4 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Dijkhoff aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Het opruien blijft onbestraft".

De heer Dijkhoff (VVD):

Voorzitter. Mijn vragen gaan over de Facebookrellen in Haren, die volgens mij bij iedereen bekend zijn. Nederland was toen zelfs even wereldnieuws, maar helaas niet op een manier die wij graag willen. Het begon met een fout aangeklikt hokje op Facebook en het eindigde met ernstige rellen en een flink geschokte gemeenschap. Iedereen was het er toen over eens dat we de relschoppers voor de schade moeten laten opdraaien, dat we duidelijk moeten maken dat dit soort bezopen gedrag onacceptabel is.

Nu meldt nrc.next vorige week dat juist bij deze Facebookrellen politie en justitie eigenlijk geen gebruik hebben gemaakt van de openbare uitingen op Facebook en Twitter en dat eigenlijk alleen is gekeken naar de geweldpleging op de avond zelf. De krant put daarbij uit een backup van een softwarebedrijf met meer dan 50.000 berichten die ooit op de openbare Facebookpagina Project X Haren te zien waren. Die berichten zijn inmiddels verwijderd. Uit die berichten blijkt al dat voorafgaand aan die verschrikkelijke avond en nacht de boel flink wordt opgejut. Ik vraag de minister daarom of politie en justitie zelf een dergelijke backup hebben gemaakt of in ieder geval daarover en dus over mogelijk bewijsmateriaal beschikken. Het is namelijk best de moeite waard om te onderzoeken of er sprake is van opruiing in de juridische zin van het woord. In het verleden zijn ook mensen vervolgd voor opruiing als zij opriepen tot rellen die gelukkig niet ontstonden. Dan verwacht je in het geval van de rellen in Haren zeker dat we duidelijk maken dat opruiing onacceptabel is. Ik vraag de minister of hij dit met de VVD eens is. Als dit bericht klopt, waarom is er dan geen werk van gemaakt? Zal dit alsnog gebeuren?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer Dijkhoff voor zijn vragen. De items in de social media die over Haren zijn verschenen en die Clockwork heeft veiliggesteld, kunnen beschikbaar komen voor onderzoek van het OM en de politie. Zij hebben daar reeds een beroep op gedaan. Het OM heeft laten weten dat er vier verdachten met betrekking tot Haren zijn gedagvaard voor opruiing. Het OM heeft ook nadrukkelijk naar buiten gebracht dat het prioriteit heeft gegeven aan de dagvaarding en veroordeling van de daders van gewelddadigheden gedurende de avond en de nacht. Daarvoor zijn er 107 in aanmerking gekomen en 35 veroordeeld. Dat is een kwestie van daadwerkelijke prioriteitstelling. Dat was de juiste prioriteitstelling en het maakt ook de relatie duidelijk met slachtoffers en schadevergoeding. Verder kan ik zeggen dat daarna opruiing tot een succesvolle veroordeling heeft geleid van één gedagvaarde verdachte, in een situatie in Arnhem, dus na Haren,.

De heer Dijkhoff (VVD):

Ik begrijp dat het aanpakken van geweldplegers prioriteit heeft. U heeft me ook niet horen vragen om dat te laten vallen en alleen voor de opruiers te gaan. Geweldplegers zijn een graad erger dan opruiers, maar nog een graad erger zijn opruiers die later zelf geweld hebben gepleegd. Door het bericht lijkt het alsof het opruiend gedrag niet is onderzocht, terwijl dit wel een belangrijke rol kan spelen bij de zaak en voor de zwaarte van de straf die de rechter uiteindelijk oplegt. Het artikel schetst een beetje het beeld van verdachten die voor de rechter met een onschuldig gezicht zeggen dat het hun eigenlijk is overkomen, dat zij naar Haren kwamen voor een gezellige avond, een paar biertjes te veel dronken, en daarna zomaar, ineens en spontaan, in de massa opgingen om de boel kort en klein te slaan, agenten aan te vallen en winkels te plunderen. Uit de database van die openbare Facebookberichten blijkt dat diezelfde mensen al vóór die bewuste avond zinspeelden op rellen en een voorschotje namen op wat ze tegen de politie zouden doen als deze hen aan de wet wilde houden. Dit gegeven kan voor de rechter, als hij dit meeweegt, een groot verschil maken tussen een paar uur schoffelen of een serieuze straf. Ik wil de minister dus vragen of het klopt wat in het bericht staat, dat ook bij die zaken van geweldpleging, die prioriteit hebben, de opruiende teksten vooraf niet zijn meegenomen in de zaak, en of hij dit niet ook een gemiste kans vindt. Vindt de minister dat politie en justitie in het algemeen voldoende oog hebben voor wat op internet en in de social media gebeurt? Zijn ze voldoende toegerust om daar bewijsmateriaal te vergaren en te doorgronden? Ziet hij naar aanleiding van Haren aanleiding om dit te intensiveren? Het is moeilijk te verkopen aan de rechter om net te doen alsof al die teksten op internet er niet zijn geweest, terwijl iedereen ze zo kan zien.

Minister Opstelten:

Op de twee laatste vragen is mijn antwoord: de politie als zodanig is goed geëquipeerd op dat terrein. Wij hebben vorige week daarover in een AO gesproken. Dat kan natuurlijk beter. Daarvoor is een heel programma ontwikkeld. De 105 miljoen die beschikbaar is voor de politie zal daarbij ook een rol spelen. Het materiaal van OM en politie is beschikbaar. De prioriteit is gelegd bij de daadwerkelijk op de avond gepleegde gewelddadigheden, omdat zo snelrecht kan plaatsvinden. Dat is ook de wens van de slachtoffers en verder iedereen; dat hebben we ook in de Kamer besproken. Dat is natuurlijk ook een kwestie van prioriteiten stellen. Dit betekent niet dat het materiaal niet kan leiden tot dagvaarding. Het heeft in vier gevallen, waarin het overduidelijk meteen zichtbaar was, aanleiding gegeven tot dagvaarding. Ik weet niet of de veroordeling al heeft plaatsgevonden. Dat zijn de feiten; dat is de situatie. Ook opruiing krijgt dus altijd aandacht. Ik heb het voorbeeld gegeven dat er in Arnhem aanleiding is geweest om iemand direct – ik geloof na twee dagen – aan te pakken en te dagvaarden.

De heer Dijkhoff (VVD):

Mij is nog niet helemaal duidelijk of in de zaken waarin geweldpleging en opruiing gecombineerd zijn, geen gebruik is gemaakt van het bewijsmateriaal over opruiing vooraf door de geweldplegers. Ik krijg graag opheldering hierover. Verder hoop ik dat er de komende weken grote alertheid is op opruiende teksten, met name op social media, omdat oud en nieuw voor de deur staat. Dat schijnt toch altijd een populair moment te zijn om elkaar op te jutten of erger. We hebben de laatste jaren helaas ook de ervaring dat hele wijken na het vuurwerk een nieuwe traditie lijken te introduceren: met de oliebol in de hand de politie onheus bejegenen. Elke rel die we de kop kunnen indrukken door opruiende teksten aan te pakken, is er een extra.

Minister Opstelten:

Het antwoord op de laatste vraag is natuurlijk "ja". We hebben verschillende malen kunnen zien dat wanneer er situaties dreigden te ontstaan zoals die in Haren, daarop concreet is ingespeeld. Ik zeg nog een keer tot de heer Dijkhoff dat de prioriteit door het OM is gelegd bij de feiten die ik heb genoemd. In dat geval zijn de berichten uit de social media dus niet meegenomen. Dat betekent niet dat het niet gebeurt, want in vier gevallen, die duidelijk waren, is dat wel gebeurd. Als we dat wel zouden hebben gedaan, waren we niet in staat gebleken om tot snelrecht over te gaan. Dat was een absolute prioriteit die ik het OM heb gesteld. Dat gaat voor, want wij kiezen ervoor om aan degenen die de feiten hebben gepleegd, direct duidelijk te maken dat men niet weg kan gaan en dat het geen maanden duurt. Ook het slachtoffer ziet dan dat er het nodige aan wordt gedaan. Dat zijn de middelen waarmee we hebben moeten en kunnen werken. Verder zal de commissie-Cohen uiteraard haar rapportage hieraan wijden.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar wat we wel eens het leerstuk van de deelneming noemen. Het is altijd ingewikkeld om vast te stellen of iemand heeft uitgelokt of opgejut, medeplichtig is geweest of echt heeft deelgenomen. Daarover is een proefschrift verschenen. Er is veel onderzoek naar gedaan. Vervolgens heeft het WODC bekeken of het in de praktijk aanleiding geeft tot problemen. Toen leek dat niet zo te zijn. De CDA-fractie vraagt de minister om hier toch nog even naar te kijken. Juist in dit informatietijdperk zie je nieuwe verschuivingen. Wij vragen de minister om opnieuw aandacht te besteden aan de vraag of het onderscheid in de deelnemersregeling in de praktijk toch problemen oplevert wanneer het gaat om internet.

Minister Opstelten:

Ik ben er gaarne toe bereid om de informatie die mevrouw Van Toorenburg geeft, alsmede het onderzoek dat zij noemt, door te geleiden naar de commissie-Cohen. Laten we daar nu even gebruik van maken. Daar zit iedereen aan boord. De commissie zal onderzoeken hoe de politie en het OM ermee zijn omgegaan en hoe de social media een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van deze rellen. Ik zal het genoemde onderzoek aan hen ter hand stellen.

Mevrouw Helder (PVV):

In de vorige kabinetsperiode, dus met steun van de PVV, is een wetsvoorstel aangenomen dat ertoe strekt dat geen taakstraffen meer worden opgelegd voor ernstige geweldsmisdrijven. Rechters passen de wet toe. Hoe kan het dan dat er toch taakstraffen zijn opgelegd voor deze ernstige geweldsmisdrijven? Laat ik het voorbeeld eruit lichten van een ME'er die een steen rakelings langs zijn hoofd krijgt. De dader daarvan komt weg met een taakstraf. Kan de minister daarop reageren, gezien het feit dat er inmiddels een wet is?

Minister Opstelten:

Ik heb daar geen oordeel over, omdat ik de concrete situatie niet kan beoordelen. Wij wachten even af wat er gebeurt en of het OM in concrete gevallen in beroep is gegaan. Ik weet dat op dit moment niet. Ik denk dat het passend is om over de totale situatie in Haren het rapport van de commissie-Cohen af te wachten. Die zal wellicht op dit soort aspecten ingaan. Daarna zal ik natuurlijk commentaar geven op het rapport.

Naar boven