8 Debat regeringsverklaring

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de regeringsverklaring,

en over:

  • - de motie-Zijlstra/Samsom over alternatieve maatregelen voor de inkomensafhankelijke zorgpremie (33410, nr. 32).

De voorzitter:

Voor hun inbreng in de tweede termijn staat de leden der Kamer ongeveer een derde van de spreektijd van de eerste termijn ter beschikking. Het woord is aan de heer Wilders van de Partij voor de Vrijheid. Hij heeft een spreektijd van ongeveer 10 minuten.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Dat is prima, want ik kan kort zijn. Dit kabinet en deze premier moeten weg, vandaag nog! Als het vandaag niet lukt, proberen wij het morgen weer. Als het morgen niet lukt, proberen wij het overmorgen weer. Deze premier en dit kabinet verdienen het niet om dit land te regeren. Ze brengen ons land naar de afgrond. Ze bezuinigen Nederland kapot. Ze pakken de hardwerkende Nederlander, de middenklasse en de ouderen keihard in hun portemonnee. Ze nivelleren. Ze zorgen voor meer werkloosheid, voor minder economische groei. Ze zijn slecht voor Nederland en slecht voor de Nederlanders.

De minister-president in het bijzonder is de man van het pluche, de grootste windvaan van Nederland. Twee jaar geleden ging hij in zee met de PVV, een halfjaar geleden met GroenLinks en D66 bij het Kunduzakkoord en nu met de Partij van de Arbeid in dit kabinet. De heer Rutte is de kampioen in wisselende contacten. Zolang hij zijn eigen baantje maar kan houden. Ik zei het al eerder in dit debat: rooie Rutte heeft zijn kiezers verraden. Hij zei: stem op de VVD want dan komt die verschrikkelijke linkse Partij van de Arbeid niet aan de macht. En nu ligt hij samen met de heren Samsom en Asscher in bed. Hij zei: handen af van de hypotheekrenteaftrek, zeker voor bestaande gevallen! Nu gaat de hypotheekrenteaftrek op de schop, ook voor bestaande gevallen. Hij zei: Nederland heeft belastingverlaging nodig! Nu gaan de belastingen voor burgers en bedrijven met 5 miljard euro omhoog. Hij zei: niet nivelleren, vreselijk, nooit meer doen! Nu gaat hij nivelleren en hij verdedigde dit alsof het nivelleren door de VVD is uitgevonden, en hardwerkend Nederland, de middenklasse, betaalt opnieuw de prijs. Hij zei: geen generaal pardon! Nu krijgen we een generaal pardon.

Mijn partij, de PVV, zit anders in elkaar. Wij willen onze kiezers niet verloochenen voor het pluche. Wij zeiden nee in het Catshuis omdat wij nee zeggen tegen bezuinigingen die de crisis erger maken, de economie schaden, de koopkracht van de middenklasse raken en Nederland de afgrond in duwen. Wij hebben een rechte rug. Ons alternatief is ook beter voor Nederland. Wij kiezen voor lastenverlichting in plaats van lastenverzwaring. Wij kiezen voor economische groei, voor meer banen en minder werklozen tijdens de komende crisisjaren. Dat dit kan en dat dit werkt, heeft ons programma laten zien.

Dit kabinet doet precies het tegenovergestelde. Het pakt de burger door de btw te verhogen, het eigen risico te verhogen, de huren te verhogen, de WW af te breken tot het bijstandsniveau na één jaar, de hypotheekrenteaftrek te kortwieken en door de zorg met miljarden te korten, waardoor zieken en gehandicapten de dupe worden en er 60.000 minder handen aan het bed komen. Dit is het kabinet van de afbraak van Nederland. Het zal geen dag de steun krijgen van de PVV-fractie. Naar huis moeten ze, nu. Vandaar de volgende motie van wantrouwen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet de economie kapot bezuinigt, de lasten verhoogt, de inkomens nivelleert, de werkloosheid laat oplopen en de ouderen, zieken en hardwerkend Nederland keihard in de portemonnee pakt;

zegt het vertrouwen in het kabinet op,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (33410).

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Ik bedank de minister-president voor de uitgebreide beantwoording. Ook spreek ik mijn waardering uit voor het scherpe en kritische debat met de collega’s van de oppositie. Dat is ook nodig, want wij bespreken een pakket met heel zware maatregelen die de hele Nederlandse samenleving zal gaan voelen. Daarom is het goed dat wij aanscherpen waar de verschillen zitten en dat wij proberen onduidelijke zaken te verduidelijken. Dank daarvoor, dus.

Ik benadruk nogmaals dat hier niet het verkiezingsprogramma van de VVD voorligt, maar wel een akkoord van twee partijen die taboes hebben geslecht en bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen. Wij nemen de noodzakelijke maatregelen om Nederland sterker uit deze crisis te krijgen. Deze coalitie heeft als opdracht te hervormen, te bezuinigen en gericht te investeren om dit land sterker en mooier te maken. De VVD steunt dat. Het zal geen verrassing zijn dat de zojuist ingediende motie onze steun niet zal kunnen wegdragen. De heer Wilders had een mooie alliteratie op de naam van de heer Rutte; ik kan de heer Wilders ook de heer wegloop-Wilders noemen, maar laten wij die kant niet op gaan. Hier zitten namelijk geen partijen die voor het pluche kiezen. Hier zitten partijen die voor verantwoordelijkheid hebben gekozen, die bereid zijn om de pijn te nemen die daarbij hoort, die bereid zijn om boodschappen te verkondigen die niet in hun diepste wezen zitten, omdat zij dit land er sterker uit willen laten komen.

Wij willen dit kabinet aan de slag laten gaan. Het moet beginnen, het moet al die maatregelen uitwerken. Wij zullen in dit huis nog ontzettend veel debatten krijgen, waarin wij samen met de oppositie kijken of zaken verbeterd of bijgesteld moeten worden. Wij gaan die debatten open in. De uitgestoken hand is aanwezig, zo zeg ik ook tegen de heer Pechtold, maar dan moet die wel gegrepen worden. Ik ben anderhalf jaar staatssecretaris geweest in een vorig kabinet. In dat kabinet was ook sprake van een minderheidssituatie, maar heel veel wetten zijn niet alleen door dit huis gekomen, maar ook door de Eerste Kamer. Als coalitiepartij zullen wij proberen om partijen in dit huis en ook aan de overkant te betrekken bij alle plannen die voorbijkomen, maar dat betekent niet gelijk dat wij de verkiezingsprogramma’s van andere partijen uitvoeren. Wij streven naar een breed draagvlak en willen veel partijen laten aanhaken, maar dat betekent niet dat zij altijd gelijk krijgen. Dat geldt niet voor ons en dat geldt ook niet voor de oppositie. Die helderheid moeten wij eerlijk bieden.

Wij zullen de komende jaren uitleggen waarom de maatregelen in dit regeerakkoord noodzakelijk zijn. Maatregelen die soms pijn doen. Maatregelen die echt niet altijd even leuk zijn – sterker nog, vaak niet – maar wel noodzakelijk om ervoor te zorgen dat waar nodig en waar mogelijk mensen weer eigen verantwoordelijkheid nemen. Mensen moeten zelf zaken oppakken en niet alleen maar naar de overheid kijken. Die tijd is voorbij, die luxe hebben wij niet meer. Meer maatwerk via gemeenten, verantwoordelijkheid daar neerleggen waar die thuishoort; dat is het liberale beleid dat de VVD de komende jaren zal verdedigen en bewaken.

Ik wil nog een paar zaken eruit halen, bijvoorbeeld op het gebied van energie. Die discussie is ook nu gevoerd. Wij horen graag van het kabinet hoeveel mensen in dit land in het energie-intensieve bedrijfsleven werken. Er wordt altijd gemakkelijk gesproken over het verhogen van de energieprijzen en het verzwaren van de energielasten, maar wat zijn de economische consequenties daarvan? Laten wij dat debat in de volle breedte voeren. Wij ontvangen die gegevens graag van het kabinet.

Ik roep de minister van Economische Zaken op om, als hij op het gebied van het milieu, van CO2-uitstoot in Europa aan de slag gaat, nog eens te kijken naar het Emission Trading System, ETS. Ga nu eens voor een systeem waarin wij de beste bedrijven belonen, waarbij wij bijvoorbeeld kiezen voor “best available technology”. De bedrijven die het heel goed doen, hoeven geen uitstootrechten te betalen en de bedrijven die het slecht doen, gaan juist wel betalen. Daarmee stimuleer je innovatie, vooruitgang. Dat is de basis van het vooruitbrengen van de economie van dit land, maar ook van ons milieu. Dat laat zien dat wij als land en als partijen heel goed in staat zijn om milieu, economie en duurzaam slim en innovatief te combineren.

Het is slechts een van de vele voorbeelden die dit kabinet kan waarmaken in de komende vierenhalf jaar. De VVD heeft er groot vertrouwen in dat het kabinet de moeilijke opdracht die het heeft gekregen goed zal uitvoeren. Wij wensen het daar ontzettend veel succes bij, maar wij zullen het, een liberale fractie waardig, daarbij natuurlijk opbouwend en ook kritisch volgen.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Tot mijn spijt moet ik constateren dat ik zelden een minister-president een regeringsverklaring zo slecht heb zien verdedigen. Er is veel onzekerheid, veel wol, veel mist. Er waren veel onvolledige antwoorden en er waren veel zaken waarbij wij echt moesten doorpakken voordat wij uiteindelijk het echt eerlijke antwoord kregen. De bezuinigingen zijn keihard, maar wat de gevolgen ervan zijn, is uiterst onzeker. Op veel terreinen kon de minister-president daar nauwelijks enige helderheid over geven, of het nu de politie of de thuiszorg was, de dagbesteding of de herindelingen, het Infrastructuurfonds of de WW. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Jammer.

Vandaag uitten ook vakbonden, zorgondernemers en ouderenbonden in een advertentie hun grote zorgen over de maatregelen van de regering. Ouderen krijgen het straks moeilijk om hun partner te verzorgen. Zij zullen eerder naar een verpleeg- of verzorgingshuis moeten. Veel mensen dreigen noodzakelijke voorzieningen te verliezen. Dat is niet alleen slecht voor de samenleving, maar vooral slecht voor de mensen die het betreft, die graag zo lang mogelijk thuis willen blijven wonen en voor elkaar willen blijven zorgen. Het is ook slecht voor de staatskas, omdat zorg in een verzorgingshuis of een verpleeghuis vele malen duurder is dan de mensen zo lang mogelijk thuis helpen. De premier wil dat mensen hun verantwoordelijkheid nemen, maar dan moeten de mensen daartoe ook wel de mogelijkheid hebben. Ik had hier graag een motie ingediend over de dagbesteding, maar ik heb inmiddels mijn handtekening onder een andere motie gezet. In die motie staat niet dat de SP-fractie tegen de overheveling van de AWBZ van de Wmo blijft. Wij zullen ons daartegen blijven verzetten. Maar goed, mijn handtekening staat dus onder de motie die de heer Slob zal voorlezen.

Er zijn veel werklozen en er komen er alleen nog maar meer bij. Er zijn veel meer werklozen dan er banen zijn. Elke dag opnieuw komen er werklozen bij, in de bouw maar ook in andere sectoren. Je moet niet tegen die mensen zeggen dat zij beter hun best moeten doen. Je moet ervoor zorgen dat er meer werk is. En dat doe je niet door de economie verder achteruit te bezuinigen, dat doe je door extra te investeren. In zo’n situatie kies je er al helemaal niet voor om de WW te verkorten, de AOW eerder te verhogen en de ontslagbescherming aan te tasten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de werkloosheid steeds verder oploopt;

constaterende dat het aantal vacatures honderdduizenden lager is dan het aantal werkzoekenden;

van mening dat het onverstandig is om in tijden van groeiende werkloosheid de WW te bekorten;

verzoekt de regering om de uitkeringsduur en hoogte van de WW niet te veranderen en met voorstellen te komen teneinde de werkgelegenheid te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (33410).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik heb al gezegd dat het onverstandig is om juist in deze tijden de AOW-leeftijd nog sneller te verhogen, terwijl zo veel ouderen werkloos worden en geen werk kunnen vinden. En oud ben je tegenwoordig al snel. Mensen van 50 en zelfs nog jonger krijgen nu al steeds vaker te horen dat zij te oud zijn, terwijl de ervaring van mensen voor bedrijven en organisaties van grote waarde kan zijn. Ik dien een motie in gericht op de gevolgen voor al deze mensen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is, de IOAW in 2014 af te schaffen;

overwegende dat deze inkomensvoorziening voor werklozen die op of na hun 50ste werkloos zijn geworden van groot belang is gezien de oplopende werkloosheid en de positie van oudere werkzoekenden op de arbeidsmarkt;

constaterende dat de inkomensvoorziening IOW voor werklozen die op of na hun 60ste werkloos zijn geworden wordt aangepast door de regeling open te stellen voor werklozen die op of na hun 55ste werkloos zijn geworden;

constaterende dat hierdoor het vangnet voor werklozen die op of na hun 50ste en voor hun 55ste werkloos zijn geworden volledig vervalt;

verzoekt de regering, de IOW-regeling als inkomensvoorziening voor werklozen die op of na hun 50ste werkloos zijn geworden open te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (33410).

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Een van de punten waar veel onzekerheid over is ontstaan, is de vraag waar wij die 250 miljoen vandaan halen om de sociale zekerheid nog een beetje te herstellen. Laat duidelijk zijn dat het voor ons van groot belang is dat het geld niet bij het openbaar vervoer of de binnenvaart vandaan gehaald wordt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een taakstelling van 250 miljoen euro op infrastructuur wordt gelegd ter reparatie van bezuinigingen op de sociale zekerheid en werkgelegenheid;

verzoekt de regering, die taakstelling van 250 miljoen niet ten koste te laten gaan van het openbaar vervoer en de binnenvaart,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Roemer en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (33410).

De heer Roemer (SP):

Tot slot de woningcorporaties. De minister-president heeft gezegd dat het rapport van Ortec onderdeel is van een lobby en dat hij daar niet wakker van ligt. Volgens het Centraal Planbureau is die greep van 2 miljard in de kas gemakkelijk te financieren door de huren tot de pijngrens te verhogen. Los van dat cynisme slaat het oordeel van het Centraal Planbureau op het eindbeeld in 2040 of daaromtrent. Ortec laat zien dat de corporaties door de verhuurdersheffing over vijf jaar ter ziele zijn. Dit wordt een schoolvoorbeeld van het gezegde “operatie geslaagd, patiënt overleden”. De minister-president heeft toegezegd een reactie te sturen op het Ortec-rapport. Ik weet inmiddels dat het Centraal Fonds Volkshuisvesting, de eigen waakhond van de regering, komende vrijdag de doorrekening van het regeerakkoord voor de woningcorporaties aanbiedt aan de minister van Wonen. De minister schreef vanmiddag nog dat de Kamer die doorrekening pas over vele maanden krijgt. De SP-fractie wil die CFV-doorrekening per omgaande ontvangen, dus voor de stemmingen over het wetsvoorstel over de verhuurdersheffing, dat wij morgen bespreken. Als de minister-president nu ja knikt, scheelt dat mij een motie.

De voorzitter:

Hij knikt geen ja, maar hij wil wel iets zeggen.

Minister Rutte:

Het stuk wordt wel doorgestuurd, maar het lijkt mij toch wel goed dat daar een kabinetsreactie bij zit en die hebben wij niet morgen.

De heer Roemer (SP):

Dan dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Ortec Finance na doorrekening van het regeerakkoord concludeert dat woningcorporaties door de verhuurdersheffing binnen vijf jaar failliet gaan dan wel hun huren tot 100% van het wettelijk maximum moeten verhogen en tegelijk stoppen met de bouw van nieuwe woningen;

overwegende dat het Centraal Fonds Volkshuisvesting momenteel ook de cumulatieve effecten van regeerakkoord en staand beleid doorrekent;

verzoekt de regering om het rapport van het Centraal Fonds Volkshuisvesting direct na ontvangst voor de stemmingen over de Wet verhuurdersheffing aan de Kamer toe te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (33410).

De heer Roemer (SP):

Het zou mooi zijn als daar een kabinetsreactie bij zit, maar het lijkt mij niet zo moeilijk om zo’n onafhankelijk onderzoek dat bijna door de regering zelf is gedaan, gewoon ter informatie naar de Kamer te sturen in plaats van ook daarover zo moeilijk te doen.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter …

De voorzitter:

Nee, u hebt in de tweede termijn de gelegenheid om hierop te reageren. Dat is gebruikelijk.

De heer Roemer (SP):

We hebben veel onderwerpen de revue laten passeren en heel veel nog niet. Die komen de komende weken allemaal bij de behandeling van de begrotingen aan de orde. Oprecht zeg ik wel dat wij, ondanks de vele kritiek die wij op heel veel punten hebben, ieder voorstel van het kabinet echt op basis van de inhoud zullen beoordelen en dat wij datgene wat goed is, zullen omarmen en datgene wat niet goed is, zullen verbeteren. Op wat slecht is, zal de regering echter harde en stevige kritiek van de SP kunnen verwachten. Ik wens het kabinet veel wijsheid.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de premier hartelijk voor zijn uitgebreide, lange en energieke beantwoording. Ik zag een premier die er in ieder geval veel zin in heeft. Ik merkte enige getergdheid en misschien ook enige opluchting om van start te gaan. Dat was te merken en te zien. Dat is goed, want dat is een goed begin van wat ongetwijfeld een moeilijke periode gaat worden. Hoe gaat deze premier ook staat te presteren in vak-K of hoe goed de Kamer het ook doet, dit wordt een lastige periode waarin wij offers vragen van iedereen. We vragen die offers wel naar draagkracht en we verzekeren iedereen dat die offers niet voor niets zullen zijn. Er is ook perspectief op een sterkere economie, nieuwe groei, duurzame groei voor de toekomst en een toekomst voor onze kinderen doordat wij blijven investeren in de cruciale onderdelen van onze economie: onderwijs, technologie en innovatie.

Wij hebben vrijwel elk denkbaar onderwerp van het rijksbeleid aangestipt en soms vérgaand uitgediept, al naargelang de actualiteit en de interesses van de diverse partijen. Zo hoort het ook. Ik ben nog een ding verschuldigd aan de heer Van Ojik, die ik in eerste termijn wat heb toegezegd. Hij vroeg de handtekening van de PvdA onder een amendement waarin een moet-bepaling stond bij het toepassen van de pgb’s in de Wmo. Dat amendement rust op een inmiddels controversieel verklaard wetsvoorstel dat de Kamer ook niet meer zal terugzien. Dankzij het nieuwe regeerakkoord komt er een groot en nieuw wetsvoorstel waarin een veel uitgebreidere overheveling van de AWBZ naar de Wmo wordt geregeld. Ik kan de heer Van Ojik echter verzekeren dat wij in dezelfde geest als van dat amendement zullen handelen bij het veiligstellen van de pgb-mogelijkheden, ook in de Wmo. Hoe wij dat precies technisch doen? Daarbij hanteer ik graag het adagium dat de regering regeert en de Kamer medewetgever is. Ik wacht dus graag het voorstel af zoals de regering dat aan de Kamer zal sturen. De heer Van Ojik kent onze inzet op dit punt. Dat is ook de positie van de andere coalitiefractie, zo heb ik tijdens de gesprekken over het regeerakkoord kunnen merken. Volgens mij kunnen wij samen optrekken om een mooie bepaling voor het pgb te maken.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik wacht graag samen met de heer Samsom het voorstel van het kabinet af. Wij zullen inderdaad samen optrekken om ervoor te zorgen dat er een moet-bepaling in het wetsvoorstel komt en het geen vrijblijvend iets wordt voor de gemeenten.

De heer Samsom (PvdA):

Precies. Hoe dat technisch precies vormgegeven en ingebed moet worden? Ik hoop dat de regering daar zelf de eerste stappen toe zet. Als dat niet voldoende is, is er altijd nog de Kamer, inclusief de PvdA-fractie.

Een ander onderwerp dat veel aandacht trok, was de overheveling van de dagbesteding naar de Wmo. Er ontstond onduidelijkheid. Ik denk dat de oppositie een punt heeft als het zegt dat die onduidelijkheid in het regeerakkoord op de een of andere manier moet worden opgelost. Wij hebben er ook op gewezen. Het gaat mij niet zozeer om de onduidelijkheid in deze zaal. Die is er elke dag. Die is bijna functioneel. Die leidt altijd weer tot betere en leukere debatten. Het gaat mij vooral om de onduidelijkheid buiten deze zaal. Daarvoor moeten wij een oplossing weten te verzinnen.

Ik heb hierover al een vraag aan de premier gesteld. Ook daarna bleek in de Kamer onduidelijkheid te blijven bestaan. Dit onderwerp is echter te belangrijk om die onduidelijkheid lang te laten liggen. Mijn fractie dient dan ook de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op basis van het regeerakkoord de dagbesteding wordt overgeheveld van de AWBZ naar de Wmo en dus de uitvoering wordt overgeheveld naar gemeenten;

overwegende dat de minister-president heeft aangegeven dat iedereen die in 2014 recht heeft op dagbesteding deze behoudt en dat vanaf 2015 de gemeenten verantwoordelijk worden voor de voorziening begeleiding;

overwegende dat 2014 een overgangsjaar wordt waarin voor nieuwe gevallen geen recht op dagbesteding meer bestaat op basis van de AWBZ, maar begeleiding nog niet is gedecentraliseerd naar gemeenten;

verzoekt de regering, op zoek te gaan naar een oplossing in overleg met betrokken partijen zoals de gemeenten zodat mensen die in 2014 dagbesteding nodig hebben in dat jaar in aanmerking kunnen komen voor adequate ondersteuning, en de Kamer binnen zes maanden te informeren hoe dit wordt vormgegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom en Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (33410).

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik was even hoopvol toen de heer Samsom zei dat hij duidelijkheid zou geven, maar dit is exact dezelfde mist als die de minister-president liet ontstaan. Die mist is namelijk: zoeken naar een oplossing, waarvoor de minister-president ook nog eens zes maanden krijgt. Dat is volgens mij veel langer dan wat de minister-president hiervoor in gedachten had.

De heer Samsom (PvdA):

Als de minister-president het sneller wil doen, pas ik de motie daarop graag aan. Het gaat om het voornemen om de oplossing te realiseren. Dat kunnen wij niet vandaag in de Kamer. Wij kunnen wel de regering de opdracht geven om het te doen. Dat realiseren wij met deze motie.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Als je zegt dat er buiten onduidelijkheid is, kun je niet vervolgens zeggen: wacht nog maar even zes maanden. Maak dan in elk geval duidelijk welke richting het op moet. Wat moet er wat betreft de PvdA-fractie in 2014 gebeuren?

De heer Samsom (PvdA):

Het gaat nu alleen om nieuwe gevallen in 2014. Andere gevallen houden gewoon hun dagbesteding totdat die wordt overgeheveld naar de gemeenten. Dan gaan ze daar verder met adequate begeleiding. Nieuwe gevallen, daar gaat het om. Wij vinden dat de regering in overleg met andere partijen, die niet bij dit debat betrokken zijn vandaag, ervoor moet zorgen – dat staat ook in de motie – dat mensen die in 2014 aanspraak zouden maken op dagbesteding in aanmerking komen voor adequate begeleiding. Dat vinden wij. Wij vragen de regering om dat te regelen. De manier waarop kan vele vormen aannemen. Je kunt de decentralisatie een jaar naar voren halen en je kunt proberen om het onder te brengen in de bestaande Wmo. De staatssecretaris van VWS is op dat punt een kei en gaat daar wat ons betreft zo snel mogelijk mee aan de slag. Als dit binnen zes maanden kan worden opgelost, is dat misschien nog wel veel mooier.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dit is echt een motie van niets. Die was wat geweest als de PvdA-fractie hier had gezegd: ik ga naast die mensen staan en ik zorg ervoor dat er een oplossing komt. Niet een halfjaar zoeken naar een oplossing. Dit wordt een heel urgent probleem in 2014. Dan hebben wij het nog niet eens over 2015, want ik zie gemeenten het nog niet redden.

De heer Samsom (PvdA):

Dat laatste is een fundamenteler debat. Dat gaat over de gehele overheveling. Ik dacht dat het CDA daar ook voorstander van was, op een aantal punten. Maar goed, het debat daarover voeren wij nog wel in fundamentele zin. Dit gaat over het gat dat valt of dreigt te vallen in 2014. Wij zeggen inderdaad: los dat op. Het verschil tussen een Kamerlid en een dienaar van de Kroon is dat een Kamerlid een opdracht kan geven aan een dienaar van de Kroon om iets op te lossen zonder meteen een precieze oplossing uit te tekenen. Ik ben benieuwd of er een motie komt waarin dat wel zo wordt gedaan, waarin precies wordt verteld in welke regeling, op welke manier en met welk budget het moet worden opgelost. Als zo’n motie er is, wil ik er zeker naar kijken. Wij kwamen vandaag niet verder dan deze opdracht. Die is overigens voldoende. Daarmee wordt immers de garantie gegeven dat er wat de Kamer betreft, als de motie wordt aangenomen, een regeling komt voor mensen die in 2014 nieuwe gevallen zijn. Wat een akelige term is dat eigenlijk. Het gaat erom dat mensen die in 2014 voor het eerst aanspraak maken op deze vorm van begeleiding die ook krijgen.

De heer Pechtold (D66):

Ik probeer het even heel schematisch en daarmee hopelijk duidelijk te schetsen. In 2013 hebben mensen een recht en is er 100% budget. In 2015 hebben mensen een voorziening. Het budget bedraagt nog 75% en is ondergebracht bij de gemeenten. Nu is de vraag wat de situatie in 2014 is. Wat is adequaat in het jaar 2014? Mijn vertaling zou zijn dat er in 2014 nog geen sprake kan zijn van 25% minder budget en van onduidelijkheid over wie nu verantwoordelijk is voor de uitvoering van een recht dat overgaat in een voorziening. De heer Samsom zegt dat er een oplossing moet komen voor 2014. Als hij zegt dat er adequate begeleiding moet zijn, dat de rijksoverheid er nog steeds verantwoordelijk voor is dat het gebeurt – het kan door een ander worden uitgevoerd, maar de rijksoverheid is eindverantwoordelijk – dat het budget dan nog steeds 100% is en dat het Rijk het desnoods aanvult als gemeenten het betalen via de Wmo, dan hebben wij een oplossing.

De heer Samsom (PvdA):

Ik denk dat de oplossing is dat gemeenten al in 2014 op een of andere manier de uitvoering ter hand nemen. Dat lijkt mij de meest praktische oplossing. Het Rijk blijft er verantwoordelijk voor dat het gebeurt, maar vanaf 1 januari 2014 zouden dan mensen die voor het eerst aanspraak maken op die voorziening bij gemeenten terecht kunnen. Het budget moet voldoende zijn om die adequate begeleiding te leveren.

De heer Pechtold (D66):

Ja, dat snap ik. Ook D66 heeft plannen wat betreft deze zaken. Ik vraag nu om de helderheid die u nu van het kabinet wilt hebben en die wij moeten kunnen controleren in een overgangsfase. Je kunt de gemeenten daar eindverantwoordelijk voor maken. Dat snap ik. Dan kunnen zij zich er in dat jaar alvast op voorbeiden. Dat woord “adequaat” is een soort kwaliteitskenmerk. En laten wij eerlijk zijn: dat hangt altijd samen met geld. Als de gemeenten nu zeggen dat zij het in dat jaar vanwege die overgang nog niet voor die 75% adequaat kunnen doen, wie heeft dan het probleem? Is dat gemeente met de Wmo, die zij zelf moeten bijplussen? Of plust de rijksoverheid misschien in dat jaar nog bij om het in elk geval in dat jaar nog adequaat te houden?

De heer Samsom (PvdA):

Laat ik een scenario nemen. Stel dat het lukt om de voorziening al in 2014 bij gemeentes neer te leggen. De begeleiding, de “dagbesteding” – dat woord bestaat alleen in de AWBZ, maar ik doel op iets vergelijkbaars, georganiseerd in de Wmo – wordt dan al in 2014 bij gemeentes neergelegd. Dan is daarmee volgens mij het hele probleem getackeld, want dan hebben wij de facto de situatie van 2015 één jaar vervroegd. Als de heer Pechtold het niet eens is met wat wij in 2015 doen, is hij het ook niet eens met wat wij in 2014 doen, maar dan hebben wij een iets groter probleem. Als ik het verkiezingsprogramma van D66 bekijk, denk ik echter dat de heer Pechtold geneigd zou zijn om de hele overheveling zoals wij die hadden voorzien in 2015, te steunen. Stel nu dat die de facto een jaar naar voren wordt gehaald. Dan is dat hetgeen ik voor ogen heb.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Dat betekent dus, kort gezegd, het volgende. In dat overgangsjaar kunnen gemeenten zich er alvast op voorbereiden. Ze krijgen het adagium “adequaat” mee. Zij bereiden zich voor op de korting die er daarna zal zijn. Het Rijk blijft er in dat jaar echter nog verantwoordelijk voor dat het niet misloopt. Als het misloopt in dat jaar, zien wij elkaar weer hier en grijpen wij in.

De heer Samsom (PvdA):

Ik denk dat wij dat ook doen in 2015 als het misloopt. Ik ken de debatten over de Wmo in de Kamer een beetje, en wij doen dat continu. Die toezegging staat dus sowieso. Volgens mij begrijpen wij elkaar goed en proberen wij op deze manier de facto te regelen dat er in 2014 iets van een voorziening ontstaat voor nieuwe gevallen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Laat ik beginnen met te zeggen dat ik waardering heb voor het feit dat de heer Samsom erkent dat er onduidelijkheid is, dat er een gat lijkt te vallen en dat wij dus vanuit de Kamer moeten proberen om waar dat mogelijk is duidelijke opdrachten aan de regering te geven om daarmee aan het werk te gaan. Toch vind ik het nog niet helemaal helder. Ik hoorde de heer Samsom daarnet spreken van “iets van een voorziening”. In de motie staat “adequate begeleiding”. Betekent dit dan dat voor nieuwe aanvragers – dat klinkt iets anders dan “nieuwe gevallen” – dezelfde dagbesteding beschikbaar is als voor de mensen die het in 2012 en 2013 al hebben en het ook in 2014 nog zullen hebben?

De heer Samsom (PvdA):

Nee, het is dezelfde dagbesteding als die in 2015 bestaat. Ik denk althans dat het de facto daarop zal neerkomen. Je loopt vooruit op iets nieuws, je loopt niet nog door met iets ouds. De functie dagbesteding, zoals die nu in de AWBZ als recht is gedefinieerd, verdwijnt namelijk. In 2015 is er een voorziening in de Wmo voor een vergelijkbare functie van begeleiding. Daarop wil je dan vooruitlopen. Als de heer Slob – maar ik zeg dit ook tegen anderen – het niet eens is met wat er in 2015 ontstaat, kunnen wij het eigenlijk ook nooit eens worden over de overgang in de richting van 2015. De heer Slob – ik ken ook het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie een beetje – zal hierover wel iets andere gedachten hebben. Stel dat hij genegen is om te steunen wat wij in 2015 willen bewerkstelligen, dan is datgene wat wij in 2014 voorzien, een aanloop daar naartoe. Het is niet een uitloop van het nu al bestaande recht, want dat recht verdwijnt. Er komt een voorziening.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik wil dit toch scherp proberen te krijgen. In 2015 gaat er iets veranderen, maar dan verandert het voor iedereen: bestaande aanvragers of gebruikers, nieuwe gebruikers, ze vallen allemaal onder hetzelfde regime. Het kan misschien per gemeente verschillend worden ingevuld, maar dan is in ieder geval helder wat de spelregels zijn. Als ik de motie van de heer Samsom goed begrijp, valt in 2014 een deel van de mensen – het zijn er nu zo’n 110.000 – nog onder de bestaande, landelijke regeling en zal voor een deel van de nieuwe mensen een andere situatie gelden. Dan krijgen wij dus eigenlijk een soort tweedeling onder mensen die recht hebben op en gebruik mogen maken van – het laatste is misschien een beter woord – dagbesteding. Dat lijkt mij een beetje een onwenselijke situatie. Laten wij dan afspreken dat wij het in 2014 voor iedereen hetzelfde houden en dan een moment prikken om voor iedereen een nieuwe situatie te laten ingaan.

De heer Samsom (PvdA):

Ik geef onmiddellijk toe dat het ingewikkeld is, want anders hadden wij niet zo lang over dit onderwerp staan discussiëren. Nogmaals, wij gaan niet de oude situatie doortrekken. Wij trekken de nieuwe situatie voor nieuwe gevallen de facto – ik weet niet precies hoe het de jure, in de regeling, precies zal uitvallen – één jaar naar voren. De heer Slob impliceert: laten wij het maar een jaartje langer laten doorlopen. Dan hebben wij echter een ongedekte cheque, en daar sta ik niet voor.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik zeg nog kort iets over die ongedekte cheque. Wie heeft hier het probleem veroorzaakt? Ik geloof niet dat dit in de Kamer is gebeurd. Het komt door de plannen die dit kabinet heeft meegekregen van de fracties die deze regering dragen. In het regeerakkoord hebben zij afspraken gemaakt over 2015, maar zij hebben in 2014 al de aanspraak op dagbesteding laten vervallen. Daardoor ontstaat er een probleem. De vraag is dan alleen hoe we dat probleem op een eerlijke en rechtvaardige manier gaan oplossen. Ik vind het echt sterk dat de heer Samsom zijn nek uitsteekt met deze motie, maar ik constateer ook dat door het gevraagde in deze motie een soort tweedeling ontstaat in 2014. We zullen het moeten afwegen. De vraag is of we dit de goede weg vinden. Ik dien hier later nog een motie over in, waarin ik laat doorklinken dat ik denk dat een andere weg beter en rechtvaardiger is.

De heer Samsom (PvdA):

Ik denk dat we elkaar een heel eind zijn genaderd maar dat er, inderdaad, nog een klein verschil is op dat laatste punt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het is goed dat de motie beoogt een einde te maken aan onzekerheid voor mensen in 2014. Is de werkelijke bron van de onzekerheid, die nu misschien wordt opgeschoven naar 2015, echter niet dat een recht wordt omgezet in een voorziening en dat er 25% wordt bezuinigd op de dagbesteding? Dat is toch de bron van de onzekerheid waar mensen mee te maken krijgen, vanwege deze motie misschien niet in 2014 maar dan toch in 2015?

De heer Samsom (PvdA):

Die bron kan ik niet wegnemen. Die wil ik ook niet wegnemen, want in onze plannen voorzien wij in het omzetten van een recht in een voorziening. In mijn verkiezingsprogramma was dit een onderwerp; een integraal onderdeel van de hervorming van de langdurige zorg was het overbrengen van de functies begeleiding, verzorging en dagbesteding van de AWBZ naar de Wmo. Heel veel partijen hebben dat, maar niet alle partijen. Mijn verkiezingsprogramma is er echter helder over; we willen het omzetten, ook met een korting van ongeveer 25% op het budget, omdat we denken – -sterker nog, weten – dat gemeentes het op een andere en betere manier kunnen organiseren. De heer Van Ojik wijst in zijn interruptie op de fundamentelere discussie over de gehele overheveling. Die discussie hebben we deels hier gevoerd en gaan we uiteraard nog voeren wanneer dit onderwerp echt aan de orde is. Ik denk dat dat het komend jaar het geval zal zijn.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is goed dat er een poging wordt gedaan om een oplossing te vinden voor dit probleem. Ik heb nog maar één simpele vraag over: kost deze motie geld?

De heer Samsom (PvdA):

Ik denk dat het opvangen geld kost, maar dat was ook al het plan. De vraag is hoe we zo snel mogelijk duidelijkheid scheppen over de vraag wie er verantwoordelijk is voor een adequate voorziening voor deze groep mensen. Het is mijn belangrijkste intentie om dat te doen. De vraag waar dat geld precies nu ligt en wie het precies oplost, is de reden dat ik de motie niet in een blauwdrukje heb vormgegeven, en bijvoorbeeld geen ministeriële regeling voor het de regering heb geschreven, maar de staatssecretaris vraag om het precies uit te zoeken. Het kan in de bestaande Wmo zitten, maar je kunt ook de decentralisatie een jaar vervroegen voor deze specifieke groep of het op nog een andere manier oplossen. De oplossing, echter, zal er komen, daar vraagt deze motie om. Het gaat om een oplossing, niet precies over de vorm waarin.

De heer Van der Staaij (SGP):

Maar ik neem toch aan dat het budget dat nu bedacht is, geldt binnen de financiële kaders voor de gemeenten vanaf 2015 en dat die gemeenten niet zomaar zullen zeggen: voor hetzelfde geld, met de korting er nog af, zullen we ook nog wel financiële verantwoordelijkheid nemen voor de nieuwe situatie in 2014? De vraag blijft dan toch of het ook geld kan kosten? Zeggen de fracties van PvdA en VVD-fractie met deze motie dat het hoe dan ook geregeld moet worden, ook al zou het niet kunnen binnen de bestaande kaders?

De heer Samsom (PvdA):

Ja, het kost geld, maar of het budget daarvoor moet worden uitgebreid en welk budget dan moet worden uitgebreid, is nou net de vraag die ik aan de regering stel. Dit gaat immers over een situatie waarbij we van AWBZ-geld terechtkomen in gemeentegeld in welke vorm dan ook, Wmo dan wel Gemeentefonds. Het is precies waarom ik in overleg met betrokken partijen de opdracht aan het kabinet geef. De reden waarom de heer Van der Staaij mij nu overvraagt is precies de reden waarom ik de motie op deze wijze bij het kabinet heb neergelegd. Ik kan op dit moment niet precies bepalen waar dat geld ligt en hoe het dan wordt opgelost, maar gelukkig hebben we een regering die gisteren een regeringsverklaring heeft afgelegd en die staat te popelen om met dit onderwerp aan de slag te gaan.

De heer Roemer (SP):

Daarom is het ook een voorstel waar je niet zo bar veel mee kunt, hoe sympathiek de motie ook lijkt. In 2014 wordt er al 290 miljoen gekort op de dagbesteding. Als het kabinet niet gewoon zegt het te zullen bijpassen als het al door de gemeentes gedaan wordt, weten we één ding, en wel dat het gewoon niets gaat worden. Bovendien is het wel heel erg mooi om nu, omdat er zo veel commotie is, te zeggen dat we het voor 2014 proberen op te lossen, maar in 2015 blijft het probleem exact hetzelfde. Dan gaat namelijk de hele handel – persoonlijke verzorging, begeleiding, dagbesteding – naar de gemeente. Vervolgens wordt er een kwart op bezuinigd, terwijl de gemeentes nu al met de handen in het haar zitten om alle wetgeving en alles wat ze over de schutting gegooid krijgen uit te voeren. Dan weet je toch al één ding zeker, namelijk dat, als de regering al met iets komt voor 2014, de dagbesteding in 2015 gewoon weg is?

De heer Samsom (PvdA):

Nee, ik weet zeker dat dat niet zo is. Ik weet wel zeker dat wij het budget overhevelen naar gemeenten, dat wij 25% minder budget geven en dat wij de gemeenten dus de opdracht geven om, beter dan wij dat kunnen, begeleiding, verzorging, dagbesteding en nog een groot aantal andere dingen te organiseren voor alle mensen die daar behoefte aan hebben. Dat is echter een wat fundamentelere discussie, want u bent het daar niet mee eens. U wilt die overheveling naar gemeenten niet zodat het daar wordt geregeld. Dat is het fundamentele vraagstuk, ofwel: wat doe je in 2015? Daar worden wij het misschien wel over eens, maar vooralsnog zijn wij dat niet. Dan is het ook ingewikkeld om over een transitiejaar daarnaartoe te praten. U wilt die overheveling immers niet. Als je dat wel wilt, dan is het verstandig om er in een transitiejaar voor te zorgen dat er niemand tussen wal en schip valt. Dat is precies wat ik met deze motie probeer te doen. Ik had de regering ook gewoon kunnen vragen om ervoor te zorgen dat niemand tussen wal en schip valt. Dat vond ik echter iets te generiek en algemeen gesteld. Dan zou u mij terecht om iets meer duidelijkheid hebben gevraagd. Die heb ik dus gegeven.

De heer Roemer (SP):

Het zal dadelijk schrijnend blijken te zijn dat mensen het recht op zorg verliezen. Dat zal de praktijk uitwijzen, bij de ene gemeente wellicht wat meer dan bij de andere. Dat maakt het helemaal wrang, maar zo zal het inderdaad blijken te zijn: u haalt het recht bij mensen weg om dit soort elementaire zorg te ontvangen. Voor 2014 is er echter een bezuiniging van 290 miljoen ingeboekt. Dan wordt dit geschrapt. Daarom staat het ook zo in het regeerakkoord. Als u wilt dat dat wordt gerepareerd, dan zult u dat bedrag erbij moeten geven.

De heer Samsom (PvdA):

Nee, die 290 miljoen gaat ook nog over andere zaken, bijvoorbeeld over het ophogen van de minutennorm van 60 naar 90 minuten. Die gaat ook over het introduceren van een revalidatienorm van zes maanden. Daarbij gaat het om een herindicatie als je minder dan zes maanden nodig hebt om ergens van te herstellen. Wij doen meer ingrepen in de AWBZ waar wij elkaar ongetwijfeld nog over komen te spreken. Die 290 miljoen gaat dus over veel meer dan alleen de dagbesteding. Daarom is er wat onduidelijkheid over vragen als: hoeveel is er precies gemoeid met die dagbesteding; kan dat al in de huidige Wmo worden ondergebracht in 2014 en als dat niet kan, op welke manier kan de staatssecretaris de decentralisatie dan misschien naar voren halen, waardoor het probleem kan worden opgelost? Maar dat het moet worden opgelost, vraag ik in mijn motie.

De heer Roemer (SP):

Over 2015 zullen wij het niet eens worden, want u haalt het recht op zorg weg. Mag ik het dan zo zien: in 2014 mag het voor u niet minder zijn en iedereen die zich in 2014 voor de dagbesteding meldt, krijgt exact hetzelfde als iedereen die er al vanaf 2013 in zat?

De heer Samsom (PvdA):

Nee, die discussie heb ik al met de heer Slob gevoerd. De transitie naar 2015 betekent dat wij vooruitlopen op wat er in 2015 gebeurd, niet dat wij doorlopen met wat er in 2013 gebeurt. Dat lijkt ons een logischere overgang dan langer doorgaan met een oude situatie waar we uiteindelijk van afgaan.

Dit was maar een van de vele meningsverschillen die wij in deze Kamer hebben opgelost. Deze is niet helemaal constructief, maar toch vrij constructief geëindigd. Over heel veel andere dingen hadden wij veel grotere meningsverschillen. Die zullen wij de komende jaren ook nog wel houden. Ontwikkelingssamenwerking, migratie, zorg, milieu, zo zeg ik tegen mevrouw Thieme, zijn allemaal grote onderwerpen die de komende tijd zullen langskomen. Maar laten wij ook eens kijken naar onze overeenkomsten, de smalle marges van de politiek. Laten wij eens kijken naar wat er met alle partijprogramma’s de komende jaren zou worden gerealiseerd. Ik neem even de sociaaleconomische parameters, want daar is het in dit debat nou eenmaal het meeste over gegaan. De economische groei in de komende vier vijf jaar bedraagt bij alle partijen 1%. Een paar partijen realiseren 2‰ meer economische groei dan die ene procent. Dat is in dit geval de PVV.

De overheidsschuld is ook een belangrijke parameter. De heer Buma verwijst er continu naar in zijn terechte mantra: te weinig banen, te veel schulden. De overheidsschuld bevindt zich bij alle partijen in 2017 binnen 2% van elkaar. Het CDA heeft de hoogste, maar de rest zit daar heel dichtbij uitgedrukt in percentage van het bruto nationaal product.

De werkgelegenheidsgroei die wij realiseren, is een van de belangrijkste parameters waar wij de komende jaren met zijn allen mee te maken hebben. De werkgelegenheidsgroei die wij allemaal realiseren in de komende jaren is 0%. Alle partijen scoren daarop even goed, of beter gezegd: even slecht. We kunnen elkaar natuurlijk eindeloos de maat nemen over de verschillen, maar we moeten erkennen dat we met zijn allen hetzelfde probleem hebben van een stagnerende economie, een haperende financiële sector en een oplopende werkloosheid in een land dat in Europa naar een nieuw evenwicht zoekt. Dat is een gezamenlijk probleem waar we het met zijn allen over eens zijn en waar we wat mij betreft de komende vijf jaar ook met zijn allen aan kunnen werken. De onderlinge verschillen lossen wij dan heus wel op, want de onderlinge overeenkomsten zijn vele malen groter.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De heer Samsom heeft het over allemaal parameters en dergelijke, maar hoe kan het dat hij steun geeft aan een kabinet dat uitgaat bij zijn financiële berekeningen van een economische groei van 1,25%? Die zullen wij van zijn levensdagen niet halen. Hoe kan het dat de PvdA daarmee instemt?

De heer Samsom (PvdA):

Wij gingen in ons programma uit van een economische groei van 1%. Ik vind het soms rot om toe te geven, maar een compromis leidt soms tot een beter resultaat, in dit geval qua economische groei. Het CDA gaat in zijn programma uit van een economische groei van 1,25%, precies even veel als het regeerakkoord. De heer Buma onderstreept mijn punt. Wij zijn het vast over veel dingen oneens, maar we worstelen allebei met dezelfde realiteit buiten: een stagnerende economie die minder hard groeit dan we hadden gewild en een werkloosheid die sneller oploopt dan wij wenselijk vinden. De heer Buma heeft dat probleem, ik heb dat probleem, wij hebben dat probleem en wij zijn er dus ook samen verantwoordelijk voor dat we het oplossen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dat is toch een antwoord van niks? Dit kabinet is twee geleden beëdigd en het is nu begonnen. Het gaat erom hoe de wereld er nu uitziet. Als je kijkt naar de wereld nu en de meest recente gegevens, dan vallen die gegevens ontzettend tegen voor 2013 en 2014. Dan kun je twee dingen doen: of je gaat uit van de werkelijkheid zoals die in mei en juni was of je gaat uit van de werkelijkheid zoals die nu is, omdat de wereld is veranderd. De heer Samsom heeft het eerste gedaan, omdat hij blijkbaar nog in de verkiezingsmodus zit, maar Nederland krijgt grote problemen met dit kabinet omdat het de werkelijkheid blijkbaar niet onder ogen wil zien.

De heer Samsom (PvdA):

Die werkelijkheid van 1,25% – die ook de werkelijkheid van het CDA is – is het meest recente basispad op basis waarvan we deze groeicijfers hebben. Elke maand blijken de voorspellingen van het CPB weer een beetje anders te liggen. Dat geeft de relativiteit ook een beetje aan. We hebben elkaar ook de maat genomen over de enorme bezuinigingen. Sommige partijen zeiden dat we veel minder moeten bezuinigen, de economie moeten stimuleren en sommigen zeggen dat we helemaal niet moeten bezuinigen. Het grootste verschil tussen de partij die bijvoorbeeld weinig bezuinigt – de SP – en het regeerakkoord is het verschil tussen 42 miljard bezuinigen – de SP – en 46 miljard, zoals het regeerakkoord doet. Dat zijn de verschillen waar de Nederlandse politiek mee te maken heeft. Eigenlijk zijn er grote overeenkomsten, waar wij de komende jaren samen met dit kabinet in gezamenlijkheid de problemen mee kunnen oplossen. Ik hoop dat dit gaat lukken. Ik heb de verwachting dat dit gaat lukken en ik heb alle vertrouwen in dit kabinet.

De heer Pechtold (D66):

Dit is ongeveer hetzelfde wat ik daar stond te vertellen bij de verdediging van het Lenteakkoord. En de wereld was te klein! We trokken een sprintje, we gingen door roeien en ruiten en het was allemaal fout. Nou ja, pak dan ook de rest van mijn tekst!

De heer Samsom (PvdA):

Er was iets met een fotofinish. Ik weet het nog. Laten we nu constateren dat er voortschrijdend inzicht is bij meerdere partijen. De heer Pechtold is al twee dagen boos over het feit dat ik een halfjaar geleden zo boos was. Als we daar nu allebei mee ophouden en verder gaan om gezamenlijk dit kabinet kritisch en constructief te bejegenen in de toekomst, is de heer Pechtold niet meer boos, ben ik niet boos en maken we het land beter.

De heer Pechtold (D66):

Deal! Maar dan wens ik ook de kiezer voortschrijdend inzicht!

De heer Samsom (PvdA):

Eens kijken waar die landt!

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voordat de heer Samsom zijn betoog afrondt, heb ik nog een vraag aan hem. Waar moet de 250 miljoen gevonden worden die op infrastructuur wordt bezuinigd? Zijn fractiegenoot mevrouw Kuiken was er gisteren heel helder over, namelijk dat dit van weginfrastructuur zou moeten komen.

De heer Samsom (PvdA):

Mijn fractiegenoot citeerde de heer Zijlstra van de VVD, maar de afspraak is vrij eenvoudig. Het komt breed uit het Infrafonds. Wat ons betreft ontzien we daar het spoor zo veel mogelijk en zullen we bekijken waar het kabinet mee komt.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Daarmee maakt u toch wel een heel domme afspraak, terwijl ik dacht dat u daarmee iets had binnengehaald. Bezuinigen op het spoor is toch niet iets waarover de Partij van de Arbeid kan zeggen dat er zo lekker over is onderhandeld?

De heer Samsom (PvdA):

In ons verkiezingsprogramma bezuinigden wij uiteindelijk bij elkaar 750 miljoen op de infrastructuur van het spoor. Ja, de Partij van de Arbeid maakt soms harde keuzen als dat nodig is. Ik ben blij dat we deze in dit geval niet in de praktijk hoefden te brengen, want er zijn buiten het beetje dat in de 250 miljoen zit geen bezuinigingen op het spoor. Dat beschouw ik als winst. Wat ik vooral als winst beschouw, is die 250 miljoen voor de sociale agenda.

De voorzitter:

Mijnheer Buma, tot slot.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Wat u doet lijkt mij vooral ontzettend onverstandig.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het wordt er op dit punt niet helderder op. Vanochtend konden wij in de krant lezen dat de Partij van de Arbeid vindt dat die 250 miljoen ten laste moet gaan van het asfalt. Nu horen wij van de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid dat we zo veel mogelijk het openbaar vervoer zullen ontzien. Wat is het nou? Komt het niet uit het asfalt, komt het wel uit het asfalt of gaan we zo veel mogelijk het spoor ontzien?

De heer Samsom (PvdA):

De afspraak is helder: het komt breed uit het Infrafonds, daar waar de vrije ruimte zo min mogelijk pijn doet. Zo min mogelijk al bestaande toezeggingen, of bij voorkeur helemaal geen bestaande toezeggingen overrijden, want dat is heel vervelend in een land waarin je zo veel afspraken maakt met andere besturen over infrastructuur. Dat is de afspraak. De inzet van mijn fractie is dat dit zo min mogelijk ten koste gaat van de infrastructuur die wij het liefste hebben, en dat is het spoor. U mag mijn collega Kuiken daaraan houden, zij zal dat ook doen. De praktijk zal uitwijzen of dat lukt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Zo min mogelijk, zo veel mogelijk, of dat lukt, weten wij niet. De fractie van de Partij van de Arbeid heeft het standpunt ingenomen dat het geld uit het asfalt moet komen. Nu is dat standpunt dat wij vanochtend in de krant lazen binnen twaalf uur verworden tot zo min mogelijk ten laste van het openbaar vervoer en in de toekomst bekijken wat daarvan is waar te maken. Dat is in een relatief korte tijd een tamelijk grote draai.

De heer Samsom (PvdA):

Als ik moet kiezen tussen de krant en het debat in de Staten-Generaal, dan zou ik voor het laatste kiezen. U heeft hier mijn standpunt gehoord.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat heb ik gehoord en ik begrijp dat de woordvoerder van de Partij van de Arbeid niet juist geciteerd is.

De heer Samsom (PvdA):

Het streven is en blijft om zo min mogelijk op het spoor te bezuinigen en het spoor zo veel mogelijk te ontzien. Ik heb goede hoop dat dat gaat lukken. Het kabinet moet zorgen voor een adequate dekking, dat is het belangrijkste.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Tijdens de verkiezingscampagne ontving ik van een collega, toen een concullega van een andere politieke partij, een huisje. Op dat huisje staat “Hypotheekrenteaftrek staat bij ons als een huis”. Daar stond ook nog bij “Zeker nu!”. Ik heb dat huisje bewaard, want er kon geld in. Gelukkig heb ik er niets ingestopt, want ik weet nu dat ik het kwijt was geweest. Ik laat het huisje staan, maar ik verander wel de tekst in “Hypotheekrenteaftrek stond ooit bij ons, VVD, als een huis, zeker toen!”. Ik laat het hier staan en zal het op mijn kamer neerzetten als herinnering aan een campagne die veel beloftes had, maar ook heel veel schuld maakte.

Ik dank de minister-president voor het huisje en voor de beantwoording in zijn eerste termijn. Uit de beantwoording wordt duidelijk dat het kabinet al een grote opdracht heeft, alleen al door de economische crisis. Daarbij leek het tegenstand te krijgen, vooral van zichzelf. Ik denk daarbij aan de klucht rond de zorgpremie, maar ook aan de onduidelijkheid die ook zojuist weer ontstond rond de overdracht van de dagbesteding naar de gemeenten. Wij hebben een motie gehad van de heer Zijlstra om een fout van onderhandelaar Rutte te repareren. Het lijkt erop dat we nu een motie hebben van de heer Samsom om een fout van de heer Samsom te repareren. De onderhandelaars hebben over het hoofd gezien dat als je iets verandert tussen 2013 en 2015, er ook in 2014 mensen zijn die behoefte hebben aan dagbesteding. Ik denk aan meer waar de coalitie vooral zichzelf in de problemen brengt. Ik denk bijvoorbeeld aan de averechtse ingrepen in de veiligheidsketen. Ik begreep niet en ik begrijp nog steeds niet waar het kabinet mee bezig is als je per saldo zo bezuinigt op veiligheid, alleen maar om te kunnen zeggen: meer blauw op straat. Terwijl iedereen weet dat dit minder veiligheid betekent.

Ik zei al in de eerste termijn dat het CDA steun zal geven waar dat kan, maar kritisch zal zijn waar dat moet. Wij zullen ook op veel terreinen steun geven. Wij zullen ervoor zorgen dat Nederland bijvoorbeeld in Europa een goede positie heeft. Als het kabinet die positie inneemt, zullen wij het steunen. Doet het kabinet dat niet, dan niet. Overigens, op dat punt van Europa heeft de premier toch tot vandaag twee gezichten laten zien. In de verkiezingscampagne was het nog: geen extra bevoegdheden naar Brussel. Vandaag zei de minister-president voor het eerst: extra bevoegdheden naar Brussel bij deze coalitie. Op maandag was het: uiteindelijk krijgen wij ons geld uit Griekenland terug. Sinds gisteren is het: het risico is groot dat het geld niet terugkomt.

Ik roep de premier op in het vervolg duidelijk te zijn en met één mond te spreken. Als hij het goede voorbeeld geeft, volgt het kabinet vanzelf. Ik heb het nog niet eens gehad over de grootste onduidelijkheid. Want voor de verkiezingen ging het over € 1.000 erbij, vanaf vandaag weten wij dat het gaat over € 2.500 eraf. En niet iedereen hetzelfde, maar genivelleerd want dat is ineens een heel fijn woord voor de VVD.

Op een aantal punten waarover onduidelijkheid blijft bestaan, dien ik moties in. Ik kan de minister-president en zijn kabinet in zoverre geruststellen, dat daar geen motie van afkeuring bij zit. Want mijn gedachte is dat Nederland het niet zou begrijpen als wij na vandaag naar buiten zouden gaan met de mededeling dat iedereen de uitnodiging voor nieuwe verkiezingen in de bus krijgt.

De eerste motie dien ik samen met de heer Van Ojik in en gaat over de huishoudelijke hulp.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit het regeerakkoord blijkt dat de aanspraken op huishoudelijke hulp worden vervangen door een maatwerkvoorziening;

constaterende dat gemeenten hiervoor 25% van het budget behouden;

overwegende dat in veel gemeenten tussen de 50% en 80% van de gebruikers van huishoudelijke zorg behoren tot de laagste inkomensgroepen;

verzoekt de regering om uiterlijk 1 maart 2013 te komen met koopkrachtcijfers waaruit blijkt wat de effecten van het afschaffen van deze voorziening zijn voor de inkomensgroepen met meer dan een minimuminkomen;

verzoekt de regering om uiterlijk 1 maart 2013 te komen met cijfers waaruit blijkt of gemeenten de taak kunnen blijven uitvoeren voor mensen met een laag inkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (33410).

De heer Van Haersma Buma (CDA):

In de pensioenvoorziening worden grote ingrepen gedaan. Ik begrijp dat alle helderheid daarover in de context van vandaag niet kon worden gegeven. Die duidelijkheid moet er wel komen, want Nederland heeft recht op die duidelijkheid. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voorstelt om de toekomstige opbouw onder het Witteveenkader zeer te beperken;

constaterende dat de regering de Bosbelasting op pensioenen handhaaft;

constaterende dat met de huidige dekkingsgraden de pensioenfondsen de komende jaren zeer beperkt zullen indexeren;

van mening dat pensioenopbouw tussen generaties evenwichtig moet zijn;

verzoekt de regering om het CPB opdracht te geven, voor 1 april 2013 een studie te doen

  • - naar de transfers tussen generaties in het pensioenstelsel;

  • - naar de nettopensioenen die jongeren kunnen opbouwen in vergelijking met de pensioenen van de huidige gepensioneerden en de huidige vijftigers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haersma Buma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (33410).

De heer Van Haersma Buma (CDA):

U kunt zich voorstellen dat ik bij het opstellen van deze motie steun heb gehad van een niet nader genoemde woordvoerder van mijn fractie.

De voorzitter:

Ik kan mij daar alles bij voorstellen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dit is een motie die over de gemeenten gaat, want het kabinet wil nog steeds toe naar gemeenten van meer dan 100.000 inwoners en terug naar vijf provincies. En de minister-president dreigt daarbij dat als gemeenten dit niet doen, er toch een korting volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering, voor de lange termijn, het perspectief voor ogen heeft van gemeenten van ten minste 100.000 inwoners;

voorts constaterende dat de regering een bezuiniging heeft ingeboekt van 180 miljoen euro, op basis van een vermindering van het aantal gemeenten met 75 tot het jaar 2017, oplopend tot 975 miljoen euro;

tevens constaterende dat de regering stelt, niet voornemens te zijn om gemeenten te dwingen tot schaalvergroting c.q. herindeling;

daarbij constaterende dat decentralisaties in principe gericht zullen worden op 100.000+-gemeenten;

overwegende dat uit diverse onderzoeken blijkt dat herindelingen met extra uitgaven gepaard gaan en schaalvergroting niet per definitie leidt tot besparingen;

verzoekt de regering, het zorgvuldige proces van decentralisaties, de optimalisering van de samenwerking en de (mogelijk) op handen zijnde herindelingen niet te belasten met financiële dwang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (33410).

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De afgelopen twee weken heeft het kabinet twijfel gezaaid. Het is van belang dat nu een fase aanbreekt waarin vertrouwen wordt gewekt. Vertrouwen om de crisis op te lossen, want Nederland heeft behoefte aan een kabinet dat daar de aandacht op richt. Men mag dan ook verwachten dat de Tweede Kamer en dus ook de CDA-fractie alle aandacht daarop zullen richten.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Pechtold van D66 en terwijl hij naar voren loopt, kan ik u en de mensen thuis die erom gevraagd hebben, meedelen dat hij een mooie beker op zijn tafel heeft omdat hij vandaag de Klaretaalprijs heeft ontvangen. Hartelijk gefeliciteerd daarmee.

(geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dat u moet uitdelen, daar schaar ik mij achter.

De heer Pechtold (D66):

Dat komt hierna!

Voorzitter, ik dank de premier voor zijn antwoorden in eerste termijn en ik moet zeggen, ook tegen de collega’s: het was een constructief debat. En na jaren in de Kamer heb ik weer iets geleerd, namelijk dat een goede catering soms meer druk op de premier kan zetten dan een voltallige oppositie. Ik dank dus de bodedienst voor de korte antwoorden die wij kregen.

Van het regeerakkoord moet nog erg veel worden uitgewerkt en soms, hebben we gemerkt, ook beter worden doordacht. Wel bleek vandaag al dat de schoen op een paar plekken wringt. Ik ben blij met een aantal toezeggingen van de premier. Bijvoorbeeld dat de 700 miljoen euro die gereserveerd is voor onderwijs, ook zal worden besteed aan onderwijs. Dat het sociaal leenstelsel samen met de Kamer wordt uitgewerkt. Ook heb ik genoteerd dat het kabinet de oorspronkelijke ecologische hoofdstructuur zal aanleggen. Wij zullen de plannen van het kabinet volgen via de verantwoording langs de lijnen van de motie-Pechtold/Rutten.

Een aantal rafelranden wil ik vanavond nog afhechten en daarvoor heb ik vier moties. De eerste motie gaat over het Infrafonds en de effecten op de sociale zekerheid. De premier heeft toegezegd dat de 250 miljoen euro die de VVD en de PvdA uit het Infrafonds halen, zodanig worden ingezet dat ze maximale arbeidsmarkteffecten hebben. Dat is een goed begin, maar ik dien toch ook een motie in om dit aan te scherpen. Ik doe dat voor deze gelegenheid samen met collega Krol.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werkloze 50-plussers lastig weer aan de slag komen;

overwegende dat maatregelen op het gebied van WW, ontslag en AOW-leeftijd het beter functioneren van de arbeidsmarkt voor 50-plussers van bijzonder groot belang maakt;

constaterende dat er in de jongste versie van het regeerakkoord 250 miljoen euro is uitgetrokken voor de versterking van de sociale agenda;

verzoekt de regering, bij de inzet van deze 250 miljoen euro de arbeidsmarktkans voor 50-plussers te betrekken;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (33410).

De heer Pechtold (D66):

De volgende motie gaat over klimaatfinanciering en de internationale afspraken. Mijn fractie wil hier graag de puntjes op de i zetten om verdere sluipbezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking te voorkomen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bijdrage voor internationale klimaatfinanciering in het regeerakkoord expliciet ten laste komt van het ontwikkelingsbudget;

constaterende dat de internationale afspraak is dat voor internationale klimaatfinanciering nieuwe en additionele fondsen moeten worden aangewend;

overwegende dat het wenselijk is dat Nederland bovengenoemde afspraak nakomt;

verzoekt de regering, na te streven dat minimaal de helft van de Nederlandse bijdrage aan de internationale klimaatfinanciering gefinancierd wordt uit private middelen;

verzoekt de regering tevens, zeker te stellen dat de resterende publieke bijdrage bestaat uit nieuwe en additionele fondsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Slob en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (33410).

De heer Pechtold (D66):

Dan kom ik nu op de natuur. Daar dreigt een vacuüm nu het regeerakkoord van het kabinet-Rutte II het pakket van het kabinet-Rutte I terugdraait. Daar ben ik natuurlijk niet ontevreden over, maar ik roep de regering wel op om met alle partijen constructief aan de slag te gaan. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord de afspraak staat om het netwerk van Nederlandse natuurgebieden (de ehs) aan te leggen, inclusief de verbindingszones;

overwegende dat in de provincies nu plannen klaarliggen voor een kleiner natuurnetwerk (de herijkte ehs);

verzoekt de regering, in overleg met de provincies te komen tot een robuuste ehs, die voorkomt dat de biodiversiteit in Nederland nog verder achteruitgaat;

verzoekt de regering tevens, met de provincies de agrarische sector en natuurbeheerders te overleggen over een voortvarende en realistische planning, inclusief prioritering, om dit netwerk aan te leggen;

verzoekt de regering voorts, daarbij zo veel mogelijk aan te sluiten bij lopende maatschappelijke ontwikkelingen, zoals (collectieven van) agrarisch natuurbeheer en het Deltaprogramma;

verzoekt de regering ten slotte, geen onomkeerbare stappen te nemen in de verkoop van gronden die nodig zijn voor het realiseren van een robuuste ehs, en dit ook met de provincies af te spreken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Slob en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (33410).

De heer Pechtold (D66):

Ik zal de nieuwe collega’s in de fractie vragen om voortaan wat korter te formuleren.

De voorzitter:

Ik vraag mij inderdaad af hoe het zit met die Klare Taalprijs.

De heer Pechtold (D66):

Die gaat niet naar de fractie.

De heer Zijlstra (VVD):

Dit wilde ik ook net aan de heer Pechtold vragen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Bedoelt de heer Pechtold met “robuuste ehs” de oorspronkelijke ehs?

De heer Pechtold (D66):

Zeker. Daar waren wij blij en tevreden mee, samen met u.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik vraag het omdat dit niet zo wordt genoemd in de motie.

De heer Pechtold (D66):

Het woord “robuust” viel wel, maar ik geef dit helemaal toe. De prijs wankelt op mijn tafel. Ik kom nu op mijn laatste motie over de financiële positie van woningbouwcorporaties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord een extra verhuurdersheffing is opgenomen, oplopend tot 1,198 miljard euro in 2017, waarmee de corporaties in 2017 voor totaal 2 miljard euro worden geheven;

constaterende dat ook een herziening van het woningwaarderingssysteem is opgenomen, waarbij 4,5% van de WOZ-waarde als grondslag dient, waardoor in aanzienlijke delen van Nederland de huren kunnen dalen;

overwegende dat deze maatregelen de investeringsruimte van corporaties onder druk zetten terwijl de komende jaren juist honderdduizenden nieuwe woningen nodig zijn;

verzoekt de regering, de gevolgen van deze maatregelen voor de financiële positie van woningcorporaties, de doorstroming op de huurmarkt en de toekomstige woningbouwopgave in kaart te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Van Haersma Buma, Slob en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (33410).

De heer Pechtold (D66):

Volgens mij is de fractievoorzitter van de VVD zelfs de prijs aan het nivelleren.

De heer Roemer (SP):

Kan de heer Pechtold heel even uitleggen wat hij nu precies wil?

De heer Pechtold (D66):

Dat kan ik uit mijn hoofd. Mijnheer Roemer, zoals u weet, had het vorige kabinet al een taakstelling van 750 miljoen bij de woningcorporaties. Dit kabinet doet er nog 1,2 miljard bovenop. Zoals u weet, gaan wij van het puntensysteem nu over op een systeem dat gebaseerd is op de WOZ-waarde. U weet wel, de 4,5%. Mijn vraag is nu om deze dubbelloopseffecten in kaart te brengen.

De heer Roemer (SP):

Had dat nou gewoon zo opgeschreven!

De heer Pechtold (D66):

Ja, ik zal het doorgeven.

Tot slot. Onze wens was een stabiel middenkabinet en dat zit hier niet, zoals ik in eerste termijn al zei. Ik heb onder meer verwezen naar de minderheidspositie van dit kabinet in de Eerste Kamer, maar er is meer. Rechts en links, VVD en PvdA, hebben zich verenigd in een gelegenheidscoalitie. Dat hoeft niet erg te zijn als alle randvoorwaarden kloppen. Er is elkaar veel gegund, soms te veel, maar gunnen is niet toereikend om een land in crisis en de mensen die deze crisis pijnlijk gaan voelen, te winnen voor harde ingrepen. Elkaars blauwe en rode kaarten van het kaartenhuis slikken als een boer met kiespijn zal mensen niet overtuigen en geen breed draagvlak opleveren. Ik heb VVD en PvdA daarom opgeroepen om niet alleen hun eigen troefkaarten te promoten. Het is maar zeer de vraag of dat gaat gebeuren. Kunnen deze twee partijen zich dat permitteren? Ze voelen de flanken, rechts en links, hijgend in hun nek. Sterker nog, PvdA en VVD hebben het gedachtegoed van de flanken deels overgenomen. Die flanken moeten worden bediend uit eigenbelang, uit partijbelang. Dat is wel gebleken. Voor de linkerflank wordt er genivelleerd, voor de rechterflank neemt het kabinet het niet zo nauw met de rechtsstaat en voert het een PVV-immigratie- en -asielbeleid.

De uitgestoken hand van de premier naar de oppositie biedt voldoende kansen om in het komende jaar, waarin veel uitvoering van het regeerakkoord door het parlement zal moeten, te werken aan breder draagvlak. Mijn fractie neemt die uitgestoken hand aan en hoopt dat de woorden van de premier vandaag geen loze woorden zijn. Wij zullen dan laten zien wat de toegevoegde waarde kan zijn van een sterk midden.

De voorzitter:

Dank u en geniet nog even van uw prijs.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik bedank de minister-president en alle mensen die hem ondersteunen, voor de beantwoording in eerste termijn. Bijna al onze vragen zijn beantwoord. Er is nog één vraag blijven liggen. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de minister-president aan het eind van het debat heb ik die maar even bewaard voor de tweede termijn. Het was wel een fundamentele vraag. Ik heb in eerste termijn ook aandacht gevraagd voor vrijheden die wij in ons land kennen, grondrechten. Ik heb de minister-president gevraagd of hij ook in de komende jaren pal wil staan voor grondwettelijke vrijheden, zoals de godsdienstvrijheid, de onderwijsvrijheid en de vrijheid van vereniging. Ik zou het fijn vinden als de minister-president daarop hartgrondig ja kon zeggen. Dat kan ons bij de debatten in de komende periode helpen.

Het debat dat wij vandaag hebben gehad, was bijzonder. Mij vielen enkele zaken op. Hier stond een andere minister-president dan wij gewend waren. Ik vond hem wat ingetogener. Dat is wel begrijpelijk, gezien de staat van het land en gezien alle commotie die er is geweest. Hier stond ook een minister-president die een andere politieke boodschap had dan hij de afgelopen jaren heeft uitgedragen. Dat is niet vreemd, al gaat het wel erg snel, gezien de nieuwe samenstelling van zijn kabinet. Dat kabinet oogt overigens wel stabieler dan het vorige, zeg ik in alle openheid. Hoewel, door de uitruil van grote onderwerpen is er een zekere instabiliteit op inhoud in dit kabinet terechtgekomen. Ik heb dat in eerste termijn ook al gezegd. Het zou heel goed kunnen dat de mannen en vrouwen uit het kabinet en degenen die hen vanuit de Kamer steunen, daarmee de komende jaren op goede wijze kunnen omgaan. Het zou echter ook kunnen dat de instabiliteit op inhoud een tikkende tijdbom onder het kabinet is en dat wij bij een nieuw onderwerp maar moeten afwachten of het goed gaat of niet. Dat hebben wij de afgelopen twee weken ook gezien. Wat in dezen goed is of niet, laat ik even aan ieders persoonlijke beoordeling.

Wij zouden in de komende jaren heel graag een kabinet zien dat de uitgestoken hand van het vorige kabinet, die er niet kwam, deze keer wel echt uitstrekt en dat probeert om waar het maar kan de grote vraagstukken die er nu liggen gezamenlijk met andere partijen in de Kamer aan te pakken om dit land echt verder te brengen: de crisis die bestreden moet worden, de arbeidsmarkt waar wij iets mee moeten, de zorg en noem de onderwerpen maar op. Natuurlijk zullen er altijd politieke verschillen zijn en blijven. Wij zouden ook graag zien dat wij proberen de inwoners van ons land bij elkaar te houden. Er zijn heel veel verschillende soorten mensen, ook oud en jong. Wij moeten voorkomen dat in de komende jaren generaties uit elkaar worden gespeeld. Ik zie het als een opdracht voor niet alleen mijn eigen fractie, maar voor iedereen in deze Kamer en in het kabinet om er de komende jaren aan te werken dat dat niet gebeurt. Wij moeten zoeken naar draagvlak in de samenleving voor die grote onderwerpen en de keuzes die daarbij moeten worden gemaakt. Wij moeten proberen mensen daarin mee te nemen. Tegen de heer Samsom zeg ik dat ons verkiezingsprogramma ook niet mals is. Wij moeten proberen een gezamenlijk belang ervan in te zien. Als wij het nu niet doen, schuiven wij problemen en rekeningen door. Dat kunnen wij niet voor onze rekening nemen.

Tegen de heer Samsom zeg ik dat wij niet meer boos zijn over het Lenteakkoord en hetgeen toen is gebeurd. Er was wel teleurstelling, want wij kenden de PvdA toch als een partij die verantwoordelijkheid wilde nemen als het erop aankwam. Die kans heeft de PvdA toen laten liggen. Laat in de komende periode maar zien dat de houding echt veranderd is, dat er weer samenwerking is, dat de urgentie van de problemen groot is en dat de PvdA wil samenwerken met de andere partijen. Wij zijn zeer benieuwd.

Tot slot wil ik drie moties indienen. De eerste gaat over het VN-verdrag inzake de rechten van gehandicapten. Het is fijn dat het kabinet dat wil ratificeren. Wij wachten daar al heel lang op. Nederland loopt echt heel ver achter. Wij staan in een rijtje met landen die nog niet geratificeerd hebben. U wilt niet weten welke landen dat zijn en ik zal ze hier ook niet noemen. Ik heb gevraagd of wij dat in 2013 gewoon gaan doen, maar die toezegging heb ik niet gekregen. Daarom probeer ik het via een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord is opgenomen dat Nederland het verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van gehandicapten zal gaan ratificeren;

verzoekt de regering, hiertoe uiterlijk in 2013 een goedkeuringswet aan de Raad van State ter advisering voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van Haersma Buma, Pechtold en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 47 (33410).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Als het eerder kan dan uiterlijk 2013, is dat uiteraard geen probleem.

Ik heb ook een motie over een onderwerp dat door ons en zelfs door een van de ondersteuners van het kabinet wordt beschouwd als een zeer pijnlijk onderdeel van het regeerakkoord, namelijk ontwikkelingssamenwerking. Wij zullen constructief blijven meedenken over de financiële keuzes die nu worden gemaakt, maar die absoluut onze steun niet hebben. Deze motie is bedoeld om te proberen daarin waar het maar kan gezamenlijk op te trekken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nieuwe kabinet in samenwerking met het bedrijfsleven een revolverend fonds wil ontwikkelen, waarmee investeringen in ontwikkelingslanden worden ondersteund, in het bijzonder van het midden- en kleinbedrijf (mkb);

constaterende dat het fonds van 750 miljoen euro in de jaren 2014–2016 vanuit de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking wordt gevoed;

verzoekt de regering, zeker te stellen dat het nieuwe revolverend fonds in samenwerking met het Nederlandse mkb, ngo’s en de kennisinstellingen wordt vormgegeven, dat het ontwikkelingsrelevant is, dat het ten goede komt aan mkb-bedrijven in ontwikkelingslanden en dat deze bedrijven voldoen aan de normen van maatschappelijk verantwoord ondernemen door naleving van de OESO-richtlijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Pechtold, Van Ojik, Van Haersma Buma en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 48 (33410).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De laatste motie heeft te maken met een onderwerp dat vandaag terecht behoorlijk centraal heeft gestaan, namelijk de dagbesteding: wat gaat er in 2014 gebeuren? De heer Samsom heeft een motie ingediend waardoor er in 2014 toch twee regimes zijn, namelijk voor bestaande gevallen en voor nieuwe aanvragen. Dat vinden wij onwenselijk. Als het kabinet keuzes voor 2015 maakt, mag er in 2014 niet zó’n gat vallen dat er ongelijke situaties ontstaan. Daarom dien ik voor 2014 de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2014 de aanspraak voor “nieuwe gevallen” voor de functie begeleiding in de AWBZ wordt beperkt door de aanspraak op dagbesteding te laten vervallen;

constaterende dat gemeenten pas vanaf 2015 verantwoordelijk zullen zijn voor de functie begeleiding;

overwegende dat de overheveling van begeleiding en dagbesteding vanuit de AWBZ naar de Wmo betrekking heeft op 110.000 cliënten;

van mening dat dagbesteding bij zorg en ondersteuning thuis van wezenlijk belang is voor de kwaliteit van leven van de betrokkene, voor draagkracht van mantelzorgers en familieleden, en leidt tot minder opnames in (duurdere) instellingen;

verzoekt de regering, te borgen dat dagbesteding ook in 2014 voor “nieuwe gevallen” beschikbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van Haersma Buma, Pechtold, Van Ojik, Krol, Van der Staaij, Wilders, Thieme en Roemer.

Zij krijgt nr. 49 (33410).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Ook ik dank de minister-president voor de uitgebreide beantwoording van de vele vragen die hem gisteren zijn gesteld. Heel vaak heeft de minister-president bij de beantwoording van die vragen verwezen naar discussies die wij in de toekomst nog gaan hebben om de plannen in het regeerakkoord verder uit te werken. Dat was zo bij het sociaal leenstelsel, bij de vraag of die 250 miljoen voor de sociale agenda uit het openbaar vervoer of uit asfalt komt, bij de discussie over ontwikkelingssamenwerking, het komende fonds, de klimaatfinanciering en de mate waarin die gaat drukken op de OS-middelen, bij de fiscale vergroening waar wij vanochtend een klein debatje over voerden, en bij de kwestie van de dagbesteding.

Op één punt was de minister-president wel heel erg duidelijk, namelijk het punt van de huishoudelijke zorg. Om die reden heb ik graag mijn naam gezet onder de motie van de heer Buma. De minister-president zei dat hij geen garanties kon geven. Er moeten keiharde ingrepen komen. In het regeerakkoord staat weliswaar dat mensen met een laag inkomen die het echt nodig hebben, aanspraak kunnen blijven maken op die huishoudelijke zorg, maar de minister-president kon het niet garanderen. Het is niet het soort duidelijkheid dat wij graag horen, maar het wás duidelijk.

Het kabinet wil streven naar een breed draagvlak. Dat zal ook nodig zijn, maar de geneigdheid om met ons de dialoog aan te gaan wordt nogal beperkt. In het regeerakkoord is een aantal heel harde keuzes gemaakt. Daarmee zijn naar sommige debatten en onderwerpen deuren dichtgeslagen. De bezuinigingen zijn meestal al ingeboekt. De dialoog die wij gaan voeren, vindt plaats binnen heel nauwe door dit kabinet in dit regeerakkoord met deze bezuinigingstaakstelling vastgestelde kaders.

Op veel punten heeft de minister-president vandaag nog geen duidelijkheid kunnen geven. Onduidelijkheid en onzekerheid in tijden van crisis is funest. Ik zei het gisteren al: het regeerakkoord leest als een horoscoop. Een horoscoop lezen is leuk, maar niet als het echt je leven bepaalt. Dan willen mensen weten waar zij aan toe zijn.

Ik heb al gezegd dat ik graag met de heer Buma een motie heb ingediend over huishoudelijke zorg. Zelf dien ik een motie in om meer duidelijkheid te krijgen over de maatschappelijke effecten van de bezuinigingen. Het kabinet heeft zich vastgelegd op concrete doelen, en die kunnen niet alleen financieel zijn. Die doelen moeten ook maatschappelijk zijn. Daarom heeft de Algemene Rekenkamer voorgesteld om niet alleen de omvang van de bezuinigingen te monitoren – de 46 miljardmonitor – maar ook de maatschappelijke effecten. Als reactie op dat voorstel dien ik graag de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is, fors te bezuinigen op onder andere de zorg en de sociale zekerheid;

overwegende dat de maatschappelijke effecten van die bezuinigingen ook fors zullen zijn;

verzoekt de regering, gehoor te geven aan de oproep van de Algemene Rekenkamer om een vervolg te geven aan de 30 Miljard Monitor, inmiddels 46 Miljard Monitor, en daarbij ook inzicht te bieden in de maatschappelijke effecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Van Haersma Buma, Slob, Thieme, Van der Staaij, Krol, Roemer, Wilders en Pechtold.

Zij krijgt nr. 50 (33410).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het is van groot belang dat er drastische keuzes worden gemaakt op het punt van de vergroening van de economie. Om dat te bevorderen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving in zijn quick scan schrijft dat de instrumentatie achterblijft bij de ambitieuze doelen voor groene groei;

verzoekt de regering om binnen een jaar samen met groene ondernemers, duurzame burgerinitiatieven en maatschappelijke organisaties afspraken te maken over concretisering van de duurzaamheidsdoelen en bijbehorende beleidsmaatregelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Slob, Thieme en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (33410).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik zei het al: op het vrij cruciale punt waar die 250 miljoen vandaan komt die naar de sociale agenda komt, is helaas geen duidelijkheid gekomen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering 250 miljoen euro uit het Infrastructuurfonds wil bestemmen voor versterking van de sociale agenda;

overwegende dat nog niet bepaald is ten koste van welke infrastructuurprojecten dit zal gaan;

verzoekt de regering, te voorkomen dat de geplande bezuiniging uit de begroting voor infrastructuur niet ten koste gaat van het Deltafonds, het openbaar vervoer en het onderhoud van wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Pechtold, Slob en Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (33410).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik noemde het voorbeeld van de ontwikkelingssamenwerking al, omdat daarover helaas veel onduidelijkheid is blijven bestaan, zowel op het punt van het nieuwe fonds waar uiteindelijk 750 miljoen euro in moet komen als op het punt van de klimaatfinanciering. Vandaar deze laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat naast de structurele bezuiniging van 1 miljard euro op ontwikkelingssamenwerking, de bijdrage voor klimaatfinanciering expliciet ten laste van het ontwikkelingsbudget komt, terwijl binnen de Verenigde Naties is afgesproken dat nieuwe en additionele fondsen zouden worden gevonden;

overwegende dat in 2015 wederom belangrijke internationale afspraken binnen de Verenigde Naties zullen worden gemaakt over klimaat en duurzame ontwikkeling;

verzoekt de regering, actief op zoek te gaan naar alternatieve financieringsstromen voor klimaatfinanciering, zoals de opbrengsten van een heffing op financiële transacties die flitskapitaal moet ontmoedigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (33410).

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn heldere en uitvoerige beantwoording. Terwijl dit debat liep, is op Twitter een discussies losgebarsten over de vraag wat de kleur van een zebra is. Is dat een wit dier met zwarte strepen of een zwart dier met witte strepen? Eigenlijk kun je op dezelfde manier discussiëren over de kleur van dit kabinet: is het een VVD-kabinet dat ook PvdA-kenmerken heeft of is het andersom? Ik houd het heel eenvoudig. Ik stel vast dat voor het regeerakkoord, net als voor de beantwoording, geldt dat de kleur van beide partijen op onderdelen heel herkenbaar terugkomt. Het zal inderdaad moeten blijken of het goed werkbaar zal zijn op allerlei onderwerpen waarbij een en ander nog niet helder is. Het zou zomaar kunnen zijn dat inderdaad de persoonlijke kenmerken van de mensen die in de komende tijd het werk moeten gaan doen, bepalender zijn dan de ideologische verschillen tussen de partijen.

De vergelijking met zebra’s en het kabinet wil ik verder laten rusten. Het gaf mij echter wel te denken dat van zebra’s wordt gezegd dat het erg sociale dieren zijn, maar moeilijk te temmen. Een ander kenmerk is dat het paniekinstinct bij onraad moeilijk af te leren blijkt!

Veel staat op stapel. Het gaat en het ging vandaag veel over geld en over koopkracht. Het is dan ook heel belangrijk voor gezinnen, chronisch zieken en gehandicapten hoe het in de komende tijd met hun koopkracht gaat. Ik heb er ook behoefte aan om te benoemen dat er ook ontzettend belangrijke dingen zijn voor de toekomst van onze samenleving waarover wij hier niet zomaar gaan. Dat zijn dingen die in de samenleving zelf liggen. Ik noem de zorg en de aandacht voor elkaar. Heb je naasten lief zoals jezelf, was mijn thema in eerste termijn. Ook al die onderwerpen die wij hier niet met een motie of een wet zomaar kunnen veranderen, zijn voor de toekomst van de samenleving heel belangrijk.

Er is veel werk te doen, zei ik al. Op talloze onderwerpen komen wij natuurlijk terug bij de begrotingsbehandelingen. Een punt licht ik eruit en dat is de aanpak van mensenhandel en misstanden in de prostitutie. Het kabinet zegt daarvan werk te willen maken en ermee aan de slag te gaan. Er ligt een wetsvoorstel over dit onderwerp bij de Eerste Kamer. Daar bezint het kabinet zich nu op, ook omdat er in de Eerste Kamer verzet tegen onderdelen daarvan is. Mag ik van het kabinet vragen om hierover heel snel duidelijkheid te bieden? Het is immers allemaal al zolang op zijn beloop gelaten. Er moet snel helderheid over komen. De minister-president laat nu al een luid “ja” horen!

Ik dien drie moties in. De eerste gaat over de marginale lastendruk en dat werk moet lonen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de marginale belastingdruk door diverse maatregelen voor bijna alle groepen met een aantal procent omhooggaat;

van mening dat het een goed uitgangspunt is dat werk moet lonen;

overwegende dat een te hoge marginale druk mensen ontmoedigt meer te gaan werken, waardoor het economisch herstel mogelijk vertraagd wordt;

verzoekt de regering, de Kamer voor de begrotingsbehandeling van SZW gedetailleerd te berichten over de effecten van het regeerakkoord op de marginale druk, uitgesplitst naar werknemers, mensen met resultaat uit overige inkomsten en zelfstandigen;

verzoekt de regering tevens, bij de uitwerking van het regeerakkoord alle mogelijkheden te benutten om de marginale belastingdruk zo veel mogelijk te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 54 (33410).

De heer Van der Staaij (SGP):

De tweede motie gaat over buitenlands beleid, Midden-Oosten en specifiek het investeren in de band met de staat Israël. In het oude regeerakkoord stond dit al, maar het komt in het nieuwe regeerakkoord niet zo duidelijk terug. De minister-president heeft daarop gezegd hetzelfde beleid door te willen zetten. Om daarover geen twijfel te laten bestaan, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord veel belang hecht aan vrede en veiligheid in het Midden-Oosten;

overwegende dat in het Nederlandse buitenlandbeleid de staat Israël al vele decennia een belangrijke partner vormt;

verzoekt de regering, actief te blijven investeren in de band met de staat Israël en daartoe ook samen met andere Europese landen constructieve voorstellen te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Slob en Wilders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (33410).

De heer Van der Staaij (SGP):

De derde motie gaat over de binnenvaart. Er moet 250 miljoen bij het infrafonds weggehaald moet worden. Als straks spoor én asfalt ontzien worden, zou dat weleens ten koste van de binnenvaart kunnen gaan. Vandaar veiligheidshalve de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet heeft gekozen voor een extra bezuiniging van 250 miljoen euro op het Infrastructuurfonds;

verzoekt de regering, te waarborgen dat deze bezuiniging in ieder geval geen nadelige gevolgen heeft voor de binnenvaart,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (33410).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter, ik rond af. Onze houding tegenover het kabinet zal zijn: constructief tegemoet treden, steun waar het kan en kritiek waar het moet vanuit de toetssteen van christelijke waarden, economische daadkracht en sociaal solide beleid. Ik wens alle bewindslieden nogmaals veel wijsheid toe bij hun belangrijke taak.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ook ik wil graag het kabinet bedanken voor de antwoorden in eerste termijn. Het waren niet helemaal de antwoorden waarop ik hoopte, maar gelukkig zijn er enkele lichtpuntjes. De minister-president en de heer Samsom hadden nog niet zo lang geleden goede voornemens op het gebied van dieren, natuur en milieu. Mijn bondgenoten van toen hebben nu een zeer verantwoordelijke positie. Ik zal ze blijven herinneren aan hun idealen. Ik heb vijf moties die het mogelijk maken om de gezamenlijke idealen waar te maken.

In tijden van crisis moeten wij keuzes maken. Dat betekent dat wij keuzes moeten maken gericht op een gezonde en duurzame toekomst. Natuur is van levensbelang. Ik wil graag de bevestiging dat dit kabinet de internationale verdragen over natuurbehoud wil naleven. Ik vroeg dat in mijn eerste termijn, maar ik kreeg daar nog geen antwoord op. De minister-president heeft in antwoord op mijn vragen gezegd dat de ambitie is om de oorspronkelijke ehs te realiseren. Dat is mooi, maar dan moet je niet 50% bezuinigen op natuur. De natuurbezuinigingen kunnen geheel worden teruggedraaid door een milieuvervuilende subsidie te schrappen, namelijk het lage btw-tarief voor sierbloemen. Sierbloemen zijn namelijk geen primaire levensbehoefte, zoals natuur, terwijl de sierteelt wel ongelooflijk veel grondstoffen en fossiele brandstoffen kost. Ik dien hierover een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de natuurafspraken uit het Lenteakkoord overneemt, wat betekent dat het natuurbudget de komende jaren wordt gehalveerd;

overwegende dat het oorspronkelijke budget al niet voldoende bleek te zijn om het biodiversiteitsverlies te stoppen en de natuur in Nederland in een goede staat te brengen;

verzoekt de regering, af te zien van bezuinigingen op het budget voor natuur en hiervoor dekking te zoeken in de subsidie op sierteelt via het lage btw-tarief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (33410).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Als je wilt voldoen aan je internationale verplichtingen, moet ook de omstreden Natuurwet van oud-staatssecretaris Bleker onmiddellijk van tafel. Daartoe dien ik een motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State fundamentele kritiek heeft op het wetsvoorstel van voormalig staatssecretaris Bleker over de Wet natuurbescherming en dat de Raad verwacht dat Nederland niet aan Europese verplichtingen kan voldoen middels deze wetgeving;

verzoekt de regering, de Wet natuurbescherming in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (33410).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Er wordt 250 miljoen uit het budget voor infrastructuur gehaald ten behoeve van de sociale agenda. Wij zijn van mening dat dit niet ten koste mag gaan van de investeringen in het openbaar vervoer. Veel logischer is het om de Blankenburgtunnel te schrappen. Er was al geen legitieme reden voor de aanleg van deze tunnel, vandaar een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de aanleg van de Blankenburgtunnel de doodsteek is voor de groene long Midden-Delfland;

verzoekt de regering, af te zien van realiseren van het Blankenburgtracé,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme, Van Ojik en Roemer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59 (33410).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het regeerakkoord spreekt over dierenwelzijn. Gesteld wordt dat dit belangrijk is en breed leeft onder de bevolking. Graag ontvangen wij een Nota Dierenwelzijn opdat de ideeën en concrete maatregelen die dit kabinet voor ogen staan, inzichtelijk worden voor de Kamer.

De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, te komen met een Nota Dierenwelzijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (33410).

Mevrouw Thieme (PvdD):

De minister-president heeft mij toegezegd dat hij de Kamer een reactie zal doen toekomen op de brief van stichting Urgenda waarin een juridische actie tegen de Staat wordt aangekondigd vanwege het niet nakomen van internationale afspraken over de CO2-reductiedoelstelling voor 2020. Daar dank ik de minister-president voor. Nederland erkent al jaren dat het buitengewoon cruciaal is dat de aarde niet meer opwarmt dan 2° C. Nederland heeft zich op de klimaattoppen gecommitteerd om tot een CO2-reductie te komen vanuit de 2° C-doelstelling. Daarom is een bijstelling van de huidige CO2-reductiedoelstelling van het kabinet nodig.

Daarom kom ik tot de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat klimaatverandering en eindige fossiele energievoorraden tot de meest omvangrijke problemen van de komende decennia behoren;

constaterende dat Nederland in het kader van het VN-klimaatverdrag als verplichting heeft aanvaard om te voorkomen dat de aarde meer dan 2° C opwarmt en daartoe de uitstoot van broeikasgassen fors te reduceren;

verzoekt de regering, al die maatregelen te treffen die nodig zijn om te zorgen dat per 2020 de Nederlandse (binnenlandse) emissie van broeikasgassen daadwerkelijk met 40% zal zijn verminderd ten opzichte van de Nederlandse emissies in 1990,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (33410).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wij zullen dit kabinet zeer kritisch blijven volgen, maar wij wensen het kabinet uiteraard alle wijsheid toe.

De heer Krol (50PLUS):

Mevrouw de voorzitter. Ook ik zeg de minister-president dank. Er is veel gesproken over de koopkrachtdaling, in het bijzonder over de effecten voor ouderen. Wat betreft de 50PLUS-fractie is de reactie van het kabinet hierop ronduit bedroevend. Ik zei het gisteren al: dit kabinet laat ouderen barsten. Hoe kan het toch dat u toestaat dat AOW’ers tot wel 16% koopkracht gaan verliezen? Dan zijn de onnodige kortingen op de pensioenen niet eens meegerekend. Het is toch niet te verkopen dat iemand met een minimumloon er gelukkig op vooruitgaat, en een oudere met een redelijk vergelijkbaar inkomen er juist flink op achteruitgaat? Waarom staat u dat toe? Hoe kunt u dat voor uw rekening nemen?’

Laten wij het nog maar eens benadrukken: de 50PLUS-fractie is niet mordicus tegen het verhogen van de AOW-leeftijd, maar wel tegen het versnelde tempo van het verhogen van deze leeftijd. U geeft mensen onvoldoende tijd om zich voor te bereiden op een of meerdere maanden zonder inkomen. Het is wat ons betreft onacceptabel en onbetrouwbaar. Niet iedereen heeft de mogelijkheid om dit AOW-gat te dichten. Veel ouderen zitten minder goed bij kas dan u kennelijk denkt.

Graag wil 50PLUS ook nog een antwoord op de vraag of u nog iets gaat doen met de al aangenomen motie-Klaver c.s. over de deeltijd-AOW.

Dan is er het voorstel voor het aanpassen van het ontslagrecht. Juist ouderen zullen hierdoor vaak hun baan gaan verliezen en geconfronteerd worden met de eveneens onzalige plannen voor de WW. Kunt u nog antwoorden op onze vraag uit de eerste termijn welke visie u hebt op ouderen en de arbeidsmarkt? Wat gaat u voor deze groep doen? Om u aan te moedigen, dient mijn fractie de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering een aantal maatregelen neemt die specifiek zeer nadelig zijn voor de inkomenspositie en de mogelijkheden van ouderen op de arbeidsmarkt, zoals de voorgenomen versobering van het ontslagrecht, de verlaging van de ontslagvergoeding, het vervallen van de vitaliteitsregeling, de bezuiniging op het UWV-budget voor 55-plussers, de beperking van hoogte en duur van de WW-uitkering, en de versoberde inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW);

constaterende dat met het mede door 50PLUS gerealiseerde regionale werkgelegenheidsinitiatief in de provincie Limburg gewerkt gaat worden aan de verbetering van de positie van onder meer ouderen op de arbeidsmarkt;

van mening dat de positie van ouderen op de arbeidsmarkt juist in deze tijd versterkt dient te worden, en alle mogelijkheden die hierin verbetering kunnen brengen, benut moeten worden;

roept de regering op, vergelijkbare lokale initiatieven landelijk aan te jagen en waar mogelijk te begeleiden en te faciliteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (33410).

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. Tevens hadden wij een motie voorbereid over de inkomensvoorziening voor oudere werklozen. Onze motie gaat iets verder dan die van de SP, maar om het overzichtelijk te houden, zullen wij deze motie niet indienen en heb ik met de heer Roemer afgesproken dat wij zijn motie mede zullen ondertekenen.

Voorzitter. Tot slot maken wij ons grote zorgen over het afschaffen van de Wet tegemoetkoming chronische zieken en gehandicapten en de fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten. Binnenkort is er dus geen aftrek meer van kosten voor gehoorapparaten, kunstgebitten, vervoer en aanpassingen op medisch voorschrift aan woning of auto. Nee, dit kabinet geeft wat geld aan gemeenten en dan is het maar de vraag hoe en wanneer dat geld bij de zieke of oudere terechtkomt. Wij hebben er geen vertrouwen in. Daarom dien ik de volgende motie in

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de fiscale regeling voor aftrek van specifieke zorgkosten en de Compensatie eigen risico (Cer) af te schaffen;

constaterende dat de regering het budget verlaagt voor de gezamenlijke hierboven genoemde regelingen van 1,3 miljard euro naar 760 miljoen euro voor de vervangende, door de gemeenten uit te voeren nieuwe regeling;

constaterende dat de regering de gemeenten zeer ruime beleidsvrijheid wil geven bij de invulling van de nieuwe regeling;

overwegende dat door de zeer ruime beleidsvrijheid er verschillen ontstaan op het gebied van voorzieningen en regelingen;

overwegende dat dit kan leiden tot ongelijkheid en mogelijk noodgedwongen migratie van (oudere) chronisch zieken, ouderen en gehandicapten;

verzoekt de regering om de afschaffing van de Wtcg en de fiscale regeling uit te voeren, maar dan alleen in samenhang met een duidelijke, heldere, nieuwe landelijke regeling, waarbij een efficiënte uitvoering bij gemeenten komt te liggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (33410).

De heer Krol (50PLUS):

Ik dank u. Wij zullen het kabinet kritisch blijven volgen. Ik ben blij dat we 50-plussers eindelijk een stem kunnen geven. Dank u.

De voorzitter:

Ik dank u ook hartelijk.

Ik stel vast dat er een einde is gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De premier heeft, gezien de grote hoeveelheid moties, behoefte aan een schorsing van twintig minuten. Ik schors de vergadering daarom tot 21.05 uur.

De vergadering wordt van 20.45 uur tot 21.10 uur geschorst.

De voorzitter:

Voordat wij verdergaan, deel ik u mede dat de heren Pechtold en Van Ojik door hen ingediende moties wensen te wijzigen.

De motie-Van Ojik c.s. (33410, nr. 52) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering 250 miljoen euro uit het Infrastructuurfonds wil bestemmen voor versterking van de sociale agenda;

overwegende dat nog niet bepaald is ten koste van welke infrastructuurprojecten dit zal gaan;

verzoekt de regering, te voorkomen dat de geplande bezuiniging uit de begroting voor infrastructuur ten koste gaat van het Deltafonds, het openbaar vervoer en het onderhoud van wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 66, was nr. 52 (33410).

De motie-Pechtold/Krol (33410, nr. 43) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werkloze 50-plussers lastig weer aan de slag komen;

overwegende dat maatregelen op het gebied van WW, ontslag en AOW-leeftijd het beter functioneren van de arbeidsmarkt voor 50-plussers van bijzonder groot belang maakt;

constaterende dat er in de jongste versie van het regeerakkoord 250 miljoen euro is uitgetrokken voor de versterking van de sociale agenda;

verzoekt de regering, de verbetering van de arbeidsmarktpositie voor 50-plussers onderdeel te maken van het overleg met de sociale partners over de invulling van de 250 miljoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64, was nr. 43 (33410).

Ik geef het woord aan de minister-president voor zijn beantwoording in tweede termijn.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik heb een paar opmerkingen. In de eerste plaats komt er voor het algemeen overleg morgen een brief van de minister van Buitenlandse Zaken waarin hij specifiek ingaat op het punt van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de daar aanhangige resolutie inzake de Palestijnen. Daarnaast zullen wij vrijdag in het kabinet spreken over het bredere Midden-Oostenbeleid. Daar komt later dan een brief over. Dan is in ieder geval het probleem opgelost van het algemeen overleg dat morgen plaatsvindt ter voorbereiding op de RBZ van maandag.

De heer Pechtold (D66):

Ik neem misschien ten overvloede aan dat daarin ook een standpunt staat op dat punt en dat het niet zoiets wordt als: wij hebben nog twee weken; wij gaan dat nog behandelen? Er komt een standpunt in?

Minister Rutte:

Brieven van minister Timmermans behelzen altijd ook een standpunt.

De heer Van der Staaij heeft een vraag gesteld die ook in de schriftelijke set van vanmorgen zat, maar ik vind het heel goed om daar nog even nader op in te gaan. Die heeft te maken met de misstanden in de prostitutie en bij de mensenhandel. Dit kabinet hecht zeer aan een strenge aanpak van mensenhandel en daaraan gerelateerde prostitutie, en zet die met kracht door. Dat betreft onder meer de aanpak van de loverboyproblematiek. Die wordt versterkt. De procedures ten aanzien van de verblijfsregeling voor de slachtoffers worden versneld en verbeterd. Ook worden doorstromingsproblemen in de opvang weggewerkt. De bestuurlijke en strafrechtelijke aanpak van mensenhandel wordt verder ontwikkeld. Onder meer worden daartoe afspraken gemaakt met de gemeente Amsterdam over een pilot in het kader van het prostitutiebeleid. Tijdens de behandeling in eerste termijn van het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche in de Eerste Kamer op 30 oktober heeft minister Opstelten van Veiligheid en Justitie naar aanleiding van de daar geuite bezwaren gezegd zich te zullen bezinnen op het voorstel en de Eerste Kamer gevraagd de behandeling aan te houden. De Eerste Kamer heeft daar unaniem mee ingestemd. Dat is de stand van zaken ten aanzien van dat specifieke wetsvoorstel. De herbezinning is nog niet afgerond. Zodra die is afgerond, zal de minister van V&J de Eerste Kamer op dat punt informeren.

De heer Zijlstra heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de samenhang tussen het belang van de energie-intensieve industrie, ook wat de werkgever betreft, aan de ene kant en het brede innovatiebeleid ter oplossing van de vraagstukken rondom het klimaat op langere termijn, de opwarming, en tegelijkertijd het belang van de economische groei aan de andere kant. Ik heb de vraag goed gehoord. Ik kan daar nu niet in extenso antwoord op geven, maar ik verzeker de heer Zijlstra dat minister Kamp van Economische Zaken bij de begrotingsbehandeling van EZ en andere gelegenheden uitvoerig op dit vraagstuk zal terugkomen. Dat is zeer relevant. Het zit in feite ook in de kern van de hoofdstukken van het regeerakkoord over economische groei, duurzame groei en klimaatbeleid. Dank voor die aansturing. Wij zullen die handschoen oppakken.

Ik kan klip-en-klaar het volgende verklaren: ja, grondrechten als godsdienst, onderwijsvrijheid en de vrijheid van vereniging en organisatie zijn in deze kabinetsperiode gewaarborgd. De Grondwet en diverse verdragen voorzien daar ook in. De Nederlandse samenleving kenmerkt zich van oudsher door pluriformiteit van minderheden. Er is een grote diversiteit aan godsdiensten, overtuigingen, levensbeschouwingen, opvattingen, leefstijlen en waardepatronen. Vrijheid en openheid van de samenleving maken deze pluriformiteit mogelijk. Dat is een groot goed, zo niet een wezenskenmerk van onze democratische rechtsstaat. Dat wezenskenmerk verdient ons aller bescherming.

De Partij voor de Dieren heeft een vraag gesteld over het natuurbeleid. Internationale verdragen over biodiversiteit en internationale verplichtingen zoals Natura 2000 worden gerespecteerd. Dat streven is er altijd. Het kabinet wil gericht het netwerk van natuurgebieden vergroten, verbinden, beheren en daarbij op een slimme manier prioriteiten stellen om snel ecologisch succes te kunnen boeken. De ecologische hoofdstructuur wordt uitgevoerd, inclusief de verbindingszones. Er wordt 200 miljoen euro structureel meer uitgetrokken voor natuurbeleid. Daarbij steken wij de hand uit naar provincies, natuurorganisaties, de agrarische sector en alle andere partijen om dit samen te realiseren. Wij moedigen natuurorganisaties ook aan om zo veel mogelijk eigen middelen te genereren.

Ik kom bij de moties, in de eerste plaats bij de motie op stuk nr. 32 van de leden Zijlstra en Samsom, waarop ik vanmorgen in mijn beantwoording in eerste termijn al heb gereageerd. De inhoud van deze motie is de uitkomst van het politieke overleg tussen de coalitiepartijen en behelst de facto een aanpassing van het regeerakkoord. Hierdoor wordt tevens een gat in de staatsrechtelijke kwestie van beëdiging van het kabinet, het regeerakkoord en dit debat over de regeringsverklaring gedicht, naar mijn mening ook op een staatsrechtelijk fatsoenlijke manier. Ik heb al eerder gezegd dat het voorstel dat in de motie is verwoord door het kabinet uitvoerbaar en ook wenselijk wordt geacht. Dat betekent dat het kabinet derhalve deze motie ook zal uitvoeren als de Kamer daarmee instemt.

De heer Wilders zegt in zijn motie op stuk nr. 34 het vertrouwen op in het kabinet. Ik ontraad deze motie.

De heer Roemer verzoekt in zijn motie op stuk nr. 35 de uitkeringsduur en de hoogte van de WW niet te veranderen en met voorstellen te komen om de werkgelegenheid te vergroten. Die motie is niet gedekt. Het gaat hier om een gat van ongeveer 1 miljard in de rijksbegroting en de plannen. Ik moet de motie dan ook ontraden. Wij menen dat het pakket WW-maatregelen, de aanpak van de arbeidsmarkt en het geven van ruimte en financiën aan mensen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen voor hun terugkeer naar de arbeidsmarkt, een evenwichtig pakket is. Met de sociale partners zal nader worden gesproken over de precieze uitvoering, waarbij ook de extra pot van 250 miljoen zal worden betrokken. Daarover hebben wij vandaag al een paar keer gesproken.

De motie van de heer Roemer op stuk nr. 36, waarin wordt gevraagd om de IOAW-regeling al te laten ingaan op 50 jaar, moet ik ontraden. Ook deze motie is niet gedekt. Ik heb er ook inhoudelijk bezwaar tegen, omdat ik er moeite mee heb om iemand van 50 jaar op deze manier te zeggen dat hij de komende 17 jaar eigenlijk afhankelijk van de overheid zal zijn. We doen alles om mensen aan de slag te helpen en ik begrijp heel goed dat er een extra vangnet nodig is, maar wij moeten ervoor oppassen om het vangnet niet zo vroeg te spannen dat het al bij 50 jaar ingaat.

De heer Roemer verzoekt in zijn motie op stuk nr. 37 de regering om niet 250 miljoen te bezuinigen op het openbaar vervoer en de binnenvaart. Het is het doel van het kabinet om die taakstelling zorgvuldig en op een verstandige manier over alle onderdelen van de infrastructuur te zoeken, kijkend naar verplichtingen en naar de wijze waarop alles in een onderlinge verhouding tot elkaar staat. Om die reden ontraad ik ook deze motie.

De motie op stuk nr. 38 gaat over het Centraal Fonds Volkshuisvesting. De Wet verhuurderheffing, die morgen in deze Kamer wordt behandeld, vloeit voort uit het kabinet-Rutte-Verhagen en het Lenteakkoord. Hiervan heeft het CFV al in april 2011 een analyse gemaakt. Deze analyse is ook aan de Kamer toegezonden en laat zien dat deze heffing goed te betalen is. Een verdere verhoging van de verhuurdersheffing op basis van het nieuwe regeerakkoord speelt dus niet deze week, maar wordt in 2013 aan de Kamer voorgelegd. Ook dan zal weer gevraagd worden om een nieuwe analyse van dit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting. Tegen die achtergrond is de motie overbodig en ik geef de heer Roemer om die reden in overweging, de motie niet in stemming te brengen maar haar aan te houden tot de nadere voorstellen van het kabinet.

De heer Roemer (SP):

Het kabinet heeft vrijdag het advies binnen. Wat is er nu zo moeilijk aan om dat gewoon door te sturen naar de Kamer, zodat zij daar kennis van kan nemen?

Minister Rutte:

Wij weten nergens van. Ik heb het eerder ook al aan de heer Blok gevraagd.

De heer Roemer (SP):

Laat ik het dan zo afspreken: als het er inderdaad vrijdag is, wordt het gewoon netjes naar de Kamer gestuurd.

Minister Rutte:

Ja, dan wordt het toegestuurd. Maar we weten alleen niet waar het advies over gaat. Het advies over het vorige wetsvoorstel is er al, maar het nieuwe wetsvoorstel is er nog niet en daarom kan er ook geen advies over zijn. Maar als er niettemin toch een advies komt, waar het ook over gaat, dan wordt het doorgestuurd. Laten we het zo afspreken.

De voorzitter:

Dank voor deze toezegging.

Minister Rutte:

Over de motie op stuk nr. 39 van de heren Samsom en Zijlstra over de dagbesteding wil ik het volgende opmerken. Ik leg de motie zo uit dat het binnen de bestaande financiële middelen moet plaatsvinden. Als dat niet het geval is, moet ik de motie ontraden. Als de indieners bedoelen dat het plaatsvindt binnen de bestaande financiële middelen – zo ken ik de indieners ook – kan ik adviseren om de motie aan te nemen. De staatssecretaris zal de Kamer zo spoedig mogelijk per brief informeren en daarbij ook de suggesties in het interruptiedebat over het naar voren halen van deze maatregel betrekken. Hij zal proberen om dat nog sneller te doen dan de termijn die in de motie wordt genoemd, maar in ieder geval binnen de termijn die in de motie wordt genoemd. In ieder geval binnen de termijn die in de motie wordt genoemd.

De voorzitter:

Voor alle nauwkeurigheid. Er liggen twee beoordelingen en het hangt af van uw interpretatie, mijnheer Samsom. Kunt u aangeven welke interpretatie u deelt?

De heer Samsom (PvdA):

Het past binnen de bestaande budgetten. Wij dienen geen ongedekte moties in.

Minister Rutte:

Dan zijn wij het geheel einig.

De voorzitter:

Mee eens, neem ik aan.

Minister Rutte:

Ja. Ik ga morgen naar Berlijn dus ik begin vast wat te oefenen.

Dan de motie van de heren Van Haersma Buma en Van Ojik op stuk nr. 40, waarin de regering wordt verzocht om uiterlijk 1 maart 2013 te komen met de cijfers waaruit blijkt dat de gemeenten de taak kunnen blijven uitvoeren voor mensen met een laag inkomen. Dat heeft te maken met de huishoudelijke hulp. Het eerste verzoek, om koopkrachtcijfers over de effecten van het afschaffen van de voorziening, is niet mogelijk. Het gaat hierbij niet om het verlies van inkomen, maar het gaat om een voorziening. Het antwoord op het tweede verzoek is dat gemeenten deze taak kunnen blijven uitvoeren conform het regeerakkoord voor diegenen die het echt nodig hebben en het niet uit eigen middelen kunnen betalen. Het hiervoor beschikbare budget is 25% van het huidige budget, dus per saldo ontraad ik het aannemen van deze motie.

Dan is er een motie ingediend op stuk nr. 41, om het CPB de opdracht te geven om een studie te doen. Het kabinet heeft grote moeite met de overweging dat de pensioenopbouw tussen generaties evenwichtig moet zijn. Dat is simpelweg niet mogelijk, dat kan niet. Om die reden ben ik van mening dat de motie niet evenwichtig is en ontraad ik het aannemen ervan.

In de volgende motie, op stuk nr. 42, wordt de regering verzocht om de zaak op het punt van de decentralisaties niet te belasten met financiële dwang. Die motie is niet gedekt. We hebben in het regeerakkoord voorzien in een verwachte opbrengst tot en met 2017 van 200 miljoen, die daarna structureel oploopt tot hogere bedragen. Het moet mogelijk zijn om met de gemeenten tot overeenstemming te komen. Wellicht kan ik de indiener verzoeken om hangende de gesprekken die gaande zijn met gemeenten deze motie aan te houden en haar later te bezien, mede in het licht van de voorstellen waarmee de heer Plasterk zal komen.

De voorzitter:

De heer Buma over deze motie.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het laatste is een heel vergaand verzoek in de richting van een oppositiepartij. Met het eerste punt, de motie over de pensioenen, ben ik nog bezig. Ik ben bereid de zin te schrappen waarin staat dat de pensioenopbouw tussen generaties evenwichtig moet zijn. We moeten bezien of het dictum voor de minister-president dan afdoende is.

Minister Rutte:

Daarover ga ik nog even advies vragen aan de betrokken minister.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 43 van de heren Pechtold en Krol. In die motie wordt de regering verzocht bij de inzet van de 250 miljoen ook de arbeidsmarktkans voor 50-plussers te betrekken. Ik verzoek deze motie aan te houden. Het onderwerp arbeidsmarktkans voor 50-plussers staat prominent op de sociale agenda die minister Asscher gaat opstellen in samenspraak met de sociale partners. Het signaal is echter duidelijk. Kunnen wij afspreken dat we deze agenda afwachten en dat we de motie aanhouden totdat de agenda hier ligt?

De heer Pechtold (D66):

Ik ben bang dat ik dan te horen krijg dat ik te laat ben, want dan ligt de agenda er al. Het is juist de bedoeling dat dit punt wordt meegenomen en daarvoor hebben we ook nog geprobeerd om een partij uit de coalitie mee te krijgen.

Minister Rutte:

U bent dan niet te laat, want de motie is nu ingediend.

De heer Pechtold (D66):

Ik zou toch graag een Kameruitspraak horen. Het is geen motie in de zin van: doe dit.

Minister Rutte:

Laat ik het veranderen. Ik heb er geen bezwaar tegen om te zeggen dat wij geen bezwaar hebben tegen deze motie. Zullen we het zo afspreken? Deze motie voorziet wel degelijk in een aantal elementen die binnen de sociale agenda aan de orde zijn, dus laten we het zo constructief oplossen.

De voorzitter:

Het betreft hier de gewijzigde motie.

Minister Rutte:

Ja.

De voorzitter:

Oké, dank u wel.

Minister Rutte:

Het is dus aan het oordeel van de Kamer.

De volgende motie, op stuk nr. 44, is van de heer Pechtold en anderen en die moet ik ontraden. Ja, de regering streeft ernaar dat minimaal de helft van de Nederlandse bijdrage aan de internationale klimaatheffingen gefinancierd wordt vanuit private middelen, maar de regering kan niet zekerstellen dat de resterende publieke bijdrage bestaat uit nieuwe en additionele fondsen. Ik kan wel zeggen dat de regering ernaar zal streven dat minimaal de helft van de Nederlandse bijdrage wordt gefinancierd uit private middelen. Dat kan ik zondermeer toezeggen, maar de motie is nu op dit punt te concludent en het aannemen ervan moet ik daarom ontraden. Ik kijk eerst even naar de motie op stuk nr. 45, van de heer Pechtold. Als de heer Pechtold bereid is het laatste verzoek te schrappen, dan is mijn suggestie de motie aan te houden totdat wij tot een uitwerking komen van dit beleid. Als het laatste dictum blijft staan, dan maakt dit het in feite onmogelijk te komen tot ruilgronden en tot inzet van grensgronden om daarmee de ehs ook te realiseren. Staatssecretaris Verdaas is bezig met dit hele beleid, dus mijn suggestie is het laatste verzoek te schrappen zodat de motie kan worden aangehouden. Als het laatste verzoek blijft staan, dan ontraad ik het aannemen van deze motie omdat het voor ons te weinig mogelijkheden genereert om uiteindelijk te komen tot het realiseren van de ehs.

De heer Pechtold (D66):

Het kabinet zet een stap, dan zet ik ook een stap. Mogen wij het laatste dictum zo uitleggen dat geen onomkeerbare stap wordt gezet in de verkoop van gronden waardoor kapitaalvernietiging optreedt? Want daar gaat het ons om. Er mag geen onomkeerbare stap worden gezet in de verkoop, want het zou doodzonde zijn als wij op die manier bijdragen aan kapitaalvernietiging.

Minister Rutte:

De minister van Financiën zegt terecht tegen mij dat wij ook tegen kapitaalvernietiging zijn. Dit stelt mij gerust. Dan moeten wij het inderdaad schrappen, want dit maakt het onmogelijk om uiteindelijk, als je het leest zoals wij het lezen, te komen tot ruilgronden, grensgronden enzovoort, want dat heb je echt allemaal nodig om de ehs te realiseren. Als de motie blijft zonder dat laatste verzoek en wordt betrokken bij de uitwerking waar de staatssecretaris nu mee bezig is, kan de motie in samenhang goed werk doen.

De heer Pechtold (D66):

Ik ga bekijken of wij haar zo kunnen wijzigen dat wij toch iets in het dictum overeind laten, maar dat wij het uiteindelijk eens kunnen zijn. Wij gaan ons best doen.

Minister Rutte:

Heel goed. Wij wachten het af.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 46 van Pechtold, Van Haersma Buma en Slob over de financiële positie van de woningcorporaties. Wij zijn het niet eens met het laatste “overwegende”. Niettemin kunnen wij leven met het dictum en laten wij het oordeel over aan de Kamer. De gevolgen van de maatregelen zullen in kaart worden gebracht ten bate van de herziening van het woningwaarderingsysteem. Dit vergt wel wetgeving.

Ik vervolg met de motie op stuk nr. 47 van Slob, Van Haersma Buma, Pechtold en Van der Staaij over het aan de Raad van State ter advisering voorleggen van een goedkeuringswet met betrekking tot het ratificeren van het Verdrag van de Verenigde Naties voor de rechten van gehandicapten. Ik vind dat deze motie kan worden overgenomen en laat het oordeel aan de Kamer. Voorwaarde voor de ratificatie is wel dat de hieruit voortvloeiende verplichtingen geleidelijk ten uitvoer moeten worden gebracht. Dit heeft te maken met een aantal onderliggende Nederlandse wet- en regelgevingen. De directe uitvoering van het verdrag zou tot mogelijke grote claims kunnen leiden. Het zou dan ineens om heel veel geld kunnen gaan, om het heel snel moeten aanpassen van publieke voorzieningen. Binnen deze context kunnen wij met deze motie leven.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het spreekt voor zich, want er zijn meer landen die het verdrag al geratificeerd hebben, dat het kabinet wat mag temporiseren. Wij willen wel dat het snel echt gaat plaatsvinden. De wijze waarop de minister-president de motie uitlegt, kan ik steunen.

Minister Rutte:

Ik kom terug op de motie op stuk nr. 41 over de opdracht aan het Centraal Planbureau. Wij stellen voor dat het ministerie van SZW de nodige informatie zal verzamelen en met voorstellen op basis van deze motie zal komen. Ook zal het ministerie van SZW bezien welke managementinformatie hiervoor nodig is. Maar nu al het Centraal Planbureau opdracht geven voor deze studie loopt helemaal vooruit op de verdere vormgeving van deze aanpassing van het Witteveenkader. Mijn voorstel is de motie aan te houden en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de kans te geven een en ander in de uitvoering verder een plek te geven. Later kan dan worden bezien of daarbinnen nadere instructies aan het CPB relevant zijn. Mijn voorstel is om deze motie aan te houden.

Bij de motie op stuk nr. 48 over het revolverend fonds heb ik een uitleg te geven. Wij leggen deze motie zo uit, dat waar het gaat om de uitwerking het fonds bedoeld is om het bedrijfsleven in Nederland de kans te geven om waar mogelijk samen met het lokale midden- en kleinbedrijf in de Derde Wereld de economie in de arme landen op te bouwen. Als wij de motie zo kunnen uitleggen, kunnen wij het oordeel over de motie aan de Kamer laten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ja voorzitter, we zijn gezellig met exegese bezig met al die moties. Er staat heel nadrukkelijk dat ons Nederlandse bedrijfsleven, het mkb, ngo’s en dergelijke erbij betrokken moeten worden. Dat is al in de motie opgenomen. Daarnaast staat er dat het ontwikkelingsrelevant moet zijn en dat het uiteindelijk, en daar gaat het om, ten goede moet komen aan het mkb in ontwikkelingslanden dat natuurlijk wel aan bepaalde normen moet voldoen. Dus volgens mij zitten we op één lijn.

Minister Rutte:

Nee, ik wil heel scherp zijn. De uitleg die ik eraan geef, want anders is het toch een probleem en dan kan ik niet met de motie instemmen, is dat met het mkb in ontwikkelingslanden wordt samengewerkt. De bedoeling van het revolverend fonds is om de samenwerking op te bouwen tussen ons mkb en het mkb daar. Het is dus een gezamenlijke taak en verplichting. Waar het ontwikkelingsrelevantie betreft, verwijs ik naar wat ik eerder heb gezegd: dat wij zo veel mogelijk zullen proberen om het revolverend fonds onder de ODA-criteria te brengen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Volgens mij bedoelen we hetzelfde. Het Nederlandse bedrijfsleven moet betrokken worden bij de plannen en moet erin kunnen participeren, maar het moet uiteindelijk ten goede komen aan de mensen en de bedrijven daar. Daar zit natuurlijk een bepaalde volgordelijkheid in, en ook in de besteding van dit geld.

Minister Rutte:

En dat bedoelen wij niet. Wij bedoelen echt een nevengeschiktheid. Dus de Nederlandse bedrijven en de bedrijven in ontwikkelingslanden moeten in belangrijke mate evenwichtig en in evenredige mate kunnen profiteren. Er is dus geen bedoeling om voorrang te geven aan bedrijven in de derde wereld. Het fonds is zo opgezet dat we starten met het Nederlandse bedrijfsleven. In heel nauwe samenwerking met het mkb in de derde wereld komen we tot die uitwisseling en samenwerking. Dat is de bedoeling.

De heer Slob (ChristenUnie):

Nog één keer, want het woord profiteren is denk ik toch iets …

Minister Rutte:

Excuus, daar hebt u gelijk in.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het Nederlandse bedrijfsleven moet profiteren en het Nederlandse bedrijfsleven wordt betrokken. In die zin profiteren ze mee van geld dat beschikbaar komt, maar dat uiteindelijk wel een doel heeft. Het moet uiteindelijk ten goede komen aan het bedrijfsleven in die landen. Het is immers ontwikkelingssamenwerking.

Minister Rutte:

Maar ook hiervoor.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dan is het ook een wisselwerking, dan werken ze samen, maar het doel is helder. We hebben het hier niet over geld dat bij minister Kamp zit die dan iets voor het bedrijfsleven hier in Nederland gaat doen. Uiteindelijk is het geld dat door de minister die ontwikkelingssamenwerking in de portefeuille heeft, besteed moet worden aan stimulering van het bedrijfsleven daar, in samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven.

Minister Rutte:

We hebben niet voor niets een minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Ik zeg het nog één keer heel scherp. Ik geloof dat we elkaar naderen en dat we het misschien zelfs eens worden, maar het is echt de bedoeling dat er geen bevoordeling is van een van beide groepen. Niet het eigen bedrijfsleven eerst en niet het bedrijfsleven in de derde wereld eerst. Het is het bedrijfsleven hier én in de derde wereld allebei eerst. Dus allebei even zwaar. Als ik het zo mag uitleggen, kan ik ermee leven.

De heer Slob (ChristenUnie):

Toch nog even één keer, want het zijn natuurlijk wel grote bedragen en het gaat ergens over. Je kunt het beter nu even goed uitpraten met elkaar.

Minister Rutte:

Vandaar dat ik het ook zo scherp neerzet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Kijk even naar de eerste constatering, namelijk dat het nieuwe kabinet in samenwerking met het bedrijfsleven een revolverend fonds wil ontwikkelen, waarmee investeringen in ontwikkelingslanden worden ondersteund. Dat doe je dus in wisselwerking met het bedrijfsleven hier, maar uiteindelijk moet het ten goede komen aan de landen waarmee we dus ook samenwerken. Dat is de samenwerking die je hebt. Dus het doel moet helder zijn en dat er een samenwerking is tussen het Nederlands bedrijfsleven en het bedrijfsleven daar, Nogmaals, het staat hier. Laten we daar geen onduidelijkheid over creëren.

Minister Rutte:

De duivel zit in het detail. Nogmaals, we naderen elkaar nog verder. U zei al “ook”. Dat bevalt mij. Het moet ook ten goede komen aan het mkb in ontwikkelingslanden. Precies, zo lees ik het ook. Het is zo dat het fonds bedoeld is voor zowel bedrijven hier als bedrijven daar, en dat die in gezamenlijkheid kunnen werken. Want wat is nu het doel van dit fonds? Het verder versterken van de middenklasse in de derde wereld, een bedrijfsleven laten ontstaan en een middenklasse laten ontstaan zodat zich uiteindelijk in die landen ook een dragende gemeenschap kan vormen waar dat nog niet het geval is, om ook die samenleving verder zelfstandig voort te zetten. Daarom is het zo belangrijk dat die samenwerking er is tussen Nederlandse bedrijfsleven en het bedrijfsleven daar en dat het fonds aan beide ten goede komt, dus hier en daar, maar wel samen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is een andere manier van bewoording dan ik geef, maar laten we met deze uitleg aan de slag gaan. Ik heb er vertrouwen in dat de minister dat goed zal oppakken. Mocht het toch echt anders uitpakken dan we met elkaar beogen, dan weten we de premier te vinden.

Minister Rutte:

Prima, dan zijn we het eens. Dan kom ik bij de motie …

De voorzitter:

Het is oordeel Kamer?

Minister Rutte:

Oordeel Kamer, jazeker. Ik kom bij de motie over de dagbesteding. Over de dagbesteding is vandaag veel te doen geweest. Ik ben het ermee eens dat er gekeken moet worden naar het overgangsjaar 2014. Ik heb daartoe al eerder gereageerd op de motie-Samsom/Zijlstra op stuknummer 39. De motie impliceert voortzetting van het oude systeem van recht op zorg. Daar is geen dekking voor. Daarom verwijs ik naar de motie-Samsom/Zijlstra die uiteindelijk hetzelfde doel, dezelfde intentie heeft. De motie van de heer Slob c.s. past te weinig in het beleid van het kabinet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dit is een belangrijk onderwerp. Vandaar dat ik er nog even op terugkom. Minister-president, u zei dat er dekking is voor de motie-Samsom. U hebt alleen aan de heer Samsom gevraagd op welke wijze wij dit moeten financieren en of wij dit uit bestaande middelen moeten halen. De heer Samsom heeft daar ja op gezegd. Ik zal ook niet tegen u zeggen: u moet de drukpersen aanzetten en extra geld drukken. Nee, natuurlijk moet het geld ergens uit de bestaande middelen komen. Het enige verschil is dat wij voor 2014 niet twee situaties willen creëren van enerzijds mensen in een bestaande situatie en anderzijds mensen in een nieuwe situatie. Wij willen dat de mensen qua dagbesteding gelijk behandeld worden. Voor de rest is de financiële onderbouwing van deze motie identiek aan die van de heer Samsom. Het bedrag zou hooguit iets hoger kunnen zijn, maar de situatie is qua beoordeling hetzelfde.

Minister Rutte:

De heer Slob zegt dat hij voor 2014 een goed systeem wil. Daarin voorziet de motie-Samsom/Zijlstra al binnen de bestaande financiële kaders. In de motie van de heer Slob staat toch echt dat de dagbesteding ook in 2014 voor nieuwe gevallen beschikbaar is. Daaruit lees ik dat het dan ook echt gaat binnen het bestaande kader. Om die reden ontraad ik de aanneming van deze motie. Ik denk dat de motie van de heren Samsom en Zijlstra van de twee coalitiepartijen, die al eerder is behandeld, al ziet op de zorg die de heer Slob heeft. Verder heb ik de indruk dat de heren Samsom en Zijlstra geprobeerd hebben om in hun motie aan een breed gevoel in de Kamer tegemoet te komen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Gezien de ondertekening van hun motie zijn zij daar dus niet helemaal in geslaagd. Alle andere fracties hebben hun handtekening gezet onder de door mij ingediende motie.

Minister Rutte:

Ja, maar die motie kost geld.

De heer Slob (ChristenUnie):

De motie van de heer Samsom kost ook geld, want daarin wordt verzocht om een adequate voorziening. Die is niet gratis. Die zal ook betaald moeten worden. Dat zal waarschijnlijk wel minder zijn dan wanneer je het systeem van nu ook in 2014 overeind houdt, maar het kost ook geld. Inderdaad, dat geld moet gevonden worden. Dit kabinet, deze coalitie, heeft echter dit probleem gecreëerd. Ik vind dat het kabinet dan ook de grote verantwoordelijkheid draagt om dit probleem op te lossen.

Minister Rutte:

Dat gaan wij doen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Daartoe roepen wij op in deze motie.

Minister Rutte:

De motie-Samsom/Zijlstra zal ook daarvoor zorgen. Die kan binnen het kader van de 16 miljard. De motie van de heer Slob leidt tot een ophoging. Dit betekent dat er extra geld gevonden moet worden. Dat is dus anders dan bij de motie-Samsom/Zijlstra. Waarom houdt de heer Slob de motie niet aan? Dan komt de staatssecretaris zo snel mogelijk met een nadere uitwerking. Deze motie kan dan worden betrokken bij die verdere uitwerking.

De voorzitter:

Dit is uitlokking. Het woord is aan de heer Slob.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ja, dit is uitlokking. Ik zal deze motie niet aanhouden. Negen fracties in de Kamer vinden heel duidelijk, klip-en-klaar, dat wij de dagbesteding, een groot onderwerp in het leven van mensen, voor 2014 op een goede, nette manier moeten regelen. Het moet voor alle mensen in Nederland die dagbesteding hebben, op dezelfde manier geregeld worden, zodat wij niet twee situaties creëren. Ik heb waardering voor de poging die de heer Samsom heeft gedaan, maar ook zijn poging kost geld. Het is echt onzin om te denken dat zijn motie gratis is en dat onze motie geld gaat kosten. Het gaat hier om een heel principiële zaak. Als de minister-president het oordeel over deze motie niet overlaat aan de Kamer, is dat een ander verhaal. Hij moet echter geen afstand creëren tussen moties in de zin dat de ene motie wel gedekt is en de andere niet, want dat is absoluut niet aan de orde.

Minister Rutte:

Op dit punt zijn wij het niet eens. Bij de vorige motie konden wij wel tot een violent agreement, een gewelddadige overeenkomst, komen. Ik ontraad dus de aanneming van de motie.

Ik kom nu op de motie die te maken heeft met de 30 miljardmonitor. Wij proberen om zo min mogelijk aparte verantwoordingssystematieken op te zetten. Het kabinet wil dus in de reguliere begrotings- en verantwoordingssystematiek rapporteren over het integrale beleid, inclusief alle maatschappelijke effecten. Mijn suggestie is om ons daartoe een kans te geven. Dit voorkomt dat dit soort aparte monitors dat allemaal bureaucratie met zich brengt en waarin een hoop goede mensen veel tijd steken, nodig is. Mijn suggestie is om deze motie aan te houden. Wij gaan nu werken aan een verdere aanscherping van de verantwoordingssystematiek. Ik denk dat wij elkaar heel vergaand kunnen naderen, zonder dat er aparte informatiestromen nodig zijn.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb een toelichting op die motie. Deze motie verwijst nu juist naar een instrument dat al bestaat in de reguliere systematiek, namelijk de zogenoemde “30 Miljard Monitor” van de Algemene Rekenkamer. Die is dus al onderdeel van de bestaande systematiek. De vraag is nu alleen om dat ook op de 46 miljard toe te passen.

Minister Rutte:

Ons doel is nu juist om zulke aparte monitors, waar het enigszins kan, te laten indalen in de bestaande verantwoordingssystematiek en daarmee de papierstromen van kabinet naar Kamer en binnen het kabinet verder in te perken. Bovendien geeft dat beter inzicht in de verantwoording. Geef ons een kans en houd de motie aan, mijnheer Van Ojik. Er staan heel veel handtekeningen onder de motie. Als het resultaat u niet bevalt, komt u terug en gaan wij er heel serieus opnieuw naar kijken, maar ik denk dat het mogelijk is. Geef ons die kans om dit in het kader van de bestaande verantwoordingssytematiek te doen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat kan, ook met het aannemen van deze motie, in het kader van de reguliere systematiek. Er is dus geen enkel bezwaar tegen …

Minister Rutte:

Nee, dit komt erbovenop. Het is echt iets extra’s. Ik ken de verantwoordingsmonitor. Het is altijd een heel eigen informatiestroom geweest die apart moet worden verslagen en waaraan heel veel mensen werken. Als wij de rijksdienst kleiner willen maken en efficiënter willen werken, moeten wij proberen om de zaken te integreren. Als het de heer Van Ojik niet bevalt, kan hij de motie erbij pakken. Dan hebben wij een slecht verhaal, want dan is het blijkbaar niet gelukt, maar ik denk dat het mogelijk is om het juist wel integraal te doen en daardoor de hele verantwoording in samenhang te zien, in lijn met de motie-Pechtold/Rutte uit 2007.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Het gaat erom dat er inzicht komt in de maatschappelijke effecten van de maatregelen.

Minister Rutte:

Zeker, en die gaan wij ook geven.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Daar zijn wij het over eens.

Minister Rutte:

Wij gaan ze geven, maar nogmaals, deze motie zorgt voor een extra informatiestroom. Mijn vraag is om de motie aan te houden en ons een kans te geven om een en ander te doen binnen de bestaande systematiek. Lukt dat niet, dan kijken wij naar wat nu in de motie staat.

De voorzitter:

U ontraadt de motie als die nu in stemming wordt gebracht?

Minister Rutte:

Ja, want die houdt een extra informatiestroom in stand. Wij kijken hoe het loopt. Zelfs als de motie het nu niet zou halen en als blijkt dat wij niet kunnen waarmaken dat wij dit binnen de bestaande systematiek kunnen doen, dan heeft de heer Van Ojik een punt en staan wij met de broek op de enkels.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Van dat schouwspel wil ik liever geen getuige zijn. Ik overweeg de motie aan te houden, maar er staan vele mede-indieners onder. Ik wil even met hen overleggen. Voor de stemmingen laat ik weten of ik de motie aanhoud of in stemming breng.

Minister Rutte:

Akkoord.

Ik verzoek de heer Van Ojik om ook de motie op stuk nr. 51 aan te houden. Hij verzoekt de regering om binnen een jaar met groene ondernemers en dergelijke afspraken te maken. Wij moeten dit al uitvoeren, want het heeft te maken met de duurzaamheidsdoeleinden en de bijbehorende beleidsmaatregelen. Hieraan gaat hard gewerkt worden, onder andere door Economische Zaken. Er zal ongetwijfeld ook betrokkenheid van I en M zijn. Geef ons een kans om hieraan een eerste uitwerking te geven. Daarbij betrekken wij de wensen die in deze motie geformuleerd zijn. Als de heer Van Ojik deze motie aanhoudt, komen wij er bij de uitwerking op terug. Dan horen wij graag of de uitwerking voldoet aan de wensen van de indieners.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Als ik de minister-president zo hoor, zou ik hem in overweging willen geven om deze motie te zien als ondersteuning van beleid. Dan kan de Kamer de motie aannemen.

Minister Rutte:

Een van de problemen die ik met de motie heb, is dat daarin staat “binnen een jaar”. Dat is wel heel traag. Een ander probleem is de limitatieve opsomming van zaken waarnaar gekeken gaat worden. De heren Kamp en Verdaas kennende, zal er veel breder gekeken worden. Dat zal de heer Van Ojik verbazen. Mijn vraag is om ook deze motie aan te houden. Als blijkt dat wij niet leveren, ook al staan er onder deze motie maar vier handtekeningen, dan nemen wij deze motie alsnog zeer serieus, want dan hebben wij opnieuw een probleem omdat wij moeten uitleggen waarom wij niet meteen geadviseerd hebben om de motie aan te nemen.

De motie op stuk nr. 52 gaat over het Infrastructuurfonds. Ik heb eerder al gezegd dat wij de 250 miljoen breed op het gebied van infrastructuur zoeken. Ik heb toen ontraden, dus ik moet ook deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 53 gaat over de structurele bezuiniging van 1 miljard op ontwikkelingssamenwerking en de internationale klimaatdoelen. Er zijn twee redenen waarom het niet lukt om alternatieve financieringsstromen in het kader van financiële transacties te zoeken. Ten eerste dient er een scheiding van inkomsten en uitgavente zijn. Als wij de motie uitvoeren, zou dat betekenen dat de Chinese muur tussen inkomsten en uitgaven wordt doorbroken. Ten tweede is er een samenhang tussen het eventueel invoeren van een financiëletransactiebelasting, met alle “caveats” die wij hieromtrent in het regeerakkoord hebben ingebouwd ten aanzien van ons pensioenstelsel, en de druk en anticumulatie van de bankenbelasting. Dat leidt niet automatisch tot een extra opbrengst. Om die twee redenen moet ik de motie ontraden.

Ik kom op de motie op stuk nr. 54 van de heer Van der Staaij. In het eerste onderdeel wordt de regering verzocht de Kamer gedetailleerd te berichten over de effecten van het regeerakkoord op de marginale druk. Die kunnen worden aangeleverd met uitzondering van de effecten voor zelfstandigen.

In het tweede onderdeel wordt de regering verzocht de marginale belastingdruk zo veel mogelijk te verlagen. Dat zou uiteindelijk schade berokkenen aan het gewenste koopkrachtbeeld. Wij hebben er de afgelopen weken vaker over gesproken. Gegeven de grote last die komt te liggen bij mensen met een lager inkomen, is het de ambitie van dit kabinet om ex ante, vooraf ervoor te zorgen dat juist bij die groep een kleine plus of in ieder geval een zeer beperkte min staat. Dat heeft te maken met het verkleinen van de inkomensverschillen.

Het eerste verzoek is dus geen probleem, maar het tweede verzoek is echt een probleem. Als dat wordt geschrapt, laat ik het oordeel aan de Kamer. Blijft het tweede verzoek staan, dan moet ik de motie ontraden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het tweede verzoek is niet bedoeld om wijzigingen aan te brengen in de kaders die nu zijn vastgesteld door dit kabinet, maar meer om te kijken naar mogelijkheden binnen die kaders om onbedoelde effecten aan te pakken, bijvoorbeeld als er uitschieters zijn in die marginale druk. De oproep is vooral: benut de creativiteit die er nog binnen de afgesproken kaders te vinden is.

Minister Rutte:

Wij zijn nu na een eerste mislukte poging buitengewoon stevig afgestudeerd op dit onderwerp. Wij hebben hier echt aan alle knoppen gedraaid. Dit zou de indruk wekken dat wij nog iets kunnen verzinnen, maar ik vrees echt van niet. Was het maar zo. Dit ligt er. Nogmaals, het eerste verzoek is absoluut akkoord. Dat kunnen wij doen. Ik vraag de heer Van der Staaij om te overwegen het tweede verzoek te schrappen, want anders ziet het toch op een aanpassing van het gewenste koopkrachtbeeld. Het is niet mogelijk om het gewenste koopkrachtbeeld te krijgen door verder aan de knoppen te draaien, want dan hadden wij dat echt wel gedaan. Wij hebben alles al geprobeerd, zeg ik tegen de heer Van der Staaij. Hij kan zich dat voorstellen, gezien de situatie in de afgelopen weken. Als hij het tweede verzoek schrapt, laat ik het oordeel aan de Kamer. Blijft het tweede verzoek staan, dan ontraad ik de motie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zal mij beraden op aanpassing van de tekst.

Minister Rutte:

Dank!

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 55, waarin de heer Van der Staaij de regering verzoekt om actief te blijven investeren in de band met de staat Israël. In het regeerakkoord wordt gesproken over een evenwichtige verhouding, uiteraard, met de staat Israël. Nederland heeft daarmee altijd een langjarige vriendschappelijke relatie onderhouden en wij gaan ermee door. Ook met de Palestijnse Autoriteit hebben wij een langjarige vriendschappelijke relatie onderhouden en ook daar gaan wij mee door. Ik vraag de heer Van der Staaij om de motie als volgt aan te passen: in de band met de staat Israël en de PA en daartoe ook samen met andere Europese landen constructieve voorstellen te doen. Met die aanpassing is de motie akkoord. Anders ontraad ik de motie.

De voorzitter:

“PA” staat dan voor de Palestijnse Autoriteit.

Minister Rutte:

Excuus, de Palestijnse Autoriteit.

De motie op stuk nr. 56 gaat opnieuw over de verdeling van de bezuiniging van 250 miljoen. Ik verwijs naar het antwoord dat ik een paar keer eerder heb gegeven. Wij zoeken die breed op infrastructuur. Derhalve moeten wij de motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 57 van mevrouw Thieme wordt de regering verzocht een bezuiniging op het natuurbeleid feitelijk te schrappen. De voorgestelde dekking kan naar onze overtuiging negatieve gevolgen hebben voor een voor Nederland belangrijke bedrijfstak. Om die samenhang van redenen ontraad ik de motie.

In haar motie op stuk nr. 58 verzoekt mevrouw Thieme de regering de Wet natuurbescherming in te trekken. In het regeerakkoord staat nu juist dat wij dat wetsvoorstel aanpassen, niet intrekken. Het voornemen is om het wetsvoorstel uiteindelijk te betrekken in het hele complex van het omgevingsrecht en de daartoe strekkende Omgevingswet. De motie staat zodanig haaks op het beleid dat dit kabinet wil voeren dat ik de Kamer vraag om de motie niet aan te nemen. Derhalve ontraad ik de motie.

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 59 over het Blankenburgtracé. Ook dat is een nadrukkelijke wens die wij in het regeerakkoord hebben vastgelegd. Het zou gek zijn als ik hier in het eerste debat met de Kamer zeg: ach weet je wat, we doen het toch maar niet.

De motie op stuk nr. 60 betreft een nota dierenwelzijn. Daarover wil ik het volgende afspreken met mevrouw Thieme. Een nota dierenwelzijn vind ik een bureaucratische route: weer een nota en wij hebben al zo veel nota’s dierenwelzijn. De minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken zijn van zins om binnenkort bij verschillende gelegenheden hun beleid uiteen te zetten. Ik denk dat mevrouw Thieme positief verrast zal zijn door de grote passie van beide bewindslieden, ook op dit onderwerp. Ik vraag haar om de motie aan te houden en eventueel alsnog in stemming te brengen op een van de momenten waarop die visie van de bewindslieden van Economische Zaken wordt behandeld.

Ik kom op de motie op stuk nr. 61. Daarin wordt de regering verzocht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat per 2020 de Nederlandse (binnenlandse) emissie van broeikasgassen daadwerkelijk met 40% zal zijn verminderd. Dat is echt niet realistisch. Wij hebben daarover vanmiddag uitvoerig gedebatteerd. Ik ontraad de motie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik heb met de minister-president gesproken over de brief die hij van de stichting Urgenda heeft ontvangen. Hij heeft er nog geen tijd voor gehad, maar hij heeft de toezegging gedaan dat hij de Kamer zal inlichten over de manier waarop hij de brief wil beantwoorden. In de brief wordt gevraagd om stappen te zetten, voordat er wellicht een rechtszaak tegen de Staat wordt aangespannen. Ik houd de motie aan in afwachting van de reactie van het kabinet op de brief van Urgenda.

Minister Rutte:

Ook die reactie zal uiteraard komen van de kant van de betrokken bewindslieden. Vanuit de eenheid van het kabinetsbeleid zal die brief ook door mij geacht te zijn gestuurd. Ik stel de constructieve houding van mevrouw Thieme zeer op prijs. Wij zullen zien of het aanleiding geeft tot nadere duiding.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Thieme stel ik voor, haar motie (33410, nr. 61) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik kom op de motie van de heer Krol op stuk nr. 62. Ik ontraad die motie, omdat wij ten aanzien van de IOW vanaf de leeftijd van 55 jaar de noodzakelijke maatregelen nemen. Hoewel de partij 50PLUS heet, meen ik dat het onverstandig is om het al zo vroeg in het tijdpad te doen. Vanaf 55 jaar hebben wij de IOW-maatregel. Er is een verruiming vanaf 60 jaar.

Dan de motie op stuk nr. 63 over de afschaffing van de WTCG. De huidige regeling is werkelijk te ruimhartig en ongericht. Het gaat om 2,3 miljoen huishoudens. Het kabinet wil de regeling bij gemeenten neerleggen, omdat die beter zicht hebben op de persoonlijke situatie en in staat zijn om het noodzakelijke maatwerk te bieden. Ik vraag de heer Krol of hij bereid is om deze motie aan te houden, totdat wij de samenvoeging van WTCG, de compensatie voor het eigen risico en andere regelingen in een voorstel voorleggen. Een nieuwe pot geld, een heel grote pot geld van 760 miljoen brengen wij bij de gemeenten onder. De motie van de heer Krol kan betrokken worden bij de uitwerking van die regeling.

Ik ben de heer Krol ook nog een antwoord verschuldigd over de deeltijd-AOW. Dat betreft de motie van de heer Klaver c.s. die is aangenomen bij het debat over de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. In die motie wordt de regering gevraagd, de mogelijkheden voor een flexibele AOW in kaart te brengen, inclusief de budgettaire gevolgen en de mogelijkheden voor deeltijd-AOW. Ik wijs erop dat inmiddels in het regeerakkoord een andere route is gekozen, namelijk om geen nadere afspraken te maken over het “flexen”, maar wel over een versnelde AOW-verhoging in combinatie met flankerend beleid, de doorwerkbonus, de IOW en de overbruggingsregeling. Die gaan wij nu ter hand nemen. In dat licht zullen wij bezien in hoeverre nadere maatregelen nodig zijn. Er zijn op dit moment dus geen voornemens voor flex- of deeltijd-AOW, maar wel om in combinatie met die versnelde AOW-verhoging te komen tot randvoorwaarden in de sfeer van de doorwerkbonus, de IOW en de overbruggingsregeling.

De heer Krol (50PLUS):

Bij de motie op stuk nr. 62 gaat het ons om de toets. De motie op stuk nr. 63 houd ik graag aan.

Minister Rutte:

Dank voor de constructieve uitkomst van dit deel van het debat. Wij betrekken de motie bij de verdere uitwerking van de WTCG en de CER.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Krol stel ik voor, zijn motie (33410, nr. 63) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik heb alleen nog een kort slotwoord, maar ik zie dat er nog een paar vragen zijn.

De heer Roemer (SP):

Ik kom terug op de motie over de woningcorporaties op stuk nr. 38. Vrijdag wordt door het CFV, de eigen waakhond van de regering, de doorrekening van het regeerakkoord voor de woningcorporaties aangeboden. Ik verzoek de minister-president om die door te sturen naar de Kamer. Wij vinden het relevant om bij de stemming aanstaande dinsdag deze informatie te kunnen meewegen. De minister-president deed er daarnet wat grappig over dat hij niet wist wat de motie beoogt. Ik leg het hem graag uit. Als de informatie vrijdag meteen wordt doorgestuurd, dan kan ik de motie intrekken.

Minister Rutte:

Nogmaals: ik grapte daar niet over. U wist meer dan ik wist. Wij wisten niet dat die doorrekening er kwam. Wij weten natuurlijk dat er bestaande wetgeving is. Die ligt dinsdag voor. Die wetgeving komt voort uit het vorige kabinet en uit het Lenteakkoord. Daarnaast gaan we de in dit akkoord gemaakte afspraken uitwerken. Ook dan zal weer advies worden gevraagd. U weet inmiddels meer, namelijk dat er blijkbaar een advies is over het geheel van de maatregelen in het regeerakkoord. Als dat klopt en als die stukken er zijn, zal de minister die met een aanbiedingsbrief naar de Kamer sturen.

De heer Roemer (SP):

Dat betekent dus dat wij dat advies voor de stemming van dinsdag zullen ontvangen.

Minister Rutte:

Wij zullen dat advies eerst zelf moeten ontvangen.

De heer Roemer (SP):

Uiteraard, de voorwaarde is dat u het advies krijgt.

Minister Rutte:

Natuurlijk. Ik zeg helemaal niet dat u onzin praat, maar u weet blijkbaar iets wat wij niet weten. Als blijkt dat uw informatie zich uiteindelijk materialiseert in een vrijdag aan ons toe te sturen stuk, kunnen wij dat maandag met een brief van de minister naar de Kamer sturen, maar dan moeten wij dat dus wel hebben. Wij hebben nu nog niets. We weten ook niet dat er iets komt, maar als het komt en als dat vrijdag is, komt er een briefje bij, waarschijnlijk met een eerste duiding of reactie van de minister, en wordt dat vanzelfsprekend naar de Kamer gestuurd.

De heer Roemer (SP):

Dank u wel.

Minister Rutte:

Dank voor de informatie, want zo weten we ook wat er allemaal aan komt.

De heer Roemer (SP):

Ik houd de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Roemer stel ik voor, zijn motie (33410, nr. 38) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Pechtold (D66):

Ten aanzien van de motie op stuk nr. 45 hadden het kabinet en D66 nog even overleg over het laatste dictum. Ik stel voor om dat als volgt te wijzigen: “verzoekt de regering voorts, te voorkomen dat gronden die nodig zijn voor het realiseren van een robuuste ehs, verkocht worden, om kapitaalvernietiging te voorkomen”. Dat schijnt in overleg met de staatssecretaris tot iets te kunnen leiden.

Minister Rutte:

Ik stel voor dat wij die aangepaste motie schriftelijk voorzien van commentaar en advies, want wij zijn allebei echt aan bekijken wat er precies bedoeld wordt. Het klinkt namelijk als hetzelfde. Dan is het balletje-balletje. Dat is niet de bedoeling van de heer Pechtold, maar geef ons de kans om dit even te bestuderen en daar offline wellicht ook even contact over te hebben met de heer Pechtold, waarna wij een korte schriftelijke reactie op de motie zullen geven. Dat zou betekenen dat niet vanavond, maar volgende week over deze motie zou worden gestemd. Is dat procedureel een denkbare route?

De heer Pechtold (D66):

Ik was blijer met het overleg met de staatssecretaris, die promotie verdient.

Minister Rutte:

De staatssecretaris is in het buitenland al minister. Dat vind ik wel even genoeg.

De heer Pechtold (D66):

Misschien kan het overleg in het kabinet, dat met één mond spreekt, ertoe leiden dat dit straks al duidelijk is, maar ik zal de gewijzigde motie niet in stemming brengen als het misgaat. Misschien kan kort overleg in het kabinet toch snel leiden tot duidelijkheid, maar ik geef de voorzitter in ieder geval de gewijzigde tekst en ik hoor straks wel in de schorsing of wij dit doorzetten of niet.

Minister Rutte:

Ik denk dat dat niet werkt. Ik weet ook niet hoelang de schorsing zal duren en of er een schorsing is. Volgens mij ronden wij de tweede termijn nu af. Laten wij dit nou ordelijk doen. Dat zou mijn suggestie zijn, maar de Kamer gaat natuurlijk over haar orde. Geef ons nou de kans om een kort briefje te sturen. Waarschijnlijk is dat heel kort; mogelijk staat daar meteen in dat wij akkoord gaan met de gewijzigde motie, maar Financiën, AZ en de betrokken staatssecretaris willen even heel goed checken dat bij ons alle drie de exegese – ook al is de heer Pechtold niet zo Bijbelvast – van deze tekst eenduidig is en dat wij daar later geen conflicten over hebben.

De heer Pechtold (D66):

We wijzigen de motie en houden haar aan tot dinsdag.

Minister Rutte:

Graag. Dan zorgen wij ervoor dat er voor dinsdag een korte reactie ligt.

De voorzitter:

De motie-Pechtold c.s. (33410, nr. 45) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het regeerakkoord de afspraak staat om het netwerk van Nederlandse natuurgebieden (de ehs) aan te leggen, inclusief de verbindingszones;

overwegende dat in de provincies nu plannen klaar liggen voor een kleiner natuurnetwerk (de herijkte ehs);

verzoekt de regering, in overleg met de provincies te komen tot een robuuste ehs, die voorkomt dat de biodiversiteit in Nederland nog verder achteruit gaat;

verzoekt de regering tevens, met de provincies, de agrarische sector en natuurbeheerders te overleggen over een voortvarende en realistische planning, inclusief prioritering, om dit netwerk aan te leggen;

verzoekt de regering voorts, daarbij zo veel mogelijk aan te sluiten bij lopende maatschappelijke ontwikkelingen, zoals (collectieven van) agrarisch natuurbeheer en het Deltaprogramma;

verzoekt de regering ten slotte, te voorkomen dat gronden die nodig zijn voor het realiseren van een robuuste ehs, verkocht worden, om kapitaalvernietiging te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65, was nr. 45 (33410).

Op verzoek van de heer Pechtold stel ik voor, zijn gewijzigde motie-Pechtold c.s. 33410, nr. 65, was nr. 45) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Met betrekking tot de motie op stuk nr. 54 over de marginale belastingdruk wil ik nog aangegeven dat het resultaat van ons beraad is dat wij het laatste verzoek in de motie inderdaad schrappen, zoals de minister-president had gesuggereerd. Dat zal natuurlijk netjes via de griffie meegedeeld worden, maar ik meld dit voor de duidelijkheid, omdat er natuurlijk weinig tijd is tot de stemmingen.

Minister Rutte:

Dan kan de regering de motie aanbevelen en laten we het oordeel over aan de Kamer. Dat betreft de motie van de heer Van der Staaij over de marginale druk.

De voorzitter:

De motie-Van der Staaij (33410, nr. 54) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de marginale belastingdruk door diverse maatregelen voor bijna alle groepen met een aantal procent omhoog gaat;

van mening dat het een goed uitgangspunt is dat werk moet lonen;

overwegende dat een te hoge marginale druk mensen ontmoedigt meer te gaan werken, waardoor het economisch herstel mogelijk vertraagd wordt;

verzoekt de regering, de Kamer vóór de begrotingsbehandeling van SZW gedetailleerd te berichten over de effecten van het regeerakkoord op de marginale druk, uitgesplitst naar werknemers, mensen met resultaat uit overige inkomsten en zelfstandigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67, was nr. 54 (33410).

De reactie op deze gewijzigde motie is dus “oordeel Kamer”.

Minister Rutte:

Tot slot het volgende. Na de regeringsverklaring hebben wij gisteren en vandaag gesproken over het beleid van het kabinet in de komende jaren. Er wacht ons een zware opgave bij het verder op orde brengen van de overheidsfinanciën. Dat vraagt offers van iedereen. Daarbij komt het erop aan dat de lasten evenwichtig verdeeld worden. Tegelijkertijd moet Nederland sterker uit de crisis komen door maatregelen die zijn gericht op duurzame economische groei. Wij als kabinet zijn zeer gemotiveerd om dit beleid voortvarend uit te voeren op basis van het akkoord dat hier gisteren en vandaag is besproken. Het is naar mijn opvatting een waardig, waardevol en ook zeer inhoudelijk debat geweest. Het kabinet zal de komende tijd de aanpak verder uitwerken, met sociale en maatschappelijke partners en met medeoverheden. Dat gebeurt ook door bruggen te slaan waar dat in de samenleving mogelijk en nodig is.

Dat geldt natuurlijk bovenal voor het overleg tussen het kabinet en de leden van de Tweede Kamer. In onze parlementaire democratie is vertrouwen een kernwoord. Waar het kabinet geacht wordt het vertrouwen van de Kamer te genieten, is het ons vaste voornemen om dat niet te beschamen. Waar het kabinet vertrouwen moet verdienen, gaan wij daarvoor ons uiterste best doen. Met deze inzet voor de toekomst van ons land gaat het kabinet na dit debat met overtuiging en voluit aan de slag.

(geroffel op de bankjes)

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de regering.

De heer Slob (ChristenUnie):

Nog even over de stemmingslijst van straks. Er zijn twee moties over hetzelfde onderwerp, namelijk de dagbesteding, ingediend. Dat zijn de moties op stuk nr. 39, Samsom/Zijlstra, en die op stuk nr. 49, van de complete oppositie maar onder mijn naam. Die laatste motie is vergaander en ik vraag dus om die op de stemmingslijst vóór de motie op stuk nr. 39 te zetten.

De voorzitter:

Dat zullen wij doen.

Een aantal fracties heeft laten weten behoefte te hebben aan fractieberaad. Ik schors de vergadering tot kwart voor elf.

De vergadering wordt van 22.00 uur tot 22.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Een aantal leden heeft op de valreep laten weten een motie te willen aanhouden. Ik verzoek de leden die dat willen, naar de interruptiemicrofoon te komen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik wil graag mijn motie op stuk nr. 60, de motie over de nota dierenwelzijn, aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Thieme stel ik voor, haar motie (33410, nr. 60) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil mijn motie op stuk nr. 50, de motie over de monitor, aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Ojik stel ik voor, zijn motie (33410, nr. 50) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. Ik zou dit moment nog kunnen gebruiken om over alle moties hoofdelijke stemming aan te vragen.

De voorzitter:

Dat kan.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Omdat het al laat is, doe ik dat niet. Ik wil mijn motie op stuk nr. 41 aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Haersma Buma stel ik voor, zijn motie (33410, nr. 41) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Ik wil mijn motie op stuk nr. 38 over het toezenden van het rapport aanhouden.

De voorzitter:

Dat had u in het debat al gedaan, mijnheer Roemer.

De heer Roemer (SP):

Ik houd deze motie aan in de hoop dat ik haar volgende week kan intrekken.

De voorzitter:

Dat hopen wij ook altijd. Dan kunnen wij nu gaan stemmen.

Naar boven