Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 33, item 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 33, item 13 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2013 (33400-XV).
De voorzitter:
Ik heet de minister en de staatssecretaris van harte welkom. Ook heet ik natuurlijk de leden die aan deze begrotingsbehandeling deelnemen van harte welkom, evenals de mensen op de publieke tribune. Voor de orde van het debat is het handig dat ik even herhaal wat wij met elkaar van tevoren hebben afgesproken, namelijk dat de leden de kans krijgen om per interruptie één vraag en één vervolgvraag te stellen.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Van Vliet (PVV):
Voorzitter. Wij hebben het over de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor 2013, maar wij kunnen die net zo goed de begroting van SZW voor 2014–2017 noemen, want de grote plannen die dit kabinet heeft, worden alle aangeboden in de loop van 2013 en gaan hun beslag krijgen vanaf 2014. Waarover wij hier spreken, is dus eigenlijk een zwemnotitie, namelijk de korte notitie "Bruggen kapotslaan" van de coalitie. Daarbij heb ik het natuurlijk over de afbraak van de WW en het ontslagrecht. In het regeerakkoord heeft men het op een bepaalde pagina waar het over deze kwestie gaat, over "de modernisering van de WW en het ontslagrecht", zo lees ik. Die "modernisering" brengt ons terug bij Vincent van Gogh en zijn aardappeleters. Een echte modernisering kan ik dat niet noemen. Minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma hebben met elkaar en met de VVD een verbond gesloten om de WW af te breken. Daarvoor willen zij decharge vooraf van de Tweede Kamer. Dat gaat mijn fractie niet doen, zo kan ik vooraf zeggen.
Een aantal punten in deze begrotingskwestie vallen mij op. De PVV vindt dat werknemers die op straat komen te staan, daarvoor niet gestraft zouden moeten worden door wat wij noemen "de Rutte en Asscher afbraak-bv". Door de kabinetsmaatregelen stijgt de werkloosheid de komende jaren met enige procentpunten. Volgens de laatste gegevens hebben wij het daarbij over 215.000 extra werklozen, die aangewezen zullen zijn op de WW. Dat is een uiterst pijnlijke kwestie, want een aantal van de banen die verloren zijn gegaan, zijn te wijten aan het kabinetsbeleid, ook volgens het CPB, en een aantal banen zijn te wijten aan de economische achteruitgang. Het maakt op zich niet uit waarom die banen verdwijnen, maar dat ze verdwijnen is een afschuwelijk gegeven in het licht van de kabinetsmaatregelen op het terrein van de WW. Als men werkloos wordt, wordt men getrakteerd op een volstrekt uitzichtloze situatie. Je krijgt namelijk vooralsnog geen nieuwe baan. Het kabinet-Rutte sloopt immers de werkgelegenheid. Je wordt geconfronteerd met extreme huurstijgingen. Als je een eigen woning hebt, heb je praktisch geen mogelijkheid meer om die te verkopen, want Rutte II sloopt ook de huizenmarkt. En na een jaar zit je op bijstandsniveau. Mijn vraag is dan: hoeveel Malievelden gaat de gemeente Den Haag aanleggen om mensen hun frustraties te kunnen laten wegdemonstreren?
Wat mij ook opvalt in het regeerakkoord, is dat de WW-premie voor werkgevers per jaar structureel wordt verhoogd met het gigantische bedrag van 1,3 miljard euro. Mijn vraag is dan: waaraan wordt dat geld eigenlijk uitgegeven, nu de WW totaal wordt uitgekleed? Ik heb altijd begrepen dat het hierbij om een werknemersverzekering gaat en dat die premies toch ten goede zouden moeten komen aan de eventuele WW waarop mensen noodgedwongen een beroep moeten kunnen blijven doen. Waar gaat dat geld linea recta naartoe? Dat is een grote vraag.
De mensen die nu al de pech hebben om in de WW te zitten, verkeren natuurlijk in zeer grote onzekerheid over de vraag hoe de nieuwe regels straks gaan uitpakken. Vallen zij nu ook onder de beperking van 36 naar 24 maanden, en krijgen zij na een jaar plotseling ook nog maar 70% van het minimumloom, lees bijstandsniveau? Waar en waarvan moeten die mensen dan straks leven? Gaat het kabinet ook voor deze mensen tentenkampen opzetten in Amsterdam of kerken kraken?
Op pag. 5 van het regeerakkoord lees ik: "Daarnaast bestrijden wij de armoedeval". Wat bedoelt het kabinet daar precies mee op het moment dat mensen één jaar in de WW zitten? Dan duiken zij toch juist in de grootste armoedeval aller tijden? Graag krijg ik hierop een nadere toelichting van het kabinet.
Een heel interessante kwestie is de volgende. Als kers op de taart van Rutte II mag je, bij je gedwongen afscheid van je baan, niet meer in beroep als de kantonrechter bevestigd heeft dat je niks, nada, noppes, niente krijgt bij je ontslag. Dat vind ik een zeer vreemde kwestie. Dit staat ergens tussen een paar regels in weggemoffeld in het regeerakkoord. Maar het feit dat je na ontslag via het UWV maar één keer bij de kantonrechter terechtkunt, is in strijd met de internationale rechtsorde. Het is absoluut niet rechtvaardig dat je niet in beroep kunt gaan bij een inhoudelijk toetsende rechter wanneer je hoort dat je niks meer krijgt. Wij hebben een paar jaar geleden in de fiscaliteit in Nederland rechtbanken in eerste aanleg moeten installeren juist omdat wij een rechtsgang hadden die niet omkleed was met voldoende waarborgen, lees: een onafhankelijke tweede rechter die op inhoud kan toetsen. Als het kabinet een en ander hierbij zo wil invullen dat mensen niet meer opnieuw naar de rechter kunnen en mensen dit aanhangig maken bij Nederlandse of internationale rechters, dan houdt dat geen stand. Graag hoor ik de visie van het kabinet op dit punt. Is dit wel doordacht? Het moge duidelijk zijn dat mijn fractie er absoluut tegen is dat je niet meer in beroep kunt bij welke rechter dan ook als je ontslagen bent.
Van de plannen rond de Participatiewet heb ik met interesse kennisgenomen, hoewel de contouren nog in een debat aan de orde zullen komen. Mijn fractie wil dat wij van de WSW afblijven en dat wij de Wajong intact laten. Wij zijn het overigens wel eens met het kabinet om de toegang daartoe beter te stroomlijnen, maar in de Participatiewet staat een heel belangrijk element, namelijk de quotumregeling voor arbeidsgehandicapten. Middelgrote en grote werkgevers in Nederland zullen de komende zes jaar verplicht worden om 5% van hun personeelsbestand te laten bestaan uit arbeidsgehandicapten. Dat is een interessante praktische kwestie. Wij kunnen dit een nobel streven vinden, maar laten wij een voorbeeld nemen. Wij hebben gisteren een debat gevoerd over Connexxion. Daar werken 15.000 mensen. Dat betekent dat 750 van die 15.000 mensen over zes jaar uit het leger aan arbeidsgehandicapten moeten komen. Hoe moeten grote bedrijven dit quotum volgens het kabinet gaan halen? 5% van heel veel is nog steeds heel veel. Mij lijkt dat grote werkgevers dan automatisch in de boetesfeer terechtkomen. Dan heb ik het over de boetes die het kabinet hierbij heeft voorzien. Graag hoor ik een nadere visie daarop van het kabinet.
De bijstand. Ik heb in de krant gelezen dat mevrouw Van Nieuwenhuizen wat riep over misdragingen. Ik heb in het regeerakkoord gelezen dat bij ernstige misdragingen sprake kan zijn van het stopzetten van de uitkering. Dat is weer zo'n interessante kwestie. Dit wordt misschien nog uitgewerkt, maar het heeft in ieder geval de interesse van de PVV. Zou je immers niet iedere misdraging van iemand die bij het loket komt voor een bijstandsuitkering, moeten bestraffen met het stopzetten of weigeren van de uitkering? Wat kan een ambtenaar per slot van rekening eraan doen dat hij de regels uitvoert? Die regels spreken wij hier met z'n allen af in dit democratische huis. Iemand die scheldkanonnades komt afvuren aan de balie van de gemeente, verdient naar de mening van mijn fractie geen uitkering. Basta. Punto.
De arbeidskorting. In de campagne zagen wij de € 1.000 van Rutte. Dat is nu de € 500 van Rutte/Asscher geworden, althans oplopend naar 2017.
De voorzitter:
U hebt nog één minuutje.
De heer Van Vliet (PVV):
Dank u wel.
Die bijdrage is niet echt genoeg. Kan het kabinet daar een toelichting op geven? Waarom denkt het dat werken met deze relatief bescheiden bijdrage opnieuw lonend wordt in Nederland?
De Algemene Rekenkamer heeft kritiek op de re-integratiebudgetten. Er vindt namelijk geen echte toets plaats naar netto en bruto effectiviteit, terwijl er 1,1 miljard euro wordt rondgepompt in de re-integratiewereld. Hoe gaat de minister deze uitgaven toetsen?
Wij hebben gezien dat de sociale fondsen de laatste jaren onbeperkt worden bijgeplust uit de rijksbegroting, maar de Kamer heeft geen budgetrecht over de premies in de sociale zekerheid. Wat is de visie van de minister daarop? Zou je tot de conclusie moeten komen dat zowel de Kamer als de Algemene Rekenkamer op rechtmatigheid zou moeten kunnen toetsen?
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Een van de dieptepunten van dit nieuwe kabinet is natuurlijk de positie van de ouderen, met de pensioenen en de AOW. Onze ouderen verdienen geen straf maar een beloning. In plaats van hun een beloning te geven, die wat de PVV betreft op haar plaats zou zijn, pakt dit kabinet mensen in hun AOW, in hun aanvullende pensioen en in hun hele zekerheid. Dit kabinet pakt de ouderen ongekend hard in de portemonnee. Het pensioenstelsel is de afgelopen jaren al dramatisch versoberd. De eindloonregeling werd ingeruild voor de middelloonregeling en de pensioenen stijgen al zo'n acht jaar niet meer volledig mee met de inflatie. Ook volgend jaar zal dit bij de meeste niet meer gebeuren. In de afgelopen vijftien jaar, zo heeft onderzoek uitgewezen, zijn de Nederlandse pensioenen er met zo'n 15% tot 35% op achteruitgegaan. Het vertrouwen is daardoor ontzettend laag. De pensioenpremies worden alleen maar hoger en indexeringen blijven dus achter, ondanks een oplopende inflatie. Als klap op de vuurpijl zullen tientallen pensioenfondsen volgend jaar vrijwel zeker hun gepensioneerden gaan korten.
En wat doet dit kabinet? Dit asociale kabinet verhoogt de AOW-leeftijd ongekend snel van 65 naar 67 en zet mensen daarmee totaal op het verkeerde been. Alle zekerheid die je dacht te hebben door te sparen voor je pensioen en daarnaartoe te leven, wordt ineens als een soort worst voor je neus weggetrokken. Daar staat geen enkele compensatie tegenover. Alsof dat nog niet erg genoeg is, deelt het kabinet ook nog in de roofbouw die wordt gepleegd op de aanvullende pensioenen. De verlaging van de jaarlijkse pensioenopbouw met een 0,5% hakt uiteindelijk ook weer 7% tot 9% van de pensioenen af voor de toekomstige generatie. Op dit moment heeft ongeveer 86% van de werkenden meer dan de 1,75% die het kabinet als maximum gaat stellen. Dat betekent dat 86% van de werkenden er extra op achteruitgaat in zijn pensioen door dit kabinet. Dat kunt u toch niet menen, mevrouw Klijnsma? U gaat dat straks uitvoeren. Ik ben er echt van geschrokken en ik begrijp niet hoe u dat kunt gaan uitleggen aan de gepensioneerden.
Het langer doorwerken wordt enigszins gecompenseerd, maar dat zal niet voldoende zijn om de inkomensachteruitgang te compenseren. Het kabinet heeft dus de gepensioneerden en de toekomstige gepensioneerden het hardst gepakt. Zij moeten langer doorwerken tegen minder beloning. Mensen worden dus gewoon voor de gek gehouden. De overheid toont zich geen betrouwbare partner. Als ik zo eens om mij heen kijk en aan mensen van mijn generatie vraag hoe zij denken over hun pensioen, merk ik dat het vertrouwen tot een dieptepunt is gedaald. Heel veel jonge mensen denken: ach, als ik straks 65 of 67 of 70 ben, is er helemaal geen pensioen meer.
Dit kabinet zegt wel vertrouwen te willen wekken, maar het tegenovergestelde is waar. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? De PVV vindt het in ieder geval onbehoorlijk bestuur om mensen op zo korte termijn zo fors in de problemen te brengen. Vorig jaar was 15% van alle 55- tot 65-jarigen met pensioen. Dat zijn meer dan 300.000 mensen. Al die mensen worden getroffen door dit plan om de AOW-leeftijd zo snel te verhogen. Mijn mailbox stroomt dan ook vol met mails van mensen die boos en teleurgesteld zijn. Daarbij zijn ook heel veel PvdA-stemmers, zeg ik tegen mevrouw Klijnsma. Zij vragen zich af hoe het kan dat juist deze groep, die toch rekende op een behoorlijk inkomen, het hardst wordt gepakt. Wij willen graag weten hoe deze groep er precies aan toe is. Hoeveel mensen komen er in de problemen? Heel veel mensen rekenden namelijk op hun inkomen, en dat gaat nu niet door. Het komt in ieder geval veel later.
Het kabinet zegt aan een voorschotregeling te werken, maar ik heb daarvan nog niets gezien. De mensen verkeren dus in grote onzekerheid. Het enige wat ik van het kabinet heb gehoord, is dat er een soort sigaar uit eigen doos moet worden ontwikkeld, een soort lening uit je eigen pensioenfonds. We weten echter nog niets over de uitwerking daarvan, dus ik wil graag horen wat mevrouw Klijnsma op dit moment vindt van die plannen.
De partnertoeslag wordt afgeschaft. Ook dat zal een aantal mensen treffen, zes maanden eerder dan was afgesproken.
Hoe moeten de toekomstige generaties omgaan met pensioenbreuk? Ik zei al dat de pensioenopbouw minder aantrekkelijk wordt gemaakt door de aanpassing van het Witteveenkader. Heel veel mensen bouwen echter niet hun hele leven pensioen op. De meeste mensen wisselen een paar keer van werkgever of bouwen een tijdje wel en dan weer geen pensioen op. Wat zijn de gevolgen voor die mensen? Kunnen zij dat weer inlopen? Wij vinden het in ieder geval onverantwoord dat de fiscale aftrekbaarheid van de pensioenopbouw wordt beperkt.
Dan kom ik op de koopkracht van de ouderen. Ik heb al gezegd dat de koopkrachtplaatjes hard binnen zijn gekomen. Er komen nog een heleboel pijnlijke maatregelen aan, want de meeste pensioenfondsen zullen de komende maanden kortingen bekendmaken. Daarmee worden de ouderen echt ongekend zwaar gepakt. Daarom willen wij de ouderenkorting verhogen. Hoe willen wij dat betalen? Ik heb al eerder in een debat met de minister-president gevraagd om 1 miljard korting extra te bedingen van de Europese Unie. U weet wel de Europese Unie, waar al die topsalarissen betaald worden en die het geld aan Turkije geeft en aan corrupte lidstaten. Als wij daarvan 1 miljard extra korting krijgen, willen wij dat ter beschikking stellen aan de ouderen in de vorm van een hogere ouderenkorting. Het gaat om 1 miljard. Ik vraag mevrouw Klijnsma of zij dit een goed idee vindt en of zij dit gaat uitvoeren.
De voorzitter:
U bent ruim over uw zes minuten spreektijd.
De heer Madlener (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal afronden.
Vorig jaar heeft de PVV samen met anderen een motie ingediend om de onttrekkingen aan de pensioenpotten precies uit te zoeken. Het is echter niet uitgezocht. Ik vraag of mevrouw Klijnsma alsnog bereid is om dit uit te zoeken en of wij kunnen vernemen wat er precies gebeurd is met de miljarden van de gepensioneerden.
De heer Van Klaveren (PVV):
Voorzitter. De maat is vol. De mensen in het land zijn er helemaal klaar mee. Men is het spuugzat. Ik heb het natuurlijk over het Marokkanenprobleem. In de Kamer heeft het overgrote deel waarschijnlijk geen flauw idee wat hiermee bedoeld wordt. Zij die dat wel hebben, lijken hierover liever te zwijgen of de andere kant op te kijken. De PVV doet dat niet.
Dagelijks worden mensen in het land geconfronteerd met ellende veroorzaakt door deze groep. Geweld, bedreiging en intimidatie: de lijst is lang en de lijst is treurig. Ziekenhuispersoneel wordt door Marokkanen bedreigd, buschauffeurs worden tijdens hun werk afgetuigd, meisjes in zwembaden worden betast en aangerand, joodse burgers worden bedreigd en geïntimideerd en er is sprake van mishandeling van homo's en extreem geweld tegen autoriteiten in de trein en op het voetbalveld, en zelfs tegen gehandicapten en ouden van dagen. Ook willekeurige passanten kunnen slachtoffer worden van Marokkaans geweld. Een te kort rokje, een verkeerde blik of het niet meewerken aan je eigen beroving: alles leidt tot geweld. Zelfs onze stranden, van Scheveningen tot Zandvoort, worden geteisterd door rovend en gewelddadig Marokkaans tuig.
Niet alleen dit soort punten zit de mensen dwars en is helder – wij kijken hier immers naar een heel aantal praktijkvoorbeelden – maar ook de punten in de statistieken zijn helder. Uit vorig jaar verschenen onderzoek van het instituut Risbo blijkt dat in Den Bosch bijna de helft van de Marokkaanse jongens verdacht is van een delict. In steden als Veenendaal, Gouda, Zeist en Utrecht ligt het percentage boven de 40%. Dat zijn absurde cijfers, als u het ons vraagt. In Rotterdam ligt het recidivecijfer van het aantal figuren dat dus opnieuw in de fout gaat rond 90%. In het Jaarrapport integratie 2011 lezen wij dat maar liefst 65% van de Marokkaanse jongens tussen hun 12de en 23ste al in aanraking komt met de politie. Het Sociaal en Cultureel Planbureau noemde dit "schrikbarend". Het ligt 40 procentpunten hoger dan bij autochtonen. Ten opzichte van de rest van de bevolking zijn Marokkanen drie keer zo vaak verdachte van geweldsdelicten. Nederland heeft geen voetbalprobleem en ook geen sportprobleem maar een Marokkanenprobleem. De bewoners van Transvaal in Den Haag, Kanaleneiland in Utrecht, Amsterdam-West en Rotterdam-Zuid riepen het al jaren, maar bestuurlijk Nederland was doof en politieke correctheid maakte de mensen in de wijken monddood. Nog steeds heeft de zittende elite, zowel in de politiek als in de media, niets geleerd van Pim Fortuyn en niets geleerd van de PVV en nog steeds is de burger een roepende in de woestijn. Nog steeds zien wij de oude reflexen van mensen die zich moreel superieur achten. Zo worden de PVV en leden van haar fractie door linksgeoriënteerden tot op de dag van vandaag uitgemaakt voor fascist, nazi en/of kampbeul. Extreemrechts worden wij genoemd. In de vorige periode nog werden wij door GroenLinks voor racist uitgemaakt en ook xenofoob passeert regelmatig de revue. Het is zeer agressief allemaal. Zo lijkt de aan Godfried Bomans toegeschreven uitspraak dat fascisme een sfeer is die hangt in een zaal vol linkse mensen helemaal zo gek nog niet. De mensen in de wijken waren niet racistisch, dom of gek, net zomin als de PVV dat is. Men zag en ziet alleen dat de linkse multiculturele droom is geëindigd in een vreselijke nachtmerrie, het resultaat van een ongebreidelde massa-immigratie en totaal mislukte integratie. Dat is de basis van het Marokkanenprobleem.
Dit probleem zien wij ook in het onderwijs. Een op de vijf geschiedenisdocenten die lesgeven op een school in de vier grote steden kan bijvoorbeeld de Holocaust niet meer ter sprake brengen, omdat leerlingen de lessen verstoren, weglopen of zelfs agressief worden. Docenten geven aan dat het in bijna alle gevallen Turkse en vooral Marokkaanse leerlingen betreft. Ook als het gaat om antihomogeweld zien wij het Marokkanenprobleem. Uit het onderzoek "Als ze maar van me afblijven" van de UvA blijkt dat 64% van de daders van fysiek geweld tegen homo's van niet-Nederlandse afkomst is. Daarbinnen zijn het Marokkanen die met 36% de grootste groep vormen. In het rapport "Geweld en agressie in het onderwijs" lezen wij dat het aantal incidenten gericht tegen homoseksuele docenten toeneemt op scholen met veel islamitische, vooral Marokkaanse jongeren. In "Monitoring van sociale acceptatie van homoseksuelen in Nederland" lezen wij de bevinding dat Marokkaanse jongeren het scherpst zijn in hun veroordeling van homoseksualiteit. In dat kader merkte oud-politiecommissaris Welten al eens op: "De tolerantie tegenover homo's is absoluut beter geweest. We waren op weg een heel tolerante samenleving te worden. Maar aan het begin van deze eeuw lijkt daar een kentering in te zijn gekomen. Ik denk dat dit met name komt door de samenstelling van de bevolking en de wijziging die zich de afgelopen jaren heeft voltrokken." Van de incidenten dit jaar waren nagenoeg alle verdachten van Marokkaanse afkomst, aldus Welten. Hij sluit af met: "Ze hebben vanuit hun religie en hun opvoeding niet geleerd om niet te discrimineren."
Wij hebben een Marokkanenprobleem en de huidige aanpak heeft compleet gefaald. Het jarenlange gepamper van Marokkanen door linkse lieden met belachelijke projecten zoals boten bouwen in Rabat, op vakantie gaan met de politie of leren kickboksen op kosten van de Staat heeft er niet voor gezorgd dat er in Gouda geen straatterreur meer is. Het heeft niet kunnen voorkomen dat willekeurige burgers worden beroofd, geïntimideerd of mishandeld. Het heeft ook niet kunnen voorkomen dat in Amsterdam joden worden uitgescholden, mishandeld en zelfs geconfronteerd met de Hitlergroet. Het heeft er ook niet voor gezorgd dat homoseksuelen weer hand in hand durven te lopen in heel Amsterdam, dat zij niet meer bespuugd worden of in elkaar worden geslagen. Het heeft ook niet kunnen voorkomen dat meisjes betast worden in zwembaden, buschauffeurs afgetuigd worden op hun werk en autoriteiten op het voetbalveld of in de trein geconfronteerd worden met extreem geweld. Het is tijd voor keiharde repressie, zwaardere straffen, huisuitzettingen, politie te paard, politie met honden, avondklokken en uiteraard denaturalisatie van de daders en waar mogelijk zo snel mogelijk uitzetting uit ons land. Om erger te voorkomen dient er uiteraard een immigratiestop te komen uit islamitische landen, waaronder Marokko.
Ik sluit af. De statistieken zijn duidelijk, de praktijkvoorbeelden zijn verschrikkelijk en heel Nederland schreeuwt om oplossingen. De PVV draagt de enige echte juiste oplossingen keer op keer aan, maar dit kabinet gaat niets veranderen. Dit kabinet is niet eens bereid te erkennen dat wij een Marokkanenprobleem hebben. Dit kabinet steekt zijn kop in het zand, kijkt weg en komt in al zijn politieke correctheid niet verder dan het organiseren van gesprekjes en het bezigen van wollige taal. Dit kabinet laat Nederland opnieuw keihard in de steek.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Voorzitter. Vandaag de dag hebben in Nederland circa 7,4 miljoen mensen een baan. Deze 7,4 miljoen mensen vormen feitelijk de groep die het overgrote deel van de gezamenlijke lasten betaalt. De lasten worden alleen maar hoger door de stijgende kosten van met name zorg en sociale zekerheid. Willen wij in Nederland onze welvaart op niveau houden en de internationale concurrentie blijven aangaan, dan moet alle arbeidspotentieel worden aangesproken. Op dit moment staan te veel mensen aan de kant. Inmiddels hebben 1,5 miljoen mensen een arbeidsongeschiktheids-, bijstands- of WW-uitkering.
Tegelijkertijd wordt de groep werkenden door de vergrijzing en ontgroening relatief en absoluut steeds kleiner. Als er niets gebeurt, zullen dus steeds minder mensen een steeds hogere, straks onbetaalbare rekening moeten betalen. Dat betekent dat mensen niet alleen meer en langer zullen moeten werken, maar vooral dat meer mensen moeten deelnemen aan het arbeidsproces. Alle handen zijn nodig. Dat is waar de VVD de komende jaren stevig op zal inzetten. Iedereen die kan werken, moet dus ook werken.
Allereerst is werken in het belang van de mensen zelf. Werkende mensen zijn gelukkiger en werk bevordert de sociale samenhang, de integratie en de eigenwaarde. Talenten worden ontdekt en ontwikkeld. Mensen kunnen groeien en bloeien. Daarnaast is het zoals gezegd in het belang van de samenleving dat de arbeidsparticipatie omhooggaat. De hardwerkende Nederlander, die de kosten moet dragen voor de solidariteit, moet erop kunnen rekenen dat al het geld dat er in de SZW-begroting omgaat, goed wordt besteed en dat alleen wordt uitgekeerd in die gevallen waarin het echt nodig is. Naast beheersing van de Nederlandse taal en kennis van de samenleving, biedt werk ook het beste perspectief op een succesvolle integratie, maar daar zal mijn collega Azmani straks verder op ingaan.
In het regeerakkoord zitten veel punten waar wij als VVD trots op zijn en die wij de komende jaren willen uitwerken en uitvoeren, bijvoorbeeld de maatregelen op het gebied van de arbeidsmarkt. Om meer mensen aan het werk te helpen, is het verder van groot belang dat de arbeidsmarkt wordt hervormd. De VVD is erg content met de op dit punt gemaakte afspraken in het regeerakkoord. De vereenvoudiging van het ontslagrecht en de aanpassing van de WW zijn langgekoesterde wensen van de VVD. Er komen meer prikkels voor mensen om aan de slag te gaan. De sollicitatieplicht en de plicht om voor de bijstand een tegenprestatie te leveren, gaan voortaan voor iedereen gelden. Geen Nederlands, geen bijstand. Drie maanden geen bijstand na geweld tegen medewerkers van de sociale dienst. Het verschil tussen uitkeringen en werken wordt groter, waardoor werken weer gaat lonen. Dat is goed voor de economische groei en de werkgelegenheid. De grote bezuinigingen en ombuigingen in de socialezekerheidsparagraaf van het regeerakkoord zullen er in belangrijke mate aan moeten bijdragen dat Nederland sterker uit de crisis komt, zodanig dat Nederland over een aantal jaren een land is dat de zaken weer op orde heeft en waar bedrijven banen willen en kunnen scheppen, zodat ook generaties na ons nog een baan hebben.
De heer Van Vliet (PVV):
Stel dat mevrouw Van Nieuwenhuizen zelf een gewone baan zou hebben en werkloos zou worden. Dan zou zij in deze moeilijke tijden na een jaar op bijstandsniveau komen en haar huis moeten verkopen. Dat is een afschuwelijke armoedeval. Je kunt dan van de brug springen. Hoe kan mevrouw Van Nieuwenhuizen namens de VVD verkondigen dat deze WW-versoepeling een langgekoesterde wens is en dat dit goed is voor alle mensen in Nederland?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Het is een langgekoesterde wens van de VVD omdat dit op lange termijn goed is voor mensen. Ik begrijp best dat het voor individuele mensen, nu wij in een crisissituatie zitten, heel erg naar is als zij in zo'n situatie terechtkomen, maar die mensen hebben er ook niks aan als wij de problemen almaar voor ons uitschuiven, want dan gaat het op termijn helemaal niet goed met ons land en hebben nog meer mensen geen baan.
De heer Van Vliet (PVV):
Stel dat mevrouw Van Nieuwenhuizen zelf ontslagen zou worden omdat het slecht gaat. Na een jaar zit zij dan op bijstandsniveau. Heeft zij dat inlevingsvermogen? Is dat bij haar wel eens de revue gepasseerd?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Natuurlijk sta je daar bij stil. Ik krijg net als u allemaal individuele mails van mensen die in die situatie zitten. Dat is verschrikkelijk maar juist daarom nemen we deze maatregelen, om Nederland op de lange termijn weer vooruit te helpen. Als het goed is, kunnen we aan het eind van deze kabinetsperiode alweer een omslag in de goede richting maken.
De heer Van Weyenberg (D66):
Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft een tranentrekkend verhaal over werken laten lonen, maar toch maakt zij onderdeel uit van een coalitie die door de nivellering iedereen tussen € 20.000 en € 120.000 een hogere belastingdruk heeft opgelegd. Heeft zij toen zij instemde met die hogere tweede en derde belastingschijf en met de afbouw van de heffingskorting en arbeidskorting, zich afgevraagd hoeveel banen dat kost?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
We gaan nu bijna een discussie overnieuw doen die al eerder in de Kamer is gevoerd. De heer Van Weyenberg weet net zo goed als iedereen hier dat wij dit als concessie hebben moeten doen richting de PvdA. Nivelleren is niet ons ding, maar om voor de rest financieel orde op zaken te kunnen stellen, hebben we deze concessie moeten doen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dit was dus geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg hoeveel banen het kost. Ik constateer dat mevrouw Van Nieuwenhuizen dat niet weet en dat ze dus die banen gewoon heeft weggegeven. Ze heeft ingestemd met die nivellering zonder dat ze blijkbaar wist hoeveel banen dat kost. Dat vind ik niet alleen onverstandig maar ook onverantwoord.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Hier is geen eenduidig antwoord op te geven, want als we deze concessie niet hadden gedaan, was het hele regeerakkoord er nooit gekomen en dan waren al die andere maatregelen die tot groei van de economie en tot meer banen gaan leiden er ook niet gekomen. Dus je kunt er niet een getal aan hangen, hoe leuk dat misschien ook zou zijn voor mijnheer Van Weyenberg.
De heer Krol (50PLUS):
Het ontslaan van ouderen vindt u prima, maar er is geen werk voor mensen boven de 55 jaar. Hoe gaan we die mensen dan tegemoetkomen?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Ik kom daar nog op verderop in mijn verhaal, maar ik wil natuurlijk eerst rechtgezet hebben dat wij het niet prima vinden dat ouderen of wie dan ook ontslagen worden. Natuurlijk is dat nooit prima. Dus dat heb ik ook niet gezegd.
De heer Krol (50PLUS):
Maar u vindt het wel goed dat de ontslagregeling versoepeld wordt.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Ik vind het wel goed dat de ontslagregeling versoepeld wordt. Uit uitgebreid wetenschappelijk onderzoek, nog niet zo lang geleden ook door de Universiteit van Nijmegen, blijkt dat in landen waar het ontslagrecht veel strakker is, de werkloosheid alleen maar groter is. Dan gaat het om landen zoals Spanje en Portugal. Het is heel duidelijk aangegeven dat wanneer je je ontslagrecht versoepelt, dit uiteindelijk beter is en daardoor uiteindelijk ook meer mensen aan een baan komen.
De heer Heerma (CDA):
Mevrouw Van Nieuwenhuizen ontweek zo-even de vraag van D66, maar er is volgens mij wel heel goed een cijfer aan te hangen. Als je een vergelijking maakt tussen het VVD-verkiezingsprogramma op het gebied van het aantal banen dat structureel wordt gecreëerd en het zeer gebrekkige cijfer dat het kabinetsbeleid oplevert, dan is dát het getal dat je er aan kunt hangen. Erkent mevrouw Van Nieuwenhuizen niet dat juist door de rekening neer te leggen bij de middeninkomens, dat verschil in werkgelegenheidsgroei zo groot is?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Dit soort als-danvragen hebben niet zo gek veel zin. Als het VVD-verkiezingsprogramma volledig uitgevoerd was, hadden we een ander cijfer gehad, maar de kans dat de VVD 76 zetels haalt, is, hoe raar ik het ook vind, niet zo heel groot. We hebben te maken met de verkiezingsuitslag. Welnu, dan is dit het optimale resultaat.
De heer Heerma (CDA):
U ontwijkt weer de vraag. Klopt het niet dat juist het neerleggen van de rekening bij de middeninkomens, zoals gebeurt bij nivelleren, ten koste gaat van de werkgelegenheidscijfers? Dat is geen als-danvraag.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Ik heb ook niet gezegd dat dit een als-danvraag is, maar u wilt er een concreet getal aan hangen. Maar wat wilt u daar dan vervolgens mee? Het enige wat we kunnen vaststellen, is dat als we het VVD-verkiezingsprogramma hadden uitgevoerd, we er beter voor hadden gestaan. Ja, dat ben ik met u eens, maar helaas kun je in dit land niet zonder coalitie en zal je concessies moeten doen. Bovendien is voor ons van wezenlijk belang het op orde brengen van de financiën. Daar hebben we op ingezet en dat bereiken we op deze manier met de PvdA.
Voorzitter. In het vorige kabinet bemanden minister Kamp en staatssecretaris De Krom dit ministerie. Zij hebben in de voorgaande periode veel goeds tot stand gebracht en veel ontwikkelingen in gang gezet. Ik noem de aanscherping van de WWB, de inkrimping van SZW en van de uitvoerende diensten, te veel om op te noemen, en daar zijn we als VVD trots op. Het zal voor minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma nog een hele klus worden om dit krachtige duo te evenaren. Zij komen echter wel op een ministerie waar hun bedje gespreid is, want op het departement van SZW hebben de ambtenaren de afgelopen jaren laten zien dat zij meters kunnen maken. Daar rekent de VVD ook op wat betreft de beide nieuwe bewindslieden. Wij verwachten een daadkrachtig koppel, dat met grote voortvarendheid de paragraaf over Sociale Zaken in het regeerakkoord gaat uitvoeren.
De eerste vraag die ik hierbij heb voor beide bewindslieden, is heel algemeen: wat is hun inzet voor de komende periode? Hoe ziet het tijdpad, liefst concreet van maand tot maand, eruit voor de verschillende wetswijzigingen en maatregelen? En niet in de laatste plaats: op welke momenten is de Kamer daarbij aan zet? Specifiek vraag ik hierbij aandacht voor de aanwending van 250 miljoen euro extra structureel voor de sociale agenda. Hoe gaat dit proces precies lopen? Hoe ziet de minister de rol van de Kamer hierin? De VVD vindt dat de minister hierbij in het bijzonder moet kijken naar de positie van 55-plussers die hun baan verliezen. Is hij dat met ons eens?
De heer Van Weyenberg (D66):
Een verhelderende vraag. Mevrouw Van Nieuwenhuizen spreekt over een tijdpad. We hebben een brief van de staatssecretaris gekregen, waar de hoofdlijnennotities niet in staan. Mag ik deze vraag zo begrijpen dat mevrouw Van Nieuwenhuizen ook vindt dat het kabinet een aantal maanden van tevoren een hoofdlijnennotitie naar de Kamer moet sturen, zodat wij erover kunnen praten, en dat het wetsvoorstel pas later komt, zoals toegezegd? Is dat haar vraag?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Zij gaat zelfs verder dan dat. Als het gaat om de wetsvoorstellen waarvan is aangegeven wanneer zij in werking treden, is het een kwestie van terugredeneren welke termijnen eraan hangen. Daar wil ik gewoon inzicht in hebben. Ik wil dat de Kamer bij al die maatregelen uitgebreid aan zet kan komen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij hebben wij een brief ontvangen waarin staat wanneer de wetsvoorstellen komen. Waar ik behoefte aan heb, is een brief over wanneer de hoofdlijnennotities komen. Wat mij betreft is dat drie maanden van tevoren. Is mevrouw Van Nieuwenhuizen het daarmee eens? Ik proef uit haar antwoord op de vorige vraag dat zij daar ja op zal zeggen.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Omwille van de tijd zeg ik ja.
Dan de bijstand. Het feit dat er nu een economische crisis is, is geen excuus om er niet alles aan te doen om aan het werk te komen. Op dit moment worden zo'n 300.000 laaggeschoolde arbeidsplekken ingevuld door arbeidsmigranten. Daartegenover staan 320.000 mensen met een bijstandsuitkering, waarvan een significant deel in staat is om te werken. Ook staan er nog 117.000 vacatures open. Het credo dat er geen werk is, gaat dus lang niet altijd op. Tegenover rechten of steun staan zeker ook plichten. Iedereen moet zijn beste beentje voor zetten. Het oorspronkelijke doel van de bijstand moet in ogenschouw worden genomen, en dan gaat het om een tijdelijk vangnet en geen hangmat. Het is voor de VVD onacceptabel dat een groep uitkeringsgerechtigden er klaarblijkelijk niet alles aan doet om aan een baan te komen.
In dit kader is de VVD ook blij dat in het regeerakkoord is afgesproken dat straks iedereen zich moet inzetten om belemmeringen voor werk, zoals het niet beheersen van het Nederlands, weg te nemen. Alleen dan kunnen zij in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. Mijn initiatiefwetsvoorstel "Geen Nederlands, geen bijstand" is op iedereen van toepassing, inclusief mede-Europeanen. Ik beveel dit de staatssecretaris van harte aan als inspiratie bij de vraag hoe dit zo snel mogelijk in te voeren is. Ik ben altijd bereid tot een goed gesprek over dit onderwerp.
Uit onderzoek is gebleken dat slechts een derde van de WWB'ers en minder dan de helft van de WW'ers is ingeschreven bij een uitzendbureau. Wat gaat het kabinet doen om ervoor te zorgen dat deze groepen zich wel gaan inschrijven bij een uitzendbureau? Hoe staat het trouwens met de onafhankelijke benchmark voor het aan het werk helpen van werkzoekenden door gemeenten? Deze stimuleert toch ook de activerende werking van de WWB? Is deze inmiddels opgestart?
Mede op initiatief van de VVD is per 1 januari 2012 de eis in de wet opgenomen dat personen tot en met 27 jaar verplicht eerst zelf vier weken actief op zoek moeten gaan naar betaald werk of een opleiding, voordat zij een uitkering toegekend krijgen. Dit heeft positief gewerkt, zo bleek uit de jongste cijfers van het CBS. Eind september 2012 waren er 6.000 jongeren minder met bijstand dan een jaar eerder. Gelet op de goede resultaten, vraagt de VVD de minister of deze vierwekeneis vaker kan gelden dan alleen bij 27-minners. Wat zijn de mogelijkheden bij andere groepen die zonder inkomen komen te zitten? Daar zijn bijvoorbeeld in Utrecht en in Rotterdam goede ervaringen mee opgedaan.
Uit gegevens van SZW is gebleken dat er op Bonaire 211 uitkeringsafhankelijken zijn. Zij krijgen "onderstand"; dat heet hier "bijstand". Er is echter helaas nauwelijks toezicht om na te gaan of deze uitkeringen rechtmatig worden verstrekt, en dat terwijl er voldoende werk voorhanden is. Er moet bekeken worden waaraan het geld wordt besteed. Het mag niet zo zijn dat er klakkeloos geld wordt uitgegeven aan mensen omdat er onvoldoende informatie is om de rechtmatigheid vast te stellen. Dat vindt de VVD onbegrijpelijk. De eilanden liggen toch niet in de Bermudadriehoek? De VVD wil hier graag opheldering over, want wat ons betreft is de bijstand ook op Bonaire geen hangmat maar een uiterste vangnet. Gaat de minister de onderstand aanscherpen, zoals in Nederland de bijstand, dus met een tegenprestatie, de vierwekentermijn en verplichte re-integratie-inspanningen?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik hoorde mevrouw Van Nieuwenhuizen in de media zeggen dat er geen weglek naar het buitenland zou moeten zijn. De BES-eilanden zijn gewoon Nederlandse gemeenten. Daar zou ik allereerst op willen wijzen, maar weet mevrouw Van Nieuwenhuizen welk percentage van de bevolking van de BES-eilanden onderstand ontvangt?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Het weglekken naar het buitenland had betrekking op een ander onderwerp in het artikeltje waar u waarschijnlijk op doelt, namelijk gedetineerden in het buitenland die daar een bijstandsuitkering ontvangen. Dat sloeg niet op de BES-eilanden, want wij zijn ons er natuurlijk heel goed van bewust dat dat Nederlandse gemeenten zijn. Wij hebben geconstateerd dat een aantal mensen bijstand krijgen. Daar is een overleg over geweest en collega Azmani heeft daar afgelopen zomer schriftelijke vragen over gesteld. Daaruit is gebleken dat de rechtmatigheid niet kan worden vastgesteld. In hetzelfde overleg en in de schriftelijke reactie is ook vastgesteld dat er op allerlei niveaus voldoende werk is.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Dat was geen antwoord op mijn vraag, want ik vroeg of mevrouw Van Nieuwenhuizen weet welk percentage van de bevolking van de BES-eilanden onderstand ontvangt. Ik heb dat even nagezocht: het gaat om 300 mensen op 21.000 inwoners. Dat is dus 1,4%. In Nederland zijn er ongeveer 350.000 WWB'ers op een bestand van 16,7 miljoen inwoners. Dat is 2,1%. Met andere woorden: op de BES-eilanden ontvangt een fors lager percentage van het aantal bewoners onderstand. Als het percentage daar veel lager ligt dan in Nederland, hoe komt mevrouw Van Nieuwenhuizen dan tot de conclusie dat het daar allemaal zo dramatisch is?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Ik heb helemaal niet gezegd dat het daar dramatisch is. Het gaat ons erom dat het in feite gemeenten van Nederland zijn geworden. Waarom zou je daarvoor dan een ander regime moeten hanteren? We willen gewoon dat daar dezelfde eisen worden gesteld aan het krijgen van onderstand of bijstand als in Nederland. Of het nou een hoog percentage is of slechts één persoon, wij vinden dat er sprake moet zijn van gelijke monniken, gelijke kappen. Dat geldt ook voor Bonaire.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik wijs mevrouw Van Nieuwenhuizen er graag op dat we bij de overgang op 10-10-10 vooral de lokale regels hebben gehandhaafd. Die zijn veel soberder dan in Nederland, hier in Europa. Is mevrouw Van Nieuwenhuizen van plan om de gehele sociale zekerheid gelijk te trekken? Dat vind ik een interessante vraag. Ik vraag mevrouw Van Nieuwenhuizen ook hoe zij dat dan gaat betalen, want de sociale zekerheid op Bonaire is volgens mij veel soberder dan in Nederland. Ik vind dit dus een buitengewoon bijzondere verdachtmaking, maar mijn vraag is of mevrouw Van Nieuwenhuizen alles gelijk wil trekken.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Dat gaat ons te ver. Dat kan ik nu eerlijk gezegd ook niet een-twee-drie overzien. Daar doe ik dus geen uitspraak over. In dit verband vinden wij dit gewoon heel raar en onbegrijpelijk. U moet het toch met ons eens zijn dat de situatie waarin de rechtmatigheid van een uitkering niet eens getoetst kan worden omdat de gegevens domweg niet voorhanden zijn, niet mag blijven bestaan? Mijn tegenvraag is dus: vindt u het gek dat de regels worden geharmoniseerd, bijvoorbeeld de regels inzake een sollicitatieplicht?
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik raad mevrouw Van Nieuwenhuizen aan om eens te bekijken wat in de afgelopen twee jaar, overigens onder de bezielende leiding van twee VVD-bewindslieden, is gebeurd om de uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid en de manier waarop zij zijn georganiseerd, naar Nederlandse normen op te trekken. Dat gaat langzaam, maar er gebeurt volgens mij veel meer dan waar zij recht aan doet.
Op de vraag die zij aan mij stelde, zou ik een wedervraag willen stellen. Mevrouw Nieuwenhuizen zegt: er is werk, dus geen bijstand. Volgens mij hebben we ook in Nederland veel vacatures. Voor haar moet dan ook "gelijke monniken, gelijke kappen" gelden. Volgens mij wil zij dat niemand in Nederland nog bijstand krijgt, omdat er vacatures zijn. Dat is het gevolg van haar opmerking "geen bijstand als er werk is". Ik heb het lichte gevoel dat dit een wat ontspoord plannetje is.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Zo heb ik het natuurlijk niet gezegd. Ik heb aangegeven dat er voldoende werk is. Als er vragen zijn over de rechtmatigheid van uitkeringen, moet je daaraan een eind willen maken en kunnen zeggen dat er voor die personen echt geen werk is. Dat gebeurt in Nederland natuurlijk ook. In Nederland zijn er echt verplichtingen; je krijgt niet zomaar een bijstandsuitkering, zonder dat iemand dat kan controleren. Die situatie hebben we hier dus gelukkig niet.
De VVD vraagt verder aandacht voor het onderwerp bijstand en gedetineerden in het buitenland. Vanaf de eerste dag van detentie moet volgens de wet de uitkering worden beëindigd. Het is natuurlijk volstrekt onacceptabel dat criminelen die in de gevangenis zitten, worden beloond met een uitkering. Voor in Nederland gedetineerden vindt gegevensuitwisseling plaats tussen het ministerie van Veiligheid en Justitie en gemeenten, om dit te voorkomen. Helaas kan onder de huidige wetgeving geen gegevensuitwisseling plaatsvinden met het ministerie van Buitenlandse Zaken ten aanzien van in het buitenland gedetineerden. Er is alleen een voorgeschreven inlichtingenplicht van de uitkeringsgerechtigde zelf, om een detentie in het buitenland te melden bij de gemeente. Degenen die kwaad willen, doen dat natuurlijk niet. De VVD pleit ervoor dat de benodigde gegevensuitwisseling zo spoedig mogelijk alsnog wordt geregeld. Wij willen geen buitenlandseboevenbonus. Graag een reactie van de minister.
Een belangrijke hervorming van het kabinet-Rutte II is de Participatiewet. Deze wet moet ervoor zorgen dat er meer mensen aan het werk komen. Mensen worden niet langer gelabeld met wat zij niet kunnen, maar er wordt juist gekeken naar wat zij wel kunnen. De gemeenten zullen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering. De VVD pleit ervoor om de drie decentralisaties steeds in samenhang te bezien. Er moet een einde komen aan de praktijk waarin hulpverleners langs elkaar heen werken. Wij willen komen tot één participatiebudget, met de nodige prikkelwerking. Kan de staatssecretaris daarop reageren?
Fraude met uitkeringen is diefstal van gemeenschapsgeld en ondermijnt het draagvlak voor de sociale voorzieningen. Onlangs hebben we hier uitgebreid over gesproken in het algemeen overleg over handhaving. Destijds bij de wetsbehandeling heeft de VVD ervoor kunnen zorgen dat de Fraudewet flink is aangescherpt. Wij herinneren de minister graag aan diens belofte dat de nieuwe Fraudewet, die ingaat per 1 januari aanstaande, vanaf dag 1 ook daadwerkelijk zal worden gehandhaafd. Wij steunen hem daar zeer in, maar de VVD wil nog een stap verder gaan. De zogenaamde "domeinoverschrijdingen" kunnen namelijk worden aangescherpt. Als eerst wordt gefraudeerd met de WW en later met, bijvoorbeeld, de kinderbijslag of de bijstand, wordt in de huidige systematiek de latere overtreding niet als recidive aangemerkt, maar als eerste overtreding gezien. Wij willen dat die wel meetelt. Het gaat tenslotte in beide gevallen om een overtreding in de sociale zekerheid, dus deze moet gewoon worden bestraft als een recidive. De regering heeft eerder aangegeven dat dit niet in de rede ligt, omdat dit uitvoeringstechnisch complex zou zijn. Dit kan in het huidige tijdperk van digitale gegevensuitwisseling en een efficiënter gebruik van gegevens door gemeenten, UWV en SVB, toch niet meer serieus als reden worden aangevoerd? Bovendien komen beide bewindslieden in 2013 met een nieuw wetsvoorstel om gegevensuitwisseling te verbeteren. Van mij mogen zij mijn punt daarbij meenemen. Graag een reactie van de bewindslieden.
Wij waren onaangenaam verrast door de berichtgeving in het Dagblad van het Noorden van afgelopen vrijdag, waarin stond dat de gemeenten Assen, Aa en Hunze en Tynaarlo cliënten benaderen met een uiterst dubieus advies, namelijk om fraude nog vóór 1 januari te melden, want dan hoeft de fraudeur slechts de helft van het gefraudeerde bedrag terug te betalen en kan hij zonder boete met een schone lei beginnen. Is de staatssecretaris met ons eens dat het absoluut niet door de beugel kan dat fraudeurs op deze manier worden gematst? Kunnen wij erop rekenen dat zij deze en eventuele andere gemeenten die zich hieraan schuldig maken, hierop zal aanspreken?
Ik heb nog een paar losse punten. Om de export van uitkeringen naar landen buiten de EU te stoppen, zijn er onderhandelingen gaande over verdragen ....
De heer Heerma (CDA):
Mijn vraag betreft het vorige punt. Ook de CDA-fractie heeft het afgelopen weekend zeer kritisch gereageerd op het voorbeeld dat u aanhaalde. Wij horen bij gemeenten toch vooral dat hun probleem rondom hardnekkige bijstandsfraude het rond krijgen van de bewijslast is. Is de VVD-fractie ook van mening dat vooral daar naar oplossingen moet worden gezocht?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Natuurlijk moet je kijken waar er problemen zijn voor gemeenten om de bewijslast rond te krijgen en hoe je dit kunt verbeteren. Wat ik zorgelijk vond in het desbetreffende artikel was dat gemeenten aangaven dat na 1 januari de pakkans groter wordt omdat de nieuwe wet dan ingaat. Dat is nog een extra aanmoediging. Dat vindt mijn fractie echt onacceptabel.
De heer Heerma (CDA):
Dat delen we. Ik herhaal mijn vraag. De gemeenten hebben laten weten dat bij het aanpakken van bijstandsfraude vooral het rond krijgen van de bewijslast het grote probleem is. Is de VVD-fractie bereid om op dit punt mee te gaan met aanpassingen om het voor gemeenten makkelijker te maken, de bewijslast rond te krijgen?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
De VVD-fractie denkt heel graag met u mee om op dit punt tot een acceptabele oplossing te komen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik krijg de indruk dat mevrouw Van Nieuwenhuizen in haar betoog niet verder toekomt aan het polderoverleg. Als die indruk klopt, heb ik twee vragen aan haar. Wat is de deadline van het overleg en …?
De voorzitter:
U mag één vraag stellen, mijnheer Van Weyenberg. U mag kiezen welke.
De heer Van Weyenberg (D66):
"Binnen de budgettaire kaders" wordt in het regeerakkoord gezegd over een polderdeal. Betekent dat voor mevrouw Van Nieuwenhuizen ook dat dit banen mag kosten ten opzichte van het regeerakkoord? Mag dit voor haar ook door wat minder te bezuinigen en wat hogere lasten te hebben? Zijn deze twee dingen wat haar betreft goede randvoorwaarden voor een akkoord in de polder?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Dat is een beetje vragen naar de bekende weg. Het regeerakkoord is natuurlijk het kader. Verder is het misschien wat minder waarschijnlijk dat we een aantal dingen zullen accepteren, maar a priori sluiten we bepaalde dingen niet uit. Het een is echter waarschijnlijker dan het ander. Ik ga niet zeggen "dit wel" of "dat niet". Het is een breed proces. Ik vind het wel heel belangrijk dat alle maatregelen die in het regeerakkoord staan, onverkort en met grote snelheid worden opgepakt en uitgevoerd. Er mag geen vertraging zijn door een praatcircus zodat er uiteindelijk helemaal niets gebeurt.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dan blijf ik vragen of het banen mag kosten en of het mag betekenen dat er minder wordt bezuinigd en er meer lastenverzwaring komt. Het antwoord van mevrouw Van Nieuwenhuizen houdt eigenlijk in dat alles open is. Als het per saldo geen geld kost en het een deal is, is het voor haar een deal en is het hele regeerakkoord dus bespreekbaar, zolang het binnen de budgettaire kaders blijft. Dat vind ik teleurstellend, maar het zou wel mijn conclusie zijn.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Aan lastenverzwaring heeft de VVD een vreselijke hekel. Banen vernietigen is iets wat we koste wat kost zullen proberen te vermijden. Ik kan me echter eerlijk gezegd niet voorstellen dat de minister straks met zo'n verhaal komt. Als hij dat wel doet, krijgt hij aan ons een heel zware dobber. Dat weet hij ook wel, dus ik denk dat hij er niet van zal uitgaan dat hij met dit soort plannen naar de VVD kan. Ik heb er dus vertrouwen in dat er iets fatsoenlijks uit komt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik hoor mevrouw Van Nieuwenhuizen zeggen dat alles bespreekbaar is, als het regeerakkoord maar onverkort wordt uitgevoerd. Nu heb ik een aantal weken geleden de fractievoorzitter van de PvdA horen zeggen dat alles open ligt binnen de budgettaire kaders. Dat kan eventueel dus wijzigingen van het regeerakkoord inhouden. Sluit mevrouw Van Nieuwenhuizen nu uit dat zij wijzigingen aan het regeerakkoord zal accepteren?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Zoals ik de heer Samsom heb gehoord hoeven we het regeerakkoord ook weer niet te versimpelen tot alleen de financiële afspraken zodat alles wat er verder in staat, niet hard zou zijn. Nee, VVD en PvdA hebben gezamenlijk het regeerakkoord geschreven, ook de inhoudelijke zaken. Dat is iets anders dan alleen de financiële paragraaf. Daarmee doet u het echt onrecht aan.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik vind het bijzonder dat de interpretatie van mevrouw Van Nieuwenhuizen toch echt een andere is dan die van de heer Samsom zelf, die aangaf wel naar andere wijzigingen te kunnen kijken, mits een en ander binnen de budgettaire kaders zou plaatsvinden. Maar goed, het is goed dat de VVD nu helderheid schept. Het lijkt mij echter dat de opdracht voor de heer Asscher om tot een sociaal akkoord te komen er niet gemakkelijker op wordt.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Dat het geen eenvoudige opdracht is, daarvan was hij wel meteen overtuigd toen hij deze job aanvaardde, denk ik.
De heer Heerma (CDA):
Begrijp ik van de woordvoerster van de VVD goed dat de VVD-fractie niet zal accepteren dat afspraken met sociale partners niet zullen leiden tot een verdere verslechtering van de structurele werkgelegenheidscijfers, die het kabinetsplan oplevert?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Dat hangt natuurlijk af van allerlei omstandigheden, maar het lijkt mij hoogst onwaarschijnlijk, laat ik het dan zo formuleren. Het is natuurlijk iets wat je ten koste van alles zou willen voorkomen.
Om de export van uitkeringen naar landen buiten de EU te stoppen, lopen er onderhandelingen over verdragen terzake met de betrokken landen. Minister Asscher gaf onlangs aan, er geen heil meer in te zien om in dit kader verdere heronderhandelingen met Marokko te voeren en ervoor te kiezen om het desbetreffende verdrag op te zeggen. De VVD staat daar volledig achter en vraagt de minister, hierop stevig door te pakken. Ook willen wij graag weten wat de verdere stand van zaken is in dit dossier. Met welke landen lopen er onderhandelingen en hoe staat het daar inhoudelijk mee?
Bij de vorige begrotingsbehandeling heeft de VVD gevraagd om een level playing field voor het privaat en publiek verzekeren van de WIA/WGA. Wij hebben toen de toezegging gekregen dat de UWV-premie voor de Ziektewet wordt aangepast en dat de WIA voor ex-ZW'ers ook privaat kan worden verzekerd. Wat is de stand van zaken op deze punten?
Tot slot nog één onderwerp, maar zeker niet het minste: de agressie tegen medewerkers van sociale diensten. Agressie tegen ambtenaren of andere medewerkers kan absoluut niet worden getolereerd en moet wat de VVD betreft worden bestraft met gevolgen voor de uitkering. De huidige aanpak werkt helaas nog niet goed genoeg. Het is te gek voor woorden dat 77% van de mensen die bij een sociale dienst werken, te maken krijgen met ongewenst gedrag. Dat is extreem veel en het aantal loopt alleen maar op. Deze medewerkers zijn er om mensen te helpen, niet om slachtoffer te worden. Divosa heeft al eerder aangedrongen op een wetswijziging, waardoor het voor sociale diensten mogelijk wordt om de dienstverlening te staken als klanten zich misdragen. Op dit moment is in de WWB agressie aan het loket nog geen zelfstandige grond om een bijstandsaanvraag af te wijzen of in te trekken. Er moet daarnaast een bijkomstige omstandigheid zijn, bijvoorbeeld het niet voldoen aan de inlichtingenplicht, de sollicitatieplicht of de re-integratieplicht. De VVD vindt dit belachelijk. De mensen die voor ons dit werk doen, verdienen optimale bescherming tegen wangedrag van klanten. Is de staatssecretaris bereid om ongewenst gedrag jegens medewerkers als een zelfstandige grond op te nemen in de wet?
De heer Ulenbelt (SP):
Mevrouw Van Nieuwenhuizen houdt het oude, vertrouwde, rechts-rabiate VVD-verhaal; geen compassie voor mensen die zijn aangewezen op een uitkering vanwege pech. Zij omarmt het regeerakkoord. Nu ben ik heel benieuwd om van mevrouw Van Nieuwenhuizen te horen wat de Partij van de Arbeid mooi moet vinden aan dat akkoord.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Het lijkt mij verstandig dat de heer Ulenbelt dat aan de Partij van de Arbeid zelf vraagt. De woordvoerder van de fractie van die partij komt nog aan bod, en ik denk dat de PvdA mans genoeg is om zelf die vraag te beantwoorden.
De heer Ulenbelt (SP):
Dat zal ik de PvdA zeker vragen, maar ik wil van iedereen van alles weten, dus ik vraag het nog een keer. U gaat daarop waarschijnlijk geen antwoord geven, en dan is mijn vraag: zou dit akkoord ook bij het vorige kabinet gepast kunnen hebben als het gaat om Sociale Zaken?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Ik wil wel een voorbeeld noemen, namelijk het quotum voor de arbeidsgehandicapten. Dat is echt niet een VVD-ding; het komt uit de koker van de Partij van de Arbeid. Dat is iets waar de PvdA juist blij mee zal zijn, om maar één voorbeeld te noemen. Ik adviseer de heer Ulenbelt om het rechtstreeks aan de Partij van de Arbeid te vragen. Dat lijkt mij wel zo netjes.
De voorzitter:
U hebt nog één minuut.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Samenvattend: we zitten nog in een crisis, maar het regeerakkoord bevat genoeg punten om dit land vooruit te brengen en om de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken.
Voorzitter. Ik was eigenlijk al klaar, anders val ik in herhaling. Ik denk dat ik het hierbij kan laten.
De heer Heerma (CDA):
In het VVD-verkiezingsprogramma werden de bezuinigingen op de kinderopvang voor 2013 teruggedraaid. Ook de premier heeft daar in de campagne duidelijke uitspraken over gedaan. Is de VVD-fractie bereid om tijdens deze begrotingsbehandeling te bezien of we die bezuiniging conform het verkiezingsprogramma en conform de gemaakte uitspraken terug kunnen draaien?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Ik ben benieuwd naar wat het kabinet hier verder over te zeggen heeft. Er zijn ook vandaag weer nieuwe gegevens bekend geworden. Misschien vraag ik de minister wel om daar nog nadere duiding aan te geven, want dit roept bij ons toch vragen op. Voor de rest kan ik niets anders zeggen dan dat we natuurlijk financiële kaders hebben afgesproken in het regeerakkoord en dat er ook ten tijde van de onderhandelingen al een onderuitputting aan zat te komen. Toch is er gezegd: Nederland zit financieel gezien in een dermate ernstige situatie dat daar nu geen ruimte voor is.
De heer Heerma (CDA):
Mag ik dit antwoord zo uitleggen dat de vragen die bij de VVD-fractie zijn opgekomen, ertoe leiden dat de VVD bereid is om mee te zoeken naar een solide dekking om deze bezuiniging terug te draaien?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Het is een wens van de VVD om dit om te kunnen draaien. Natuurlijk zullen we altijd meedenken en meekijken naar iedere oplossing die daarvoor zou kunnen bestaan, maar dan moet er wel een solide dekking zijn.
De heer Madlener (PVV):
Dat de VVD nog durft te spreken over solide overheidsbegrotingen! We hebben allemaal gezien dat dit nu al achterhaald is. De economie kachelt achteruit met dit kabinetsbeleid. Daar gaat mijn vraag echter niet over. Mijn vraag gaat over hardwerkend Nederland. Misschien zegt dat mevrouw Van Nieuwenhuizen nog iets. Misschien kan zij zich nog de slogans herinneren. Ik zet even op een rij wat haar cadeautjes zijn aan hardwerkend Nederland: de accijnzen gaan omhoog; de hypotheekrenteaftrek is gesneuveld; de assurantiebelastingen worden verhoogd en de kinderopvang verdwijnt. Vandaag gaat het over pensioenen, en de pensioenopbouw, juist van werknemers, wordt eveneens drastisch versoberd. Mijn vraag is: waarom doet u hardwerkend Nederland dit allemaal aan?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Het regeerakkoord bevat inderdaad een heleboel pijnlijke maatregelen. Die nemen wij niet om mensen te pesten. Ik begrijp best dat het veel makkelijker is om mensen leukere dingen in het vooruitzicht te stellen, maar als we niet doen wat we doen, dan schuiven we de rekening door naar volgende generaties. We moeten dit probleem oplossen. We leven in een land waar we 50 à 60 miljoen per dag meer uitgeven dan er binnenkomt. Dan kun je aan een kind voorrekenen dat je dat niet lang volhoudt. We moeten ingrijpen en dat doet heel veel pijn, zeker in de komende jaren, maar we hebben er alle vertrouwen in dat we Nederland sterker uit de crisis zullen zien komen als we hier eenmaal doorheen zijn.
De heer Madlener (PVV):
Met het versoberen van de pensioenopbouw van de huidige werknemers leg je de rekening juist bij toekomstige generaties neer. Ik herhaal mijn vraag. Waarom pakt de VVD de hardwerkende Nederlander zo hard aan?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Gelukkig hebben we heel veel hardwerkende Nederlanders. Als je in totaal 46 miljard moet bezuinigen, dan kan het niet anders dan dat iedereen dat gaat merken en dat iedereen die pijn gaat voelen. Gelukkig is het merendeel van Nederland hardwerkend, maar het merendeel van de mensen gaat daar ook last van krijgen. Dat geldt voor iedereen. Het kan niet anders.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik wil even door op het punt van de kinderopvang. De VVD doet graag alsof het een financieel zeer degelijke partij is. Als er ergens overschrijdingen zijn, moeten die teruggehaald worden waar ze veroorzaakt worden. In dit geval is er sprake van een meevaller. Zou de VVD er dan ook niet voor zijn om die meevaller te laten terugvloeien naar waar die zich voordoet?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Het was onze eigen minister Zalm die heeft geïntroduceerd dat meevallers teruggaan naar de algemene middelen. Als je nog zo'n grote uitdaging hebt, als je met zijn allen nog zo'n ongelooflijk gat moet vullen, dan kan het niet zo zijn dat iedere minister of staatssecretaris meevallers op zijn eigen terrein lekker bij zich houdt. Hoezeer we het doel ook delen met mevrouw Voortman, er moet heel serieus naar het totaalplaatje worden gekeken voordat we hier iets aan kunnen doen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Als je naar het totaalplaatje kijkt, dan moet je ook kijken naar wat die de partijen heel belangrijk vinden. De VVD heeft gezegd dat ze de bezuinigingen op de kinderopvang wil terugdraaien. Nu doet zich een mogelijkheid voor. De dekking is er, zo werd hier achter mij al gezegd. Dan ga ik er vanuit dat de VVD bereid is om ernaar te kijken.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
We zijn altijd bereid om naar zaken te kijken. We hebben nu echter nog geen voorstel gezien met een voor ons acceptabele dekking. Wie weet gaat mevrouw Voortman ons nog verrassen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb nog één vraag over het sociaal overleg.
De voorzitter:
U hebt daarover al eerder een vraag gesteld. We hadden afgesproken dat we dit niet zouden doen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Volgens mij hadden we afgesproken dat we niet als een repeteergeweer steeds weer achteraan zouden aansluiten. Mevrouw Van Nieuwenhuizen is nu aangekomen bij het slot van haar verhaal en er is één punt waarop ik nog geen reactie heb gekregen. Ik vind het dus niet zo gek om daarover nog een vraag te stellen, als dat mag. Wat is de echte deadline? Wanneer moet dat overleg klaar zijn? De fractievoorzitter van mevrouw Van Nieuwenhuizen zei: als er geen vertrouwen meer is dat het lukt, dan moeten we er maar mee stoppen. Hoe moet ik die woorden interpreteren? Dus: wat is de deadline, en wanneer en op basis van welke criteria zegt mevrouw Van Nieuwenhuizen dat er geen vertrouwen is in een deal?
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
De heer Van Weyenberg vraagt: op basis van welke criteria? Vertrouwen is geen exacte wetenschap. Je kunt niet zeggen: als alle vakjes nog zijn aangevinkt, dan is het zo. Vertrouwen is ook een kwestie van gevoel. De minister moet daarin het voortouw nemen, evenals de minister-president, die er ook bij betrokken is. Ze moeten samen het gevoel hebben dat er nog vertrouwen is, dat we vooruitkomen en dat we niet in een proces zitten waarin mensen alleen maar stellingen hebben betrokken of een agenda van uitstellen en traineren van maatregelen hanteren. Dat gevoel, dat taxatievermogen, leg ik vol vertrouwen in handen van het kabinet.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb nog een laatste vraag. Ik begrijp het. Ik vind ook dat vertrouwen een gevoel is. Ik heb echter nog geen antwoord op mijn eerste vraag, namelijk wat ongeveer de deadline zou zijn voor zo'n overleg.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Ik kan dat op dit moment niet inschatten. Wie weet kan de minister daar straks iets over zeggen. Het gaat om zeer omvangrijke zaken en daarom moet je het ook niet op voorhand al doodslaan door er een datum aan te koppelen. Ik zou de minister om een globale indicatie moeten vragen.
De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Het is bijzonder om vandaag een begrotingsbehandeling te doen waarbij ik niet, zoals de afgelopen twee jaar, spreek over gangbare thema's binnen het beleidsterrein Sociale Zaken, maar over een nieuw onderdeel, namelijk integratie. Het komt een beetje vreemd over, omdat de begroting door een vorig bewindspersoon is gemaakt, in een demissionair kabinet en op een ander departement. Het is een beleidsarme begroting, zonder nieuwe voornemens en plannen. In dat kader zal het wat mij betreft meer een informatieve behandeling worden. Met het regeerakkoord in de hand zal ik nog een aantal zaken aanhalen en daarbij vragen naar de inspanningen van deze minister voor de komende periode.
Het regeerakkoord kent een mooie paragraaf over immigratie, integratie en asiel. De VVD is daar trots op. Ons immigratiebeleid blijft streng, rechtvaardig en vooral gericht op integratie. Het uitgangspunt van het integratiebeleid is dat we van alle nieuwkomers en mensen die hier al zijn, verwachten dat ze meehelpen om de samenleving op te bouwen. Dat betekent dus niet thuis op de bank blijven zitten, je alleen in je eigen gemeenschap begeven of buiten rotzooi trappen. Nee. Beheersing van het Nederlands, kennis opdoen van de Nederlandse samenleving en betaald werk verrichten, dat zijn de ingrediënten voor een succesvolle integratie in de Nederlandse samenleving.
Wat betekent dit concreet voor de komende periode? Wij scherpen de eisen voor inburgering verder aan. De verantwoordelijkheid voor het halen van een inburgeringsexamen ligt voortaan bij de betrokkene zelf. Wie zich onvoldoende inzet om in te burgeren, verliest de verblijfsvergunning. Geen Nederlands, geen bijstand. Gezichtsbedekkende kleding, geen bijstand. Daarnaast wordt gezichtsbedekkende kleding verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en overheidsgebouwen. Ook kan in de openbare ruimte de politie gelasten de gezichtbedekkende kleding af te leggen.
Doe je binnen zeven jaar een beroep op de bijstand dan verlies je je verblijfsvergunning. De periode van zeven jaar gaat ook gelden voor naturalisatie en voor het stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen. De minister heeft een inspanningsverplichting om deze zevenjaareis voor de bijstand ook te laten gelden voor EU-onderdanen, mede in het kader van een te ontwikkelen ingroeimodel voor sociale zekerheid. Ik zal daar later nog op terugkomen.
In internationale en bilaterale contacten zetten wij ons ervoor in om mensen de mogelijkheid te geven om, in elk geval vrijwillig, afstand te doen van hun nationaliteit, natuurlijk zonder daarbij stateloos te worden. Het project EU-arbeidsmigratie, het programma Aanpak Malafide Uitzendbureaus en de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, ingezet door de twee vorige VVD-bewindspersonen op SZW, worden met kracht door deze minister uitgevoerd.
Er staat nog veel meer in het regeerakkoord. Er staan maatregelen in waarmee wij een immigratiebeleid kunnen organiseren dat restrictief, rechtvaardig en op integratie gericht is. Heel helder kort samengevat: echte vluchtelingen en mensen die behoorlijk kunnen bijdragen aan onze samenleving zijn welkom, maar zij moeten wel hun best doen om te integreren, en gelukszoekers en alle rotzooitrappers worden geweerd.
Voor de VVD telt niet je afkomst, maar je toekomst, niet je geloof, maar je gedrag en niet de groep, maar het individu. Vanuit dit perspectief kijken wij naar de integratiepolitiek. Migranten hebben niet alleen rechten, maar ook plichten, net als iedere andere burger in ons land. Wij leven in een democratische rechtsstaat en iedereen heeft zich aan wet- en regelgeving te houden. Mannen en vrouwen hebben gelijke rechten. Discriminatie van homo's of welke groep of persoon dan ook is niet toegestaan.
Dat lijkt allemaal gewoon en simpel, maar dat is het niet. Regelmatig wordt discriminatie gefaciliteerd door de overheid, met name door gemeenten, onder het mom van begrip voor andere culturen of religies. Want wij zijn toch tolerant in dit land. Er worden bijvoorbeeld subsidies verstrekt aan voor mannen en vrouwen gescheiden activiteiten, zoals gescheiden zwemuurtjes en gescheiden theatervoorstellingen. Ik zag er vorig jaar tijdens een werkbezoek met mijn collega van Nieuwenhuizen nog een voorbeeld van, namelijk gescheiden computergebruik in een asielzoekerscentrum. Dat is nota bene een plek waar mensen direct mee moeten krijgen dat wij zo niet met elkaar omgaan in Nederland.
Ik zag het ook nog afgelopen vrijdag, bij een bezoek in Amsterdam aan Eigen Haard. Die woningcorporatie is verantwoordelijk voor de renovatie van een wooncomplex. Die renovatie is de afgelopen weken veelvuldig besproken in de media en wij gaan er nog een debat over voeren. Ik moet constateren dat in dit geval het betrekken van bewoners bij de renovatieplannen, met welke goede bedoelingen dan ook, heeft geresulteerd in een aparte vrouwenraad in plaats van een algemene bewonersraad.
De VVD is tegen dit soort beleid en tegen subsidies die integratie frustreren. De voorganger van de minster heeft toegezegd hier werk van te gaan maken, zowel bij de rijksoverheid als bij gemeenten en zelfstandige bestuursorganen. Een voorbeeld bij een zbo dat de VVD eerder heeft aangekaart, is de mogelijkheid bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR, om in het Turks rijexamen te doen. Tot onze tevredenheid hebben wij geconstateerd dat dit vanaf 1 januari 2013 niet meer mogelijk is. Hoe gaat de minister hierin handelen? Is de nieuwe lijn intussen doorgevoerd bij alle zbo's en, zo nee, is hij van plan om dit alsnog te doen? Is hij met de VVD van mening dat gewoon meedoen eigenlijk de beste manier van integratie is?
De cijfers met betrekking tot opleiding, arbeidsparticipatie en criminaliteit van niet-westerse allochtonen zijn het afgelopen jaar licht verbeterd. Dat is positief. Wij zijn er echter nog lang niet. Het percentage niet-westerse allochtonen met een startkwalificatie steeg met 2 naar 69,5, waar dit voor autochtonen 72,4 is. De arbeidsparticipatie steeg van 52,8% naar 53,5%. Voor autochtonen is dit 69,8%. In 2011 daalde het aantal verdachten van 12 jaar en ouder onder niet-westerse allochtonen van 36 naar 32 per 1000. Het verschil met het cijfer voor autochtonen van 9 is nog erg groot. Dit valt geenszins te tolereren.
De werkloosheidscijfers onder jonge allochtonen geven ook een heel zorgelijk beeld te zien. Onder autochtone jongeren tussen de 15 en 25 jaar is de werkloosheid 9%. Onder allochtone jongeren zou dit volgens FORUM 29% zijn. Dit verschil zou volgens FORUM voor een groot deel te verklaren zijn door discriminatie op de arbeidsmarkt. Hierbij wordt het gestegen aantal meldingen van discriminatie genoemd. Hoe ziet het kabinet deze relatie, en hoe verhoudt dit zich tot de oververtegenwoordiging van deze groep in de criminaliteit?
De heer Van Klaveren (PVV):
Wij hebben net het standaard VVD-riedeltje gehoord: stoere taal, maar als het erop aankomt, geven zij niet thuis. Dat hebben wij ook gezien bij het hele regeerakkoord, dat eigenlijk een PvdA-verhaal is geworden. Net hoorden wij de VVD-woordvoerder zeggen dat criminaliteit niet te tolereren valt. Mijn vraag is wat hij gaat doen aan het Marokkanenprobleem.
De heer Azmani (VVD):
Ik vind het heel bijzonder dat de heer Van Klaveren dat aan mij vraagt. Ik heb hem in zijn eerste termijn namelijk alleen maar horen oreren zonder concrete oplossingen te bieden. Ik ga zelf in ieder geval wel een voorstel doen tijdens deze begrotingsbehandeling, een voorstel dat al in de media is gebracht. Wat betreft het Marokkanenprobleem: wij hebben een probleem met het criminaliteitscijfer onder niet-westerse allochtonen. De VVD zal niet ontkennen dat Marokkaanse jongeren in groten getale in aanraking komen met justitie. Dat gaat op voor 65% van de jongens. Ik zal dat niet ontkennen en ook wat mij betreft is dat een probleem. Wij moeten dit echter wel breder trekken, want uiteindelijk gaat het om de veiligheid die eenieder ervaart en voelt. Daarbij spelen niet alleen Marokkanen een rol. Het kunnen Antillianen zijn, maar het kunnen ook autochtonen zijn. Ik geloof in generieke maatregelen en niet in specifieke maatregelen. Tijdens het vorige kabinet zijn zulke maatregelen al ingezet. Daar kom ik zo meteen nog op.
Wat betreft de generieke maatregelen geloof ik in lik-op-stukbeleid. De heer Teeven is bijvoorbeeld hard bezig met zulk beleid. In het kader van de begroting van Sociale Zaken, waarover wij het vandaag hebben, is te zien dat wij heel straight zijn wat betreft de mogelijkheid voor jongeren om überhaupt aanspraak te maken op bijstand. Ik hoorde mevrouw Van Nieuwenhuizen in ieder geval al zeggen dat de vierwekeneis die wij stellen bij bijstand voor jongeren onder de 27 jaar, ook na het 27ste jaar moet gelden. Dit zijn dus generieke maatregelen die wij nemen en waarmee wij er uiteindelijk voor zorgen dat wij gedrag van een bepaalde groep, waarin een oververtegenwoordiging is van Marokkanen – dat ga ik niet ontkennen, en de VVD heeft dat nooit ontkend – in dit land niet tolereren.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Van Klaveren.
De heer Van Klaveren (PVV):
Er valt natuurlijk ook heel weinig te ontkennen. De statistieken zijn duidelijk. 65% van de Marokkaanse jongens komt in aanraking met de politie. Daarnaast is deze groep drie keer zo vaak verdachte als het gaat om geweldsdelicten. Ook de PVV pleit niet voor specifieke maatregelen. Wij hebben altijd gezegd: pak mensen op, en ga waar mogelijk over tot denaturaliseren en het land uitzetten. De heer Azmani heeft het over riedeltjes met betrekking tot de bijstand. Straks zal hij een voorstel doen om spijbelambtenaren in te zetten. Maar in dit land worden heel veel mensen geïntimideerd, bedreigd, in elkaar geslagen et cetera door Marokkaans straattuig. Onze vraag aan de heer Van Klaveren is wat hij daartegen gaat doen behalve het inzetten van een spijbelambtenaar.
De heer Azmani (VVD):
In mijn tweede reactie zal ik het heel kort houden. Ik blijf het vreemd vinden. De heer Klaveren oreert hier negen minuten lang om te zeggen hoe groot het probleem is, zonder een concrete oplossing te bieden. Ik ben nu ongeveer twee weken als woordvoerder verantwoordelijk voor dit dossier. Ik zal heus samen met de heer Van Klaveren nog kunnen kijken naar de problematiek, zij het dat ik die nooit zo zal willen chargeren. De feiten zal ik niet ontkennen. Het is geen probleem van vandaag of gisteren, en het probleem is ook niet morgen opgelost, maar wij zijn er om ervoor te zorgen dat de problemen op termijn wel worden opgelost in dit land, omdat ze absoluut niet te accepteren vallen.
Voorzitter. In dit licht doe ik dus het volgende voorstel. Een belangrijke voorwaarde voor succesvolle integratie is dat mensen toegang hebben tot goed onderwijs. Dat creëert op latere leeftijd ook eerlijke kansen. Het hebben van een taalachterstand werkt belemmerend voor succes. Alles moet er dan ook aan worden gedaan om die achterstand zo snel mogelijk in te lopen. Wat niet helpt, is dat kinderen ervoor kiezen om te spijbelen, langer thuis worden gehouden in verband met vakanties, of vroegtijdig de school verlaten. Naast het inlopen van de taalachterstand en het dagelijks volgen van onderwijs is ook de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs zeer relevant voor de positieve ontwikkeling van een kind.
Het is bekend dat de betrokkenheid van niet-westerse allochtone ouders bij het onderwijs gering is. Schooluitval en verminderde ouderbetrokkenheid moeten volgens de VVD dan ook leiden tot het korten op of vervallen van de kinderbijslag. Nu is in de wet geregeld dat spijbelen door zestien- en zeventienjarigen kan leiden tot het intrekken van kinderbijslag door de SVB. De VVD wil de minister ertoe uitdagen om dit verder te verruimen. Ook schooluitval onder de zestien – van twaalf tot zestien bijvoorbeeld – dan wel geringe betrokkenheid van ouders zouden redenen kunnen zijn om kinderbijslag te korten dan wel in te trekken. Alles moet eraan worden gedaan om ouders te wijzen op hun verantwoordelijkheid om te voorkomen dat hun kinderen ontsporen in dit land.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Er ligt een wetsvoorstel, dat de heer Azmani ook aanhaalt. Daarin wordt uitgegaan van iets wat objectief meetbaar is, namelijk dat je spijbelt. Dat kun je gewoon registreren. De heer Azmani formuleert het nu als "betrokkenheid van ouders". Dan zouden wij kunnen gaan naar een situatie waarin de overheid kan bepalen of je een goede ouder bent of niet, wat weer bepaalt of je kinderbijslag krijgt. Ik neem aan dat de heer Azmani te allen tijden wil naar objectiviteit en niet naar dat soort interpretaties.
De heer Azmani (VVD):
Daarover kan ik heel kort zijn. Absolute objectiviteit moet daarbij van belang zijn.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik wil hier toch nog even op doorgaan. Geen of geringe betrokkenheid van ouders moet bepaald worden op basis van objectiviteit, maar wie gaat dat bepalen? Is dat de school? Om eerlijk te zijn heb ik de laatste ouderavond moeten verzuimen. Dat kwam weliswaar door Kamerwerkzaamheden, maar betekent dat gelijk al een turfje achter je naam? Ik wil graag van de heer Azmani horen wie moet gaan bepalen hoe dat allemaal geregistreerd moet worden. Dan weten de scholen ook waar ze aan toe zijn.
De heer Azmani (VVD):
Dat gebeurt nu al bij 16- en 17-jarigen. Ook daarin zit een verantwoordelijkheid voor de school. Het is een driehoek: ouder, kind, school. Alleen iemand van de school kan dat constateren. Ik heb het natuurlijk niet over het feit dat iemand eens een keer niet bij een ouderavond aanwezig is. Het gaat om frequent en veelvuldig geen betrokkenheid tonen bij het onderwijs van je kind. Dit is geen probleem van vandaag of gister. Er hebben in het verleden projecten plaatsgevonden om niet-westerse ouders te betrekken bij het onderwijs. Uit onderzoek heb ik moeten constateren dat die projecten uiteindelijk weer zijn gestaakt, omdat ze niet leidden tot meer ouderbetrokkenheid. Daarom zeg ik, als stok achter de deur, als stimulans, dat het heel vanzelfsprekend is dat je als ouder al betrokken bent bij het onderwijs vanaf jonge leeftijd van je kind. Het is juist in het belang van dat kind, voor zijn positieve ontwikkeling, dat die ouder daarbij betrokken wordt. Als dat niet zo is, moet dat een consequentie hebben, namelijk dat iemand dan geen recht meer heeft op kinderbijslag.
De voorzitter:
Kunt u proberen iets korter te antwoorden?
De heer Azmani (VVD):
Excuus, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Schouten, tot slot.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Wij waren net tot de conclusie gekomen dat er objectieve criteria moesten zijn. Ik heb van de heer Azmani nog steeds geen objectieve criteria gehoord van wat geen of geringe ouderbetrokkenheid is. Ik vraag hem toch echt om die duidelijkheid te geven, omdat wij anders een hoge mate van willekeur krijgen bij het bepalen dat de kinderbijslag moet worden ingetrokken.
De heer Azmani (VVD):
Mevrouw Schouten kan niet van mij verwachten dat ik hier een hele criterialijst ga aanleggen van dingen waaraan getoetst moet worden. Dat moet met het onderwijsveld worden gedaan. Ik moet uit veel onderzoeken constateren dat veel scholen hun best doen om ouders daadwerkelijk betrokken te laten raken bij het onderwijs. Het is van belang om die discussie daar te voeren en uiteindelijk te komen tot een lijst van objectieve criteria, zodat objectief getoetst kan worden dat ouderbetrokkenheid miniem is. Dat kan dan de consequentie hebben dat iemand geen kinderbijslag krijgt.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit is een erg warrig en onduidelijk verhaal, dat de heer Azmani niet verder concreet heeft kunnen invullen, maar hij zegt terecht dat verzuim, spijbelen, iets is van ouders, de school en de leerplichtambtenaar. Zou de heer Azmani er dan niet verstandig aan doen om ervoor te zorgen dat alle verzuim om te beginnen geregistreerd wordt, in plaats van dit soort vage en stoere taal uit te slaan?
De heer Azmani (VVD):
Op dat gebied ligt een verantwoordelijkheid op scholen. De VVD heeft weleens eerder aangevoerd dat scholen desnoods een boete moeten krijgen wanneer verzuim niet wordt geregistreerd, wat ook in het belang is van de inspectie. Dat is zeer belangrijk, maar ik werp verre van mij dat dit een of ander stoer verhaal is. Ik zit nog niet zo lang op deze portefeuille. Ik heb meerdere onderzoeken uit het verleden gelezen. Ik moet steeds constateren dat wij tot hetzelfde probleem komen, namelijk dat het een opvoedprobleem is en dat de betrokkenheid van ouders gering is, juist onder niet-westerse allochtonen. Ik zie dat ik het kort moet houden van u, voorzitter, maar mijn hart is hier vol van. Dan moet je op een gegeven moment een sanctie stellen als stok achter de deur, zodat die betrokkenheid daadwerkelijk wordt geformaliseerd. En een financiële prikkel werkt altijd in gedragsbeïnvloeding, hoe erg dat ook is.
Mevrouw Karabulut (SP):
Slaan met een stok, of een stok achter de deur hebben, daar is de heer Azmani goed in. Ik wil de heer Azmani meegeven dat bijvoorbeeld in Amsterdam 46% van het verzuim op mbo's nog niet geregistreerd wordt. Je kunt dan dit soort nieuwe, stoere plannen verzinnen, maar dat zet geen zoden aan de dijk. Mijn tweede punt …
De voorzitter:
Nee, we hebben afgesproken dat de leden slechts één vraag per keer mogen stellen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit ligt in het vervolg van mijn vraag.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, wij hebben afgesproken: één vraag per keer, met één vervolgvraag. U hebt uw keuze gemaakt.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb net alleen een reactie gegeven op het antwoord van de heer Azmani.
De voorzitter:
Dat is een keuze.
Mevrouw Karabulut (SP):
Staat u mij alstublieft toe dat ik een vervolgvraag stel!
De voorzitter:
Als u dat kort zou doen, zou het mogen, maar dat doet u niet. U houdt lange betogen met heel veel conclusies.
Mevrouw Karabulut (SP):
U bent ook best lang van stof op dit moment, voorzitter.
De voorzitter:
Mijnheer Azmani, u mag een reactie geven op de een-na-laatste opmerking van mevrouw Karabulut.
De heer Azmani (VVD):
Mevrouw Karabulut zei dat ik hier alleen stoer aan het doen ben. Ik probeer echter een deeloplossing aan te dragen. Ik heb aangegeven dat er geen ultieme oplossing is. Ik probeer een deeloplossing te bieden om ervoor te zorgen dat meer ouders betrokken raken bij de ontwikkeling van het kind, in het belang van het kind.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De heer Azmani zei net tegen mevrouw Schouten dat zij niet kon verwachten dat hij al ideeën heeft voor concrete criteria aan de hand waarvan de sancties opgelegd zouden moeten worden, maar dat zou zij wel moeten kunnen. Dit is het plan van de heer Azmani. Ik vraag hem nogmaals of hij een aantal voorbeelden kan geven aan de hand waarvan hij deze stoere maatregel wil invoeren.
De heer Azmani (VVD):
Voor frequent spijbelen door 16- en 17-jarigen zijn die criteria er al. Voor de 12- tot 16-jarigen moet daarbij worden aangesloten. Over de ouderbetrokkenheid moet een discussie ontstaan. Die discussie ga ik als parlementariër niet aanzwengelen. Ik vind dat het onderwijsveld daar een bepaalde mate van invulling aan kan geven. Wanneer is voor het veld ook de maat vol? Ouders laten onvoldoende betrokkenheid zien. Het gaat niet om ouders die een keer niet naar een ouderavond komen, maar het gaat om ouders die zich niet laten zien bij de ontwikkeling van het kind. Als er problemen zijn met het kind, wordt niet thuis gegeven. Opvoeding vindt ook buiten de eigen woonkamer plaats.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De heer Azmani verwijst naar regels die al bestaan. Andere mensen zouden de criteria voor de sancties moeten bedenken. Het is gewoon stoere praat om de PVV de wind uit te zeilen te nemen. Dat moet hij dan gewoon toegeven.
De heer Azmani (VVD):
Ik draag een oplossing aan en zeg erbij dat het niet de ultieme oplossing, maar een deeloplossing is. Ik vind het bijzonder dat dit dan meteen als stoere praat wordt gekwalificeerd. Volgens mij is de kunst van het vak van parlementariër om oplossingen te bieden. Die oplossingen moeten nog wel verder worden uitgewerkt, zodat zij uiteindelijk geïmplementeerd kunnen worden.
Voorzitter. De VVD is altijd tegen doelgroepenbeleid geweest. De VVD is dan ook altijd erg kritisch geweest over het subsidiepakket van het laatste kabinet-Balkenende voor de 22 zogenaamde Marokkanengemeenten onder de titel Grenzen stellen en perspectief bieden. Volgens mijn partij is er te veel aandacht geweest voor het bieden van perspectief aan probleemjongeren in plaats van het bieden van perspectief aan de mensen in de buurten die dagelijks overlast van hen ondervinden. Er is veel te weinig aandacht besteed aan het stellen van grenzen. Het bevreemdt ons dan ook zeer om in een uitnodiging van de gemeente Utrecht te lezen, ik citeer: Gezien de "opbrengsten", die zowel het Rijk als de 22 gemeenten van het samenwerkingsverband hebben ervaren, hebben de bestuurders en de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel inmiddels besloten niet te stoppen met de samenwerking; vanaf 1 januari 2013 zal deze in een andere vorm worden gecontinueerd. Hierbij moet ik nog opmerken dat het woord "opbrengsten" tussen aanhalingstekens is gezet. Dat lijkt mij zeer terecht. Dit besluit is des te vreemder omdat de Kamer de evaluatie van de samenwerking nog niet heeft besproken. Graag krijg ik hierover opheldering van de nieuwe minister voor integratie. Ik wil van de minister weten hoe hij bijvoorbeeld de omslag van doelgroepenbeleid naar generiek beleid gaat maken. Sinds het verschijnen van de integratievisie van de heer Donner, gericht op deze omslag, is het oorverdovend stil gebleven. Wat gaat de nieuwe minister op dit terrein doen?
Ik wil nog kort spreken over arbeidsmigratie. Dat onderwerp valt ook onder verantwoordelijkheid van deze minister. De Nederlandse sociale zekerheid houdt volgens de VVD onvoldoende rekening met immigratie. Ook het vrije verkeer binnen de EU, in het bijzonder de nieuwe lidstaten, brengt spanning met zich mee. Knelpunt daarbij is het EU-verdrag. Zo kan het voorkomen dat iemand die twintig jaar in Polen heeft gewerkt voor een salaris van enkele honderden euro's per maand en sinds een jaar in Nederland werkt voor € 2.000 per maand, bij werkloosheid een uitkering krijgt als ware hij iemand die 21 jaar heeft gewerkt voor € 2.000 per maand. Dit valt op geen enkele manier uit te leggen. In het regeerakkoord is opgenomen dat de minister in dezen een inspanningsverplichting in Europa heeft om te komen tot een ingroeimodel voor de sociale zekerheid. Dit geldt ook eerst na zeven jaar bijstand voor EU-onderdanen.
Samen met collega Van Nieuwenhuizen heb ik hierover de vorige periode al een motie ingediend waarin wordt gevraagd om de effecten van het vrije verkeer van personen binnen Europa te onderzoeken. Die motie is door een ruime meerderheid in de Kamer aangenomen. De vraag is hoe de minister die gaat uitvoeren en hoe hij zich hiervoor gaat inspannen. Hoe houdt hij de Kamer hiervan op de hoogte? Is hij bereid om te kijken naar een uitkering die gerelateerd is aan de betaalde premies buiten Nederland?
De heer Van Klaveren (PVV):
De PVV heeft in eerste termijn natuurlijk een aantal oplossingen genoemd. Allereerst willen wij minimumstraffen. Daarvan zien wij overigens niets terug in het nieuwe akkoord. Wij hebben altijd gesteld dat wij politie standaard willen inzetten met honden, dat wij mobiele politieposten in de wijken willen en dat wij jeugdigen zwaarder willen straffen, ook bij geweldsmisdrijven. Ook willen wij, waar het kan, uitzetting na denaturalisatie. Daarover heb ik de VVD helemaal niets horen zeggen. Nogmaals vraag ik dus wat de heer Azmani gaat doen om het Marokkanenprobleem op te lossen. In relatie daarmee vraag ik ten aanzien van de visie van het kabinet of de VVD nog steeds van mening is dat wij te maken hebben met een mislukte multiculturele samenleving. De heer Azmani sprak daarover immers net.
De heer Azmani (VVD):
Ik zie met veel positief gevoel het debat met de heer Van Klaveren tegemoet de komende tijd. Inzake de multiculturele samenleving heeft niet plaatsgevonden wat mensen hierover in eerste instantie hadden gedacht. Dat ben ik volledig met de heer Van Klaveren eens. De multiculturele samenleving is inderdaad mislukt. Volgens mij is de VVD daarover altijd duidelijk geweest. Daarom ben ik ook niet voor wat voor doelgroepenbeleid dan ook maar juist voor generiek beleid en generieke maatregelen die gelden voor autochtonen en allochtonen. Soms worden bepaalde doelgroepen die je veel in de statistieken ziet, daarmee het meest geconfronteerd. Dat vind ik goed, want het is lik op stuk.
De heer Van Klaveren (PVV):
Nogmaals vraag ik wat de VVD gaat doen om de terreur op straat tegen te gaan. Wij hebben net het voorstel gehoord om spijbelaars te registreren. Ik vond het overigens niet heel stoer. Daarom gaat het natuurlijk niet, want mensen worden geterroriseerd, bedreigd en in elkaar geslagen. Wat gaat de heer Azmani doen? Ik heb net vijf maatregelen genoemd die de PVV wil nemen. Wat gaat de VVD doen?
De heer Azmani (VVD):
Volgens mij zijn de twee VVD-bewindspersonen op het ministerie van Veiligheid en Justitie ontzettend druk bezig om de veiligheid en het lik-op-stukbeleid te formuleren. Ook de komende tijd zullen er nadere maatregelen worden genomen. Mijn voorstel komt niet helemaal uit niets. Je ziet in die zin dat jongeren die ontsporen, een verleden hebben. Dat verleden begint meestal met spijbelen en vroegtijdig school verlaten. Dat blijkt uit de onderzoeken. Je ziet daarin de effecten die dit met zich meebrengt, ook specifiek bij de doelgroep die de heer Van Klaveren noemt. Daarom zeg ik dat je bij het begin moet beginnen, dus op jonge leeftijd. Op het moment dat kinderen taalachterstand hebben, staan zij al met één-nul achter in hun ontwikkeling. Taal is meer dan alleen het spreken van taal. Het heeft uiteindelijk ook veel effect op je studieresultaten. Naarmate je studieresultaten in mineur zijn, kom je in een neerwaartse spiraal terecht. Ik noem het dus niet een maatregeltje, maar ik denk dat het een van de maatregelen is die aan de basis liggen. Je moet namelijk voorkomen dat kinderen gaan spijbelen en dat ouders onvoldoende betrokken zijn bij het onderwijs, juist vanwege de positieve effecten van onderwijs op de ontwikkeling van het kind. Dat voorkomt dat mensen al ontsporen, als zij jong of nog kind zijn.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb hierover een vraag om het heel helder te krijgen. De oplossing van de PVV is dat zij zegt dat het integratieprobleem een Marokkanenprobleem is. In de bewoordingen van de PVV moet je politiemannen met honden de buurten in sturen en allochtonen denaturaliseren en het land uitzetten. Deelt de heer Azmani die mening of niet?
De heer Azmani (VVD):
Ik heb al aangegeven dat het Marokkanenprobleem zoals de PVV daarover spreekt, wat mij betreft een generiek probleem is. Ik zal niet ontkennen dat hierbij een oververtegenwoordiging van Marokkaanse jongeren speelt. Dat geldt echter ook voor alle andere allochtonen, Antillianen en dergelijke. Hen zie je ook. Daarom zeg ik ook dat wij niet in doelgroepenbeleid en in de 22 Marokkanengemeenten maar in generiek beleid moeten investeren.
Mevrouw Karabulut (SP):
Kortom: de heer Azmani neemt er afstand van?
De heer Azmani (VVD):
Mevrouw Karabulut valt in herhaling. Het gaat mij om generiek beleid dat specifiek gericht is op bepaalde doelgroepen.
Ik had in het kader van de sociale zekerheid en de migratie nog een vraag over de samenwerking tussen gemeenten en de IND. Ik heb dit punt ook vorig jaar naar voren gebracht tijdens de begrotingsbehandeling. Het gaat erom dat wordt bekeken wat nationaal mogelijk is. Wanneer je als EU-onderdaan binnen een jaar een beroep doet op de bijstand, verlies je eigenlijk je rechtmatig verblijf en zou er geen bijstand verstrekt moeten worden. In de praktijk zie je dat er toch bijstand wordt verstrekt. In Vaals zal een pilot plaatsvinden. Het aantal, drie, valt mij een beetje tegen. Ik vraag mij af wat de stand van zaken is. Ik heb destijds bepleit dat die samenwerking tussen de IND en gemeenten echt moet plaatsvinden en dat EU-onderdanen, wanneer wordt geconstateerd dat zij een onrechtmatig beroep op de bijstand doen en daarmee niet rechtmatig in Nederland verblijven, moeten worden uitgezet door de DT&V om te voorkomen dat er een groot beroep wordt gedaan op maatschappelijke opvang en dergelijke. Ik vraag de minister wat de huidige stand van zaken in dat kader is en hoe hij die ontwikkeling verder ziet.
Kortom, er zijn grote uitdagingen voor deze bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de komende jaren, niet alleen in Nederland, maar ook in Europa en daarbuiten. De VVD zal erop toezien dat gemaakte afspraken worden nagekomen en dat uitvoering wordt gegeven aan een sterk integratiebeleid. Integreren gaat niet vanzelf. Als overheid moet je meteen duidelijk maken wat je van nieuwkomers verwacht en wat je niet accepteert. Pas dan ben je eerlijk tegen elkaar. Niet de overheid integreert, maar de mensen doen dat zelf.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik neem aan dat de VVD er ook heel trots op is dat de eis vanaf wanneer je mag stemmen en vanaf wanneer je Nederlander mag worden, wordt opgetrokken van vijf naar zeven jaar. Daarin gaat dit kabinet nog verder dan het vorige kabinet. Kan de heer Azmani mij aangeven wat de inhoudelijke onderbouwing is voor het optrekken van die eis?
De heer Azmani (VVD):
De mensen moeten hun sporen verdienen in deze samenleving. Pas dan ga je tot naturalisatie over of krijg je stemrecht. Je moet eerst laten zien dat je daadwerkelijk bijdraagt aan deze samenleving.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Is iemand die vijf jaar hier woont, werkt, een gezin heeft en deelneemt aan de samenleving dan nog niet Nederlands genoeg? Is dat de mening van de VVD?
De heer Azmani (VVD):
Nee, je moet ergens een peilpunt zetten. Wij vonden dat vijf jaar voor bepaalde groepen te weinig was. Om dat aan te scherpen hebben wij gekozen voor een algemene lijn van zeven jaar.
De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Minister Asscher was de eerste die rechtstreeks van wethouder van Amsterdam minister werd. Nou ja, de eerste na Den Uyl. Toen Den Uyl minister werd van Sociale Zaken, veranderde hij de naam van het ministerie in 1981 en voegde hij er "Werkgelegenheid" aan toe. Minister Asscher is dus de minister die verantwoordelijk is voor de werkgelegenheid in het land. Die holt achteruit op dit moment: dag in, dag uit ontslagen en faillissementen. Hoe zal de minister zijn verantwoordelijkheid voor de werkgelegenheid in Nederland waarmaken? Wat is zijn werkgelegenheidsplan? Wat wordt zijn aanpak van de jeugdwerkloosheid?
De Partij van de Arbeid en de SP vroegen het vorige kabinet regelmatig om een banenplan. Steevast was het antwoord van de toenmalige minister: het regeerakkoord is een banenplan. Wij kennen de uitkomst van dat banenplan. Aan het einde van het kabinet-Rutte waren er meer werklozen dan toen Rutte begon. Minister, waar kunnen werkloze bouwvakkers, de jongeren en ouderen die werk zoeken op rekenen?
Minister Asscher noemde het regeerakkoord "een nieuwe vloer onder de verzorgingsstaat". Dat schreeuwt natuurlijk om uitleg. Wat is die nieuwe vloer, wat is dat nieuwe fundament? Is het verkorten van de WW tot maximaal een jaar met 70% van het laatste loon een nieuw fundament? Is het slopen van 60.000 banen in de sociale werkplaatsen een nieuw fundament? Is het werken onder het minimumloon een nieuw fundament? Is het verlagen van de ontslagvergoeding een nieuw fundament? Is het moeilijker opbouwen van een goed pensioen door jongeren een nieuw fundament? Is het verlagen van het sociaal minimum met 2% per jaar in de komende 20 jaar een nieuw fundament? Is het schrappen van de toeslag voor alleenstaande ouders in de bijstand een nieuw fundament? Is het volledig stoppen van de bijstand wat betreft de sollicitatieplicht die wordt nageleefd een nieuw fundament? Is het stoppen van de nabestaandenuitkering één jaar na overlijden van de partner een nieuw fundament? Is het afschaffen van de IOAW voor 50- tot 65-jarigen een nieuw fundament? Is het laten vervallen van de IOW in 2016 een nieuw fundament? Op de site van Sociale Zaken staat namelijk dat die in 2016 vervalt. Als dat niet klopt, hoor ik dat graag. Ik zie de PvdA al nee schudden dat het niet klopt, maar de mensen in het land denken wel dat die wordt afgeschaft omdat het op de site staat. Dus effe checken, zou ik zeggen.
De voorzitter:
Bewegingen worden niet geregistreerd in de Handelingen.
De heer Ulenbelt (SP):
Nou ja, zij denken dat het niet doorgaat maar op de site van de overheid staat dat dit wel het geval is.
De voorzitter:
Misschien dat de PvdA er in haar eigen termijn iets over kan zeggen. U vervolgt uw betoog.
De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. Is het afschaffen van recht op bijstand voor inwonende kinderen of ouderen een nieuw fundament? Is het afpakken van een belangrijk deel van het inkomen van 65-plussers, mensen van wie de inkomensverzekering eindigt op 65 jaar, een nieuw fundament? Is het nu echt nieuw dat je geen mens bij het UWV kunt spreken en dat je daar bent aangewezen op e-coaches die ook nog eens anoniem zijn? Hoe durft men dit allemaal een nieuwe vloer voor de verzorgingsstaat te noemen?
Vorige week kwam er een boek uit van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ik wil daar een citaat uit voorlezen: "Vanaf de jaren negentig zijn de toetsingscriteria aangescherpt en de hoogte en duur van de uitkeringen beperkt. Hierdoor kwamen minder mensen in aanmerking voor een uitkering. Het kabinet-Rutte II zet dit voort. " Het Sociaal en Cultureel Planbureau zegt dus dat dit kabinet het beleid van Rutte I voortzet. Ik ben benieuwd wat beide bewindslieden daarvan vinden.
De conclusie van de SP is dat het neoliberale beleid van de afgelopen twintig jaar wordt voortgezet, in dit geval met hulp van de PvdA. De PvdA ging heel trots de verkiezingen in met het meest linkse programma sinds jaren en ze verwierf daarvoor heel veel steun. Maar na de verkiezingen en in ieder geval bij de begroting van Sociale Zaken is de PvdA toch een beetje het bijbootje geworden van de VVD. Rutte is de kapitein op het grote schip en Asscher is vicepremier en de kapitein op het bijbootje. Laat ik dat illustreren aan de hand van een voorbeeld. Kapitein Rutte schaft de toeslag voor alleenstaande ouders in de bijstand af. Dat levert 400 miljoen op voor de Staat. Kapitein Asscher krijgt pas in 2014 100 miljoen om iets aan armoede te doen. Dus je pakt van ouders met kinderen 400 miljoen af en de sociale minister mag dan 100 miljoen teruggeven. Dat is wat ik bedoel met de grote boot en het bijbootje
De sociale zekerheid en de verzorgingsstaat zijn niet het probleem, ze zijn juist de oplossing van het probleem. De arbeidersbeweging stond aan de wieg van de verzorgingsstaat. Door haar ervaring en inzichten is die tot stand gekomen. Zo ook het inzicht dat je het niet alleen redt, het inzicht dat je voor elkaar moet zorgen, het inzicht dat je elkaar moet steunen als je pech hebt, het inzicht dat de mens een sociaal wezen is, dat wil samenwerken in plaats van concurreren voor een betere toekomst voor de kinderen. Die hulp bij pech hoort een recht te zijn. Het is ook een recht waarvoor mensen betalen via belastingen en premies. Het is een recht zoals bij een brandverzekering: je hoopt dat het nooit nodig is, maar als het nodig is heb je dat recht. Marga Klompé voerde in 1965 de bijstandswet in met onder andere de woorden "dit is de overgang van genade naar recht". Ik constateer bij deze begroting dat de liberalen recht door genade vervangen. Een recht wordt weer een gunst; pech is eigen schuld en Rutte/Asscher is de voortzetting van Rutte-I, maar wel met een verschil. Tot nog toe leidden twee liberalen het ministerie van Sociale Zaken en nu zitten daar twee sociaaldemocraten. En nu vraag ik mij af hoe het kan dat het beleid met twee sociaaldemocraten op dat ministerie rechtser is dan toen er twee liberalen zaten. Snap ik het niet? Zie ik iets over het hoofd? Mijn grote vraag aan de minister en aan de staatssecretaris is hoe zij met dat kleine bijbootje die grote boot op een sociale koers kunnen krijgen.
Een van de voorbeelden van het slopen van het fundament is de WW. Deze is nog maar maximaal een jaar en daarna een uitkering op bijstandsniveau. Dan ga je de bescherming tegen werkloosheid verlagen op het moment dat de werkloosheid toeneemt. De heren W en W, en dan bedoel ik Wiegel en Wallage, prominente mannen bij de coalitiepartijen, wijzen die aantasting van de WW af. De organisaties van W en W, werkgevers en werknemers, wijzen deze ook af. Mijn vraag aan de minister is of hij bereid is om de WW niet te verkorten, om de opbouwrechten niet te verslechteren, bijvoorbeeld door de WW-premies kostendekkend te maken en te verdelen over werkgevers en werknemers.
Bij de heronderhandelingen over het regeerakkoord, na het oproer over de zorgverzekeringspremies in de VVD, kwam er 250 miljoen voor de sociale agenda. Volgens Samsom was dat genoeg om de WW met een halfjaar te verlengen op het oude niveau. Het kabinet zegt zijn handen uit te steken naar werkgevers en werknemers. Er zit 250 miljoen in die handen. Gezien het geld dat in de polder omgaat, en dat is nogal wat, noemde de heer Heerts, de voorzitter van de FNV, dat een fooi, en dat lijkt mij terecht. Mijn vraag aan de bewindslieden is hoe betekenisvol die uitgestoken handen zijn. Of zijn het alleen maar uitgestoken lege handen? Rutte zegt dat het overleg met de werkgevers en de werknemers binnen de financiële kaders mogelijk is. Ik ben benieuwd hoeveel ruimte de minister zichzelf binnen die financiële kaders toerekent.
De heer Van Vliet (PVV):
Ik constateer dat de SP en de PVV het erover eens zijn dat deze afbreuk van de WW geen goede zaak is. De heer Ulenbelt stelt als dekking voor het niet laten doorgaan hiervan voor om de WW-premies voor werknemers te herintroduceren. Weet hij al wat dat zou kosten voor de gemiddelde werknemer?
De heer Ulenbelt (SP):
Nee, dat heb ik niet uitgerekend, maar daar wil ik in tweede termijn best op terugkomen. Het gaat erom dat werkgevers en werknemers in Nederland vinden dat de WW-premie in principe kostendekkend moet zijn. Het vorige kabinet heeft met het oog op de koopkracht de WW-premie niet verhoogd, toen dat nodig was, maar juist verlaagd. De vakbonden willen allemaal weer bijdragen aan de WW-premie, dus ik ben zeker van plan om in tweede termijn met een motie te komen dat die WW-premie in overleg met hen wordt verdeeld, zodat de WW-periode niet verkort hoeft te worden.
De heer Van Vliet (PVV):
De vakbonden zijn voor mij misschien iets minder heilig, maar ik hoop dat het bedrag dat de werknemer extra moet ophoesten ten opzichte van nu geen sigaar uit eigen doos wordt, want dat betekent toch een daling van de koopkracht, terwijl wij in principe gezamenlijk strijden tegen de afbraak van de WW.
De heer Ulenbelt (SP):
Mijn collega was gisteren in de Rotterdamse haven, waar dit probleem met de mannen is besproken. Zij willen graag betalen voor een verzekering voor een langere WW-periode, dus ik maak me daar helemaal geen zorgen over.
Voorzitter. De jeugdwerkloosheid neemt toe. Vorige week lanceerde de SP een plan voor de bestrijding daarvan. De minister heeft daar nog niet op gereageerd. Ik verwacht die reactie morgen. Het probleem is groot; waarom zou die reactie dus niet snel komen?
De minister heeft wel gereageerd op het voorstel van de SP om "oud" plaats te laten maken voor "jong". De minister had daarover nog geen minuut nagedacht en wees het toen al af. Dat verbaasde mij, want je moet niet op basis van emotie reageren. Je moet eerst een beetje nadenken. Misschien dacht de minister dat de SP terug wilde naar vroeger. Een socialistische partij wil nooit terug naar vroeger; die wil vooruit! Daarom noemden we het voorstel "VUT 2.0", ter onderscheiding van de vroegere situatie. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de garantie dat de oudere die het bedrijf verlaat – daarmee begin je bovenaan – wordt vervangen door een jongere; dat wat toen niet het geval. We wilden dit ook niet betalen uit de pensioenpot, maar uit een tijdelijke opslag op de winstbelasting. Het aandeel winst is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen ten koste van arbeid; dat kunnen we dus wel weer een beetje omdraaien. Mijn vraag aan de minister is of hij nog eens wat langer wil nadenken over het voorstel voor een VUT 2.0, zonder dat in de hoek te gooien. Het voorstel krijgt immers van velen een positief onthaal. Het gaat erom hoe je het uitwerkt. Ik krijg hier dus graag een reactie op.
Een ander fundament is het ontslagrecht. Werkgevers en werknemers zien niets in aanpassing daarvan. Kan de minister mij uitleggen hoe de plannen voor het ontslagrecht werk opleveren? Iedereen zegt dat de ouderen daardoor worden ontslagen. De minister is ook minister van Werkgelegenheid en moet dat dus niet willen. Kan hij mij dit uitleggen?
Het ministerie vertrouwt heel sterk op uitzendbureaus, die mensen aan het werk zouden helpen. De hoogste baas van de uitzendbureaus zegt over het ontslagplan dat het te ver gaat en te bruusk is en dat het ouderen niet aan een baan zal helpen. Dat zegt dus de baas op wie wordt vertrouwd om mensen aan werk te helpen. Ik ben benieuwd wat de minister daarvan vindt.
Ook het recht op bijstand is fundamenteel. Het recht op een bijstandsuitkering wordt nu afhankelijk gemaakt van het gezinsinkomen. Ouders in de bijstand moeten straks dus geld van hun kinderen vragen of confisqueren. Een gepensioneerde moet straks een thuiswonende volwassen zoon die zijn inkomsten kwijtraakt, weer gaan onderhouden. Het vorige kabinet voerde dit in en de Kunduzcoalitie schafte dit weer af. Ik vraag de minister wat hij hier rechtvaardig aan vindt. Ik leg hem ook een citaat voor uit de behandeling van de wet voor de gezinstoets: "Ik vind dat echt een brute schande. Ik snap niet dat je je daarmee nog in de spiegel kunt aankijken en ermee weg kunt komen." Het was duidelijk dat die geachte afgevaardigde, volgens mij terecht, nogal boos was. Mijn vraag aan de minister is of ook hij de invoering van de gezinstoets een brute schande vindt en of hij straks na de invoering daarvan nog in de spiegel kan kijken. En o ja, voor alle duidelijkheid en om te voorkomen dat er wordt gedacht dat toen een radicale SP'er aan het woord was: die woorden waren van Hans Spekman.
Ook de sociale werkplaatsen zijn een fundament. Het verbijstert ons echt dat het zwaar omstreden wetsvoorstel Werken naar vermogen toch weer in het regeerakkoord staat. Het is een bezuiniging van maar liefst 1,8 miljard op de banen van de zwaksten. Er worden 60.000 banen geschrapt voor mensen die een handicap of beperking hebben en die gewoon aan het werk gaan en hun stinkende best doen. Dit sloop je toch niet in de grootste crisis die wij hebben meegemaakt? Hiermee wordt werken onder het minimumloon mogelijk. De begeleiding van deze mensen, de werkplekaanpassingen en de jobcoaches worden allemaal op het spel gezet ten koste van die 100.000 mensen, die iedere dag laten merken dat zij aan het werk willen. En er is nog geen baan geregeld. Het afschaffen is geregeld, maar andere banen voor deze mensen zijn niet geregeld. De VVD en de werkgevers zijn al tegen het quotum dat dit zou moeten oplossen. Ik ben benieuwd hoe dat gaat. Bovendien gebruikten wij onze quotumplannen niet om de SW te slopen, maar om mensen buiten de SW – ook daar zijn immers heel veel mensen met een beperking – aan een baan te helpen. Vorig jaar stond de SP samen met de Partij van de Arbeid in de Brabanthallen, met het motto "armoede werkt niet". De staatssecretaris was daarbij en protesteerde mee. Waarom stond de staatssecretaris toen luidkeels te demonstreren en is zij nu kennelijk, als een blad aan een boom, omgedraaid? Waarom gaat ze de plannen, waar ze toen nog tegen demonstreerde, nu uitvoeren? Het is maar een vraag, maar wel heel serieus.
Ook een fundament is de arbeidsinspectie. De SER is bezorgd over de huidige omvang van de inspectie van Sociale Zaken. Hij wil dat er meer wordt geïnspecteerd. Mijn fractie heeft een amendement ingediend om 30 arbeidsinspecteurs erbij te zetten.
Ik moet het ook nog over de banken hebben, want dat is men gewend van de SP. Ik wil het nu echter hebben over een paar banken die het wel goed doen: de voedselbanken, de kledingbanken, de Sinterklaasbank, de speelgoedbanken, de Vakantiebank. Allemaal nieuwe banken. Florerende banken; ja, ze bestaan! Het is hartverwarmend om te zien hoe vrijwilligers daar andere mensen helpen met hun pech. De banken die het niet goed doen, worden door het kabinet wel geholpen, maar deze banken, die goed werk doen, laat het kabinet in de steek. Ik vraag de minister of hij een beroep wil doen op de EU-fondsen die voor dit soort doelen in het leven zijn geroepen. Ik meen dat daar 2,5 miljard in zit. Zo komt er ook een uitgestoken hand – daar heeft het kabinet het namelijk steeds over – naar deze banken. Wil de minister daarover in overleg treden? En een plan maken tegen de voedselverspilling?
De armoede loopt op, ook onder mensen die wel werk hebben. De minister erkent dat nu ook; met de vorige was dat wel anders. Tot mijn grote verbazing staat er in de begroting voor komend jaar geen cent voor armoedebestrijding voor kinderen. Wij stellen daarom een amendement voor, waarin wij gewoon 100 miljoen uittrekken om die armoede te bestrijden, meteen al volgend jaar. De minister erkent dit, nu moet hij de daden bij zijn woorden voegen. Met dat amendement willen wij een groot aantal mensen helpen: categoriale bijstand, het verbod op de eindejaarsuitkeringen intrekken en mensen met een uitkering boven 110% van de bijstand.
De heer Van Vliet (PVV):
Het ziet er allemaal sympathiek uit, maar de dekking wordt gevonden in onvoorziene uitgaven. Het gaat om 100 miljoen euro, een kolossaal bedrag. Dat wordt gevonden in "onvoorziene uitgaven". Wat is dat?
De heer Ulenbelt (SP):
Dat staat in de begroting van Sociale Zaken. Als u die echt heel goed had bestudeerd – en dat hebben ze bij ons gedaan – had u gezien dat daarin een post van 107 miljoen staat voor onverwachte beleidsuitgaven. Nou, de armoede stijgt nu onverwacht, dus het lijkt me heel terecht om 100 miljoen daarvan te reserveren voor de bestrijding van armoede. Een uiterst solide dekking.
De heer Van Vliet (PVV):
Dat is een flutdekking. SP staat voor "Sint en Piet", want die onvoorziene uitgaven kunnen natuurlijk ook zijn voor gepensioneerden in Nederland, die straks door het beleid van dit kabinet geen korst droog brood meer te eten hebben. Zij mogen hopen dat er voor hen een kruimel valt van de tafel van "De aardappeleters" van Vincent van Gogh. Deze dekking is toch niet serieus? Ik kan wel met twintig amendementen komen om allerlei cadeautjes uit te delen, aan wiens achterban ook.
De heer Ulenbelt (SP):
Dit gaat niet om cadeautjes uitdelen. Dit gaat om een serieus maatschappelijk probleem: bijna 400.000 kinderen die opgroeien in armoede. Dat de PVV daar niks aan wil doen, dat is pas schandelijk. Dit staat gewoon in de begroting van Sociale Zaken. We kunnen dit uitgeven. Ik kom zo meteen ook nog met een plan om het korten van de pensioenen niet door te laten gaan Kom bij mij dus niet aan dat de dekking niet deugdelijk is, want die is nog nooit zo deugdelijk geweest.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Ulenbelt (SP):
Voorzitter. De AOW-leeftijd was ook een fundament, dat al is gesloopt door Rutte met steun van de Kunduzpartijen. De Partij van de Arbeid doet er nu een schepje bovenop. Het gevolg is dat een hele hoop mensen komen te zitten met het 65-plusgat. De inkomensvoorziening loopt af op 65 jaar, de AOW-leeftijd loopt op en mensen zitten tot wel twee jaar met een gat van tienduizenden euro's. Ik vind dat de overbruggingsregeling tekortschiet. Wil de minister in dit debat in ieder geval toezeggen dat de overbruggingsregeling ook van toepassing is op mensen buiten VUT en prepensioen die met een 65-plusgat te maken krijgen?
De voorzitter:
U hebt nog een minuut, mijnheer Ulenbelt.
De heer Ulenbelt (SP):
Dan kom ik in de problemen, voorzitter.
De voorzitter:
Kiezen is moeilijk.
De heer Ulenbelt (SP):
Het pensioen is een fundament. Als iemand eenmaal pensioen heeft en hij moet 2%, 3% tot wel 7% inleveren, dan is dat een ondermijning van het stelsel. Wil de minister de rekenrente aanpassen? Wil hij anders de premies voor werkgevers en werknemers verhogen? Als hij dat allemaal niet wil, wil hij dan een garantielening aan de fondsen geven van zo'n 70 miljoen per jaar zodat de pensioenen in ieder geval het komende jaar en het jaar daarop niet worden gekort?
De armoede neemt toe …
De voorzitter:
Gaat u afronden?
De heer Ulenbelt (SP):
Ik rond af, voorzitter.
… en er wordt altijd gezegd: is er dan wel geld? Er is geld zat. Alleen al de elite uit de Quote 500 heeft een vermogen van 143 miljard. We hebben 151.000 miljonairs. Als we die allemaal 1% van hun vermogen zouden laten betalen, hebben we 4 miljard. Er is dus een hele hoop geld te halen bij mensen die leven in een weelderige luxe; kijk maar weer naar de Miljonair Fair, die nu Masters of LXRY heet. Daarmee kunnen we kinderen uit de armoede halen en daarmee kunnen we de fundamenten herstellen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Alles wat collega Ulenbelt heeft gezegd is ook ontzettend belangrijk voor de integratie. Dat is het onderwerp waarover ik het wil hebben. In het regeerakkoord-Rutte II zie ik dat het strenger wordt en moeilijker om erbij te horen. Je moet nog langer wachten voordat je kunt meedoen aan de democratie en Nederlander kunt worden. Illegaliteit wordt strafbaar gesteld. De regels voor inburgering worden nog strenger. De grenzen voor goedkope arbeidsmigranten worden wagenwijd opengezet want heus, het is goed om nog meer goedkope arbeidsmigranten binnen te halen voor mensen die verslaafd zijn aan goedkope arbeiders. Natuurlijk gaan we daar ook nog wat meer controle en politie bij organiseren, want we hebben wel een klein probleem van oneerlijke concurrentie en uitbuiting. Dweilen met de kraan open, noem ik dat. Als klap op de vuurpijl krijg je straks als je geen of slecht Nederlands spreekt ook geen uitkering. Lekker stoer; ik kijk de heer Azmani even aan. Geldt dat ook voor Friezen, zo vraag ik de minister. Ik vraag hem vooral voor welke problemen deze maatregelen de oplossing zijn. Hoe dragen deze maatregelen bij aan een betere integratie, participatie en emancipatie van migranten en hun kinderen in de Nederlandse samenleving? De kern van integratie is samenleven: samen naar school, samen wonen in de buurt en samen werken. Dat zijn volgens de SP de beste voorwaarden voor integratie, participatie en emancipatie. Deelt de minister deze mening? Ik kom op al deze zaken nog terug, maar één belangrijk aspect is natuurlijk taal. Dat erkent iedereen nu, maar hoe gaat de minister ervoor zorgen dat nieuwe groepen migranten in onze samenleving de taal wel leren? Ik zie daarover niets terug. Het taalonderwijs, de inburgering, is voor een deel om zeep geholpen onder het mom van eigen verantwoordelijkheid en vergaande marktwerking, terwijl de vorige wetswijziging nog maar net was doorgevoerd. Is de minister op zijn minst bereid om inburgering weer als onderwijs te behandelen en bij het onderwijs onder te brengen? Ik herinner de minister ook aan zijn periode in Amsterdam.
In het regeerakkoord staat ook dat asielgerechtigden weer een aanbod gaan krijgen vanuit de overheid. Dat is mooi, maar hoe gaat de minister ervoor zorgen dat dit per 1 januari ook voor elkaar komt? Even wat de staat van de integratie betreft: met grote groepen migranten en hun kinderen gaat het goed, heel goed zelfs. Zij wonen samen, leven samen en werken samen. Uit de integratiemonitor blijkt ook dat onderwijsachterstanden worden ingelopen. Migrantenvrouwen krijgen gemiddeld net zo veel kinderen als niet-migrantenvrouwen. Ik kan dat zelf ook bevestigen. Nieuwe Nederlanders zoeken hun geluk steeds minder vaak in het land van herkomst van hun ouders. Ook dat kan ik bevestigen. De uitkeringsafhankelijkheid neemt af. Het is toch geweldig dat wij zoveel bekende Nederlanders hebben van Nederlands-Marokkaanse afkomst? Abdelkader Benali, Boulahrouz, Ali B; ik noem zomaar wat namen. Verder noem ik Jetty Mathurin, Tante Es, de Nederlands-Turkse Karsu Dönmez met haar prachtige stem, Funda Müjde ... en zo kan ik nog doorgaan. Maar ook onze schoonmakers komen uit alle windstreken en mogen zich van ons rekenen tot de hardwerkende Nederlanders, gewoon: Nederlanders. Net als de mannen die ik gisteren in de havens heb ontmoet. Jong en oud, kinderen van migranten en niet-migranten, allemaal zijn ze op zoek naar een betere toekomst en naar zekerheid. De vraag die ik steeds vaker voorgelegd krijg en die ik ook hier wil voorleggen aan de minister, is: Ben je een Nederlander wanneer je een Nederlands paspoort hebt, of zijn er nog andere, extra eisen waaraan je moet voldoen wanneer je ouders uit het buitenland komen? Graag krijg ik daarop een reactie.
Natuurlijk zijn er ook problemen. Die moeten wij benoemen, maar vooral ook oplossen. Migranten en hun kinderen halen nog steeds minder vaak hun diploma, groeien vaker op in armoede, komen moeilijker aan het werk en zijn vaker betrokken bij criminaliteit. Dit wordt extra lastig in combinatie met segregatie. Aparte buurten en wijken en groeiende segregatie zien wij in alle grote en middelgrote steden terug. Als mensen niet bij elkaar wonen, niet samen werken en samen naar school gaan, ontstaat vervreemding en nog meer problematiek, zoals gettovorming, buurten met hoge werkloosheid en criminaliteit, waar de jongens en meiden in slechtere omstandigheden opgroeien en vaak ook naar de mindere scholen gaan. Ouders en kinderen daar kampen met grote gezondheidsproblemen, wat ook bijdraagt aan de verslechterde integratie. Hier lopen de jongens vol testosteron rond, die vlammen op straat. Maar zodra ze die straat uit zijn, weten zich eigenlijk niet meer te gedragen. Vrouwen in de buurten klagen over intimidatie en onderdrukking. Zij moeten dubbel zo hard knokken voor hun integratie en emancipatie. Zij krijgen de hardste klappen van de crisis. Wat is het plan van deze minister tegen segregatie?
Heel concreet wil ik nog een vraag stellen over het aanpakken van de segregatie in het onderwijs. De minister zit nu aan de knoppen. Vorig jaar heeft de Tweede Kamer een amendement van de SP aangenomen om ervoor te zorgen dat oude initiatieven in het land, onder andere om scholen te mengen en ouders te betrekken bij de school en de opvoeding, niet verloren gaan, maar gecontinueerd worden. een jaar later moet ik constateren dat er niets is gebeurd. Het Kenniscentrum Gemengde Scholen is nog nooit benaderd. De door FORUM begeleide ouderinitiatieven ook niet. De Stichting Kleurrijke Scholen moet ophouden te bestaan. Volgens mij hebben de ambtenaren gewoon helemaal niets gedaan met het amendement, behalve het organiseren van een paar expertmeetings. Ik wil graag een reactie van de minister en ik wil graag dat dit alsnog wordt opgepakt.
Tot slot merk ik op dat de kern natuurlijk is het hebben van werk en gelijke kansen. Laat nu de wekloosheid juist onder migrantenjongeren en ook onder migrantenvrouwen hartstikke hoog zijn. Ik heb vorige week een actieplan jeugdwerkloosheid gepresenteerd, waarmee we ook de vergaande, te ver doorgeschoten flexibilisering willen aanpakken. De minister wilde hier nog niets van weten. Ik wil graag weten wat het plan van de minister is. Vindt hij net zoals het SCP dat hier extra aandacht aan moet worden besteed?
Tot slot een meer algemene en afrondende opmerking. Ik ben erg benieuwd naar de visie van deze minister op integratie. Komt hij daar nog mee of blijft het bij het stukje dat er nog lag van oud-minister Donner? Wat vindt de minister zelf van de staat van de integratie?
De heer Van Klaveren (PVV):
We hoorden de SP net spreken over jeugdwerkloosheid onder migrantenjongeren. In Rotterdam en in Utrecht waren er in het verleden projecten waarin er is geprobeerd om jongeren naar de havens te trekken. Deze mensen konden daar aan de slag, kregen een mooie baan et cetera. Wat bleek echter? Deze jongeren wilden niet, want het was goedkoop en vies werk. Dat wordt bevestigd door de plaatselijke wethouder. Denkt mevrouw Karabulut dat dit ook iets te maken heeft met het arbeidsethos van deze groep?
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik denk dat het te maken heeft met het beeld dat de heer Van Klaveren heeft. Toevallig was ik gisteren in de havens. Ik heb heel veel van die jongens gesproken. En weet u wat, mijnheer Van Klaveren, een aantal van die jongens werkt er al zes jaar. Nu moeten ze weg. Ze balen daarvan als een stekker. Het is hard en zwaar werk. Ik heb het ook nog even geprobeerd. Een minuutje lukte het nog wel, maar veel langer denk ik dat ik het niet zou volhouden. Nu moeten die jongens daar weg, omdat hun contract afloopt. Laten we daar eens wat aan gaan doen!
De heer Van Klaveren (PVV):
Dat was natuurlijk niet de vraag. De vraag was of mevrouw Karabulut kon bevestigen wat de wethouder al zei: deze groep wil niet. Mevrouw Karabulut kan wel zeggen dat er een paar zijn die hard werken. Hartstikke mooi, daar zijn wij ook heel erg blij mee, maar er is een heel grote groep die dus niet wil. Mijn vraag aan de SP is: wat doet u daarmee? Hoe denkt u dat dit komt? Hebt u daar oplossingen voor? Want mensen zijn niet altijd slachtoffers.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb het ook absoluut niet over slachtoffers. Als mensen niet willen, terwijl zij wel kunnen en de kans hebben, moet je dat natuurlijk aanpakken. Daar hebben we ook alle instrumenten voor. Ik zou het zo fijn vinden als de PVV ook eens oog had voor de andere kant van het verhaal. Dat zijn de tientallen jongeren die er wel zijn, juist ook vanuit het Rotterdamse, die ik gisteren op en af heb zien rijden; de jongens die er werken met contracten voor bepaalde tijd, die ook een toekomst willen opbouwen, maar dat niet kunnen; de jongens die heen en weer rijden in die auto's op basis van nulurencontracten. Dat zijn allemaal hardwerkende Rotterdammers, mijnheer Van Klaveren.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Deze begrotingsbehandeling over de arbeidsmarkt vindt in bijzondere omstandigheden plaats. Het is niet alleen buiten zwaar weer, al geloof ik dat het vandaag alweer wat rustiger is dan gisteren, het is ook op de arbeidsmarkt zwaar weer. Toen de Partij van de Arbeid aan het begin van alweer de vorige kabinetsperiode een paar jaar geleden voorspelde dat er een zeer moeilijke tijd met werkloosheid aankwam, konden de toenmalige bewindslieden van SZW nog wegdromen. Het zou allemaal goed komen, want over een paar jaar zouden er grote tekorten te verwachten zijn op de arbeidsmarkt en daarmee werd eigenlijk alles weggeschoven. Volgens de toenmalige bewindspersonen was er hooguit sprake van een tijdelijke dip. De Partij van de Arbeid heeft dat toen al in twijfel getrokken en inmiddels weten we helaas beter. De crisis is diep, de problemen zijn structureel en de ongelijkheid tussen groepen op de arbeidsmarkt groeit. Jongeren en ouderen hebben het extra moeilijk. Maandag werd ook een bericht bevestigd waar we eveneens al eerder bang voor waren: juist mbo'ers hebben het extra moeilijk op de arbeidsmarkt en de inkomensverschillen tussen laag en middeninkomens ten opzichte van hoogopgeleiden groeien. De inzet van de PvdA bij de kabinetsformatie om juist hieraan iets te doen, lijkt meer dan gerechtvaardigd. De nieuwe bewindslieden – ze zijn beiden van PvdA-huize en daar zijn we ontzettend trots op – kunnen het zich niet meer permitteren om weg te dromen. Er is een harde werkelijkheid: de werkloosheid loopt op, de economie verbetert nog niet, de arbeidsmarkt biedt mensen steeds minder zekerheid en tegelijkertijd nopen de overheidsfinanciën ons tot een straffer bezuinigingsbeleid. Voorwaar geen gemakkelijke taak, zeker niet als je daarbij toch de ambitie hebt om het beter en socialer te maken voor mensen. Ik vind dat deze bewindslieden van de hele Kamer steun verdienen voor deze moeilijke taak.
Terecht doet de vakbeweging een oproep aan de Kamer om voor duurzame oplossingen te kiezen. Geen vluggertjes meer. Het gaat nu om een gedegen aanpak voor de komende tientallen jaren en gedragen maatschappelijke oplossingen. Daarom hecht de PvdA-fractie er zo aan dat het kabinet op het punt van de arbeidsmarkt geen eenzijdige beslissingen neemt, maar in overleg met de sociale partners werkt aan duurzame oplossingen. We hopen dan ook tijdens deze begrotingsbehandeling nog meer van de minister te horen over de manier waarop hij daarmee aan de slag wil gaan.
De heer Ulenbelt (SP):
Voor de verkiezingen was de PvdA het aardig met de SP eens: er moet een impuls komen voor de economie. We zijn met het oog daarop in januari bij elkaar geweest in Nijmegen. Er staan handtekeningen onder het voorstel van toen. Vindt mevrouw Hamer dat het kabinet met een banenplan, een werkgelegenheidsplan of een andere impuls moet komen om niet pas over tien jaar de problemen op te lossen maar al in het komend jaar en het jaar daarop? Hoe kijkt ze aan tegen een door deze twee bewindspersonen op te stellen banenplan?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik ga nog een stapje verder. Ik vind dat dit kabinet met een sociale agenda moet komen. Destijds hadden we een voorstel van drie politieke partijen, die op dat moment helaas geen meerderheid hadden. Ik vind dat er nu een plan moet komen van de overheid en de sociale partners waarin wordt aangegeven op welke manier de werkloosheid op de korte en vooral de langere termijn wordt aangepakt. Daarin moet aandacht zijn voor de jeugdwerkloosheid en de ouderenaanpak.
De heer Ulenbelt (SP):
Dat is heel mooi. De PvdA wil een banenplan en een werkgelegenheidsplan voor jong en oud. Maar mag het ook wat kosten? Of zijn voor de PvdA de financiële kaders, waar Rutte zo aan vasthoudt en waarover we de mening van deze minister nog niet kennen, het anker waaraan alles vastligt?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb gezegd dat ik hecht aan een sociale agenda van drie partijen, in dat geval. Ik hoop dat uiteindelijk ook andere partijen nog zullen meedoen, bijvoorbeeld de gemeenten. Het mag die drie partijen wat kosten. De financiële kaders van het regeerakkoord zijn helder, maar daarbinnen zijn er volgens mij nog veel mogelijkheden en we mogen ook wat van werknemers en werkgevers vragen.
De heer Heerma (CDA):
Kan de PvdA zich voorstellen dat een sociaal akkoord of een sociale agenda leidt tot mogelijke lastenverzwaringen, als die onderdeel van het akkoord zijn, of tot verandering van de structurelewerkgelegenheidscijfers die nu in de plannen van het kabinet staan?
Mevrouw Hamer (PvdA):
De inzet van de sociale agenda is natuurlijk: verbetering van de werkgelegenheid. Laat dat helder zijn. Als dat niet zo was, zou die zijn doel volkomen voorbijschieten. Ik ben nog aan het begin van mijn betoog en zeg de woordvoerders alvast dat ik me heb voorgenomen om niet allerlei premissen uit te spreken over de voorwaarden waaraan de sociale agenda moet voldoen. Anders zou ik doen wat ik niet wil, namelijk de vakbeweging, de werkgeversorganisaties en het kabinet voor de voeten lopen. Dat ga ik niet doen.
De heer Heerma (CDA):
Zegt mevrouw Hamer hiermee dat een coalitiepartij die dat bij pogingen van het kabinet om te komen tot een sociaal akkoord wel doet, om die reden een zware dobber heeft aan haar fractie?
Mevrouw Hamer (PvdA):
De PvdA-fractie staat altijd al bekend als een zware dobber. Ik heb er dus geen enkele moeite mee dat de partij waarmee wij een coalitie vormen zichzelf ook een zware dobber noemt.
De heer Van Weyenberg (D66):
Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft in haar betoog gezegd dat zij ervan uitgaat dat de 250 miljoen die nu beschikbaar is echt wordt ingezet om ouderen meer kansen op de arbeidsmarkt te geven en dus niet, zo is mijn lezing, aan een verlenging van de WW-duur. Is dat ook de visie van de PvdA-fractie?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Zo heb ik haar niet verstaan, eerlijk gezegd. Het berichtje was volgens mij ook iets anders dan in de Kamer werd gezegd. Ik heb haar zo verstaan dat bij de hele sociale agenda de positie van ouderen op de arbeidsmarkt een belangrijke prioriteit is. Dat ben ik zeer met haar eens. Datzelfde geldt overigens voor jongeren en wat mij betreft, sinds gisteren, binnen die groepen speciaal voor de mensen die op mbo-niveau zijn opgeleid.
De heer Van Weyenberg (D66):
Mevrouw Hamer zegt dat zij het kabinet niet voor de voeten gaat lopen. Moet ik daaruit afleiden dat zij op geen enkele wijze een tijdsdruk op het overleg met de sociale partners wil leggen?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik zal daar geen tijdsdruk op leggen, maar het is natuurlijk wel de bedoeling dat er wat aan de werkgelegenheid gaat gebeuren. Ik vind dus wel dat snelheid geboden is. Ik spreek bewust van een sociale agenda, want het voordeel van een agenda is dat je soms bij punt 1 kunt beginnen terwijl je de rondvraag nog niet heb gehad. Daar ben ik in dit geval heel erg voor.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Mevrouw Van Nieuwenhuizen zei duidelijk dat het sociaal akkoord wat haar betreft niet mag tornen aan het regeerakkoord. In het regeerakkoord staat duidelijk dat de WW-duur wordt verkort. Ik maak daaruit op dat zij het niet eens zou zijn met aanpassing daarvan. Wil de PvdA-fractie daar nog wel ruimte laten?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb mevrouw Van Nieuwenhuizen zo verstaan dat het regeerakkoord voor haar telt. Het bijzondere van dit regeerakkoord is dat de paragraaf over de arbeidsmarkt begint met een kader, letterlijk een kader, waarin aangegeven wordt dat zeker op punten als ontslag en WW, maar ook op andere punten, overleg zal worden gevoerd met de sociale partners en dat met hen naar een invulling zal worden gezocht. Ik heb haar zo verstaan dat zij doelt op het regeerakkoord inclusief dat kader. Dan klopt het verhaal volgens mij. Dat is precies wat ik ook vind. Misschien is van de PvdA iets meer bekend dat zij heel erg hecht aan die preambule. Wij hechten altijd aan het polderoverleg. Zo heb ik haar verstaan en ik geloof niet dat er veel licht tussen zit.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik zal het iets duidelijker vragen aan de PvdA-fractie. Zou de PvdA-fractie zelf graag zien – misschien gaat zij er geen kwalificatie aan geven – of houdt zij in elk geval de optie open dat de WW-duur wordt aangepast in het sociaal akkoord?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik houd de optie open – dat staat er echt vrij breed geformuleerd – dat aan alle onderwerpen nog een andere invulling kan worden gegeven, mits de drie partijen het daarover eens worden. Met name wat betreft ontslag en WW – die worden niet voor niets genoemd – is mijn verwachting dat het niet bij de letterlijke tekst van het regeerakkoord zal blijven. Ik heb daar overigens de premier en de minister van SZW ook al over gehoord. Zij gebruikten beiden de formulering "niet in beton gegoten". Als zij dat zeggen, wie ben ik dan om dat te ontkennen?
Voorzitter. De begroting voor 2013 is een gedeeltelijke erfenis. Het is eigenlijk wel een bijzondere begroting waar wij het vandaag over hebben. Bijna alle partijen die in de Kamer zitten, hebben er op de een of andere manier een stempel op gedrukt. Het vorige kabinet is ermee begonnen. Het demissionaire kabinet heeft vervolgens de begroting afgemaakt. In deze begroting zijn de afspraken uit het Kunduzakkoord verwerkt. Daarvoor moeten wij dan naar in elk geval vijf partijen in deze zaal kijken. Later is de begroting nog aangepast met het Herfstakkoord. Zo zijn wij er dus eigenlijk met zijn allen – dat is een bijzondere situatie – verantwoordelijk voor. Behalve natuurlijk de partijen die nog niet in de Kamer zaten, zoals 50PLUS.
Bijna alle partijen zijn echter in zekere zin verantwoordelijk voor deze begroting. Het kan dan ook niet anders zijn dan dat in deze begroting zaken zitten waar wij meer dan wel minder tevreden over zijn. Natuurlijk moeten wij ook constateren dat er pijnlijke maatregelen in het Kunduzakkoord zaten die niet gerepareerd zijn. Hetzelfde geldt voor het regeerakkoord. Ik heb zonet al gezegd hoe belangrijk de Partij van de Arbeid daarom de "preambule" – zo noem ik dat kader maar even – over de sociale agenda vindt; dat zal ik dus niet meer herhalen.
De Partij van de Arbeid streeft ernaar dat iedereen kan meedoen. Wij stellen dan ook de verbetering van de kans op participatie, op werk, op meedoen centraal bij de invoering en de uitwerking van alle grote wijzigingen die ons de komende tijd te wachten staan. Dat zou eigenlijk de voortdurende toets moeten zijn: levert het een bijdrage aan fatsoenlijk werk, aan een betere balans tussen flexibiliteit en zekerheid, aan werkzekerheid, aan baankansen voor iedereen en aan goede mogelijkheden om arbeid en zorg te combineren en een volwaardige oude dag te hebben? Die punten zijn voor ons van vreselijk groot belang.
Fatsoenlijk werk betekent dat je werk hebt waarin je gerespecteerd wordt, waarin je kunt groeien en waarin je je kunt scholen, werk waarin je gehonoreerd wordt voor je prestaties en waarin je ook zekerheid kunt vinden en, last but not least, werk waarin je zeggenschap hebt. Wij zijn daarom benieuwd wat de agenda van de bewindslieden is voor dat fatsoenlijke werk. Wij spraken in de Kamer de afgelopen weken al eerder over bijvoorbeeld de positie van de huishoudelijke werkers. Ik ben benieuwd of de minister al wat verder is in zijn gedachtegang hierover. Wij vonden het zeer positief dat het eerste wetsvoorstel van de minister zich richt op het tegengaan van het werken onder het minimumloon. Menig debat hebben wij daarover tijdens de vorige periode gevoerd, en ik ben dan ook heel blij dat het tegengaan van constructies zoals de OVO in de postsector nu ter hand wordt genomen en dat de minister dit zo snel mogelijk heeft opgepakt. Wij hopen ook dat andere voorstellen die nog op uitwerking wachten, bijvoorbeeld het voorstel over de medezeggenschap van de werknemers bij overnames van bedrijven, waarover ik naar schatting een jaar of twee geleden een motie heb ingediend, tot uitwerking zullen komen. Daarbij denk ik ook aan het beter handhaven van arbeidsvoorwaarden, waarop mijn collega, de heer Kerstens, zo verder zal ingaan.
Vorig jaar maakte ik namens de Partij van de Arbeid bij de begrotingsbehandeling een groot punt van de veramerikanisering van de arbeidsmarkt. Ook in ons verkiezingsprogramma is daaraan veel aandacht besteed. Sterker nog, ik werkte samen met de heer Ulenbelt aan het initiatiefwetsvoorstel Zekerheid voor flex. Daarin staan naar mijn mening punten die nog steeds zeer belangrijk zijn en eigenlijk niet op uitvoering kunnen wachten. Ik ben blij dat in het regeerakkoord ook de flexibiliteit en het tegengaan van flexibiliteit zo'n belangrijke plek hebben gekregen, en ik ben heel nieuwsgierig om tijdens deze begrotingsbehandeling van de minister te horen hoe hij daarmee aan de gang gaat. In het regeerakkoord zijn al een aantal punten genoemd, maar er zijn nog meer punten aan te geven, die ook in dat wetsvoorstel stonden. Ik denk daarbij specifiek aan de oneigenlijke payrollconstructies. Dat punt zou ik er voor deze begroting even uit willen halen.
De voorzitter:
Over het vorige punt heeft de heer Van Vliet nog een vraag.
De heer Van Vliet (PVV):
Als het gaat om de medezeggenschap, waarover mevrouw Hamer het had, vindt zij in mij een medestrijder. Daar zal ik in de toekomst ook op toezien. Mijn vraag gaat over de veramerikanisering van de arbeidsmarkt. In het regeerakkoord constateer ik eigenlijk een veramerikanisering van het ontslagrecht. De sociale zekerheid wordt onderuitgehaald, omdat je WW na een jaar niets meer voorstelt. Nog belangrijker wellicht is de versoepeling van het ontslagrecht, met name het feit dat je niet meer in beroep kunt bij de rechter. Is dat niet ook veramerikanisering, maar dan precies aan de andere kant?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Het is een beetje hoe je het bekijkt. De heer Van Vliet weet hoezeer ik me in het verleden altijd druk heb gemaakt over het ontslagrecht. Voor de Partij van de Arbeid is één ding altijd ongelooflijk belangrijk geweest, namelijk de preventieve toets, die inhoudt dat je niet zomaar ontslagen kunt worden maar dat er daaraan voorafgaand een dossier moet liggen. In het bestaande duale systeem met twee routes is het een beetje onduidelijk wanneer je in welke route terechtkomt en is er zeker voor veel mensen die in de UWV-route terechtkomen, geen ontslagvergoeding. In het regeerakkoord, evenals overigens in het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid, hebben wij ervoor gekozen om die routes samen te voegen. Daarbij willen wij ervoor zorgen dat er voor iedereen wel een ontslagvergoeding komt. Dat noem ik een behoorlijke verbetering van het ontslagrecht. Ook de preventieve toets komt daar weer in terug. Het gaat om een uitgebreid beschreven voorstel in het regeerakkoord. Ik heb op eerdere vragen al geantwoord dat het ook onderdeel is van die sociale agenda. Ik kan mij best voorstellen dat daar nog verder over wordt gesproken. Voor de Partij van de Arbeid blijft de preventieve toets heel erg van belang.
De heer Van Vliet (PVV):
Een rechtsgang die met voldoende waarborgen omkleed moet zijn, betekent twee keer een onafhankelijke rechterlijke toets op inhoud, ook volgens geldend internationaal recht. Nu blijkt uit het regeerakkoord dat het finito, basta, punto is na één keer kantonrechter. Dat is toch geen correcte gang van zaken?
Mevrouw Hamer (PvdA):
De heer Van Vliet moet ook goed kijken naar hoe het huidige systeem in elkaar zit. Ook daarin komen maar weinig mensen tot een hoger beroep. Niet alle mensen gaan via de rechter. Veel gaan via het UWV en veel hebben daar minder rechten dan bij de kantonrechter. Wij proberen dat op een goede manier bij elkaar te brengen, met als doel om de rechten van mensen te verstevigen. Dat vind ik van belang, maar ik ga ervan uit dat wij, nadat de sociale agenda is gemaakt en wij weten wat sociale partners daarvan vinden, daar nog in de Kamer over spreken.
De heer Ulenbelt (SP):
Vanochtend stonden u, de minister en ik buiten voor een aantal mensen die een vaste baan hadden, ontslagen werden en van wie de baan werd vervangen door flex. Bij die bijeenkomst zei u: het wetsvoorstel "zekerheid voor flex" is belangrijk. Dat is nu ingediend. Uw handtekening staat daar nu niet meer onder. U haalt er nu één punt uit. Vindt u al die voorstellen daarin nog steeds belangrijk en zou u graag zien dat het kabinet die overneemt?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ja, daar ben ik net heel open over geweest. Ik vind die punten belangrijk. Het is nu aan het kabinet. Het is een beetje jammer voor ons als Kamerleden – zeg ik maar even grappend – dat er net een kabinet kwam dat er ook wat mee wilde doen. Toen wij ons initiatiefwetsvoorstel wilden indienen, was dat onder een kabinet dat er niks mee wilde. Ik ga er echter van uit dat dit kabinet daar voortvarend mee aan de slag gaat. Ik verwacht u als medestander om het kabinet daar verder in aan te sporen.
De heer Ulenbelt (SP):
Ik heb uiterst genoeglijk met u samengewerkt om dit wetsvoorstel te maken. Dan is de teleurstelling heel erg groot als uw handtekening eronderuit gaat. Maar ik begrijp dat wij nog steeds een paartje vormen om ervoor te zorgen dat de minister de dingen uitvoert die wij bedacht hebben. Daarop zegt u ja, toch?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Als ik u daarmee tijdens deze begrotingsbehandeling wat gelukkiger kan maken, dan ben ik graag op dit punt een paartje met u. Maar wij gaan wel in ondertrouw – misschien moeten wij het zo noemen – bij het kabinet.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dit lijkt toch een beetje op een driehoeksrelatie.
Bij een eerdere gelegenheid heb ik mevrouw Hamer een en ander rond het ontslagrecht als een verbetering horen verdedigen. Ik ben het met haar erover eens dat die ongelijkheid tussen die twee procedures wordt rechtgetrokken, maar vindt zij de ontslagrechtmaatregelen uit het regeerakkoord per saldo een versoepeling of een verscherping?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Het is zeker een verscherping ten opzichte van het Kunduzakkoord, waar D66 zo voortvarend hun handtekening onder hebben gezet. Op een aantal punten is het een versterking. Wij moeten ook eerlijk zijn: de ontslagvergoedingen zullen voor sommige mensen in sommige situaties in de toekomst anders zijn. Maar voor de PvdA is altijd het belangrijkste geweest aan het hele ontslagsysteem dat je niet zomaar ontslagen kunt worden, dat er een dossieropbouw moet zijn en dat de werkgever zich moet verantwoorden. Dat is in het voorstel zoals het nu in het regeerakkoord ligt, nog steeds het geval. Ik heb geen glazen bol, maar ik heb zomaar het vermoeden dat ook dat een belangrijk punt wordt bij de sociale agenda.
De heer Van Weyenberg (D66):
Mijn partij is er nog steeds heel trots op dat zij in het voorjaar niet wegliep toen er moeilijke keuzes moesten worden gemaakt. Ik constateer dat nog steeds 80% van dat voorjaarsakkoord ook door de PvdA is overgenomen, ondanks alle stoere taal in de verkiezingen, maar dat even terzijde. Ik blijf toch een beetje met mijn vraag zitten. Ik hoor van mevrouw Hamer een heel aantal zaken die een verscherping of aanscherping van het ontslagrecht inhouden. Ook hoor ik her en der iets over een versoepeling in de vergoedingen. Verder kondigt zij aan dat een en ander waarschijnlijk nog verder wordt aangescherpt in de onderhandelingen met sociale partners. Ik kan niet anders dan constateren dat mevrouw Hamer meent een overwinning te hebben geboekt door het aanscherpen van het ontslagrecht. Ik ben heel nieuwsgierig of er de komende tijd nog een verdere verscherping komt.
Voorzitter: Elias
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dit was geen vraag, maar een conclusie. Volgens mij heb ik de heer Van Weyenberg niets verweten. Ik heb alleen vastgesteld dat het een verbetering is ten opzichte van het Kunduzakkoord. Vanuit mijn positie lijkt het mij dat hij dit niet kan ontkennen.
Voorzitter. De payrollconstructie lijkt mij een zaak die heel snel opgepakt kan worden. Zoals ik al zei: de sociale agenda kan bij een punt beginnen zonder dat het hele akkoord rond is. We zien dat deze constructies mensen in de problemen brengen. Vaak zijn het schijnconstructies. Kan de minister tijdens deze begrotingsbehandeling iets zeggen over de manier waarop wij een einde kunnen maken aan deze constructies? Ik hoop dat de minister daarbij wil ingaan op het feit dat ook bij de overheid, bijvoorbeeld bij het ministerie van Economische Zaken, gebruik wordt gemaakt van deze constructies. Hoe kijkt hij daartegen aan?
De heer Heerma (CDA):
Pleit mevrouw Hamer voor een totaalverbod op payrolling? Ik had haar willen vragen of zij weet dat de overheid een van de grootste gebruikers van payrolling is, maar dat heeft zij zelf al opgemerkt, dus ik houd het bij mijn eerste vraag.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Mijn fractie vindt het belangrijk dat payrolling zo veel mogelijk vermeden wordt. Ik wil hierover graag een oordeel van de minister. Er zijn constructies die zo dicht bij de uitzendconstructie liggen, dat zij net zo goed onder de cao voor uitzendwerk of bijbehorende regelgeving zouden kunnen vallen. Daarover spreek ik uiteraard niet. Ik spreek over de zuivere payrollconstructies, de echte snijconstructies, waarbij mensen bij wijze van spreken niet meer weten bij wie zij in dienst zijn. Die wil ik echt tegengaan.
De heer Heerma (CDA):
Ik begrijp dat mevrouw Hamer wat nuancering aanbrengt in de randen. Zij spreekt nu over het grotendeels afschaffen. Heeft zij enig idee van een percentage? Heeft het veel om het lijf?
Voorzitter: Van Miltenburg
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voor de mensen die het betreft, heeft het behoorlijk wat om het lijf. Ik breng niet echt een nuancering aan. Er is gewoon nooit ergens een definitie van "payrolling" gemaakt. Waar eindigt payrolling en begint uitzendwerk? Het lijkt mij goed om eerst te horen wat de minister te zeggen heeft, maar ik hoop dat mijn bedoeling helder is.
Voorzitter. We streven naar een snelle doorstroming van werk naar werk. We zijn zeer verheugd over de concrete voorstellen die wij de afgelopen dagen hebben ontvangen van CNV en FNV om mensen uit de WW en de ziektewet te houden. Wij spreken vaak over de vraag hoe wij rechten kunnen verzekeren, maar de allerbeste manier om rechten van mensen te verzekeren, is ervoor te zorgen dat zij aan het werk zijn. Ik vraag de minister dan ook of hij bij zijn beantwoording kan ingaan op de voorstellen die wij de afgelopen dagen van CNV en FNV hebben gekregen. Ik vraag hem ook of hij iets meer kan zeggen over hetgeen wij eerder in het algemeen overleg arbeidsmarkt hebben besproken. Wij spraken toen over de aanpak van de jeugdwerkloosheid via een taskforce of op welke wijze dan ook en over de aanpak van de werkloosheid van ouderen. Voor de jeugdwerkloosheid willen wij een belangrijk accent leggen in deze begroting. Dat heeft te maken met het nieuws dat wij hebben gekregen over het feit dat juist de mbo'ers het zo moeilijk hebben. Wij vragen de minister of hij in overleg met de minister van Onderwijs wil nagaan of het mogelijk is om samen met de onderwijsinstelling tot een plan van aanpak te komen om preventief iets te doen aan de jeugdwerkloosheid. Kan hij dan met name bekijken in hoeverre leerlingen op het mbo beter geholpen kunnen worden bij hun studiekeuze, zodat zij beroepen kiezen waarvoor er echt een arbeidsmarktperspectief is? Wil de minister bovendien samen met de minister van Onderwijs, de gemeenten en het UWV kijken naar de aansluiting van het moment dat je van een school of een opleiding afgaat en het moment waarop je naar een baan zoekt? Kan die aanpak verbeterd worden? Kan dit beter op elkaar worden afgestemd? Wij horen bijvoorbeeld heel vaak dat scholen niet eens weten dat jongeren van school zijn afgegaan en dus hun opleiding niet hebben afgerond. Eerder hadden wij de Wet investeren in jongeren (WIJ). De staatssecretaris weet daar meer van dan wie dan ook. Het was de bedoeling dat jongeren ofwel moesten werken ofwel leren. Het maakt mij eerlijk gezegd niet zoveel uit of het die wet wordt of iets anders, maar die aanpak is ongelooflijk belangrijk. Daar wil ik dus graag het accent op leggen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het is ontzettend belangrijk om over jeugdwerkloosheid te spreken. Wij hebben vorige week een plan gepresenteerd waarin wij juist de aansluiting tussen werk, het bedrijfsleven, het onderwijs, de overheid en natuurlijk de werkloze zelf bepleiten. Wij hebben om een actieplan gevraagd. Waarom heeft mevrouw Hamer dat verzoek niet gesteund? Op die manier geef je namelijk een goede opdracht mee aan de bewindspersonen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Wij moeten de geschiedenis niet vervalsen. In het overleg over de arbeidsmarkt dat plaatsvond voordat de SP met dat plan kwam, heb ik gezegd dat ik graag wilde dat er een plan kwam op het gebied van zowel de jeugdwerkloosheid als de aanpak van ouderen op de arbeidsmarkt. Ik heb het toen een taskforce genoemd. De minister heeft later gezegd dat hij dat graag wil doen, maar hij heeft gevraagd om hem ruimte te geven bij de keuze van de vorm. Die toezegging was er dus al. Er heeft daarover ook nog een VAO plaatsgevonden. Mevrouw Karabulut was het er niet mee eens dat ik het overbodig vond om moties hierover in te dienen, omdat er al een toezegging was. Wij hebben het dus over de vorm, maar niet over de inhoud.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik wil niet stechelen over geschiedvervalsing en het spreken van de waarheid. Het ging absoluut niet over vorm, want het ging alleen maar om een actieplan. Mevrouw Hamer heeft blijkbaar meer gehoord dan ik. Ik begrijp dat dit er nu moet komen. Dat is goed. Dat is winst.
Ik kom nu terug op de WIJ. Op dit moment worden jongeren die voor hulp aankloppen, weggestuurd. Ze moeten een maand later terugkomen. Is het mevrouw Hamer het ten minste ermee eens dat wij alle jongeren die aankloppen voor hulp bij school of werk, direct hulp moeten bieden in plaats van ze het bos in te sturen? Zullen wij dat dan regelen?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb volgens mij net het voorstel gedaan om het moment dat je van school afgaat en het moment dat je geholpen wordt naar werk of naar een opleiding een-op-een op elkaar aan te laten sluiten. Ik heb de minister gevraagd of hij samen met de minister van Onderwijs voorstellen daartoe wil doen. Die toezegging had mevrouw Karabulut dus al, maar zij loopt nu weg. Als mevrouw Karabulut niet geïnteresseerd is in het antwoord, geef ik het maar liever niet.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Volgens mij ging het mevrouw Karabulut erom dat jongeren nu een wachttijd van vier weken hebben, maar dit terzijde.
Ik wil graag iets vragen over de mbo-opleiding en het arbeidsmarktperspectief daarvan. Mevrouw Hamer zegt dat het goed zou zijn dat jongeren meer inzicht krijgen in het arbeidsmarktperspectief van bepaalde opleidingen. Dat klinkt op zich logisch, maar in het bericht op RTL.nl stond nog dat scholen minder pretstudies zouden moeten aanbieden. Wat is het nou? Wil mevrouw Hamer dat er minder opleidingen worden aangeboden? Of wil zij dat de keuze wel altijd bij de scholier ligt?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Uiteindelijk ligt de keuze natuurlijk altijd bij de scholier. Ik wil graag dat de scholieren veel bewuster worden gemaakt van het arbeidsmarktperspectief, omdat zij dat vaak niet kennen. De keuze en het enthousiasme voor een opleiding wordt bij veel scholieren vergroot als zij weten dat zij er een baan mee kunnen krijgen. Voor mij zijn dit dus geen tegengestelde zaken.
De eerste opmerking van mevrouw Voortman ging over het punt van mevrouw Karabulut. Als ik vind dat het einde van de opleiding direct moet aansluiten op het vervolg, namelijk het zoeken van werk, zit daar geen maand tussen, want dan sluit het direct aan.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan zijn wij het er dus over eens dat de keuze over welke opleiding jongeren willen doen bij henzelf ligt. Van scholen aanmoedigen, verplichten of ik-weet-niet-wat om minder opleidingen en pretstudies aan te bieden, is hier dus geen sprake.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Mevrouw Voortman legt mij nu iets in de mond. Ik vind het belangrijk dat alle scholieren en jongeren – het zijn vaak studenten en leerlingen van mbo-opleidingen – uiteindelijk aan het werk komen. Wij weten immers dat je, als je geen werk vindt als je jong bent, vaak in de werkloosheid blijft zitten als je ouder bent. Ook weten wij dat dit dan vaak helaas ook nog je kinderen treft. Wij moeten die spiraal doorbreken. Ik zeg helemaal niet dat alle opleidingen op dezelfde manier een arbeidsrelevantie moeten hebben. Dat zou bijvoorbeeld betekenen dat wij bij wijze van spreken geen theateropleidingen meer doen. Die kunnen echter ontzettend belangrijk zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Het gaat erom dat kinderen, ook vanuit de school, zo worden voorgelicht dat zij weten aan welke opleiding zij beginnen, of die goed bij hen past en wat de kansen op de arbeidsmarkt hiermee zijn. De school heeft daarin een verantwoordelijkheid samen met de overheid. Daar gaat het mij om.
Na de jeugd komen wij natuurlijk bij de ouderen. Wij hebben al eerder gezegd dat daartussen een dunne grens zit, want helaas ben je al oud op de arbeidsmarkt als je rond de 40 of 45 jaar bent. Dat is natuurlijk niet goed. Wij zullen dus moeten werken aan beide kanten van de medaille. Ook daarvoor geldt de vraag aan de minister of hij al een stap verder is gekomen in het overleg daarover met de sociale partners. Op welke termijn kunnen wij hiervoor voorstellen verwachten? Ik denk namelijk echt dat dit met hoge prioriteit moet worden aangepast.
Ik noem daarbij expliciet nog één punt. Uit rapporten komt naar voren dat werkgevers terughoudend zijn in het aannemen van oudere mensen, onder andere vanwege de twee jaar loondoorbetaling bij ziekte. Vooral kleinere werkgevers zijn hiervoor privaat verzekerd. Dat kost hen veel geld, wat vaak een probleem voor hen is. Kan de minister onderzoeken of er mogelijkheden zijn, juist voor de kleine werkgevers, om zich hiervoor sectoraal te verzekeren om op die manier het risico voor de verzekering te verkleinen en om meer kans te geven aan ouderen op de arbeidsmarkt?
Net als de Partij van de Arbeid wil het kabinet de combinatie van arbeid en zorg beter mogelijk maken. Dat is een erg belangrijk punt. Overigens denken wij vaak dat de combinatie van arbeid en zorg alleen kinderopvang betreft, maar dat is natuurlijk niet zo. Het gaat ook om mantelzorg. Dat is een punt dat wij veel te vaak vergeten. Ook gaat het om vrijwilligerswerk dat men bij de arbeids- en zorgtaken doet. Ik vind het belangrijk dat het kabinet hieraan de komende periode wat meer aandacht geeft, zodat wij bij arbeid en zorg niet altijd alleen aan de kinderopvang denken.
De heer Ulenbelt (SP):
Mevrouw Hamer heeft een geschiedenis die mij veel doet denken aan juist de kinderopvang. Nu hebben de FNV en een aantal organisaties …
Mevrouw Hamer (PvdA):
Daar was ik nog mee bezig. Ik wil nog meer zeggen over de kinderopvang.
De voorzitter:
De heer Ulenbelt mag zijn vraag stellen.
De heer Ulenbelt (SP):
De FNV heeft over de kinderopvang altijd gezegd dat daarop niet bezuinigd hoeft te worden. Ook de hele oppositie vindt dit. Gaat mevrouw Hamer de kinderopvangwereld blij maken door het amendement te steunen waarmee de bezuiniging op de kinderopvang ongedaan wordt gemaakt?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb er toch behoefte aan om eerst te zeggen wat ik in mijn tekst heb staan. Als het mag, kom ik zo terug op deze vraag.
De heer Ulenbelt (SP):
Kan ik daar dan ook op terugkomen?
De voorzitter:
Ja, wij tellen deze interruptie niet mee.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Wij hebben te maken met een akelige bezuiniging op de kinderopvang, die overigens niet door de PvdA is bedacht. Deze bezuiniging is eigenlijk nog van voor het Kunduzakkoord en is in het Kunduzakkoord overgenomen. Ik zeg in alle eerlijkheid dat wij de ruimte niet meer hebben gevonden om dat op te lossen. Ik neem aan dat de VVD dat ook betreurt. Natuurlijk is het een nare bezuiniging. Deze bezuiniging – dat geldt nog meer voor de opgetelde bezuiniging – legt een structureel probleem in de kinderopvang bloot. Wij zien dat de vraag zodanig terugloopt dat het aanbod niet meer goed gegarandeerd kan worden. Zoals ik in de afgelopen maanden bij werkbezoeken heb gezien, stort de kinderopvang in elkaar op juist de plekken waar wij die zo ongelofelijk graag willen, in de achterstandswijken. Ik vraag de minister om met de sector in gesprek te gaan over de manier waarop dit probleem structureel aangepakt moet worden. Ik heb het idee dat wij met pleisters plakken, zoals mijn collega Angelien Eijsink altijd zo mooi zei, er niet zomaar zijn. Er moet een structurele aanpak komen om de sector kinderopvang goed overeind te houden. Ik vraag de minister of hij er in ieder geval voor de Voorjaarsnota mee naar de Kamer wil komen. Ik hoor graag zijn reactie op dat punt.
Ik kom bij de vraag van de heer Ulenbelt. Er ligt inderdaad een amendement van hem. Ik heb begrepen dat er aarzelingen zijn bij de dekking daarvan. Wij zullen in het debat goed moeten opletten wat wij daarover horen. Dat kan ik er op dit moment over zeggen.
De heer Ulenbelt (SP):
Mevrouw Hamer was altijd een briesende leeuw die opkwam voor de kinderopvang. Ja toch? Het wordt bevestigd door mijn collega's. Wordt mevrouw Hamer op dit moment niet een heel klein piepend lammetje dat aan de minister vraagt om te gaan praten, terwijl de oppositie haar stinkende best heeft gedaan om geld bij elkaar te scharrelen om de bezuiniging op de kinderopvang, waarvoor mevrouw Hamer altijd gebriest heeft, ongedaan te maken?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik begrijp dat u mij die vraag stelt. Ik wil wel vastgesteld hebben dat een deel van de oppositie – dit geldt niet voor u – een groot deel van deze bezuiniging heeft veroorzaakt. Als wij het probleem kunnen oplossen, lossen wij het op. Daar hoef ik niet voor te briesen; dat is helemaal niet nodig. Ik wil dat probleem structureel oplossen. Deze bezuiniging gaat vooral over de hogere inkomens, terwijl ik mij veel meer zorgen maak over de lagere en de middeninkomens. Ik wil vasthouden aan de afspraak dat er een deugdelijke en haalbare dekking is. Als de oppositie daarmee kan komen, ben ik op dit gebied natuurlijk uw vriendin. Ik was al een paartje met u op de flex. Maar het moet wel een deugdelijke dekking zijn. Wij hebben dat de VVD horen zeggen en ik sluit mij daarbij aan.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Mevrouw Hamer heeft al een tipje van de sluier opgelicht. Ik hoor graag van haar in welke oplossingsrichtingen zij denkt. Een mogelijkheid zou inderdaad zijn dat wij het voor de hoogste inkomens doen, maar je zou ook kunnen kijken naar de lagere en de middeninkomens. Zegt mevrouw Hamer nu dat, als er ruimte is om naar oplossingen te kijken, het in de eerste plaats bij de lagere en de middeninkomens terecht zal moeten komen?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik vind per definitie dat het daar terecht moet komen. Het probleem is de vorm die wij op dit moment voor de kinderopvang hebben. Doordat het private ondernemingen zijn, is het een kwestie van vraag en aanbod. Zodra de hogere inkomens hun kinderen thuishouden of op een andere manier voor kinderopvang zorgen, wordt het aanbod kleiner en is het veel moeilijker om zo'n kinderopvanginstelling te exploiteren. Daarom wil ik graag een structurele oplossing. De kinderopvang is een beetje een jojosector geworden. Dan breiden ze weer uit in opdracht van de Kamer, dan dunnen ze weer uit. Ik vind eigenlijk dat we dat jojobeleid moeten tegengaan. Ik heb goede hoop dat de minister dat met mij eens is en dat hij daaraan wil werken. Dat moet hij echt samen doen met de sector.
De voorzitter:
Mevrouw Hamer, kunt u proberen om iets kortere antwoorden te geven?
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het is inderdaad een trieste zaak dat er al vijf keer op rij bezuinigd is op de kinderopvang en steeds weer op andere manieren. Mijn vraag was echter waar de voorkeur ligt bij de PvdA. Kijken naar lage en middeninkomens of naar de hogere inkomens?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik vind en heb altijd gevonden dat de kinderopvang een basisvoorziening is en dat de kinderopvang er niet alleen is voor opvang maar ook voor ontwikkeling, zoals de vve-programma's. Dus u moet mij dat eigenlijk niet vragen, want kinderen zijn kinderen en die hebben wat mij betreft recht op die kinderopvang. Alleen, we zullen er wel goed voor moeten zorgen dat in ieder geval de lage en middeninkomens daar gebruik van kunnen maken en dat de kinderopvanginstellingen er ook zijn, want anders hebben we niets.
De heer Heerma (CDA):
Tijdens het debat over het Kunduzakkoord heeft Diederik Samsom de toenmalige fractievoorzitter van GroenLinks keihard aangevallen op de bezuiniging op de kinderopvang in 2013 en verzocht om die per direct terug te draaien. Volgens mij heeft mevrouw Hamer afgelopen zomer nog schriftelijke vragen gesteld met hetzelfde verzoek aan het kabinet. Ik hoor haar nu zeggen dat de dekking van het amendement niet goed zou zijn. Ik zou dan graag horen op welk punt zij die dekking niet goed vindt en of de PvdA niet alleen van plan is om te wachten waarmee de oppositie komt maar zelf ook actief mee wil zoeken naar een dekking die voor haar wel acceptabel is.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik vind dat een wat rare omdraaiing van de werkelijkheid. Uw partij heeft in al die kabinetten gezeten waarin die bezuiniging heeft voorgelegen. We hebben op eerdere momenten voorstellen gedaan om die bezuiniging terug te draaien. Daar hebben we toen geen meerderheid voor gevonden. Ik zeg eerlijk dat het in dit regeerakkoord niet is gelukt – je moet nu eenmaal compromissen sluiten – om voor deze bezuiniging in de totale prioriteitstelling die er lag een oplossing te vinden. Als u een goede oplossing hebt, dan graag, maar het moet wel een oplossing zijn met een structurele dekking voor een structureel probleem. Daarom heb ik bij deze dekking aarzelingen.
De heer Heerma (CDA):
Los van het feit dat mevrouw Hamer een beetje flauw de bal terugkaatst, merk ik op dat ook het CDA in zijn verkiezingsprogramma deze maatregel heeft teruggedraaid. Daarnaast heb ik geen enkel antwoord gehad op mijn vraag. Wat is er dan niet solide aan die dekking? Is de PvdA bereid om in plaats van achterover te leunen en te wachten waarmee de oppositiepartijen komen, ook zelf te zoeken naar een naar haar mening solide dekking om die bezuiniging terug te draaien?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik speelde de bal niet naar u, u speelde de bal naar mij. En dan moet u ook verwachten dat u de bal terugkrijgt. Dat is het leuke aan dit spelletje. Dus daar moet u niet al te kinderachtig over doen, zou ik denken. Ik heb zo-even gezegd dat ik bereid ben om te kijken naar een oplossing. In het begin van mijn betoog heb ik al gezegd dat dit een wat wonderlijke begroting is omdat die in zekere zin van een groot deel van de Kamer is. Ik ben bereid om mee te denken. Ik zeg erbij dat de hoogste prioriteit voor mij is dat er een structurele oplossing wordt gevonden. Ik hoor dan ook graag van de minister hoe hij tegen uw amendement aankijkt.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben blij dat u wilt meedenken. Ik blijf mij afvragen wat het probleem met de dekking is. Er ligt nu een amendement voor waarbij de dekking niet wordt gehaald uit de huidige onderuitputting bij de kinderopvang, waar je overigens nog een hele boom over zou kunnen opzetten, hetgeen ik nu niet zal doen. Nee, we hebben echt elders geld gezocht. Tijdens de formatie hebben uw collega en uzelf verwachtingen gewekt tijdens het algemeen overleg: het heeft onze aandacht. Toen het regeerakkoord verscheen, bleek dat helaas niet zo te zijn. We hebben wat mij betreft de bal nu voor het doel geschoten. Dus ik hoop dat we de komende 48 uur tot het einde van deze begrotingsbehandeling op u kunnen rekenen om er met elkaar voor te zorgen dat we een goede dekking voor die 90 miljoen vinden.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik begrijp dat u dat zegt. Ik kan echter niet uitsluiten dat wij u bij deze begroting zullen moeten teleurstellen vanwege de dekking, zoals u mij eerder teleurgesteld hebt. Maar ik ben een optimistisch mens, dus laten we eerst kijken wat de minister zegt. Wat ik het allerbelangrijkste vind – dat zou volgens mij ook voor u moeten gelden want ik weet hoe belangrijk D66 kinderopvang vindt – is dat we een structurele oplossing vinden voor een sector die te lang de dupe is van een jojobeleid van eigenlijk alle kabinetten hiervoor.
De heer Van Weyenberg (D66):
Die handschoen pak ik graag op, en daar zal ik in eerste termijn ook wat over zeggen, maar ik ben wel nieuwsgierig of mevrouw Hamer er echt eigen opvattingen over heeft. Zij vraagt nu om een visie van de minister, maar wat zijn volgens haar de twee rode draden die in de kinderopvang 2.0 een plek zouden moeten krijgen?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Er zou in ieder geval een financiering moeten zijn die minder gevoelig is voor het spel van vraag en aanbod zoals wij dat nu kennen. Er ligt al een jaar of vijf een wetsvoorstel van mij heel stoffig te wachten tot er ooit een meerderheid komt die zegt dat kinderopvang een tweeledig doel heeft, namelijk opvang en ontwikkeling. Tot nu toe heb ik dat niet laten behandelen, omdat er nooit een meerderheid voor was. Wat zou er heerlijker zijn dan dat dit kabinet ervoor zorgt dat ik dat wetsvoorstel kan intrekken, omdat het beleid wordt? Zo kan ik nog wel uren doorgaan over de kinderopvang, maar volgens mij vindt de voorzitter dat niet goed.
De voorzitter:
Nee, wij moeten proberen om een beetje vaart te maken.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik constateer dat de fracties die de coalitie vormen, VVD en PvdA, beiden graag willen dat die bezuiniging van tafel gaat. Dat lijkt mij een kans. De oppositie heeft hiervoor een amendement ingediend. Ik vraag of mevrouw Hamer, gehoord haar collega mevrouw Van Nieuwenhuizen, samen met het kabinet wil bekijken welke mogelijkheden er zijn. Als zij aangeeft welk element van de dekking van het amendement dat door de oppositie is ingediend, haar niet zint, kunnen wij bekijken of wij dat eventueel met haar kunnen aanpassen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik ben bereid tot elke vorm van overleg, maar volgens mij moet ik dat niet van achter het katheder doen. Ik heb net gezegd dat ik bereid ben om mee te denken, maar ik leg het wel bij de minister, want hij heeft volgens mij het laatste woord. In overleg met het kabinet kunnen we bekijken wat we nu kunnen doen, maar ik blijf hameren op een structurele oplossing. Ik blijf ook zeggen dat deze bezuiniging vooral bij de hogere inkomens terecht kwam, dus als wij deze terugdraaien, is dat vooral ten gunste van de hogere inkomens. Ik maak mij de meeste zorgen over de lage en vooral de middeninkomens in de kinderopvang.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Op dat punt draait mevrouw Hamer cirkeltjes. Aan de ene kant zegt zij dat zij het een nare bezuiniging vindt. Aan de andere kant komt deze bij de hogere inkomens terecht en dat vindt zij niet heel erg. Zij betoogde net dat er dan vraaguitval is bij de hogere inkomens, zodat die sector een beetje in elkaar stort. Ik hoor graag of zij echt wil dat die bezuiniging van tafel gaat, met een dwingend appel aan de minister, zodat hij weet wat hem te doen staat. Kan zij aangeven hoe zij staat tegenover punten in de dekking zoals de verhoging van de kartelboetes of het aannemen van meer arbeidsgehandicapten bij de rijksoverheid? Ik heb wel bezwaren gehoord, maar niet of zij het daarmee eens kan zijn.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb al gezegd dat een bezwaar bij ons is dat dit voor een deel een incidentele dekking is voor een structureel probleem. Als ik dat verkeerd zie, kunnen we daar rustig over praten, dat gebeurt zo vaak buiten de microfoons om, dus daar ben ik best toe bereid. Mevrouw Schouten zegt steeds dat ik moet zeggen wat ik wil, maar dat heb ik al een paar keer gedaan, namelijk dat er een structurele oplossing komt voor financieringsproblemen waar de kinderopvang nu te lang mee worstelt door bezuiniging op bezuiniging en groei als wij die nodig vinden. Dat heeft mijn allerhoogste prioriteit. Ik heb aangegeven wat het verband is tussen de deelname van de hoge inkomens en de lage inkomens, maar dat neemt niet weg dat mijn prioriteit ligt bij de lage en middeninkomens.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Laat ik mevrouw Hamer eens helpen. Deze Kamer heeft net een debat aangevraagd over nieuwe bezuinigingen. We gaan deze betrekken bij het debat over de Najaarsnota. Het tekort over 2014 zal zo'n 3,5% zijn volgens de Nederlandsche Bank. Waarschijnlijk gaan we zeggen dat we tussen 3 en 5 miljard moeten bezuinigingen in 2014. Verkeren wij dan wel in de positie om een bezuiniging terug te draaien? Met andere woorden, als wij al een dekking vinden, hebben wij die niet kei- en keihard nodig om nieuwe bezuinigingen vorm te geven?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik geloof niet dat wij dat debat nu voeren. Wij hebben het over een bezuiniging die – laten we daar gewoon eerlijk over zijn – het merendeel van de Kamer pijnlijk vindt, vooral omdat dit uiteindelijk effect heeft op de exploitatie van de kinderopvanginstellingen in den brede. Volgens mij hebben heel veel partijen, bijna alle partijen, hier aangegeven dat zij dit een groot probleem vinden. We moeten bekijken hoe we dat kunnen oplossen. Ik kan niet toezeggen dat wij in staat zijn om met een deugdelijke dekking en met een oplossing te komen voor het probleem dat alle beschikkingen al uit zijn gegaan. Ik zeg echter wel dat ik wil dat er in de richting van de Voorjaarsnota een structurele oplossing is voor de problemen in de kinderopvang.
De voorzitter:
Mijnheer Dijkgraaf, tot slot.
De heer Dijkgraaf (SGP):
De exploitatie van de kinderopvangsector kan toch nooit het uiteindelijke doel zijn? Volgens mij heeft deze Kamer gezegd dat het gaat om het doel dat de arbeidsparticipatie niet geremd wordt. In de nieuwste cijfers die het kabinet volgens mij anderhalf uur geleden heeft gestuurd, zien we dat de arbeidsparticipatie in het derde kwartaal van 2012 helemaal niet afneemt. In dat licht is dit toch geen gigantisch probleem, zeker als je dit betrekt bij de grote financiële uitdagingen die wij nog op andere terreinen krijgen?
Mevrouw Hamer (PvdA):
We komen nu in een heel technisch debat, want inderdaad heeft nog geen enkel onderzoek ooit een relatie aangetoond tussen de arbeidsparticipatie van vrouwen en kinderopvang. Ik zit echter sinds 1998 in de Kamer en ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de arbeidsparticipatie van vrouwen behoorlijk is toegenomen. Daar zijn alle cijfers helder over. Ik heb de stellige indruk dat de kinderopvangsector daar een belangrijke bijdrage aan heeft geleverd. Ik heb overigens begrepen dat wij de cijfers van het tweede kwartaal hebben gekregen en dat de cijfers van het derde kwartaal alweer iets anders aangeven. Mijn doel met de kinderopvang is altijd geweest: arbeidsparticipatie, maar ook de ontwikkeling van kinderen. Kinderopvang is ook voor de ontwikkeling van kinderen heel belangrijk, zeker bij kinderen in achterstandswijken. Aan het realiseren van dat doel zou ik ook heel graag meer doen. Daarvoor is het nodig dat de kinderopvanginstellingen goed in elkaar zitten. Dat bedoelde ik daarmee.
De voorzitter:
U bent bijna vijftien minuten aan het praten. Gaat u verder.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Doordat ik zulke lange antwoorden heb gegeven, ben ik door mijn spreektekst heen. Dat is dan weer een voordeel.
De voorzitter:
Er is nog wel behoefte aan interrupties, maar er komt ook nog een tweede termijn. Ik zie dat er toch nog leden willen interrumperen. Degenen die zich nu gemeld hebben, zal ik een interruptie toestaan, maar daarna niet meer.
De heer Ulenbelt (SP):
Mevrouw Hamer zei dat zij hecht aan de preventieve ontslagtoets. Dat doe ik ook, maar die preventieve ontslagtoets staat er nu toch niet in? Nu gaat het om een advies van het UWV. Als de werkgever zich daar niet aan houdt en de werknemer ontslaat, moet de werknemer naar de rechter. Dat is toch hopelijk niet de preventie die mevrouw Hamer bedoelt?
Mevrouw Hamer (PvdA):
De preventieve toets houdt in dat er wordt beoordeeld of iemand wel of niet terecht wordt ontslagen. Die toets staat er wel degelijk in: dat is wat het UWV moet gaan doen. Dat is het advies dat gegeven moet worden.
De heer Ulenbelt (SP):
Een toets is iets heel anders dan een advies. Als het UWV nu geen vergunning geeft, vindt er geen ontslag plaats. Straks is het een adviesje of een advies van het UWV. Als de werkgever dat advies negeert – waarom zou dat niet mogen? – moet de werknemer naar de rechter. Dat was toch het product van de Kunduzcoalitie dat u wilde voorkomen? Dat zit er nu toch in?
Mevrouw Hamer (PvdA):
In de voorstellen van de Kunduzcoalitie kreeg men vervolgens niet een ontslagvergoeding. Als ik het mij goed herinner, was dat advies ook niet een verplicht advies. Maar goed, we kunnen hier aan tekstexegese gaan doen, maar ik heb aangegeven dat ik die preventieve toets belangrijk vind. Ik heb ook aangegeven dat ik verwacht dat dit een belangrijk punt wordt in het kader van de sociale agenda. Laten wij dus vooral bekijken wat er in dat kader gebeurt.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Bij de behandeling van de begroting van 2008 van het ministerie van SZW, dus in 2007, sprak mevrouw Hamer de bijna profetische woorden dat zij betwijfelde of het werknemersdeel van de WW-premie afgeschaft moest worden, omdat zij bang was dat de fondsen leeg zouden raken en dat er dan aan de hoogte en de duur van de WW zou worden geknibbeld. Nu zijn inderdaad die fondsen leeg. Het kabinet gaat nu inderdaad aan de hoogte en de duur van de WW zitten. Wat heeft mevrouw Hamer liever: dat het werknemersdeel van de premie toch weer wordt ingevoerd zodat we de WW op peil kunnen houden, of dat de WW toch nog wordt gekort en de hoogte ervan wordt beperkt?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik heb aan het begin van mijn betoog gezegd dat ik niet van plan ben om al te veel in te gaan op wat de oplossingen zouden kunnen zijn voor de problemen die op het bordje liggen van de sociale partners en de overheid. Als ik daar nu een uitspraak over zou doen, zou ik dat overleg volgens mij te veel belasten. U kent mijn geschiedenis, u weet wat ik daar altijd over heb gezegd, dus u kunt weten wat ik hiervan vind. Ik wil daar nu geen ballast leggen met allemaal ideeën van ons. Ik wil de sociale partners en de overheid echt ruimte gunnen om tot een goede sociale agenda te komen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik vroeg mevrouw Hamer niet eens om iets voor te stellen. Ik vroeg haar alleen wat zij liever heeft: een WW waarvan de hoogte en duur op peil blijven, of een WW die moet worden gekort omdat de fondsen leeg zijn?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Als u mij vraagt wat ik het liefst heb, is dat een WW die zo weinig mogelijk nodig is. Wij praten hier over de hoogte en duur in vooral het tweede en derde jaar. Daarvoor komt maar een beperkt aantal mensen in aanmerking, omdat zij vaak veel eerder worden ontslagen en überhaupt maar recht hebben op één jaar. Als u mij dus vraagt naar mijn voorkeur, vind ik dat het onze voorkeur moet hebben dat het kabinet alles op alles zet om ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk mensen in de WW komen. Of dat via fondsen gaat of op een andere manier, vind ik echt iets voor de sociale agenda.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. De VVD zei net dat vijf jaar te kort is om het Nederlanderschap te verdienen of te kunnen stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen. Deelt de Partij van de Arbeid dit standpunt? Zo nee, waarom staat dit dan toch in het regeerakkoord?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Volgens mij is dit een prachtige vraag voor mijn collega. Dit is misschien ook wel het moment om het estafettestokje door te geven.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Dan kan die zich alvast voorbereiden.
De voorzitter:
Voordat wij dat gaan doen, stel ik de Kamer voor om te schorsen voor de dinerpauze. Wij hervatten de vergadering om 20.15 uur.
De vergadering wordt van 19.23 uur tot 20.15 uur geschorst.
De heer Kerstens (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid staat voor een Nederland waar niemand aan de kant zou moeten hoeven staan; een Nederland waar iedereen zou moeten kunnen meedoen, op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld en daarmee in de samenleving. Soms is daarvoor nodig dat de overheid een handje helpt, randvoorwaarden stelt en dingen mogelijk maakt. Soms ook moet diezelfde overheid juist een stapje terug doen en ruimte laten. Ja, af en toe moet ze dat ook noodgedwongen als de financiële omstandigheden dat noodzakelijk maken. De overheid moet in ieder geval een handje helpen en blijven helpen waar het om mensen gaat die, net zoals u en ik, in, met en door hun werk willen vooruitkomen in hun leven maar daarbij wat extra hulp nodig hebben. Ik noem mensen in de WSW, Wajongeren en mensen die langdurig op een bijstandsuitkering zijn aangewezen.
Een voorbeeld is mijn collega Victor: Wajonger en medewerker van de PvdA-fractie. Hij zit vandaag voor de gelegenheid achterin. Hij heeft erg lang moeten wachten, maar nu is het toch zover, Victor! Victor leidt onder meer – want hij doet veel meer dingen – groepen rond in het Tweede Kamergebouw. Dat zijn vaak scholieren in de puberteit die niet altijd even geïnteresseerd zijn; tenminste, als ze binnenkomen. Als Victor ze onder handen heeft genomen, verandert dat. Victor voert ook samen met mij de gesprekken met organisaties van Wajongeren. Daardoor komen we samen altijd hartstikke goed beslagen ten ijs, want Victor weet alles. Victor wil als huidige Wajonger gebruikmaken van de per 1 januari a.s. geboden mogelijkheid om over te stappen naar de nieuwe Wajong, omdat die hem meer kansen biedt. Victor wil namelijk werken. Hij wil blijven werken en hij wil hogerop. Met een wet waarin juist dat werken en niet de uitkering vooropstaat en die de extra hulp biedt waarover ik het net had, maakt hij meer kans. Dat vindt Victor zelf en dat vinden trouwens meer Wajongeren die ik de afgelopen maanden heb gesproken. Mijn fractie is dus, net als Victor en veel andere Wajongeren, blij met de mogelijkheid om per 1 januari over te stappen naar de nieuwe Wajong.
Diezelfde behoefte aan regels waarmee de kans om gewoon mee te doen centraal wordt gesteld en die deze kans vergroten, is er ook bij veel mensen met wie ik de afgelopen maanden heb gesproken in de sociale werkvoorzieningsbedrijven die ik bezocht. Werk betekent voor hen meedoen, meer doen, contacten opdoen met collega's, erbij horen en meetellen. Heel veel mensen zijn het met elkaar eens dat de manier waarop we het meedoen van mensen zoals Victor op de arbeidsmarkt en daarmee in onze samenleving hebben georganiseerd, anders kan en beter moet. Het vorige kabinet introduceerde daartoe de Wet werken naar vermogen. Met de val van dat kabinet verdween de Wet werken naar vermogen in de koelkast. In plaats daarvan heeft het nieuwe kabinet de Participatiewet aangekondigd, een wet waarvan de naam al laat zien dat ze gaat over meedoen, over participeren op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Omdat de Partij van de Arbeid de onderhandelingen over een nieuw kabinet niet alleen met zichzelf heeft kunnen voeren, heeft de nieuwe Participatiewet trekken of trekjes van de Wet werken naar vermogen; een paar volgens de een en een hoop volgens de ander. Ja, ook met de invoering van de Participatiewet wordt er bezuinigd. Ook in de Participatiewet wordt voorzien in minder plekken in de sociale werkvoorziening op termijn.
De heer Ulenbelt (SP):
Zij aan zij met de Partij van de Arbeid en met de FNV hebben wij onder de titel "Armoede werkt niet" heftige strijd gevoerd tegen de Wet werken naar vermogen. De Participatiewet doet precies hetzelfde: 60.000 arbeidsplaatsen slopen. Nu wil het geval dat het logo van de Partij van de Arbeid nog steeds op de desbetreffende website staat. Moet het er nu af of kan het blijven staan?
De heer Kerstens (PvdA):
Van mij zou het logo mogen blijven staan als de andere partij waarvan het logo ook op die pagina staat, niet van die heel vervelende dingen over de Partij van de Arbeid op onze gezamenlijke pagina zette. Ik was net op streek toen het ging over de Participatiewet. Ik heb aangegeven dat deze Participatiewet trekken heeft van de Wet werken naar vermogen. In een algemeen overleg hebben we daarover een debatje gehad. Ik begon met twee zaken te noemen die ook in de Participatiewet terugkomen, te weten de bezuiniging en het verminderen van het aantal plaatsen in de WSW. Daarvoor zei ik dat de Partij van de Arbeid niet met zichzelf heeft onderhandeld over onder andere de Participatiewet die in het regeerakkoord staat. De website is van u, van ons en van een aantal andere organisaties. Daarop staat hoe wij het misschien het liefst zouden willen hebben. Wat ik u nu laat horen, is wat het resultaat is van de onderhandelingen tussen de Partij van de Arbeid en de VVD en waartoe die onderhandelingen hebben geleid in de nieuwe Participatiewet. Dat is niet hetzelfde als wat op die website staat, maar u snapt volgens mij net zo goed als ik dat het er soms iets anders uit komt te zien, als je daarover met een ander moet onderhandelen.
De heer Ulenbelt (SP):
Wij hadden een deal: niet die 60.000 banen schrappen, niet de begeleiding schrappen en niet de werkcoaches schrappen. U bent vreemdgegaan en hebt een deal gemaakt met de VVD. Nu informeer ik even bij mijn oude partner: kan ik nog op hem rekenen of niet? Moet het logo op die website nu weg of niet? Staat u daar nog voor of niet meer? Het is van tweeën één.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik zei zojuist dat die website van een hele tijd terug dateert. Die website geeft aan wat onze inzet was. Ik heb ook geprobeerd om u uit te leggen dat er daarna het een en ander is gebeurd. Er zijn verkiezingen geweest en er is onderhandeld over een nieuw kabinet. Dat kan pas aan de slag gaan als er een regeerakkoord is. Ik gaf al aan dat de Participatiewet een paar trekken heeft van de Wet werken naar vermogen. Dat zijn niet de meest fraaie trekken, maar als u mij toestaat, zal ik straks ingaan op de vraag waarin de Participatiewet in ieder geval wat ons betreft in positieve zin afwijkt van de Wet werken naar vermogen en weer een stuk dichter in de buurt komt van wat wij toen gezamenlijk op de website hebben gezet.
Ik zei zojuist dat de Participatiewet een aantal trekken heeft van de Wet werken naar vermogen. Er wordt bezuinigd en er wordt op termijn ook voorzien in minder plaatsen in de sociale werkvoorziening. Net als in de Wet werken naar vermogen wordt ook in de Participatiewet gesproken over het instrument van loondispensatie, waarbij men, weliswaar tijdelijk, onder het minimumloon werkt met een aanvulling. Anders dan eerst wordt nu uitdrukkelijk melding gemaakt van het belang van de resultaten van de momenteel op dat terrein lopende experimenten. Ik vraag de staatssecretaris om in de door haar voor het einde van het jaar toegezegde contourenbrief ook in te gaan op het verloop van die experimenten, want ik hoor uit het veld dat die nauwelijks een succes zijn te noemen.
Wat ook in de Participatiewet is terug te vinden en waarover mijn partij positiever is, is dat de regie wordt toebedeeld aan de gemeenten, die daar overigens zelf voorstander van zijn. De verschillende regelingen worden ontschot; de muurtjes tussen WSW, Wajong en bijstandswet worden afgebroken, zodat gemeenten de regierol beter kunnen vervullen. Ik wijs in dezen overigen nadrukkelijk op de eind vorige week door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten genoemde punten, waarvoor in het kader van de regierol en de decentralisatie aandacht moet zijn. In het bijzonder wijs ik op de opmerking van de VNG dat de verschillende decentralisaties, waarvan in deze kabinetsperiode sprake zal zijn, in hun onderlinge samenhang moeten worden bezien, zodat zij elkaar versterken en niet in de weg zitten. Zij moeten de regierol van de gemeenten versterken en de gemeenten moeten zichzelf, maar vooral de mensen om wie het gaat, niet in de weg zitten. Ik vraag de staatssecretaris met klem, de VNG nauw te betrekken bij de verdere invulling van de Participatiewet.
Nieuw in de Participatiewet – daar zijn wij nog weer wat positiever over – is het feit dat de bewuste bezuinigingen over een veel langere periode kunnen worden uitgesmeerd, zodat de overgang naar de nieuwe regels geleidelijker en zorgvuldiger kan plaatsvinden. Dat is belangrijk, want de aankondiging van weer een nieuwe wet maakt mensen onzeker en ongerust. Dat hoor ik natuurlijk ook en dat snap ik.
Ronduit trots, ten slotte, is mijn fractie op het feit dat het grootste probleem dat aan de Wet werken naar vermogen kleefde, nu in de aangekondigde Participatiewet wordt aangepakt. Ik doel op het gegeven dat wij er niet zomaar vanuit kunnen gaan dat al die mensen met een beperking als vanzelf aan de slag kunnen in het normale bedrijfsleven. Met de nieuwe Participatiewet worden werkgevers een handje geholpen om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in dezen te nemen. Ik heb het dan natuurlijk over de in het regeerakkoord genoemde verplichting voor bedrijven met 25 medewerkers of meer om ten minste 5% van de functies in de onderneming te laten vervullen door mensen met een beperking. Dit is een stok achter de deur die blijkbaar en helaas nodig is.
De heer Heerma (CDA):
Ook in het algemeen overleg over dit onderwerp werd het quotum voor werkgevers door de Partij van de Arbeid aangemerkt als het grote verschil tussen de Wet werken naar vermogen en de Participatiewet. Nu is er vanaf de zijde van de werkgevers zeer negatief gereageerd op dat quotum. Stel dat het quotum zou komen te vervallen in het sociale overleg, kan de heer Kerstens dan de Participatiewet nog steeds steunen, of lijkt die dan zoveel op de Wet werken naar vermogen dat hij het er oneens mee is?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik heb een aantal verschillen aangestipt met betrekking tot de Wet werken naar vermogen. Ik heb het ook nadrukkelijk gehad over het langer kunnen uitsmeren van de bezuinigingen, zodat een zorgvuldige invoering met oog voor de belangen van de mensen mogelijk is. Ik heb inderdaad geclaimd dat het quotum in het regeerakkoord is gekomen dankzij de Partij van de Arbeid. Overigens zijn er meer partijen in de Kamer die gepleit hebben voor een quotum. Mevrouw Hamer heeft net al het een en ander gezegd over het overleg over de sociale agenda met de sociale partners. In het kadertje daarover – het enige kadertje dat in het regeerakkoord staat – wordt uitdrukkelijk gesproken over thema's als WW en ontslagrecht. Dat neemt niet weg dat er best ook gesproken zou kunnen worden over de Participatiewet. Het gaat hier immers nadrukkelijk om een verantwoordelijkheid van de sociale partners. Ik ken één van de sociale partners vrij goed, namelijk de vakbonden. Zij hebben op het Malieveld gestaan om te protesteren tegen de Wet werken naar vermogen. De heer Ulenbelt refereerde daar net aan. Zij zijn felle voorstander van dat quotum. Ik zie het niet een-twee-drie gebeuren dat dit zomaar weggegeven zou worden in het sociale overleg, als het daar al aan de orde komt.
De heer Heerma (CDA):
Ik geloof niet dat ik een antwoord op mijn vraag gekregen heb. Bent u met ons van mening dat, als het quotum weg zou komen te vallen, de verschillen tussen die twee wetten nog maar minimaal zijn? En ik herhaal mijn vraag: stel dat het quotum zou komen te vervallen, zou u dan de Participatiewet nog kunnen steunen?
De heer Kerstens (PvdA):
Dat zijn twee vragen. De eerste vraag dacht ik al beantwoord te hebben. Ik vind niet dat de overige verschillen als "minimaal" zijn te kwalificeren. Het antwoord op de tweede vraag zat er vooral in dat ik mij niet kan voorstellen dat het quotum helemaal van tafel zou gaan in dat overleg. Dit nog los van het feit dat ik liever niet vooruitloop op allerlei overleggen waarbij ik zelf niet aan tafel zit, maar waar we de sociale partners en het kabinet de ruimte willen geven om afspraken te maken.
De heer Van Weyenberg (D66):
De Participatiewet geeft volgens het regeerakkoord ruimte voor 30.000 plaatsen tegen 100% minimumloon. Kan de heer Kerstens mij garanderen dat er ook echt 30.000 plaatsen komen en niet bijvoorbeeld 20.000 plaatsen tegen 150% van het minimumloon? Mijn fractie vindt die 30.000 al aan de magere kant. Ik ben dus echt druk op zoek naar wat comfort van de PvdA dat die 30.000 plekken echt wel in beton gegoten zijn.
De heer Kerstens (PvdA):
Nu vraagt de heer Van Weyenberg mij een garantie voor iets wat wellicht aan de orde komt in een overleg waar ik niet bij zit. Als je ergens een auto koopt, ga je ook niet aan de slager een garantie vragen. De precieze tekst van het regeerakkoord luidt zoals de heer Van Weyenberg net zei. Er is ruimte voor 30.000 plekken op minimumloonniveau. Dat zou ook tot een andere invulling kunnen leiden. Toen ik net het rijtje doorliep van zaken waarin de Participatiewet toch wel trekken heeft van de Wet werken naar vermogen waar wij niet zo blij mee zijn, noemde ik de forse afname van het aantal plaatsen in de sociale werkvoorziening als een van die trekken. Om nog lager te gaan zitten dan die 30.000, dat zie ik niet snel gebeuren.
De heer Van Weyenberg (D66):
Het is wel een beetje een patroon. Op elke vraag die de oppositie stelt, krijgen wij als antwoord dat er nog wordt gestudeerd, dat de leden van de fractie van de PvdA niet aan tafel zitten. Maar goed, dit regeerakkoord is hopelijk met pen geschreven en niet met potlood. Mijn vraag blijft: garandeert de heer Kerstens die 30.000 plaatsen of garandeert hij ze niet?
De heer Kerstens (PvdA):
Als u zegt: het regeerakkoord is met pen en niet met potlood geschreven, dan neem ik aan dat het helder genoeg voor u was. De zinsnede die u net las – die heb ik niet opgeschreven en die hebt u niet opgeschreven, maar we hebben ze allebei kunnen lezen – is dat er ruimte is voor 30.000 plekken op het niveau van het minimumloon. Ik heb gezegd dat ik het al vervelend genoeg vind dat het aantal arbeidsplaatsen in de sociale werkvoorziening zo fors naar beneden gaat en dat ik mij niet kan voorstellen dat het minder wordt dan 30.000.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Er werd net gerefereerd aan de quotumregeling. Als een werkgever niet voldoet aan de quotumregeling, komt er een boete. Het boetebedrag stroomt echter naar de algemene middelen. Is de PvdA met mij van mening dat we de inkomsten van de opgelegde boetes zouden moeten gebruiken om nog meer mensen met een beperking te kunnen bemiddelen naar een volwaardige werkplek?
De heer Kerstens (PvdA):
Op het gevaar af dat ik nu weer het verwijt krijg dat de PvdA-fractie zaken herhaalt als haar vragen worden gesteld, zeg ik weer: er is een regeerakkoord en daar hoort een financieel kader bij. Wat in het regeerakkoord over die boete staat, maakt dus deel uit van het financieel kader. Als mevrouw Schouten daarbovenuit wil stijgen en geld binnen de sociale werkvoorziening of waar dan ook wil houden, dan moeten we misschien praten over verhoging van de boete. Alleen weet ik niet of de werkgevers daar dan zo om staan te springen. Als antwoord op de vraag herhaal ik wat ik bij andere gelegenheden heb ik gezegd: de quotumregeling is voor ons een middel, geen doel. Het doel is om zo veel mogelijk mensen met een beperking op een zo normaal mogelijke manier in het reguliere bedrijfsleven aan de slag te krijgen. Bij de vormgeving van de quotumregeling denken we dus vooral na over de manier waarop we dat doel kunnen bereiken. Ons doel is niet om zo veel mogelijk boetes te laten betalen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
De ChristenUnie wil zo veel mogelijk mensen met een beperking de mogelijkheid bieden om een echt volwaardige plek op de arbeidsmarkt in te nemen. De heer Kerstens is daarvan, denk ik, een net zo groot voorstander als de ChristenUnie. Dat kunnen we bereiken door veel meer middelen beschikbaar te maken voor begeleiding en re-integratie. We stonden destijds op het Malieveld omdat juist dat zo'n zwakke plek was in de Wet werken naar vermogen. Die kans doet zich nu mogelijkerwijs voor. Ik wil graag van de heer Kerstens horen of de PvdA-fractie openstaat voor die optie, zodat er nog meer mogelijkheden ontstaan en we straks misschien helemaal geen quotumregeling meer nodig hebben omdat we dan met voldoende middelen de werkgevers kunnen faciliteren om mensen aan te nemen. Voor een groot deel willen de werkgevers dat ook echt wel.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik herhaal dat we te maken hebben met de financiële kaders uit het regeerakkoord. De minister van Sociale Zaken en anderen hebben al eens gezegd dat niet alles wat daarin staat, in beton is gegoten, maar één ding wel, namelijk de financiële kaders. Als mevrouw Schouten de kunst verstaat om op een bepaalde manier voldoende middelen te genereren die mogelijk maken wat zij wil, dan staan wij daarvoor open. Ik zie het echter niet een-twee-drie gebeuren dat we de boete laten vervallen of datgene wat is ingeboekt in het kader van de financiële kaders, anders aanwenden. Ik sta echter wel open voor elke suggestie die dat dichterbij kan brengen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Als je de boete-inkomsten al inboekt als opbrengst en vervolgens zegt dat de financiële kaders staan, wat is dan de uitspraak waard dat het regeerakkoord niet in beton is gegoten? Als werkgevers massaal mensen met een beperking aannemen – laten we dat hopen – dan zal de opbrengst tegenvallen. Dan heeft het kabinet een probleem. Hoe wil de PvdA daar dan mee omgaan?
De heer Kerstens (PvdA):
Achter de bedragen die staan ingeboekt, in relatie tot die 5%, zitten allemaal rekensommetjes. Het bedrag dat is ingeboekt aan die boetes komt niet voort uit het feit dat werkgevers alleen boetes betalen en geen mensen aannemen. Hiermee wil ik het volgende aangeven. Ook als een deel naar de boetes gaat, stromen er dankzij dat quotum nog aardig wat mensen, een voldoende aantal, in in het reguliere bedrijfsleven. Dit volgt uit de sommetjes van het CPB, die de Kamer heeft kunnen aantreffen in die hele stapel paperassen die er was bij de onderhandelingen om te komen tot het regeerakkoord.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De heer Kerstens weet ook heel goed dat werkgevers heel slim kunnen zijn. Iemand die een bedrijf heeft van 96 werknemers, kan denken: ik splits het mooi op in 4 bedrijven van 24 werknemers. Hoe wil de heer Kerstens daarmee omgaan?
De heer Kerstens (PvdA):
Je hebt slimme werkgevers, maar gelukkig heb je ook slimme politici, zoals mevrouw Voortman ook wel weet. Ik doel overigens niet per se op mezelf. Het zijn er hier 150, als alle Kamerleden er zijn. Ik denk dat het een beetje vergezocht is om aan te nemen dat een werkgever in dit geval ter vermijding van een boete van hoogstens misschien € 20.000 een accountant zal inhuren die hem € 30.000 in rekening zal brengen om zijn bedrijf in vier kleine bedrijfjes op te splitsen. Ik denk dat het niet zo'n vaart zal lopen. Dat neemt overigens niet weg dat er volgens mij in directiekamers echt wel rekensommetjes zullen worden gemaakt om te beslissen of men mensen zal aannemen of de boete zal betalen. Daarom zeg ik steeds: het echte doel is om zo veel mogelijk mensen op een nette manier in het reguliere bedrijfsleven aan het werk te krijgen.
De heer Ulenbelt (SP):
De SP heeft ooit een quotum geïntroduceerd om mensen met een handicap die niet in de WSW zitten, maar wel aan het werk willen, te helpen. De eerste verdwijntruc is nu dat deze plekken straks worden bezet door mensen uit de SW. Maar er is nog een tweede verdwijntruc. De heer Kerstens is een oud-vakbondsman. De mensen in de werkplaatsen verdienen nu een cao-loon. Er wordt voorzien dat zij buiten voor het minimumloon gaan werken en misschien eerst nog wel voor minder. Wat doet dat met het vakbondshart van de heer Kerstens, mensen onder een cao vandaan halen en buiten op het minimumloon zetten?
De heer Kerstens (PvdA):
Dat vakbondshart blijft natuurlijk kloppen en het vakbondsbloed blijft stromen. Daar hoeft de heer Ulenbelt zich geen zorgen over te maken. Het is overigens helemaal niet zo dat alle mensen die straks als gevolg van de Participatiewet gaan uitstromen naar het reguliere bedrijfsleven, zoals wij volgens mij allemaal willen, op het minimumloon of lager terechtkomen. Ik heb net al iets gezegd over het instrument van de loondispensatie. Ik ben erg benieuwd – daar heb ik de staatssecretaris uitdrukkelijk om gevraagd – naar de resultaten van de experimenten. Ik hoor daar namelijk niet zo veel mooie verhalen over. Daarnaast is het dus helemaal niet gezegd dat iedere WSW'er die uitstroomt op het minimumloon terechtkomt. Het hangt er maar net vanaf welke functie iemand gaat uitoefenen.
De heer Ulenbelt (SP):
In het sommetje is gerekend met een gemiddelde, dus als een deel boven het minimumloon komt dan komt een groot deel eronder. Wat de heer Kerstens doet, is het volgende. Mensen zijn trots op hun werk. Zij werken onder een cao. Die worden er nu uit geplukt om ze in een heel onzekere situatie te brengen. Wij hebben het hele verhaal over flex. Waarom houdt de PvdA-fractie die sociale werkplaatsen niet gewoon in stand en doet zij wat die mensen zeggen?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik weet niet wat zij tegen de heer Ulenbelt zeggen. Tegen mij zeggen zij – niet allemaal, maar wel heel wat – dat zij weten dat er iets moet gebeuren en dat zij ontzettend graag in het reguliere bedrijfsleven aan de slag zouden gaan, rekening houdend met hun beperking. Zij vragen mij om dat fatsoenlijk voor ze te regelen. Niet iedereen die ik tegenkom, zegt dat er helemaal niets kan veranderen omdat mensen er zo lekker zitten. Die mensen kom je uiteraard ook tegen. Misschien komt de heer Ulenbelt ze meer tegen dan ik. Ik hoor een vrij gemengd geluid van die mensen.
De heer Ulenbelt (SP):
Die stonden op het Malieveld.
De voorzitter:
Dat was geen vraag. Gaat u vooral door, mijnheer Kerstens.
De heer Kerstens (PvdA):
Dat was inderdaad geen vraag. Het was een bewering, denk ik.
Ik zei net dat het quotum jammer genoeg blijkbaar een noodzakelijke stok achter de deur is. Er zijn uiteraard goede werkgevers. Ook zijn er goede werkgeversinitiatieven, zoals De Normaalste Zaak of de Prestatieladder Sociaal Ondernemen. Ik hoop dat zij de rest van ondernemend Nederland op sleeptouw nemen om de rest van heel Nederland te laten zien dat het kan, mensen met een beperking gewoon in dienst nemen en ze laten werken naast en met ons als echte collega's. Ik zou dan ook vanaf deze plek de heer Wientjes graag willen oproepen om te laten zien dat hij de onlangs aan hem toebedeelde titel "machtigste man van Nederland" echt verdient door zich juist hier sterk voor te maken.
Ik roep het kabinet op om het werkgevers mogelijk te maken om hun verantwoordelijkheid te nemen door ze te ontzorgen, door ze rompslomp uit handen te nemen en door ze niet bij vier loketten te laten aankloppen bijvoorbeeld.
De heer Van Vliet (PVV):
Hoor ik nu een sociaaldemocraat van de PvdA zeggen dat de heer Wientjes de titel "machtigste man van Nederland" verdient? De baas van VNO-NCW, de machtigste lobbyclub die occupytentenkampen opslaat binnen de muren van ministerie?
De heer Kerstens (PvdA):
Het heeft vast aan mijn slechte articulatie zo laat op de avond gelegen. Ik heb gezegd dat ik de heer Wientjes, die onlangs de titel "machtigste man van Nederland" toebedeeld heeft gekregen – niet door ons, maar in een onderzoek van de Volkskrant – zich waar moet maken en moet laten zien dat hij die titel verdient. Dat kan hij wat mij betreft doen door te laten zien dat hij het bedrijfsleven zover krijgt dat het zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid neemt. Het gaat om het aan de slag laten gaan van mensen met een beperking. Ik zou hem overigens die titel niet hebben gegeven. Nu hij hem heeft, mag hij er echter hard voor werken om hem waar te maken.
De heer Van Vliet (PVV):
Voor mij absoluut niet. Dank u zeer.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik riep het kabinet op om het werkgevers mogelijk te maken om die verantwoordelijkheid te nemen door ze te ontzorgen, door ze rompslomp uit handen te nemen en door ze niet bij vier of vijf loketten te laten aankloppen. Ik roep het kabinet ook hier nog een keer op om het goede voorbeeld te geven, zoals zij dat elders doet als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat goede voorbeeld kan het geven door zelf meer mensen met een beperking in dienst te nemen, maar ook door daaromtrent voorwaarden te stellen bij aanbesteding van werkzaamheden aan derden, de zogenaamde social return.
De heer Heerma (CDA):
De heer Kerstens zei lovenswaardige dingen over het wegnemen van belemmeringen voor werkgevers. Onze fractie bereiken signalen dat de rigide toepassing van het jobcoachprotocol door het UWV ertoe leidt dat werkgevers die Wajongeren in dienst hebben, hun geen vast contract aanbieden. Is de heer Kerstens met ons van mening dat het jobcoachprotocol niet op die manier zo rigide moet worden toegepast dat dit het gevolg is?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik ken de casus niet waarover de heer Heerma spreekt. Die moet hij nog maar eens aanleveren. Ik kan dus ook niet beoordelen of het niet krijgen van een vast contract enkel en alleen dan wel hoofdzakelijk het gevolg is van die strikte uitvoering en interpretatie van de regels. Daarover moeten wij het misschien een keer hebben. Dan zijn wij echt bereid om daarnaar te kijken.
Voorzitter. Ik zei eerder dat de overheid af en toe een handje moet helpen als dat nodig is om iedereen op een fatsoenlijke manier te laten meedoen op de arbeidsmarkt en in de samenleving, maar ook bijvoorbeeld om uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing op de arbeidsmarkt bij de inzet van collega's uit het buitenland te voorkomen. Tegen de achtergrond van het in 2014 opengaan van onze grenzen voor mensen uit Bulgarije en Roemenië is het wat mijn fractie betreft van het grootste belang dat wij alles op alles zetten om hun komst in goede banen te leiden. Juist als je voor één Europa bent, met de open grenzen die daarbij horen, moet je kritisch durven zijn op Europa en op de keerzijdes ervan. Op het moment dat de komst van misschien wel een paar honderdduizend collega's uit Bulgarije en Roemenië gaat leiden tot uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing op de toch al krappe Nederlandse arbeidsmarkt, doet dat, los van alle ellende die dit natuurlijk veroorzaakt voor de direct betrokkenen, of het nu Nederlandse werknemers zijn of collega's uit het buitenland, Europa geen goed en tast het het toch al broze draagvlak onder Europa nog verder aan. Daarom vraag ik de minister om snel met een actieplan te komen waarin hij aangeeft hoe Nederland zich voorbereidt op 1 januari 2014. In dat actieplan verwacht ik dat hij in ieder geval aandacht besteedt aan de volgende drie punten.
Het eerste is een stevige inzet om het fenomeen schijnzelfstandigheid de kop in te drukken, omdat het blijven bestaan van die vluchtroute alle andere maatregelen vergeefs maakt. Alle door ons hier en door onze collega's in Brussel bedachte regels om het bij Europa horende vrije verkeer van werknemers in goede banen te leiden, zijn in één klap waardeloos als iemand zogenaamd als zzp'er, als schijnzelfstandige, aan de slag gaat. Zolang wij dat niet weten aan te pakken, blijven wij dweilen met de kraan open.
De heer Van Klaveren (PVV):
Heeft de Partij van de Arbeid spijt van het feit dat zij ervoor gezorgd heeft dat er nu een openstelling van de arbeidsmarkt is voor Midden- en Oost-Europeanen? En in het verlengde daarvan, wat gaat de heer Kerstens doen ...
De voorzitter:
Eén vraag per keer, hadden wij afgesproken.
De heer Van Klaveren (PVV):
Wat gaat hij doen voor al die vrachtwagenchauffeurs die hun baan hebben verloren?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik zal proberen om in mijn ene antwoord die tweede vraag toch mee te nemen. De vraag is of ik er spijt van heb dat de Partij van de Arbeid de grens heeft opengegooid; ik zeg het maar even in mijn woorden. Dat heeft de Partij van de Arbeid natuurlijk niet gedaan. Wij zijn onderdeel van Europa en Europa kent een aantal spelregels, waaraan wij ons houden. Een van die spelregels hebben wij zelfs maximaal benut, namelijk de mogelijkheid om een overgangsregime te creëren, zodat de grenzen niet meteen opengaan. Die mogelijkheid bestaat echter niet meer na 1 januari 2014. Wat ons dan te doen staat, rekening houdend met die werkelijkheid, is alles op alles te zetten om ervoor te zorgen dat uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing, bijvoorbeeld van Nederlandse vrachtwagenchauffeurs, worden voorkomen.
De voorzitter:
Tot slot, mijnheer Van Klaveren.
De heer Van Klaveren (PVV):
Wij hebben onlangs gezien dat je je natuurlijk wél kunt verzetten tegen maatregelen, opgelegd vanuit Europa. Wij hebben met zijn allen in de Kamer aangegeven dat wij het belachelijke plan van allerlei energielabeltjes op huizen niet willen. Dat hebben wij gezegd en daar moet de minister mee terug naar Europa. Waarom heeft de Partij van de Arbeid destijds niet gewoon gezegd: beste mensen, wij maken de Nederlandse arbeidsmarkt in ieder geval voor de onderkant compleet kapot door de grenzen open te zetten voor Polen en straks Roemenen en Bulgaren?
De heer Kerstens (PvdA):
Dit is geen regeltje dat vergelijkbaar is met de etiketjes waarover de heer Van Klaveren het net had. Het gaat hierbij om het vrije verkeer van werknemers, en dat is een van de fundamentele vrijheden die horen bij de Europese Unie. Wij hebben maximaal gebruikgemaakt van de ruimte die er is. Overigens kun je zo'n regel alleen maar opzijzetten als sprake is van unanimiteit. Je kunt wel wat roepen, maar wij zijn wat minder van de symboolpolitiek dan anderen wellicht. Wat ons nu te doen staat, is alles op alles zetten – ik gebruikte die woorden letterlijk – om uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing tegen te gaan.
Ik was bij het tweede punt waarvan ik graag wilde dat de minister dat in zijn door mij gevraagde actieplan meeneemt. Wil hij ervoor zorgen dat de Inspectie SZW niet langer controleert op naleving van het wettelijk minimumloon, maar op naleving van het in cao's overeengekomen loon, zoals dat bijvoorbeeld in Duitsland en Finland het geval is? Als wij met z'n allen gelijk loon voor gelijk werk serieus nemen, wat cruciaal is om oneerlijke concurrentie te voorkomen, dan moet gecontroleerd worden op de lonen die volgens de Nederlandse wet- en regelgeving betaald horen te worden. Cao's behoren tot die regelgeving. De minister heeft onlangs aangegeven dat de Inspectie SZW daar een businesscase over zou kunnen indienen. Ik zie die graag tegemoet als onderdeel van het actieplan waar ik de minister om vraag. Ik heb daar inmiddels een amendement over ingediend.
Ten slotte vraag ik de minister in zijn actieplan in ieder geval specifiek aandacht te besteden aan de aanpak van allerlei malafide bemiddelings- en uitzendbureaus. Zij zijn het die in de eerste plaats zorgen voor oneerlijke concurrentie en verdringing door mensen uit te buiten, en niet onze collega's uit Midden- en Oost-Europa. Die bureaus verdienen grof geld over de rug van betrokkenen, overigens vaak niet alleen door hen te bemiddelen en onder te betalen, maar ook door tegen grof geld allerlei andere "diensten" aan te bieden die verplicht moeten worden afgenomen, van huisvesting tot administratie en ziektekostenverzekeringen. Niet alleen vergroten die zaken de afhankelijkheid van onze buitenlandse collega's, die dan helemaal geen nee meer kunnen zeggen, ook hoorde ik pas een van hen zeggen dat hij niet zo veel uren maakt omdat hij meer van hard werken houdt dan de gemiddelde Nederlander, maar simpelweg omdat hij anders geen cent overhoudt.
Een handje helpen moet het kabinet, zeker bij het terugdringen van de armoede in ons land. Recente onderzoeken wijzen uit dat die de laatste jaren is toegenomen, met name onder eenoudergezinnen. Wij kunnen en mogen onze ogen daar niet voor sluiten. Dat dit kabinet, anders dan het vorige, bij monde van de vicepremier, tevens minister van SZW, erkent dat armoede in Nederland bestaat, is een begin. Het is een noodzakelijk begin, maar ook een begin dat een vervolg moet krijgen. Mijn fractie ziet dat het kabinet de komende jaren, in tijden van forse bezuinigingen, toch honderden miljoenen euro's extra uittrekt om armoede te bestrijden, zeker in eenoudergezinnen. Dat is goed en noodzakelijk. Ik wilde de staatssecretaris vandaag vragen om de maximuminkomensgrens van 110%, die gemeenten nu bij armoedebeleid moeten hanteren, los te laten, maar zij was mij voor zaterdagavond op televisie in Nieuwsuur. Ik hoop dat zij begrijpt dat ik daar nu graag een officiële bevestiging van krijg, want ik had mijn dvd-recorder zaterdagavond niet zo snel aan de praat.
De PvdA wil zich daarnaast inzetten voor de positie van werkende armen. Die zijn ontstaan en groeien in aantal door de door mijn collega Hamer genoemde veramerikanisering van onze arbeidsmarkt. Ik roep de bewindslieden ertoe op daar werk van te maken, want het laatste onderdeel miste ik toch min of meer in de brief over armoede die wij vanochtend van de staatssecretaris ontvingen.
Meedoen is ook van belang voor de nieuwkomers in ons land. Meedoen is hard werken, op de eerste plaats voor de nieuwkomer zelf. De PvdA staat voor een overheid die niet toekijkt maar aanpakt. Wij staan achter een beleid dat eisen stelt en mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk maakt voor hun inburgering. Door daadwerkelijk in te burgeren doen mensen zichzelf immers een groot plezier. Het plezier deel uit te maken van een vaderland. Het plezier een van ons te zijn. Het plezier mee te kunnen doen, gelijkwaardig en met gelijke kansen. Daar hebben wij ook profijt van als individu, in onze wijk, in onze stad, in ons dorp en als samenleving.
De heer Ulenbelt (SP):
Ik heb nog een vraag over armoede. Bewijst de heer Kerstens nu alleen lippendienst aan het bestrijden van de armoede? De SP-fractie heeft een amendement ingediend om volgend jaar de armoede te bestrijden. Dan kunnen wij meteen beginnen. Steunt de heer Kerstens dat? En vindt hij ook dat gemeenten weer categoraal beleid moeten voeren? Moeten wij dat niet weer introduceren zodat niet alleen van geval tot geval wordt gekeken, maar gelijke groepen gelijk worden aangepakt en behandeld?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik vind het een beetje overdreven dat de heer Ulenbelt spreekt over lippendienst als het ernaar uitziet dat wij een door hem ingediend voorstel misschien niet zullen overnemen. Dat valt nog te bezien, want wij zullen alle moties en amendementen die worden ingediend, bekijken. Wij gaan na of zij passen binnen de randvoorwaarden en of zij dichterbij de door ons gewenste doelen komen. Dat geldt ook voor dit voorstel. Ik heb ook een heleboel andere zaken in beeld gebracht. Het kabinet heeft een aantal zaken in beeld gebracht in de brief van de staatssecretaris van vanochtend. Er worden honderden miljoenen uitgetrokken voor armoedebestrijding. Dat zou ik allemaal geen lippendienst willen noemen. Het zijn maatregelen die zullen bijdragen aan het terugdringen van armoede, zeker waar kinderen in het geding zijn. Daar maken wij ons net zo veel zorgen over als wie dan ook in de Kamer.
De heer Ulenbelt (SP):
Ik heb de brief ook gelezen. Die kinderen zijn volgend jaar ook arm. Gaat de PvdA de SP steunen om deze kinderen en andere groepen volgend jaar al te helpen, of moeten we wachten tot 2014 of 2015? Gaan we boter bij de vis doen? De dekking is perfect.
De heer Kerstens (PvdA):
De vraag is duidelijk; het antwoord ook, hoop ik.
De heer Ulenbelt (SP):
Dat zal wel "nee" zijn.
De heer Kerstens (PvdA):
De heer Ulenbelt sprak over de dekking. Deze komt uit middelen die bij Sociale Zaken aanwezig zijn. Vandaag is gesproken over enkele wensen die een aantal of een meerderheid van ons heeft. Ik zou graag met mijn fractie kijken of de dekking deugdelijk is en of wij deze kunnen benutten om zaken nog wat mooier te maken. Ik weet niet of dat op dit punt of op een ander punt zal zijn. Dat moet de heer Ulenbelt mij maar laten bespreken met collega Hamer en de andere 36 collega's van onze fractie.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De dekking kan in ieder geval geen probleem zijn, want vorige week bij de behandeling van de VWS-begroting heeft de PvdA zelf ook deze dekking bij een amendement gebruikt.
Ik heb een vraag over de eis dat je pas na zeven jaar in plaats van na vijf jaar Nederlander kunt worden en stemrecht kunt krijgen bij gemeenteraadsverkiezingen. Ik vraag mij af, of de PvdA het standpunt van de VVD deelt dat je dit pas na zeven jaar verdient. Daar wil ik graag een reactie op. Als dit niet zo is, waarom staat het dan in het regeerakkoord?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik ga eerst nog even in op de eerste opmerking van mevrouw Voortman. Ik heb niet gezegd dat de dekking ondeugdelijk is. Ik heb aangegeven dat er vandaag meerdere wensen voorbij zijn gekomen. Wij willen deze rustig op ons laten inwerken, om te bezien welke wensen te verenigen zijn met welke dekking.
Mevrouw Voortman vroeg om een reactie op de verlenging van de termijn van vijf naar zeven jaar. Toen het ging over de Participatiewet heb ik iets gezegd over het quotum. Dat punt is in de onderhandelingen niet vanuit de VVD, maar vanuit de PvdA gekomen. De heer Azmani heeft net een hele waslijst opgenoemd van zaken waar de VVD ontzettend blij mee is binnen de paragraaf over integratie en immigratie. Ik zat driftig mee te schrijven om te kijken of ik ook zo'n waslijst had. Ik heb wel een aantal heel belangrijke punten, van het kinderpardon tot de opmerking die de minister heeft gemaakt, ook in Nieuwsuur zaterdagavond, over de stages van illegale mbo-studenten. De verlenging van vijf naar zeven jaar komt niet uit onze koker, dus wij zijn er niet ontzettend blij mee.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De PvdA roept al de hele dag dat alleen de financiële kaders in beton gegoten zijn. Dat doet zij ook bij andere begrotingsbehandelingen. Het punt van de verlenging heeft niets te maken met financiële kaders. Kan dit dan volgens de PvdA nog wel veranderen?
De heer Kerstens (PvdA):
Wij hebben niet gezegd dat het hele regeerakkoord niet in beton is gegoten en dat alleen de financiële kaders daarvan doorslaggevend zijn. Wij hebben hier met name gesproken over het overleg in het kader van de sociale agenda. Daarbij komen steeds de woorden van de minister ter tafel dat niet alles in beton gegoten is, behalve dan de financiële kaders. Sommige zaken zijn wat meer in beton gegoten dan andere, ook al is er niet direct een prijskaartje aan te hangen. Mevrouw Voortman zou aan de collega's van de VVD moeten vragen of zij bereid zijn om het even in te leveren, maar ik denk het niet. Ik zie hen ook het hoofd schudden.
De voorzitter:
Volgens mij bent u degene die met hen onderhandelt. U hebt nu ruim dertien minuten gesproken.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik ben bijna klaar.
Burgerschap en participatie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt zijn belangrijke aandachtsgebieden voor integratie. De PvdA vraagt de minister, mede tegen de achtergrond van wat hierover in het regeerakkoord staat, om zijn visie hierop te ontvouwen. Hoe kijkt hij tegen integratie aan? Wat mogen we in dit land van elkaar verwachten?
Ten slotte vraag ik de minister om haast te maken met een passend inburgeringsaanbod voor erkende vluchtelingen. Dat is wat ons betreft namelijk een van de mooie dingen die in het regeerakkoord staan. De PvdA is blij met wat daarover in het regeerakkoord staat en vraagt dus om dit snel handen en voeten te geven.
De heer Van Klaveren (PVV):
Wij horen de woordvoerder van de PvdA net zeggen dat hij graag wil dat immigranten bij Nederland horen. Hoe verhoudt zich dit tot het nieuwe visiestuk van de PvdA, namelijk Keuzes voor de toekomst van Nederland? Daarin staat expliciet dat wij Marokkaanse agenten moeten hebben voor Marokkaanse criminelen en dat wij criminelen moeten aanspreken op hun eergevoel en niet op de wet.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik denk dat niemand van de PvdA bedoeld zal hebben dat de wet voor een aantal mensen niet meer zal gelden. Iedereen die de wet overtreedt, zal op die wet worden aangesproken. Ik ken het visiestuk niet zo goed als de heer Van Klaveren. Ik denk echter dat het geen kwaad kan om, als dit kan helpen om recidive te voorkomen, rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van het geval. De hele strafrechtketen is immers een combinatie van preventie en repressie. Dat wil niet zeggen dat iets wat volgens de wet strafbaar is, ineens niet strafbaar is.
De heer Van Klaveren (PVV):
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag. Hoe verhoudt zich het verhaal van de heer Kerstens, dat hij wil dat immigranten bij Nederland gaan horen, tot het visiestuk dat hij blijkbaar niet kent? Dit is het visiestuk van de PvdA waarin staat dat Marokkaanse criminelen aangepakt zouden moeten worden door Marokkaanse agenten.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik was in de veronderstelling dat ik net vertelde dat die twee visies zich goed tot elkaar verhouden. Ik had het misschien wat korter door de bocht moeten zeggen. In het visiestuk wordt er namelijk niet gesuggereerd dat de Nederlandse wet niet meer zou gelden voor iemand uit een ander land.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik kom nog even terug op de grotere lijn, namelijk de inkomenspolitiek. De heer Kerstens kan wel doen alsof er honderden miljoenen worden uitgetrokken voor armoedebestrijding, maar hij vergeet dat er 5 miljard wordt bezuinigd op de sociale zekerheid. De heer Kerstens zei net dat hij denkt dat mensen in de sociale werkvoorziening gemakkelijk 30% loon willen leveren, of in ieder geval zei zijn voorman dat. Is de heer Kerstens het met mij eens dat wij ook een keer iets moeten vragen van de allerrijksten, de miljonairs in dit land? Wij hebben zojuist een notitie ontvangen van het CPB. Daarin wordt de verarmingspolitiek van dit kabinet bevestigd. De mensen met middeninkomens moeten fors inleveren, de armen waren al arm en de allerrijksten met een inkomen boven de € 125.000 voelen helemaal niks. Dus 1% miljonairstaks?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik ga even in op het CPB-rapport waarover mevrouw Karabulut het heeft. Volgens mij stond daar ook in dat er een plusje te noteren is voor de mensen aan de onderkant, de mensen die met een inkomen tot € 20.000 op of net boven het minimumloon zitten. Als je een klein exposé geeft over wat het CPB heeft geschreven, mag je dat niet vergeten. Dat is in dit regeerakkoord immers zo belangrijk voor de Partij van de Arbeid en ik hoop ook voor de SP. Er is geen miljonairstaks afgesproken in het regeerakkoord. Ik zie die ook niet een-twee-drie komen. Het gaat echt over honderden miljoenen euro's: 80 miljoen in 2014 en 100 miljoen structureel per jaar vanaf 2015. Dan heb je volgens mij na drie jaar al honderden miljoenen euro's. Je mag die honderden miljoenen euro's echter niet zo maar afzetten tegen de 5 miljard euro bezuinigingen op de sociale zekerheid, want niet elke euro van die 5 miljard zal iemand direct in de armoede storten.
Mevrouw Karabulut (SP):
Wat een boekhoudersmentaliteit! Ik word hier diep- en dieptreurig van. De heer Kerstens is namelijk niet dapper genoeg om toe te geven dat de complete sociale zekerheid wordt gesloopt door de Partij van de Arbeid, omdat die de VVD-politiek aan het uitvoeren is. Er wordt een verarmingspolitiek gevoerd van hier tot Tokio. De mensen met middeninkomens moeten fors inleveren. De mensen met de hoogste inkomens voelen niks. Ik stel voor om 1% – 1%! – van de allerrijksten te vragen. Daarmee kunnen wij voorkomen dat de sociale zekerheid gesloopt wordt. De heer Kerstens geeft echter niet thuis. Dit is het voorbeeld van de politiek waar de Partij van de Arbeid op dit moment voor staat.
De voorzitter:
Ik heb geen vraag gehoord.
De heer Kerstens (PvdA):
Nee, ik deed ook mijn best om er een vraag uit te destilleren. Ik heb echter wel iets gehoord waarover ik iets wil zeggen. Dat heeft niets te maken met dapper zijn of niet maar met een beetje bij de feiten blijven. Mevrouw Karabulut kan het "boekhoudersmentaliteit" noemen, maar ik blijf niet alleen graag bij de feiten, ik doe dat ook op basis van argumenten. Soms zijn die nu eenmaal te vinden in de cijfertjes. Overigens wordt de sociale zekerheid natuurlijk helemaal niet gesloopt.
De heer Heerma (CDA):
Dat komt goed uit, want ik wil het ook graag over de feiten hebben. De heer Kerstens haalt het kleine plusje aan de onderkant bij de marginale druk eruit. Is hij niet ook enorm geschrokken van het feit dat werken al vanaf een inkomen van € 20.000 niet gaat lonen en dat de marginale druk rond een modaal inkomen zo enorm omhoogschiet?
De heer Kerstens (PvdA):
Het is niet terecht om te zeggen dat werken niet gaat lonen. Het gaat wellicht wat minder lonen dan wij hadden gehoopt, maar het is niet zo dat deze cijfers aantonen dat er nu ineens sprake is van een koopkrachtdaling waar bij verschillende groepen in recente cijfers nog sprake was van een koopkrachtstijging. De marginale druk stijgt. Dat is vervelend maar een direct gevolg van de afspraken waar onder andere de partij van de heer Heerma bijna op heeft aangedrongen, toen de oorspronkelijke afspraken in het regeerakkoord rondom de inkomensafhankelijke zorg niet overeind konden blijven. Toen moest er gezocht worden naar een alternatief. Dat alternatief is onder andere gevonden in een aantal maatregelen die het effect hebben dat het CPB vandaag ten tonele voert. Overigens gebruikt het CPB dit daarvoor ook als argumentatie.
De heer Heerma (CDA):
Volgens mij wordt in het rapport van het CPB aangegeven dat de effecten op de marginale druk juist bij de hogere middeninkomens en nog hogere middeninkomens zitten. De marginale druk rondom € 30.000 wijkt niet wezenlijk af van regeerakkoord 1.0 en regeerakkoord 2.0. Vindt de Partij van de Arbeid het acceptabel dat de marginale druk juist bij inkomens van € 20.000 en € 30.000 toeneemt tot tussen 50% en 60%?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik zeg nog een keer dat het toenemen van de marginale druk niet per se betekent dat alle koopkrachtplaatjes ineens de andere kant uitschieten, want dat is niet zo. Ik legde de nadruk op iets wat erg belangrijk is voor ons, namelijk de plus aan de onderkant. De heer Heerma kan dat een "klein plusje" noemen, maar voor de mensen die vanuit een uitkeringssituatie in een werkende situatie komen, is het een ontzettend grote plus.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb beide collega's van de Partij van de Arbeid niet over pensioenen gehoord. Ik maak dus toch van de gelegenheid gebruik om een in ieder geval voor mijn fractie belangrijk onderwerp aan te snijden. Sommigen suggereren om in het overleg over de "sociale agenda", zoals ik die schijn te moeten noemen, ook maar even wat afspraken te maken om pensioenfondsen lucht te geven en om de rekenrente te verhogen. Is de heer Kerstens het met mij eens dat debatten over rekenrentes door mensen met verstand van zaken in de techniek, zoals de werkgroep over de UFR, moeten worden vormgegeven en niet onderdeel mogen zijn van koehandel in de polder?
De heer Kerstens (PvdA):
In die vraag zitten twee kwalificaties die ik verre van mij werp als voormalig voorzitter van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid. Dat is de kwalificatie dat er in de polder geen mensen zouden rondlopen met verstand van zaken en de opmerking dat er altijd sprake is van koehandel. Die zijn allebei een beetje bezijden de waarheid, in ieder geval als de heer Van Weyenberg ze zo algemeen stelt. Ik grijp nog maar een keer terug op het kader. In dat kader wordt expliciet gesproken over de WW en het ontslagrecht. Dat sluit niet uit dat er over andere onderwerpen wordt gesproken. Bij dat sociaal overleg zitten niet alleen sociale partners, voor wie de heer Van Weyenberg blijkbaar zo bevreesd is, maar ook de minister en de staatssecretaris. Zij hebben een hele batterijen aan mensen die niet aan koehandel doen en hartstikke deskundig zijn. Dat weet de heer Van Weyenberg net zo goed als ik.
De heer Van Weyenberg (D66):
Oei, dat was blijkbaar een open zenuw! Sorry, zeg ik tegen de heer Kerstens. De heer Kerstens zegt dat hij het niet uitsluit. Ik constateer dat het wat hem betreft dus wel op tafel kan komen. Dat baart mij zorgen, niet omdat ik twijfel aan de deskundigheid van pensioenfondsbestuurders, maar omdat wij in dit huis in september hebben afgesproken dat wij dit soort debatten moeten laten voeren door een onafhankelijke commissie van niet-belanghebbenden. Ik wil niets afdoen aan de kennis van de pensioenfondsbestuurders, maar de heer Kerstens is het toch wel met mij eens dat zij belanghebbend zijn?
De heer Kerstens (PvdA):
Het is maar net hoe je het woord "belanghebbend" interpreteert. De echte belanghebbenden zijn de deelnemers aan de pensioenregelingen en de gepensioneerden, de ontvangers van pensioenen. Ik heb sociale partners er in ieder geval nog nooit op kunnen betrappen dat zij die belangen verkwanselen dan wel verkwanseld hebben. Als in de Kamer al is afgesproken dat ook andere deskundigen ernaar zullen moeten kijken, zal dat vast wel gebeuren. Dat ik iets niet uitsluit, wil niet zeggen dat het gelijk gebeurt. Als dat zo was, zou ik aan de lopende band alles uitsluiten wat ik graag wilde hebben.
De heer Omtzigt (CDA):
Samen met de heer Van Weyenberg en de gepensioneerden heb ik twee uur lang vol verwachting ...
De voorzitter:
U ging een vraag stellen.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb gewacht op de mening van de PvdA over het pensioenstelsel. Daarom stel ik er maar zelf twee vragen over.
De voorzitter:
Eén vraag. Dat hebben wij afgesproken toen u er niet bij was: een vraag en een vervolgvraag.
De heer Omtzigt (CDA):
Al die sociale partners hebben zo in het belang gehandeld, maar nu blijkt dat 1 miljard euro uit de fondsen is gehaald door de bedrijven en niet is teruggestort. Hebben de deelnemers volgens de PvdA het recht om te weten of hun pensioengeld is gebruikt voor pensioen of terugstortingen en hoe kunnen zij te weten komen of hun pensioenfonds daaraan meegedaan heeft?
De heer Kerstens (PvdA):
Ik denk dat de heer Omtzigt met zijn vraag refereert aan het antwoord dat hij van de staatssecretaris heeft gekregen dat zij er niet verder induikt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ja.
De heer Kerstens (PvdA):
Daar treed ik niet in. Ik denk overigens dat belanghebbenden best wel de weg kunnen vinden naar hun fondsen en als zij dat echt nodig vinden naar de rechter om dat boven tafel te krijgen. Overigens denk ik dat het niet zo eenvoudig is om te zeggen dat die 1 miljard anders in de pensioenen zou zijn terechtgekomen. Het is natuurlijk voor een deel ook in salarissen terechtgekomen, gepaard gaande met lagere premies en dergelijke. Ik heb er geen behoefte aan om dwars door de brief van de staatssecretaris heen te fietsen.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat antwoord bevreemdt mij ten zeerste. Het gaat niet om premieverlaging, maar om terugstortingen. Dat geld is niet naar de werknemers en niet naar de gepensioneerden gegaan, maar naar de bedrijven. Hebben deelnemers het recht om publiekelijk te weten te komen of dat bij hun fonds is gebeurd? Zo ja, moeten zij daarvoor naar de rechter of vindt de heer Kerstens dat de pensioenfondsen dat zelf bekend moeten maken?
De heer Kerstens (PvdA):
De weg naar de rechter staat altijd voor iedereen open, dus ook voor deze groep, die in andere gevallen rondom pensioenen wel vaker denkt de weg naar de rechter te moeten inslaan. Ik heb aangegeven dat belanghebbenden zich kunnen wenden tot hun pensioenfonds. Ik kan niet treden in de vraag hoe die pensioenfondsen dan daarop reageren. Overigens heb ik begrepen dat er binnenkort verder wordt gesproken over het thema pensioenen, waarbij deze discussie wat uitgebreider aan de orde zal komen.
De voorzitter:
Mijnheer Klein, laten wij nu niet naar aanleiding van de interrupties vragen aan elkaar gaan stellen. Ik zal het u nu toestaan, maar u bent de laatste die ik het woord geef in deze ronde.
De heer Klein (50PLUS):
De vraag aan de heer Kerstens is heel simpel. Kan hij in het verhaal over het naar de rechter gaan een uitzondering maken voor de deelnemers aan het ABP, dus degenen die hun pensioenen zouden krijgen vanuit de overheid? Wij hebben als overheid en werkgever destijds ook een deel van het geld eruit gehaald.
De heer Kerstens (PvdA):
Ik kan niet namens de hele overheid spreken. Overigens kent het ABP een pensioenfondsbestuur, waartoe men zich in eerste instantie zou moeten richten. Dat geldt volgens mij altijd als er vragen zijn omtrent pensioenen. Het pensioenfondsbestuur is namelijk juridisch degene die het fonds vertegenwoordigt.
De heer Klein (50PLUS):
Ik refereer aan datgene wat op een gegeven moment voor de werknemers en voor de werkgevers geldt. De rijksoverheid als werkgever draagt zorg voor de premieafdracht naar het pensioenfonds, het ABP. Dan is het logisch dat het kan terugkomen en dat ook de rijksoverheid het pensioenfondsbestuur kan aanspreken. Deelt de heer Kerstens die mening?
De heer Kerstens (PvdA):
Nee, ik deel die mening niet, al was het maar omdat het ABP heel veel sectoren onder zich heeft, waarvan de rijksoverheid er een is. Je kunt dat, om het maar plat te zeggen, de rest van de populatie niet aandoen, als een van de werkgevers er allerlei besluiten over gaat nemen. Ik blijf herhalen dat volgens mij de weg naar het ABP-bestuur de meest voor de hand liggende is.
De heer Heerma (CDA):
Voorzitter. Wij zitten middenin een crisis, een crisis van schulden en een tekort aan banen. Dus moeten wij schulden afbouwen en banen creëren. De opdracht lijkt simpel, maar is het niet. Het kabinet staat voor een enorme opgave. Ook de vorige kabinetten hebben al veel gedaan om de uitdagingen van deze enorme crisis het hoofd te bieden, maar wij zijn er nog niet. De uitdaging blijft groot, niet in de laatste plaats op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De PvdA en de VVD hebben dit najaar een akkoord gesloten waarmee zij deze uitdaging het hoofd willen bieden. Vanuit onze oppositierol hebben wij medeverantwoordelijkheid voor de toekomst van ons land. Immers, die verantwoordelijkheid is iets wat ons alle 150 in dit huis bindt. Daarom kan het kabinet rekenen op de steun van de CDA-fractie wanneer maatregelen worden genomen die ons land goed door deze economische storm heen loodsen, ook wanneer het moeilijke maatregelen betreft. Wanneer plannen echter geen bijdrage leveren aan het oplossen van de crisis, haaks staan op onze visie op de maatschappij of indruisen tegen onze christendemocratische uitgangspunten, dan zullen wij ook stevig oppositie voeren. Waar mogelijk om plannen aangepast en verbeterd te krijgen. En anders om te laten horen dat er ook alternatieven zijn. Ook dat hoort bij ons werk in dit huis.
Het past het kabinet daarbij niet om bij fundamentele kritiek op gemaakte keuzes alleen te verwijzen naar de noodzaak om te bezuinigen en de suggestie te wekken dat partijen die het niet eens zijn met die keuzes, minder op zouden hebben met solide overheidsfinanciën. Tijdens deze begrotingsbehandeling zal ik namens mijn partij de bewindslieden dan ook kritisch volgen op hun argumentatie. Laten wij daarbij met elkaar afspreken dat wij bij de verdediging van gemaakte keuzes niet blijven hangen in een argumentatie als "het is nou eenmaal crisis en wij moeten moeilijke maatregelen nemen". Ik hoorde de minister vorige week bij RTL rondom de bezuiniging op de kinderopvang ongeveer zoiets zeggen. Ik hoop dat de minister bij de verdediging van gemaakte keuzes hier wat verder komt en anders een welwillende opstelling laat zien bij aangedragen alternatieven. Ik denk dat dat recht doet aan de nadrukkelijk uitgestoken hand, aan de toon die ook gisteren door Diederik Samsom is gezet tijdens zijn lezing.
Ik keer terug naar de opdracht voor het kabinet: de schuldenberg wegwerken en werkgelegenheid creëren. Bij de plannen van het kabinet in het regeerakkoord bekruipt mij wel eens het gevoel dat met name aan het eerste gedacht is en dat het scheppen van banen hier en daar een beetje vergeten is. Er wordt wel een nivelleringsfeest gevierd, maar soms wordt er vergeten dat er ook een rekening voor dat feestje betaald moet worden. Werk, werk, werk. Dat was het motto van Kok ten tijde van de eerste paarse kabinetten. Dat geluid lijkt bij dit regeerakkoord enigszins verstomd. Mark Rutte deed een aantal weken geleden tijdens de VVD-partijraad nog wel een poging door het regeerakkoord één groot werkgelegenheidsplan te noemen. Op basis van de cijfers vind ik dat niet heel geloofwaardig.
Afgelopen vrijdag suggereerde de voorzitter van de Jonge Socialisten bij BNR dat er nog niet voldoende genivelleerd was. Dat ging gepaard met de suggestie dat, als je niet voor verdere nivellering zou zijn, je er niet voor zou zijn dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Dat vind ik enigszins onzinnig. Nederland kent al een van de meest gelijkmatige inkomensgebouwen van heel Europa. De voorliggende nivelleringsplannen zijn naar de mening van mijn partij niet veel meer dan een symbolische herverdeling van het inkomensgebouw met negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid erbij. Dat blijkt ook uit de doorrekeningen. En dat terwijl het kabinet zo benadrukt dat werken moet lonen. In de praktijk lijkt toch vooral te gelden dat werk boven een uitkering gaat. Het gat tussen een uitkering en werken wordt vergroot, zoals de woordvoerder van de PVV zojuist heeft benadrukt.
Het loont dus meer om te gaan werken, maar door een stapeling van bezuinigingen en het afbouwen van regelingen worden juist mensen met een modaal inkomen het meest geraakt. Dat lijkt mij op gespannen voet staan met het principe dat werk moet lonen. Rond een modaal inkomen stijgt het marginale tarief slechts tussen de 50% en 60%. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Je moet dan ook niet raar opkijken als de doorrekening van deze kabinetsplannen niet zo goed scoort op het terrein van de werkgelegenheid.
In het vorig jaar verschenen rapport "Minder voor het midden" werd door het Sociaal en Cultureel Planbureau al uiteengezet hoe weinig de middeninkomens relatief te verwachten hebben van wat de overheid te bieden heeft. Zowel de lage als de hoge inkomens krijgen meer terug van de overheid. De werkende middenklasse krijgt wel de lasten maar niet de lusten. De plannen van dit kabinet vergroten mijns inziens dit probleem en ook dat kun je terugzien in de marginaledrukcijfers zoals we die gisteren van het CPB kregen. Daarmee dreigt dat de middeninkomens niet alleen de melkkoe maar ook het haasje worden.
In een recent overleg zegde de minister toe dat de plannen niet in beton zijn gegoten en dat wanneer een stapeling van lasten voor huishoudens met een modaal inkomen buiten proportie zou uitpakken, er wat zou kunnen gebeuren. Graag zou ik daarom van hem willen horen in dit debat hoe hij aankijkt tegen de stapeling voor middeninkomens en de hoge marginale druk voor huishoudens met een middeninkomen. Is hij bereid om de huishoudens met een middeninkomen iets tegemoet te komen en te komen met wijzigingsvoorstellen?
Daar wil ik nog wel een suggestie bij meegeven. Gezinnen met kinderen hebben het lastig, zo blijkt ook weer uit de recente rapporten van het Nibud over spaarzaamheid en uit de Armoedemonitor. De huidige crisis brengt de discussie over de piekbelasting in het spitsuur van het leven weer op de voorgrond. Jonge gezinnen hebben te maken met een zorgpiek en een inkomensdal. Hiervoor moeten we oog hebben en de overheid moet er zijn voor gezinnen. Immers, onze gezinnen hebben de toekomst en die wordt daar op dit moment eigenlijk gemaakt.
In 1995 sprak mijn vader vanachter dit spreekgestoelte de volgende woorden uit: het gezin is de bakermat voor goed burgerschap. Destijds werd dit met schamper gelach ontvangen vanuit vak-K. Gelukkig is er inmiddels heel veel veranderd. Het besef dat gezinnen de spreekwoordelijke backbone van onze samenleving zijn, wordt slechts door weinigen ter discussie gesteld. Ook van deze bewindspersonen verwacht ik mooie woorden over het belang van het gezin voor onze maatschappij en voor onze gezamenlijke toekomst. Ik ben wel benieuwd naar de visie van de bewindspersonen op het belang van het gezin. Daar zou ik graag een reflectie over ontvangen, waarbij ik dan ook aandacht wil hebben voor de gemaakte keuzes om flink te snijden in de kindregelingen. Immers, die maken het voor gezinnen moeilijker om rond te komen. Kortom, als het gaat om gezinnen, hoop ik niet dat het alleen bij mooie woorden blijft.
Dat brengt mij bij de kinderopvang. Over de bezuiniging op de kinderopvang voor 2013 was rondom het Kunduzakkoord eigenlijk niemand tevreden, mede omdat er de afgelopen jaren al veel is bezuinigd op de kinderopvang en de betaalbaarheid onder druk staat, juist voor gezinnen met een middeninkomen of een wat hoger middeninkomen. Daarom draaien de verschillende partijen in hun verkiezingsprogramma deze bezuiniging gelijk weer terug. Dat deden wij als CDA ook. Waarom? Kinderopvang is een belangrijk middel om arbeidsparticipatie te stimuleren. Als kinderopvang onbetaalbaar wordt, gaan gezinnen vanzelf rekensommetjes maken. De minst verdienende ouder gaat mogelijk minder werken of niet werken. Dat is een risico dat we volgens mij met zijn allen hier niet willen lopen. Bij de financiële beschouwingen heeft het CDA samen met de collega's van D66, GroenLinks, de ChristenUnie en de SP een amendement ingediend waarin 90 miljoen wordt uitgetrokken om de bezuiniging op de kinderopvang voor 2013 voor een groot deel terug te draaien. Dit voorkomt verdere leegstroom in de kinderopvang die nu al waar te nemen is, zoals ook blijkt uit het schrijven van de minister deze week. Ook de PvdA en de VVD spraken in de campagne warme woorden over het belang van goede en betaalbare kinderopvang en wekten, al dan niet in debatten, maar wat betreft de VVD zelfs in de keuze die ze maakte in haar verkiezingsprogramma, de indruk deze bezuiniging terug te willen draaien. Het is er nog niet van gekomen, helaas, maar op basis van de toezeggingen en de suggesties die zijn gewekt in het debat hoop ik dat we nu wel zaken met elkaar kunnen doen. Ik ben ook zeer benieuwd naar de reactie van de minister op de gegevens die in dit debat naar voren zijn gekomen.
Dat brengt mij op de arbeidsmarkt. De CDA-fractie was niet ontevreden over de arbeidsmarktparagraaf in het regeerakkoord; vast wordt minder vast en flex wordt minder flex. De toenemende tweedeling op de arbeidsmarkt wordt aangepakt, althans dat is het voornemen. Hoewel de vormgeving van de plannen niet de onze was, is de richting wel dezelfde als waarvoor wij kozen. Mijn vraag is hoe het staat in de polder. Wij kregen hierover gisteren een heel korte brief van de minister. Afgelopen jaar pleitte de CDA-fractie al voor een nieuw Akkoord van Wassenaar. Kunnen wij een dergelijk akkoord verwachten of wordt het negatief uitruilen, waarbij 250 miljoen uit het regeerakkoord 2.0 alleen wordt gebruikt om de duur van de WW wat op te plussen, en gebeurt er verder niets? Suggesties over het uitruilen van plannen op het gebied van ontslagrecht en WW en het niet invoeren van het quotum arbeidsgehandicapten bij grote werkgevers stemmen niet bij voorbaat optimistisch. Ik heb een hoge pet op van deze minister, dat wil ik hier ook gezegd hebben. Mogen wij van hem verwachten dat hij echt tot een breed sociaal akkoord gaat komen, dat eraan bijdraagt om Nederland sterker uit deze crisis te laten komen? Graag een reactie.
In het kader van het sociaal overleg vraag ik het oordeel van de minister over een in te stellen taskforce ouderenwerkloosheid, waarover eerder is gesproken in de Kamer. De minister heeft gevraagd om die motie aan te houden. Hetzelfde geldt voor de motie van de heer Van Weyenberg over de jeugdwerkloosheid die ik mede heb ondertekend. Ik hoor graag een reactie van de minister op beide moties, met de stand van zaken. Een uitgestoken hand naar de polder, dat is een goede zaak. Is de financiële ruimte die wordt geboden, de 250 miljoen die vrijkwam bij de heronderhandeling van het regeerakkoord of is er in potentie meer ruimte?
Als we het toch over een uitgestoken hand hebben, hoe staat het met de uitvoering van de motie-Heerma over het vorstverlet binnen de calamiteitenregeling? De beantwoording van de vragen door de minister in de richting van de Eerste Kamer kwam nog wat koeltjes over. Was dat omdat we het over vorstverlet hebben? Dan hoop ik dat de minister vandaag een warmere toon heeft gekozen in het debat in de Eerste Kamer en dat hij dat ook hier zal doen.
Een ander punt op het terrein van de sociale partners vormen de arbeidsomstandigheden bij de discounts in de supermarktsector. Onlangs vroeg ik de minister hiernaar in een debat. De minister gaf toen aan hier later op terug te zullen komen. Is hierover al iets te melden? Op basis van een artikel dat ik vanochtend in de krant las, begrijp ik dat dit het geval is.
Dan de Participatiewet. Het is een flinke uitdaging voor gemeenten om deze wet goed uit te voeren, mede in verband met de andere decentralisaties en het schrappen van budgetten daarbinnen. Mijn collega van de Partij van de Arbeid stelde hierover enkele vragen waar ik mij graag bij aansluit. Ik voeg er een vraag aan toe, namelijk of binnen het overeind houden van het beschut werk ook gekeken wordt naar de positie van bijvoorbeeld Proson, dat bijzondere dingen doet voor mensen met een visuele handicap. Volgens mij is dit de staatssecretaris bekend, want zij is daar onlangs geweest.
Ook heb ik vragen over de wenselijkheid en uitvoerbaarheid van het voorgestelde quotum. Er stond onlangs een artikel in Binnenlands Bestuur, waaruit blijkt dat gemeenten in het landelijk gebied meer last krijgen van de maatregelen in het kader van de uitwerking van de Participatiewet dan die in de Randstad, en dat zij er bekaaid van afkomen. Ik hoor graag een reactie van het kabinet of dit het geval is en wat het voornemens is eraan te doen.
In het verlengde hiervan twee korte opmerkingen. De eerste betreft het jobcoachprotocol om Wajongers aan het werk te helpen en de manier waarop het UWV daarmee omgaat. Ik stelde hierover daarnet ook een vraag aan de heer Kerstens. Ziet de staatssecretaris ook dat door de rigide toepassing van het job-coachprotocol door het UWV het risico ontstaat van draaideurconstructies? Is de staatssecretaris bereid om te bekijken hoe dit kan worden voorkomen?
Ik heb onlangs een vraag gesteld aan de minister over het terugvorderen van WIW-budgetten bij een gemeente zoals Gouda. Ik ben benieuwd of hij hierover al iets meer kan vertellen.
Ik ga nu in op het armoededebat. In het debat dat is uitgesteld vanwege de val van de staatssecretaris met haar fiets, had ik iets willen vragen over de uitvoering van het rapport Paritas Passé. Ik ben blij dat de staatssecretaris nu gezond en wel aanwezig is. Daarom stel ik de vraag nu. Er is deze week een brief geschreven, maar ik vraag de staatssecretaris of het kabinet de aanbevelingen van het rapport niet gewoon allemaal wil uitvoeren en of zij daarop in dit debat een reactie kan geven. Het recente rapport van het Nibud schetst geen positief beeld van de spaarzaamheid in Nederland, want daaruit blijkt dat vier op de tien huishoudens niet meer sparen, ook indien zij daartoe wel de middelen hebben. Ik krijg daarop graag een reactie van de staatssecretaris. Wat het CDA betreft, zou de spaarzaamheid al bij jongeren gestimuleerd moeten worden. Ik ben benieuwd hoe het kabinet aankijkt tegen het door oud-Kamerlid Sterk samen met de ChristenUnie ingediende initiatiefwetsvoorstel om het Zilvervlootsparen opnieuw te introduceren.
Het kabinet trekt 100 miljoen extra uit voor de bijzondere bijstand, gericht op armoedeproblemen die via de bijzondere bijstand weggewerkt kunnen worden via de gemeenten. In deze crisistijd lijkt me dat prima. Hoe denkt het kabinet gemeenten ertoe te brengen om het geld daadwerkelijk hiervoor te laten gebruiken? Ik geef daarvoor een concrete suggestie. In een aantal Nederlandse gemeenten zijn initiatieven voor ruilwinkels opgezet. Ik was onlangs in Alphen aan den Rijn, waar zo'n project loopt. Daarvoor worden starterssubsidies en dergelijke aangewend, maar dat is geen structurele financiering. Hoe kijkt het kabinet aan tegen de suggestie om dit soort positieve initiatieven, die juist mensen aan de onderkant de kans geven om in hun levensonderhoud te voorzien, te financieren met dat extra geld in de bijzondere bijstand? Daarop krijg ik graag een reactie, zeker omdat met alle maatregelen die op de gemeenten afkomen, de financiering van gemeenten onder druk staat.
Tot slot ga ik nog kort in op arbeidsmigratie en integratie. Als commissie hebben we onlangs besloten om een apart AO over integratie te houden. Omwille van mijn spreektijd, die nu bijna op is, zal ik in dat AO dieper ingaan op de integratie. Wel wil ik opmerken dat je met de open grenzen en de toestroom vanuit Midden- en Oost-Europa in een aantal grote steden de problemen al ziet ontstaan. Er loert een nieuw integratiedrama. Ik ben benieuwd welk beeld het kabinet daarvan heeft. Ik heb een concrete vraag over de taaleisen in de WWB, die in het regeerakkoord staan. Die tekst doet vermoeden dat je, als je de Nederlandse taal niet spreekt, sowieso niet in aanmerking komt voor een uitkering. Moeten wij de tekst letterlijk zo lezen of geldt dit voor mensen die niet meewerken aan het leren van de Nederlandse taal?
De heer Van Vliet (PVV):
Ik heb een korte vraag aan mijn gewaardeerde collega Heerma over de bonte regenboogcoalitie op het punt van de bezuinigingen op de kinderopvang. In ons verkiezingsprogramma staat dat wij tegen verdere bezuinigingen op de kinderopvang zijn, maar ik heb vooraf helaas niets van de regenboogcoalitie mogen vernemen. Dat vind ik toch zeer spijtig. Bij de volgende verkiezingen halen we 45 zetels en dan is dit toch jammer.
De heer Heerma (CDA):
Het doet mij natuurlijk sowieso verdriet dat u zich zo gepasseerd voelt, maar deze bonte regenboogcoalitie ontstond bij de algemene financiële beschouwingen. Ik neem aan dat uw partij aan dat debat heeft meegedaan en dat daarbij de visie van de PVV is weergegeven. Ik weet niet of u dat zelf hebt gedaan, maar daar is toen uitgebreid over gesproken.
De heer Van Vliet (PVV):
Dat heb ik inderdaad gedaan, in een mooie paarse outfit. Op zich is het amendement sympathiek. Als u nog eens zo'n mooi idee hebt, hoop ik dat u ook mijn deur vindt.
De heer Heerma (CDA):
Ik vind het jammer dat u uw mooie paarse outfit nu niet aan hebt. Ik ben blij dat u het amendement sympathiek vindt. Ik zal dit als aansporing gebruiken om in de komende periode ook met u zaken te doen.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Ik heb twee punten: de AOW en de pensioenen. Het regeerakkoord voorziet in een versnelde verhoging en tevens in een overgangsregeling voor mensen met een laag inkomen, die een maand of twee maanden tussen wal en schip vallen. Per 1 januari komt de eerste groep in die overgangsregeling, maar deze wordt misschien met terugwerkende kracht ingevoerd. Wij hebben in de Kamer heel slechte ervaringen met regelingen met terugwerkende kracht. Is de regering bereid om, nog voor haar antwoord, uiteen te zetten op welke wijze die overgangsregeling kan worden ingevoerd en wie daarop aanspraak kunnen maken? Het gaat namelijk om een groep die dat geld gewoon nodig heeft. Wat betekent dat voor de huidige voorschotregeling, die wel al in de wet staat? Wordt die met terugwerkende kracht afgeschaft, moet er versneld worden afgelost? Graag duidelijkheid hierover, want veel mensen schrijven ons in hun mails dat ze daar onrustig van slapen.
Jammer dat het pensioendebat is uitgesteld, maar dat was om zeer begrijpelijke redenen. Er gebeurt veel. Eerst kregen we een brief over het miljard dat uit het fonds is gehaald, maar er niet in is teruggegaan. Pensioensgerechtigden hebben toch het recht om te weten of hun verplicht afgedragen pensioenpremie in het verleden is gebruikt voor pensioenen, of om de winsten en bonussen van de werkgever te verhogen? Zo ja, hoe kan een deelnemer, wiens pensioen nu misschien wel wordt gekort, dit te weten komen, op een laagdrempelige manier? De hele nieuwe wet en het toezicht zijn een jaar uitgesteld. Waarom een heel jaar? Kan de regering aangeven wat er met de pilots gebeurt? Een aantal pensioenfondsen mocht proefdraaien met een nieuw contract, maar onder welk wettelijk kader gebeurt dat? Kan er tijdig een ftk worden gepubliceerd dat rekening houdt met het reële kader en waarbij enige mate van inspraak en discussie mogelijk is? Rond de zomer lijkt ons rijkelijk laat.
Vorige week zou er een brief liggen over de pensioenplannen van het kabinet. Deze ligt er nu niet. Kan hij er alsnog voor donderdag zijn, graag inclusief een update over de Nederlandse lobby in Brussel, die ervoor moet zorgen dat de twee plannen die we niet willen, niet doorgaan? Hoe hangt de vlag erbij? Wij zitten in dezen op één lijn met de regering.
Tot slot, de doorrekening van de kabinetsplannen van de pensioenen, met de grootste bezuinigingen in het hele regeerakkoord. Heeft de regering meer ideeën, of zullen we de motie naar aanleiding van de doorrekening van de Volkskrant van het afgelopen weekend, gewoon in stemming brengen?
De heer Ulenbelt (SP):
De heer Omtzigt is bezig met zoeken naar miljarden uit het verleden. Ik ben zijn bondgenoot in die speurtocht. Als daar zo veel geld is blijven zitten of naartoe is gegaan, vindt hij dat dan geen heel goede reden om de pensioenen volgend jaar niet te korten?
De heer Omtzigt (CDA):
Dat hangt geheel van het pensioenfonds af. Er zullen fondsen zijn waarop wordt gekort, maar waar nooit een euro uit het fonds is gehaald. Dan wordt er gekort ter bescherming van de volgende generaties. Zo eerlijk zijn wij. Wij gaan niet aan de rekenrente draaien, maar dan wordt er helaas gekort. Waar geld uit de fondsen is gehaald, kan volgens mij inderdaad een andere discussie ontstaan tussen de sociale partners. Wij vonden het dan ook zeer verontrustend dat de financiële administratie, die met betrekking tot de voorwaarden waaronder het geld uit de fondsen was gehaald, bij een aantal fondsen niet op orde was. Juist daarom vragen wij de fondsen om ervoor te zorgen dat dit in de toekomst wél het geval is.
De heer Ulenbelt (SP):
Neem het ABP; daar weten we dit precies van, van jaar tot jaar tot jaar. Ik heb dat toen gevraagd en heb daar keurig antwoord op gekregen. Er is flink veel bij de overheid blijven zitten: 30 miljard. Volgens de opvatting van het CDA zou het ABP-pensioen het komende jaar dus niet hoeven te worden gekort?
De heer Omtzigt (CDA):
Bij het ABP is er niets uit het fonds gehaald, maar zijn de premies jarenlang kunstmatig zeer laag gehouden. Dat is iets anders, in die zin dat bij een lage pensioenpremie zowel werkgevers als werknemers profiteren. Bij een terugstorting wordt weer op een andere manier geprofiteerd. Als wij historisch onderzoek gaan doen, laten we niet het ABP buiten schot, of enig ander pensioenfonds.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Een vraag voor de volledigheid. De heer Omtzigt heeft het over de informatie die hij boven tafel wil krijgen en over de mogelijke verrekening van terugstortingen. Vindt hij dat de informatie over de premievakanties en dergelijke die de inleggers zelf hebben gehad, ook boven tafel moeten komen? Hoe zou hij met die informatie willen omgaan?
De heer Omtzigt (CDA):
Ik vind het prima als die informatie erbij komt, ook met de premiehoogte. Het probleem met de premiehoogte is alleen dat we in het verleden een verschillend toezichtkader hadden, dus verschillende manieren om de premie te berekenen. Terugstortingen kun je veel gemakkelijker kwantificeren. Indien het mogelijk is om vast te stellen hoeveel minder premie in het verleden is betaald, vind ik het prima als dat boven tafel komt. Ik probeerde me juist te beperken omdat ik wist dat dit al een moeilijke informatie-uitvraag is. Ik zou het er voorlopig dus bij willen houden om dat eerst boven tafel te krijgen, want anders doen we wel heel veel, tenzij ik de VVD als bondgenoot krijg om alles boven tafel te krijgen. Dat zou heel mooi zijn.
Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):
Ik vraag de heer Omtzigt of hij het met ons eens is dat het niet zo gek veel zin heeft om dit te doen als we niet het totaalplaatje in beeld krijgen. Dan pak je er één deel uit, wat feitelijk geen eerlijk beeld geeft.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik gaf net aan dat er een cruciaal verschil is met premieholidays, waarvan feitelijk zowel de werknemers als de werkgevers op dat moment profijt hadden. Als je daar met terugwerkende kracht iets aan wilt doen, moet je ook eerlijk zijn tegen de gepensioneerden door te zeggen dat zij in het verleden te weinig premie hebben betaald en dat ze nu dus moeten bijstorten als ze willen dat het wordt opgelost. Zo eerlijk moeten we dan ook met zijn allen zijn. We kunnen dat niet aan de jongeren vragen. Dat ligt anders bij terugstortingen, want die zijn maar één kant opgegaan. Daarom, alsmede vanwege de uitvoerbaarheid, heb ik mij beperkt tot de terugstortingen. Mocht het allemaal mogelijk zijn, dan zou ik graag het hele onderzoek doen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Er is maar één weg naar meer kansen, meer banen en meer welvaart: de weg van slimme hervormingen. D66 pleitte in 2006 als eerste voor de verhoging van de AOW-leeftijd. Al jaren dringen wij aan op hervorming van de WW en modernisering van het ontslagrecht. VVD en PvdA hebben de noodzakelijke hervormingen te lang tegengehouden. Als we eerder waren begonnen, zouden we nu veel minder ver van huis zijn geweest. Gelukkig geldt ook voor hervormingen: beter laat dan nooit. Noodzakelijke arbeidsmarkthervormingen worden nu eindelijk in gang gezet. Mijn houding ten opzichte van dit kabinet zal daarom constructief zijn waar het kan en kritisch waar het moet. Ik dank de minister voor zijn brief, waarin hij aangeeft wanneer de Kamer de grote wetsvoorstellen uit het regeerakkoord zal ontvangen. Wanneer ontvangen we nu de beloofde hoofdlijnennotities? Wat mij betreft krijgen we die steeds een kwartaal voordat het wetsvoorstel naar de Kamer komt, zodat we hier goed over de hoofdlijnen kunnen praten.
Mijn inbreng van vandaag bestaat uit drie delen: meer banen, meer kansen en meer visie. Ik begin met meer banen. Het kabinet moet de geplande hervormingen nu snel in de praktijk brengen. Daarvoor gaat het in overleg met de polder. Handen af van de WW, zegt Ton Heerts. We kunnen pas volgend voorjaar zaken doen, waarschuwt Henk van der Kolk. Geen quotum, zegt Bernard Wientjes. Streven naar draagvlak is goed, maar ik wil waken voor afzwakking, voor waterige compromissen of eindeloze onderhandelingen. Het is namelijk crisis en Nederland heeft nu behoefte aan daadkracht, vertrouwen en duidelijkheid. De Nederlandsche Bank hamerde gisteren niet voor niets op het belang van herstel van vertrouwen. Daarom moeten kabinet en sociale partners snel spijkers met koppen slaan. Ik wens de heer Asscher dus ook vooral een rechte rug toe, want papier is geduldig en de polder helaas soms drassig. Wat is nu de deadline voor het polderoverleg?
Dat overleg moet geen eenrichtingsverkeer zijn. Het kabinet moet ook bekijken wat de sociale partners zelf kunnen doen om meer mensen aan de slag te krijgen. Met een knipoog naar Kennedy zou ik zeggen: vraag niet alleen wat het kabinet voor sociale partners kan doen, maar vooral ook wat sociale partners kunnen doen voor Nederland. Alleen als de acties van sociale partners en kabinet elkaar echt versterken, heeft een sociaal akkoord wat mijn fractie betreft nut. Dus welke inspanningen vraagt de minister van de sociale partners? Men kent D66: wij zijn altijd constructief. Daarom geef ik de minister graag enkele suggesties mee. Hij kan de sociale partners bijvoorbeeld vragen om nu eindelijk iets te doen aan de gouden kooi voor oudere werknemers. Breek die kooi nu eens open! Dat vergroot de kansen van 50-plussers op de arbeidsmarkt. Dit kan bijvoorbeeld door de aanpak van de ontziemaatregelen in cao's, zoals de extra vrije dagen als je ouder wordt. Hij kan hun vragen om de belemmeringen voor meer uren werken weg te nemen. Wij werken in Nederland immers het geringste aantal uren van de westerse wereld. Laat in cao's de 40-urige werkweek weer de norm worden, verminder het aantal adv-dagen en geniet van de loonstijging die daarmee gepaard gaat, zelfs in moeilijke tijden. Graag krijg ik daarop een reactie van de minister.
In het regeerakkoord staat dat een sociaal akkoord binnen de financiële kaders moet vallen. Kan de minister die passage nader toelichten? Wordt met "binnen de financiële kaders blijven" ook bedoeld dat je minder mag bezuinigen en dan de belasting wat mag verhogen? Valt dat ook binnen de financiële kaders?
Wat mij betreft maken wij vandaag gewoon een tweede keiharde afspraak. Het kabinet sluit alleen een sociaal akkoord als dat leidt tot minstens evenveel structurele banengroei als in het regeerakkoord, dat wil zeggen 45.000 extra banen. Ik proefde bij de VVD wel enige steun voor die lijn. Ik ben dus hoopvol gestemd en hoop ook op steun van de minister.
Ik heb nog een specifieke vraag. In de startnota die wij onlangs ontvingen, zagen wij 300 miljoen per jaar voor van-werk-naar-werk-trajecten. Dat was voor mij nieuw, maar misschien had ik niet goed opgelet. Mijn vraag aan de minister is, waar die 300 miljoen per jaar nu vandaan komt, waarvoor die bedoeld is en waarmee die wordt gedekt. Is dit geld onderdeel van het overleg met de sociale partners?
Ik kom nu op mijn tweede onderdeel: meer kansen. Het gaat bij D66 niet om gelijke uitkomsten maar om gelijke kansen, zodat iedereen zich kan ontwikkelen. In het kwartetspel van Wouter Bos ontbraken die kaarten helaas: betere kansen voor ouderen, meer werk voor jongeren en sociale zekerheid voor zzp'ers. Om die gaten te vullen heeft D66 de afgelopen weken constructieve voorstellen gedaan. Ik noem de motie-Pechtold/Krol voor de verbetering van de arbeidsmarktpositie van 50-plussers en de aangenomen motie over de vrijwillige deelname van zzp'ers aan de sociale zekerheid. Ik was blij met de steun van de minister voor die laatste moties en zie uit naar de uitwerking door het kabinet.
Het onderwerp integratie is over naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Betekent dit ook een koerswijziging? Specifiek maak ik mij zorgen over de hoge werkloosheid onder jongeren met een migrantenachtergrond. Deze is drie keer zo hoog als gemiddeld. Hoe wil de minister daarvoor een oplossing zoeken? In 2007 stelde de Sociaal-Economische Raad een ambassadeur voor om netwerken op te starten en in gesprek te gaan met werkgevers. Is de tijd rijp voor zo'n idee, zo vraag ik de minister, of start hij liever een bestuurlijk topoverleg, zoals recentelijk gesuggereerd door FORUM?
Dan kom ik nu op de Participatiewet, de opvolger van de Wet werken naar vermogen. D66 steunt de ingeslagen weg, maar wij hebben wel heel veel vragen. Zijn de 30.000 plaatsen ook echt voldoende? Hoe wordt gegarandeerd dat er inderdaad 30.000 plaatsen komen en niet minder plaatsen voor een hoger loon? Ik vroeg het zojuist ook al aan de heer Kerstens. Weten wij zeker dat de wet uitvoerbaar is voor gemeenten, zowel qua invoeringstempo als qua financiën? Veel gemeenten geven mij aan, daarover grote zorgen te hebben.
Mijn derde onderwerp betreft meer visie. Het moet gezegd: VVD en PvdA hebben niet negatief uitgeruild. Een gezamenlijke visie ontbreekt echter zo nu en dan. Ik ga in op drie punten, te weten kinderopvang, scholing en pensioenen. Goede kinderopvang geeft ouders de kans om net die extra dag te werken. Goede kinderopvang en voor- en vroegschoolse educatie kan kinderen net die kans geven in het leven. Ik sluit mij ook graag aan bij de doelen die mevrouw Hamer op dat punt noemde. In het regeerakkoord lees ik dan: de financiering voor onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang wordt bij elkaar gebracht. Het is misschien wat droog opgeschreven, maar het is wel een goed idee. Mijn vraag blijft echter wel waar de minister heen wil met dat stelsel. Hoe ziet kinderopvang 2.0 er wat hem betreft uit? D66 heeft met een aantal andere partijen een amendement ingediend om in 2013 90 miljoen minder te bezuinigen. Vanzelfsprekend is dat amendement netjes financieel gedekt. Ik ben na de inbreng van de twee coalitiepartijen vandaag hoopvol dat we toch met elkaar erin zullen slagen om tot een goed gedekt voorstel te komen waar ook zij zich in kunnen vinden. Ik zie uit naar het overleg met hen de komende dagen om dat op te lossen.
Ten tweede scholing. Al ben je klaar met school, uitgeleerd ben je nooit. Helaas bevatten lang niet alle arbeidscontracten ook echt een afspraak over scholing. Is de minister bereid om nu bij wet te regelen dat elk arbeidscontract afspraken over scholing moet omvatten? De denktank over een leven lang leren deed daarvoor in 2008 al een heel concreet voorstel. Ook hierin hebben de sociale partners een belangrijke taak. Er zit immers veel geld in de O&O-fondsen. Hoeveel het precies is en waar het exact aan wordt besteed, blijft voor mij onduidelijk. Weet de minister wel hoeveel geld er precies in die fondsen zit en hoe het precies besteed wordt? Kan de minister dat overzicht doen toekomen aan de Kamer? Zo nee, wil hij dat dan laten onderzoeken?
Tot slot kom ik bij het onderdeel visie op de pensioenen. In september beloofde de toenmalige staatssecretaris dat hij snel met nieuwe regels voor pensioenfondsen zou komen. Voor mijn fractie een belangrijk onderdeel. Oké, wij stemden in met het uitsmeren van kortingen en met een wat hogere rekenrente, maar komt u dan ook snel met regels waarmee de buffers worden verhoogd, om op die manier de belangen van toekomstige gepensioneerden veilig te stellen. Helaas, als een van de eerste daden van dit kabinet werden de nieuwe regels daadkrachtig weer uitgesteld. Waarom dat uitstel? Is het niet toch mogelijk om te voorkomen dat 2013 en 2014 verloren jaren worden? Kan de staatssecretaris bijvoorbeeld wel met aangescherpte buffereisen komen voor nominale contracten? Dan hebben we in ieder geval daar de balans hersteld.
Wat fundamenteler bezien: de pensioenfondsen zitten in zwaar weer. Indexatie is er al jaren niet meer bij en dat lijkt de komende jaren niet anders te worden. Ouderen hebben premie betaald, maar worden nu geconfronteerd met korting. De helft van de werkenden heeft geen vertrouwen in hun pensioenfonds. Of, vrij naar de Amerikaanse serie The West Wing: jongeren denken eerder ufo's te zien dan cheques van hun pensioenfonds. Herstel van vertrouwen vereist een grondige modernisering. Mensen zitten nu verplicht bij een bepaald pensioenfonds. Eigendomsrechten zijn niet strak gedefinieerd. Je hebt pech als je naar een ander fonds wilt dat minder risico neemt met je pensioengeld. Je hebt pech als je naar een ander fonds wilt dat niet in de tabaksindustrie investeert. En je hebt pech als je naar een fonds wilt met lagere uitvoeringskosten, als het je tenminste lukt om erachter te komen hoe hoog die kosten überhaupt zijn. Kan de staatssecretaris dit soort fundamentele vragen meenemen, bijvoorbeeld die over eigendomsrechten? Hoe gaat zij borgen dat de versobering van het Witteveenkader ook echt tot lagere pensioenpremies leidt? Dat is immers wel nodig om ervoor te zorgen dat niet alleen jongeren de rekening betalen. Zij krijgen straks minder pensioen, maar geen lagere premie. Het is overigens ook gewoon nodig om de ingeboekte bezuiniging te realiseren, zoals het CPB al terecht opmerkte in de doorrekening van het regeerakkoord. Is er tijdens de formatie eigenlijk overleg geweest met pensioenfondsen?
In de communicatie over pensioenen willen wij voor 2014 graag drie zaken regelen, allereerst het communiceren in toekomstige koopkracht. Laat in het pensioenoverzicht zien dat de inflatie nu eenmaal jouw pensioen uitholt. Geef ten tweede de toezichthouder tanden. Zet in de wet dat ook pensioenfondsen juist en niet misleidend moeten communiceren. Die verplichting geldt nu voor aanbieders van financiële producten, maar niet voor pensioenfondsen. Laat de AFM ook toezicht houden op alle informatie-uitingen van pensioenfondsen, niet alleen op de wettelijke, maar ook op de informatie uit websites en magazines. Ten derde, kom met een pensioenvergelijker, een kwaliteitslabel waarmee mensen in een oogopslag kunnen zien wat de kwaliteit van hun pensioen is. Is het een ruim pensioen, of is het toch een beetje mager? Graag hoor ik een reactie van de staatssecretaris op deze plannen.
Dan nog het initiatiefwetsvoorstel-Koser Kaya/Blok dat door beide huizen van het parlement is aanvaard. Er is in de Eerste Kamer een keiharde afspraak gemaakt dat dit wetsvoorstel op 1 januari 2013 in werking zou treden indien het eigen wetsvoorstel van het kabinet op dat moment niet af zou zijn. 1 januari gaat het kabinet niet meer halen, dus wat mijn fractie betreft treedt op 1 januari de wet in werking waardoor gepensioneerden eindelijk een plek krijgen in pensioenfondsbesturen.
Tot slot. D66 zal zich constructief opstellen waar dat kan en kritisch waar dat moet om eraan bij te dragen dat de hervormingsagenda nu echt wordt uitgevoerd, om plannen beter te maken en mensen meer kansen te geven, en om op belangrijke thema's zoals pensioenen eindelijk echt te durven vernieuwen.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. De seinen staan op rood. We roepen dat hier wel vaker, maar afgelopen week kwam er een aantal verontrustende berichten naar buiten die dit bevestigen. De Nederlandsche Bank waarschuwt voor een verder krimpende economie en oplopende werkloosheid. Werkgevers geven aan dat ze nog meer mensen moeten ontslaan. De gevolgen van de crisis beginnen de samenleving diep te raken. 536.000 mensen staan nu al aan de kant. Slechts drie op de tien 50-plussers lukt het om binnen een jaar werk te vinden. 115.000 jongeren zitten werkloos thuis. Heb je een arbeidsbeperking, dan zijn je kansen op werk helemaal klein.
Met deze sombere situatie in het vooruitzicht moeten de nieuwe minister en de een beetje nieuwe staatssecretaris aan de slag. Ik wens hun daarbij overigens veel wijsheid toe, want het is geen eenvoudige taak in deze tijd. Het is nodig dat er wordt gewerkt aan herstel van vertrouwen. Het is aan het kabinet om deze handschoen op te pakken. Ik val maar met de deur in huis: het kabinet doet onvoldoende om dit vertrouwen te herstellen. Sterker nog, het kabinet roept juist grote onzekerheid bij mensen op. In tijden waarin velen vrezen voor hun baan, gaat het kabinet de WW-duur fors verkorten: maximaal een jaar WW en daarna nog maximaal een jaar op WML-niveau. Je zult maar begin 50 zijn en je baan verliezen. Dan weet je dat je kans op werk minimaal is, dat je na een jaar je hypotheek niet meer kunt betalen en dat je vervolgens met een forse restschuld komt te zitten als je je huis moet verkopen. Is dat werkelijk het perspectief dat dit kabinet aan mensen wil bieden?
Het mag duidelijk zijn dat de ChristenUnie grote bezwaren heeft tegen het verkorten van de WW-duur, helemaal in deze tijd. De WW-fondsen raken snel leeg. Dat zien wij ook. Maar was het niet de PvdA zelf – ik vroeg dat ook al aan mevrouw Hamer – die dit al in 2007 en in 2010 signaleerde en toen voorstelde om de werknemerspremie in de WW van de nul af te halen? Waarom is daar nu niet voor gekozen? Ik roep het kabinet op om de huidige duur en hoogte van de WW te handhaven en daarvoor dekking te zoeken door bijvoorbeeld het opnieuw introduceren van de WW-premie voor werknemers. Dat heet solidariteit. Deze bewindslieden zouden daar gevoelig voor moeten zijn.
Het ontbreekt aan een visie op het van werk naar werk begeleiden van werknemers. Eerder, in de plannen van het Lenteakkoord, hebben we daar voorstellen voor gedaan: we gaven daarin de werkgever een verantwoordelijkheid gedurende de eerste zes maanden van werkloosheid. Hierdoor ontstond een prikkel om tijdig te investeren in de arbeidskansen van werknemers. Hoe gaat het kabinet er nu voor zorgen dat werknemers duurzaam inzetbaar blijven? Ik hoop hierop een uitgebreide reactie te krijgen.
In het bijzonder wil ik aandacht vragen voor een categorie mensen voor wie "van werk naar werk" letterlijk van levensbelang kan zijn: de prostituees die uit het vak willen stappen. Deze minister heeft zelf gezien hoe moeilijk en hardnekkig deze problematiek is en hoe cruciaal het is dat deze vrouwen – het zijn doorgaans vrouwen – een alternatieve werkplek krijgen als ze uit de prostitutie willen. De uitstapprogramma's zijn nu lokaal belegd, maar op veel plekken zijn ze wegbezuinigd. Velen willen geloven dat prostitutie een normaal beroep is. Dan moet het ook normaal worden dat deze vrouwen zich kunnen omscholen naar een ander beroep en daarbij begeleiding krijgen. Daarvoor moeten middelen beschikbaar komen. Ik zal morgen een amendement indienen om speciaal voor deze doelgroep middelen beschikbaar te stellen.
De minister is in gesprek met de sociale partners over de invulling van een sociaal akkoord. Eerder is de motie-Slob aangenomen om de sociale partners ruimte te geven voor het aandragen van alternatieven en verbeteringen. Hoe staat het nu met die gesprekken? Hoe snel is er zicht op een akkoord?
De jongerenvakbonden hebben onlangs een oproep gedaan om te komen tot een nieuw Akkoord van Wassenaar. Mijn fractie ondersteunt die oproep van harte. We moeten niet met de rug naar elkaar toe gaan staan, maar juist met elkaar optrekken om weer zekerheid en perspectief te krijgen, ook en juist tussen de generaties. Is de minister bereid om bij een te sluiten sociaal akkoord ook de jongerenvakbonden te betrekken om er zo een generatieakkoord van te maken? Ik doe een suggestie voor een onderdeel van het akkoord, namelijk het tegengaan van de jeugdwerkloosheid. Voor jongeren wordt het steeds lastiger om een passende baan te vinden. Stage- en leerwerkplaatsen bieden jongeren de broodnodige werkervaring en vormen vaak een opstap naar werk. Is de minister bereid om in het generatieakkoord met werkgevers en werknemers afspraken te maken over het realiseren van extra stage- en leerwerkplaatsen?
De crisis brengt voor veel huishoudens met zich mee dat zij in de schulden raken. Ongeveer één miljoen huishoudens hebben inmiddels problematische schulden. Dat veroorzaakt een ongelooflijk leed, maar ook veel maatschappelijke schade doordat rekeningen niet worden betaald. Voorkomen is beter dan genezen, is ook hier nog steeds het credo. Daarom heeft mijn fractie al vaak opgeroepen om tot een landelijk systeem van schuldenregistratie te komen. Het BKR heeft deze oproep onlangs ook gedaan. Via het Landelijk Informatiesysteem Schulden wordt gewerkt aan de Vroegsignalering index Probleemschulden. Hoe staat het hier nu mee? De tijd begint te dringen. Er moet nu eens een goed schuldenregistratiesysteem opgezet worden. Als dat niet vrijwillig lukt, moet het afgedwongen worden. Is het kabinet hiertoe bereid?
Ik wil hier één specifieke schuldencategorie noemen die nu niet wordt geregistreerd, maar waar wel een noodzaak toe is. Dat betreft de studieschulden. Met de invoering van het sociaal leenstelsel zal de studieschuld nog harder oplopen. Mijn fractie heeft hier bij de behandeling van de begroting van OCW al voor gewaarschuwd. Als het leenstelsel toch wordt ingevoerd, moeten wij voorkomen dat mensen nog verder in de schulden wegzakken. Daarvoor is goede registratie een eerste vereiste. Is de staatssecretaris bereid om studieschulden in het LIS, als dat er straks komt, als aparte categorie te registreren?
Wanneer mensen al met schulden kampen, wordt de situatie vaak steeds erger. De beslagvrije voet wordt door zowel overheidsorganisaties als gerechtsdeurwaarders niet gerespecteerd. De Nationale ombudsman heeft hier onlangs een kritisch rapport over gepubliceerd. De problematiek is al lang bekend. Begin dit jaar verscheen het rapport Paritas Passé, over ongelijke incassobevoegdheden en de negatieve gevolgen daarvan voor schuldeisers en schuldhebbers. De staatssecretaris heeft hier gisteren een brief over gestuurd. Zij wil onderzoeken of een landelijk beslagregister wenselijk is. Naar mijn mening zijn wij dat punt al lang voorbij. Wij moeten het nu gewoon gaan regelen. Is de staatssecretaris bereid om snel met een beslagregister te komen?
Ik vraag de staatssecretaris ook om met een rijksincassovisie te komen. Als mensen wel willen terugbetalen, maar niet kunnen, moet de overheid beslaglegging niet doordrukken, maar meewerken aan fatsoenlijke betalingsregelingen. Is zij bereid om met een dergelijke visie te komen?
Ik kom bij de Participatiewet, de wet van het nieuwe kabinet die waarschijnlijk de meeste impact gaat hebben. Bij de behandeling van de Wet werken naar vermogen was de bezuiniging op begeleiding van mensen met een arbeidsbeperking een van de grootste knelpunten. Nu wordt er nog een schep bovenop gedaan. Dit kabinet snoeit nog eens 200 miljoen op het re-integratiebudget bovenop de eerdere korting van 400 miljoen. Quota kunnen het effect hiervan naar onze mening niet verhelpen. Werkgevers die nu al veel doen, geven dat ook aan.
Wat werkgevers nodig hebben, is een overheid die faciliteert en ontzorgt. Er moet dus meer worden gewerkt met detachering. Ook in de matching van werknemers en werkgevers is een wereld te winnen. Daarnaast moeten via aanbestedingen meer kansen worden gecreëerd voor mensen met een beperking. In dit kader vraag ik speciaal aandacht voor de Social Return Prestatieladder. Hierbij krijgen bedrijven die meer mensen met een arbeidshandicap in dienst hebben een plus bij de aanbesteding. Dat is een prachtig initiatief dat meer kansen op werk biedt dan een quotum. Is de staatssecretaris bereid om er bij haar collega's op aan te dringen om bij overheidsaanbestedingen de Social Return Prestatieladder zwaarder te laten meewegen en dit ook bij gemeenten aan de orde te stellen?
De plannen rondom de WSW zijn nog uitermate vaag. Eerlijk gezegd maakt mijn fractie zich grote zorgen over de toekomst van de SW-bedrijven. Een beschutte werkplaats moet beschikbaar blijven voor mensen die nooit in een regulier bedrijf zullen kunnen werken. Met de plannen van het kabinet is het de vraag hoe dit gaat uitwerken. Wanneer kan de staatssecretaris hier meer duidelijkheid over geven? Wij willen hier zeer snel meer informatie over, ook omdat veel mensen in de WSW zich nu grote zorgen maken.
Ik kom aan het einde van mijn betoog. Eén maatregel die mijn fractie enorm zwaar op de maag ligt, is de beperking van de maximale duur van de nabestaandenuitkering tot één jaar. In de regeling staat dat het maximaal één jaar is. Waaraan wordt die maximale duur gerelateerd? Met andere woorden, wat bepaalt hoe lang de duur wordt en hoeveel maanden nabestaanden nog recht hebben op die uitkering? Kan het dan ook voorkomen dat de nabestaande slechts een enkele maand een uitkering krijgt? Ik hoop het niet, maar ik wil daar graag meer duidelijkheid over. Wij komen vast nog vaak te spreken over dit onderwerp, maar ik wil hier nu wel de volgende indringende vraag neerleggen: wat is de boodschap van deze bewindspersonen aan al die mannen en vrouwen die na een groot verdriet, terwijl zij mogelijk ook nog kleine kinderen hebben, in de huidige arbeidsmarkt een baan moeten zoeken die voldoende oplevert om een heel gezin te onderhouden? In een dergelijke situatie moeten wij juist om deze mensen heen gaan staan en hen niet opjagen naar de arbeidsmarkt. Ik hoop oprecht dat het kabinet deze maatregel wil heroverwegen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. "Mbo'ers, mensen met een nulurencontract, mensen die geen huis kunnen huren, geen hypotheek kunnen krijgen, oudere werkzoekenden die niet eens worden uitgenodigd voor een gesprek. Ik wil dat die arbeidsmarkt weer gaat functioneren, en dan hoeven al die mensen niet in een uitkering te zitten die Marcel van Dam wil beschermen." Mooie woorden van de PvdA-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, afgelopen zaterdag in Nieuwsuur. Als je puur op dit mediaoptreden afgaat, lijkt het erop dat wij hier eindelijk een bewindspersoon hebben die mensen niet ziet als uitkeringstrekkers of profiteurs, maar ziet dat er echt iets nodig is om de arbeidsmarkt in beweging te krijgen, de goede kant op, wel te verstaan. Maar als je naar het regeerakkoord kijkt en ziet wat de maatregelen zijn waaraan deze minister en zijn staatssecretaris moeten werken, zinkt de moed je in de schoenen. Het kabinet levert half werk. Zeker is wat er weggaat, onzeker is wat erbij komt. Wel de WW inkorten, maar geen werkgarantie en geen investering in re-integratie. Het veranderen van de WW vindt niet plaats vanuit participatiedoelen, met bijbehorende maatregelen en investeringen, maar komt puur voort uit bezuinigingen. De staatskas lijkt er op korte termijn dan wel baat bij te hebben, maar de mensen op de arbeidsmarkt niet. Dan kan het ministerschap op Sociale Zaken nog zo'n erebaan zijn, maar het gaat de minister zo niet lukken om mensen aan het werk te krijgen.
Nieuwe zekerheden, daaraan moet dit kabinet hard werken als het aan GroenLinks ligt. GroenLinks wil dat dit kabinet allereerst bouwt aan gelijke kansen en zekerheden voor mensen op de arbeidsmarkt. Daarna kun je het gesprek aangaan over de vraag of je iets doet en wat je doet met de huidige regelingen. Maar dit kabinet laat de arbeidsmarkt bungeejumpen zonder te controleren of het elastiek wel vastzit.
GroenLinks zal dit kabinet beoordelen op de mate waarin er gebouwd wordt aan zekerheden. Ik wil in mijn bijdrage op vier zekerheden ingaan. De eerste is de zekerheid dat je kind naar de kinderopvang kan wanneer jij moet werken. Kinderopvang maakt het voor veel mensen, vrouwen én mannen, mogelijk om arbeid en zorg te combineren. Toch is de kinderopvang bij achtereenvolgende kabinetten een kind van de rekening geweest. De bezuiniging voor het komende jaar is de vijfde op rij. Er ligt een breed ondertekend amendement om de bezuiniging op de kinderopvang terug te draaien. Als de coalitiepartijen echt bruggen naar de oppositie willen slaan, pakken zij dit met beide handen aan. De reactie van de PvdA stemt vooralsnog niet heel optimistisch. Zij wil er nog eens naar kijken, en laat dus ouders, kinderen en de kinderopvang in onzekerheid zitten. Ik hoop echter van harte dat dit amendement het haalt. Mocht het niet zo zijn, dan mag uitstel geen afstel worden. Wanneer de bezuinigingen op de kinderopvang kunnen worden teruggedraaid, zou GroenLinks het liefst zien dat daarbij de prioriteit ligt bij de lagere inkomens en de middeninkomens.
Het volgende punt betreft flexibiliteit met zekerheid. Mijn voorganger op dit dossier zei al: flexibiliteit zonder zekerheid is niet sociaal en on-Nederlands. Als werkgevers er steeds meer voor kiezen om mensen flexibel in dienst te nemen, hebben zij ook de verantwoordelijkheid om in hen te investeren. Wat GroenLinks betreft, horen flexwerkers toegang te hebben tot dezelfde rechten als mensen met een vast contract. Voorstellen van de kant van het kabinet moeten nog komen. Ik doe bij dezen drie voorstellen die de minister en de staatssecretaris kunnen uitvoeren. Graag verneem ik hun reactie.
Mijn eerste voorstel is dat werkgevers gaan investeren in hun flexwerkers, zodat zij meer kans maken op de arbeidsmarkt of binnen het bedrijf kunnen doorgroeien. Daarom wil GroenLinks dat flexwerkers zich ook aan kunnen sluiten bij collectieve voorzieningen zoals O&O-fondsen. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister en overweeg hierover een motie in te dienen.
Mijn tweede voorstel aangaande flexibiliteit met zekerheid gaat over pensioenen. Wij zijn van mening dat zzp'ers en flexwerkers gelijke toegang tot pensioenvoorzieningen moeten krijgen. Wij willen voor zzp'ers op dit punt graag het regeerakkoord aanvullen. 70% van alle zelfstandigen is vanuit een vaste baan begonnen. Zij kunnen met de huidige wetgeving slechts tien jaar hun pensioenopbouw vrijwillig voortzetten. Daarom zijn zij veelal aangewezen op verzekeringsproducten en is er een groot risico dat zij een onvolledige pensioenopbouw hebben. Vindt het kabinet ook dat zzp'ers en flexwerkers gelijke toegang tot pensioenvoorzieningen moeten hebben? Zo ja, wanneer kunnen wij voorstellen daartoe verwachten?
Als ik de tekst van het regeerakkoord goed begrijp, worden verschillende fiscale regelingen voor zelfstandigen en zzp'ers afgeschaft. Daartegenover staat dat het kabinet een winstbox voor zelfstandigen gaat invoeren, maar over de hoogte van het tarief in de winstbox is nog niet besloten. Daar ligt precies mijn zorg. Mijn fractie wil voorkomen dat het inkomen van zelfstandigen er door deze combinatie van fiscale maatregelen op achteruitgaat. Wat gaat de minister hieraan doen? Ik hoop op een positieve reactie van hem. Anders zal ik een motie indienen op dit punt.
Mijn derde voorstel om flex meer zekerheid te bieden, betreft de woningmarkt. Terecht maakte de minister bij Nieuwsuur een punt van het feit dat een hypotheek voor steeds meer mensen niet is weggelegd. Door hun inkomensonzekerheid komen zzp'ers en flexwerkers vaak minder snel in aanmerking voor een hypotheek. Dit is een zeer ongewenst bijeffect van werken op flexibele basis of als zelfstandige. Ook voor de vastzittende woningmarkt is het een ongewenste situatie. Een grote groep potentiële kopers blijft dan namelijk weg. Dat kost uiteindelijk weer werkgelegenheid in de bouw. Wij stellen voor dat er gekeken wordt naar het verlengen van de looptijd van de hypotheek of naar het mogelijk inlassen van pauzes in de aflossing en het invoeren van stimulansen om af te lossen. Is de minister of staatssecretaris – ik weet even niet wie van de twee hierover gaat – bereid om met de collega-minister voor Wonen te onderzoeken hoe zzp'ers en flexwerkers eerder in aanmerking kunnen komen voor een hypotheek?
Dan de zekerheden voor mensen met een beperking. Er wonen heel veel mensen in Nederland die een beperking hebben en die met ondersteuning veel kunnen bijdragen aan de samenleving. Een persoonsgeboden budget stelt mensen bijvoorbeeld in staat om de zorg om hun leven heen te organiseren in plaats van andersom. Aanpassingen in huis kunnen ervoor zorgen dat ze geen hulp nodig hebben bij dagelijkse dingen en dat ze niet naar een zorginstelling hoeven. Zo kunnen aanpassingen op het werk of extra begeleiding helpen om bij een reguliere werkgever aan de slag te gaan. Mensen met een beperking hebben een aantal onzekere jaren voor de boeg, want in de zorg staan grote veranderingen op stapel. De mogelijkheid voor corporaties om te investeren in woningaanpassingen wordt teruggebracht. Als het op werk aankomt, wat hebben ze dan aan een quotum als er niet geïnvesteerd wordt om werken bij een reguliere werkgever mogelijk te maken? Welke zekerheden heeft het kabinet deze mensen te bieden?
GroenLinks zou graag zien dat er een participatiebudget komt: een breed pgb voor werk, onderwijs en wonen. Dat stelde ik onlangs voor in een debat. Toen zei de staatssecretaris: dat zou inderdaad heel mooi zijn, maar de gemeenten moeten het ook willen. Wil de staatssecretaris zich echt inzetten om het participatiebudget mogelijk te maken? Deelt zij mijn passie daarvoor? Met welke daden gaat zij haar woorden kracht bijzetten?
Ten vierde kom ik op de zekerheid voor migranten om te mogen deelnemen aan de Nederlandse samenleving. Integratie en inburgering vallen voortaan onder het ministerie van Sociale Zaken. GroenLinks vindt dat beter dan een aparte asielminister die tevens over integratie gaat, zoals onder Rutte I. Integratie heeft immers alles te maken met onderwijs en werk, met participatie dus. Maar het kabinet-Rutte II gaat, met uitzondering van het kinderpardon, door op de "hard, harder, hardst"-toer van Rutte I. De heer Azmani gaf net al heel duidelijk aan op welke punten uit de integratieparagraaf hij trots is. Daarmee is de Partij van de Arbeid eigenlijk de nieuwe gedoogpartner op dit punt. Ook hierbij kiest het kabinet ervoor zekerheden van mensen af te pakken. De zekerheid dat mensen kunnen meebeslissen over de toekomst van henzelf en hun kinderen, wordt uitgesteld, want ze kunnen voortaan pas Nederlander worden na zeven jaar in plaats van na vijf jaar. Pas na zeven jaar zijn mensen straks Nederlands genoeg om te kunnen stemmen voor de gemeenteraad. Mensen blijven langer uitgesloten in plaats van dat ze juist ingesloten worden. Ik wil nu eindelijk weleens horen welke inhoudelijke redenen er zijn voor dit voorstel. Wat Rutte II overneemt van Rutte I, is dat de eisen voor inburgering nog strenger worden. Migranten worden verantwoordelijk voor inburgering en er komen strengere eisen: geen Nederlands, geen bijstand en geen Nederlands, het land uit. Kortom: we stellen veel strengere eisen aan mensen die Nederlander willen worden. Zij moeten veel meer zelf betalen en de sancties worden hoger als zij het inburgeringsexamen niet halen. Is dit bruggen slaan?
Woorden die vorige week bij de behandeling van de VWS-begroting vaak in de mond werden genomen, waren: draagvlak, samen, meedenken, schouders eronder. Ik verwacht dat deze bewindspersonen eenzelfde houding hebben. Ik waarschuw hen bij dezen: draagvlak verwerf je door je open op te stellen en niet te rigide vast te houden aan het regeerakkoord; meedenken moet van twee kanten komen. Het regeerakkoord is op verzoek van de VVD al aangepast op het punt van de inkomensafhankelijke zorgpremie en op verzoek van de PvdA al op het punt van de huurmaatregelen. Als het kabinet zich op sociaal gebied tegenover de oppositie net zo flexibel opstelt, is er veel mogelijk. Als echter rigide wordt vastgehouden aan het regeerakkoord, komt de sociale paragraaf niet ongeschonden door de Tweede Kamer en ook niet door de Eerste Kamer.
De heer Dijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Ik begin met de nieuwe bewindslieden, minister Asscher en staatssecretaris Klijnsma, van harte te complimenteren. Na de inbreng en vragen van vele partijen is dat misschien ook weleens aardig om te horen. Ik meen het oprecht, want ik denk dat het van belang is om verantwoordelijkheid te nemen. En dat doen deze bewindslieden. Het debat tot nu toe kun je volgens mij als volgt samenvatten: het is een balans zoeken tussen economisch daadkrachtig beleid aan de ene kant en sociaal solide beleid aan de andere kant. Dat economische daadkracht nodig is, weten we allemaal. De cijfers vallen opnieuw tegen. Dat heb ik net in een interruptie al even aangegeven. Zeer binnenkort, volgende week al, zullen wij spreken over nieuwe bezuinigingen voor 2014. Als je bewindspersoon bent op een ministerie dat ruim 70 miljard van de begroting uitgeeft – dat is een derde – dan weet je dat bij de nieuwe bezuinigingen opnieuw naar Sociale Zaken gekeken zal worden. Ook naar de zorg zal gekeken worden. Het is goed om verantwoordelijkheid te nemen. Wij zullen niet bang zijn om medeverantwoordelijkheid te nemen als dat nodig is. Wij maken onszelf helemaal niet groter dan wij zijn, maar wij bekijken elk voorstel gewoon op zijn merites.
De balans tussen economisch daadkrachtig en sociaal solide beleid is wel van belang. Bij het sociaal solide aspect maak ik mij zorgen over drie zaken. Het is geen limitatieve lijst, maar over deze drie zaken zou ik graag de bewindspersonen horen.
In de eerste plaats zijn dat de kwetsbare groepen in de samenleving. Iedereen zal het met mij eens zijn dat kwetsbare groepen zo veel mogelijk bescherming verdienen. De vraag is altijd: wat zijn nu precies kwetsbare groepen, wie geef je bescherming en wie kun je het je permitteren om bescherming te geven? Velen hebben al over de WW gesproken. Wij zijn niet bang om maatregelen te nemen. Wij hebben die in ons verkiezingsprogramma ook voorgesteld. Vele partijen hebben dat in hun verkiezingsprogramma gedaan. Wij vinden de maatregelen wel hard. Het kabinet heeft zelf al aangegeven dat het hier nog naar zal kijken. Wij hadden een maatregel in ons verkiezingsprogramma opgenomen waarbij er na het eerste jaar een afbouw van de rechten plaatsvond; je bouwde af van het WW-niveau naar de bijstand in het tweede jaar. Zou zo'n variant niet beter zijn, gegeven de barre economische tijden en de hoge werkloosheid?
In de tweede plaats zijn dat de alleenstaande ouders in de bijstand. Zij krijgen een sollicitatieplicht. Dat verdriet ons zeer. Dit wordt al vijftien jaar geprobeerd door een steeds wisselende meerderheid van de Kamer. Op de een of andere miraculeuze wijze – de laatste keer hebben wij dit zelf gedaan – gaat dit echter steeds niet door. Daaraan houd ik mij vast. Ik vraag oprecht aan de bewindslieden of deze groepen niet meer bescherming verdienen. Het gaat om mensen, alleenstaanden, die vaak al in een heel moeilijke sociale situatie zitten. Zij kiezen bewust om voor hun eigen kinderen te zorgen. Moeten wij hun die ruimte niet geven?
In de derde plaats is het de beperking van de uitkering tot één jaar bij het overlijden van familieleden. Dat is ook een heel harde maatregel. Vaak hebben mensen al een jaar nodig om een beetje tot zichzelf te komen, om de boel weer op een rij te krijgen. Heeft het kabinet dit wel voldoende gewogen?
Ik ga nu in op bezuiniging op de kinderopvang. Die verheugt mij. Volgens mij zijn wij de enigen die voor een bezuiniging op de kinderopvang zijn, maar kabinet na kabinet bezuinigt erop. Hoe kan dit? Ik weet het ook niet, maar het gebeurt wel. Dit kabinet doet het opnieuw. Ik zou tegen de bewindslieden willen zeggen: houd vol. Het Centraal Planbureau heeft een rapport geschreven waaruit blijkt dat de intensivering van de inkomensafhankelijke combinatiekorting opgeteld bij de intensivering van de kinderopvang 30.000 banen heeft opgeleverd. Elke baan die daardoor erbij kwam kostte € 100.000 per jaar. Dat kunnen wij ons toch niet permitteren? Wij kunnen dat geld toch veel effectiever in andere dingen stoppen? Dan zullen ze zeggen: die SGP-vrouwen werken niet. Tegenwoordig werkt echter 60% van de SGP-vrouwen ook. Een heel aantal van hen maakt gebruik van kinderopvang, maar nog veel meer gebruiken de informele opvang. Het punt van het CPB was dat de maatregelen hebben geleid tot een formalisering. Ik zie dit ook terug in de nieuwste cijfers die de minister ons vandaag heeft gestuurd. In het derde kwartaal van 2012 is er geen daling van de arbeidsparticipatie, ondanks de heel forse bezuiniging. Dat is precies wat wij zeggen. Als ik dan bedenk dat wij nog miljarden moeten bezuinigen, zeg ik: ga hiermee door!
Ik heb nog een paar kleine punten. Het vorige kabinet heeft bewust aandacht gegeven aan de groep van de alleenverdieners omdat die in de koopkrachtcijfers jaar na jaar veel slechter uitkomt dan andere groepen. Is het kabinet, de minister, bereid om echt goed te kijken naar de positie van de eenverdiener ten opzichte van die van andere groepen?
Ik kom nu op de stapeling van effecten. Ik haal even het ballonnetje aan dat nu opgelaten is en hopelijk weer doorgeprikt wordt, namelijk de financiering van het leerlingenvervoer. Als die financiering werkelijk sneuvelt, scheelt dit duizenden euro's per gezin. Het ligt er natuurlijk aan hoeveel kinderen je hebt. Dat telt gigantisch aan. Die gezinnen zitten al in een heel moeilijke koopkrachtsituatie. Ik vraag de aandacht van het kabinet daarvoor.
De heer Heerma heeft uitmuntend gesproken over de marginale druk. Ik sluit mij daar helemaal bij aan. Het is onvoorstelbaar wat het kabinet doet. Als je dit inclusief btw bekijkt, zit een heel groot aantal mensen met inkomens tussen de € 20.000 en € 120.000 op 70% belasting marginaal, tussen de 60% en 70%, gemiddeld 65%. Dat zijn bijna alle stemmers van VVD en PvdA, want slechts 3% van de bevolking heeft een inkomen van boven de € 120.000 en dat is ongeveer vierenhalve zetel. Kijk voor de cijfers maar naar de laatste figuur van het rapport van het CPB, inclusief btw. Wat gaat het kabinet hiermee doen? Als wij nu werkelijk de W van SZW serieus willen nemen, zullen wij mensen prikkels moeten geven en niet moeten ontmoedigen doordat zij van elke euro slechts 30 cent overhouden.
Mijn laatste punt is het quotum. Wij vinden het van groot belang dat arbeidsgehandicapten een betere plaats krijgen in deze samenleving. Het is de vraag of dit doel gediend is met het instrument van een quotum. Wij vragen ons dat serieus af. Als wij kijken naar de ervaringen in veel Europese landen die zo'n instrument hebben, worden wij daar niet per se vrolijker van. Bedrijven kopen dit quotum graag af. De handhaving blijkt uiterst lastig. Wat doet de minister met deze ervaringen in andere landen? Voor ons is het essentieel dat bedrijven intrinsiek gemotiveerd blijven en dat zij gestimuleerd worden om goed met arbeidsgehandicapten om te gaan. Verplichtingen zouden echter weleens de wil om dat te doen, kunnen ondermijnen. Daardoor loop je het risico dat men het hoogst noodzakelijke doet om aan de normen te voldoen, maar dat de echte motivatie uitgehold wordt. Onderkent het kabinet dit gevaar en hoe gaat het hiermee om?
De heer Krol (50PLUS):
Mevrouw de voorzitter. 50PLUS vindt deze begroting zo belangrijk dat alle leden van mijn fractie vanavond het woord zullen voeren.
Het is algemeen bekend dat werklozen ouder dan 45 jaar alleen met erg veel moeite en bij uitzondering weer een baan vinden. Naarmate de leeftijd stijgt, neemt de kans op een baan af. Enerzijds is dat te wijten aan het huidige economische klimaat, anderzijds hebben wij een serieus probleem op de arbeidsmarkt ten aanzien van leeftijd. Ik heb het dan zowel over jongeren als over ouderen. Met name ouderen hebben echter een enorm probleem. Hoe langer zij uit het arbeidsproces zijn en hoe dichter zij bij hun pensioenleeftijd komen, hoe slechter de kansen op een baan worden.
Ooit hebben wij een ontslagrecht ontworpen dat bescherming bood aan deze werknemers. Nu zetten wij, met al zo veel ouderen in de WW, de poort wagenwijd open om veel van de nog aan het werk zijnde ouderen ook de WW in te helpen. De 50PLUS-fractie zal de versoepeling van het ontslagrecht op geen enkele manier steunen. Waarom niet? Mensen hebben rechten en daarmee veeg je niet de vloer aan. Dat zijn rechten zoals de juridische bescherming tegen een onterecht ontslag. Als de minister zijn zin krijgt, hoeven werkgevers geen toestemming meer aan het UWV of aan de rechter te vragen om iemand te ontslaan. Zij hoeven het UWV alleen nog om advies te vragen. Dat is een advies dat zij kunnen negeren. Wordt iemand in strijd met dat advies toch ontslagen, dan kan hij alsnog naar de rechter, maar dan is hij al ontslagen. Wat kan de rechter dan nog doen? Hij kan oordelen dat het ontslag ten onrechte is geweest, maar de arbeidsrelatie is door zo'n rechtszaak natuurlijk enorm verstoord en de werknemer komt nooit meer terug. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.
Ik ga nog even door met dit voorbeeld. Stel dat deze persoon op economische gronden is ontslagen, dan kan hij ook nog eens fluiten naar zijn ontslagvergoeding. Dat maakt het regeerakkoord mogelijk. En stel dat deze persoon een arbeidsverleden van zo'n 40 jaar heeft, dan heeft hij recht op één jaartje WW, gerelateerd aan zijn laatstverdiende loon. Daarna valt hij terug op bijstandsniveau. Het zal duidelijk zijn dat hij, als hij een koopwoning heeft, die maar beter meteen te koop kan zetten. De huidige WW van 38 maanden, gerelateerd aan het laatstverdiende loon, gaat terug naar een WW van 12 maanden. Ik hecht er waarde aan om erbij te vertellen dat deze persoon niet zomaar recht op die 38 maanden had. Dat had hij op grond van zijn langdurige arbeidsverleden. Dit is geen onrealistisch voorbeeld.
Bij het maken van beleid is het een plicht van de minister om na te denken over de maatschappelijke gevolgen ervan. De minister geeft aan dat duurzame inzetbaarheid niet alleen sociaal wenselijk is maar ook economisch noodzakelijk. Als je wilt dat een oudere werknemer tot aan zijn pensioen kan blijven werken, is het toch onlogisch om ontslag van ouderen makkelijker te maken? De minister zet expliciet de deuren open om af te kunnen wijken van het afspiegelingsbeginsel. Dit is het beginsel dat nu juist ontworpen is om te voorkomen dat ouderen er bij een reorganisatie als eersten uitvliegen. Ook hierop ontvangt de 50PLUS-fractie graag een reactie van de minister.
Duurzame inzetbaarheid is gericht op ouderen die nu nog een baan hebben. Maar hoe krijgt de minister degenen die nu thuis op de bank zitten aan de slag? Daar gaat de minister nu over nadenken, zegt hij. Zijn ambitie is dat er straks geen verschil in arbeidsparticipatie meer is tussen 50-minners en 50-plussers. Had het dan niet voor de hand gelegen om die doelstelling te realiseren voordat wij nog meer 50-plussers de WW in helpen? Ook hierop ontvangt de 50PLUS-fractie graag een reactie van de minister.
Dat ouderen slecht aan een baan komen, is geen nieuws. Dat speelt al jaren en dat weet de minister ook. Je hoeft maar naar de cijfers van de Commissie Gelijke Behandeling te kijken om te weten dat bij werving en selectie het meest op grond van leeftijd wordt gediscrimineerd. De commissie heeft sinds haar bestaan al honderden, zo niet duizenden werkgevers op de vingers getikt, maar met welk resultaat? De cijfers van het UWV doen vermoeden – dan druk ik mij heel zacht uit – dat leeftijd nog steeds een rol speelt bij het aannamebeleid voor nieuw personeel.
De 50PLUS-fractie is van mening dat het fluwelenhandschoentjesbeleid nu wel zijn langste tijd heeft gehad. Er moeten maatregelen komen, concrete maatregelen. Laten wij beginnen bij de grootste werkgever van Nederland, de rijksoverheid. Wij stellen voor dat de rijksoverheid in haar rol als werkgever en in haar voorbeeldfunctie ervoor zorgt dat het personeelsbeleid een afspiegeling is van de maatschappij. Om de arbeidsparticipatie van 50-plussers te verhogen, zowel in de publieke als in de private sector, komt er ook een voorkeursbeleid op grond van leeftijd, zowel jong als oud. Wij hebben dit reeds voor vrouwen, etnische minderheden en mensen die gehandicapt zijn. Dat het er op grond van leeftijd nog niet is, is in mijn ogen onbegrijpelijk.
Verder dient ons gelijkebehandelingsrecht afdwingbaar te worden. Als het fluwelenhandschoentjesbeleid niet helpt, moeten andere middelen worden ingezet. Ik wijs de minister er graag op dat het voor ons geldende Europees recht voorschrijft dat discriminatie in de sollicitatiefase wordt beboet. Laten wij dat dan ook doen.
Het UWV moet werkzoekenden meer mogelijkheden bieden om niet te ver van de arbeidsmarkt af te komen staan. Er wordt nu bijvoorbeeld veel te streng omgegaan met het doen van vrijwilligerswerk, stages en/of opleidingen.
Tot slot zijn de financiële en fiscale voordelen voor werkgevers om ouderen in dienst te nemen veel te onoverzichtelijk en te versnipperd. De minister dient deze ook in het kader van de deregulering te clusteren en er bekendheid aan te geven bij werkgevers, niet alleen via tussenorganisaties als MKB-Nederland, maar ook rechtstreeks aan de werkgevers zelf.
Op al onze suggesties ontvangt de 50PLUS-fractie graag een reactie van de minister.
De heer Klein (50PLUS):
Voorzitter. Aan het einde van deze eerste termijn van de Kamer – wij zijn al vanaf een uur of vier bezig – verlangt u wellicht naar wat rust. Rust is ook wat mensen verlangen aan het eind van hun arbeidzame leven: rust op inkomensgebied, rust omdat zij een goede AOW hebben, rust omdat zij kunnen rekenen op een goed pensioen. 50PLUS vindt dat het kabinet die rust niet geeft, maar dat er alleen maar onrust is. Wij vinden dat het kabinet daar meer aan moet doen, omdat de mensen er recht op hebben. Zij hebben hun hele leven lang hard gewerkt, hebben vervolgens recht op AOW, hebben recht op een goed pensioen en hebben ook recht op rust in hun inkomen. Daar moeten ze geen slapeloze nachten van krijgen.
Vandaar dat wij ook tegen dat hele verhaal rond die verhoging van de AOW-leeftijd waren. Maar goed, dat traject is gelopen. Er komt per 1 januari een rare overbruggingsregeling. De AOW is in principe inkomensonafhankelijk. Iedereen krijgt AOW. De overbruggingsregeling wordt echter inkomensafhankelijk. De mensen met een inkomen tot 150% van het minimumloon komen eronder te vallen, de mensen met meer inkomen niet. Bovendien is er nog een partner- en vermogenstoets, hetgeen ook onlogisch is in dit traject. Wij denken dat het beter is om een rechtvaardige overbruggingsregeling te maken zonder deze beperkingen. Het gaat in dit traject om VUT en prepensioen, maar er zijn ook mensen met AOV-uitkeringen, private uitkeringen, uitkeringen met overbruggingsrente voor zelfstandigen. Deze mensen vallen in een gat. Wij verzoeken het kabinet om dat op te vangen.
In een heleboel regelingen staat dat ze bij 65 jaar stoppen. Daarna zou je je AOW krijgen. Wil het kabinet ervoor zorgen dat in al die regelingen die 65 jaar vervangen wordt door: op het moment dat de AOW aanvangt? Daardoor komen er minder gaten en wordt meer recht gedaan aan mensen die nu nog werken. De rijksoverheid zou met het eigen personeelsbeleid kunnen beginnen, bijvoorbeeld met het functioneel leeftijdsontslag en de UKW-regeling bij Defensie. Mensen zitten nu verplicht in een uitkeringssituatie en vallen vervolgens in een gat, omdat zo'n regeling stopt bij het 65ste levensjaar. De regeling moet pas stoppen op het moment dat de AOW begint.
Iets anders is dat je langer moet kunnen doorwerken als je AOW-gerechtigd bent. Als 50PLUS-fractie zijn wij ervoor om dat te realiseren. Het kabinet moet zoeken naar mogelijkheden van een deeltijd-AOW, zonder dat dat meteen leidt tot een korting. Mensen moeten gestimuleerd worden om een deeltijd-AOW te hebben. Het uitgestelde deel moeten zij op een later moment kunnen krijgen. Het zou actuarieel uitgerekend moeten worden hoe je dat zou kunnen vertalen.
Bij de pensioenen worden het opbouwpercentage verlaagd. Dat is een raar iets. Dit zou voor jongeren gunstig zijn. Het is gunstig voor jongeren omdat zij op dat moment een lagere premie betalen en misschien makkelijker aan een hypotheek kunnen komen, maar het is slecht voor jongeren omdat de opbouw van hun pensioen verlaagd wordt. Zij moeten eigenlijk veel meer kunnen sparen. Je moet minimaal de huidige 2,25% of 2% behouden. De voorgestelde verlaging is heel erg onlogisch. Het is niet gunstig voor jongeren. Wanneer zij daadwerkelijk pensioengerechtigd zijn, komen ze in feite tekort. Dat moeten wij niet willen. Of is het alleen maar een truc voor de regering om de eigen werkgeverslasten te verlagen, om de eigen begroting op orde te krijgen? Dat zouden wij een zeer onzuiver argument vinden.
Pensioen hebben is rust. Wij moeten op een gegeven moment bekijken hoe wij een goed pensioen kunnen regelen. We hebben de brief gehad over het uitstel van het financieel toetsingskader met een jaar, maar dat geeft geen rust. Het leidt eerder tot een heleboel onrust omdat een aantal problemen nog niet opgelost is.
Dat betreft bijvoorbeeld de rekenrente. Wat ons betreft is die rekenrente heel belangrijk, omdat je moet kijken naar wat realistisch is. De schattingen van het vermogen van de pensioenfondsen lopen uiteen van tussen nu 1.000 miljard tot 1.500 miljard over tien jaar, een vermogen dat nog steeds rendeert en waarop nog steeds pensioenpremies ingelegd worden, dus waarbij ook nog heel veel mogelijkheden zijn voor een rendement om een goed pensioen te realiseren zonder dat dit tot kortingen leidt. Dan is de rekenrente die nu gebruikt wordt als een fictief instrument om te zorgen dat er een dekkingsgraad voor toekomstige verplichtingen is, een volstrekt achterhaald systeem. Er is al een en ander gewijzigd in het kader van het septemberpakket, maar wat ons betreft zou er veel meer gekeken moeten worden naar wat een realistische rekenrente is in relatie tot effectieve rendementen. Een rekenrente van 4,2% is in onze ogen dan ook veel realistischer als rekenrente die je nu zou kunnen laten ingaan en niet over een termijn van 60 jaar, zoals conform het septemberpakket. Er is op dat punt natuurlijk heel veel discussie.
De heer Omtzigt (CDA):
Stelt de 50PLUS-fractie hier voor dat wanneer een pensioenfonds obligaties koopt bij mijnheer Dijsselbloem voor 1,8%, het fictief mag rekenen dat het daar elk jaar 4,2% rendement op maakt, dus dat het gegarandeerd 2,4% minder rendement maakt dan het mag rekenen in de eigen boeken? Wilt u die boekhoudtruc vanaf morgen invoeren in Nederland?
De heer Klein (50PLUS):
Nee, mijnheer Omtzigt heeft mij niet goed begrepen. Het gaat er niet over dat een pensioenfonds obligaties voor zo'n laag percentage koopt. Het gaat ons erom wat de pensioenfondsen op dit moment aan vermogen hebben en ze op dit moment aan realistisch rendement weten te realiseren. Dat realistisch rendement is over de afgelopen jaren veel hoger. Uit de cijfers blijkt dat dat soms bij obligaties lager is. Die moeten ze dan dus niet kopen. Dat neemt niet weg dat ze wel het huidige rendement moeten kunnen behalen en dat rendement ligt hoger. Dat loopt uiteen van 6,5% tot 10%, afhankelijk van het pensioenfonds. Dus er is wel degelijk ruimte om op een goede manier ervoor te zorgen dat de pensioenen niet gekort behoeven te worden, omdat het helemaal niet nodig is om te korten.
De heer Omtzigt (CDA):
Nu komt de aap uit de mouw. Als de 50PLUS-fractie wil rekenen met 6,5% tot 10%, terwijl Dijsselbloem zijn obligaties verkoopt tegen 1,8% – als het 10% was hadden we hier trouwens nog een ander probleem met de begroting voor Sociale Zaken, maar dat terzijde – dan garandeert zij dus een verlies en een toekomstige instorting van de pensioenfondsen. Sinds de woekerpolissen weten we dat wanneer je rekent met 8% tot 10%, je er zeker van kunt zijn dat je bedrogen uitkomt na een aantal jaren. Dus dit is echt knollen voor citroenen verkopen.
De heer Klein (50PLUS):
Nee, de heer Omtzigt begrijpt het niet helemaal goed. Het gaat er niet om dat we 6% of 8% zouden willen. In onze ogen zou het moeten kunnen gaan om een rekenrente van 4,2%. Dat is een realistisch rekenrente, ook gelet op het beleggingsrendement. Kijkend naar de cijfers van de afgelopen periode is het onzinnig om aan dat veel lagere percentage vast te houden. Overigens de discussie die je op de tv en in de kranten ziet, leidt ertoe dat er extra onduidelijkheid en onzorgvuldigheid ontstaat. De een zegt dat binnen tien jaar de pensioenpotten leeg zijn, terwijl de ander zegt dat er nog heel veel in komt en dat de dekkingsgraad voldoende is. De 50PLUS-partij wil de minister de suggestie meegeven om te proberen die angst weg te nemen door duidelijk te zijn over de feitelijke situatie bij de pensioenfondsen. Wij hebben onze informatie en onze beelden, maar misschien is het veel verstandiger als de minister dat onderbouwt en aangeeft. Kan hij daar een inzicht in laten maken? Ik begrijp dat dit niet voor de tweede termijn kan.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik ben de weg kwijt, maar dat zal vast aan mij liggen. Volgens mij hebben de bewindslieden die lijn allang. Dat heet de dekkingsgraad. Uit de analyse van de dekkingsgraad blijkt dat heel veel fondsen geld tekortkomen en dat er daarom zelfs, helaas, her en der gekort moet worden. Wie strooit er nu eigenlijk zand in de ogen? Dat bent u toch door de suggestie te wekken dat die kortingen volledige onzin zijn en worden bedacht omdat de bewindslieden dat toevallig leuk vinden? Er is een tekort bij veel pensioenfondsen. Dat is heel vervelend, maar dat moeten we herstellen. Volgens mij bent u degene die verwarring creëert door valse hoop te wekken dat het in de praktijk allemaal reuze meevalt. Volgens mij dient u deze vraag vooral aan uzelf te richten.
De heer Klein (50PLUS):
De heer Van Weyenberg heeft een aardige fictie, dat er op een gegeven ogenblik veel te weinig zou zijn, waardoor die kortingen er moeten zijn. Wij hebben heel veel informatie van diverse pensioenfondsen. Ik had het net over 1.000 miljard en dat groeit naar 1.500 miljard. Dat zijn feiten en gegevens. Het hele fictiemodel op grond waarvan nu wordt gekort, is een theoretisch model en niet gebaseerd op de werkelijkheid in de praktijk. Het is duidelijk waarom wij iedere keer deze discussie hebben, als de pensioenen worden gekort. De een zegt dat er genoeg geld in de pot zit van de pensioenfondsen en de ander zegt dat dit helemaal niet waar is. Dan is het verstandig om daar duidelijkheid over te krijgen en niet vast te houden aan wat de heer Van Weyenberg aangeeft.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Van Weyenberg (D66):
Met alle respect, de heer Klein vraagt niet om verduidelijking, maar om het loslaten van de regels, zodat we nu kunnen uitgeven en op de pof kunnen leven en kunnen hopen dat er straks nog voldoende geld is voor toekomstige gepensioneerden. Ik vind dat onverantwoord. De bewindslieden hebben een systematiek die heel deugdelijk is. Laat ik er een vraag aan toevoegen. De heer Knot van de Nederlandsche Bank heeft uitvoerig beargumenteerd dat iedereen die beweert dat je met hogere rekenrentes kunt werken, in het bezit is van glazen bol die hij niet heeft. Ik heb de heer Knot hoog. Mijn vraag aan de heer Klein is waar zijn glazen bol staat. Wat mij betreft moet hij echt stoppen met zijn achterban een slechte dienst te bewijzen door hier een schijndiscussie te starten die de indruk wekt dat het allemaal wel meevalt met de pensioenfondsen en dat er niet gekort hoeft te worden. Het is helaas nodig, dus wees alstublieft eerlijk.
De heer Klein (50PLUS):
De heer Van Weyenberg vraagt terecht om duidelijkheid, maar ik zie dat de heer Witkamp over het PNO Mediafonds bij RTL Z duidelijk zegt dat er voldoende geld is in de pensioenfondsen en dat het rendement goed is. Ik heb het rapport gezien en de reactie van prof. Frijns die hetzelfde aangeeft. Ik krijg signalen van diverse organisaties van pensioenbelangen dat er voldoende geld is. Dan zijn wij als 50PLUS niet degenen die een rad voor ogen draaien, maar dat is D66 die daar vervolgens iets raars doet, mevrouw de voorzitter..
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. Dit vind ik een persoonlijk feit: iets raars doen …
De voorzitter:
Nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee, nee. Gaat u verder, mijnheer Klein, gaat u verder. Sjonge.
De heer Klein (50PLUS):
Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Omtzigt over de invaarpilot over de casinopensioenen. Wat is het wettelijk kader om dat te kunnen doen? Het kan geen tombola zijn door te gaan werken met deze pensioencontracten.
Bij de terugstortingen zou het gaan om 2,3 miljard, zoals de staatssecretaris heeft geschreven in haar brief van 30 november. Vervolgens zegt ze dat het een beetje duur is om nu nog 3 miljoen tot 10 miljoen uit te geven aan vervolgonderzoeken. Daar kun je over discussiëren, maar veel belangrijker is dat de staatssecretaris het bovendien aannemelijk vindt dat de informatie die zij zou krijgen, niet van betekenis is voor de besluitvorming over eventuele kortingen. Op dat punt wil ik graag een verduidelijking, want dat is een merkwaardige zinsnede. Dit zou namelijk betekenen dat de staatssecretaris vindt dat er eigenlijk al voldoende geld is en dat er dus helemaal niet gekort hoeft te worden. Dat lijkt mij een heel logische redenering, maar dat komt niet helemaal overeen met het kabinetsbeleid. Daarmee beëindig ik mijn termijn.
De heer Ulenbelt (SP):
Uit mijn achterban hoor ik dat heel veel ouderen, zeker in deze tijd, graag op tijd zouden willen stoppen om plaats te maken voor jongeren. Is 50PLUS in voor het idee om een VUT 2.0 te steunen of te helpen introduceren?
De heer Klein (50PLUS):
Nee, wij zijn niet voor een terugkeer van een echte VUT-regeling.
De heer Ulenbelt (SP):
Ik noem het niet voor niets "VUT 2.0". Het is dus niet de oude VUT. Die moet u even uit uw hoofd zetten. Het gaat om een nieuwe VUT. Daarbij komt er, als een oudere vertrekt, in diens plaats gegarandeerd een jongere. Daar wordt ook in de media over gesproken. Op deze manier helpt "oud" "jong". Dat propageert u altijd. Ik presenteer u dus dit voorstel om "jong" te helpen.
De heer Klein (50PLUS):
Ik denk dat ik positief moet reageren op de gedachte die u nu verwoordt. Wij hebben immers ook aangegeven dat verhoging van de AOW-leeftijd niet zinvol is als er veel jeugdwerkloosheid is. Het is niet zinvol om ouderen langer te laten werken terwijl de jongeren nog niet aan het werk zijn. In dat opzicht is een dergelijk idee passend, maar ik wil graag met u overleggen over de uitwerking daarvan.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De beantwoording door de regering is vooralsnog gepland voor donderdagmiddag.
De vergadering wordt van 22.45 uur tot 22.55 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-33-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.