3 Landbouw- en Visserijraad

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een schriftelijk overleg op 12 december 2012 over de Landbouw- en Visserijraad.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben gisteravond laat op de valreep het verslag van het schriftelijk overleg ontvangen. Ik ben de ambtenaren van het ministerie van EZ zeer erkentelijk voor hun noeste arbeid. Ik dien drie moties in. De eerste gaat over de vergroeningsmaatregelen. Het kabinet heeft met steun van mijn fractie altijd gepleit voor een flexibel keuzemenu zodat de vergroeningsmaatregelen beter kunnen worden afgestemd op lokale omstandigheden. Nu is het nieuwe begrip "equivalentie" geïntroduceerd. Omdat mijn fractie nog niet precies weet wat dat inhoudt en hoeveel ruimte daarmee wordt geboden voor alternatieve vergroeningsmaatregelen dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat "equivalente" maatregelen als alternatief zijn voorgesteld voor de drie vergroeningsmaatregelen zoals voorgesteld door de Europese Commissie;

overwegende dat bij de keuze voor vergroeningsmaatregelen de effecten op milieu en biodiversiteit centraal dienen te staan;

overwegende dat daadwerkelijke vergroening van de landbouw in Nederland alleen kan worden gerealiseerd als rekening wordt gehouden met regio- en bedrijfsspecifieke kenmerken;

verzoekt de regering, zich sterk te blijven maken voor een ambitieuze vergroening van de directe betalingen middels een flexibel keuzemenu met bovenwettelijke maatregelen, waarin ook collectieve maatregelen en duurzaamheidscertificaten kunnen worden opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 669 (21501-32).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn tweede motie gaat over de voortgang van de GLB-onderhandelingen. Ik ben bezorgd over het gebrek aan voortgang dat is geboekt onder het Cypriotisch voorzitterschap en hoop dat de Ieren de zaken voortvarender zullen aanpakken. Hoewel de minister positie is over een politiek akkoord in 2013 bestaat er een reële kans dat de onderhandelingen waaraan ook het Europees Parlement voor het eerst meedoet niet op tijd zullen zijn afgerond. Om die reden dien ik een tweede motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onderhandelingen over het GLB in 2012 op bepaalde dossiers weinig vorderingen laten zien;

overwegende dat zowel agrariërs als betaalorganen gebaat zijn bij duidelijkheid over het systeem van directe betalingen dat vanaf 2014 gaat gelden en zich hierop moeten kunnen voorbereiden;

verzoekt de regering, zich sterk te maken voor bespoediging van de GLB-onderhandelingen gericht op een akkoord in de eerste helft van 2013 en te pleiten voor een duidelijk overgangsregime voor het jaar 2014 indien de onderhandelingen niet op tijd kunnen worden afgerond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 670 (21501-32).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn derde motie gaat over de makreelquota. De juridische strijd met IJsland en Faeröer leidt tot een extra korting voor makreel terwijl nog helemaal niet duidelijk is wat de sancties worden, of deze effectief zijn en of deze überhaupt haalbaar zijn. De fractie van de ChristenUnie wil daarom een veiligheidsklep inbouwen en dient de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Commissie een extra korting wil toepassen op het makreelquotum om deze te "reserveren" voor IJsland en Faeröer als voorwaarde om zo nodig sanctiemaatregelen te kunnen invoeren in de loop van 2013;

constaterende dat er nog discussie is over de juridische haalbaarheid van de sancties en dat de inhoud van mogelijke sancties nog niet bekend is;

overwegende dat wanneer sancties zich alleen richten op makreel, deze tandeloos zijn aangezien IJsland en Faeröer hun makreelvangsten niet aanlanden in de EU noch makreel exporteren naar de EU;

verzoekt de regering, in de LNV-raad als voorwaarde te stellen dat als de extra korting op het makreelquotum wordt geaccepteerd, deze tijdig moet worden teruggedraaid als er geen sancties kunnen worden toegepast richting IJsland en Faeröer of deze sancties alleen gericht zijn op makreel en daardoor onvoldoende effect zullen hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 671 (21501-32).

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Ik dien geen moties in maar vraag wel aandacht voor het feit dat straks in de EU eieren en pluimvee uit de Oekraïne toegelaten worden onder een verlaagd importtarief. Mijn fractie maakt zich zorgen over de dierenwelzijnsituatie in de Oekraïne die zeker voor pluimvee nogal te wensen overlaat. Bovendien biedt dat geen level playing field voor onze eigen pluimveesector die zich wel aan allerlei dierenwelzijneisen moet houden. Mijn fractie zou graag zien dat die eisen voor de Oekraïne worden opgeschroefd in plaats aanpassing aan de in de Oekraïne geldende standaarden. Ik vraag de minister om daarvoor aandacht te vragen in de LNV-raad.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Ik dien één motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een van de eisen van groepshuisvesting dragende zeugen het moment waarop zeugen uit de dekstal in de groep worden geplaatst is;

constaterende dat in Nederland deze termijn 4 dagen na inseminatie is terwijl in de EU-regelgeving sprake is van 28 dagen;

constaterende dat de Nederlandse overheid de Nederlandse varkenshouders ten opzichte van hun EU-collega's in hun concurrentiepositie benadeelt;

verzoekt de regering, de Nederlandse wetgeving hieromtrent aan te passen aan de Europese regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 672 (21501-32).

Ik begrijp dat de heer Dijkgraaf afziet van deelname.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar bereidwilligheid om deze materie via een schriftelijk overleg af te handelen. Die wordt zeer op prijs gesteld. Mag ik ook één opmerking maken? Wij hebben gisteren aan het eind van de ochtend 200 vragen gekregen, waarop wij in de loop van de dag antwoord hebben gegeven. Daarmee is de grens wat ons betreft overschreden. Ik kan geen zorgvuldigheid garanderen als ik op zo korte termijn zo veel antwoorden geef. De Kamer heeft recht op een bepaald kwaliteitsniveau van mijn beantwoording, en in dit geval zit het wat te dicht op elkaar. Dat ligt niet aan de Kamer, maar aan ons. Vanwege de tijdelijke vervanging van de portefeuille heeft de Kamer willen meewerken aan een schriftelijke behandeling. Als mij een groot aantal vragen wordt gesteld, heb ik echter enige tijd nodig om ervoor te zorgen dat de Kamer de kwaliteit van antwoorden krijgt waar zij recht op heeft. Daarover zullen we het de volgende keer vast gezamenlijk eens kunnen worden.

Mevrouw Dik-Faber vindt dat de regering zich bij de equivalente maatregelen die zijn voorgesteld, sterk moet blijven maken voor een flexibel keuzemenu. Wij zien dat ook zo. Het heeft geen zin dat wij hetgeen op Europees niveau over vergroening is afgesproken, zomaar in Nederland gaan toepassen. Dat leidt slechts tot een heleboel gedoe, zonder dat het meerwaarde heeft voor natuur of landschap. Wij kunnen het veel beter op een andere manier doen. Dat hebben wij ingebracht in Europa, en daar hebben wij weerklank voor gevonden. Het zal dus ook op die manier gebeuren. Daarbij hoort een flexibel keuzemenu, en ik zie de manier waarop mevrouw Dik-Faber dat in haar motie op stuk nr. 669 heeft geformuleerd, als een ondersteuning van het beleid. Ik beveel de motie dan ook als zodanig bij de Kamer aan.

De motie op stuk nr. 670 van mevrouw Dik-Faber gaat over de onderhandelingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Zij vindt dat die niet goed genoeg verlopen. Dat klopt. Wij hadden daarin tijdens het Cypriotische voorzitterschap een resultaat willen bereiken, maar dat is niet gelukt. Dat ligt niet aan de Cypriotische voorzitter, maar aan het kader waarbinnen zich dit afspeelt, namelijk het Meerjarig Financieel Kader van de Europese Unie. Daarover is nog geen overeenstemming bereikt, waardoor we niet weten welke middelen beschikbaar zijn voor het landbouwbeleid en we dus niet verder konden komen. We mogen hopen dat we in het vroege voorjaar, of nog iets eerder, wel overeenstemming bereiken over het Meerjarig Financieel Kader. Het volgende voorzitterschap, het Ierse, verwacht in aansluiting daarop ook over het gemeenschappelijk landbouwbeleid knopen te kunnen doorhakken. Dat zal ertoe leiden dat we het nieuwe beleid niet al per 1 januari 2014 kunnen doorvoeren. Dat is niet zo'n ramp, want het wordt altijd eens in de vier, vijf jaar geactualiseerd. Of het nu vier of vijf jaar is, dat maakt niet uit. Alleen moet er dan wel, zoals mevrouw Dik-Faber ook zegt, een behoorlijke regeling komen voor het overgangsjaar 2014. We weten echter allemaal dat dit moet gebeuren. Dat staat ook nog eens in deze motie, maar dat heeft geen meerwaarde. Wat mij betreft is deze motie dus overbodig.

De motie-Dik-Faber op stuk nr. 671 gaat over makreel, IJsland en de Faeröer. Mevrouw Dik-Faber vindt dat daaromtrent een voorwaarde gesteld moet worden. Ik vind dat logisch, en daarvoor zullen wij ons moeten inzetten op de manier waarop zij dat heeft geformuleerd. Ook deze motie van mevrouw Dik-Faber beveel ik dus bij de Kamer aan als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Dikkers heeft aandacht gevraagd voor de situatie rond kippen en eieren uit de Oekraïne. Wij hebben genoeg kippen en eieren in de Europese Unie, maar het is een wereld waarin je vrij mag handelen op grond van de WTO. Dat betekent dat eieren en pluimvee uit de Oekraïne ook naar de Europese Unie mogen komen als ze voldoen aan de gezondheidseisen en de hygiëne-eisen. Het is nog niet mogelijk om ook eisen te stellen op grond van dierenwelzijn. Ik vind wel dat dit moet gebeuren, en de Europese Commissie vindt dat ook. Ik ben bereid om mij in het verband van de WTO maar ook in het verband van de Europese Unie te blijven inzetten om dat voor elkaar te krijgen. Dat geldt voor Nederland in de WTO en voor de Europese Commissie in de WTO. Ik zeg mevrouw Dikkers dus graag toe dat wij de inzet aan de dag zullen leggen die zij wenst te zien.

Mevrouw Lodders heeft gesproken over de zeugen die 4 dagen na inseminatie van ons in de groepshuisvesting moeten, terwijl daarvoor in Europa 28 dagen staan. Dat is een afweging tussen dierenwelzijn en de vraag wat het meest rendabel is in het bedrijf. De vier dagen die wij in Nederland hanteren, zijn destijds tot stand gekomen in overleg met de sector zelf. Het blijkt dat de sector dit kan realiseren. Als een bedrijf goed gemanaged is, dan kan dat. Recent onderzoek heeft dat ook bevestigd. Ik zie dit dus anders dan mevrouw Lodders. Wat mij betreft zou deze motie niet aangenomen moeten worden en daarom ontraad ik haar. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn, gegeven recent onderzoek en gegeven het feit dat er destijds met de sector overeenstemming over is bereikt, zou ik de situatie willen laten zoals die is.

Mevrouw Lodders (VVD):

De minister begon zijn beantwoording met een opmerking over de korte termijn waarop hij onze vragen moest beantwoorden. Dat is een terecht punt. Wij hadden ook maar weinig tijd om de moties voor te bereiden. Ik houd de motie daarom aan. Ik maak de komende dagen van de gelegenheid gebruik om aanvullende vragen te stellen. De motie kan dan later eventueel nog in stemming worden gebracht.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Lodders stel ik voor, haar motie (21501-32, nr. 672) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Kamp:

Wij staan altijd open voor argumenten van mevrouw Lodders. Wij zullen graag op haar argumentatie ingaan.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Uit de schriftelijke antwoorden die we gisteravond laat hebben gekregen, bleek niet heel duidelijk dat de minister zich keihard gaat inzetten voor een duidelijk overgangsregime voor het jaar 2014. Wij hebben dat wel in de motie gevraagd. De minister geeft aan dat hij het een vanzelfsprekendheid vindt en daarom de motie als overbodig beschouwt. Toch stond het niet expliciet in de antwoorden van gisteravond. Kan de minister toezeggen dat hij zich hier echt hard voor zal gaan inzetten, zodat er met name voor agrariërs tijdig duidelijkheid is en zij goed kunnen anticiperen?

Minister Kamp:

Op zich is het voor de Nederlandse boeren geen slechte zaak als het één jaar wordt uitgesteld. Ik heb namelijk niet het idee dat zij er onder het nieuwe regime beter van worden in vergelijking met het oude regime. We zullen moeten bekijken of dat overgangsjaar relatief gunstig voor hen uitpakt. Daar zullen we ons best voor doen. Dat overgangsregime is belangrijk. De manier waarop mevrouw Dik daarover gesproken heeft, is ook de mijne. Ik zal op die manier handelen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Die toezegging is voor ons voldoende. Ik zal de motie intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Dik-Faber (21501-32, nr. 670) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We zijn aan het einde gekomen van dit VSO. Over de ingediende moties zal vandaag worden gestemd.

De vergadering wordt van 09.54 uur tot 10.00 uur geschorst.

Naar boven