Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 110, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 110, item 7 |
Aan de orde is het dertigledendebat over het bericht "Het kabinet ziet niets in opvang van vluchtelingen uit Syrië in ons land".
De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan de leden, zeg ik nog even dat de spreektijden zijn bepaald op drie minuten per fractie en dat de minister van Buitenlandse Zaken om 16.00 uur weg moet in verband met verplichtingen elders, terwijl het debat tot 16.30 uur zou kunnen duren. Wellicht is het dus handig, minister, als u zich alvast beraadt over de volgorde van beantwoording, tenzij u toch nog langer de tijd zou hebben.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Het is september 2013 en Nederland discussieert over de vraag wat ons land kan doen om ruim 6 miljoen thuisloze Syrische vluchtelingen te helpen. Dit debat vindt onder heel andere omstandigheden plaats dan de discussie over de vluchtelingen uit Kosovo, eind jaren negentig. Steeds vaker hoor ik mensen dan ook zeggen: ik ken mijn eigen land niet meer terug. Ze vragen: waarom zijn we niet langer gastvrij voor degenen die onze hulp nodig hebben? En: waarom worden alleen de mensen die schreeuwen dat er voor buitenlanders geen plek is, gehoord? We hebben het vandaag over de absolute noodzaak om iets te doen voor ruim 6 miljoen mensen, maar dit debat gaat ook over wat Nederland wil zijn in de wereld.
Een paar jaar geleden was het minister Leers die zich keer op keer in de Kamer moest verdedigen omdat zijn beleid, dat mede door de PVV werd vormgegeven, in de ogen van de oppositie, waaronder ook mijn fractie, te hardvochtig werd bevonden. Nu begin ik bijna — ik zeg het zelfs met enig ongeloof — terug te verlangen naar de voormalige minister, want Leers zocht tenminste nog naar mogelijkheden. De huidige staatssecretaris slaat keer op keer de deur dicht.
Dit debat gaat over Syriërs, maar het gaat ook over wat er in ons land broedt en bruist: de angst, de boosheid en de hatelijkheid, die voet aan de grond hebben gekregen met de PVV als voorganger, in haar opmars in Nederland. Het gaat om een stroming die wil doen geloven dat een strijd die wereldwijd over de rug van talloze armen en machtelozen wordt gevoerd, een strijd is van oost tegen west, van islam tegen christendom en van hoofddoek tegen secularisme.
En waar zijn we dan, nu de grootste ramp van deze eeuw zich voltrekt in een land hier 3.300 kilometer vandaan? We zijn bij een kabinet dat zegt dat er dit jaar voor 50 personen plek is in ons land, en volgend jaar voor 200, maar ook niemand méér. Ja, er is geld. Daarvoor ben ik oprecht zeer dankbaar. Met deze opstelling laten we echter zien dat Nederland dreigt te verworden tot een land dat met zijn rug naar de rest van de wereld staat en dat maling heeft aan internationale solidariteit en aan samenwerking bij afspraken in VN-verband. Daarvoor schaam ik mij.
De heer Fritsma (PVV):
Mevrouw Gesthuizen heeft eerder al aangegeven dat de SP zo'n 5.000 Syriërs naar Nederland wil halen. Dan vraag ik me af: hoe haalt de SP het in haar hoofd om te denken dat Jan Modaal dit er wel even bij kan hebben? Weer duizenden extra bijstandsuitkeringen en duizenden extra huurwoningen. Jan Modaal kan het er helemaal niet bij hebben! Mijn vraag aan de SP is dus: hoe kan het? Waar is de SP in hemelsnaam mee bezig, dat ze denkt dat dit zo even kan?
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Een deel van mijn antwoord heb ik net al verwoord. Ik zal dat nu dus achterwege laten. Maar dit is wel ongeveer wat ik bedoelde.
Ik stel voorop dat Nederland inderdaad in een crisis verkeert. Die is vrij ernstig. Het is echter geen crisis die wordt opgelost met het huidige kabinetsbeleid. De crisis wordt verergerd door dom vast te houden aan een 3%-norm, iets waarover de SP en de PVV het volgens mij min of meer eens zouden kunnen zijn. Het kabinet bezuinigt snoeihard, en dat is het waarvan de burgers in ons land heel veel last hebben. Dat is domme bezuinigingspolitiek. Dat staat echter volledig los van het feit dat je bij grote humanitaire rampen in de wereld wel datgene moet doen wat je moet doen. Als je dat doet binnen een politiek waarmee je de zorg, het onderwijs en de sociale huursector niet kapot bezuinigt, dan is daar ook ruimte voor.
De heer Fritsma (PVV):
Mevrouw Gesthuizen begon haar betoog door kritiek op immigratie en islamisering te verwarren met haat tegen buitenlanders. Dat is natuurlijk belachelijk. Dat toont echter aan wat een vreselijke multicultipartij de SP is geworden. De SP komt helemaal niet op voor Jan Modaal maar zadelt hem juist op met massa-immigratie en alle negatieve gevolgen daarvan. De SP laat nu zien dat, als het er echt op aankomt, zij er alleen maar is voor politiek correcte salonsocialisten die niet eens willen weten wat voor schade die massa-immigratie onze samenleving toebrengt. Maar goed, dat is dan weer helder. Ik ben blij dat het masker van de SP weer af is, want dat toont aan dat de SP totaal overbodig is. Salonsocialisten kunnen immers al kiezen tussen GroenLinks en de PvdA. Kortom, ik vraag mevrouw Gesthuizen vooral door te gaan met het laten zien van het ware gezicht van de SP.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
De heer Fritsma heeft gelijk als hij meent dat hij mij niet kan scharen onder wat de PVV altijd probeert te doen, namelijk mensen op een keiharde manier en nietsontziend tegen elkaar uitspelen. Die fractie benadrukt keer op keer dat we niet samen zijn, niet op gelijke voet staan, niet gelijkwaardig zijn. Die fractie zegt keer op keer dat het de schuld is van één bepaalde groep buitenlanders. Of het nou Roemenen, Bulgaren, Polen of islamieten zijn maakt allemaal niet uit, als de PVV maar de kans heeft om aan electoraal Nederland te laten zien dat het de schuld van buitenlanders is. Inderdaad, daar sta ik niet voor, en mijn partij gelukkig ook niet.
Het gaat om een noodsituatie. Het gaat er niet om dat we hier mensen naartoe willen halen die ergens anders, in een christelijk of een islamitisch land, ook heel gelukkig zouden kunnen zijn. Het gaat erom dat het om mensen gaat. De kern van alle vluchtelingenverdragen is — dat is gelukkig ook in artikel 1 van de Grondwet verwoord— dat je bij noodhulp niet kijkt naar ras, etniciteit, herkomst of wat dan ook. Dat is iets waar de PVV blijkbaar graag met de voeten op gaat staan, misschien ook voor electoraal gewin. Ik vind dat heel erg jammer. Bovendien vind ik dat een gevaarlijke houding, omdat dat op dit moment mensen tegen elkaar uitspeelt maar ook omdat dat eraan bijdraagt dat Nederland wordt geïsoleerd in de wereld. Als er een keer iets in Nederland gebeurt — ik heb de PVV dat vaker gevraagd — waar denkt de heer Fritsma dan zelf te kunnen aankloppen? Welk land gaat hem nog met open armen ontvangen als hij op zo'n manier tekeergaat over andere mensen die op deze aarde leven?
De voorzitter:
In verband met de tijd stel ik voor om interrupties in tweeën te doen. Misschien had ik dat eerder moeten zeggen. De heer Fritsma wordt rechtstreeks aangesproken, dus geef ik hem gelegenheid om antwoord te geven.
De heer Fritsma (PVV):
Vluchtelingen moeten geholpen worden, maar dat moet in de regio gebeuren. Dat is het punt. Ik heb nog één vraag aan mevrouw Gesthuizen. Uit een recent onderzoek van Maurice de Hond bleek dat ongeveer de helft van alle SP-stemmers wil dat er een immigratiestop komt voor mensen uit moslimlanden. Ik vraag mevrouw Gesthuizen om dan eerlijk te zijn en tegen de helft van haar achterban te zeggen dat zij niet bij de SP thuishoren omdat zij buitenlanders tegen elkaar uitspelen. Als zij consequent is moet zij dat nu doen.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Die vraag is natuurlijk heel gemakkelijk te beantwoorden. Dat is iets wat ik absoluut niet zal doen. We hebben het over noodhulp, over mensen die vechten voor hun leven. Ik wil niet flauw zijn en gaan jij-bakken, maar er zijn meer onderzoeken, onder allerlei groepen kiezers, ook van de SP. Ons eigen congres, onze eigen ledenvertegenwoordiging, heeft ervoor gezorgd dat juist bij de SP bijvoorbeeld de budgetten voor ontwikkelingssamenwerking en voor noodhulp echt op peil blijven. Dat is heel iets anders dan wat het huidige kabinet doet, dat kiest ervoor om daarop te bezuinigen. Wij staan daar juist voor en het is iets binnen onze partij waar ik trots op ben.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, en gaat al in de richting van een afronding.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ja, dat klopt, voorzitter.
Wat is er nog meer veranderd in de afgelopen jaren? Het CDA is kleiner geworden en de PVV ook. De VVD groeide, net als de PvdA. Waar eerst collega Spekman, opgevolgd door een hele rits anderen onder wie Samsom en Dijksma, minister Leers het vuur aan de schenen legde, legitimeert nu diezelfde PvdA hetzelfde beleid. Zij doet dat vanuit de regering, vanuit een positie waarin er iets te veranderen is.
Dus vraag ik de PvdA-fractie, de minister van Buitenlandse Zaken, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en ja, toch ook maar de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: doet u alstublieft meer; het is nodig. De opvang in landen als Libanon en Irak barst uit zijn voegen. Wij zouden door het voorbeeld van Duitsland en Zweden te volgen en zelf substantieel meer vluchtelingen op te nemen — mijn gedachten gaan inderdaad uit naar een getal van 5.000 — in één klap zelf een voorbeeld kunnen worden. Dan helpen we als EU gezamenlijk de buurlanden daar, en geven we de kwetsbare vluchtelingen een veilige haven. Alle organisaties, van Hivos tot Amnesty en van de VN tot VluchtelingenWerk, roepen u op om de quota los te laten en meer mensen te verwelkomen. Omdat het om hun levens gaat, en omdat het ook zou bewijzen dat we als Nederland niet een dwaling begaan en het verkeerde pad inslaan.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Meer dan 2 miljoen Syriërs, van wie de helft kinderen, zijn inmiddels het land ontvlucht. Elke dag komen er zo'n 5.000 vluchtelingen bij. De omringende landen bezwijken onder de vluchtelingenstromen en de regionale stabiliteit komt in het gedrang. Libanon, Jordanië, Turkije en zelfs Irak hebben inmiddels enorme tentenkampen opgezet. Een schrijnend voorbeeld is Libanon, dat een miljoen Syrische ontheemden opvangt. Ook de UNHCR roept op tot ruimhartige asielopvang. Als we nu niets doen, dan dreigt een humanitaire catastrofe.
Europa kijkt ondertussen toe. Slechts enkele landen nemen hun verantwoordelijkheid. Zweden biedt 8.000 Syriërs asiel. Duitsland ving al meer dan 15.000 Syrische vluchtelingen op en vangt nog eens 5.000 mensen op.
En wat doet Nederland? Duidelijk is wat Nederland niet doet. Wat we niet gaan doen, is op grote schaal mensen laten komen, aldus staatssecretaris Teeven. Wat we wel gaan doen, is tot nu toe 250 Syrische asielzoekers opvangen, ten koste van schrijnende gevallen uit andere explosieve regio's. Dit kun je toch niet met droge ogen ruimhartig noemen?
Als je alles bij elkaar optelt: een internationaal erkende humanitaire noodsituatie, een regelrechte exodus, een explosieve, instabiele regio en goede EU-precedenten, dan kom je onvermijdelijk tot de conclusie dat Nederland te weinig doet. Nederland had het initiatief kunnen nemen om in EU-verband vluchtelingenopvang te regelen. Nu doet Duitsland dat.
Wij roepen staatssecretaris Teeven op om kwetsbare Syrische vluchtelingen, zieken, ouderen en alleenstaande moeders, daartoe aangezocht door de UNHCR, uit te nodigen en ruimhartig onderdak te bieden. Stel ook het Libertas Noodfonds ruimhartig open voor Syrische vluchtelingen. Ex-PvdA-Tweede Kamerlid Bonis vroeg daar eerder om en dat resulteerde in een beurzenprogramma voor 30 Syrische studenten, voor één jaar. Dat is iets, maar nog te weinig. Kabinet, zet in op minstens 100 Syrische studenten!
Het water staat de landen die Syrië omringen, echt aan de lippen. We moeten nu solidair zijn met hen die onze hulp bitterhard nodig hebben. Ik heb daarom twee vragen. Ten eerste: Duitsland neemt het initiatief om de Europese Commissie een conferentie te laten organiseren. Europese solidariteit met Syrische vluchtelingen en met de regiolanden is van groot belang. Ik wil weten met welke inzet Nederland bij die conferentie aanschuift. Is het kabinet bereid ons voor de conferentie hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen?
Ten tweede: iedereen wil ruimhartige opvang. Dat zijn wij als fatsoenlijk land aan onze stand verplicht. Maar onze opvatting van ruimhartigheid is een andere dan die van de staatssecretaris. 250 extra vluchtelingen bovenop de bijna 1.000 Syriërs die sinds vorig jaar zijn opgevangen, is niet ruimhartig, maar slechts een begin. Ik hoor graag van de staatssecretaris wat zijn definitie van ruimhartigheid is.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Goed dat wij hierover spreken. De staatssecretaris beschrijft het zelfs als een exodus uit Syrië. We weten dat er inmiddels twee miljoen vluchtelingen de grens over zijn gegaan en vele vluchtelingen nog in het land zelf aanwezig zijn. We praten vanmiddag over de vraag of Nederland daar ook een verantwoordelijkheid voor moet nemen. Ik waardeer de financiële verplichtingen die door het kabinet zijn aangegaan, te weten 17 miljoen extra, maar de vraag is of Nederland ook extra vluchtelingen zou willen opnemen.
Ik kreeg een paar dagen geleden weer een verzoek van een familie in Nederland die graag de kinderen, ook al zijn die meerderjarig, naar Nederland wil laten overkomen, maar zij krijgen geen visum via de ambassade in Beiroet. Waarom niet?
Ik was er een paar maanden geleden en toen kwam ik mensen tegen die zeiden dat zij teruggestuurd waren uit Nederland en terug waren gegaan naar Syrië. Vervolgens waren zij weer gevlucht over de Turkse grens. Zij zitten nu te wachten tot zij wie weet waar naartoe mogen. Zij zitten daar alweer anderhalf jaar, onder tentzeil. Zij vragen om alstublieft te mogen terugkeren naar hun familie die wel geaccepteerd was in Nederland.
Daarom kom ik tot enkele concrete voorstellen. Ik hoop dat ik daarover geen moties hoef in te dienen, maar dat er bij het kabinet een beweging zal zijn om te bekijken of wij familieleden de mogelijkheid kunnen geven om hier naartoe te komen. Het eerste voorstel gaat over het visumbeleid. Ik heb daar al Kamervragen over gesteld. Een dag na de beantwoording van de Kamervragen kwam het verzoek van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, Guterres, die zei: alstublieft Europa, doe meer voor die Syrische vluchtelingen. Het was een van zijn voorstellen om de visumprocedure te versoepelen. Ook Nederland houdt de deur dicht. Er wordt mensen gezegd dat ze hun paspoort moeten kunnen laten zien, maar als er maar enigszins een kans is dat men in Nederland blijft, wordt het visumverzoek geweigerd.
De voorzitter:
Meneer Voordewind, het volgende om u te helpen. Volgens mij gaat u nu een aantal dingen vragen, maar u heeft nog weinig tijd. Doe dit dus kort.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ga heel snel, voorzitter.
Nu de 250 vluchtelingen binnen de uitgenodigdenquota van de UNHCR. Ik wil de minister en de staatssecretaris vragen om de Syrische vluchtelingen daar niet onder te laten vallen. Verder wil ik mij aansluiten bij het pleidooi van eerdere collega's om mee te doen aan het humanitaire toelatingsprogramma van Duitsland, Zweden en Oostenrijk.
Mijn laatste vraag. Er kwam net een brief binnen van de minister over diens standpunt aangaande Syrië. Ik las daar een bepaalde zin in. De minister zit er nu toch. Ik heb het even gepeild bij de voorzitter, maar aangezien hij hier nu toch zit, wil ik hem vragen wat de consequentie is van de zin in zijn brief dat Nederland er inmiddels zo goed als van overtuigd is dat Assad, het Syrische regime, achter de gifgasaanval zit. Betekent dit dat er een wijziging van beleid of standpunt komt van het kabinet? Ik zou dat ten slotte nog graag vernemen van de minister.
De voorzitter:
Ik wil daar meteen een procedurele opmerking over maken. Ik wist niet dat u iets ging vragen wat aan de orde komt in het algemeen overleg dat om 16.00 uur begint. Ik stel daarom voor dat u ervoor zorgt dat u, als het antwoord komt, daarbij bent. Dit is namelijk echt buiten de orde van wat we nu bespreken. U krijgt om 16.00 uur uw antwoord.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter, ik weet even niet waarop u duidt. We hebben die brief net binnengekregen. Ik stel een vraag aan de minister, die hier nu zit.
De voorzitter:
Het antwoord op die vraag komt om 16.00 uur in dat algemeen overleg aan de orde.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik weet niet welk overleg dat precies zou moeten zijn. Misschien kunt u mij ...
De voorzitter:
Er is om 16.00 uur een algemeen overleg. Ik hoor de minister zeggen: over de Algemene Vergadering Verenigde Naties.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dat is een heel ander overleg dan waar we het nu over hebben. We hebben het nu over Syrië. Dat is niet ter voorbereiding van de AVVN.
De voorzitter:
Ik ga dit even kortsluiten. Ik vraag de minister of het antwoord op de vraag die de heer Voordewind net stelde, straks in het algemeen overleg aan de orde komt.
Minister Timmermans:
Voorzitter. Dit gaat over de Verenigde Naties in relatie tot Syrië. Dit zijn ook zaken die bij de AVVN, de Algemene Vergadering van over twee weken, zeker aan de orde zullen komen. Ik kan mij dus voorstellen dat de voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken dit toelaat in de discussie over de AVVN, in het AO dat wij vanaf 16.00 uur zullen hebben.
De voorzitter:
Dat is werkelijk een ander onderwerp. Het spijt me.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dit gaat over Syrië, over een externe stroom van vluchtelingen. Ik zou me dus kunnen voorstellen dat we dit onderwerp meenemen. Maar goed, de minister gaat over zijn eigen woorden.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. De PVV vindt de roep van veel partijen om Syrische vluchtelingen in ons land op te vangen, in één woord absurd. De linkse partijen tuimelen zowat over elkaar heen om te pleiten voor een veel ruimere toelating van Syriërs. Onder die "linkse partijen" versta ik natuurlijk ook de VVD, die de opname van nog meer Syriërs ook niet wil uitsluiten. Het is onvoorstelbaar dat de andere partijen nog steeds niet doorhebben dat Nederland de voortdurende immigratie en alle daarmee gepaard gaande problemen allang niet meer aankan. Jaarlijks komen er rond de 160.000 migranten binnen. We krijgen het ene generaal pardon na het andere. En nu wil men ook weer duizenden Syriërs binnenhalen. De SP had het, nogmaals, over een aantal van 5.000. Alsof er geen economische crisis is! Alsof er geen 700.000 werklozen zijn! Alsof er nog wel wat meer geld van de Nederlanders kan worden afgepakt! Alsof we er makkelijk duizenden bijstandsuitkeringen, nóg meer integratieproblemen en nóg meer islamisering bij kunnen hebben! Het antwoord is natuurlijk: nee. De opvang van vluchtelingen uit Syrië moet natuurlijk plaatsvinden in de eigen regio. Landen zoals Saudi-Arabië, Koeweit, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten bulken van het geld, de ruimte en de middelen om dat te doen. Bovendien liggen deze landen geografisch veel dichter bij Syrië dan Nederland en dat geldt natuurlijk ook voor de taal en cultuur.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Gesthuizen van de SP-fractie iets wil vragen. U mag uiteraard interrumperen, maar ik wil proberen te vermijden dat we weer precies hetzelfde krijgen als zojuist. U krijgt dus het woord, als het maar geen herhaling wordt.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik zal zeker niet hetzelfde doen als datgene wat de heer Fritsma net deed bij zijn interrupties bij mij. Ik heb een heel korte vraag die ik in tweeën zal splitsen als dat al nodig is. De heer Fritsma legt de nadruk op de crisis in Nederland en op het geld dat er niet zou zijn. Wat vindt hij echter van de miljoenen die het kabinet beschikbaar stelt voor de hulp in Syrië? Moeten we dat dan ook maar niet doen?
De heer Fritsma (PVV):
Als mevrouw Gesthuizen had opgelet, weet ze dat ik net heb proberen aan te geven dat de verantwoordelijkheid bij rijke Arabische oliestaten ligt. Zij moeten natuurlijk veel meer doen om Syrische vluchtelingen op te nemen. Echter, zolang de heren in vak-K zakken vol met geld …
De voorzitter:
Ik zie ook een dame.
De heer Fritsma (PVV):
Ja, en een dame. Maar zolang vak-K zakken vol met geld en dozen vol met verblijfsvergunningen klaarzet, hoeven die rijke landen zoals Qatar, Saudi-Arabië, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten helemaal niets te doen. Dat is lekker makkelijk, maar dat is precies wat moet ophouden. Het kabinet moet ervoor zorgen dat die rijke Arabische landen hun verantwoordelijkheid nemen. Nogmaals, dat is veel logischer dan die mensen ver weg in Nederland neerzetten. En nogmaals, die rijke Arabische landen delen met Syriërs de taal, de cultuur en de ideologie. Dat moet gebeuren en daartoe roep ik het kabinet dan ook op.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Tot slot. In de eerste plaats denk ik dat het kabinet dat best wel graag zou willen, maar de vraag is hoe je dat voor elkaar krijgt. In de tweede plaats is het in ieder geval niet iets waaraan de vluchtelingen, de mensen die in nood verkeren, zelf iets kunnen doen. Ze kunnen niet tegen een sjeik in Saudi-Arabië zeggen: "Joh, kom even met een paar miljoen over de brug." Ik concludeer dat dat wat de PVV-fractie betreft wel het beste is en dat de mensen in de vluchtelingenkampen daar gewoon kunnen creperen en wij onze handen in onschuld kunnen wassen door te wijzen naar landen als Koeweit en Saudi-Arabië. Het is weer duidelijk.
De heer Fritsma (PVV):
Het is voor mevrouw Gesthuizen helemaal niet duidelijk. De PVV-fractie wil inderdaad geen ontwikkelingshulp geven, behoudens noodsteun. Weet zij bovendien wel hoeveel geld het COA uittrekt voor opvang van asielzoekers in Nederland? Dat is 400 miljoen. Als mevrouw Gesthuizen nu zegt dat niet meer te doen, maar asielzoekers en vluchtelingen in de regio op te vangen, is daarvoor heel veel geld beschikbaar. Ik hoor dat mevrouw Gesthuizen echter ook weer niet zeggen.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik wil toch even op dat laatste punt ingaan. Ik had de indruk dat de heer Fritsma een beetje de vraag ontweek of hij de bijdrage vanuit de internationale hulp aan de noodhulp ter discussie zou willen stellen. In het verkiezingsprogramma van de PVV wordt immers gesproken over het opzeggen van het lidmaatschap van de Verenigde Naties en bijdragen daaraan, ook de UNHCR. De heer Fritsma zegt nu noodhulp wel acceptabel te vinden. Zou hij iets scherper kunnen zijn over wat hij nu vindt?
De heer Fritsma (PVV):
Dat is heel duidelijk. De PVV heeft niets met ontwikkelingshulp en wil daar ook van af, behoudens de noodhulp. Daaronder kun je dit soort situaties ook scharen. Dat neemt niet weg dat ik blijf zeggen dat de verantwoordelijkheid in de eerste plaats ligt bij rijke Arabische landen. Wat doen zij om hun islamitische broeders te helpen? Dat is bitter weinig. Ik ben benieuwd hoeveel vluchtelingen de Verenigde Arabische Emiraten, Koeweit, Saudi-Arabië en Qatar hebben opgevangen. Het zou mij niet verbazen als dat er niet eens 1.000 zijn. En nu roept iedereen hier dat ze naar Nederland moeten komen. De heer Van Hijum snapt toch ook wel dat dat een heel rare tegenstrijdigheid is.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik val over de tegenstrijdigheid van de heer Fritsma. Het is tot daar aan toe dat je prioriteit aan noodhulp geeft. Het is tot daar aan toe dat je wilt voorkomen dat mensen hier in groten getale naartoe komen. Het is tot daar aan toe dat mensen de kans krijgen om terug te keren als dat kan. Maar dan is het toch volstrekt inconsequent dat je iedere extra steun aan noodhulp en de bijdrage aan de Verenigde Naties ook schrapt en dat je daar ook niet keihard voor durft te pleiten?
De heer Fritsma (PVV):
Over die noodhulp hebben we het gehad. Daarnaast blijf ik zeggen dat die rijke Arabische oliestaten hun plicht moeten doen, of de heer Van Hijum dat nu vreemd vindt of niet. Dat is veel logischer dan dat Nederland al die zakken met geld stuurt en dozen vol met verblijfsvergunningen klaarzet. Daarop moet worden ingezet.
De heer Azmani (VVD):
De heer Fritsma heeft het maar over die dozen vol verblijfsvergunningen. Waar doelt hij dan op?
De heer Fritsma (PVV):
Dan doel ik op de brief die het kabinet gisteren heeft gestuurd waarin staat dat er al 1.300 asielverzoeken van Syriërs zijn binnengekomen bij de IND. Van al die verzoeken is tussen de 75% en 100% ingewilligd. Dat bedoel ik dus met die dozen verblijfsvergunningen. Dat zijn er, denk ik, al zo'n 1.000. In diezelfde brief staat ook dat er in toenemende mate nareizende familie- en gezinsleden naar Nederland komen. Die verblijfsvergunningen worden nu al verstrekt aan bijna elke Syriër die daarom vraagt hier in Nederland.
De heer Azmani (VVD):
Ik begrijp het werkelijk waar niet. Er is in Syrië sprake van een ingrijpende situatie die logischerwijs ook invloed heeft op het asielbeleid en het landenbeleid. Maar dat is toch niet anders dan ten tijde van het kabinet-Rutte I, welk kabinet de PVV gedoogsteun heeft gegeven? Er zijn toen toch ook verblijfsvergunningen verleend op basis van een schrijnende situatie in een ander land?
De heer Fritsma (PVV):
De link die de heer Azmani legt met de gedoogperiode is zwaar onterecht, want de PVV heeft het gedoogkabinet juist afgerekend en af willen rekenen op een forse daling van instroom van migranten. Wat de VVD nu doet samen met de PvdA is precies het tegenovergestelde. We krijgen weer een generaal pardon. We krijgen weer versoepelde regels voor partner- en gezinsmigranten. En nu krijgen we dus ook weer Syriërs. Dus die vergelijking die de heer Azmani maakt, is niet terecht.
Voorzitter. Als Europese landen dan toch zo nodig afspraken willen maken met de UNHCR over opvang van Syrische vluchtelingen dan moet Nederland daar gewoon helemaal niet aan meedoen. In verhouding tot andere Europese landen heeft Nederland al veel te veel asielzoekers toegelaten. Namens de PVV roep ik het kabinet dus op om geen Syrische vluchtelingen naar Nederland te halen en ook niet in de toekomst, want dat laatste is precies wat de kabinetsbrief van gisteren niet uitsluit.
Ondertussen zijn los van de hervestigingsprogramma's van de UNHCR in Nederland de afgelopen maanden al 1.300 gewone asielverzoeken gedaan door Syriërs. Het kabinet schrijft in de brief van gisteren dat die bijna allemaal zijn ingewilligd en dat de gezinsleden van al die asielzoekers op dit moment ook in toenemende mate naar Nederland reizen. De stelling dat het kabinet primair inzet op opvang in de regio voor Syriërs is dus helemaal niet waar. Bijna alle Syriërs die zich in Nederland melden, krijgen immers een verblijfsvergunning. Hiermee wordt natuurlijk weer een aanzuigende werking gecreëerd. Wederom is de boodschap: kom naar Nederland, want hier kun je gemakkelijk een verblijfsvergunning ophalen. Graag een reactie van het kabinet op dat punt.
Syrië zit vol met strijders die de meest verschrikkelijke misdaden plegen. We moeten niet nog een keer de fout maken, wat we bijvoorbeeld wel deden met Afghanistan, om de deur voor al die oorlogsmisdadigers wagenwijd open te zetten. Ook in dat licht roep ik het kabinet op om de beoordeling van visumverzoeken en asielvragen juist niet te versoepelen.
De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Een drieminutendebat over een zorgelijke situatie in Syrië waar de gehele wereld over spreekt. Vandaag gaat het niet over het politieke conflict en het vraagstuk rondom al dan niet ingrijpen, dit debat gaat over het op gang komen van vluchtelingenstromen. Zo'n 4 miljoen mensen zoeken op dit moment een veilig heenkomen binnen Syrië en zo'n 2 miljoen mensen daarbuiten. De VVD steunt de inzet van het kabinet dat de oplossing voor een veilig heenkomen moet worden gezocht in de regio zelf, wat eigenlijk ook het pleidooi is dat de heer Fritsma namens de PVV heeft gehouden. Dat is ook de wens van de vluchtelingen zelf, zo liet ook minister Ploumen gisteren vanuit Libanon weten. Vluchtelingen willen zo dicht mogelijk worden opgevangen bij eigen huis en haard. Uitgangspunt moet dan ook zijn dat vluchtelingen op een humanitair aanvaarbare manier worden opgevangen in die regio. Dat moet dan ook de inzet zijn van de buurlanden met steun van de gehele internationale gemeenschap, waarin Nederland slechts één van de vele spelers is. Het past ons dan ook niet om elkaar hier vandaag in het Nederlandse parlement de maat te nemen. Het gaat niet om de aantallen die we zouden moeten opnemen als miljoenen mensen op de vlucht zijn. Het gaat om de vraag: hoe zorgen we ervoor dat de buurlanden met steun van de gehele internationale gemeenschap de volle verantwoordelijkheid kunnen nemen om de opvang van vluchtelingen op verantwoordelijke wijze gestalte te geven? Daar wil ik vandaag iets meer over horen van dit kabinet. Wat is de inzet van dit kabinet, ook bij monde van minister Timmermans, om mondiaal die verantwoordelijkheid te nemen? Past het bij de strategie van minister Ploumen dat zonder enige commitment van andere landen het Nederlandse potje voor noodhulp wederom bij voorbaat met 17 miljoen extra wordt aangesproken? Hoeveel zit er nog in dat potje? Het kan toch niet zo zijn dat wereldmachten als Rusland en China ruimschoots achterblijven? Wat is de inzet van het kabinet in dit kader?
De voorzitter:
Ik zag de heer Schouw als eerste naar de interruptiemicrofoon snellen. Gaat uw gang, mijnheer Schouw.
De heer Schouw (D66):
Met uw waarnemingsvermogen is niks mis, voorzitter.
De heer Azmani zei dat het niet om aantallen gaat. Die redenering houdt in dat je vooral op je handen kunt blijven zitten. Gisteren zagen we in het journaal dat de Duitse regering om en nabij de 5.000 mensen tijdelijk wil opvangen. Natuurlijk gaat het wel om aantallen. Ik vroeg mij af of de VVD-fractie vindt dat het denkbaar is om aan het kabinet te vragen of die Duitse oplossing, die in Duitsland breed wordt gedragen, misschien ook een weg is voor Nederland.
De heer Azmani (VVD):
We moeten elkaar niet de maat nemen. Waar het op neerkomt, is dat mensen uit Syrië zelf het liefste zo dicht mogelijk bij eigen huis en haard fatsoenlijk worden opgevangen. Minister Ploumen heeft dat naar aanleiding van haar bezoek deze week aangegeven. Dat is volgens mij de inzet. Dan gaat het dus niet over aantallen, maar dan gaat het om de vraag: hoe zorgen wij ervoor dat niet alleen Nederland of een aantal andere landen binnen de EU of de VS, maar de hele wereld verantwoordelijkheid neemt en ervoor zorgt dat de mensen, zoals zij zelf wensen, opgevangen worden in de eigen regio.
De heer Schouw (D66):
Ik probeer het nog een keer. Er zijn twee kanten van de medaille als het gaat om hulp aan mensen in nood. Er dient opvang te zijn in de eigen regio en je moet bekijken wat je zelf kunt doen. Als fatsoenlijk land probeer je immers een humaan beleid te voeren. Ik vraag de VVD-fractie nogmaals of zij bereid is om te kijken naar wat Duitsland doet. Wat de Duitse regering doet, is toch prachtig? Zij maakt zich sterk voor opvang. Is dat ook een begaanbare weg voor de VVD-fractie of is dat een no-go?
De heer Azmani (VVD):
Ik denk dat ik in herhaling blijf vallen. Het gaat erom wat de mensen zelf willen. De mensen willen zelf het liefste ook bij eigen huis en haard opvang hebben. Daar kan ik mij iets bij voorstellen. Stel dat er in Nederland een crisissituatie zou zijn. Dan zou je ook graag willen worden opgevangen in België en niet bijvoorbeeld ergens in Saoedi-Arabië. Ik kan mij dat dus heel erg goed voorstellen. Dan past het niet om het vraagstuk neer te leggen hoeveel Nederland opneemt en hoeveel Duitsland opneemt. Mijn vraag aan het kabinet is: wat is de inzet van dit kabinet om ervoor te zorgen dat op internationaal niveau de verantwoordelijkheid wordt genomen om die mensen zo veel mogelijk in de eigen regio op te vangen?
De voorzitter:
Het woord is aan mevrouw Voortman.
De heer Schouw (D66):
Ik weet dat ik niet het woord krijg, maar het is uw taak …
De voorzitter:
U hebt het woord al genomen. Maakt u deze ene zin maar af, mijnheer Schouw.
De heer Schouw (D66):
Ik vroeg mij af of het mede uw taak is, voorzitter, om te beoordelen of ik antwoord heb gekregen op mijn concrete vraag.
De voorzitter:
U hebt antwoord gekregen, maar het antwoord bevalt u niet. Dat is uw goed recht, maar u kreeg antwoord.
De heer Schouw (D66):
Kunt u daar niet bij helpen, voorzitter?
De voorzitter:
Ik kan u helpen door u heel vaak diezelfde vraag te laten herhalen, en daarop zal wellicht nog heel vaak hetzelfde antwoord worden gegeven. Dit zie ik echter niet als mijn rol.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De VVD geeft aan dat mensen in de eigen regio opgevangen moeten en willen worden. De UNHCR geeft echter aan dat die regio al bezwijkt onder de enorme vluchtelingenstromen. In Libanon zijn 1 miljoen vluchtelingen. Het gaat om enorme aantallen. Als je weet dat die regio al bezwijkt onder de vluchtelingenstromen, dan zou het toch mogelijk moeten zijn dat je als Nederland bekijkt wat je er zelf aan kunt bijdragen?
De heer Azmani (VVD):
Het is geen oplossing om aantallen te noemen op het moment dat er miljoenen vluchtelingen zijn. Er zijn maar liefst 4 miljoen vluchtelingen in Syrië en 2 miljoen daarbuiten. Mevrouw Gesthuizen had het over 5.000. Daar redden wij het dus niet mee. Deze mensen kunnen alleen gered worden als de internationale gemeenschap gewoon haar verantwoordelijkheid neemt en steun geeft aan de buurlanden om ervoor te zorgen dat de opvang in de eigen regio kan plaatsvinden. Dat is ook wat de mensen zelf het liefst willen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Ik heb ook geen aantal genoemd. Waar ik de heer Azmani op heb gewezen, is dat de regio al bezwijkt onder de druk van vluchtelingenstromen. Als de heer Azmani zegt dat de internationale gemeenschap haar verantwoordelijkheid moet nemen, dan moet de heer Azmani ook bereid zijn te kijken wat Nederland kan doen. De regio zelf bezwijkt al onder de vluchtelingenstromen.
De heer Azmani (VVD):
Wat wij zelf doen, is in eerste instantie 42 miljoen euro beschikbaar stellen. Bovendien hangt er nog 17 miljoen in de lucht voor dat doel en nemen wij ook mensen op bij onze jaarlijkse hervestigingsaantallen. Daarmee maakt de Nederlandse overheid al een keuze en neemt haar verantwoordelijkheid. Voor de VVD is het de essentie van dit debat hoe wij ervoor kunnen zorgen dat de internationale gemeenschap haar verantwoordelijkheid neemt om de opvang daar adequaat te regelen met steun van de buurlanden. Wellicht kan dat met de inzet van die 17 miljoen extra.
De heer Fritsma (PVV):
In het VVD-verkiezingsprogramma staat dat vluchtelingen moeten worden opgevangen in de regio. De heer Azmani heeft dat net ook herhaald, maar tot mijn grote schrik las ik in Trouw van 5 september 2013 dat de VVD het naar Nederland halen van Syriërs helemaal niet wil uitsluiten voor de toekomst. Mijn vraag is: waarom moet ook dit punt uit het VVD-verkiezingsprogramma weer te grabbel worden gegooid? Hoe onbetrouwbaar kun je als partij worden!
De heer Azmani (VVD):
Dit is werkelijk onzin. De inzet is opvang in de regio; dat is mijn inbreng in dit debat. Als de internationale gemeenschap die verantwoordelijkheid niet neemt, dan zullen de grenzen van de buurlanden opengaan en dan zullen de stromen vluchtelingen naar Europa komen, ook naar Nederland. Dat weet de heer Fritsma ook. Ik vraag mij af of de PVV daar dan de ogen voor wil sluiten en deze mensen geen opvang wil bieden. Maar zover zijn wij nog niet. De inzet is opvang in eigen regio. Dat is wat de mensen zelf het liefst willen. Daar moeten wij ons voor inzetten. Ik vraag mij af wat de inzet van het kabinet in dat kader is en of die 17 miljoen extra ook past in die strategie.
De heer Fritsma (PVV):
Het antwoord is dat het kabinet er natuurlijk voor moet zorgen dat die rijke Arabische landen hun verantwoordelijkheid nemen. Daarmee kun je de opvang in de regio wel degelijk realiseren. Wat u doet, is niet uitsluiten dat Nederland in de toekomst veel Syrische vluchtelingen opneemt, en daarmee verkwanselt u wederom uw eigen verkiezingsprogramma en laat u de Partij van de Arbeid wederom over u heen lopen, net zoals gebeurde met het generaal pardon.
De heer Azmani (VVD):
Dat is werkelijk onzin. Het kinderpardon stond in het regeerakkoord. Opvang in eigen regio staat ook in het regeerakkoord. Het kabinetsbeleid is conform het regeerakkoord. Ik zie het punt van de heer Fristma niet. Ik proef natuurlijk wel een beetje waar hij naartoe wil, maar het is echt een onterecht punt dat ik hier een pleidooi zou houden voor het inzetten van de eigen regio. Nederland kan het inderdaad niet alleen. Nederland zal dat samen moeten doen met andere landen, niet alleen de landen binnen de EU, ook Amerika moet zijn bijdrage leveren. Overigens zijn er ook Arabische landen die wél een bijdrage leveren. Het gaat mij erom dat ook continenten als Rusland en China, die ruimschoots achterlopen, gaan bijdragen, zodat wij de oplossing kunnen bieden die de heer Fritsma ook wil: opvang in eigen regio.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Thieme van de Partij van de Dieren, pardon, de Partij voor de Dieren. Ik zie nu dat de heer Van der Staaij van de SGP eerst aan de beurt is.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Het is een ongelofelijk schrijnende situatie in Syrië. Er zijn miljoenen mensen op de vlucht, in Syrië en daarbuiten. En wie zou dan niet ruimhartig hulp en steun willen bieden? Ik hoor het ook vrijwel iedereen bepleiten. Ik zeg een paar dingen vooraf. Wat de SGP betreft moeten wij ons daarbij niet in het bijzonder op één instrument richten. De discussie ging op een gegeven moment bijna alleen maar over hervestiging, terwijl dat maar één en dan ook nog een heel bescheiden instrument in het totaal is. Wij moeten er ook geen wedstrijd van maken in de zin van "wie biedt meer". Wie is er nog barmhartiger? Het is altijd lastig. Hoeveel geef je zelf aan goede doelen, hoeveel geef je uit je eigen portemonnee aan de opvang van Syriërs? 50 euro? Waarom geen 100 of 150 euro? Het kan altijd meer. Er ontstaat altijd een zekere verlegenheid als een ander het aan de orde stelt; waarom niet een schepje erbovenop? Dat is lastig. Het is een bescheiden bijdrage. Laten we gewoon doen wat we kunnen doen. Als het echt om aantallen gaat, stelt de SGP-fractie zich redelijk gouvernementeel op. Als de regering zegt "wij hebben er goed naar gekeken, dit lijkt ons een fair aantal", dan zullen wij niet snel zeggen: o nee, doe maar 100, 200 of 300 meer. Dat is gauw zo goedkoop.
Ten derde wil ik vooraf zeggen dat van Nederland verwacht mag worden dat het evenredig zijn best doet om bij te dragen aan opvang, maar dat dit ook van andere landen verwacht mag worden. Nederland mag en moet zijn energie besteden aan het aanspreken van andere landen op het waarmaken van hun verplichtingen.
Gelet op die uitgangspunten ben ik eigenlijk behoorlijk tevreden over de inzet van het kabinet tot nu toe. Het accent ligt op opvang in de regio, hetgeen heel veel mensen ook juist willen. Nederland draagt daar ruimhartig aan bij en het is van groot belang dat juist die mogelijkheden verder worden uitgebreid en dat mensen daar ook een beetje een leven hebben. De voorzieningen moeten dus zo goed mogelijk zijn. Dat is een belangrijk uitgangspunt.
De normale asielprocedure werkt zoals die zou moeten werken. Als er echt iets aan de hand is en er mensen naar Nederland komen, en wij de situatie in een bepaald gebied zien, dan sturen wij ze niet zomaar terug. Dan zeggen we: natuurlijk is er een mogelijkheid om in Nederland te blijven. Het afgelopen jaar zijn er 1.300 asielaanvragen binnengekomen, waarvan het overgrote deel wordt ingewilligd. Dat vind ik terecht en passend bij ons systeem.
Ik heb een vraag voor de staatssecretaris over tijdelijke opvang, zoals in Duitsland en andere landen. Waarom zit tijdelijke opvang niet in het Nederlandse asielsysteem? Graag krijg ik een toelichting op dat punt.
Ik kom op de hervestiging. Nederland neemt al jaren structureel verantwoordelijkheid voor het uitnodigen van groepen vluchtelingen. Waarom doen andere landen dat zo veel minder? Worden die landen daar ook op aangesproken?
Bij de invulling van dat bescheiden hervestigingsprogramma richten wij ons altijd op de meest hulpbehoevenden. Heeft de regering daar ook nog specifieke aandachtsgroepen bij? Wat ons betreft moet de regering bij de keuze van Syrische vluchtelingen die voor hervestiging in aanmerking komen, vooral voorrang geven aan de meest kwetsbare en bedreigde personen voor wie opvang in de regio hoogst problematisch is. Of het nu om bepaalde groepen christenen of alleenstaande vrouwen gaat, ik vind dat goed bekeken moet worden voor wie het het moeilijkst is om in de reguliere opvang een plek te vinden. Graag hoor ik een reactie op dit punt.
De heer Schouw (D66):
Voorzitter. Sinds januari is het aantal Syrische vluchtelingen vervijfvoudigd. Ruim 2 miljoen mensen zijn op drift en de regionale opvang doet landen als Jordanië wankelen; een kwart van de bevolking is daar vluchteling. De hulpverlening in de regio is een enorme operatie, waar onder andere UNHCR zich met man en macht voor inzet.
Ik kom op de inzet van Nederland. 59 miljoen euro aan humanitaire hulp is niet niks. Chapeau, zou ik zeggen. 50 plekken voor hervestiging van de allerzwaksten is echter niks. Dat is een lege hand. Dat kan toch niet de ruimhartigheid zijn waar de meeste politieke partijen in dit huis hopelijk om smachten?
D66 wil daarom drie dingen. In de eerste plaats moet heel goed worden gekeken naar de manier waarop Duitsland het doet. Moeten er voor Syriërs in Nederland meer mogelijkheden zijn om familieleden hier op te vangen? In Duitsland is sprake van ongeveer 5.000 mensen. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd: als in Syrië een noodsituatie blijft bestaan, dan gaan we daarmee door. Ik vraag het kabinet dan ook om tijdelijk beleid te ontwikkelen, gebaseerd op de Duitse methode. Graag krijg ik hierop een reactie.
In de tweede plaats moet het quotum voor hervestiging verhoogd worden. De staatssecretaris is in zijn brief niet erg sportief. Binnen het huidige quotum is geen ruimte voor meer Syriërs, schrijft hij. De vraag was niet wat er binnen het huidige quotum van 500 hervestigingsplaatsen mogelijk is, maar wat Nederland extra kan doen, gezien de humanitaire ramp die zich in Syrië afspeelt. De staatssecretaris moet dus echt aan de bak en bovenop het bestaande quotum iets extra doen.
Ten derde moeten wij bekijken welke verdere mogelijkheden er binnen Europa zijn. Vandaag heeft het Europees Parlement een motie aangenomen van de ALDE-fractie, waarin ook de VVD vertegenwoordigd is, om binnen Europa meer coördinatie en afstemming te organiseren, zodat ook in de landen binnen Europa meer aan opvang kan worden gedaan. Welke rol gaat het Nederlandse kabinet daarin spelen?
Concluderend vraagt D66 het kabinet om ruimhartig te zijn met het toelaten van Syrische familieleden, om ruimhartig te zijn met het aantal hervestigingsplaatsen en om dit ruimhartig in Europees verband uit te dragen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. De Partij voor de Dieren is blij dat het kabinet 17 miljoen extra beschikbaar stelt voor hulp aan Syrische vluchtelingen, €1 extra per Nederlander die zich geschokt afvraagt hoe het moet zijn om met miljoenen mensen op drift te raken om het vege lijf te redden voor een burgeroorlog zonder uitzicht op verbetering van de omstandigheden.
Toch moet ons van het hart dat wij de opvang die Nederland bereid is te bieden in de vorm van slechts 50 plaatsen dit jaar en 200 volgend jaar, uitermate karig vinden, beschamend zelfs. Zo intensief als er binnen het kabinet gesproken lijkt te worden over wel of geen inzet van oorlogstuig, zo terughoudend lijken wij te zijn bij het verlenen van humanitaire hulp. Dat terwijl wij weten dat elke kruisraket die wordt afgevuurd in vlammen zal opgaan, maar elke euro die geïnvesteerd wordt in hulp voor vluchtelingen, daadwerkelijk een verschil kan maken in positieve zin. Hoe kan het dat Nederland minder vluchtelingen wil opnemen dan het aantal kruisraketten dat de VS bereid zijn om af te vuren in Syrië?
De PvdD-fractie ondersteunt het pleidooi van Amnesty International voor een ruimhartig asielbeleid voor Syrische vluchtelingen. Wij pleiten voor meer steun aan opvang in de regio, nu veel vluchtelingenkampen niet meer dan provisorisch onderdak bieden terwijl de winter nadert. Met het voorstel van het kabinet om hervestigingsplaatsen voor Syrische vluchtelingen binnen het bestaande quotum te laten plaatsvinden, dreigt de Nederlandse bijdrage aan responsibility sharing rondom het Syrische conflict ten koste te gaan van responsibility sharing elders. Dat vinden wij onaanvaardbaar. Leedconcurrentie kan geen oplossing zijn in conflictsituaties als deze.
De PvdD pleit ten eerste voor een ruimhartige toestemming voor Syrische vluchtelingen om zich tijdelijk bij hun familie in Nederland te voegen waar die mogelijkheid zich voordoet, ten tweede voor ruime mogelijkheden voor gezinshereniging en ten derde voor het bieden van tijdelijke opvangmogelijkheden in Nederland voor kwetsbare groepen. Wie in situaties zoals deze de andere kant op kijkt terwijl de mogelijkheid bestaat om te helpen, maakt zich daarmee schuldig aan het leed dat nu op grote schaal ontstaat. Een gebrek aan legale doorreismogelijkheden en opvang werkt mensensmokkel in de hand. Natuurlijk biedt opvang in de regio in veel gevallen de beste kansen, maar in veel gevallen ook niet. Dat is nu het geval. Wij vragen het kabinet om in die gevallen te komen tot een ruimhartige en tijdelijke opvangregeling.
Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Het is goed dat wij vandaag met elkaar spreken over wat wij een humanitaire ramp kunnen noemen, in een land dat verscheurd wordt door oorlog. De collega's hebben de getallen al genoemd: 4 tot 5 miljoen mensen zijn in het land zelf op de vlucht en 2 miljoen mensen zijn al gevlucht naar buurlanden, naar Libanon, Jordanië, Irak en Turkije. De internationale gemeenschap worstelt met de vraag wat wij met deze situatie aan moeten, wel of niet ingrijpen. Intussen hebben grote groepen vluchtelingen te maken met een tekort aan water, voedsel, onderdak en medische zorg. Onder hen zijn ook veel kinderen. De steun van de internationale gemeenschap is hard nodig. Uit de brief van het kabinet leidt mijn fractie af dat het kabinet die verantwoordelijkheid ook voelt. Nederland draagt traditioneel al vrij veel bij aan de UNHCR, de internationale opvang, en betaalt specifiek tientallen miljoenen euro's aan noodopvang. Daarnaast is vanuit de samenleving zelf, op bescheiden schaal, initiatief genomen. De Samenwerkende Hulporganisaties hebben via giro 555 wat geld opgehaald en een bijdrage gekregen van deze minister. Dat geld is binnenkort op. Naar mijn mening is het goed om via de websites en op andere manieren burgers en bedrijven te blijven aanspreken op de verantwoordelijkheid die ook zij kunnen nemen voor steun aan de vluchtelingenopvang.
Mijn fractie steunt in grote lijnen de inzet van het kabinet: prioriteit bij opvang in de regio. Dat is altijd het uitgangspunt geweest, ook van de Tweede Kamer. Daarover zijn in het verleden veel debatten gevoerd. Er is wel zorg over de druk die ontvangende landen ervaren bij het opvangen van mensen en over het selectieve toelatingsbeleid dat door sommige landen wordt gevoerd. Ik wijs met name op Turkije. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in zijn brief van 3 juli daarover een aantal dingen geschreven. Als we de Aramese Christenen mogen geloven, dan wordt een drempel opgeworpen voor de toelating van christelijke vluchtelingen. Dat geldt ook voor de Syrisch-Koerdische vluchtelingen. Wij maken ons daarover zorgen. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken op dat punt is en of hij aanleiding ziet om het land daarop aan te spreken?
Nederland laat op uitnodiging een beperkt aantal vluchtelingen toe. De asielprocedure is zodanig dat er op dit moment al ongeveer 1.300 mensen zijn toegelaten; dat is gebeurd op grond van een iets ruimhartiger beoordeling. Hoe past dat binnen een gecoördineerde aanpak in de EU? Ik vraag een beetje naar de bekende weg, maar mijn beeld is dat landen op basis van totaal verschillende criteria beoordelen wat de redenen zijn voor toegang en verblijf en of er aanleiding is voor bescherming. We hadden ooit de ambitie om een gemeenschappelijk asielbeleid te voeren. Wat is de eenduidige aanpak, de coördinatie, van de Europese Unie op dit punt?
U kijkt mij streng aan, voorzitter. Ben ik bijna aan de tijd?
De voorzitter:
Als het goed is, brandt er allang een lampje bij u.
De heer Van Hijum (CDA):
Nee hoor.
De voorzitter:
Dan is het kapot. Rondt u alstublieft af.
De heer Van Hijum (CDA):
In het bijzonder vraag ik naar de situatie in Griekenland. Kijkend naar de Europese buitengrenzen, bevinden zich juist daar de meeste Syrische vluchtelingen. Er komen verschillende signalen binnen over hoe het land daarmee omgaat. Ik vraag in het bijzonder de staatssecretaris van Justitie om daarop in te gaan.
De heer Fritsma (PVV):
De heer Van Hijum wees al even op het voornemen om een gemeenschappelijk Europees asielsysteem op te zetten. De CDA-fractie was daar ook altijd voorstander van. Hoe zit dat eigenlijk nu? Juist nu blijkt dat het niet werkt. Maar een paar landen nemen vluchtelingen op. Heel veel andere landen doen dat niet. Sterker nog, de helft van de EU-lidstaten doet niet eens mee aan die UNHCR-hervestigingsprogramma's. De heer Van Hijum moet op grond van deze feiten toch kunnen zeggen: dat Europese asielsysteem dat wij wilden, werkt niet; we houden daarmee op.
De heer Van Hijum (CDA):
Volgens mij is het omgekeerde waar. De heer Fritsma geeft aan waarom het zinvol is om tot betere en scherpere afspraken te komen. Ik constateer dat de landen dat in totaal verschillende mate en op verschillende manieren oppakken. Nederland speelt daarin nog een rol, net als Duitsland. Ik constateer met de heer Fritsma dat heel veel landen zich aan hun verantwoordelijkheid onttrekken. Om die reden vind ik het goed om de discussie ook op Europees niveau met elkaar te voeren. Ik heb graag dat wij samen optrekken en duidelijke afspraken maken, bijvoorbeeld over de vraag wanneer mensen al dan niet bescherming verdienen op grond van vluchtelingenverdragen en dus recht hebben op verblijf in de Europese Unie.
De voorzitter:
Ik vraag alle deelnemers aan het debat om het zo compact mogelijk te houden. Ik geef u de ruimte, maar wij moeten ook nog het antwoord krijgen van de zijde van het kabinet.
De heer Fritsma (PVV):
Afspraken maken over het verblijf; dat wordt door bijna alle partijen gezegd. Roemenië, Polen en Portugal moeten veel meer vluchtelingen opnemen. De heer Van Hijum knikt, maar hij vergeet één ding. Wij hebben hier Schengen en vrij verkeer van personen. De asielzoekers die de heer Van Hijum naar Roemenië en Portugal wil sturen, komen een dag later als een boemerang weer terug naar Nederland. Hoe ziet hij dat gemeenschappelijk Europees asielsysteem in relatie tot Schengen en het vrije verkeer van personen? Het is gedoemd te mislukken.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik zie het dilemma en het risico dat de heer Fritsma schetst wel. Ik constateer dat het probleem nog niet is opgelost, doordat sommige landen er ruimhartig mee omgaan en andere helemaal niet. Sterker nog, het bestaat op dit moment. Juist om die reden is er aanleiding om er op Europees niveau scherper afspraken over te maken. Wat mijn fractie betreft, geldt ook voor die afspraken dat de vraag primair moet zijn hoe je opvang in de regio faciliteert. Dat is de hoofdvraag. Daarnaast is het altijd mogelijk dat mensen op grond van een asielverzoek bescherming vragen in de Europese Unie. Dat is nu het geval en dat zal ook in een meer gecoördineerd systeem het geval zijn.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik ben hartstikke voor coördinatie, maar ondertussen ontbreekt het daaraan. Wat is nu de opstelling van de CDA-fractie? Is de heer Van Hijum bereid om op dit moment te zeggen dat Nederland ruimhartiger Syrische vluchtelingen zou moeten opvangen zoals wij dat ook in de genoemde landen doen?
De heer Van Hijum (CDA):
Ik constateer dat Nederland wel een rol pakt door fors bij te dragen aan de opvang in de regio, door hervestiging van een beperkt aantal mensen en door een wat ruimhartigere toetsing van individuele asielaanvragen. Wij worstelen hier natuurlijk ook mee, want wat is genoeg? Wanneer doet een land genoeg? Als wij van 200 naar 2.000 zouden gaan, is dat dan wel genoeg, afgezet tegen de enorme aantallen mensen die op de vlucht zijn voor het geweld en een plek proberen te vinden? Ik ben echt van mening dat wij er verstandig aan doen om primair de opvang in de regio goed te organiseren en daarop zwaar in te zetten, omdat je daarmee uiteindelijk mensen het meest van dienst bent.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Wij zijn uiteraard ook in eerste instantie voor opvang in de regio, maar dat gebeurt al twee jaar. Landen klagen nu op internationaal niveau dat zij het niet meer aankunnen. Denk vooral aan Libanon. Wat doet het CDA nu? De heer Van Hijum heeft het over uitgenodigde vluchtelingen. Op verzoek van de UNHCR zijn dat er dit jaar 50 en volgend jaar 200. Dat valt netjes binnen de quota voor twee jaar. Wat doet het CDA extra voor deze gigantische aantallen vluchtelingen?
De heer Van Hijum (CDA):
Ik vind het de vraag een beetje flauw wat het CDA nu extra doet, alsof wij er een wedstrijdje van maken wie hier het meest doet. Ik vind dat een beetje aanmatigend.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan doet u niks, maar dan moet u dat zeggen.
De heer Van Hijum (CDA):
Dat is niet waar. Met haar inzet namens ons land en deze volksvertegenwoordiging draagt de regering fors extra bij aan de internationale opvang. Mijn fractie steunt die inzet. Wij draaien mensen een rad voor ogen, als wij zeggen dat die 250 buiten het quotum zijn zoals de heer Voordewind kennelijk bepleit. Alsof dat een wereld van verschil zou maken! Ik geloof daar niet in. Ik ben van mening dat wij kunnen inzetten op een fatsoenlijke en degelijke opvang in de regio en dat je de mensen daarmee uiteindelijk het meest van dienst bent.
De voorzitter:
Ik heb nu het genoegen om het woord te geven aan de heer Schouw van D66.
De heer Schouw (D66):
En die ontvangt dat met evenveel genoegen. Ik heb een vraag aan de heer Van Hijum van het CDA, een familiepartij. Wat vindt hij van het Duitse model? Dat is echt een familieoplossing. Mensen in nood in Syrië kunnen, als zij familie in Duitsland hebben, daar twee jaar tijdelijk blijven om daarna terug te gaan. Dat is toch een fantastische, humane familieoplossing. Steunt hij een verzoek aan de regering om daar eens goed naar te kijken?
De heer Van Hijum (CDA):
Als het gaat om het verlenen van visa, zou mijn vraag aan de regering zijn om eens te reageren op de mogelijkheden om daarvoor wat meer ruimte te creëren. Ik zeg er wel bij dat er in het verleden ervaring mee is opgedaan. Wanneer je een visum aanvraagt, kun je ook asiel aanvragen. Dat dilemma moet je meewegen. Maar ik zou wel de regering willen uitnodigen om op dat punt nader in te gaan.
De heer Schouw (D66):
Ik kan mij zo voorstellen dat de Duitse regering ook naar die dilemma's heeft gekeken en het toch heeft gedaan omdat zij iets heeft gevonden wat voorkomt dat die mensen die tijdelijk worden opgenomen, ook allemaal blijven, want dat vinden de meeste mensen niet leuk. Is de CDA-fractie in beginsel positief over zo een type oplossing?
De heer Van Hijum (CDA):
Dat zal echt afhangen van de afweging van de voor- en nadelen, waar u nu zelf ook naar vraagt. Ik zou daar echt graag in eerste aanleg de regering over willen horen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Over het absorptievermogen van de regio hebben we het denk ik al afdoende gehad. Het water staat hen daar zo langzamerhand aan de lippen. Nu heeft de UNHCR ons gevraagd om specifiek te kijken naar kwetsbare vluchtelingen, naar ouderen en zieken. Zou het voor het CDA bespreekbaar zijn dat we niet specifiek kijken naar aantallen maar naar criteria op basis waarvan specifieke groepen vluchtelingen toch hier opvang kunnen krijgen?
De heer Van Hijum (CDA):
Volgens mij is het het beleid van de regering om binnen het aantal mensen dat voor hervestiging in aanmerking komt, juist naar die groepen te kijken. Daarom zou ik de regering willen vragen om nog eens nader toe te lichten wat de criteria voor hervestiging zijn en welke groepen daar wel en niet onder vallen.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het CDA zou natuurlijk ook zelf kunnen aangeven wat haar ideeën zijn over welke criteria zouden kunnen gelden en of die criteria, gezien de situatie, niet verruimd moeten worden.
De heer Van Hijum (CDA):
Hier geldt natuurlijk hetzelfde voor. Het gaat er toch primair om hoe je ook voor kwetsbare groepen allereerst een oplossing in de regio biedt. Dat daarnaast in individuele gevallen situaties zo schrijnend kunnen zijn of er omstandigheden kunnen zijn waarin je tijdelijk of voor langere tijd mensen ergens anders naartoe brengt, is volgens mij ook het beleid dat ten grondslag ligt aan hervestiging. Overigens gelden daarbij volgens mij ook nog andere criteria, namelijk de mate waarin wel of niet in staat wordt geacht om hier te integreren, wat weer een beetje haaks staat op het eerste criterium. Ik zou de regering dus wel willen vragen hoe het beleid in de praktijk eruit gaat zien en hoe de selectie gaat plaatsvinden. Het komt op mij nog wel tamelijk willekeurig over.
De voorzitter:
U bent aan het einde van uw betoog. Ik vraag de leden het volgende. Er zitten mensen op de publieke tribune, er zijn mensen die ons thuis volgen. Probeert u allen de afkortingen een beetje te vermijden. "UNHCR" is de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties.
Mevrouw Maij (PvdA):
Voorzitter. Ook vandaag vliegen de trieste en aangrijpende cijfers ons weer om de oren. De VN-vluchtelingenorganisatie telt al meer dan 2 miljoen Syrische vluchtelingen in de omringende landen en een geschatte 4 tot 5 miljoen ontheemden in Syrië zelf. De afgelopen week namen wij hier in Nederland in het publieke debat elkaar de maat door te discussiëren of er 50, 500 of 5.000 Syriërs naar Nederland zouden moeten komen.
Eerlijk gezegd ben ik bezorgd door de manier waarop de cijfers worden gehanteerd. Bewust of onbewust wordt het aantal hervestigingsplaatsen in Nederland vergeleken met tijdelijk verblijf in andere landen. Hervestiging betekent dat bijzondere, door de VN-vluchtelingenorganisatie aangedragen vluchtelingen in Nederland mogen blijven en een toekomst in Nederland hebben, ook Nederlands staatsburgerschap kunnen krijgen. Dat is dus iets anders dan tijdelijk verblijf voor bijvoorbeeld twee jaar, zoals Duitsland dat doet bij bijvoorbeeld familie. Een en ander maakt overigens pijnlijk duidelijk hoe belangrijk het is om een Europees asielbeleid te hebben.
Ik vind dit geen onderwerp dat zich leent voor mistige discussie en gegoochel met cijfers. Ik vind dit drama, het grootste vluchtelingenvraagstuk dat deze eeuw in de wereld is, een onderwerp waarover we heel helder moeten zijn. We moeten kijken naar wat Nederland kan doen en doen wat nodig is.
Daarom vindt de PvdA het belangrijk om, zolang er geen politieke oplossing is voor het Syrische probleem, goed te bekijken hoe wij Syrische vluchtelingen en ontheemden een goede opvang kunnen bieden.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Waarom doet mevrouw Maij nu mee met de heren Van der Staaij, Van Hijum, Azmani en zelfs de heer Fritsma? Zij zetten mensen die zeggen dat Nederland iets veel substantiëlers moet doen dan 50 of 250 vluchtelingen opnemen, heel flauw weg als mensen die een manier hebben gevonden om elkaar de maat te nemen of een wedstrijdje verplassen te doen. Kan mevrouw Maij niet heel simpel erkennen dat je maar een heel kleine groep Syriërs kunt helpen als je het aantal van 50 of 250 extrapoleert naar andere landen die dat ook in die mate zouden doen? Als Nederland het voorbeeld geeft en besluit om er veel meer op te nemen, wellicht zelfs 5.000, tijdelijk of vast, dan kun je met de Europese Unie alleen al echt een verschil maken.
Mevrouw Maij (PvdA):
Omdat ik het heel belangrijk vind om onderscheid te maken tussen wat het hervestigingsprogramma is — daarom heb ik dat net expliciet benoemd — en wat het is om mensen bijvoorbeeld voor twee jaar, dus tijdelijk, bij familie te laten verblijven, zoals Duitsland doet. Ik vind het lastig als die twee manieren van verblijf met elkaar vergeleken worden. Daarom wil ik dat zo expliciet benoemen.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dit is echt geen enkel antwoord op mijn vraag. Het voorbeeld geven en je steentje bijdragen in de internationale gemeenschap, waarvoor mevrouw Maijs coalitiegenoot de heer Azmani bijna juichend achter de microfoon stond, zeggend dat we dit mondiaal moesten aanpakken, is toch iets anders dan als Nederland een steentje bijdragen, een zandkorreltje bijdragen door te zeggen: wij nemen 250 mensen op? Ziet mevrouw Maij dat niet in? Het is toch iets anders dan als Nederland zeggen: wij nemen een substantieel aandeel op, bijvoorbeeld 5.000 mensen? Mevrouw Maij mag van mij ook een aantal noemen als zij wil, maar ik vraag mij af of zij dat zal doen, of zij dat zal durven. Het is iets anders als Nederland zegt: wij nemen een substantieel aantal op en daarmee laten wij zien dat we het verschil kunnen maken als andere landen dat ook doen.
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik wil dan toch van de gelegenheid gebruikmaken om te verduidelijken wat ik bijvoorbeeld vorige week heb bedoeld. Als ik het heb over opvang van Syriërs, dan heb ik het ook over opvang in de regio, over een ruimhartige opvang daar. Ik vind het heel goed dat de regering daarvoor extra geld beschikbaar heeft gesteld. Dit is in mijn ogen echt belangrijk, want de VN-vluchtelingenorganisatie heeft daarom gevraagd. Ik heb het er eveneens over dat mensen die zich hier melden, snel worden beoordeeld en dat zij hier een voorlopige vergunning tot verblijf op grond van asiel krijgen. De regering heeft al aangegeven dat dit op dit moment bijna 1.300 mensen zijn. Dat zijn ook Syriërs die hier in Nederland kunnen verblijven.
Hervestiging is voor heel specifieke, moeilijke gevallen, zoals mensen die extra medische zorg nodig hebben, kinderen die geen ouders meer hebben of alleenstaande moeders. Daarover gaan we met de UNHCR, excuus, de VN-vluchtelingenorganisatie, in gesprek. Ik vind het echt heel belangrijk dat de VN-vluchtelingenorganisatie daarin aan zet is, dat de regering daarover goed met de VN-vluchtelingenorganisatie spreekt en dat we daarna stappen zetten. Ook heb ik gezegd dat we moeten nagaan of we er op de een of andere manier beter voor kunnen zorgen dat Syriërs die familie in Nederland hebben, bij hen kunnen verblijven.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Maij (PvdA):
Zoals ik al heb gezegd, is goede opvang in de regio het belangrijkst. Vluchtelingen willen het liefst in de buurt van familie en vrienden verblijven en vooral zo snel mogelijk naar huis. De VN-vluchtelingenorganisatie heeft duidelijk aangegeven dat opvang in de regio de beste oplossing is. Dan moet die opvang natuurlijk wel menswaardig en fatsoenlijk zijn. Daarom heeft de UNHCR de westerse wereld om financiële hulp gevraagd. Deze steun is broodnodig. Ik ben dan ook verheugd dat de Nederlandse regering de bijdrage voor de Syrische vluchtelingen inmiddels heeft verhoogd tot 59 miljoen boven op de structurele bijdrage die Nederland aan de UNHCR geeft. Daarnaast heeft de vluchtelingenorganisatie van de VN gevraagd of de westerse wereld kan helpen met de opvang van enkele kwetsbare vluchtelingen. Daar sprak ik net met mevrouw Gesthuizen al over. De PvdA vindt dat wij aan die oproep gehoor moeten geven. Wij vinden het goed dat er in de huidige afspraak 250 plaatsen voor deze speciale gevallen zijn. De PvdA zou wel graag zien dat deze 250 plaatsen naast het bestaande quotum van 500 worden opgenomen.
Ook vindt de PvdA dat de regering aanvragen voor visa van mensen die tijdelijk bij hun familie in Nederland willen verblijven, ruimhartig moet beoordelen en het voor familieleden tot in de tweede graad moet vergemakkelijken om naar Nederland te komen. Het is goed als mensen bij familie worden opgevangen om op adem te komen. Is de regering daartoe bereid en, zo ja, hoe kan dit worden geregeld?
De voorzitter:
Ik miste even wie als eerste bij de interruptiemicrofoon stond.
Mevrouw Maij (PvdA):
Volgens mij mevrouw Voortman.
De heer Schouw (D66):
O jee.
Mevrouw Maij (PvdA):
Nee sorry, het is mijnheer Schouw. Ik dacht dat het mevrouw Voortman was, maar ik weet het niet.
De heer Schouw (D66):
Ik hoop niet dat het niet weten te kiezen exemplarisch is voor de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik vind u allebei heel aardig, ter linker- en rechterzijde van ons.
De voorzitter:
Ter zake.
De heer Schouw (D66):
Ik hoorde iets heel moois in de woorden van mevrouw Maij over hervestiging. Zij zei dat de opvang van Syriërs niet binnen het bestaande quotum moet plaatsvinden maar daarbuiten. Zij verpakte het in een buitengewoon charmante vraag. De vraag aan het kabinet was: wilt u het ook buiten het quotum doen? Is dat een harde eis? Zegt de PvdA: je moet de opvang van Syriërs buiten het bestaande quotum doen?
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik zou graag eerst antwoord willen hebben van de regering op de vraag of zij dat inderdaad wil doen. In tweede termijn zal ik er dan op terugkomen.
De heer Schouw (D66):
De conclusie van het antwoord op de eerste vraag is dus: het kan nog alle kanten opgaan. Dus het blijft nog even spannend. Mijn tweede vraag luidt als volgt, want ik krijg altijd maar één interruptie per persoon.
De voorzitter:
Zoals iedereen.
De heer Schouw (D66):
Mevrouw Maij heeft geblogd dat zij vindt dat de Duitse oplossing — familie helpt familie — ook in Nederland moet plaatsvinden. Ook dat heeft zij verpakt in een charmante vraag, maar dat is wat anders dan zeggen: wij van de Partij van de Arbeid vinden dat dat moet. Vindt mevrouw Maij dat dat moet gebeuren?
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik kan één zin uit mijn eindconclusie daarbij voorlezen: ruimhartiger verblijf bij familie; hier moet verbetering in komen. Ik wil graag horen van de regering of zij de vraag die ik net gesteld heb, kan beantwoorden. Dan zal ik in tweede termijn aangeven of dat voor ons afdoende is.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Net als GroenLinks heeft de Partij van de Arbeid in haar bijdrage veel aandacht besteedt aan de positie van de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, de UNHCR. Ik deel het standpunt van mevrouw Maij dat wij overleg moeten voeren met de vluchtelingenorganisatie van de VN, omdat die zich gesteld ziet voor het risico van een humanitaire ramp als wij daar nu niets mee doen. Mevrouw Maij geeft aan dat wij overleg moeten voeren met de vluchtelingenorganisatie van de VN. Is zij met mij van mening dat het overleg ook moet gaan over de vraag of de regels voor Syrische vluchtelingen versoepeld moeten worden?
Mevrouw Maij (PvdA):
In eerste instantie gaat het om de opvang in de regio: hoe kunnen we de VN-vluchtelingenorganisatie daarbij helpen? Daarbij zijn zij immers de grote coördinator. Terecht is aangegeven dat het water bij sommigen echt aan de lippen staat: bijna drie kwart miljoen mensen zit in Libanon. Tegelijkertijd vraagt de VN-vluchtelingenorganisatie ook of een aantal moeilijke medische gevallen in Europa kan worden opgevangen. Daarbij werd een aantal van 2.000 genoemd. Nederland heeft steun voor 250 mensen toegezegd, en ik denk dat dat goed is. Zou de regering dat bovenop het bestaande quotum kunnen zetten? Daarnaast heeft UNHCR ook gevraagd of mensen die asiel vragen in Europa snel kunnen worden beoordeeld. In de brief staat: als minimaal 74% van de aanvragen wordt geaccordeerd, betekent dit dat dat goed gebeurt.
De voorzitter:
Mevrouw Voortman, ten laatste.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
We moeten niet gaan discussiëren over de precieze aantallen. Maar als je al deze zaken afloopt, kom je tot soepeler criteria, wat ertoe zou leiden dat meer mensen dan het kabinet nu voorstelt hier kunnen worden opgevangen. Is de PvdA het daarmee eens?
Mevrouw Maij (PvdA):
Nogmaals, ik wil niet in aantallen treden. Wel hoor ik graag van de regering hoe zij het punt van de familieleden voor zich ziet, en of zij daar ruimte ziet voor een ruimhartiger omgang dan op dit moment.
De heer Fritsma (PVV):
De PvdA pleit voor een soepele toelating van Syriërs. Het doet me een beetje denken aan hetzelfde PvdA-pleidooi dat we altijd hebben gehoord over Afghanen. Nu wil het geval dat bij die Afghanen heel veel oorlogsmisdadigers zaten, die nog steeds in Nederland zijn. Daar heb ik u niet over gehoord. Hoe is uw pleidooi te verenigen met de noodzaak om oorlogsmisdadigers tegen te houden? Is uw roep om een soepeler toelating dan niet een tikje onterecht?
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik heb volgens mij niet over Afghanen gesproken; het debat gaat over Syrische vluchtelingen. Wanneer we het hebben over de hervestiging die door de VN-vluchtelingenorganisatie samen met de Nederlandse regering wordt georganiseerd, dan gaat het om mensen waarmee een op een gesprekken zijn. Ik denk dat ook de regering controleert of daar nog 1F'ers onder zitten. Hetzelfde geldt voor de asielprocedure. Ik kan namens u de vraag aan de regering stellen of dat bij die 1.300 en bij degenen die zich nu nog melden goed wordt gecontroleerd.
De heer Fritsma (PVV):
Nogmaals: we hebben op dit moment ongeveer 200 oorlogsmisdadigers uit Afghanistan die onuitzetbaar zijn. De PvdA en andere partijen willen dat die 1F'ers een verblijfvergunning krijgen. Kunt u daar dan alsjeblieft van afzien? Als u dat niet doet, geeft u aan Syrische oorlogsmisdadigers het signaal af dat Nederland een vrijhaven is voor oorlogsmisdadigers. Die toezegging zou ik graag willen hebben.
Mevrouw Maij (PvdA):
De regering doet toezeggingen. Maar ik vind dit een bijzondere manier om het debat aan te vliegen; volgens mij is dit helemaal buiten de orde. Dit is de grootste humanitaire ramp van deze eeuw. We hebben een aantal waarborgen met de kennis van nu in ons systeem in gepast. De uitvoerende instanties en de regering gaan daar heel goed mee om.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb nog een verhelderende vraag over de visa-toekenningen. Mevrouw Maij sprak over het hervestigingsbeleid, maar we lezen in de brief van de minister dat dat maanden kan duren. Is het standpunt van de PvdA dat in de tussentijd ruimhartig visa's moeten worden toegekend als het gaat om familieleden?
Mevrouw Maij (PvdA):
Eerst krijg ik van de regering heel graag een antwoord op mijn vraag over hoe zij dat kan invullen. Dat zou wat mij betreft zo snel mogelijk moeten ingaan.
De voorzitter:
Daar komt u dus in tweede termijn nog op terug, nadat u het antwoord van de regering hebt gehoord?
Mevrouw Maij (PvdA):
Ongetwijfeld! Als ik het niet zelf doe, dan wordt mij dat wel gevraagd.
De voorzitter:
Dank u zeer. Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Mij is gebleken dat van de zijde van het kabinet onmiddellijk kan worden geantwoord, aan te vangen met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die immers eerstverantwoordelijke is op dit dossier.
Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdragen op dit belangrijke onderwerp. Het is inderdaad een verschrikkelijke situatie in Syrië, die de minister van Buitenlandse Zaken, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en ik op de voet volgen. Wij sluiten onze ogen dus ook niet voor het feit dat de situatie in Syrië is verslechterd. Een aantal woordvoerders heeft ook uitgesproken dat de situatie inderdaad is verslechterd ten opzichte van de situatie die het kabinet heeft beschreven in de brieven van 18 juni, 3 juli en 4 juli jongstleden, toen met de Kamer ook over dit onderwerp is gecorrespondeerd. Het kabinet staat dus ook helemaal niet met de rug naar de wereld. Zelfs de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet, zoals mevrouw Gesthuizen dat even dreigde te veronderstellen. Wij hebben wel degelijk scherp op het netvlies staan wat er aan de hand is.
Door verschillende woordvoerders is al gezegd dat de Nederlandse regering het in de eerste plaats van groot belang acht dat de Syrische vluchtelingen in de buurlanden goed worden opgevangen en dat in hun eerste levensbehoeften wordt voorzien. Dat is ook de reden waarom de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze week nog 17 miljoen euro extra humanitaire hulp ter beschikking heeft gesteld, om de grootschalige hulpactie in de regio te steunen die is opgezet door internationale en nationale organisaties; de hulp ten behoeve van de Syrische crisis bouwt daarmee op tot in totaal 59 miljoen euro.
Ook wordt met dit geld hulp en steun geboden aan de ontheemden in Syrië zelf. Het bieden van adequate hulp en bescherming van de Syrische vluchtelingen staat dus ook voorop. Het kabinet is ervan overtuigd dat de meest effectieve bijdrage toch echt in de regio kan worden geboden. Veel vluchtelingen willen dicht bij huis blijven; een aantal woordvoerders heeft dat ook gezegd. Door een flinke bijdrage te leveren aan humanitaire hulp, door te investeren in een regionaal beschermingsprogramma — dat doet mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking — en door het afgelopen halfjaar een coulant asielbeleid te voeren voor Syriërs, menen wij dat er echt op een adequate en zinvolle wijze wordt bijgedragen.
De discussie om al dan niet een paar honderd of zelfs duizend plekken beschikbaar te stellen ten behoeve van hervestiging, kun je natuurlijk voeren. Laat dat helder zijn. Het is ook goed dat we die discussie vandaag met elkaar voeren. Mevrouw Maij heeft dat in haar bijdrage ook aangekaart. Het zou echter een illusie zijn om te denken — dat zegt overigens ook niemand van de woordvoerders —dat dit dé oplossing zou zijn voor de vluchtelingenproblematiek van 2 miljoen mensen. Om daar een zinvolle bijdrage aan te kunnen leveren is ook hulp ter plekke nodig. Hervestiging kan in die context niet meer zijn dan een ventiel om, waar nodig, grote druk in de buurlanden weg te nemen.
Nederland heeft zich bereid verklaard om 250 individuele, kwetsbare Syrische vluchtelingen te hervestigen binnen de quota voor de jaren 2013 en 2014. Daarmee komt Nederland tegemoet aan het wereldwijde verzoek van de UNHCR om 2.000 vluchtelingen te hervestigen. Ik merk op dat dit 10% van het door de UNHCR gevraagde aantal is.
Ik kan ook opmerken dat het Nederlandse kabinet er ook iets aan gedaan heeft. Het heeft de organisatie UNHCR aangeboden om in 2013 nog een hervestigingsmissie uit te voeren ten behoeve van Syrische vluchtelingen. De organisatie heeft aangegeven zo'n missie niet eerder dan januari 2014 voor Nederland te kunnen faciliteren. Wel heeft de UNHCR aangegeven tegen het einde van dit jaar een beroep op Nederland te zullen doen om enkele individuele voordrachten op dossierbasis ter onzer kennis te brengen. Daar zullen we dus ook naar kijken.
Verder kan ik zeggen dat in 2014 twee hervestigingsmissies in de regio rondom Syrië worden uitgevoerd. Daarbij zal, zoals gebruikelijk, nadrukkelijk een toets plaatsvinden om te bezien of er sprake kan zijn van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag. Ik kijk daarbij in de richting van de heer Fritsma en anderen. Natuurlijk is het waar dat wij ook moeten bekijken of zich onder hen die naar Nederland komen, niet mensen bevinden van wie de verdenking bestaat in het kader van het Vluchtelingenverdrag dat zij zichzelf mogelijk schuldig hebben gemaakt aan schendingen tegen de menselijkheid of aan oorlogsmisdaden.
Een verdere verhoging van het aantal plaatsen binnen of boven op het hervestigingsquotum voor Syrische vluchtelingen ligt naar het oordeel van het kabinet op dit moment niet in de rede. Nederland is ook geen voorstander van een tijdelijke toelating van Syrische vluchtelingen. Het heeft onze voorkeur om te komen tot duurzame oplossingen.
Wat betreft Syriërs die hier asiel aanvragen voert de Nederlandse regering op dit moment een coulant beleid. Een aantal woordvoerders heeft daarover gesproken. Dat heeft in het afgelopen halfjaar geleid tot inwilligingspercentages tussen 74% en 100%. Waarom is het geen 100% of waarom zit het daar niet dichterbij? Dat heeft doodeenvoudig te maken met het feit dat er dubbele claimanten tussen zitten waarbij in eerste instantie wordt gezegd dat de aanvraag moet worden behandeld door een ander Europees land. Voor het kabinet blijft de individuele beoordeling van de asielaanvraag het uitgangspunt. Syrische vluchtelingen die om individuele redenen vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag te vrezen hebben of een behandeling zoals beschreven in artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, krijgen bescherming in Nederland.
Hierbij geldt ook dat, indien een betrokkene aannemelijk maakt dat hij problemen heeft en er dreiging uitgaat van de lokale en/of centrale autoriteiten van Syrië zelf, niet van de asielzoeker wordt verwacht dat hij bescherming heeft gezocht in Syrië. Er zijn artikelen verschenen waarin stond dat wij dat verwachten, maar dat is niet zo. Evenmin zal aan Syrische vreemdelingen een vlucht- en vestigingsalternatief in Syrië worden tegengeworpen. Ook gebeurt dat op dit moment niet. Daarbij vormen de grootschalige en ernstige mensenrechtenschendingen van de Syrische autoriteiten aanleiding om bij terugkeer een reëel risico op schending van artikel 3 aan te nemen voor Syrische asielzoekers voor wie niet geldt dat zij actief aanhanger zijn van het huidige regime. Ook daarbij geldt uiteraard weer de individuele toets.
De voorzitter:
Ik geloof dat hier een punt werd gezet.
Staatssecretaris Teeven:
Ik zet hier een punt, voorzitter.
De heer Schouw (D66):
Mevrouw Maij van de Partij van de Arbeid heeft twee relevante vragen gesteld die ik van harte steun. Volgens mij hoor ik echter twee keer nee als antwoord. Gaan wij hervestiging buiten het quotum regelen? Ik hoor daarop het antwoord nee.
Staatssecretaris Teeven:
Dat heeft de heer Schouw goed gehoord, maar dat stond ook in de brief van het kabinet.
De heer Schouw (D66):
Ik was nog niet klaar met mijn vraag. Ik hoor: nee, op dit moment niet. Wat betekent "op dit moment niet"? Is dat een zoethoudertje voor de Partij van de Arbeid of gaat de staatssecretaris dit serieus ergens in december heroverwegen?
Verder is er nog de Duitse oplossing, namelijk dat een familie zijn eigen familie helpt. Heb ik de staatssecretaris goed begrepen dat die deur dicht is en dicht blijft?
Staatssecretaris Teeven:
Allereerst stelde de heer Schouw een vraag over het eerste onderwerp. Ik heb aangegeven dat wij contact hebben gehad met de UNHCR over het quotum en de getallen die wij voor 2013 en voor 2014 hebben genoemd, namelijk 50 en 200 vluchtelingen. Wij hebben ook geprobeerd om voor dit jaar nog een missie te sturen om te bekijken of wij invulling kunnen geven aan dat getal. Dat kan op dit moment niet. De vroegste mogelijkheid is eind dit jaar of begin 2014. Uitgaande van het feit dat wij niet meer invulling kunnen geven aan wat binnen het quotum kan — daar gaat het kabinet op dit moment van uit; laten we daar helder over zijn — lijkt het niet opportuun om op dit moment te spreken over een uitbreiding bovenop het quotum. Beide collega's en ik volgen de ontwikkelingen in Syrië natuurlijk op de voet. We staan wel met de ogen naar Syrië, maar niet met de rug. We bekijken wel degelijk wat daar gebeurt, maar op dit moment is er geen aanleiding om over te gaan tot ophoging van het quotum.
De heer Schouw (D66):
En Duitsland?
Staatssecretaris Teeven:
Ook over Duitsland kan ik helder zijn. Daarover hebben we ook al eerder van gedachten gewisseld, want dit is niet de eerste keer dat dit aan de orde komt. Wij zijn voor blijvende oplossingen. Om die reden zijn wij een grote financiële donor en zien wij dat er een grote bijdrage moet komen van de hulp in de regio. Daarom heeft de collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking deze week nog een substantiële bijdrage toegezegd voor de hulp in de regio. Op dit moment willen wij niet de weg volgen van de Duitse oplossing. Dat is tot nu toe ook steeds duidelijk het standpunt geweest van het Nederlandse kabinet.
De heer Schouw (D66):
Dan waren mijn conclusies toch juist. De PvdA-fractie heeft twee indringende vragen gesteld en het antwoord is twee keer nee: we gaan niet naar een familieoplossing, die in Duitsland heel goed werkt, en we gaan niet naar een verruiming van het quotum. Die verruiming wordt gewenst door de UNHCR en andere belangenorganisaties, want zij hebben gezegd dat datgene wat de Nederlandse regering nu doet binnen het huidige quotum, een sigaar uit eigen doos is. Als de staatssecretaris echt iets wil doen, moet hij iets ruimer gaan zitten. Zou hij daar nog even op willen reageren?
Staatssecretaris Teeven:
Zeker. De vertegenwoordiger van de UNHCR zou inderdaad dergelijke uitlatingen hebben gedaan, maar het kabinet heeft dat geverifieerd. Uiteraard ga je dan bekijken hoe de organisatie daarover denkt en dat is zoals ik het op dit moment zeg. Nederland geeft een substantiële invulling aan dat getal van 2.000. Nederland heeft ook aangeboden om direct invulling te geven aan de quota, 50 in 2013 en 200 in 2014. De eerste hervestigingsmissie zal eind dit jaar kunnen plaatsvinden.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De UNHCR heeft gevraagd om juist kwetsbare vluchtelingen op te vangen en de staatssecretaris geeft aan dat de regering dat doet, maar dat gebeurt wel binnen het quotum. Dat gaat dus ten koste van vluchtelingen uit andere kwetsbare regio's. Deelt de staatssecretaris de mening van GroenLinks dat dit leidt tot verdringing en dat vluchtelingen uit andere regio's hier eigenlijk de dupe van worden?
Staatssecretaris Teeven:
Mevrouw Voortman heeft gelijk als de quota volledig zouden zijn ingevuld en als er sprake zou zijn van verdringing, maar dat is noch voor het jaar 2013, noch voor het jaar 2014 het geval. Er was dus ruimte binnen de bestaande quota. Ik heb geprobeerd om daar zo snel mogelijk invulling aan te geven. Ik heb ook onder woorden gebracht dat het Nederlandse kabinet daar veel aan gelegen is, want hervestiging kan inderdaad een bijdrage leveren. Nogmaals, we sluiten onze ogen niet voor de ontwikkelingen. Er kan dus altijd een nieuwe situatie ontstaan. Daar vroeg de heer Schouw terecht aandacht voor, maar op dit moment is er geen aanleiding om bovenop het quotum 250 extra hervestigingen te laten plaatsvinden.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Als je het beroep van de UNHCR binnen het quotum opvult, kun je toch niet met droge ogen beweren dat dit een ruimhartige opvang is? Ik zou van de staatssecretaris en misschien ook van zijn collega's van een andere partij willen horen of het kabinet dit verstaat onder "ruimhartige opvang".
Staatssecretaris Teeven:
Als het standpunt van de GroenLinks-fractie is dat het echt hangt op 250 minder of extra, dat dat het allerbelangrijkste is en dat dat "ruimhartigheid" is, merk ik op dat dat niet onder de term "ruimhartigheid" valt. Nederland levert een aanzienlijke bijdrage aan de humanitaire hulp. Nederland investeert op substantiële wijze in een regionaal beschermingsprogramma van de EU. Nederland voert een coulant asielbeleid voor Syriërs, overigens tot grote irritatie van de fractie van de PVV, maar dat terzijde. Nederland neemt 250 vluchtelingen op voor hervestiging en heeft vanaf 2011 1.370 Syrische asielaanvragen gehonoreerd. Dat versta ik, vanuit mijn positie, onder ruimhartig. Dat is ruimhartig. De situatie kan wijzigen. Ik zie ook dat er in Syrië altijd, bijvoorbeeld volgende week of volgende maand, een nieuwe situatie kan ontstaan. Dan zullen mijn collegae en ik ons daar opnieuw over buigen. Op dit moment is het naar het oordeel van het kabinet echter ruimhartig.
De heer Fritsma (PVV):
Ik maak me steeds zorgen over dat "op dit moment". Nederland laat 250 Syriërs overkomen, naast alle Syriërs die al in Nederland zijn en een verblijfsvergunning krijgen. Nederland doet dus al veel te veel. Kan de staatssecretaris preciseren onder welke omstandigheden er meer dan 250 Syriërs gehervestigd kunnen worden? Dat is namelijk heel vaag. In feite laat het kabinet alle opties open.
Staatssecretaris Teeven:
Nee, dat is niet zo. We laten niet alle opties open. We zijn er heel duidelijk over geweest in de brief van 18 juni, in de brief van 3 juli, in de brief van 4 juli en ook in de brief van gisteren, die ik samen met de collega's naar de Kamer heb gestuurd. Ik wijs erop dat de fractie van de Partij voor de Vrijheid zelf altijd aandacht vraagt voor bijvoorbeeld de positie van de Syrische christenen, zoals andere woordvoerders hier vandaag ook hebben gedaan. Die mensen kunnen ook in het gedrang raken. Hun situatie kan de komende tijd, bijvoorbeeld de komende weken, wijzigen. Dat is maar een voorbeeld; ik kan nog tal van andere voorbeelden noemen. Gelukkig is het niet gebeurd. Gelukkig is er op dit moment nog geen sprake van ook nog vijandelijkheden van buitenaf, maar die situatie kan wijzigen. Het kabinet zal er iedere keer op anticiperen, maar op dit moment kan ik natuurlijk geen voorspellingen doen. Op dit moment is het standpunt van het kabinet dat de opvang voor hervestiging van die 250 mensen moet plaatsvinden binnen de bestaande quota.
De heer Fritsma (PVV):
Ik blijf het vaag vinden. Ik heb nog een vraag over de brief die gisteren is gestuurd. Daarin staat duidelijk dat er op dit moment niet meer dan die 250 mensen worden gehaald omdat de UNHCR nog bezig is met de voorbereidingen, wat dat ook maar moge betekenen, maar het staat in de brief. Als de UNHCR de voorbereiding op orde heeft, kunnen het er dan meer worden? Daar stuurt die brief namelijk een beetje op aan. Kortom: ik vertrouw het nog helemaal niet.
Staatssecretaris Teeven:
Ik kan de heer Fritsma geen vertrouwen geven. Hij zal dat in zichzelf moeten hebben en misschien vooral wat meer in anderen, maar dat laat ik aan hem. Het is wel heel belangrijk. Dit is de situatie op dit moment. Daarop hebben we nu geanticipeerd. Ik heb ook geschetst dat de UNHCR geen invulling kan geven aan de quota, ook niet als het gaat, op dit moment, om de kwetsbare personen voor wie bijvoorbeeld de heer Van Hijum aandacht heeft gevraagd. Om maar meteen antwoord te geven op zijn vraag: de selectie wordt in eerste instantie niet door Nederland gemaakt. Dat gebeurt door de UNHCR en vervolgens bekijkt Nederland of het past binnen het asielbeleid en voert het de 1F-toets uit. Dat gaan we dus ook doen. Dat is de situatie van dit moment. We volgen de situatie nauwlettend. Dat geldt zowel voor beide collegae als voor mij.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
De staatssecretaris beweert nu hier in de Kamer heel stellig dat — zo vat ik het maar eventjes op —vanuit de UNHCR helemaal niet het verzoek is gekomen, zeker niet richting Nederland, om meer te doen, om bijvoorbeeld de quota los te laten, zoals ik wel in de pers heb kunnen lezen. Ik meen zelfs in een video voorbij te hebben zien komen dat de heer Guterres de landen van de Europese Unie ertoe opriep om de quota los te laten. Als de staatssecretaris zo stellig is in zijn bewering dat de UNHCR dat soort verzoeken niet doet omdat ze het zelf niet aankan, kan de Kamer dan niet een briefje of iets dergelijks van hem krijgen waaruit dat ook blijkt?
Staatssecretaris Teeven:
Ik heb daar toch helemaal geen belang bij? Waarom zou ik een briefje sturen? Dan moet ik de UNHCR vragen: hebt u nog hetzelfde standpunt als het standpunt dat u ons meedeelde? Juist omdat er tegenstrijdige berichten waren, zowel van de vertegenwoordiger hier in Nederland als vanuit Genève, en juist omdat er hier een debat plaatsvindt, hebben we het nog gecheckt. Ik heb helemaal geen reden om daar op enigerlei wijze omheen te lopen. Ik kan me eigenlijk ook niet voorstellen dat de UNHCR dat op dit moment aan Nederland zou vragen, en wel omdat we hebben gezegd dat we graag invulling willen geven aan die 50 binnen het quota van 2013 en hebben gevraagd of we dus kunnen beginnen. Die mogelijkheid was er niet en dat heb ik dus ook geschetst. Aan het eind van dit jaar hebben we die hervestigingsmissie en voor 2014 zullen er twee hervestigingsmissies zijn. Laten we nou eerst proberen om binnen de quota te komen tot hervestiging. Daarna kan er altijd worden gepraat over hervestiging buiten de quota.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Dat vat ik maar op als een "nee" op mijn vraag.
Ik heb nog een tweede vraag. De staatssecretaris heeft het steeds over het niet 100% realiseren van de aanvragen voor vergunningen in Nederland omdat in een aantal gevallen sprake is van een dubbele claim. Mensen moeten dus terug naar het land binnen de Europese Unie waar ze als eerste zijn binnengekomen. Valt bijvoorbeeld een land als Bulgarije daar ook nog steeds onder? Wordt er op dit moment nog teruggestuurd naar dit land? Is er, behalve Griekenland, dus eigenlijk geen enkel ander land waarnaartoe wordt teruggestuurd?
Staatssecretaris Teeven:
Behalve Griekenland is er geen enkel ander land waar níét naar wordt teruggestuurd.
De voorzitter:
De heer Van Hijum. Mag ik vragen of er achter in de zaal niet zo luid wordt gediscussieerd?
De heer Van Hijum (CDA):
De staatssecretaris begon er in zijn antwoord net al over. Het lijkt erg te gaan over de vraag of 250 wel of niet binnen het quotum valt. Dat zal allemaal wel, maar een minstens zo relevante vraag lijkt de vraag hoe überhaupt zinvol kan worden afgebakend welke mensen in aanmerking komen voor hervestiging. Kan de staatssecretaris daar iets over zeggen? Het gaat om mensen die in vluchtelingenkampen verblijven, van wie de situatie kennelijk zo schrijnend is dat zij zich in Europa of elders moeten kunnen gaan hervestigen omdat de kans op terugkeer kennelijk niet aanwezig is.
Staatssecretaris Teeven:
Ik heb daar al iets over gezegd, maar wellicht te veel in een tussenzin. De UNHCR bepaalt welke personen in aanmerking komen voor hervestiging. Dat kunnen alleenstaande vrouwen met kinderen zijn, of personen met medische problemen, of personen in een andersoortige kwetsbare positie. Die selectie maakt de UNHCR. Nederland toetst of die voordrachten voor hervestiging van de UNHCR in overeenstemming zijn met Nederlands asielbeleid, op openbare gronden en artikel 1F. Zo is de procedure.
De heer Van Hijum (CDA):
Mijn vraag ging niet zozeer over de procedure als over de inhoudelijke criteria. De staatssecretaris heeft daar nu iets over gezegd. Maar het klopt toch dat er daarnaast ook wordt gekeken naar zaken als de mate waarin iemand in staat is om te integreren en dergelijke? Hoe belangrijk is de kwetsbaarheid daarin en hoe kom je tot een zinvolle afbakening? Dat moet, als je in die vluchtelingenkampen voor die beoordeling staat, een verschrikkelijk moeilijke opdracht zijn.
Staatssecretaris Teeven:
Ik ben het met de heer Van Hijum eens dat dat een verschrikkelijk moeilijke opdracht is. Dat is ook een van de redenen waarom we die hervestigingsmissies hebben, dat we daar ook heengaan. Vervolgens moeten we kijken hoe dat past binnen het Nederlands asielbeleid. Dan kan je nog bij de discussie terechtkomen of je die integratie-eis van de zijde van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moet handhaven, afzettend tegen de kwetsbaarheid en afzettend tegen de situatie in Syrië.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het is duidelijk: geen verhoging van de quota, niet buiten de quota plaatsen, hervestiging wordt lastig en we wachten op de UNHCR. Dan blijft er nog één mogelijkheid over, namelijk om het bilateraal te doen via het visumbeleid. Ook dat heeft de vertegenwoordiger van de vluchtelingenorganisatie van de VN bij Nederland neergelegd. Die heeft gevraagd te doen wat er kan, via het visumbeleid, en dat houdt in dat aan mensen ruimhartig de mogelijkheid wordt gegeven om naar familie te reizen. Is de staatssecretaris daar inmiddels van overtuigd?
Staatssecretaris Teeven:
De vertegenwoordiger van de UNHCR in Nederland heeft daar opmerkingen over gemaakt. De versoepeling van het visumbeleid ten behoeve van deze groep acht het kabinet in strijd met de EU-visumcode. De intentie van het verblijf zou immers langer zijn dan drie maanden. Als je mensen structureel wilt helpen, weet je ook dat ze niet drie maanden blijven, dat dat langer gaat duren. Andere EU-landen versoepelen hun visumbeleid evenmin. Ik denk dat je dat dan niet bilateraal maar binnen de Europese context moet doen. Als je dat zelf zou doen en andere landen niet, zou je binnen EU-verband een buitenbeentje worden. Het visumbeleid is natuurlijk gericht op kortdurend verblijf en is dus niet geschikt — laten we daar volstrekt helder in zijn — om soepele toelating ten behoeve van langdurig verblijf te realiseren. Dat verdraagt zich niet met elkaar. Dan zul je meer de weg op moeten waar mevrouw Maij over sprak, dat je een regeling van tijdelijke en humanitaire aard in werking laat treden. Bijvoorbeeld om mensen, familieleden, hierheen te laten komen en te herenigen met Syriërs die hier al wonen. Dat zou de weg zijn als je echt een oplossing zoekt voor langer dan drie maanden. Het visumbeleid is daarvoor niet de weg. Dat is ook in strijd met EU-visumcode.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan heb ik de eer en het genoegen om een opening te zien in dit debat. De staatssecretaris zegt: dan zou je naar die kant moet kunnen kijken en een langer perspectief moeten kunnen bieden, niet via de visamogelijkheden maar voor een iets langer verblijf van een à twee jaar. Is de staatssecretaris daartoe bereid? Dat was ook het punt dat de Partij van de Arbeid opbracht.
Staatssecretaris Teeven:
Die vraag mag best nog een keer gesteld worden, maar ik heb daar al op geantwoord. Het Nederlandse kabinet zit op het ogenblik niet op dat spoor.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik wil nog even terug naar het punt dat de heer Van Hijum zojuist aankaartte en waarover ik in mijn bijdrage ook vragen heb gesteld. Hoe bepaal je nu welke mensen in aanmerking komen voor hervestiging in Nederland? We hebben in februari vorig jaar een brief gekregen van de toenmalige minister, waarin stond dat hij nadrukkelijk ook integratiefactoren wilde laten meewegen. Hij wilde bekijken of er voor personen integratieperspectief in de Nederlandse samenleving was. Hij had ook nog wat andere wensen, bijvoorbeeld dat het wat hoger geprofileerde mensen moesten zijn. Het gaat nu niet om de invulling, maar er moest ruimte zijn voor bepaalde wensen en voor een integratietoets. Speelt dat nog steeds?
Staatssecretaris Teeven:
Daarover heb ik ook al iets gezegd. Dat speelt nog steeds. De eisen van mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn er nog steeds. Je moet echter altijd een afweging maken ten aanzien van de kwetsbaarheid van deze groepen en van de mensen die individueel worden geselecteerd door de UNHCR. Daarin moet je wel een balans zoeken. Normaal gesproken is dat echter wel het uitgangspunt bij hervestiging, los van de extreme situatie die in Syrië is ontstaan.
De heer Van der Staaij (SGP):
Nog een vervolgvraag. Ik heb in mijn termijn ook gezegd dat het goed zou zijn om juist te kijken naar groepen die in het bijzonder in het gedrang komen in de vluchtelingenkampen, zoals alleenstaande vrouwen en bepaalde groepen christenen. Deelt de staatssecretaris de opvatting dat het goed is om te kijken naar personen die het het moeilijkst hebben in de huidige opvangmogelijkheden?
Staatssecretaris Teeven:
Jazeker, maar dat doet UNHCR in eerste instantie en niet Nederland. Daar gaan de missies wel voor, waarover ik net heb gesproken. U spreekt over de integratietoets. Het is een beperkte integratietoets bij hervestiging, want het is alleen een negatief criterium; als overduidelijk blijkt dat iemand zich niet kan aanpassen in de Nederlandse samenleving, op het eerste gezicht al, dan kan iemand afgewezen worden, maar het moet dan wel overduidelijk zijn dat het niet kan.
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik wil nog even ingaan op het punt van de familieleden die tijdelijk op humanitaire gronden eventueel bij hun familie in Nederland zouden kunnen verblijven. De staatssecretaris gaf aan dat het kabinet deze route op dit moment niet bewandelt. Is het kabinet bereid uit te zoeken op wat voor manier deze route eventueel wel bewandeld zou kunnen worden?
Staatssecretaris Teeven:
Ik ben wel bereid om te onderzoeken, maar niet meer dan dat, of dat een route is die bewandeld kan worden. Er zitten wel een aantal zeer lastige aspecten aan. Al is dat niet de positie die het kabinet op dit moment kiest, ik denk dat het verstandig is om dat te onderzoeken, want het zou onhandig zijn als je dat niet hebt onderzocht, als de situatie in Syrië snel wijzigt, ten negatieve. Ik ben wel bereid om dat onderzoek te doen en ik zal de Kamer daar zo spoedig mogelijk bij brief over berichten.
De voorzitter:
De staatssecretaris vervolgt zijn betoog of rondt het af.
Staatssecretaris Teeven:
Ik heb inmiddels heel veel vragen van de leden beantwoord. Ik heb gesproken over de wereldwijde oproepen van UNHCR om 2.000 Syrische vluchtelingen …
De voorzitter:
We hebben weer een nieuwe publieke tribune …
Staatssecretaris Teeven:
Excusez-moi, voorzitter. Van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen om 2.000 Syrische vluchtelingen te hervestigen. Laat helder zijn: de UNHCR heeft geen enkel probleem met het invullen van die plaatsen binnen de bestaande quota en wij hebben op dit moment problemen om die 50 concreet voor 2013 in te vullen. Dat is de feitelijke situatie. Je kiest ervoor om eerst binnen dat quotum op te vullen en als er een nieuwe situatie ontstaat, gaan we het opnieuw bekijken.
De heer Van der Staaij vroeg waarom tijdelijke toelating niet in ons systeem zit. Het is niet zo dat tijdelijke toelating, zoals in het Duitse model, niet in ons systeem zit. Het wettelijk stelsel laat dat wel toe. Met het nodige kunst- en vliegwerk, zeg ik in de richting van mevrouw Maij, zou dat kunnen. Het punt is dat in het beleid niet wordt uitgegaan van tijdelijkheid. Op dit moment wordt de voorkeur gegeven aan hervestiging.
Een reëel punt, dat door de heer Fritsma naar voren is gebracht, is dat ik mij zorgen maak over het gebrek aan toetsing van het asielrelaas bij zo'n tijdelijke regeling, met name als het gaat om het risico van de binnenkomst van 1F'ers. Ik ben het eens met de heer Fritsma dat we moeten voorkomen dat te makkelijk voorbij wordt gegaan aan die 1F-toets, want dan creëren we weer problemen voor de toekomst. De Kamer heeft ook een algemeen overleg over het oplossen van de 1F-problematiek aangevraagd. Daarover ga ik graag in discussie met de Kamer, maar ik wil de problematiek op dat punt niet groter maken dan deze op dit moment is.
De heer Van Hijum merkte op dat Griekenland geen Syrische asielverzoeken meer in behandeling zou nemen. Ik heb geen signalen dat die praktijk zou worden toegepast. Ik weet bijvoorbeeld dat op de eilanden Chios en Samos respectievelijk 100 en 300 asielzoekers worden opgevangen, waarvan de overgrote meerderheid van Syrische origine is. Dat is de feitelijke situatie.
En dan geef ik graag het woord aan de collegae van Buitenlandse Zaken.
De voorzitter:
Normaliter pleegt de voorzitter dat hier te doen, maar ik neem uw suggestie over.
Het woord is aan de minister van Buitenlandse Zaken.
Minister Timmermans:
Voorzitter, dank dat u de orde in de Kamer zo goed bewaakt. Ik zal heel kort zijn, want er zijn maar drie vragen aan mij gesteld.
De eerste vraag was: is er een concreet Duits plan om Europese landen bij elkaar te roepen om over de opvang van Syrische vluchtelingen te spreken? Het antwoord op die vraag is: nee. De Duitsers indiceren wel dat zij daar graag Europees overleg over willen, maar zij hebben geen concreet plan geformuleerd om dat te doen.
De tweede vraag was: hoe zit het met het Libertasprogramma, dat inmiddels "MENA-beurzenprogramma" heet. Dat was opengesteld voor 30 studenten, maar dat konden we niet vullen, simpelweg omdat er geen studenten konden worden gevonden die zich voor het programma konden kwalificeren; met name talenkennis was een probleem. Wij proberen dat programma nu uit te breiden en te versoepelen, zodat meer studenten ervan gebruik kunnen maken. Wij zijn daar nu druk mee bezig.
De derde vraag ging over internationaal overleg. De G20-landen hebben natuurlijk uitvoerig over deze problematiek gesproken in Sint-Petersburg. De Britse premier Cameron heeft daar gezegd dat hij graag een complete inventaris krijgt van hoe de situatie nu is en van wat we zouden kunnen doen. Hij heeft zijn ministers daartoe opdracht gegeven. Dat is vervolgens doorgegeven aan de ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie. Wij hebben daarover zaterdag in Vilnius gesproken en daar de afspraak gemaakt dat we elkaar beter zouden informeren over wat we doen en hoe we elkaar zouden kunnen aanvullen. Wij hebben bijvoorbeeld niet eens alle cijfers bij elkaar over de bedragen die hierin omgingen. Ik had van sommige landen bijvoorbeeld gehoord dat zij 200 miljoen zouden uitgeven, terwijl dat later 500 miljoen bleek te zijn. In totaal zou het voor de Europese Unie nu gaan om een bedrag van meer dan 1,5 miljard. Voor Nederland is het ook al een fors bedrag. Minister Ploumen zal daar meer over zeggen. Eigenlijk is in de EU de communis opinio dat de prioriteit dient te liggen bij opvang in de regio.
Tot zover de antwoorden op de aan mij gestelde vragen.
De heer Fritsma (PVV):
Het komt goed uit dat de minister afsluit met het principe van "opvang in de regio". In dat kader wil ik hem vragen hoeveel Syrische vluchtelingen in totaal zijn opgenomen door rijke oliestaten als Saoedi-Arabië, Koeweit, de Verenigde Arabische Emiraten en Qatar. Ik wil graag per land de exacte aantallen, zodat we weten waarover we praten.
Minister Timmermans:
Ik hoop dat u begrijpt dat ik die vraag over al die landen niet uit mijn hoofd kan beantwoorden. Ik weet ook niet of wij over die informatie beschikken. Ik wil wel proberen om die informatie bij elkaar te krijgen en de Kamer er vervolgens over te informeren. Ik kan nu echter geen aantallen per land noemen; die weet ik gewoon niet.
De heer Fritsma (PVV):
Met alle respect hoor, maar dat is toch veelzeggend? Het kabinet heeft het over opvang in de regio en kan niet eens aangeven hoeveel Syrische vluchtelingen worden opgevangen door steenrijke oliestaten. Ik wil de minister meegeven om het Nederlandse belang iets beter te verdedigen, door er juist bij die landen op aan te dringen om die mensen op te nemen, in plaats van te bekijken wat Nederland kan doen. En ja, ik wil graag die aantallen weten, en zo snel mogelijk, met in diezelfde brief een antwoord op de vraag wat de minister heeft gedaan en wat hij gaat doen om er bij deze landen op aan te dringen om meer Syrische vluchtelingen op te nemen. Dat hij niet eens weet om hoeveel mensen het gaat in die steenrijke landen, die ook nog met de Syriërs de taal en cultuur delen ... Ik kan eigenlijk mijn oren niet geloven.
Minister Timmermans:
Na dit stukje theater van de heer Fritsma, over een onderwerp waarvan ik me zou kunnen voorstellen dat we daar in deze Kamer geen theater over spelen, mijn reactie. In de eerste plaats zijn er twee miljoen mensen opgevangen, meestal in de omringende landen. Landen als Jordanië en Libanon — minister Ploumen zal daar nog uitvoerig op ingaan — hebben een last op hun nek gekregen die onvoorstelbaar is. Zes miljoen mensen in Syrië zelf zijn aan de wandel gegaan. De landen in de wijdere regio, waaronder de Golfstaten, waar ik toevallig deze week was, maken zich daar de grootste zorgen over. Zij leveren een forse financiële bijdrage; naar ik meen is tot nu toe in totaal 700 miljoen dollar te beschikking gesteld. Ze zorgen ook voor veel hulp in natura in de vluchtelingenkampen. Als je daar komt, zie je dat ook overal. Ook zij helpen dus met hulp in de regio. En met de regio bedoelen ze duidelijk de buurlanden. Het is mij dus iets te gemakkelijk om dit hele onderwerp op de Golfstaten af te schuiven. De Kamer weet ook dat ik die landen vanaf het begin voortdurend heb aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Het is inderdaad waar dat zij die verantwoordelijkheid in het begin niet namen. Het duurde heel lang voordat de Golfstaten met geld over de brug kwamen, maar ze doen dat nu wel. We kunnen dat nog verder stimuleren en dat zal ook gebeuren. Ik heb dat deze week bij mijn bezoek daar ook sterk bepleit. Wij moeten echter niet alleen naar anderen wijzen en niet onze eigen verantwoordelijkheid nemen. Wij nemen onze verantwoordelijkheid heel nadrukkelijk, in de sterke overtuiging dat opvang in de regio het belangrijkste antwoord is, zoals collega Teeven al zei. Met de middelen die je hebt, kun je voor veel mensen daar direct iets doen.
De voorzitter:
Ik wil even de puntjes op de i zetten vanuit mijn rol in het proces. Ik heb begrepen dat u een brief hebt toegezegd. Kunt u aangeven op welke termijn?
Minister Timmermans:
Dat kan relatief snel, dus binnen een paar dagen. Dat is een kwestie van de cijfers bij elkaar zoeken.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
De minister van Buitenlandse Zaken geeft terecht aan dat wat de regio te verduren krijgt, van onvoorstelbare omvang is. Juist daarom hebben wij ervoor gepleit dat er ook in EU-verband wordt gekeken naar de wijze waarop de vluchtelingenopvang kan worden geregeld. Ik had begrepen dat Duitsland het initiatief daartoe had genomen, maar dat blijkt niet het geval te zijn. Is de minister van Buitenlandse Zaken bereid om in EU-verband het initiatief te nemen om te komen tot een opvang in Europees verband?
Minister Timmermans:
Ik heb vrijdag onmiddellijk het initiatief van premier Cameron gesteund. Nederland zal dan ook met Groot-Brittannië samenwerken om de gehele humanitaire inspanning in kaart te brengen, te bezien wat te doen en te kijken hoe we elkaar kunnen versterken. Daarbij gaat het dus niet alleen over de opvang van vluchtelingen. Nederland zal zeker, samen met de Britten, een actieve rol spelen om dit initiatief verder uit te werken.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Het is mooi dat dat met de Britten gebeurt, maar mijn vraag was of de minister ook bereid is zich daarvoor in EU-verband sterk te maken.
Minister Timmermans:
Het lijkt wel of hierover verwarring is, maar dat is natuurlijk in EU-verband. Ik heb dat in de vergadering van ministers van Buitenlandse Zaken van de Europese Unie aan de orde gesteld. Ik heb daar ook aan collega's gevraagd om met elkaar te delen wat we allemaal doen, waarin we tekortschieten en wat we meer moeten doen. Ter plekke bleek dat mijn cijfers niet klopten. Van al mijn collega's bleken de cijfers over elkaar ook niet te kloppen. We hebben toen afgesproken dat allemaal samen te voegen en in kaart te brengen wat iedereen doet en wat we nog meer zouden moeten doen. Mevrouw Voortman wordt dan op haar wenken bediend. Het is dus inderdaad EU-overleg, ook in het kader van een initiatief dat door de Britse premier als eerste is genomen.
De heer Van Hijum (CDA):
Ik heb in mijn inbreng gerefereerd aan de brief van de minister van Buitenlandse Zaken, waarin hij schrijft dat Turkije een selectief toelatingsbeleid voert. De minister schrijft in zijn ambtsbericht daarover zelfs dat aan Syrisch-Koerdische vluchtelingen de toegang tot Turkse vluchtelingenkampen wordt geweigerd en dat hen medische zorg wordt ontzegd. We hebben zelf ook een brief gekregen van een groep Armeense christenen die zegt dat ze er via de lijn van de oppositie aan Syrische kant ook niet in komt. Deelt de minister de zorgen over dat selectieve toelatingsbeleid?
Minister Timmermans:
Ik deel die zorg. Ik was deze week in Iraaks-Koerdistan waar ze inmiddels ook meer dan 1.000 vluchtelingen per dag, meestal Koerden uit Syrië, moeten opvangen. Die mensen gaan naar Iraaks-Koerdistan omdat ze moeite hebben om Turkije binnen te komen. Ik deel dan ook de zorgen die de heer Van Hijum hierover uit.
De heer Van Hijum (CDA):
De vervolgvraag is dan uiteraard of de minister aanleiding en gelegenheid ziet om die zorg ook over te brengen aan de betreffende lidstaten, in het bijzonder aan Turkije.
Minister Timmermans:
Dat zal ik doen en ik zal het ook bespreken met mijn Turkse collega, Ahmet Davutoğlu.
De heer Azmani (VVD):
De minister van Buitenlandse Zaken heeft al een beetje een doorkijkje gegeven in hoe dat in EU-verband gaat, namelijk dat er gecoördineerd wordt gekeken wat de landen in EU-verband doen. Is dat nu ook onderwerp van gesprek geweest bij de top in Sint-Petersburg? Ik vraag dit omdat juist een land als Rusland, een van de grotere economieën van de G20, maar ook een land als China, op basis van de cijfers die ik zo snel kon vinden, ruimschoots achterblijven bij de inzet die de EU, de Verenigde Staten en een aantal Arabische landen plegen. Herkent de minister van Buitenlandse Zaken dat en, zo ja, heeft hij daarover dan ook contact met zijn ambtsgenoten uit Rusland en China?
Minister Timmermans:
Zoals de heer Azmani weet, is Nederland geen lid van de G20, dus van wat er precies in Sint-Petersburg is afgesproken, kan ik geen verslag doen. Wel kan ik vertellen dat de Britse premier Cameron juist vanwege dit punt heeft gewezen op de collectieve verantwoordelijkheid om aan de humanitaire kant iets te doen. Ik weet dat de Russen vooral zitten op goederen, op voedsel, dekens en dat soort zaken, maar ik denk dat de heer Azmani gelijk heeft waar hij zegt dat er heel grote landen zijn die op dit punt niet bepaald hun verantwoordelijkheid nemen. Ik wil ze daar ook best op aanspreken. Ik denk dat de Europese Unie dat als geheel moet doen. Daar zal ik mij ook voor inspannen. Maar de heer Azmani zal het niet zo bedoeld hebben en zo wil ik hem ook niet verstaan, dat daarmee onze eigen verantwoordelijkheid zou moeten verminderen.
De heer Azmani (VVD):
Dat zal ook mijn vraag aan minister Ploumen zijn. Als je een inzet pleegt ten aanzien van 17 miljoen kan ik mij ook voorstellen dat je een bepaalde strategie hebt, dat je een bepaald commitment hebt, misschien in eerste instantie niet in internationaal verband maar in elk geval wel in EU-verband, in de zin van: Nederland is bereid een extra bijdrage te leveren uit de fondsen die we in dat kader hebben en wat gaan de andere landen doen? Het lijkt mij belangrijk dat je dat commitment vooraf bespreekt in plaats van achteraf, waarbij Nederland dan een steentje bijdraagt zonder dat er vooraf ook met andere landen afspraken zijn gemaakt. Ik versta de minister van Buitenlandse Zaken heel erg goed waar hij het had over de G20. Dat de heer Cameron er in EU-verband zijn steentje aan bijdraagt is ook iets waar ik ontzettend blij mee ben. Ik hoop dan ook dat die inzet verder gepleegd wordt. Ik vind het echter wel schaamteloos dat waar door de EU en de VS die verantwoordelijkheid wel wordt genomen, andere werelddelen die verantwoordelijkheid niet nemen ondanks het feit dat ze zelf een rol spelen in de huidige situatie rondom Syrië en het daar heersende conflict.
Minister Timmermans:
Volgens mij zat er helemaal aan het begin een vraag, maar niet aan mij maar aan minister Ploumen. Dus die zal zij dan ook beantwoorden.
De voorzitter:
Die vraag parkeren we even.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik zou toch heel graag de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie nog een vraag willen stellen, waarbij ik het overigens prettig vind als ook de minister van Buitenlandse Zaken erop wil reageren. Ik kom met die vraag naar aanleiding van een interruptiedebatje dat ik zo-even met de staatssecretaris had. In een persbericht van de UNHCR dat ik hier voor mij heb, lees ik het volgende. Er zijn 5.000 plaatsen aangeboden door Duitsland waarvan men verwacht dat die in 2013 gevuld zullen zijn. Verder is er een vraag om 10.000 plaatsen voor humanitaire toegang en 2.000 plaatsen voor hervestiging, waarvan van dat laatste aantal er 1.650 in totaal zijn aangeboden door de landen, waarvan 960 voor 2013. Dus die 2.000 is nog niet geheel vol. Verder staat in het persbericht dat de UNHCR bezig blijft om staten ervan te doordringen dat ze naar voren moeten komen met meer plaatsten voor hervestiging of voor tijdelijke vestiging. Mag ik daarop een reactie van de staatsecretaris? Wat in dat bericht staat, staat in mijn ogen namelijk volledig haaks op de informatie die we net van de staatssecretaris hebben gekregen.
Minister Timmermans:
Voorzitter, ik loop hier al een tijdje rond maar deze heb ik nog nooit meegemaakt, namelijk dat bij een interruptie een vraag wordt gesteld aan een ander lid van het kabinet, maar ik wil graag de vraag doorspelen naar collega Teeven en dan ga ik weer even zitten, als u het goed vindt.
De voorzitter:
Omdat we al onder tijdsdruk staan en sommige bewindslieden straks weg moeten, sta ik dit bij wijze van uitzondering toe, maar dit is echt een zeer ongebruikelijk verzoek.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Het is geenszins een novum. Ik kan mij een debat herinneren met minister Koenders, minister Bos en, ik geloof, minister-president Balkenende waarbij er af en toe ook van stoel gewisseld moest worden.
De voorzitter:
Dat was ook iets wat niet goed afliep.
Staatssecretaris Teeven:
Laten we hopen dat dit wel goed afloopt.
De informatie die mevrouw Gesthuizen nu noemt, is niet in tegenspraak met wat ik gezegd heb. Ik heb het gehad over 2.000 verzoeken vanuit de UNHCR. Nederland heeft voor 2013 50 plaatsen aangeboden en voor 2014 200. Wij hebben aangegeven dat we die 50 graag wilden gaan vullen, maar dat kon de UNHCR nog niet concreet doen. Dat kan de UNHCR pas eind dit jaar doen. Daarnaast heb ik al genoemd het hervestigingsaantal voor 2014. Dus ik zie de tegenspraak echt niet.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
In het persbericht van de UNHCR zelf staat letterlijk dat er in ieder geval nog 350 plaatsen tekort zijn voor datgene wat er nu nodig is. Het gaat dan om de vraag die de UNHCR concreet heeft neergelegd. Voorts staat er dat de UNHCR landen vraagt om verder te gaan, omdat zij vreest dat er nog een explosie van het aantal Syrische vluchtelingen aan zit te komen. Dat is in de afgelopen maanden ook gebleken. We weten allemaal dat dit aantal met 5.000 per dag groeit. Daarnaast hebben we het nog over de 10.000 plaatsen die nodig zijn voor tijdelijke vestiging. Duitsland is op dit punt genereus geweest.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik vraag het kabinet nogmaals om tegemoet te komen aan het verzoek van de UNHCR, zoals het in ieder geval op papier staat.
Staatssecretaris Teeven:
Er is om 2.000 plaatsen verzocht. Ik hoor van mevrouw Gesthuizen dat 350 plaatsen nog niet zijn gevuld. Nederland heeft van die 2.000 plaatsen nu 250 plaatsen gevuld. Dat is een substantiële bijdrage, namelijk 10% van het totaal dat de UNHCR vraagt. Dat een aantal landen er nog geen gehoor aan hebben gegeven, is een onderwerp dat we hier moeilijk kunnen bespreken. Dat kunnen we wel binnen de JBZ-Raad aan de orde stellen, maar dat kan ik hier niet bespreken. Nederland vult 10% in van het verzoek dat de UNHCR doet. Laten we nu eerst de plaatsen binnen het quotum vullen voordat we over de plaatsen buiten het quotum spreken.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Minister Ploumen:
Voorzitter. Er zijn drie vragen aan mij gesteld.
De eerste vraag is: wat is er dit jaar nog beschikbaar voor noodhulp? Er is nog 7 miljoen euro beschikbaar. Die hebben we in principe gereserveerd voor eventuele natuurrampen, ook al hopen wij niet dat die zich voordoen. De rest van het budget voor noodhulp is al besteed, met deze bijdrage aan de Syrische problematiek en de problematiek in de buurlanden met betrekking tot vluchtelingen.
Minister Timmermans heeft de tweede vraag deels beantwoord. Wat doen andere landen en wat doet de EU? De heer Azmani suggereerde dat Rusland en China ver achterblijven bij de bijdragen van de Europese Unie, de lidstaten van de Europese Unie en een aantal golfstaten. Zoals collega Timmermans zei, gaat het daarbij om 700 miljoen. Voor zover wij dat kunnen nagaan, is de bijdrage van Rusland en China zeer beperkt. De Russische Federatie zou 23 miljoen euro en China zou 8 miljoen euro ter beschikking hebben gesteld.
Ik zie in de ogen van de heer Azmani een vraag oplichten. Wij spreken China en Rusland hierop aan. Ook andere landen zullen wij vragen om wat te geven. Bij gelegenheid zal ik dat graag doen.
De derde vraag is of bij het vaststellen van de additionele bijdrage van Nederland van 17 miljoen euro eerst is gekeken naar wat andere landen doen. Er lopen drie parallelle routes. Een van de uitgangspunten is de financiële behoefte in Syrië en in de regio als het gaat om de opvang van vluchtelingen. Een van de parallelle routes betreft de vraag: wat heeft Nederland tot nu toe gedaan en hoe verhoudt dat zich tot andere landen? Er wordt ook gekeken op welke manier andere landen tegemoetkomen aan die noden. Ik constateer dat deze week onder andere het Verenigd Koninkrijk een extra bijdrage heeft kunnen leveren van 30 miljoen pond. De verhoudingen zoals die zich uitkristalliseren kloppen als het gaat om de totale bijdrage. Dat geldt ook voor de bijdrage van Nederland.
De heer Azmani (VVD):
Er is dus nog 7 miljoen euro gereserveerd voor eventuele rampen. Dat kan ik heel goed begrijpen, want je weet nooit wat de dag van morgen brengt. We gaan in Syrië naar de wintermaanden toe. Ik hoor de minister zeggen dat er wel wordt gekeken naar de inbreng van andere landen. Daar wordt dus een beetje naar gekeken in het kader van de verdeling. Maar wordt er dit jaar alsnog een beroep gedaan op die 7 miljoen, die eigenlijk gereserveerd is? Of moet er nog ergens anders geld vandaan komen? Waar moet dat geld dan vandaan komen volgens de minister? Hoe schat zij dat zelf in? Of denkt zij dat zij met die 17 miljoen daadwerkelijk klaar is?
Minister Ploumen:
Ik sluit mij voor een deel van de beantwoording aan bij wat collega Teeven eerder in het debat heeft gezegd, namelijk dat wij niet in de toekomst kunnen kijken. De vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties is vrij in de besteding van de additionele bijdrage van Nederland van 17 miljoen euro. Het ligt in de rede dat in ieder geval een deel hiervan zal worden gebruikt om in te spelen op de situatie in de winter, door extra kachels en dekens ter beschikking te stellen, zoals wij ook vorig jaar hebben gedaan. Het is nu half september. Er resteert nog 7 miljoen euro. Wij houden de situatie nauwlettend in de gaten. Vooralsnog kunnen wij met dit bedrag van 17 miljoen euro gelukkig een deel van de noden lenigen.
De heer Azmani (VVD):
Om de vraag nog iets scherper te stellen: mocht er iets meer nodig zijn, begrijp ik dan goed dat dit uit de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking komt, of kijkt u dan ook uw collega's aan?
Minister Ploumen:
Het is gebruikelijk om uitgaven op het eigen beleidsterrein binnen de eigen begroting op te vangen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb nog twee korte vragen aan de minister. Er gaan aardig wat Armeense mensen terug naar Armenië. Is er contact met de Armeense overheid over de vraag of steun eventueel nodig is? De tweede vraag betreft het volgende. Wij hebben het eerder gehad over de niet-geregistreerde vluchtelingen. De minister is onlangs weer in een aantal landen geweest. Ik ben benieuwd of die nu goed worden bereikt door de organisaties. Is de minister bereid om qua financiering te kijken naar organisaties die specifiek deze mensen bereiken?
Minister Ploumen:
Laat ik beginnen met de laatste vraag. De problematiek van de ongeregistreerde vluchtelingen is een van de thema's die tijdens mijn bezoek van de afgelopen dagen aan de orde zijn geweest in mijn gesprekken, niet alleen met de VN-vluchtelingenorganisatie, maar ook met een organisatie als World Vision. Over het algemeen is de conclusie ter plekke dat het vraagstuk van de ongeregistreerde vluchtelingen nu veel minder groot is dan een aantal maanden geleden. Dat heeft er deels mee te maken dat de processen en de procedures veel beter zijn. Het heeft er ook mee te maken dat veel mensen blijkbaar hun schroom hebben overwonnen om zich te registreren. Het probleem is gelukkig veel minder groot geworden en ik weet dat de heer Voordewind daar ook blij mee zal zijn. De afspraak die ik heb gemaakt met de verschillende organisaties is dat wij daar scherp oog voor blijven houden.
In antwoord op de eerste vraag zeg ik dat die contacten er op dit moment niet zijn. Ik vind het prima om daar even nader naar te kijken.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Het gaat om 10.000 Armeniërs die via Turkije naar Armenië zijn gevlucht. Wat het tweede punt betreft: ik ben zelf in Turkije geweest en heb gezien dat de Koerden, maar ook de christenen, zich niet durven op te houden in de reguliere kampen, vanwege de spanningen en vanwege het feit dat zij juist gevlucht zijn voor de jihadisten. Zij worden lokaal opgevangen en zijn niet in beeld bij UNHCR. Daar vraag ik specifiek aandacht voor.
Minister Ploumen:
Dat is een van de redenen waarom ik de afgelopen dagen gesprekken heb gevoerd met een organisatie als World Vision. Men heeft dit onderwerp niet ter sprake gebracht. Nogmaals, de contacten zijn er en wij houden het zorgvuldig in de gaten.
De voorzitter:
Ik heb de indruk dat de leden wel weten of zij nog iets in tweede termijn willen zeggen en wat dat dan is, en welke moties er eventueel worden ingediend. Is er bezwaar tegen dat ik de twee ministers namens de Kamer toestemming geef om naar een algemeen overleg te gaan? Als er nog vragen zijn voor de ministers, kan dat natuurlijk niet. Ik constateer dat niemand daartegen bezwaar heeft. Dan geef ik de ministers de mogelijkheid om hiervan gebruik te maken, zodat het algemeen overleg niet nog langer hoeft te wachten. De staatssecretaris zal dan dit debat afronden.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik heb nog een punt van orde. Ik krijg zojuist door dat er nu een extra procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken wordt ingepland. Een aantal woordvoerders hier moet daar ook bij aanwezig zijn. Dat wordt dan wel ingewikkeld.
De voorzitter:
Wij zitten hier te wachten op een regeling van werkzaamheden. Wij kunnen niet alles door elkaar gaan klutsen. Ik kom de Kamer en andere leden die elders zijn al een heel eind tegemoet, denk ik, door dit voorstel te doen, dat ook tamelijk onorthodox is. We gaan het zo doen.
Dan geef ik graag in tweede termijn het woord aan mevrouw Gesthuizen. De spreektijd is maximaal anderhalve minuut, inclusief het voorlezen van eventuele moties.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Voorzitter. Volgens mij heb ik in mijn eerste termijn heel erg duidelijk gemaakt dat het mij bij dit debat in de eerste plaats uiteraard gaat om de vele miljoenen vluchtelingen. Ik denk dat we dat allemaal wel delen vandaag, behalve misschien de PVV-fractie. Ik vind het een beetje jammer dat daar door een aantal leden van deze Kamer de kwalificatie aan wordt gegeven dat we hier bezig zouden zijn met een wedstrijdje ver plassen. Ik geloof dat ik dat iemand zelfs letterlijk heb horen zeggen.
Ik dien één motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat meer dan twee miljoen Syrische vluchtelingen worden opgevangen in de regio en dat de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) de gehele Europese Unie daarom heeft opgeroepen, de quota voor Syrische vluchtelingen los te laten en zo veel Syrische vluchtelingen als mogelijk op te nemen;
van mening dat Nederland gezien zijn positie in de wereld de mogelijkheden en de plicht heeft om een zo groot mogelijke inspanning te leveren om de noodsituatie voor de Syrische vluchtelingen te verlichten;
van mening dat met een substantiële bijdrage van Nederland aan de Europese Unie in het (al dan niet tijdelijk) opvangen van vluchtelingen uit Syrië door de Europese Unie een verschil kan worden gemaakt;
van mening dat zulks nodig is, omdat juist de landen in de regio rond Syrië de massale stroom van vluchtelingen niet aan kunnen;
van mening dat het belangrijk is om gehoor te geven aan de oproep van de UNHCR om de quota van uit te nodigen vluchtelingen los te laten, en daarbij speciaal oog te hebben voor zeer kwetsbare vluchtelingen;
verzoekt de regering, aan de UNHCR kenbaar te maken dat Nederland bereid is om in ieder geval nog in 2013 en 2014 5.000 Syrische vluchtelingen uit te nodigen, waarbij in nader overleg met onder meer de UNHCR zal worden bezien in welke gevallen dit om tijdelijke dan wel om permanente vestiging moet gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien een tweetal moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, de UNHCR, zich gesteld ziet voor de opgave om een humanitaire ramp voor Syrische vluchtelingen te voorkomen;
overwegende dat Nederland moet onderzoeken wat het kan doen en wat nodig is, en dat daarvoor goed overleg met de UNHCR nodig is;
verzoekt de regering om in overleg te treden met UNHCR om tot versoepelde regels te komen voor de toelating van Syrische vluchtelingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de VN, de internationale gemeenschap heeft opgeroepen om snel in actie te komen om een humanitaire catastrofe voor de Syrische vluchtelingen te voorkomen;
overwegende dat Nederland ruimhartige opvang moet bieden aan Syrische vluchtelingen, en dat de toezeggingen van staatssecretaris Teeven daarbij een begin vormen;
verzoekt de regering om ruimhartige opvang in Nederland te bieden aan Syrische vluchtelingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Het debat stelt mij een beetje teleur, omdat er eigenlijk weinig bewogen is in vak-K in reactie op de handreiking vanuit de Kamer en de oppositie. Ik heb toch nog een aantal moties die ik snel zal voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen de Europese landen oproept om meer te doen voor Syrische vluchtelingen, onder meer door het visabeleid voor Syriërs te versoepelen;
verzoekt de regering, ruimhartig om te gaan met verzoeken van Syriërs om familie in Nederland te bezoeken, zodat zij hier tijdelijk opvang kunnen krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Duitsland in samenwerking met het IOM, het UNHCR en Libanon een humanitair toelatingsprogramma heeft opgesteld om tijdelijk 5.000 bijzonder kwetsbare Syrische vluchtelingen op te vangen;
verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken om ook te participeren in het tijdelijk humanitair toelatingsprogramma en de Kamer hierover zo snel mogelijk te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering gehoor geeft aan deze oproep door 250 Syrische vluchtelingen te hervestigen binnen het quotum van 2013 en 2014;
van mening dat de enorme humanitaire ramp in Syrië niet ten koste mag gaan van vluchtelingen uit andere landen die eveneens om legitieme redenen bescherming zoeken;
verzoekt de regering, de 250 Syrische vluchtelingen los te koppelen van het bestaande quotum,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Fritsma (PVV):
Voorzitter. Deze hele discussie over het naar Nederland halen van Syriërs is absurd in de ogen van de PVV. Dit kan de gemiddelde Nederlander, zeker in tijden van crisis, er helemaal niet bij hebben. Het kabinet heeft het wel over opvang in de regio, maar weet ondertussen niet eens hoeveel Syriërs de rijke Arabische oliestaten opvangen. Dan klopt er natuurlijk iets niet. Dan is niet het Nederlands belang verdedigd door er in de eerste plaats voor te zorgen dat die rijke oliestaten hun verantwoordelijkheid nemen. In plaats daarvan haalt het kabinet een paar honderd Syriërs naar Nederland. Het sluit niet uit dat het er in de toekomst nog meer worden en geeft Syriërs die al in Nederland zijn verblijfsvergunningen. Dan concludeer ik dat de PvdA bijna of eigenlijk helemaal, op alle punten, haar zin heeft gekregen.
Helaas komt de rekening bij Henk en Ingrid te liggen. Één ding is zeker: de PVV zal zich tegen dit wanbeleid blijven verzetten. Nu dien ik geen moties in, maar die komen natuurlijk wel wanneer het kabinet besluit om toch meer Syriërs over te laten komen.
De heer Azmani (VVD):
Voorzitter. Met alle respect, maar ik heb het idee dat de heer Fritsma niet helemaal bij dit debat aanwezig is.
De VVD-fractie kan de inzet van het kabinet steunen, namelijk vooral opvang in de eigen regio. Hervestiging is een vast gegeven. Dat beleid wordt al decennia en zeker de afgelopen jaren gevoerd. Als je ervoor kiest om bij hervestigingszaken aandacht te besteden aan Syriërs, dan is dat, gelet op de situatie, zeer begrijpelijk.
Ik ben tevreden en blij dat de stap wordt gezet om te onderzoeken wat de andere landen doen. Daarbij gaat het om het EU-verband, maar ook het bredere internationale verband. Dat is belangrijk. Het kan niet dat Nederland of de EU buitenproportioneel bijdragen, terwijl andere landen, bijvoorbeeld G20-landen, dat niet doen. Ik zal de toekomstige inzet van het kabinet dan ook beoordelen op de vraag in welke verhouding de diverse bijdragen staan.
De voorzitter:
Voordat ik het woord geef aan de heer Van der Staaij, moet ik nog melden dat mevrouw Thieme zich veel eerder heeft verontschuldigd wegens andere bezigheden, maar dat er door haar hulptroepen wordt meegeluisterd. Ik had dit eerder moeten zeggen, maar dit is mij in de consternatie ontschoten.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de beide ministers voor de beantwoording. Ik beperk mij in tweede termijn tot het indienen van een motie over hervestiging van Syrische vluchtelingen. Ik vraag daarbij in het bijzonder om oog te hebben voor en voorgang te geven aan de meeste kwetsbare en bedreigde personen voor wie opvang in de regio hoogst problematisch is. Ik ben daar in eerste termijn ook op ingegaan. De staatssecretaris heeft gezegd dat de UNHCR er zelf over gaat. Dat begrijp ik. In eerdere brieven — bijvoorbeeld die van februari 2012 — is duidelijk gemaakt dat Nederland ruimte heeft om wensen kenbaar te maken. In dat kader wil ik deze motie plaatsen. Dat accent wil ik hier nadrukkelijk benoemen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in het kader van hervestiging een aantal Syrische vluchtelingen verblijf in Nederland wil bieden;
overwegende dat juist de meest kwetsbare en meest bedreigde personen hiervoor in aanmerking moeten komen;
verzoekt de regering, bij de keuze van de Syrische vluchtelingen die voor hervestiging in aanmerking komen voorrang te geven aan de meest kwetsbare en bedreigde personen, voor wie ook opvang in de regio hoogst problematisch is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Schouw (D66):
Voorzitter. Toen wij vandaag aan dit debat begonnen, waren de verwachtingen hoog. Wij zouden met een groot deel van deze Kamer graag meer willen doen. Op dat punt hebben wij echter van het kabinet de deksel op de neus gekregen. Er is één klein dingetje toegezegd, namelijk dat er een onderzoek komt. Aan de hele fysieke houding van de staatssecretaris was echter af te leiden dat hij daar geen zin in heeft. Overigens buitengewoon veel complimenten voor wat minister Timmermans heeft gezegd, met name waar bij benadrukte dat de nationale staat Nederland ook een functie heeft.
Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat met de UNHCR is afgesproken dat er tussen 2012 en 2015 2.000 vluchtelingen, dus 500 per jaar, hergevestigd zullen worden;
constaterende dat het quotum voor hervestiging in 2012 en 2013 niet maximaal is benut;
constaterende dat in 2014 hervestigingsmissies naar Syrië zullen gaan;
verzoekt de regering, het quotum van 2014 in ieder geval te vermeerderen met het aantal ongebruikte plekken uit voorgaande jaren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de situatie in Syrië verslechtert en de exodus van vluchtelingen aanhoudt;
constaterende dat het Europese Parlement de EU en de lidstaten oproept om meer hulp te bieden aan Syrië;
overwegende dat lidstaten gezamenlijk betere resultaten kunnen boeken als de hulp en opvang goed gecoördineerd wordt;
verzoekt de regering, een meer actieve rol, ook in JBZ-verband, te nemen in de Europese coördinatie van hulp aan Syrië en zich in te zetten voor een duidelijke gezamenlijke lijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Hijum (CDA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris en de andere, nu afwezige, bewindslieden voor hun antwoorden. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat mijn fractie in grote lijnen de inzet van de regering steunt, namelijk ruimhartig bijdragen aan opvang in de regio. Bescherming in Nederland is een kwestie van individueel maatwerk, in de eerste plaats natuurlijk via de asielprocedure. De asielverzoeken die ons bereiken van vluchtelingen uit Syrië worden individueel beoordeeld. De 1.300 asielverzoeken die wij nu al hebben ontvangen, worden, zo valt mij op, vaak achterwege gelaten in de discussie over de getallen.
Daarnaast is er de hervestiging, waar een belangrijk deel van dit debat over ging. Dan is inderdaad de kwestie hoe je de meest kwetsbare groep afbakent. Om die reden heb ik mij graag aangesloten bij de motie die de heer Van der Staaij hierover in zijn tweede termijn heeft ingediend.
Mevrouw Maij (PvdA):
Voorzitter. Ook de PvdA steunt de inzet van de regering waar het gaat om ondersteuning van opvang in de regio en het snel en goed beoordelen van de aanvragen van asielzoekers die zich in Nederland melden. Ik heb echter ook aangegeven op twee punten graag iets meer ruimte te zien. De PvdA-fractie zal dan ook de motie steunen waarin de ChristenUnie vraagt om het aantal van 250 Syriërs die voor hervestiging in aanmerking komen, bovenop het bestaande quotum te plaatsen.
Verder wil ik zelf nog een motie indienen.
De voorzitter:
U dient nu deze motie eigenlijk buiten uw spreektijd in, mevrouw Maij.
Mevrouw Maij (PvdA):
Nee, voorzitter, ik zie dat ik nog 30 seconden spreektijd heb.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat meer dan twee miljoen Syriërs door de burgeroorlog naar buurlanden zijn gevlucht en tussen de 4 en 5 miljoen Syriërs ontheemd zijn en in het land zelf van huis en haard gevlucht zijn;
overwegende dat veruit de meeste vluchtelingen opvang in de regio krijgen;
constaterende dat een deel van de vele vluchtelingen uit Syrië in Nederland familie heeft, maar dat de regels voor het verkrijgen van een Nederlands visum de mogelijkheid om naar ons land te komen beperken;
van mening dat Nederland in deze urgente situatie ruimhartig moet omgaan met het toelaten van gevluchte Syrische familieleden om hen op humanitaire gronden de mogelijkheid te geven hier een bepaalde periode op adem te komen;
verzoekt de regering om de regels voor verblijf van gevluchte Syriërs bij familieleden tot en met de tweede graad in Nederland zo te verruimen dat zij op humanitaire gronden tijdelijk en in beginsel maximaal een jaar bij familie in Nederland kunnen verblijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Ik heb goed geluisterd naar de woorden van steun van mevrouw Maij voor de motie van de heer Voordewind over het quotum en de 250 Syriërs. Deze 250 mensen zullen dus niet onder het quotum vallen. Is er dus volgens de Partij van de Arbeid ruimte om volgend jaar opnieuw te bekijken of het nodig is dat wellicht Syrische vluchtelingen kunnen worden uitgenodigd binnen het quotum?
Mevrouw Maij (PvdA):
Als ik de motie van de heer Voordewind goed heb begrepen, gaat die over de 500 mensen voor wie Nederland sowieso al graag een plek aanbiedt in de samenleving. Daarbij gaat het om mensen die niet uit Syrië komen. Er zouden 250 specifiek Syriërs bijkomen als dat ook aan de VN-Vluchtelingenorganisatie aan Nederland is gevraagd.
Mevrouw Gesthuizen (SP):
Betekent dit dater opnieuw sprake is van ruimte binnen het quotum om vluchtelingen van over de hele wereld, maar mogelijk ook uit Syrië, extra naar Nederland te halen?
Mevrouw Maij (PvdA):
Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat heel duidelijk hierbij de VN-Vluchtelingenorganisatie leidend is. Men zal in overleg met de regering bekijken hoe het quotum het beste kan worden ingevuld.
De voorzitter:
Mij is gebleken dat de staatssecretaris direct kan antwoorden, ook al krijgt hij wellicht nog enkele moties op papier uitgereikt.
Staatssecretaris Teeven:
Voorzitter. Ik dank de leden voor de opmerkingen in de tweede termijn. Volgens mij hebben wij vandaag een goed debat gevoerd.
Ik kom eerst op de motie van mevrouw Gesthuizen, op stuk nr. 1710. Wij hebben over de inhoud van die motie van gedachten gewisseld. Vooralsnog blijft het zoals het is. Dat is deze middag ook besproken. Wij houden de situatie in de gaten. Ik moet de motie daarom ontraden. Wij hoeven het debat hierover niet opnieuw te voeren.
De volgende motie is die op stuk nr. 1711, van mevrouw Voortman. In het dictum wordt de regering verzocht, in overleg te treden met de UNHCR om tot versoepelde regels te komen voor de toelating van Syrische vluchtelingen. Als zij daarmee doelt op een soepel asieltoelatingsbeleid, dan is de motie ondersteuning van beleid. Daarover heb ik vanmiddag ook gesproken. Als zij dat bedoelt, hoef ik daarover niet met de UNHCR in gesprek te gaan. Als zij met het dictum doelt op het extra mensen naar Nederland halen, dan moet ik de motie ontraden. Ik hoor graag een nadere duiding van het dictum.
De voorzitter:
Ja. Daarna horen we wat uw advies concreet is.
Mevrouw Voortman (GroenLinks):
Wij vinden het huidige beleid niet ruimhartig genoeg. Daarom zeggen we: laat de regering in overleg treden met de UNHCR om te horen wat er nodig is. Dat kan tot versoepeling leiden. Het kan dus ook leiden tot meer mensen dan die 250 die reeds zijn aangekondigd.
Staatssecretaris Teeven:
Dan moet ik de motie ontraden.
In de motie op stuk nr. 1712 verzoekt mevrouw Voortman om een ruimhartige opvang in Nederland te bieden aan Syrische vluchtelingen. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid. Ik wijs op hetgeen ik de Kamer heb meegedeeld over de toegenomen asielinstroom vanuit Syrië. Ik heb daarbij ook cijfers gegeven.
Ik kom op de motie op stuk nr. 1713 van de heer Voordewind en anderen. Hierin wordt de regering verzocht om ruimhartig om te gaan met verzoeken van Syriërs om familie in Nederland te bezoeken zodat zij hier tijdelijk opgevangen kunnen worden. Ik wil deze motie bezien in relatie tot de motie van mevrouw Maij op stuk nr. 1719. Daarin wordt de regering verzocht om de regels voor verblijf van gevluchte Syriërs bij familieleden tot en met de tweede graad in Nederland zodanig te verruimen dat zij op humanitaire gronden tijdelijk en in beginsel maximaal een jaar bij familie in Nederland kunnen verblijven. Ik heb gezegd dat ik dit wil onderzoeken. Ik zal de Kamer hierover zo spoedig mogelijk informeren. Wellicht geeft mijn antwoord beide leden aanleiding om hun moties aan te houden.
Mevrouw Maij (PvdA):
Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij dit ook snel doet? Kunnen wij dit binnen drie weken van hem vernemen? In dat geval wil ik mijn motie wel aanhouden.
Staatssecretaris Teeven:
Binnen vier weken zal de Kamer informatie ontvangen.
Mevrouw Maij (PvdA):
Vooruit.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Maij stel ik voor, haar motie (19637, nr. 1719) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dan zal ik mijn motie ook aanhouden. Ik maan de staatssecretaris wel om spoed. Het gaat in dit geval om vluchtelingen die in een belabberde situatie zitten.
Staatssecretaris Teeven:
Jazeker, maar het gaat ook om zorgvuldigheid. Wij moeten niet dezelfde problemen krijgen die wij eerder dit decennium en in de vorige eeuw hebben gehad. Wij moeten heel goed naar de juridische en feitelijke problemen kijken. Dat kost echt even tijd. Ik zal het zo snel mogelijk doen. Als de brief over drie weken klaar is, krijgt u hem. U krijgt hem in ieder geval binnen vier weken.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor, zijn motie (19637, nr. 1713) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Teeven:
Ik kom op de motie op stuk nr. 1714 van de heer Voordewind en anderen. Hierin wordt de regering verzocht, de mogelijkheden te onderzoeken om ook te participeren in het tijdelijk humanitair toelatingsprogramma. Ik ga ervan uit dat de heer Voordewind doelt op het Duitse programma. Ik heb het standpunt van de regering daarover meegedeeld. Ik moet deze motie dan ook ontraden.
In motie op stuk nr. 1715 verzoekt de heer Voordewind om de 250 Syrische vluchtelingen los te koppelen van het bestaande quotum. Ik heb duidelijk namens het kabinet aangegeven dat wij een oplossing zoeken binnen het quotum, niet daarbuiten. Dus ook deze motie moet ik ontraden.
Ik kom op de motie van de heer Van der Staaij en de heer Van Hijum op stuk nr. 1716. Hierin wordt de regering verzocht, bij de keuze van de Syrische vluchtelingen die voor hervestiging in aanmerking komen, voorrang te geven aan de meest kwetsbare en bedreigde personen. De heer Van der Staaij heeft gelijk dat er wel degelijk zeggenschap is. De UNHCR selecteert, maar het is niet zo dat Nederland helemaal geen invloed heeft. Ik zie deze motie als ondersteuning van beleid. Wij zullen haar ook uitvoeren. Ik laat het oordeel aan de Kamer.
Ik kom op de moties op stukken nrs. 1717 en 1718 van de heer Schouw. Het dictum van de motie op stuk nr. 1717 vind ik redelijk. Ik weet echter niet of het ook kan. Ik moet dit even nagaan. Ik wil de Kamer binnen een week informeren en ik denk dat dit zelfs kan voor de stemming van aanstaande dinsdag. Ik vind het vermeerderen van het quotum van 2014 met het aantal ongebruikte plekken uit 2013 een redelijk verzoek. Wellicht geeft het antwoord de heer Schouw aanleiding om zijn motie in te trekken. Dat moeten wij dan even bezien.
De voorzitter:
Wij stemmen één dag later, op woensdag. Dat is echter niet van invloed op uw antwoord.
Staatssecretaris Teeven:
Ik zal ook zeggen waarom ik enige tijd vraag. Ik moet even bezien wat voor consequenties dat heeft, niet alleen juridisch, maar ook financieel.
De voorzitter:
Maar in ieder geval komt het voor de stemmingen.
Staatssecretaris Teeven:
Ja, voor de stemmingen.
In de motie-Schouw c.s. op stuk nr. 1718 wordt de regering verzocht, een meer actieve rol te nemen bij de coördinatie van hulp aan Syrië en om zich in te zetten voor duidelijke lijnen. De heer Schouw gaf als suggestie om ermee te beginnen als er mogelijkheden zijn bij de JBZ-Raad van oktober. Ik zie dat als ondersteuning van het beleid, dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. Ik zal dat zeker doen.
Ik hoop dat mijn fysieke houding nu een wat andere indruk geeft aan de heer Schouw. Hij dacht in mijn fysieke houding te lezen dat ik niet bereid was om mee te denken. Dat ben ik wel, maar ik zie ook een aantal problemen opdoemen die door de heren Van Hijum, Azmani en Fritsma terecht zijn genoemd, en ook door de heer Van der Staaij. Daar moet ik ook aandacht aan besteden. Het heeft niet zoveel met mijn fysiek te maken. Dat is een probleem van mezelf, zou ik bijna zeggen. Ik ben zeer bereid om de uitgestoken handen te pakken en ik hoop dat hij dat ook een beetje herkent bij de bespreking van zijn moties op stuk nrs. 1717 en 1718.
De heer Fritsma (PVV):
Ik heb een punt van orde. Het hele debat heeft het kabinet volgehouden dat er niet meer Syriërs naar Nederland komen dan die 250 die reeds zijn toegezegd. Daarom heb ik ook geen motie ingediend. Ik heb gezegd dat ik met moties kom wanneer het er meer worden. Nu zegt de staatssecretaris nota bene naar aanleiding van de motie-Schouw c.s. op stuk nr. 1717 dat hij gaat bekijken of de ongebruikte plekken van voorgaande jaren alsnog kunnen worden ingevuld, zodat er toch meer dan 250 Syriërs naar Nederland komen. Misschien heb ik dat niet goed begrepen, dat hoop ik, maar als dat zo is, vraag ik gelijk een heropening van dit debat aan, om toch moties te kunnen indienen.
Staatssecretaris Teeven:
Ik heb goed geluisterd naar de heer Schouw. Ik ga bekijken of we, als de 50 van 2013 niet worden gebruikt, kunnen komen tot 250 vluchtelingen, dus het is binnen de grens van 250. Zo lees ik het dictum van de motie van de heer Schouw. Het voldoet volledig aan de waarneming van de heer Fritsma dat het binnen de grens van 250 moet zijn.
De voorzitter:
Even voor alle zekerheid, want hier liepen een voorstel van orde en de inhoudelijke kant een beetje door elkaar heen. Ik constateer dat het antwoord van de staatssecretaris de heer Fritsma geen aanleiding geeft om een heropening te vragen.
Staatssecretaris Teeven:
Tot slot. De motie op stuk nr. 10 heb ik inmiddels besproken. Ik dank de heer Van Hijum voor zijn opmerkingen. Een realistische kijk op het door het kabinet gevoerde beleid.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid en voor de antwoorden die hij heeft gegeven. Ik hoor net dat wij niet woensdag stemmen over deze moties, maar donderdag.
De vergadering wordt van 17.03 uur tot 17.05 uur geschorst.
Voorzitter: Van Miltenburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-110-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.