanbieders even veel kans moeten maken op een zorgcontract als bestaande aanbieders. Hoe denkt de staatssecretaris daarover?

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik denk daar net zo over. Ik kan mij wel voorstellen dat het voor het garanderen van de continuïteit van de zorg lastig is om elk jaar het hele zorgaanbod opnieuw te arrangeren. Zorgkantoren zullen met andere woorden een balans moeten vinden tussen vernieuwing en continuïteit. Die balans is ook een overweging om naar dat nieuwe zorgaanbod te kijken. Ik ben het dus eens met mevrouw Bergkamp dat er eigenlijk een soort permanente vernieuwing in zou moeten zitten, want dat heeft alles te maken met de manier waarop ik tegen het nieuwe zorgaanbod aankijk. Het is verder ook de reden waarom we het niet tot een doel op zich verheffen. Je raakt immers de balans een beetje kwijt als je zegt dat er ieder jaar zoveel nieuwe aanbieders bij moeten komen.

Als mevrouw Bergkamp zich hierin kan vinden, laat ik het oordeel over de motie op stuk nr. 279 aan de Kamer. Ik denk dat ik hiermee ook antwoord heb gegeven op de eerste vraag van de heer Van Dijk of het geen doel op zich is en over het soort innovatie dat wij zoeken. Kleinschaligheid en burgerbetrokkenheid zijn inderdaad uitermate belangrijke elementen voor de vernieuwing van het zorgaanbod.

De heer Van Dijk maakte een opmerking over het vervoer. Daar is al veel over gesproken, overigens niet alleen gesproken want er zijn ook rechtszaken over gevoerd. Het Rijk is in het gelijk gesteld door de rechter, maar dat laat onverlet dat het belangrijk is dat zorgaanbieders naar een zo efficiënt mogelijke manier zoeken om het vervoer te arrangeren. De heer Van Dijk stelt natuurlijk terecht de vraag of het mogelijk is om binnen de bedrijfsvoering van een zorgaanbieder naar creatieve oplossingen te zoeken. Natuurlijk kan dat. Sterker nog: het is nadrukkelijk de bedoeling dat dit gebeurt. Ik maak daarbij wel de kanttekening dat het niet de bedoeling is dat het op de cliënt wordt afgewenteld. Men zal echt binnen de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder naar een oplossing moeten zoeken. Ik denk dat wij het daarover volledig eens zijn.

De vragen van de heer Van 't Wout heb ik beantwoord in mijn reactie op de motie.

Mevrouw Dik-Faber heeft twee moties toegelicht. In de motie op stuk nr. 280 verzoekt zij de regering, zoals afgesproken in het bestuursakkoord met gemeenten in gesprek te blijven over verantwoorde decentralisatie van onderdelen van de AWBZ en bijbehorende middelen, zodat de kwaliteit van zorg gewaarborgd kan blijven. Ik heb al gezegd dat ik met gemeenten, zorgaanbieders, cliëntenorganisaties en verzekeraars in gesprek ben over de randvoorwaarden van de decentralisaties. Bij die randvoorwaarden hoort dat het verantwoord is en dat de middelen toereikend zijn. In de motie wordt mij eigenlijk gevraagd om met de gemeenten in gesprek te blijven. Het antwoord daarop is ja. Ik heb al toegezegd dat ik in gesprek zal blijven met niet alleen de gemeenten, maar ook met de zorgaanbieders, verzekeraars en cliëntenorganisaties over nieuwe creatieve ideeën hoe we binnen de financiële kaders het regeerakkoord kunnen uitvoeren. Als ik de motie zo mag interpreteren, beschouw ik die als ondersteuning van mijn beleid.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De staatssecretaris mag de motie zo interpreteren. Het is heel belangrijk dat de gemeenten dit stevige signaal van de Tweede Kamer krijgen.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dank daarvoor. Als gemeenten bereid zijn om binnen de bestaande financiële kaders mee te denken over de extramurale en de maatschappelijke zorg in het perspectief van de totale zorg, dan moeten wij de gemeenten daarvoor de ruimte geven. Belangrijk zijn natuurlijk wel de woorden "binnen de bestaande financiële kaders"!

In de motie op stuk nr. 281 van mevrouw Dik-Faber en de heer Van der Staaij wordt de regering verzocht, bij zorgkantoren te bevorderen dat zij een divers zorgaanbod contracteren, waaronder kleine identiteitsgebonden Instellingen. Dat is een punt dat zeker meegenomen kan worden in mijn overleg met de zorginstellingen over het bevorderen van nieuw zorgaanbod. Ik laat het oordeel over de motie dan ook aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het einde van dit VAO. Over de ingediende moties zal volgende week worden gestemd. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven