3 Debat regeringsverklaring

Aan de orde is de voortzetting van het debat over de regeringsverklaring,

en over:

  • - de motie-Zijlstra/Samsom over alternatieve maatregelen voor de inkomensafhankelijke zorgpremie (33410, nr. 32).

(Zie vergadering van 13 november 2012.)

De voorzitter:

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister-president, minister van Algemene Zaken op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.) 1

De voorzitter:

De antwoorden zijn zojuist pas binnengekomen en worden op dit moment verspreid. Een aantal fractievoorzitters heeft daarom aangegeven een korte schorsing te willen om zich te kunnen voorbereiden.

De vergadering wordt van 11.05 uur tot 11.20 uur geschorst.

Minister Rutte:

Mevrouw de voorzitter. Goedemorgen en via u ook een goedemorgen aan de Tweede Kamer. Dank voor alle vragen die in de eerste termijn zijn gesteld. Ik zal proberen mijn best te doen om de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Ik zal puntsgewijs en zo kort mogelijk een aantal inleidende opmerkingen maken. Vervolgens zal ik ingaan op de motie-Zijlstra/Samsom, op de sociale agenda en de organisatie van de verantwoording. Dat is het eerste stuk.

Vervolgens komen er een paar grote hoofdstukken: het sociaal-economische beleid, groei en vernieuwing, Europa en de rest van de wereld, en als laatste bestuur, veiligheid en migratie. Die grote hoofdstukken wil ik behandelen. Ik zal steeds aangeven wanneer ik van het ene hoofdstuk naar het andere ga. Het tweede grote hoofdstuk gaat over het sociaal-economische beleid en het eerste hoofdstuk is inleidend. Hierin ga ik ook in op de motie-Zijlstra/Samsom, de sociale agenda en de organisatie van de verantwoording.

Ik begin met een aantal inleidende opmerkingen. Ik heb gisteren in de regeringsverklaring gezegd dat dit kabinet de ambitie heeft om …

De voorzitter:

Sorry, de heer Wilders heeft een interruptie.

De heer Wilders (PVV):

Zo is dat, voorzitter. Ik was twee weken geleden, toen de heer Rutte hier nog stond in zijn rol als fractievoorzitter van de VVD, zo brutaal om hem meteen te interrumperen. De premier kan zich dat, denk ik, wel herinneren. Ik vroeg toen of hij zijn excuses wilde aanbieden. Hij heeft dat toen niet gedaan. Inmiddels zijn 100.000 excuses niet meer genoeg. De premier heeft er een puinhoop van gemaakt. Hij heeft Nederland de afgelopen weken in een chaos gestort. Dat hij zijn eigen partij afbreekt, moet hij zelf weten, maar dat hij dat met Nederland doet, is niet te tolereren. Hij heeft ongeveer al zijn verkiezingsbeloften gebroken. Hij gaat Nederland kapot bezuinigen.

Daarom zeg ik aan het begin van dit debat tegen de minister-president: houd er toch gewoon mee op. Stop ermee, neem ontslag en laat de kiezer oordelen over de puinhoop die u ervan hebt gemaakt. Ik zie dat de minister-president opnieuw lacht, maar heel veel mensen, mijnheer de minister-president, vinden het een schande wat er nu gebeurt en wat u de afgelopen weken hebt laten zien. U zou een vent zijn als u die verantwoordelijkheid zou nemen en geen “sorrypremier” wilt zijn van Nederland, maar op zou stappen.

Minister Rutte:

Als je een fout maakt, herstel je die. Wat je als politicus niet doet, is weglopen voor je verantwoordelijkheden. Dat is het grote verschil tussen mij en de heer Wilders. De heer Wilders liep weg uit de VVD toen het hem daar te heet onder de voeten werd. De heer Wilders liep weg uit het Catshuis toen het hem te heet onder de voeten werd. Nu wil hij ook weghollen uit Europa, omdat hij dat ook te moeilijk vindt worden. Dat is niet in het belang van Nederland. Wij hebben politici nodig die verantwoordelijkheid nemen en geen politici die de hele dag hun zeteltje zitten op te poetsen en af te stoffen. Wij nemen risico’s met elkaar om ervoor te zorgen dat dit land sterker uit de crisis komt. Dat ga ik nu uitleggen. Ik dank de heer Wilders dus voor deze gelegenheid. Hij had niet beter kunnen illustreren hoe groot het verschil in politiek gestel is tussen hem en mij.

(geroffel op de bankjes)

De heer Wilders (PVV):

We gunnen het de VVD-fractie natuurlijk dat ze er even voor klapt.

Heel Nederland snapt nu dat de PVV-fractie haar rug heeft rechtgehouden in het Catshuis. We zijn weggelopen uit het Catshuis …

Minister Rutte:

Houd toch op.

De heer Wilders (PVV):

… omdat we deze onzin van Nederland kapot bezuinigen, het pakken van AOW’ers en de middenklasse niet voor onze rekening wilden nemen. Wat heeft de minister-president gedaan? De minister-president heeft alle verkiezingsbeloftes gebroken, beloftes over hypotheekrenteaftrek, over geen belastingverlaging maar belastingverhoging, over een generaal pardon, over nivelleren. U hebt de kiezer voor de gek gehouden en voorgelogen. U hebt gezegd: stem op mij en we krijgen geen nivellerend, socialistisch beleid van de Partij van de Arbeid. Vervolgens bent u met hen in bed gaan liggen! Wij hebben nu een socialistisch beleid van bezuinigen op de middenklasse en nivelleren.

Weet u, mijnheer Rutte, vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Bij u zijn er 100.000 paarden met dat vertrouwen vertrokken. Wat u nu moet doen, is uw biezen pakken met dat hele FC Knudde team om u heen, naar de Koningin gaan en verkiezingen uitschrijven.

(geroffel op de bankjes)

Minister Rutte:

De heer Wilders is weggerend uit het Catshuis. Hij heeft zijn verantwoordelijkheden niet genomen en wilde de rekening van de crisis doorschuiven naar volgende generaties. Op 12 september heeft hij van de kiezer een verschrikkelijke afstraffing gekregen omdat de kiezer inmiddels doorheeft waar de PVV voor staat. Je zou dan toch verwachten dat de heer Wilders hier een toontje lager zou zingen. Dat doet hij niet. Hij gaat gewoon door. Dat is zijn goed recht. Maar ik zal dit bestrijden, want Nederland heeft recht op politici die fair opkomen voor dit land, die uitleggen dat je daarvoor compromissen moet sluiten, die houden van dit mooie landen en die, omdat zij daarvan houden, ook bereid zijn om die compromissen te sluiten om Nederland sterker uit de crisis te laten komen. Mijnheer Wilders, u bent een weglooppoliticus. Dat is uw goed recht, maar dat is een enorm verschil met de stijl die ik in de politiek bedrijf.

De voorzitter:

Ik zou het fijn vinden als beide heren via de voorzitter spreken.

Minister Rutte:

En dat wilde ik zeggen via de voorzitter.

De heer Wilders (PVV):

Tot slot. Er is er hier maar één weggelopen en dat is de minister-president. Weet u waar de minister-president van is weggelopen? Van zijn kiezers, van zijn beloftes. Zijn beloftes waren: stem op mij, en je krijgt geen nivellering; stem op mij, en ik blijf van de hypotheekrenteaftrek af; stem op mij, en je krijgt belastingverlaging; stem op mij, en we gaan ons verzetten tegen het beleid van Samsom. U bent weggelopen. U bent de grote wegloper van Nederland. U bent weggelopen van uw kiezers.

De voorzitter:

Mijnheer Wilders …

De heer Wilders (PVV):

U hebt ze voor de gek gehouden. De minister-president is weggelopen van zijn kiezers. Daar hangt maar één conclusie aan, mijnheer Rutte, en dat is zeggen “ik heb de mensen voor de gek gehouden, ik ga nu een socialistisch beleid uitvoeren, ik ga de AOW’ers, de middenklasse, de zieken, ik ga ze allemaal pakken en ik stap nu op”. Als u dat doet, dan bent u een vent. Als u vijf jaar doorgaat met dit FC Knudde team, dan zal Nederland achteraf keihard met u afrekenen.

(geroffel op de bankjes)

Minister Rutte:

De heer Wilders heeft een gigantische afstraffing gekregen op 12 september. Dat is gebeurd omdat Nederland doorheeft waar de PVV voor staat, namelijk uiteindelijk voor helemaal niets. De PVV loopt weg als het spannend wordt. Ik heb het risico genomen om twee jaar geleden met de heer Wilders een gedoogsteunconstructie aan te gaan om dit land sterker uit de crisis te laten komen. De afspraak was dat, als we extra maatregelen zouden moeten nemen, wij dat ook zouden doen. Ik vertrouwde erop dat dit zou gebeuren. Ik heb die fout gemaakt. Ik heb in april van dit jaar gezien waar de heer Wilders toe in staat is. Hij komt uiteindelijk niet zijn woord na. Hij stapt op als het spannend wordt. Dat heeft de kiezer ook gezien. De VVD-kiezer en de kiezer op de meeste partijen in deze Tweede Kamer willen dat wij vanuit onze overtuigingen dit land sterker uit de crisis halen. Zij willen dat wij vanuit onze gezamenlijke overtuiging dit land vooruit helpen. Ik heb het eerder gezegd: de heer Wilders staat hier met schone handen, maar ook met volstrekt lege handen. En wat mij betreft, blijft dat zo.

De heer Pechtold (D66):

Dit werd even een spel voor twee heren. Ik heb toch een vraag aan de premier, want ik ben het eigenlijk helemaal met hem eens. Sinds de val van zijn eerste kabinet, hoor ik van de premier nu voor het eerst een soort van spijt over de samenwerking met de PVV. Dat hebben wij tot 12 september niet gehoord. Zelfs tot de laatste dag werd volgehouden en gezegd “ja, dat zouden we nog een keer kunnen doen; dat is een heel normale mogelijkheid”. Ik vind het verrassend en wederom eerlijk om nu zo duidelijk afstand te nemen van het beleid van die anderhalf jaar.

Minister Rutte:

Wat zich hier wreekt, is dat de heer Pechthold niet mocht meedoen aan de grote verkiezingsdebatten. Dan had hij immers geweten dat ik bij die gelegenheid de heer Wilders keer op keer heb aangesproken op precies dit feit: toen het spannend werd, liep hij weg. De inschatting die wij met zijn drieën hadden gemaakt, was dat de VVD, het CDA en de PVV drie partijen zouden zijn die in moeilijke omstandigheden moeilijke besluiten zouden nemen. De heer Wilders heeft Nederland op het hoogtepunt van de crisis in een verkiezingscampagne gestort, en vervolgens in een formatie. Dat heb ik hem verweten. Dat is zijn goed recht, maar het is wel interessante informatie over de uiteindelijke politieke motieven van de PVV.

De heer Pechtold (D66):

Ik gun de premier zijn grote verkiezingsdebatten, maar de debatten over democratie en verantwoordelijkheid, waarin wordt teruggekeken, maar waarin ook vooruit wordt gekeken, vinden hier plaats. Het siert de premier dat hij het nu zo duidelijk zegt: anderhalf jaar stilstand, anderhalf jaar weggegooid. Dat kwam inderdaad door de PVV, maar het was een foute keuze. Het was een gemankeerd politiek kompas van u.

Minister Rutte:

Nee, dan gaan we het debat weer helemaal overdoen. De heer Pechtold weet heel goed dat in 2010 die combinatie de enige te vormen combinatie was, simpelweg omdat de andere combinaties niet te vormen waren. De heer Pechtold heeft daar zelf aan tafel gezeten. We hebben anderhalf jaar lang goed werk gedaan in de vorige coalitie. Het feit dat wij nu opgeteld over drie periodes in totaal 46 miljard aan het ombuigen zijn, is mede omdat we ook met steun toen van CDA en PVV het goede beleid hebben kunnen voeren. Waar het mis ging, is toen bleek dat er extra maatregelen nodig waren om dit land sterker uit de crisis te laten komen. Toen gaf de PVV niet thuis en liep weg. Ik zei toen, ik zei in de campagne en ik zeg nu dat dit buitengewoon relevante informatie is over de politieke motieven van de partij van de heer Wilders.

De heer Pechtold (D66):

Voor een historicus is dit wel een heel kort termijngeheugen. Het was uw eerste keus en het was uw laatste keus. U hebt deze tot en met 12 september verdedigd en u hebt niet uitgesloten dat u het avontuur met de PVV nog een keer aanging. Wat u vandaag deed, siert u, maar het is wel na de verkiezingen.

Minister Rutte:

Ik ben blij als ik de heer Pechtold gelukkig maak door een uitspraak die ik al drie keer eerder heb gedaan. Nogmaals, als je deze nog een keer kunt verkopen, is dat des te beter.

Voorzitter. Toen de heer Wilders mij interrumpeerde begon ik net over de ambitie die dit kabinet heeft om het land uiteindelijk sterker uit de crisis te laten komen. In eerste termijn zijn er op twee gebieden kritische opmerkingen gemaakt door de Kamer. Er zijn enerzijds vragen gesteld over het verloop in de afgelopen twee weken en anderzijds over de inhoudelijke keuzes en de visie van dit kabinet. Op het eerste punt is gevraagd naar de motie van de heren Zijlstra en Samsom die voortkomt uit de situatie in de afgelopen twee weken. Die motie is ook het antwoord op die eerste zorg, op de onvrede in de eerste twee weken en het rommelige beeld dat toen is ontstaan. Juist door snel te onderhandelen en snel te handelen in de afgelopen twee weken was het ook mogelijk om in goed overleg tot een oplossing te komen. Ik kom hier zo meteen inhoudelijk op terug.

Op het tweede punt, de zorg die is uitgesproken op het gebied van een samenhangende visie en de opvattingen van dit kabinet over de achterliggende keuzes, wil ik heel kort herhalen wat in het regeerakkoord staat en wat ik er gisteren over heb gezegd. Wij willen drie dingen tegelijkertijd doen. Ten eerste willen wij de overheidsfinanciën op orde brengen; 16 miljard, in lijn met wat de Studiegroep Begrotingsruimte heeft geadviseerd. Ten tweede willen wij die forse maatregelen zo verdelen dat rekening wordt gehouden met de draagkracht van verschillende groepen Nederlanders. Je kunt niet al die kosten zomaar ongericht laten neerkomen. Het is noodzakelijk om de mensen die het meest gebruikmaken van de overheid, de mensen met de laagste inkomens, de mensen die afhankelijk zijn van een uitkering, daarbij extra te ontzien. Ten derde is onze inzet om te komen tot meer groei, meer vernieuwing van de economie en een hervormingsagenda. Dat zijn maatregelen op het terrein van het onderwijs, de regeldruk, maar ook van de groene groei. Dat is het samenhangende beleid waar dit kabinet voor staat.

Als ik de heer Slob heb beantwoord, zal ik nog een paar dingen zeggen over de motie van de heren Samsom en Zijlstra.

De heer Slob (ChristenUnie):

De minister-president heeft in feite herhaald wat hij gisteren ook in de regeringsverklaring heeft gezegd over wat de stip aan de horizon is voor dit kabinet, maar hij gaat voorbij aan wat een van de methodes is geweest om het regeerakkoord uiteindelijk tot stand te brengen. Er heeft een uitruil plaatsgevonden op de grote onderwerpen. Dat heeft tot gevolg dat hij teksten in de mond moet nemen die vroeger nooit op deze wijze door VVD’ers in de mond werden genomen. In feite is hij bezig om citaten uit het programma van de Partij voor de Arbeid voor zijn rekening te nemen. Andersom gebeurt ook. Je ziet dat politici van de Partij van de Arbeid, zoals de heer Samsom gisteren, dingen moeten zeggen of accepteren die een paar weken geleden niet voor mogelijk werden gehouden en die rechtstreeks uit het VVD-programma komen. Dat is een uitruil die wel tot resultaat heeft geleid, maar die een grote zwakte en misschien wel een tijdbom onder dit kabinet kan worden wanneer er nieuwe onderwerpen komen waarbij het ongemak van die uitruil heel erg manifest zou worden, zoals bij de zorgpremie ook is gebeurd. Wat betekent dat voor de komende jaren? Bent u daar met elkaar echt op voorbereid? Is er een innerlijke overtuiging om er samen voor te gaan of gaan wij straks van de ene horde naar de andere? Er is er nu een genomen. Daar was een motie voor nodig, wat zeer ongebruikelijk is, in het debat over de regeringsverklaring, om het regeerakkoord te herschrijven voordat het ten uitvoer wordt gebracht. Of krijgen we nu eindelijk eens een beetje stabiliteit, gaan we de problemen van dit land aanpakken en laten we het gedoe van de afgelopen jaren achter ons?

Minister Rutte:

Ik deel de analyse van de heer Slob niet. Ja, het is waar dat dit twee partijen zijn die heel verschillend over een aantal zaken denken. Maar ja, het is ook waar dat wij vanuit die gemeenschappelijke opvattingen zijn gekomen tot een gemeenschappelijke visie op de toekomst. Dat is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat wij sterker uit de crisis komen, om ervoor te zorgen dat wij rechtdoen aan de verkiezingsuitslag waarbij twee partijen afgetekend de grootste partijen werden en om ervoor te zorgen dat ook het vertrouwen in de politiek zich in de komende jaren verder kan herstellen. Daarom is het noodzakelijk om tot die gezamenlijke visie te komen. Die visie behelst de drie elementen die ik net schetste, die met elkaar samenhangen.

Ik zal er een punt uithalen dat voor liberalen ingewikkeld is. Dat is het feit dat de inkomensverschillen worden verkleind. Bij heel veel liberalen in dit land was er een grote woede over het oorspronkelijk gekozen instrument van de inkomensafhankelijke premie. Als je 46 miljard bij de overheid weghaalt en weet dat het vooral de mensen zijn met een laag inkomen en met een uitkering die meer dan gemiddeld gebruikmaken van die overheid, is het onvermijdelijk dat je er op voorhand voor zorgt dat mensen met dat lagere inkomen beter voorbereid zijn, ook in financiële zin, om die klappen op te vangen. Mensen begrijpen dat, mensen snappen dat.

Dat zijn dus niet alleen maar compromissen waarbij je iets doet wat de een wel wil en de ander niet. Daarbij probeer je ook te kijken of je vanuit de enorme gezamenlijke opgave die er ligt, niet ook tot die gezamenlijke oriëntaties kunt komen. Dat heeft ertoe geleid dat we gezegd hebben dat we de overheidsfinanciën op orde brengen. We hebben gezegd dat we dat op een fatsoenlijke manier gaan doen, zodanig dat de mensen die wat zwakker staan, daar ook beter op zijn voorbereid. Zij zullen daar immers ook hard door geraakt worden. Zij maken, gemiddeld genomen, nu eenmaal meer gebruik van de overheid dan mensen met een hoger inkomen. Voorts willen wij dat dit land niet alleen sterker uit de crisis komt, maar daarna ook echt kan doorvliegen. We moeten sterk staan. We willen dat de economie beter gaat draaien, dat we de groene groei stimuleren, dat we een antwoord vinden op de grote vraagstukken van deze tijd.

De heer Slob (ChristenUnie):

Met alle respect, ik vind het toch niet overtuigend. Wat voor situaties krijgen we hier in de komende jaren? Minister Asscher, de vicepremier, zal met zijn staatssecretaris, die ook van PvdA-huize is, keiharde maatregelen ten aanzien van de WW moeten verdedigen. Is die maatregel voortgekomen uit een gemeenschappelijke visie? Nee, dat is een negatieve uitruil geweest waarbij de Partij van de Arbeid iets heeft moeten slikken. Dat hadden wij niet voor mogelijk gehouden, maar dat is nu wel gebeurd. We zagen het gisteren gebeuren bij de ontwikkelingssamenwerking. Het is overigens ook een PvdA-minister die dat moet gaan uitvoeren. De heer Samsom geeft gewoon toe dat we door die fatsoensgrens heen zijn gegaan. Maar goed, het is in feite niet anders. Zo stond hij er. Hij zei: ik wil dat eigenlijk ook niet, maar het is wel gebeurd. Dat is toch geen gemeenschappelijke visie? Dat houdt u elkaar gevangen in een aantal afspraken die in een uitruil tot stand zijn gekomen. Maar als de druk groot wordt, dan hebben we gelijk een probleem. Dat hebben we ook gezien bij de zorgpremie. Dat is mijn zorg voor de komende jaren: dat we van het ene probleem naar het andere zullen hollen. Dat zal de stabiliteit van de aanpak van de crisis enorm ondergraven. Dan vrees ik echt het ergste voor de komende jaren!

Minister Rutte:

We hebben die gesprekken gevoerd met elkaar, we hebben dat ook opgeschreven in het regeerakkoord. Natuurlijk kun je er op twee manieren naar kijken. Je kunt zeggen: hier staan de Partij van de Arbeid en de VVD, dat zijn partijen met heel verschillende maatschappelijke opvattingen. Je kunt ook zeggen: dit zijn de twee partijen die als grootste uit de verkiezingen kwamen, waarvan een heel groot deel van Nederland zei dat het voor de hand lag dat die zouden gaan samenwerken. Wij hebben toen besloten dat wij dat natuurlijk doen vanuit die gemeenschappelijke visie op de toekomst. En vanuit die gemeenschappelijke visie is het onvermijdelijk, wil je vervolgens ook tot een gemeenschappelijk programma komen, dat er accenten in zo’n programma zitten die veel meer de kleur van de Partij van de Arbeid hebben en dat er accenten in zo’n programma zitten die veel meer de kleur van de VVD hebben.

Maar wat de heer Slob nu doet, is denken dat het daarbij zal blijven. Dat bestrijd ik. Daarom is het goed dat we dit debat met elkaar voeren. Wij willen gezamenlijk iets tot stand brengen voor dit land. We willen ervoor zorgen dat de rekening van de crisis nu betaald wordt en niet wordt doorgeschoven naar volgende generaties. We willen ervoor zorgen dat we die lasten en lusten op een fatsoenlijke manier verdelen. Maar we willen er tegelijkertijd voor zorgen, door alle hervormingen die we gaan doorvoeren, dat we dit land, dat nu al behoort tot de sterkste economieën van de wereld, echt een toonaangevend land in de wereld maken. Dat is de gemeenschappelijke ambitie die de heer Samsom en ik hebben gelegd onder dit kabinet.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is prima dat u met elkaar aan de slag gaat. Wij hebben er, ook gezien de verkiezingsuitslag, begrip voor dat u daar als partijen met elkaar zit. Maar een land besturen is niet alleen maar ervoor zorgen dat het huishoudboekje op orde is. Hoe belangrijk dat ook is! Dat heb ik gisteren ook nog gezegd. Er is ook een gemeenschappelijke visie nodig als het gaat om de vraag: waar wil je heen met dit land? Hoe kun je burgers meenemen met een goed onderbouwd verhaal als het gaat om grote maatregelen die genomen moeten worden?

Minister Rutte:

Zeker.

De heer Slob (ChristenUnie):

Er wordt gewoon eerlijk toegegeven dat het een uitruil is. Dat is uiteindelijk het beeld. Er wordt gezegd: ik wilde het eigenlijk niet, maar zij wilden het. Een PvdA-bewindspersoon moet bij wijze van spreken straks zeggen: dat doen we omdat de VVD het wilde. Een VVD-bewindspersoon zegt weer over een andere maatregel: dat doen we omdat de PvdA het wilde. Dat is dan geen overtuigend verhaal. Dan lopen we risico’s, en niet alleen in het kabinet. De samenleving accepteert dan ook niet dat er zulke bezuinigingen op haar afkomen. Nogmaals, we hebben die stabiliteit nodig. We moeten uit de crisis zien te komen.

Minister Rutte:

Ik respecteer en begrijp het dat de heer Slob de nadruk legt op het feit dat de Partij van de Arbeid en de VVD zeer verschillende partijen zijn, en dat het noodzakelijk is dat zij compromissen sluiten om het eens te kunnen worden. Ik vraag hem tegelijkertijd om een open oog te hebben voor het feit dat deze twee partijen dit doen vanuit een gemeenschappelijke visie op de toekomst. De heer Slob voegt daar een paar belangrijke elementen aan toe: hoe kijk je naar de samenleving, wat is bijvoorbeeld de rol van vakmensen in die samenleving, wat is de rol van de mensen die deze samenleving dragen? Nederland is na Denemarken het land in de wereld met de meeste vrijwilligers; laten we daar met respect mee omgaan. In het respect voor vakmensen, bijvoorbeeld, hebben wij elkaar ook gevonden. Wij ergerden er ons kapot aan dat mensen alleen maar meer kunnen gaan verdienen als zij manager worden, waardoor er steeds meer managementslagen ontstaan en er steeds meer wordt bestuurd. Ja, er zijn goede managers nodig, maar echt minder dan we nu hebben. Een goede vakman in het onderwijs, in de zorg en in de politie moet ook kunnen doorgroeien zonder daarvoor manager te moeten worden. Ik pak er een element uit dat past bij die gemeenschappelijke visie op de toekomst. De heer Slob heeft daar volkomen gelijk in en ik zal daar vandaag ook over komen te spreken. Het is meer dan twee partijen met verschillende opvattingen die het proberen eens te worden. Wij doen dit vanuit zo’n gemeenschappelijke visie; anders was het nooit gelukt en anders zou het ook nooit lukken om de ongetwijfeld nog moeilijke problemen in de komende vierenhalf jaar op te lossen. Dat zou dan nooit lukken, maar dan zouden we het ook niet hebben gedaan.

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan de heer Buma, meneer Roemer. Ik zag hem namelijk het eerst bij de microfoon, maar daarna ging hij weer zitten en nu meldt hij zich weer. Ik schrijf gewoon op wie zich bij de microfoon meldt.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dat klinkt heel dramatisch en ernstig, dat u iedereen opschrijft die zich bij de microfoon meldt.

De voorzitter:

Zo probeer ik dat een beetje. Het was niet afschrijven!

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik hoop niet dat ik er later last mee krijg.

De voorzitter:

Nee, zeker niet.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Vóór de verkiezingen zei Mark Rutte, thans minister-president Mark Rutte II: iedereen € 1.000 erbij, of je nou weinig verdient of miljonair bent. En dat bij bezuinigingen die nog veel groter waren dan het kabinet nu wil. Nu hoor ik de minister-president zelf zeggen: eigenlijk is het wel goed, dat herverdelen; sterker nog, ik hoor liberalen en die hebben niet eens bezwaar tegen dat principe van herverdelen. Vóór de verkiezingen was dat het principiële hoofdpunt: géén nivellering, en als je meer werkt, verdien je meer geld. Welke Mark Rutte is nou de echte: die van voor de verkiezingen of die van na de verkiezingen?

Minister Rutte:

Dit kabinet steekt bijna drie miljard in het verhogen van de arbeidskorting. Dat gaat nog helemaal vooraf aan de maatregelen die wij hebben genomen voor de verkleining van inkomensverschillen. Dus voorafgaand aan die maatregelen steken we bijna drie miljard in het verhogen van de arbeidskorting met € 500. Voor groepen met een lager inkomen is die arbeidskortingverhoging zelfs nog veel groter: die loopt op naar meer dan € 700, en voor sommige groepen met een wat lager salaris zelfs nog meer. Voor de hoogste salarissen moeten we deze afbouwen, vanwege de effecten die we hebben afgesproken op het terrein van de verkleining van de inkomensverschillen. Dat ligt overigens in lijn met het verkiezingsprogramma van het CDA, waarin de arbeidskorting vanaf anderhalf keer modaal wordt afgebouwd naar nul. Ik had juist op dit punt dus steun verwacht van de heer Buma, maar helaas.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dat is geen antwoord op mijn vraag; dat zijn allemaal maatregelen. Ik vroeg naar de positie van de minister-president. Vóór de verkiezingen was hij principieel tegenstander van nivelleren en principieel voorstander van € 1.000 erbij, ook voor miljonairs. Net hoorde ik hem meer zeggen dan dat hij nivelleert omdat de Partij van de Arbeid dat wil. Hij zei: nee, eigenlijk vind ik zelf dat hele principe van herverdeling omdat we zo veel bezuinigen wel terecht. En hij zei dat ook VVD’ers en liberalen dat principieel wel een goed idee vinden. Ik vraag hem daarom niet welke maatregelen hij neemt, maar welke premier hier staat: de premier die principieel vindt dat nivelleren niet goed is, of de premier die principieel vindt dat nivelleren wel goed is?

Minister Rutte:

Wat ik net heb gezegd, is dat een van de twee partijen in deze coalitie, namelijk de VVD, geen principieel voorstander is van het verkleinen van inkomensverschillen. Inmiddels loopt het totale bezuinigingsbedrag in Nederland op naar 46 miljard euro, op een totale rijksbegroting van 260 à 270 miljard euro. In zeven jaar tijd ben je zo dus veel aan het ombuigen en bezuinigen. Tegelijk maken mensen met een lager inkomen gemiddeld genomen veel meer gebruik van de overheid dan mensen met een hoger inkomen. Als ik dat aan de achterban van de VVD uitleg, merk ik dat mensen, als zij weten dat de bedragen zo oplopen en mensen met een laag inkomen of een uitkering zo onevenredig hard dreigen te worden geraakt, het helemaal niet zo raar vinden dat wij proberen te voorkomen dat zij door die “ijslaag” zakken. Ik heb het de ijslaag genoemd waar mensen niet doorheen mogen zakken. De ijslaag onder die groepen moet sterker worden. Wat er bij de arbeidskorting gaat gebeuren, heb ik zojuist uitgelegd. Het wordt niet € 1.000 maar € 500. Inmiddels wordt het voor de lage inkomens meer en wordt het in lijn met het CDA-programma voor de hoge inkomens afgebouwd.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik constateer dat de VVD al na twee weken regeren met de PvdA op principiële punten dramatisch veranderd is. Door het verhaal over de bezuinigingen zou de achterban van de hele VVD hierover inmiddels anders zijn gaan denken. Het is niet langer “wij zijn tegen nivelleren want werken moet lonen”, maar “voor nivelleren is er best wel begrip bij de achterban van de VVD”. Wij zullen zien wat er in het volgende verkiezingsprogramma staat, maar ik heb het gevoel dat het er anders uit gaat zien.

Minister Rutte:

De heer Buma heeft het volste recht om een karikatuur te maken van wat ik zojuist zei. Dat mag en doet iedereen wel eens. Ik heb me er zelf ook een heel enkele keer schuldig aan gemaakt! Omdat wij een heel fundamenteel punt te pakken hebben, denk ik echter dat we dat nu niet moeten doen.

Ik heb inmiddels twee keer gezegd dat het verkleinen van inkomensverschillen voor een van de achterbannen van de partijen in het kabinet een moeilijk punt is. De context is wel dat er 46 miljard omgebogen moet worden. Je praat dan dus over meer dan € 2.500 per Nederlander oftewel € 10.000 voor een gezin met twee kinderen. De overheid is een schild voor de zwakkeren en voor mensen met een laag inkomen of een uitkering. Mensen begrijpen dan ook heel goed dat het onmogelijk is om die rekening alleen neer te leggen bij mensen met een bijstandsuitkering van € 15.000 per jaar. Dat kan gewoon niet. Mensen snappen dat heel goed, maar dat doet niets af aan het algemene principe dat hard werken ook beter beloond mag worden. Dat is een principe dat voor een van de twee coalitiepartners het uitgangspunt is, was en blijft. Maar gezien de context van de bezuinigen begrijpt men waarom dit gebeurt.

De heer Roemer (SP):

De minister-president sprak over een gezamenlijk visie. We kunnen het takje wel voortdurend een boom noemen, maar daarmee is het nog geen boom. Zo kun je dit wel een gezamenlijke visie noemen, maar het is helemaal geen visie! Wat de minister-president een visie noemt, is het verhaal van een accountant en niet het verhaal van een politicus. Zijn verhaal straalt niet uit wat de gezamenlijke visie op de samenleving is. Het gaat alleen maar om geld, geld, geld en bezuinigen, bezuinigen, bezuinigen. Er is dan ook zo veel uitgeruild dat de woorden “een concessie doen” vaker gebruikt zijn dan welke andere woorden dan ook. Hoe kun je toch spreken over een gezamenlijke visie als je alleen maar onderling je belangrijke punten hebt uitgeruild?

Minister Rutte:

Voorzitter, ik verwijs echt naar mijn eerdere antwoord.

Ja, er zitten inderdaad twee partijen in het kabinet die als gevolg van hun partijpolitieke oriëntatie, de sociaaldemocratie en het liberalisme, over tal van punten een verschillende opvatting hebben. En ja, als die partijen als gevolg van de uitslag van de verkiezingen, ook al was het misschien niet de bedoeling van de kiezers, met elkaar moeten samenwerken, dan is het onvermijdelijk dat er over en weer concessies worden gedaan. Ik bestrijd wel dat wij er niet in geslaagd zouden zijn om het met elkaar eens te worden over een gemeenschappelijke visie voor het kabinet. Die is er wel degelijk. Dat zijn namelijk de drie pijlers die ik zojuist noemde. Die pijlers moeten in samenhang worden gezien: een sterk Nederland, de rekening betalen, het op een fatsoenlijke manier doen. We zorgen er daarmee voor dat onze economie weer gaat groeien.

De heer Roemer heeft net als de heer Slob volkomen gelijk als hij erop wijst dat het om mensen gaat. Ik noemde zojuist niet voor niets vakmensen, vrijwilligers en al die mensen die bereid zijn om hun schouders onder de samenleving te zetten. Daarvoor zitten de Partij van de Arbeid, de VVD net als de Socialistische Partij en de meeste andere partijen in de politiek.

De heer Roemer (SP):

Ik ga toch proberen om dit verhaal uit te kleden. De minister-president vertelt een mooi verhaal, maar wel een verhaal dat geen recht doet aan de werkelijkheid. De uitgangspunten van het kabinet zijn: een kleinere overheid, hard en snel bezuinigen om zo snel mogelijk tot begrotingsevenwicht te komen en meer eigen verantwoordelijkheid voor mensen en daarmee een verdere afbraak van sociale zekerheden en de publieke sector. Dat is de hoofdmoot van wat er in het regeerakkoord valt te lezen. Welke andere voorstellen er ook in het regeerakkoord mogen staan, het regeerakkoord is daardoor echt een liberale agenda geworden. De minister-president zegt de PvdA niet voor de kop te willen stoten, maar als dit de gezamenlijke visie is, zeg dat dan gewoon. De inbreng van de Partij van de Arbeid daarbij is geweest: oké, wij leggen ons erbij neer, maar wij proberen het wel zo eerlijk mogelijk te verdelen met een paar maatregelen. Dat is de concessie die u gedaan hebt. De visie erachter blijft echter een kleinere overheid, het snel bereiken van een begrotingsevenwicht, snel en hard bezuinigen en meer eigen verantwoordelijkheid, zodat mensen zelf hun zorg en sociale zekerheid moeten organiseren. Dat is toch de hoofdmoot van dit kabinet?

Minister Rutte:

Als oppositieman tijdens het kabinet-Balkenende IV ergerde ik mij altijd verschrikkelijk aan mijn voorganger, wanneer de heer Balkenende, als ik het kabinet aanviel vanuit de liberale hoek en mevrouw Kant dat deed vanuit de SP-hoek, zei: dan zullen wij wel goed zitten. Wat gebeurde er gisteren? Wij hoorden de heer Wilders zeggen: hier zit een neosocialistisch kabinet. De heer Roemer zegt: er zit een neoliberaal kabinet. Dat heeft hij letterlijk gezegd. Beide is onzin. Tegen de heer Roemer zeg ik dit. Het is bizar om tegen iemand van 49 of 50 jaar, die werkloos wordt, te zeggen: wij gaan u nu de rest van uw leven opsluiten in een uitkering. Je gaat er dan alles aan doen om ervoor te zorgen dat mensen aan de slag komen. Dat is wat ons verbindt. Maar als dat niet lukt, is er een fatsoenlijke uitkering en dan zorgen wij ervoor dat de koopkracht voor die groep zo veel mogelijk overeind blijft. Dat is wat deze coalitie doet. Dat is niet neoliberaal en het is niet neosocialistisch. Wij doen dat vanuit een gezamenlijke visie: hoe krijgen wij dit land sterker uit de crisis op een fatsoenlijke manier, waarbij wij de rekening niet doorschuiven en de economie weer aan de gang helpen? Dat is wat ons verbindt.

De heer Roemer (SP):

Dit is echt flauwekul. Hij ontkent ook niet wat gezegd is. Hij draait eromheen en geeft inderdaad aan dat er wat afspraken gemaakt zijn. Er zijn concessies gedaan en er is een uitruil geweest om elkaar tevreden te stellen. De hoofdmoot en de uitgangspunten van beleid van dit kabinet zijn gestoeld op drie dingen. Eén: nu snel en hard bezuinigen om financieel op orde te komen. Dat is een liberaal uitgangspunt. Een fors kleinere overheid, omdat iedereen het zelf moet gaan organiseren, is een neoliberaal uitgangspunt. Eigen verantwoordelijkheid aan mensen opleggen, zodat zij hun eigen dagbesteding moeten organiseren, zodat zij hun eigen inkomsten moeten organiseren en hun eigen werk moeten doen – de heer Rutte heeft zelf een keer letterlijk gezegd dat mensen beter moeten onderhandelen om maar op het minimumloon te komen – is een neoliberaal uitgangspunt. Het hele regeerakkoord staat bol van maatregelen gestoeld op deze uitgangspunten. Welke van de drie klopt niet?

Minister Rutte:

Ze kloppen alle drie niet. Wij gaan niet blind bezuinigen. Wij gaan niet blind de overheid terugdringen. Wij gaan niet blind tegen mensen zeggen dat zij het verder zelf moeten uitzoeken. Als de heer Wilders hier aan de interruptiemicrofoon had gestaan, zou hij van de andere kant dezelfde karikatuur kunnen schetsen, namelijk “hier zit een kabinet dat hysterisch de inkomensverschillen verkleint” – wat ook niet waar is – en “hier zit een kabinet dat nu ineens hysterisch ingrijpt in het veiligheids- en migratiebeleid van het vorige kabinet” – wat niet waar is. Beide beelden zijn karikaturen. U mag ze maken, dat hoort bij het debat. De heer Roemer weet dat volgens mij zelf ook, want wat wij doen is, op een fatsoenlijke manier ervoor zorgen dat de rekening niet wordt doorgeschoven naar volgende generaties. Dat betekent moeilijke keuzes maken en dat zullen wij allemaal merken. Tegelijkertijd zorgen wij er ook voor dat de mensen die zeer zijn aangewezen op de overheid, ex ante, dus vooraf, er sterker voor staan, zodat zij de klap beter kunnen opvangen. Vandaar de verkleining van de inkomensverschillen. Wij zorgen er ook voor dat de economie gaat groeien. Dat is wat deze twee partijen verbindt. Nogmaals, wij kunnen allemaal shoppen en uitvergroten. Dat mag, dat hoort bij het debat, maar ik zal het bestrijden.

Dan kom ik nu op de motie van de heren Zijlstra en Samsom. Het kabinet is bereid tot uitvoering van die motie. Daarmee haal ik, denk ik, de angel uit dit debat. In de startnota, die in december aan de Tweede Kamer zal worden toegezonden, zullen wij aangeven hoe wij dit gaan doen. Ik heb de achtergronden waarom wij dit willen zojuist geschetst. Het heeft te maken met de enorme bezuinigingstaak die er ligt en het daarmee samenhangende belang van het versterken van de mensen met een lager inkomen en een uitkering, maar wel op een manier die te dragen is voor beide achterbannen. Het is gelukt om daar uit te komen. Het effect daarvan is beperkter dan het effect van de oorspronkelijke maatregel. Dat rechtvaardigt ook dat er extra geld is gevonden voor de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om te komen tot het opstellen van een sociale agenda. Wij zullen dat gaan uitwerken en daarover nader berichten in de startnota.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Het geld voor de sociale agenda wordt weggehaald bij infrastructuur. Geldt dat voor asfalt of voor alle infrastructuur?

Minister Rutte:

Breed. Het gaat om de infrastructuurportefeuille.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Dus mevrouw Kuiken van de fractie van de PvdA had gisteren ongelijk?

Minister Rutte:

Zij citeerde maandagavond de heer Zijlstra in Pauw & Witteman. Die had het over asfalt, maar het is de bedoeling om het breed te zoeken in de hele infrastructuurportefeuille.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

U bedoelt brede wegen?

Minister Rutte:

Als u dat wilt.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Daar is een afspraak over gemaakt.

Minister Rutte:

De afspraak is gemaakt dat er gezocht wordt in de infrastructuurportefeuille. Daarbij kijken we waar de onbelegde bedragen zitten, hoe je het verstandig kunt doen en hoe om te gaan met de precieze begrotingsregels rondom de infrastructuurportefeuille. Zo gaan we het doen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat betekent dus, als ik het goed begrijp, dat die 250 miljoen ook ten koste van investeringen in het openbaar vervoer kan gaan.

Minister Rutte:

Dat kan wel, maar of het zo is, weet ik niet. Dit is net een paar dagen oud. Het kabinet gaat die maatregel nu verder uitwerken. Dat betekent dat we in de komende weken tot besluitvorming zullen komen, zowel inzake de sociale agenda als ook inzake de infrastructuurmiddelen.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

We hadden net een heel debat over de vraag wat nu eigenlijk visie is. Wat is wel visie en wat is geen visie? Een van de kernelementen van visie – hoe zie je Nederland in de toekomst voor je – is natuurlijk hoe je de openbare ruimte organiseert. Daarom is het nogal belangrijk. Zoals ik gisteren heb gezegd, verwachte ik dat de minister-president deze motie als overbodig, want ondersteuning van beleid zou afdoen. Hij had daar immers vorige week al mee ingestemd. Nu die motie toch in stemming komt, is het voor mij wel heel belangrijk om te weten of het klopt wat bijvoorbeeld mevrouw Kuiken heeft gezegd, namelijk dat dit ten koste van asfalt gaat, of dat het is zoals de minister-president zegt. Hij geeft op een bepaalde manier uitvoering aan die motie door te zeggen: het kan net zo goed ten koste van het openbaar vervoer gaan. Dat is nogal belangrijk voor hoe je de toekomst van Nederland en de inrichting van de openbare ruimte voor je ziet.

Minister Rutte:

Het zal ook ten koste van asfalt gaan, en asfalt is volgens mij een heel grote post in het Infrafonds. Hoe het precies verdeeld zal worden, wat er voor onverplichte ruimte zit, wat er voor projecten zijn die je kunt verschuiven, dat zal allemaal moeten blijken. Dat moeten we allemaal nog uitwerken.

We hebben hier geen kabinet dat een eindverslag uitbrengt over vijf jaar werken. We beginnen net en dat betekent dat we op heel veel punten – dat zal zo dadelijk ook uit mijn beantwoording blijken – zaken nog verder moeten uitwerken. Dat kan niet anders. We zijn niet klaar; we beginnen net.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mijn fractie wordt gevraagd om voor of over een motie te stemmen, waarvan wij niet weten of ze betekent dat er in Nederland minder wordt geïnvesteerd in asfalt of dat er minder wordt geïnvesteerd in openbaar vervoer.

Minister Rutte:

Er wordt breed in de infrastructuurportefeuille gekeken en dat zullen we zo verstandig mogelijk doen.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb daar toch moeite mee. De heer Rutte heeft als onderhandelende partij en als leider van het kabinet gekozen om dit in een motie te vangen. Het aanloopprobleem van dit kabinet wordt nu eigenlijk bij de Kamer neergelegd en wij weten niet waar we aan toe zijn. Er gaat 250 miljoen – dat is geen klein bedrag – van de ene post ergens in de infrastructuur, we weten niet waar precies, naar een andere post, waarvan we evenmin iets weten, in het sociale. Dat kan zo breed zijn als wat. Dat lijkt mij geen beleid waarover men de Kamer kan vragen om een uitspraak te doen.

Minister Rutte:

Dat geldt toch voor bijna het hele plan en de hele begroting die er ligt? Dit kabinet begint net! Wij komen dadelijk met tientallen wetsvoorstellen waarin we onze plannen gaan uitwerken. Een heel groot deel van het regeerakkoord zijn intenties, de visie en de daarmee samenhangende bedragen. Neemt u de hele sociale agenda. De heer Asscher heeft binnenkort de eerste gesprekken met de voorzitters van de organisaties van werknemers en werkgevers, de twee voorzitters van de Stichting van de Arbeid. Dat is zelfs morgen al. Dat zal dan de opmaat zijn naar het bezien of het mogelijk is om gezamenlijk te komen tot een sociale agenda. Daarbij hoort die 250 miljoen, maar hoe we die precies gaan besteden, is onderdeel van de komende onderhandelingen. Voor het Infrastructuurfonds geldt hetzelfde. Daar zit water bij, wegen, het spoor. Asfalt is daar een groot onderdeel van. Er moet bekeken worden wat verplicht is en wat niet, hoe je kunt omgaan met de tijdshorizon. Dat geldt voor het grootste deel van het regeerakkoord. Ik denk dat de opmerking van de heer Pechtold voor het grootste deel van het regeerakkoord geldt. Dat is niet anders dan bij andere kabinetten.

De heer Pechtold (D66):

Voor de bestemming is een richting aangegeven en daar kunnen wij ons iets bij voorstellen. Realiseert zich de premier echter de kwetsbare verhouding tussen asfalt en openbaar vervoer? Het kan niet zo zijn dat wij, ook in de opmaat naar de begrotingsbehandeling van die portefeuille, niet weten waar dat vandaan komt. Nogmaals, daarvoor is het bedrag te groot. Natuurlijk zit er wel eens ergens een envelop in een begroting. Natuurlijk wordt wel eens ergens de richting of het doel aangegeven. Maar dit is een dermate groot bedrag en het is ook dermate essentieel in de hele beeldvorming uit welke van de twee hoofdonderdelen het komt, namelijk wegen of openbaar vervoer, dat ik vind dat dat helder moet zijn.

Minister Rutte:

De hoofdrichting is natuurlijk dat je het evenredig doet en dat je vervolgens kijkt hoe het nu zit met verplichtingen, hoe je het slim kunt doen, waar je projecten zodanig kunt verschuiven dat je kunt afwijken van de pondspondsgewijze verdeling, maar dat heeft echt meer tijd nodig. Ik zeg nogmaals tegen de heer Pechtold dat dat geldt voor een heel groot deel van het regeerakkoord. Anders zouden wij hier inderdaad al in 2017 zijn en het eindverslag uitbrengen.

De heer Pechtold (D66):

De PvdA claimt nu 250 miljoen voor de sociale agenda te hebben, wat ik overigens graag zou inzetten om de 50-plusser die nu al geen baan meer heeft bijvoorbeeld aan werk te helpen, wat de werkgelegenheid en de economie helpt. Dan moet de conclusie toch zijn dat die 250 miljoen, zoals u nu zelf zegt, voor de helft uit het openbaar vervoer komt? Dat kan de Partij van de Arbeid toch niet voor zijn rekening nemen? U zegt dat u kijkt naar beide en dat het ongeveer gespreid zal worden. Dat lijkt me nogal een zware prijs voor het betalen van de sociale agenda.

Minister Rutte:

Dit is nu toch weer een tikje ouderwets van de heer Pechtold, namelijk dat de PvdA alleen maar voor het openbaar vervoer zou zijn en de VVD alleen maar voor wegen. Mag ik erop wijzen dat als een partij zoals die van de heer Samsom 38 zetels haalt, heel veel van de mensen die achter die 38 zetels zitten en daarvoor gestemd hebben in een auto rijden? En dat als de VVD 41 zetels haalt heel veel van die mensen gebruikmaken van bus, tram en trein en gewoon willen dat dat fatsoenlijk is georganiseerd in Nederland? Er zijn verschillen van opvatting tussen de PvdA en de VVD, op dit onderwerp ongetwijfeld ook accentverschillen. Maar de heer Pechtold vergroot ze nu wel heel erg uit.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het Infrastructuurfonds loopt door tot 2028. Die 250 miljoen is structureel, zoals gisteren ook is uitgesproken. Kan de minister-president aangeven wat dat bedrag dan uiteindelijk tot 2028 gaat betekenen, hoe hoog dat gaat oplopen?,

Minister Rutte:

3,5 miljard.

De heer Slob (ChristenUnie):

Precies, een kleine 4 miljard. Volgens mij is het nog ietsje meer. U zegt net: wij moeten even kijken wat verplicht is en wat niet verplicht. Wij weten precies wat verplicht is en wij weten ook dat de ruimte die nog over is heel beperkt is. Op het moment dat dit bedrag uit het Infrastructuurfonds wordt gehaald, waarvan ik heb begrepen dat dat gaat gebeuren met deze motie, dan betekent dat in feite dat voor alle kabinetten die na dit kabinet gaan volgen er misschien nog zo’n 200 miljoen euro is om te besteden. Er is bijna niets meer over. Dus u regeert enorm over uw eigen graf heen. Iedere ruimte om nog wat te doen, wordt weggehaald. Ik denk dat wij in een volgend kabinet niet eens meer een minister nodig hebben. Nu zit er nog een. Toen wisten wij nog niet dat die 250 miljoen misschien wegging, anders had ze misschien een andere keuze gemaakt. Er wordt een enorm gat geslagen. Hoe verantwoord is dit?

Minister Rutte:

De heer Slob gaat er nu van uit dat er met al die verplichtingen niet te schuiven zou zijn, dat het onmogelijk is om ook op de langere termijn te kijken naar de precieze maatvoering van projecten en dat de precieze tijdshorizon voor al die projecten al vastligt. Als dat voor 100% zo zou zijn, dan is de ruimte inderdaad heel beperkt. Wij hebben hier een heel verstandige minister en een minstens zo verstandige staatssecretaris zitten. Zij gaan natuurlijk kijken hoe zij er binnen die kaders voor kunnen zorgen dat de essentiële zaken gewoon doorlopen en dat er ook voor volgende kabinetten, waarin zij misschien weer terugkeren, interessant werk te doen is.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is duidelijk. Er is een probleem opgelost, het probleem van de zorgpremie, maar op een andere plek zijn nu nieuwe problemen gecreëerd. Deze twee bewindspersonen, die daarvoor verantwoordelijk zijn en die inderdaad capabele mensen zijn, wat wij in ieder geval weten van de minister en wat de staatssecretaris wel zal gaan bewijzen …

Minister Rutte:

Zeker!

De heer Slob (ChristenUnie):

… hebben een enorme opdracht. Zij zullen dus straks aan al die gemeenten en provincies moeten gaan uitleggen dat het met de meerjarige afspraken die gemaakt zijn, en die wij ook al hadden vastgelegd, helaas toch allemaal even ietsje anders gaat. Maar uiteindelijk gaat het ook niet eens om de bestuurders. Dan zullen noodzakelijke infrastructurele ingrepen in die gebieden waar zij zouden gaan plaatsvinden, op de weg, op het spoor, het water, allemaal worden doorgeschoven. Dit is een rommeltje, mijnheer de minister-president. Dit is echt een rommeltje. Wij hadden het eigenlijk niet op deze wijze moeten doen. U kunt nog terug, minister-president.

Minister Rutte:

De heer Slob vat het op een bepaalde manier samen. Gelukkig is zijn samenvatting niet in overeenstemming met de realiteit. De realiteit is dat in deze begroting op tal van posten wordt omgebogen en bezuinigd. Wij zullen dus bij al die posten moeten bekijken wat de verplichtingen zijn en hoe wij daarmee moeten omgaan. Ook bij de posten waarover wij het nu hebben, zal dit op een verstandige manier gebeuren. Vanzelfsprekend zullen wij ervoor zorgen dat dit altijd op een nette manier gebeurt. Daar gaan we gewoon vreselijk hard aan werken. De heer Slob zei daarover gisteren ook nog iets. Hij had het over WW boven infra. Wij proberen om op een verstandige manier beide aspecten van het beleid vorm te geven.

Tot zover de koopkracht in algemene zin. Er is ook een aantal vragen gesteld over de koopkrachtontwikkeling van specifieke groepen. Ik verwijs hierbij naar de memo van het ministerie van Sociale Zaken over de effecten van aanpassingen. Daaruit blijkt wat er sowieso al zou gebeuren, dus als er geen nieuw kabinet was gekomen. Daarbij hebben we het dus over het basispad. Daarin zitten de effecten van de begroting van het vorige kabinet, van het Lenteakkoord en van het tussenakkoord voor de begroting voor 2013 van de huidige coalitie. Daaruit blijkt ook de nieuwe stand van zaken. Ook zijn de mutaties te zien. Die mutaties leiden uiteindelijk tot een verkleining van de inkomensverschillen tussen de hogere inkomens en de lagere inkomens in gemitigeerde vorm ten opzichte van het eerdere beeld dat was ontstaan met de maatregel in de sfeer van de ziektekostenpremie.

De heer Krol (50PLUS):

Volgens mij is de minister-president al begonnen aan hoofdstukje 2. Op het eigen formuliertje staat bij hoofdstukje 1 ook de omgang met de Kamers genoemd, met name met de Eerste Kamer. Daar ben ik erg benieuwd naar.

Minister Rutte:

Ik ben nog steeds bij hoofdstuk 1. Dit gaat allemaal nog over de motie-Zijlstra/Samsom. Als we in dit tempo verdergaan …

De voorzitter:

U bent er zelf bij, minister-president.

Minister Rutte:

Zeker, ik ben er zelf bij.

Er zijn vragen gesteld over de effecten van het verkleinen van inkomensverschillen op de werkgelegenheid. Op kortere termijn is er absoluut een effect op de werkgelegenheid. Het verkleinen van inkomensverschillen heeft namelijk een negatief effect op de werkgelegenheid. De goede zaak van dit akkoord is dat de structurele werkgelegenheid er spectaculair door groeit. Uiteindelijk zal de werkgelegenheid door de motie-Zijlstra/Samsom verder toenemen. Er zijn op de korte termijn uiteraard effecten op de werkgelegenheid door het verkleinen van de overheid. Bovendien zullen door de maatregelen in de gezondheidszorg er daar minder banen bijkomen. Een tweede effect is dat de armoedeval verbetert. Het wordt door dit akkoord dus aantrekkelijker om te gaan werken. Dat heeft effecten op het terrein van het arbeidsaanbod. Uiteindelijk zal structureel de economische groei fors toenemen. Er zal dus extra geld beschikbaar komen voor lastenverlichting en extra investeringen in de versterking van de economische structuur.

De heer Pechtold (D66):

Als dat zo is, was het oorspronkelijke regeerakkoord natuurlijk een knaller van een fout. Dat leidde namelijk tot verlies van werkgelegenheid op de korte termijn, de middenlange termijn én de lange termijn. Dat effect moeten we zetten tegenover een VVD-verkiezingsprogramma waarin naar ik meen ongeveer 280.000 extra banen werden beloofd. Je kunt natuurlijk zeggen: we maken de overheid kleiner en dat kost banen. Ik zet daartegenover dat het beleid van premier Rutte, zeker het inkomensbeleid, er gewoon toe leidt dat meer gaan werken niet loont. De premier zet daarmee een heel kwetsbaar mechanisme in. Is hij het op dat punt met mij eens?

Minister Rutte:

Wij kiezen nu voor een instrument in de sfeer van de inkomstenbelasting. Dat leidt tot het verkleinen van inkomensverschillen. Ik heb zojuist geschetst wat de effecten daarvan zijn op de werkgelegenheid. Die zijn, zeker structureel, aanzienlijk positiever dan de effecten op dit punt van de oorspronkelijke voorstellen.

De heer Pechtold (D66):

Prima, maar dat oorspronkelijke voorstel is van tafel. Dat voorstel was inderdaad ondoordacht. Nog steeds staat dit echter in schril contrast met wat we nodig hebben om uit de crisis te komen. We willen geen cijferfetisjisme over inkomens en overheidsfinanciën. Natuurlijk zijn dat belangrijke zaken en ook mijn partij zal daarop alles toetsen. Uiteindelijk kijken we echter naar kansen. Komen mensen aan het werk? Blijven mensen aan het werk? Gaan mensen meer werken? Hebben ze nog kans op werk als ze een bepaalde leeftijd hebben? Op die punten is het kabinet zwaar tekortgeschoten. Werkgelegenheid wordt vernietigd. Er staat niets over jeugdwerkloosheid in het regeerakkoord. Er staat ook niets in over de 50-plusser die nu al zonder baan zit. Er staat niets in over zzp’ers. De werkgelegenheid is gewoon de klos.

Minister Rutte:

De heer Pechtold slaat de plank nu echt mis. Kijk naar de werkgelegenheid. Als je de overheid kleiner maakt en hervormingen doorvoert in de gezondheidszorg, dan heeft dat in die sectoren werkgelegenheidseffecten. Dat is onvermijdelijk. Voor een deel zijn het ook gewenste werkgelegenheidseffecten, want je wilt juist dat de overheid kleiner wordt. Dat is onderdeel van het terugbrengen van het probleem van het financieringstekort. Tegelijkertijd is het kabinet zeer succesvol in het stimuleren van mensen om naar de arbeidsmarkt te gaan. Het wordt namelijk veel aantrekkelijker om uit de uitkering een baan te accepteren. Het probleem van de armoedeval wordt vergaand bestreden. Dat heeft positieve economische-groeieffecten, nu maar zeker ook op langere termijn. Dat betekent ook dat er op langere termijn extra geld beschikbaar is. Het kabinet zorgt er niet alleen voor dat de rekening van de crisis nu wordt betaald en niet wordt doorgeschoven. Het kabinet zorgt er ook voor dat er op langere termijn sprake is van zo veel effecten op het terrein van de economische groei dat er extra geld is voor lastenverlichting en voor een verdere versterking van de structuur van de economie.

De heer Pechtold (D66):

Niemand hier zegt dat het een en al puinhoop is. Ik stel alleen vast dat er mechanismes in het werk worden gesteld, zoals inkomenspolitiek, die niet stimuleren dat mensen wat meer gaan werken. Sterker nog, die leiden in veel gezinnen tot, vind ik, een perverse afweging, namelijk dat een van de partners geen carrière opbouwt, maar hooguit twee tot drie dagen werkt om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Dat ook nog die vierde dag gaan werken, waardoor je wel meegaat en waardoor je wel in jezelf investeert, dat loont niet. Daar is door de VVD voor gekozen. Daar verzet ik mij tegen.

Minister Rutte:

Het verbaast mij dat de heer Pechtold niet reageert op mijn eerdere argument op basis waarvan hij en het VVD-smaldeel in het kabinet elkaar kunnen vinden. Het gaat dan om de al of niet wenselijkheid van het verkleinen van inkomensverschillen en waarom dit in de context van de huidige enorm grote begrotingstaakstelling volgens het kabinet een onvermijdelijke actie is. Je doet dit om ervoor te zorgen dat de mensen die het zwakste staan op voorhand financieel een extra buffer hebben om de klappen van de bezuinigingen op te vangen, zeker waar die een omvang kunnen hebben van € 10.000 per gezin, of meer zelfs. Ik heb dat geschetst. Je zou verwachten dat de heer Pechtold daarop ingaat. Tegelijkertijd ben ik blij dat hij erkent dat dit pakket leidt tot een forse versterking van de economische structuur. Dat is ook nodig, want dat is een van onze doelstellingen, naast het op orde brengen van de overheidsfinanciën.

De voorzitter:

U stelt eigenlijk een wedervraag, maar u geeft niet echt antwoord op de vraag die de heer Pechtold heeft gesteld. Ik geef hem dus de gelegenheid om die vraag nog een keer te stellen. Ik zou het prijs stellen als u zich beperkt tot het beantwoorden van de vraag.

De heer Pechtold (D66):

Dank u, voorzitter. Natuurlijk zijn wij het over een deel eens. Daarvoor hoef ik niet naar de interruptiemicrofoon te lopen. Ik vind het prima dat ervoor wordt gezorgd dat de afstand tussen niet werken en werken loont. Prima dat de lage inkomens worden ontzien. Prima dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. De vraag is of je vervolgens doorgaat met het doelbewust bedrijven van inkomenspolitiek, omdat dit een negatieve prikkel is voor meer werken, extra werken, en voor het tonen van ambitie. Dat draagt bij aan minder werkgelegenheid. Het plan met betrekking tot de belastingen is beter dan dat met betrekking tot de zorgpremie, maar het is nog steeds niet datgene wat wij hadden mogen verwachten. Dat was mijn stelling.

Minister Rutte:

Ik vind dat er een evenwichtig pakket ligt. Wij voeren de bezuinigingen zover door dat die grote effecten zouden kunnen hebben, juist ook voor mensen met lagere inkomen, omdat die meer dan gemiddeld gebruik maken van de overheid. Wij nemen daarnaast maatregelen om de economische structuur te versterken. De heer Pechtold geeft toe dat die leiden tot een verbetering van de problematiek van de armoedeval en tot fors meer banen, ook op middellange en langere termijn en uiteindelijk ook tot fors meer economische groei. Dat is nodig om niet alleen de problemen op te lossen, maar ook om het land sterker uit de crisis te laten komen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Die economische groei staat ten opzichte van het dramatische zorgplan en niet ten opzichte van de toestand nu, maar dat terzijde. De premier geeft vrij concreet aan dat er door deze operatie structureel geld beschikbaar komt. Dat zal dan gaan naar lastenverlichting en naar economische-structuurversterking. Zegt de premier dat namens het kabinet?

Minister Rutte:

Nee, ik zeg namens het kabinet dat wij nu nog niet hebben ingevuld hoe wij het op langere termijn gaan doen, want dat is iets voor het volgende kabinet. De erfenis die wij aan het volgende kabinet laten, is een forse extra economische groei. Het is aan de politici van dan om te besluiten hoe de middelen worden besteed. Kijk je naar het verleden, dan zie je dat er in tijden van economische groei altijd wordt gezocht naar een mix tussen het beperken van de overheidsschuld en het versterken van de structuur van de economie.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Maar die structurele toekomst komt eraan als je er nu al geld voor vrijmaakt. Wat is daar in het kabinet over afgesproken? De premier spreekt nu heel duidelijk over lastenverlichting en structuurversterking. Ik ga ervan uit dat het kabinet daar ook op aankoerst. Gaat dat ook gebeuren?

Minister Rutte:

Ik schets waar je als overheid je geld aan kunt uitgeven. Je kunt je geld steken in lastenverlichting, in het verlagen van de staatsschuld en in economische structuurversterking. Dat is vanzelfsprekend aan een volgend kabinet. De erfenis voor het volgende kabinet is niet alleen dat wij de overheidsfinanciën vergaand terug in het gareel krijgen. Wij dragen tegelijkertijd een erfenis over aan forse economische groei. Dat betekent dat het volgende kabinet daar op een verstandige manier mee kan omgaan, want Nederland moet sterker uit de crisis komen. Daar zit ook de samenhang tussen de drie pijlers: ja overheidsfinanciën op orde, ja fatsoenlijk en ja economische groei.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Ik constateer dat deze premier zelfs in een periode van vijf minuten twee gezichten toont. Zojuist zei hij heel duidelijk dat het geld of naar de lastenverlichting gaat, of naar economische structuurversterking. Toen dacht ik al: Dat vinden die PvdA’ers natuurlijk niet leuk om te horen. Als ik er vijf minuten later naar vraag, antwoordt de premier dat dit aan het volgende kabinet is en dat het geld aan allerlei dingen kan worden uitgegeven. Volgens mij zou de premier alleen over het tweede moeten spreken.

Minister Rutte:

Neen, want de overheid gaat over al die onderwerpen die ik noem. Als de heer Buma nog meer kan bedenken, dan sta ik daarvoor open.

De heer Wilders (PVV):

De werkelijkheid is natuurlijk dat Nederlanders die werkloos zijn, nu banen nodig hebben en niet over 20 of 30 jaar. En wat doet het kabinet? Als je de Kunduzmaatregelen en dit pakket bij elkaar optelt, worden er 100.000 banen vernietigd. Tegelijkertijd gaat het kabinet de WW beperken en mogen de Polen en dadelijk ook de Roemenen en Bulgaren binnenkomen. Is dat nou fair?

Minister Rutte:

De heer Wilders maakt er nu een complete soep van. Hij moet echt proberen om tot een vraag te komen. Wat is er nu precies niet fair?

De heer Wilders (PVV):

Je kunt er een grap van maken ...

Minister Rutte:

Ik maak er geen grap van, maar u stelt een vraag die niet te beantwoorden is.

De heer Wilders (PVV):

Is het fair dat u met uw programma de werkloosheid laat stijgen? Dat doet u immers; de werkloosheid stijgt op grond van uw pakket. Is het fair dat u tegelijkertijd de mensen de WW afpakt? Na een jaar verdwijn je immers al op bijstandsniveau. Mensen worden dus eerder werkloos door uw pakket, komen in een versoberde WW en ondertussen laat u de grenzen openstaan voor mensen uit Oost-Europa en komen er volgend jaar zelfs nog mensen bij uit Roemenië en Bulgarije. Is dat wat u de Nederlandse werklozen te vertellen hebt?

Minister Rutte:

De feiten kloppen niet, want de werkgelegenheid blijft deze kabinetsperiode op peil. Ik verwijs de heer Wilders naar de cijfers van het Centraal Planbureau.

De heer Wilders (PVV):

De werkloosheid loopt op.

Minister Rutte:

De werkgelegenheid blijft in deze kabinetsperiode op peil. Bij de sector bedrijfsleven houden wij de zaak helemaal op peil. Bij de sector zorg en overheid zien wij een krimp. Bij de zorg komen er nog steeds 60.000 of 70.000 banen bij, maar minder dan er bij zouden komen. Er is dus nog steeds een groei van de werkgelegenheid met vele tienduizenden banen. Bij de rijksoverheid loopt de werkgelegenheid terug. Overigens gebeurt dat over een langere termijn. Uiteindelijk, zo laat het Centraal Planbureau zien, blijft de werkgelegenheid in deze kabinetsperiode op peil.

De heer Wilders (PVV):

Dat is niet waar, want de werkloosheid stijgt. Ik wil mijn derde termijn in deze interruptie gebruiken om de minister-president een vraag te stellen over de koopkrachteffecten. Wat zegt u tegen iemand met een modaal inkomen, iemand die één tot anderhalf keer modaal verdient en die er in uw plaatje fors op achteruitgaat? Sociale Zaken zegt zelfs dat 24%, een kwart van de mensen met een modaal inkomen er meer dan 5% op achteruitgaat. Dan heb ik het nog niet eens over al die AOW’ers die er oorspronkelijk 3% op achteruitgingen en met uw laatste wijziging meer dan 5%. Het gaat om AOW’ers met een klein pensioen. Wat zegt u tegen die mensen, de middeninkomens, de ouderen die door uw kabinet keihard in hun portemonnee worden gepakt?

Minister Rutte:

Dat ook in dit geval de heer Wilders de feiten niet aan zijn kant heeft. De koopkracht van modaal plus half modaal met kinderen stijgt met 0,5%. Als je kijkt naar de effecten van wat al voorzien was door het vorige kabinet en door de maatregelen uit het Lenteakkoord in combinatie met wat dit kabinet doet, dan zie je zeer beperkte inkomenseffecten. Je ziet wel dat mensen met een AOW, en zeker mensen met een AOW plus een aanvullend pensioen er op achteruitgaan, maar dat neemt zelfs iets af ten opzichte van wat er lag. Hun situatie verbetert met 0,5%. Daar zitten vooral de effecten in van de slechte beleggingsresultaten van de pensioenfondsen.

De heer Wilders (PVV):

Ten slotte dan ...

De voorzitter:

U had uw derde termijn al gebruikt. U hebt echt al meer dan drie vragen gesteld.

De heer Wilders (PVV):

Zeker, maar misschien mag ik afronden ...

De voorzitter:

Nee.

De heer Wilders (PVV):

Ik zal afronden met een conclusie en geen vraag stellen.

De voorzitter:

De derde termijn is eigenlijk bedoeld als conclusie.

De heer Wilders (PVV):

Maar ik mag toch wel reageren?

De voorzitter:

Nee, want het is de bedoeling dat de premier reageert op wat u hebt gezegd.

De heer Wilders (PVV):

Ja, maar wat de premier zegt, is onzin.

De voorzitter:

Dan hebt u nu uw conclusie gezegd. Het woord is aan de heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

De minister-president gaf gisteren aan dat de reden om het regeerakkoord aan te passen het feit was dat men geschrokken was van de zogenaamde marginale belastingdruk voor bepaalde groepen. Dat was ook een punt naast de koopkrachteffecten. Daarmee werd bedoeld dat je van elke extra verdiende euro gewoon te weinig overhoudt, dus te veel belasting moet betalen. Erkent de minister-president dat ook in de gewijzigde plannen nog steeds sprake is van een verslechtering van de marginale belastingdruk?

Minister Rutte:

Zeker, dat erken ik. Dat is ook onderdeel van de beweging om ervoor te zorgen dat mensen met een lager inkomen vooraf aan een heel nieuw pakket moeilijke maatregelen dat vooral die groep gaat raken, extra versterking krijgen. In reactie op de vorige spreker: kijk nog even goed naar het memo van Sociale Zaken. Dan ziet men dat ik de feiten aan mijn kant heb.

De heer Van der Staaij (SGP):

De minister zegt dus: inderdaad, er blijft een probleem dat mensen die voor de extra euro die ze verdienen meer dan nu het geval is zullen moeten afdragen aan de staatskas. Ziet hij mogelijkheden om bij de uitwerking van de plannen hierop nog specifiek te letten? Hoe kunnen wij de marginale belastingdruk nog verder omlaag krijgen?

Minister Rutte:

Het nu gekozen instrument biedt ten opzichte van het oorspronkelijke instrument het grote voordeel dat het in drie jaar wordt ingevoerd en dat ieder jaar onder leiding van de minister van Sociale Zaken, die naar het totale koopkrachtbeeld kijkt, altijd gekeken zal worden naar bijzondere effecten. Feit is wel dat we een politieke afspraak hebben gemaakt. Daarvan zijn de effecten te zien in de doorrekeningen van het CPB, namelijk dat de mensen met een hoger inkomen er meer op achteruitgaan dan de mensen met een lager inkomen of met een uitkering. Die krijgen zelfs een klein plusje, overall gesproken. Er zijn altijd groepen die ervan afwijken. Het zijn de gemiddelden. Verder zullen we ieder jaar in augustus proberen te finetunen. Als je mensen met een hoger inkomen wat extra wilt belasten ten gunste van mensen met een lager inkomen, is het onvermijdelijk dat je kijkt naar de verschillende instrumenten die daarvoor zijn, zoals de arbeidskorting en de algemene heffingskorting. Dat heeft ook altijd weer effecten op de marginale druk, die overigens vanaf een inkomen heel hoog weer teruggaat naar ongeveer het niveau waar het lag. Maar daarvoor zie je inderdaad een effect op de marginale druk zoals de heer Van der Staaij beschrijft.

De heer Roemer (SP):

We moeten wel heel erg opletten op wat de minister-president allemaal zegt. Hij zegt het zo om mensen verschrikkelijk zand in de ogen te strooien. Als hij zegt dat mensen met een uitkering er een kleine plus op vooruitgaan, vertelt hij niet het hele verhaal. Hij houdt de eerdere maatregelen waar hij medeverantwoordelijk voor is, erbuiten. Feitelijk, onder de streep, betekent dit voor mensen met een uitkering dat zij in de min staan. Dan kan wel worden gezegd dat er een plusje bij komt met het laatste beetje wat er van de week is gedaan, maar als je het bij elkaar optelt, blijft het gewoon een min. Strooi mensen nu eens geen zand in de ogen. Dat deed de minister-president net bij Wilders ook. Ik hoor het rumoer bij de PVV-fractie naar aanleiding van deze opmerking. Ik zal het niet te vaak zeggen, maar dit keer had Wilders gelijk.

Minister Rutte:

U was het zo plezierig oneens gisteren en nu …

De heer Roemer (SP):

Dat wil ik ook graag zou houden.

Minister Rutte:

Mooi.

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heer Roemer (SP):

De werkloosheid – daar ging de vraag over – loopt deze periode op tot 2017 naar 6,25%. Minister-president, u moet dan niet een heel verhaal houden over werkgelegenheid, over de langere termijn en over 30 jaar. Geef gewoon eerlijk antwoord door te zeggen: ja, door dit beleid van dit kabinet zitten er meer werklozen thuis in 2017.

Minister Rutte:

Ik moet de heer Roemer dan echt uitleggen wat het effect is als je ervoor zorgt dat er een groter verschil komt tussen de uitkering en aan het werk gaan. Dat wilden we met een heel groot deel van deze Kamer. Dit kabinet bereikt dat onder andere door mensen met een minimumloon een forse plus te geven. Omdat we dat bereiken zal het arbeidsaanbod toenemen. Als het arbeidsaanbod toeneemt doordat meer mensen besluiten om aan de slag te gaan omdat dit aantrekkelijk is, is het onvermijdelijk dat dit in de negatieve economische situatie waarin we zitten, een negatief effect heeft op de werkloosheid. Dat zegt niets over de werkgelegenheid, want die blijft in deze kabinetsperiode overeind. Er is gewoon meer arbeidsaanbod. Dat is ook precies wat we willen. Je wilt meer arbeidsaanbod. Dat is een gewenst effect van het beleid. Dat vertaalt zich onvermijdelijk wel in werkloosheidscijfers, maar dat komt doordat het arbeidsaanbod toeneemt. De overall werkgelegenheid blijft in deze periode gelijk. Dat heb ik ook tegen de heer Wilders gezegd. Bij de mensen met een laag inkomen zie je overall een plus. Die plus bestaat uit een forse plus voor de mensen die aan het werk zijn en uit een veel kleinere min voor de mensen met een uitkering dan in de oorspronkelijke plannen stond. Dat is de mix die leidt die tot een kleine plus voor de mensen met een laag inkomen.

De heer Roemer (SP):

Ik begin het nu toch echt een beetje irritant te vinden. Ik heb dat niet gauw.

(hilariteit)

De voorzitter:

Zullen we de Handelingen erop nalezen?

De heer Roemer (SP):

Dat is goed. Laat ik het zo zeggen: ik ben niet gauw echt geïrriteerd. Maar nu is dat wel het geval. De minister-president blijft er voortdurend omheen draaien, geeft geen antwoord op de vraag en loopt weg voor het effect van het kabinetsbeleid. De minister-president zei zojuist dat mensen met een uitkering een kleine plus krijgen. Dat is niet zo. Hij mag dan wel een verhaal houden dat werken moet lonen en weet ik wat allemaal. Daar ben ik het wel mee eens, maar daar ging het helemaal niet over. De minister-president heeft hier gewoon een onwaarheid verteld. Wees daar nou eerlijk in! Als ik het heb over de werkloosheidscijfers die op pagina 3 van het CPB-rapport staan, is dat gewoon een feit. Ontken die niet en draai er niet omheen. Geef gewoon eerlijk antwoord. Want dat is het effect van dit beleid. Minister-president, pas ermee op dat u er elke keer zo omheen draait, dat u dingen mooier voorschotelt en dat u er niet voor staat wat uw beleid is. U wilde toch graag eerlijk zijn? Doe dat dan ook!

Minister Rutte:

Ik heb bij mij de tabel uit de notitie van Sociale Zaken. Daarin staat dat het effect van de maatregelen die we nu nemen voor mensen met een uitkering is dat er een behoorlijke plus is in vergelijking met de plannen zoals die er lagen, ongeacht of dat nu een paar met kinderen is, of een alleenstaande of een alleenstaande ouder. De mix van mensen met een uitkering en mensen met een laag salaris is ook een plus. Het is een vrij forse plus voor mensen met een laag inkomen en een kleine min, veel kleiner dan in de oorspronkelijke plannen, voor mensen met een uitkering. Ik geef precies antwoord op basis van de feiten.

De werkgelegenheid blijft in de hele kabinetsperiode op peil. Dat laat het Centraal Planbureau zien. Er is alleen sprake van een gewenst effect van het feit dat wij het verschil groter maken door werken aantrekkelijker te maken. Doordat de koopkracht aan de onderkant van de arbeidsmarkt nogal toeneemt voor mensen met een wat lager salaris, ontstaat er meer arbeidsaanbod. Meer arbeidsaanbod heeft, als de economie niet goed draait, altijd een negatief effect op de werkloosheid. Dat komt niet doordat wij banen vernietigen, maar doordat meer mensen zich melden voor de arbeidsmarkt. Dat heeft effect op de werkloosheidscijfers. Dat zijn de feiten. Dat is ook het effect wat het kabinet wil realiseren. Dit kabinet wil namelijk juist ervoor zorgen dat niet alleen de rekening op een fatsoenlijke manier betaald wordt, maar ook dat de economie gaat groeien. En voor meer economische groei heb ik meer arbeidsaanbod nodig. Een van de dingen die wij bereiken, is dat de problematiek van de armoedeval wordt bestreden.

De heer Roemer (SP):

Met name dat laatste is wel heel mooi. Sorry dat ik het zeg, maar dat is echt een heel liberaal uitgangspunt. U zegt eigenlijk: voor de economie heb ik een heel grote groep werklozen nodig. U hebt een groter arbeidsaanbod nodig terwijl er geen banen zijn. Er is een enorm tekort aan banen. U zegt echter: voor die zogenaamde economische groei heb ik meer arbeidsaanbod nodig. Dat is inderdaad een van de uitgangspunten van neoliberale economie. Sorry hoor, maar dat staat haaks op wat wij graag hadden gezien. Ik snap dus werkelijk waar niet dat de Partij van de Arbeid daar een handtekening onder zet.

Minister Rutte:

Ik zal uitleggen waarom de Partij van de Arbeid dat doet. De bewering van de heer Roemer klopt namelijk niet. Wij verlagen de uitkeringen niet ten opzichte van de plannen die aanvankelijk voorlagen. Sterker nog, de uitkeringen staan er beter voor dankzij de huidige plannen. Bijvoorbeeld de afbouw van de algemene heffingskorting en de doorwerking daarvan in het referentieminimumloon wordt vertraagd. Dat heeft ook koopkrachteffecten op mensen met uitkering, zoals wij kunnen zien. Tegelijkertijd nemen wij een aantal maatregelen in de koopkrachtsfeer die ervoor zorgen dat mensen met een klein salaris er behoorlijk fors op vooruitgaan. Dat verkleint de armoedeval en dat is goed nieuws. Wij zitten in de situatie dat de economie niet goed draait. De heer Roemer zegt eigenlijk: je moet iedereen arm houden, want dan zijn we allemaal solidair. Ik zeg het volgende en dat is volgens mij het uitgangspunt waar dit kabinet zich op verenigt. Zorg ervoor dat mensen met een uitkering op een fatsoenlijke manier worden behandeld. Dat doen we, want wij repareren een stuk van de problematiek die was ontstaan door het beleid dat tot nu toe is gevoerd. Tegelijkertijd nemen wij in positieve zin maatregelen voor mensen met een klein salaris.

De heer Roemer (SP):

De opmerking van de heer Rutte “Roemer wil iedereen arm houden”, is een persoonlijk feit. Ik wil daarop reageren.

Minister Rutte:

U windt zich nooit op.

De heer Roemer (SP):

Nu wel, omdat ik namelijk precies weet wat er in de samenleving gebeurt. Met het groeiende aanbod van werk probeert u pulpbanen te creëren en het mogelijk te maken dat mensen langdurig onder het minimumloon moeten gaan werken. Dan kunnen mensen inderdaad op arbeidsvoorwaarden beconcurreerd worden. Dat gebeurt in de postsector en dat is ook gebeurd in de catering en de thuiszorg. Dit is het beleid dat u met Rutte I wilde en dat u met Rutte II doorzet. Die opmerking snap ik dus wel. U moet niet zeggen: de SP wil de mensen arm houden. U doet dat! Dat doet u op zijn Amerikaans: je hebt twee of drie banen nodig om überhaupt nog een fatsoenlijk salaris te krijgen.

De voorzitter:

Mijnheer Roemer maakte een persoonlijk feit. Mijnheer Rutte, u kunt daar nog even op reageren.

Minister Rutte:

Zeker. Allereerst heb ik de heer Roemer in de scherpte van het debat iets verweten wat ik hem niet wil verwijten. Excuus als het zo is overgekomen. Ik trok de redenering door en dat had ik misschien niet moeten doen. Excuus daarvoor.

Nu terug naar de feiten. De problematiek van flexwerken, zekerheid en dergelijke heeft hier niets mee te maken. Die problematiek heeft te maken met de arbeidsmarkt, in het bijzonder de wijze waarop we omgaan met het ontslagstelsel. Dat zal onderdeel zijn van de gesprekken die de heer Asscher met de sociale partners gaat voeren. Dit kabinet heeft namelijk de ambitie om ook de positie van flexwerkers te versterken, bijvoorbeeld door het mogelijk te maken dat mensen die bij de overheid in de schoonmaak of de catering werken weer in dienst kunnen komen op de lage loonschaal.

In dit geval zorgen wij ervoor dat de positie van mensen met een uitkering verbetert ten opzichte van de plannen die voorlagen. Wij brengen nog veel meer verbetering aan voor mensen met een heel klein salaris. Wij schaffen het wettelijk minimumloon niet af. Wij verslechteren de arbeidsmarktpositie van mensen met een laag salaris niet. We bereiken dat mensen het aantrekkelijker zullen vinden om te gaan werken. Uw punt dat mensen moeten werken beneden het wettelijk minimumloon heeft hier niets mee te maken. Dat heeft te maken met het instrumentarium om mensen uit een uitkering aan het werk te helpen. Dat is een totaal andere discussie. Die staat los van de vraag wat precies de koopkracht is van mensen met een laag salaris. We komen er ongetwijfeld nog over te spreken en ik denk dat dit ook noodzakelijk is, maar het heeft niets te maken met deze koopkrachtdiscussie. In algemene zin heeft dit kabinet de ambitie om versterking aan te brengen in de positie van flexwerkers.

Volgens mij heb ik nu alles over de koopkracht behandeld. Dan kom ik op de vraag hoe dit kabinet zich zal verantwoorden over al zijn ambities, dus op de motie-Pechtold/Rutte uit 2007. De heer Pechtold heeft mij daar tot “puntje puntje puntje” mee achtervolgd in de vorige kabinetsperiode, maar dat is inmiddels opgelost. Het is opgelost, omdat we erin geslaagd zijn om de ambities die de heer Pechtold en ik in 2007 hadden, te laten landen in de normale verantwoordingscyclus. In overleg met de vaste commissie voor de Rijksuitgaven, de Algemene Rekenkamer en het vorige kabinet is die aanpak uitgewerkt. Wij hebben toen de aansluiting gezocht tussen de doelstellingen en de daarvoor beschikbare budgetten, het in beeld brengen van de tussenstappen in de tijd, per maatregel en doelstelling, en de helderheid over de te hanteren indicatoren. Dat zit nu allemaal in de verantwoordingssystematiek. Die is daarmee uitgebreid. Ik geef direct toe dat het in het vorige kabinet niet onmiddellijk gebeurde. Ik was bang voor een extra bureaucratische laag als gevolg van onze motie. We zijn er echter in geslaagd om een en ander te laten landen in de bestaande verantwoordingssystematiek. Dit kabinet heeft de ambitie om daarmee door te gaan.

Het verschil met het vorige kabinet is dat we toen een aansluitingsprobleem hadden tussen 2010 en 2011. Dat aansluitingsprobleem is er nu niet, omdat alle maatregelen van dit kabinet zien op de periode na 2014, behalve het tussenakkoord dat de Partij van de Arbeid en de VVD hebben bereikt over de begroting van 2013. Dat ziet echter op een zeer beperkt aantal belangrijke ingrepen, die ook qua omvang van complexiteit beperkt zijn. Al het overige is al verwerkt in de begroting van 2013, inclusief al deze randvoorwaarden, als gevolg van het mede onder leiding van de heer Pechtold tot stand gekomen Lenteakkoord. We hebben dus geen aansluitingsproblemen en we laten het nu gewoon landen in de normale verantwoordingssystematiek. De motie-Pechtold/Rutte wordt dus uitgevoerd.

De heer Slob (ChristenUnie):

Er staan natuurlijk ontzettend veel heel algemene zaken in het regeerakkoord. Ik heb hier het hele boek bij me. Er staat bijvoorbeeld dat we streven naar meer gymles in het primair onderwijs. Ik kan nog wel een aantal andere dingen noemen. Het is in ieder geval allemaal heel open. Is het nog de bedoeling dat u vrij snel een soort vervolgslag maakt en nauwkeuriger gaat afspreken wat u met die punten gaat doen? Gaat u dat ook kenbaar maken aan de Kamer? Dan kunnen we u pas echt volgen en bekijken of u de afspraken ook nakomt.

Minister Rutte:

Dat gaat allemaal gebeuren in het normale, reguliere werk. We zullen alle plannen omzetten in wetgeving, plannen, nota’s et cetera, met een minimum aan bureaucratie en een maximum aan transparantie. Dat is de ambitie van dit hele team. Dat zullen we zodanig doen dat u ons kunt volgen. Dat beloof ik. Het gaat vooral om beleid dat na 2014 geëffectueerd is. Dat zal zijn weerslag vinden in de begrotingen voor 2014, langs de lijn die ik net heb geschetst.

De heer Slob (ChristenUnie):

Natuurlijk gaat u aan de slag. U hebt zelfs aangegeven dat u nog veel jaren met elkaar aan het werk wilt. Krijgen wij vrij snel duidelijkheid over wat u precies gaat doen? Dat staat los van de vraag wanneer het allemaal ingaat en hoe het weer verder wordt uitgewerkt. Ik heb hier nog een voorbeeld: “Sporten en als toeschouwer aanwezig zijn bij wedstrijden moet veilig zijn. Helaas zijn er nog altijd te veel mensen die sport voor anderen verpesten. Voetbalhooligans worden daarom hard aangepakt.” Wat gaat u precies doen? Zo kan ik er nog veel meer noemen. Krijgen wij in de komende maanden, misschien voor de Voorjaarsnota, scherpte en duidelijkheid over dit soort zaken die niet direct financiële gevolgen hebben?

Minister Rutte:

Er komt geen tweede regeerakkoord, behalve de update die u al hebt gehad, in de vorm van een motie. We willen allerlei maatregelen die een beslag hebben van meer dan 50 miljoen heel snel omzetten in wetgeving. We gaan veel wetgevingscapaciteit vrijspelen door heel scherp te bekijken op welke lopende wetgeving deze niet meer nodig is. Dat betekent dat we heel snel bij de Kamer zullen komen voor wetgeving die zich richt op maatregelen boven 50 miljoen euro.

Daarnaast zullen wij op tal van terreinen zo snel als dat kan aan de Kamer een uitwerking voorleggen. De staatssecretaris van VWS zal bijvoorbeeld wijzigingen voorleggen op het gebied van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg. De heer Plasterk zal wijzigingen voorleggen op het gebied van het binnenlands bestuur en mevrouw Hennis op het gebied van Defensie. Dat is allemaal voorzien en de tijdschema’s die daarbij horen, zijn ook allemaal vermeld. Alles landt in de begrotingen voor 2014, maar voor die tijd zal hier al heel veel behandeld zijn. We gaan na dit boekje niet ook nog een bewerkingsslag uitvoeren door een prospectus uit te brengen, zoals bij een vorig kabinet is gebeurd. Onze ambitie is nu vooral om aan het werk te gaan en niet om een nieuw boekje uit te brengen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is altijd leuk om ergens een karikatuur van te maken, maar ik bedoelde het wel serieus. Er staan echt veel algemene dingen in het regeerakkoord …

Minister Rutte:

Daar ben ik het mee eens. Die moeten wij uitwerken.

De heer Slob (ChristenUnie):

… die niet altijd financiële gevolgen hebben. Het is wel zaak dat het kabinet snel duidelijk maakt wat het precies gaat doen. Dan kunnen we het kabinet pas echt afrekenen op resultaten. Anders blijft dat allemaal hangen. Door de afgelopen jaren weten we wat voor vervelende debatten daaruit voortvloeien. De heer Rutte heeft ook aan deze kant gestaan en daar enige ergernis over getoond. Die ging misschien nog wel verder dan de ergernis die de heer Roemer net aan de heer Rutte liet zien.

Minister Rutte:

Ik herinner mij het stoplicht over het oplossen van het Palestijns-Israëlisch conflict. Dat gebeurde onder een eerder kabinet. Dat willen we allemaal niet meer. Wel die oplossing natuurlijk, maar niet zo’n stoplicht. Wij gaan dan ook zo snel mogelijk aan het werk. Het kabinet zal heel vaak met de Kamer communiceren, zo kort mogelijk, zo scherp mogelijk en met zo min mogelijk bureaucratie. We laten het allemaal landen in de normale verantwoordings- en controlecyclus, zodat daardoor geen extra bureaucratie ontstaat. Veel van deze plannen zien nu eenmaal op de periode vanaf 1 januari 2014.

Tot slot ga ik in dit onderdeel van de inleiding in op de vragen die gesteld zijn over de omgang met de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Ik zag gisteren in de media een kritische noot van de heer Pechtold. Daarmee heeft hij eigenlijk wel gelijk. Deze kritische noot had te maken met de regeringsverklaring. Het nog eens benadrukken van de noodzaak om bruggen te slaan naar de verschillende partijen in de Kamer had daarin nog wel iets scherper kunnen worden aangezet. Ik heb dat niet bewust weggelaten, maar dat is in alle keuzes die wij hebben gemaakt, blijkbaar onvoldoende benadrukt. Laat ik deze gelegenheid aangrijpen om te zeggen dat precies dat onze ambitie is. Wij denken namelijk dat wij voor de grote maatregelen waar wij voor staan, niet kunnen volstaan met het draagvlak van de 79 zetels van onze twee partijen. Wij gaan zoeken naar een breed draagvlak in de Tweede Kamer. Dat houdt in dat wij over onze plannen in gesprek gaan en dat wij zeer geïnteresseerd zijn in de opvattingen die hier leven. Wij zullen proberen om daaraan recht te doen. Dat geldt hier en dat geldt ook voor de overzijde van het Binnenhof, in de Eerste Kamer. Wij willen een breed draagvlak. Dat is niet alleen nodig om wetten door het parlement te loodsen. Wij zoeken ook naar een breed maatschappelijk draagvlak, en de samenleving zit hier.

De heer Pechtold (D66):

Dat is een prachtig streven. Dit soort inleidende teksten zijn daarvoor belangrijk, maar vervolgens bekijk je wel wat het oplevert. In de eerste anderhalf jaar van het kabinet-Rutte heeft dat tot weinig geleid. Ja, toen de boel helemaal uit elkaar klapte, konden vijf partijen het doen. Daar heeft de premier zelf toen weinig aan kunnen bijdragen. Ik noem de AWBZ, de dagbesteding, het hoger onderwijs en de studiefinanciering: ik kan zo een lijst met belangrijke voornemens van dit kabinet noemen waarvoor het maatschappelijk en uiteindelijk ook het politieke draagvlak naar mijn mening ontbreken. We horen nu de intentie van het kabinet, maar ik wil nu graag iets meer gematerialiseerd zien hoe een en ander wordt uitgevoerd.

Minister Rutte:

Kan de heer Pechtold een voorbeeld geven waaruit blijkt wat hij in gedachte heeft, anders dan dat wij de plannen gaan uitwerken en daarbij de dialoog zullen zoeken met het parlement?

De heer Pechtold (D66):

Het schijnt dat een partij met een iets ander model van inkomenspolitiek, niet via de zorgpremie, maar via de belastingen, ook nog eens 250 miljoen kan krijgen om dat vervolgens in sociale zaken te stoppen. Dat is interessant. Dat is kijken waar de pijn ligt bij de ene partij om vervolgens iets te regelen wat voor de totale meerderheid uiteindelijk van belang is. Ik wil dus wel graag weten hoe de premier dat voor zich ziet. Ik zie de minister van Infrastructuur alweer een aanbod doen, zo van “er is nog wel ruimte” …

Minister Rutte:

Ho!

De heer Pechtold (D66):

Ik vind de woorden mooi, maar in het verleden kwam het uiteindelijk nergens op uit. Hoe gaat dat gebeuren? Wordt de Kamer erbij betrokken voordat een wet wordt gemaakt? Wordt gedacht “zo’n dagbesteding, die komt er nooit doorheen, dus misschien moeten we eens kijken hoe we dit gaan aanpassen”? Of worden we geconfronteerd met iets en wordt er gezegd: doe je best om er nog een amendementje in te fietsen?

Minister Rutte:

Ik stel allereerst vast dat de heer Pechtold niet overenthousiast is over hoe dit concept heeft gewerkt in de afgelopen twee jaar. Ik denk daar iets anders over, omdat ik denk dat er wel degelijk voorbeelden zijn waarbij dat wel is gelukt, maar ik neem mij dat ter harte. Ik noem als voorbeeld het heel brede terrein van internationaal beleid. Toen wij met de PVV samenwerkten, stopte dat in Antwerpen, terwijl de rest van de wereld zaken deed met de hele Kamer. Ik noem de missie in Afghanistan, het AOW-pakket en het begrotingsakkoord. Dat zijn allemaal voorbeelden dat wij over de coalitie heen hebben gezocht naar samenwerking.

Ik begrijp wat de heer Pechtold zegt. Daar zitten mogelijk meerdere kernen van waarheid in die ik ter harte neem, maar het is niet zo dat er in de voorbije periode, zeg ik ter verdediging, helemaal niet is gezocht naar samenwerking. Dit kabinet heeft in ieder geval de ambitie om de heer Pechtold op dit punt een stuk gelukkiger te maken in deze periode, maar ik kan niet zeggen op welke terreinen dat zal gebeuren, omdat wij die plannen nog moeten uitwerken. Wij gaan de dialoog zoeken met de Kamer, maar ik zeg erbij dat het geen nationaal kabinet is, waarbij twee partijen ministers en staatssecretarissen leveren, maar een kabinet van twee partijen dat de ambitie heeft om een breed draagvlak te vinden in de samenleving en dus ook hier voor de voorstellen die worden gedaan.

De heer Pechtold (D66):

Ik vroeg niet om beleidsterreinen, maar om een houding. Die houding is: we gaan het zoeken. Refereren aan de afgelopen anderhalf jaar is natuurlijk povertjes, want dat waren vaak wensen die de Kamer zelf pakte. U moest zich volledig op Nederland terugtrekken, als het gaat om welke blik dan ook. Andere partijen zijn inderdaad pro-Europees en hebben wel oog voor het belang van internationale samenwerking. Dat is een heel slechte vergelijking. Ik vraag nu in welke fase wij erbij worden betrokken. Betekent dit dat u wetsvoorstellen overneemt die wij al hebben voorgelegd, zoals het wetsvoorstel over het ambtenarenrecht dat ik gisteren noemde, en dat u niet doet alsof u deze zelf hebt verzonnen? Ik noemde enkele voorbeelden van wetgevingsprocessen waarbij ik niet zie hoe de Staten-Generaal als geheel daarmee akkoord gaat. Komt er anders dan bij een kabinet dat zich in de Eerste en de Tweede Kamer van een meerderheid kan verzekeren, een fase in de gedachtevorming en in de totstandkoming van wet- en regelgeving, waarin andere partijen er transparant, zeg ik erbij, bij betrokken worden?

Minister Rutte:

In dat geval gaan ministers en staatssecretarissen bij u op bezoek. U weet dat u niet bij ons hoeft te komen, tenzij u het leuk vindt om de ministeries te bezoeken, maar in principe gaan de ministers en de staatssecretarissen naar de Kamerleden toe. Tot je dienst, maar dat is niet transparant, dat is onvermijdelijk. Er liggen op allerlei terreinen initiatiefwetsvoorstellen bij de Kamer waarbij het kabinet ook bepaalde intenties heeft. U noemt als voorbeeld het wetsvoorstel-Koşer Kaya/Van Hijum. In dat voorbeeld willen wij proberen om het wetsvoorstel aan te passen in de hier gewenste richting. De heer Plasterk is daarmee bezig. Kunnen we dat helemaal doen zoals u dat gewenst had? Een lastig specifiek probleem bij dat wetsvoorstel is dat je een overlegverplichting hebt. Dat soort zaken moeten technisch worden uitgezocht. Daarbij zoeken wij maximale aansluiting bij wat er in deze Kamer leeft.

Onze intentie is om bij heel veel onderwerpen niet meteen met een wetsvoorstel te komen, waarbij je alleen heel ingewikkeld kunt amenderen, maar om bij iets wat een groot complex is, zoals de AWBZ en de ouderenzorg, eerst te komen met een heel goede hoofdlijnennotitie over hoe wij dat willen doen. Dan kun je ook luisteren naar de verschillende opvattingen die er leven en proberen daaraan recht te doen in het uiteindelijke wetsvoorstel. Langs die route gaan we dat aanpakken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik was wat meer tevreden over de afgelopen periode dan de heer Pechtold, merk ik, over de ruimte voor partijen buiten de coalitie om om ook met goede ideeën te komen. Voor deze periode lijkt het mij wel een goed punt dat juist wanneer PvdA en VVD verschillende inzichten hebben, niet alles dichtgetimmerd is en er geen enkele ruimte meer is voor constructieve ideeën uit het parlement. Bij de uitwerking van voorstellen zoals over de AWBZ, die de premier ook noemde, zou er echt geluisterd moeten worden welke punten heel breed naar voren komen uit de samenleving en uit de Kamer. De minister-president heeft aangegeven dat het kabinet dat wil gaan doen, dat het die ruimte ook wil gaan bieden. Dat vraagt dus wel om de attitude, de houding bij de betrokken bewindspersonen om ook echt niet alleen te kijken naar de krapst mogelijke meerderheid maar naar die brede meerderheid. Wil de minister-president daar nog eens op reageren?

Minister Rutte:

Zeker. Deze bewindslieden zijn uitgezocht door de heer Samsom en mij aan de hand van een paar kenmerken. Het is misschien wel aardig dat zij het zelf ook even horen. Ten eerste, wij hebben gezocht naar mensen met een “Dreesiaanse” uitstraling. Dat zijn mensen die zich realiseren dat ze er niet voor zichzelf maar voor het land zitten. Ten tweede, we hebben gezocht naar mensen die in staat zijn om een keer met een tegenslag om te gaan. Ik ga daar wel eens in voor, in hoe je dat moet doen, maar goed! Zij zeggen vervolgens: oké, dan gaan we dat ook repareren en oplossen. Ten derde, wij hebben gezocht naar mensen die weten wat ze willen. Sommige bewindslieden zijn al wat langer bezig op hun terrein, zoals mevrouw Schippers en de heer Opstelten. Er zijn ook bewindslieden die al werkzaam waren op een bepaald terrein. Een voorbeeld is mevrouw Bussemaker. Zij is nieuw op het ministerie van Onderwijs, maar zij was werkzaam bij de Universiteit van Amsterdam en de Hogeschool van Amsterdam en is zeer deskundig op dat terrein. Kortom, wij hebben gezocht naar mensen die weten wat ze willen. Dat is volgens mij ook belangrijk voor een goed bewindspersoon. Die persoon weet waar hij wil uitkomen, die heeft een agenda, die heeft een idee wat er af is als het af is.

Vervolgens zijn het allemaal mensen die zeggen: prima, hier willen we naartoe, laten we in gesprek gaan. En dat gaan we dus ook doen, langs de lijnen die ik net schetste in antwoord op een vraag van de heer Pechtold. We gaan proberen om zo min mogelijk al meteen met totaal uitgewerkte wetsvoorstellen te komen. We gaan zo veel mogelijk eerst zeggen dat we denken dat iets bijvoorbeeld de memorie van toelichting of de hoofdlijnennotitie zou kunnen zijn, zonder dat die hele wet er al ligt. Daarover gaan we het gesprek aan, waarbij we recht willen doen aan de verschillende opvattingen die er leven en we proberen vervolgens tot een gemeenschappelijke visie te komen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat klinkt veelbelovend. De kabinetten-Drees waar de premier het gisteren over had, hadden wat betreft het aantal partijen wel een wat bredere basis in de Kamer dan dit kabinet. Dus, wie weet, gaat het er nog echt van komen. Ik heb nog een vraag over het vervolgtraject met adviesorganen. We zagen in de afgelopen periode nog wel eens wat onvrede dat er niet werd geluisterd naar de kritiek van adviesorganen. Er werd soms wel erg gemakkelijk voorbijgegaan aan bijvoorbeeld het commentaar van de Raad van State. Wat kunnen we op dat punt verwachten?

Minister Rutte:

We gaan proberen om al die adviescommissies en -organen in omvang terug te dringen. Ik hoorde gisteren dat er op het terrein van mevrouw Schultz 100 adviescommissies actief zijn. Ik hoor mevrouw Schulz nu zeggen “waren”. Er is dus inmiddels al flink in gesneden. We gaan proberen om dat aantal terug te dringen. Maar wij zullen rechtdoen aan de adviezen die wij vragen. Dat geldt zeker voor de adviezen die wettelijk verplicht zijn, in het bijzonder de adviezen van de Raad van State, het hoogste adviesorgaan van de regering, maar ook die van andere belangrijke adviesorganen. Dat betekent niet dat we het er altijd mee eens hoeven te zijn. Dan zullen we tijd nemen om uit te leggen waarom we het er niet mee eens zijn, waarom we toch een andere keuze hebben gemaakt, zodat het volkomen transparant is.

Ik heb vorig jaar tijdens de behandeling van de begroting van Algemene Zaken op verzoek van de heer Pechtold toegezegd dat ik een gesprek zou hebben met adviesorganen. Dat heeft plaatsgevonden. Daarvan is ook verslag gedaan. Wij hebben toen ook afgesproken dat we het van belang vinden om op een respectvolle wijze om te gaan met de verschillende spelers in het staatsbestel, en om ook van elkaar gebruik te maken in een positieve zin. Dat was nog in de context van het vorige kabinet, maar dat is even relevant in de context van dit kabinet. Maar we hoeven het niet altijd eens te zijn. Dat is ook een feit. Je mag het beargumenteerd ook met elkaar oneens zijn.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De minister-president zegt dat het kabinet de ambitie heeft om voor zijn maatregelen een breed draagvlak in de Kamer en in de samenleving te creëren. Dat lijkt me, eerlijk gezegd, vanzelfsprekend. Ik denk dat iedere minister-president met die ambitie aan een klus begint of hoort te beginnen. Het bijzondere van dit kabinet is natuurlijk dat die automatische meerderheid in de Eerste Kamer er niet is. Sterker nog, er staan nogal wat belangrijke zaken in het regeerakkoord, die een fundament zijn onder het regeerakkoord, waarvan we zouden kunnen vermoeden dat de meerderheid voor die voorstellen er in de eerste Kamer niet is. Is dat niet wat het kabinet dwingt tot een andersoortige houding dan draagvlak zoeken in de samenleving voor maatregelen? U zult wel moeten!

Minister Rutte:

We willen het. Ik wijs op de bijdragen van de heren Samsom en Zijlstra en op de regeringsverklaring die ik gisteren namens het kabinet heb uitgesproken. We gaan de komende jaren heel veel doen, wat heel veel mensen zullen merken, omdat we die drie doelstellingen willen bereiken. We willen die rekening niet doorschuiven, we willen het fatsoenlijk doen en we willen de economie laten groeien. Dat gaat iedereen merken. Het is dan onvermijdelijk om te zoeken naar een breed draagvlak, dat verder gaat dan onze 79 zetels. Wij willen dat.

De heer Van Ojik wees daarnaast op de politieke realiteit in de Eerste Kamer. Natuurlijk zoeken wij ook specifiek in de Eerste Kamer naar een breder draagvlak, los van het feit dat dit op voorhand niet automatisch is. Laten we eerlijk zijn: die fracties van Partij van de Arbeid en VVD hebben zich niet op voorhand gebonden aan het regeerakkoord, want dat is gesloten met de fracties in de Tweede Kamer. Hier staat de stand dus op nul, maar wij kunnen rekenen op 79 zetels als het beleid in lijn is met het regeerakkoord. In de Eerste Kamer staat hij echter per definitie op nul, kunnen we op voorhand rekenen op nul zetels en zullen we dus echt met goede plannen moeten komen, met een draagvlak, die wetstechnisch ook goed in elkaar zitten, die deugen, die goed zijn doorgerekend. Wij gaan daar het gesprek aan. Binnen de reglementen van de Eerste Kamer zijn er mogelijkheden om ook daar recht te doen aan de opvattingen die er leven.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat begrijp ik. Mijn vraag was juist of de minister-president het met mij eens is dat in het regeerakkoord nogal ingrijpende maatregelen staan, bijvoorbeeld het sociaal leenstelsel, waarvoor je wellicht geen meerderheid zou kunnen verwachten. Over het onderwijs komen wij vast later nog wel te spreken. Mijn punt is: als dat het geval is, valt een belangrijke hoeksteen van het regeerakkoord weg.

Minister Rutte:

Het sociaal leenstelsel staat in het verkiezingsprogramma van meerdere partijen in deze Tweede Kamer. Natuurlijk zullen we daarover moeten praten. We gaan zoeken naar een uitvoering en vormgeving die uiteindelijk recht doen aan meerderheden. Daarbij is ook van belang dat we toe blijven werken naar de financiële doelstellingen, anders krijgen we hier weer problemen. Zo proberen we met elkaar op een verstandige manier tot meerderheden te komen, die zich niet slechts beperken tot onze 79 zetels. Ook in de Eerste Kamer proberen we zo groot mogelijke meerderheden te zoeken, die verder gaan dan een gewone meerderheid.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Zelfs in het verkiezingsprogramma van mijn partij komt het sociaal leenstelsel voor, maar wel ingebed in een heel breed scala van maatregelen, die niet staan in het regeerakkoord. Dat zou weleens financiële consequenties kunnen hebben. De minister-president wees naar zijn minister van Financiën, maar mij lijkt dat nogal evident. Daarmee is wel de vraag naar de houdbaarheid van het regeerakkoord aan de orde. Ik noemde net één voorbeeld.

Minister Rutte:

Dat was een prachtig voorbeeld. Het laat ons zien hoe belangrijk het is dat we niet autistisch het regeerakkoord gaan uitvoeren, maar dat we zorgen voor een breed draagvlak, zowel hier als aan de overzijde. Ten eerste omdat wetgeving er anders überhaupt niet doorkomt. Ten tweede omdat we met heel grote stelselwijzigingen zullen komen, waardoor een breed draagvlak hier en in de Eerste Kamer überhaupt noodzakelijk is. Ik zie ontzettend uit naar die discussies. We gaan dit land echt mooier maken, en dat gaan we met zijn allen doen. Ik wilde net zeggen dat dit geldt voor alle partijen. Ik ben er namelijk van overtuigd dat het bij best veel plannen uiteindelijk mogelijk zal blijken om bruggen te slaan, ook naar SP en PVV.

Ik kom nu bij het sociaal-economisch beleid.

De voorzitter:

Mag ik u, kijkend naar de klok, onderbreken? U gaat aan een nieuw hoofdstuk beginnen. Ik stel de Kamer, en ook u, voor om nu te gaan lunchen. Over drie kwartier gaan wij verder.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.50 uur tot 13.35 uur geschorst.

Naar boven