8 Huwelijksdwang, polygamie en genitale verminking

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht BES met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking ( 32840 ).

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van harte welkom. Ik geef het woord aan mevrouw Hilkens van de Partij van de Arbeid.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Voorzitter. Het was de Nederlandse dichter en schrijver Bertus Aafjes – het kan bijna niet anders of hij heeft ooit de ware liefde in alle vrijheid mogen ervaren – die de woorden sprak: "Liefde maakt een smal bed breed." Voor de mensen die geraakt worden door het onderwerp waarover wij vandaag spreken, huwelijksdwang, geldt eerder het tegenovergestelde. Wanneer je letterlijk in een huwelijk gedwongen wordt, wanneer dagelijkse onderdrukking de enige realiteit is die je kent en wanneer je uit angst voor repercussies, eerwraak en fysieke of psychische mishandeling elke dag opnieuw zwijgen boven spreken verkiest, dan wordt zelfs het breedste bed uiteindelijk heel erg smal. Dan is het te smal om er zelfs alleen rustig in te kunnen slapen.

Daarom is de PvdA heel blij met de wijziging van het wetboek die vandaag voorligt. Aanscherping van de wet op het gebied van huwelijksdwang, onder andere door de maximumstraf naar twee jaar te verhogen en de verjaringstermijn net als bij zedendelicten pas in te laten gaan bij achttien jaar, daar kunnen wij alleen maar ja tegen zeggen. Cynici stellen dat deze wijziging niks anders is dan symboolpolitiek, want door huwelijksdwang strafbaar te stellen los je dit probleem niet op, evenmin als bij elke andere vorm van dwang. Persoonlijk kies ik liever voor de term signaalpolitiek. Door het probleem in het Wetboek van Strafrecht op te nemen, verdwijnt het helaas inderdaad niet als vanzelf. Dit probleem krijgt echter wel formele erkenning door het te benoemen en op te nemen in de wet. Het verdient die formele erkenning. De PvdA gelooft in een gecombineerde aanpak. Zie het als een heel ingewikkelde puzzel die we stukje voor stukje in elkaar moeten zien te leggen. Daarvoor kunnen wij enerzijds inzetten op preventie, goede voorlichting en het bevorderen van specialistische kennis omtrent dit probleem. Anderzijds kunnen wij zoals vandaag de route van het strafrecht bewandelen.

De PvdA heeft lang geworsteld met de vraag of huwelijksdwang als apart delict in het Wetboek van Strafrecht moet worden opgenomen. Je kunt je tenslotte voorstellen dat daarmee de signaalfunctie aan belang toeneemt en dat misschien zelfs de aandacht voor de opsporing toeneemt. Toch hebben wij uiteindelijk afgezien van zo'n specifieke definitie. Huwelijksdwang kent namelijk vele vormen. Hoe meer je dit begrip probeert in te kaderen, hoe meer je erachter komt dat je er moeilijk een etiket op kunt plakken. Je zou zelfs kunnen stellen: hoe meer je het benoemt, hoe beperkter je het dreigt te maken. Tegelijkertijd gaat huwelijksdwang verder dan het dwingen tot het aangaan van een huwelijk. Het gaat ook over het met dwang vasthouden van iemand in een huwelijk en het gaat ook over het achterlaten van vrouwen in een ander land. Het gaat dus om heel veel vormen van dwang. Al die vormen vallen, in ieder geval voor Nederland, onder het artikel dat hierover in ons Wetboek van Strafrecht staat. Helaas geldt dit artikel niet ook in alle andere landen.

Daarom heeft de PvdA een amendement ingediend. Het oorspronkelijke wetsvoorstel gaat al uit van de strafbaarheid van Nederlanders die in het buitenland een ander tot een huwelijk dwingen. Dat is terecht. Wij kunnen niet tolereren dat een Nederlander iemand in een ander land in een huwelijk dwingt en daar bij terugkomst in Nederland nog mee kan wegkomen ook. Door ons amendement gaat het niet alleen meer om huwelijksdwang in de zin van het dwingen tot het aangaan van een huwelijk, maar ook om andere vormen van dwang. In dit kader valt te denken aan huwelijkse gevangenschap en gedwongen achterlating.

Als je gaat verhuizen, hoeft er in Nederland maar één iemand uit een gezin naar de gemeente te gaan om het hele gezin uit te schrijven. Dat zou je handig kunnen noemen, maar het kent ook een gevaarlijke kant. Mensen kunnen iemand uitschrijven die dat in wezen niet wil. Collega Arib heeft al eerder en vaak aangedrongen op alertheid van ambtenaren als het gaat om het uitschrijven van iemand uit het bevolkingsregister. Vrouwen en kinderen worden zonder dat zij het weten uitgeschreven uit het bevolkingsregister en worden in landen van herkomst aan hun lot overgelaten. Dan blijkt hun vertrek verder bij geen enkele instantie op te vallen. Ambtenaren die vermoeden dat een uitschrijving niet klopt, kunnen die verder laten uitzoeken. Helaas gebeurt dat nog lang niet altijd, met achtergelaten vrouwen tot gevolg. Minister Leers heeft eerder toegezegd dat de desbetreffende ambtenaren nog eens extra op het hart zal worden gedrukt dat zij goed moeten letten op signalen van niet-kloppende uitschrijvingen en dat zij daarnaar onderzoek moeten laten doen. Wat is hierbij de stand van zaken?

Tot slot, de Partij van de Arbeid is erg enthousiast over de Engelse Forced Marriage Unit. Dit is een eenheid die zich gespecialiseerd heeft in huwelijksdwang, huwelijksgevangenschap en achtergelaten vrouwen. Deze eenheid hoort niet alleen het probleem van de vrouwen en kinderen aan die worden gedwongen om met een man samen te leven met wie zij helemaal niet willen samenleven, maar begeleidt de vrouwen ook bij de moeilijke vervolgstappen. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij welwillend naar dit Engelse systeem zal kijken. Kan hij dat meer dan welwillend doen? De mogelijkheden die Nederland nu kent, zijn wat de PvdA betreft te versnipperd of bieden niet voldoende expertise om deze vrouwen werkelijk te helpen. Daarop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Er zijn heel veel motieven om te trouwen. De mooiste daarvan is uiteraard de liefde. Als je, zoals ik, getrouwd bent met de leukste man van Nederland en je dat in de Efteling hebt mogen doen, is dat echt een sprookje. Ook als er minder romantische motieven aan een huwelijk ten grondslag liggen, is dat niet per se een probleem. Een verstandshuwelijk mag ook, maar een voorwaarde is wel dat beide partijen hiervoor volledig uit vrije wil kunnen kiezen. Helaas is dit lang niet altijd het geval en hebben veel gedwongen huwelijken meer van een nachtmerrie dan van een sprookje.

Dan komen wij op de onzichtbare problemen waarover wij vanmiddag spreken. Het zijn onzichtbare problemen waar heel veel leed achter verscholen gaat. Ze zijn onzichtbaar, omdat aan de buitenkant niet of nauwelijks valt vast te stellen of een huwelijk al dan niet vrijwillig tot stand is gekomen. Betrokkenen staan vaak onder zodanig zware psychische en soms zelfs fysieke druk van hun familie of andere naasten dat zij zich genoodzaakt voelen om het allemaal lijdzaam te ondergaan. Ze durven er meestal niet eens over te praten. De impact en de gevolgen van een gedwongen huwelijk zijn immens groot. De VVD wil slachtoffers hiervoor natuurlijk graag op alle mogelijke manieren behoeden. Gelukkig wordt dat breed gedeeld in de Kamer. Het strafrecht is wat ons betreft hierbij het ultimum remedium maar wel een zeer belangrijk middel vanwege de afschrikwekkende, preventieve werking.

De VVD is blij met dit wetsvoorstel, omdat de maximumstraf bij huwelijksdwang wordt verhoogd van negen maanden naar twee jaar, omdat het mogelijk wordt om voorlopige hechtenis toe te passen en gebruik te maken van speciale opsporingsbevoegdheden en omdat de verjaringstermijn voor huwelijksdwang bij kinderen jonger dan achttien jaar zodanig wordt verlengd dat de jaren voor de achttiende verjaardag nog niet meetellen voor de verjaring. Het belangrijkste punt is voor ons echter dat het voor strafvervolging voortaan voldoende is dat het in Nederland strafbaar is, ook als dat niet zo is in het land van herkomst of het land waar het huwelijk is gesloten. Dat geldt straks gelukkig ook voor polygamie en vrouwelijke genitale verminking. Dit wordt ook strafbaar als het in het buitenland is gepleegd en de persoon ten tijde van het plegen ervan in Nederland zijn woon- of verblijfplaats had.

De actiegroep Femmes for Freedom, die de VVD een warm hart toedraagt, pleit voor een taskforce huwelijksdwang naar het voorbeeld van de Britse Forced Marriage Unit. Mevrouw Hilkens had het daar net ook over. Ik wil graag van de staatssecretaris weten of hij een dergelijke taskforce ziet als een goed en effectief instrument in de strijd tegen huwelijksdwang en zo ja, of hij daaraan ook wil meewerken.

In het afgelopen jaar is ook nog een andere kant van huwelijksdwang onder de aandacht gebracht. Daarbij heeft Femmes for Freedom het voortouw genomen. Het gaat om de dwang om getrouwd te blijven en dus niet te kunnen scheiden. Het is meer dan afschuwelijk om te zien hoe zo aan mensen, veelal vrouwen, het perspectief op een beter, vrij leven wordt ontnomen, met alle trieste gevolgen van dien. Waarom kiest het kabinet niet voor een bredere concretisering van het begrip "huwelijksdwang" met daarin opgenomen de dwang om getrouwd te blijven? Gaat er niet een stevige preventieve werking vanuit als aan familie in landen van herkomst kan worden aangegeven dat het in Nederland strafbaar is om iemand in een huwelijk gevangen te houden? Graag krijgt de VVD door de staatssecretaris nog eens toegelicht waarom het kabinet er niet voor heeft gekozen om huwelijksdwang zelfstandig strafbaar te stellen als klachtdelict. Hoe ziet het kabinet dit in relatie tot de aangiftebereidheid? Ik vraag de staatssecretaris ook in te gaan op de problematiek van de zogenaamde hinkende echtscheiding, waarbij er na ontbinding van een Nederlands burgerlijk huwelijk nog een religieus en/of statelijk huwelijk in een ander land overblijft, waardoor zelfs polygamie mogelijk weer aan de orde kan zijn. Ziet de staatssecretaris hiervoor een andere oplossing dan de verplichting op te leggen om eerst het religieus huwelijk te ontbinden? Wij hebben er eerder over gesproken; er zijn kanttekeningen bij te plaatsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking. Drie onderwerpen die raken aan het zelfbeschikkingsrecht: de vrijheid van het individu. Voor D66 is dit een centrale kernwaarde. Mijn fractie begrijpt dan ook goed de behoefte om dit soort maatschappelijke problematiek stevig te kunnen aanpakken. Mijn fractie kan zich ook goed voorstellen dat een strafrechtelijke stok achter de deur de preventieactiviteiten kan versterken. Toch passen bij dit wetsvoorstel naar onze mening wel een aantal kritische kanttekeningen.

Bij de aanpak van een probleem beginnen wij doorgaans met informatie over aard en omvang van het probleem. Maar juist die informatie ontbreekt in dit geval: er vindt geen registratie plaats. Wij hebben het over verborgen leed met een grote impact op betrokkenen. Er zijn signalen en praktijkvoorbeelden, maar wij weten dus niet hoe vaak dit voorkomt. Dat knelt, want als wij de strafrechtelijke aanpak verruimen, dan zijn dit soort gegevens eigenlijk onmisbaar. Dit wetsvoorstel verruimt de rechtsmacht, verhoogt de maximumstraf, biedt meer strafvorderlijke bevoegdheden en verlengt de verjaringstermijn. Kan de staatssecretaris toelichten in welke registratiemogelijkheden wordt voorzien, zodat een breder zicht op de problematiek kan ontstaan? Tegelijkertijd geven minister, deskundigen en rechtspraktijk aan dat deze verruiming vooral een signaalwerking zal hebben. Dat signaal wordt al afgegeven door de strafbaarheid zoals wij die nu kennen. D66 vindt dat een wetsvoorstel een realistisch beeld moet geven van wat mensen straks kunnen verwachten. Dat is voor ons een belangrijk punt. Kan de staatssecretaris toelichten welk extra signaal uitgaat van de verruiming van de strafrechtelijke aanpak en welk effect hij daar concreet van verwacht?

Huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking zijn problemen die niet ophouden aan de landsgrens, maar juist een grensoverschrijdend karakter hebben. D66 deelt dan ook de wens om vrijhavens in het buitenland en straffeloosheid tegen te gaan. Wij moeten voorkomen dat naar het buitenland wordt gereisd om dit soort praktijken alsnog ongestraft te kunnen plegen. De verruiming van de rechtsmacht door de dubbele strafbaarheid te schrappen past daarbij. Dan reikt de arm van de rechter tot over de grens. Maar vanuit een realistisch beeld blijkt dat geen panacee. Kansrijke vervolging hangt in belangrijke mate af van medewerking van het land waar het feit is begaan. Die medewerking is met uitbreiding van de rechtsmacht niet gegeven. De ervaring van het Openbaar Ministerie leert dat in landen waar dwanghuwelijken geheel legaal en gebruikelijk zijn, zo goed als geen bereidheid bestaat om mee te werken aan een strafrechtelijk onderzoek. Hoe kan dan toch voldoende bewijs worden vergaard om iemand te veroordelen voor huwelijksdwang? De staatssecretaris gaat op dit punt namelijk wel erg uit van steunbewijs in de vorm van getuigenverklaringen. Zijn er ervaringen in het buitenland die aantonen dat dit in voorkomende gevallen voldoende oplevert?

De rechtsmacht wordt alleen verruimd voor huwelijksdwang. De minister stelt in de toelichting dat het te ver gaat om op alle vormen van dwang een uitgebreide rechtsmacht toe te passen. Aanhakend op het amendement van de collega's Arib en Hilkens, vraag ik om een nadere toelichting. Waarom wel voor alle vormen van dwang een uitbreiding van dwangmiddelen en opsporingsbevoegdheden, maar alleen voor huwelijksdwang een verruiming van de rechtsmacht?

Over vrouwelijke genitale verminking ligt er een rapport uit 2010 van Heleen Steenbergen, in opdracht van het politiekorps IJsselland. Ervaringen in Frankrijk en Zweden worden uitgelicht als voorbeeld om succesvolle opsporing te bevorderen. Bij een meldplicht, een medisch onderzoek bij kinderen, publieke aandacht, sociale alertheid en ketensamenwerking liggen mogelijk ook punten voor opsporing van huwelijksdwang. Kan de staatssecretaris toelichten hoe de aanbevelingen uit 2010 zijn opgepakt en in de stroom van dit wetsvoorstel nog steviger een plek kunnen krijgen?

De aangiftebereidheid van huwelijksdwang is laag. Slachtoffers worden gesteld voor een loyaliteitsdilemma ten opzichte van hun familie. Je ziet je ouders immers niet graag in de cel. Op dat punt ziet mijn fractie in dit wetsvoorstel een risico. Het risico bestaat dat dit wetsvoorstel de drempel voor slachtoffers juist verhoogt, waardoor huwelijksdwang verder onzichtbaar wordt. Tijdens het rondetafelgesprek kwam de suggestie aan de orde om van huwelijksdwang en gevangenschap een klachtdelict te maken; ik hoorde het collega Van Nieuwenhoven ook al zeggen. Er is dan alleen sprake van vervolging als het slachtoffer daar zelf en dus weloverwogen aangifte van doet. Er werd gesteld dat dit de aangiftebereidheid misschien zou vergroten. Ook ik vraag de staatssecretaris hoe hij daartegen aankijkt. Is dit overwogen en wat heeft de minister doen besluiten om dit niet zo te regelen? En hoe worden eventuele risico's voor het slachtoffer ondervangen als zij eenmaal de stap zet om aangifte te doen, maar als uiteindelijk de minimumgrens van wettig en overtuigend bewijs niet gehaald wordt? Hoe voorkomen wij secundaire victimisatie, stigma en schade aan het sociale netwerk?

Er komt dus veel nadruk te liggen op de wijze waarop het Openbaar Ministerie met dit soort gevallen wil en zal omgaan. Op welke wijze worden deze punten meegenomen in de aanwijzing van het Openbaar Ministerie die hierop zal toezien?

Bij het gedwongen aangaan van het huwelijk is de persoonlijke vrijheid van de vrouw in het geding. Dat zou evenzeer moeten gelden als zij gedwongen wordt om in een door haar niet gewenst huwelijk te blijven. De D66-fractie pleit er dan ook voor dat huwelijksdwang breder wordt gedefinieerd als "dwang om te trouwen en getrouwd te blijven"; dat hoorde ik ook mijn VVD-collega zeggen. Is de staatssecretaris bereid om het begrip "huwelijksdwang" hiertoe uit te breiden? En hoe gaan wij om met dwanghuwelijken die volgens andere regels zijn gesloten, bijvoorbeeld het niet-geregistreerde islamitische huwelijk? Vindt de staatssecretaris dat het wetsvoorstel ook daarop van toepassing moet zijn of moet de huwelijksvrijheid van die groep vooral door preventie en voorlichting worden bevochten?

D66 is met de regering van mening dat eerst en vooral moet worden ingezet op preventieve maatregelen. De drempel moet zo laag mogelijk zijn, zodat slachtoffers hulp zoeken en weten te vinden. De strafrechtelijke stok achter de deur moet dus uitdrukkelijk gepaard gaan met adequate hulp voor slachtoffers. Het strafrecht is geen panacee voor het oplossen van maatschappelijke problemen. Voorkomen begint met bewustwording, bespreekbaarheid, gedragsverandering en laagdrempelige hulp. Daarin ligt naar de mening van mijn fractie de meeste effectiviteit besloten. Daarin moet de staatssecretaris, wat de D66-fractie betreft, dan ook de meeste energie stoppen.

Ik concludeer: voor de fractie van D66 zit de meerwaarde van dit wetsvoorstel vooral in de samenhang met preventie. Het signaal van onwenselijkheid moet duidelijk zijn. De inzet van middelen vraagt om een delicate benadering. Preventie en voorlichting zijn de zaken waar het werkelijk om draait. De instemming van mijn fractie volgt dan ook uit de mate waarin en de wijze waarop deze nuanceringen over het voetlicht worden gebracht.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel laten wij zien dat wij als overheid aan de kant van de onderdrukte vrouwen staan. Wij geven daarmee een krachtig signaal af. Daaraan hecht de CDA-fractie. Vrije huwelijkskeuze is een groot goed. Het is belangrijk dat wij dat doorvertalen in onze wetgeving. Huwelijksdwang is in strijd met de rechtsorde, niet alleen de Nederlandse maar ook de internationale rechtsorde. Ik heb de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens er nog eens op nageslagen. Daarin staat dat een huwelijk slechts kan worden gesloten met de vrije en volledige toestemming van aanstaande echtgenoten. De praktijk is soms echter anders.

De CDA-fractie steunt de verhoging van de strafmaat in artikel 284 Wetboek van Strafrecht. De vorige minister heeft dit al aangekondigd. Ook is er een motie-Van der Burg/Van Toorenburg. De CDA-fractie vindt de huidige celstraf van maximaal negen maanden niet in verhouding tot de ernst van dit delict.

Toch moeten wij niet te enthousiast zijn. Het is al eerder gezegd: het strafrecht is geen wondermiddel voor de bestrijding van huwelijksdwang en genitale verminking. Het probleem is eerder de aangiftebereidheid. Mijn collega mevrouw Berndsen zei het net al: wij moeten die niet te hoog inschatten. Sociale druk, loyaliteit aan de familie, angst voor repercussies: dergelijke culturele elementen staan het doen van aangiften maar al te vaak in de weg. Als er dan al een aangifte ligt, is het vaak bewijsrechtelijk lastig om te vervolgen, om de bewezenverklaring te krijgen. Ik heb hier geen glazen bol, maar de CDA-fractie is wel bang dat het aanpakken van dit soort schrijnende toestanden vooral een kwestie is van lange adem, van bewustwording, emancipatie en veel meer inspanning dan alleen aanscherping van het strafrecht.

Laten wij dus niet in de val lopen dat wij straks tevreden zijn met dit wetsvoorstel en dat wij ons strafrechtelijke huis op orde hebben, maar laten wij ook verder kijken. Het wetsvoorstel wordt van toepassing verklaard op de Nederlander die zich in het buitenland schuldig maakt aan dwang tot het aangaan van een huwelijk, maar het gaat niet over gedwongen samenwonen. De CDA-fractie is benieuwd hoe vaak het voorkomt dat vrouwen tegen hun zin gevangen worden gehouden in een relatie zonder dat sprake is van een huwelijk. Kan de staatssecretaris daarop reageren, heeft hij dit laten onderzoeken en heeft hij zijn gedachten daarover laten gaan bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel?

Ik keer terug naar de huwelijksdwang. Wie zich in het buitenland schuldig maakt aan dwang tot het aangaan van een huwelijk, wordt strafbaar. De CDA-fractie heeft in schriftelijke stukken gevraagd of wij dit delict niet ruimer moeten nemen. Het komt immers niet alleen voor dat vrouwen worden gedwongen om te trouwen, maar ook dat zij worden gedwongen om getrouwd te blijven. Huwelijkse gevangenschap dus. Onder meer de organisatie Femmes for Freedom, waarvan leden aanwezig zijn op de tribune, pleit daarvoor. De CDA-fractie heeft dan ook sympathie voor het amendement-Arib/Hilkens van de PvdA-fractie. De staatssecretaris schreef in een reactie op hun pleidooi dat bij het enkele feit dat een van de partners niet instemt met een scheiding nog geen sprake van huwelijksdwang hoeft te zijn, zolang geen sprake is van geweld of dreiging met geweld. Dat is ook zo. Er kunnen goede redenen zijn voor een man of vrouw om niet meteen in te gaan op een eis tot echtscheiding. De CDA-fractie kan dit in ieder geval volgen.

Daarachter zit wel het probleem dat vrouwen die leven in huwelijkse gevangenschap vaak wel zijn gescheiden uit het burgerlijk huwelijk, maar niet kunnen scheiden uit het religieuze huwelijk. Daarvoor hebben ze dan de rechter nodig. Ik geef enkele kleine voorbeelden. Een moslima die van haar Marokkaanse man scheidt, kan als het huwelijk naar islamitisch recht geldig blijft, niet veel beginnen als haar ex-echtgenoot de kinderen meeneemt naar Marokko. Ik hecht aan praktijkvoorbeelden, mevrouw de voorzitter. Een moslima uit Pakistan, wier echtgenoot een bedrieger blijkt te zijn, heeft een probleem als hij weigert religieus van haar te scheiden. Niet alleen is het lastig om zonder toestemming van haar ex het paspoort te verlengen, maar ook wordt het haar onmogelijk gemaakt zich los te maken van de schaamte over haar huwelijksverleden. Verder loopt zij het risico gestenigd te worden als zij weer naar Pakistan gaat. Voor deze vrouwen staat in Nederland de gang naar de burgerlijke rechter open. Die kan ex-echtgenoten dwingen mee te werken aan de ontbinding van het religieuze huwelijk op straffe van een dwangsom. Het probleem is alleen, zoals eerder geschetst door mijn voorgangers, dat voor zo'n stap een enorme overwinning nodig is. Het CDA heeft dan groot respect voor de geëmancipeerde vrouwen die deze stap toch durven te zetten. Veel vrouwen weten echter niet eens dat die weg openstaat en het gaat hier dus ook over een stukje voorlichting. Het CDA vindt het belangrijk dat islamitische vrouwen weten dat zij naar de rechter kunnen stappen als hun echtgenoot weigert om mee te werken aan een scheiding volgens islamitisch recht. De vraag is aan de staatssecretaris of hij bereid is, zich met kracht in te zetten voor voorlichting en bewustwording. Ook bewustwording is hier al aan de orde gekomen. Zijn er al contacten met islamitische organisaties over dit soort vormen van voorlichting en hoe verlopen die? Is de staatssecretaris bereid om maximaal te laten zien dat wij aan de kant van deze vrouwen staan? Dat is belangrijk in het kader van de aangiftebereidheid. Als de overheid achter deze vrouwen staat, durven zij misschien ook wel meer.

De staatssecretaris heeft eerder geschreven dat het erg moeilijk is om de aangiftebereidheid te vergroten. Wij denken dat het OM daaraan een steentje kan bijdragen. Juist als zij serieus genomen worden, als er goed naar de aangiftes wordt gekeken, als tot vervolging wordt overgegaan of als slachtoffergesprekken worden gevoerd, zullen mensen eerder bereid zijn om aangifte te doen. Het OM kan natuurlijk initiatief nemen, in combinatie met de leerplichtambtenaar en de politie, als kinderen na de zomervakantie ineens wegblijven en kennelijk in een islamitisch land zitten. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Als wij toch denken in termen van mogelijkheden, is een andere mogelijkheid die om huwelijksdwang niet ander het algemene dwangartikel van 284 te scharen, maar afzonderlijk te definiëren als klachtdelict. Ook dat is vandaag genoemd. Bij dat delict wordt de verdachte pas vervolgd als het slachtoffer die vervolging daadwerkelijk wenst. Het OM kan dan dus niet zelf een initiatief nemen als er geen klacht komt. Wat vindt de staatssecretaris hiervan? Verwacht hij dat daarmee de aangiftebereidheid onder slachtoffers groter kan worden?

Een ander pleidooi van Femmes For Freedom is de uitbreiding van artikel 827, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In dat artikel worden de nevenvoorzieningen opgenoemd die de rechter kan treffen bij het uitspreken van een echtscheiding. Het pleidooi van Femmes For Freedom is om het artikel zodanig uit te breiden dat ook het ontbinden van het religieuze huwelijk, als nevenvoorziening, wordt geregeld. De staatssecretaris zegt dat dit niet hoeft omdat dit eigenlijk al kan. Uit de jurisprudentie blijkt dat dit valt onder sub f. Er zijn allerlei mogelijkheden om toch die nevenvoorzieningen te treffen, mits die voldoende samenhang vertonen met het verzoek tot echtscheiding en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden. Dat is eigenlijk het criterium.

De staatssecretaris heeft gezegd dat hij geen reden ziet om artikel 827 uit te breiden. De vraag van het CDA is om daarvoor uitgebreidere argumenten te gebruiken. Deelt de staatssecretaris de mening van de CDA-fractie dat het van groot belang is dat islamitische vrouwen weten dat zij naar de rechter kunnen gaan als hun ex weigert mee te werken aan een religieuze scheiding? Als het kabinet dat belang graag steunt met een bewustwording- en voorlichtingscampagne, waarom dan ook niet met uitbreiding of aanvulling van artikel 827? Ook dat willen wij graag van de staatssecretaris weten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het bederf van het beste is het slechtste. Daaraan moest ik denken bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel. Een huwelijk, in vrijheid beloven elkaar trouw te zijn, is prachtig. Ik zou willen zeggen dat zo'n huwelijk een Godsgeschenk is. Bij een gedwongen huwelijk, als er geen vrijwillige keuze is, kan het echter een ramp zijn en een gevangenis opleveren. Toen mevrouw Hilkens dichterlijk begon met Bertus Aafjes, dacht ik: wat weet ik allemaal voor gedichten over het huwelijk? Een bekende is die van Joost van den Vondel over oprechte trouw en "twee zielen gloeiend aaneengesmeed of vast geschakeld en verbonden in lief en leed". Maar ja, als je het dan ineens op dit thema toepast. Vastgeschakeld en verbonden? Dat geeft precies aan hoe rampzalig het kan zijn als en huwelijk onder dwang plaatsvindt. Het is dan ook heel goed dat wij vandaag hierover spreken.

Over de preventieve kant, het voorkomen van huwelijksdwang, spreken wij later nog naar aanleiding van het plan van aanpak voor de preventie van huwelijksdwang. Die preventieve kant is heel belangrijk. Terecht hebben een aantal woordvoerders hiervoor de aandacht gevraagd, maar wij vinden het ook van belang om in het Wetboek van Strafrecht een heldere strafbaarstelling te hebben met een toereikend strafmaximum.

Handhaving zal niet eenvoudig zijn, maar is wel de moeite waard. Het is belangrijk dat mensen zo veel mogelijk worden beschermd tegen huwelijksdwang. Zelfs als vervolging moeilijk is, gaat er van deze wettekst naar onze mening de "signaalwerking" uit waarover wordt gesproken in de stukken. Ik vind dat een mooie en terechte aanduiding.

Het artikel over dwang, artikel 284, is een brede bepaling, die allerlei vormen van dwang omvat. In de stukken wordt opgesomd welke situaties allemaal onder dat verbod vallen. De regering verhoogt over de volle breedte het strafmaximum van negen maanden naar twee jaar, en de Afdeling advisering van de Raad van State plaatst daar vraagtekens bij. Zij vraagt zich af of daarmee het bijzondere karakter en de ernst van de huwelijksdwang wel duidelijk genoeg naar voren komen. Zij adviseert dan ook om alleen voor huwelijksdwang het strafmaximum te verhogen. Wil de staatssecretaris nader reageren op dit punt? Dat vraag ik vooral omdat de regering in het kader van de uitbreiding van de rechtsmacht wel kiest voor verbijzondering van de strafbepaling tot enkel huwelijksdwang. Waarom dit onderscheid? Moet er niet gekozen worden voor één duidelijke lijn: óf een bijzondere strafbepaling voor huwelijksdwang óf dezelfde regels voor alle vormen van dwang? Graag krijg ik een reactie op dit punt.

Ik kom op het onderwerp polygamie. Bigamie of polygamie wordt niet genoemd in het verdrag van de Raad van Europa inzake de voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. De regering geeft als achtergrond dat bigamie of polygamie voor een aanzienlijk deel van de wereld aanvaardbaar is. Als de regering ervoor kiest de rechtsmacht uit te breiden voor huwelijksdwang, zou er naar onze mening ook iets voor te zeggen zijn om dit ten aanzien van polygamie te doen. De Afdeling advisering van de Raad van State geeft niet voor niets aan dat er geen volledige overeenstemming bestaat over de strafwaardigheid van huwelijksdwang, terwijl de regering hiervoor toch ook kiest. Graag krijg ik ook op dit punt een reactie.

Tot slot stel ik een vraag over de strafbaarheid van bigamie. Klopt de indruk van de SGP-fractie dat een niet-Nederlander die buiten Nederland opzettelijk een dubbel huwelijk aangaat met een Nederlander, toch niet op grond van het Nederlandse strafrecht vervolgd kan worden? Zou de wet op dit punt geen aanpassing verdienen?

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Vandaag wordt een heel belangrijke stap gezet om huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking een beetje tegen te gaan. Zo zorgt deze wet ervoor dat een Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een van deze zaken, vervolgd kan worden, ook al is in het land van herkomst, bijvoorbeeld, huwelijksdwang, polygamie of vrouwelijke genitale verminking niet strafbaar. De strafrechtelijke mogelijkheden voor aanpak van huwelijksdwang worden in deze wet ook verruimd. Als er sprake is van huwelijksdwang, wordt voorlopige hechtenis mogelijk. De straf voor dwang wordt verhoogd van negen maanden naar twee jaar en de verjaringstermijn wordt langer voor alle vormen van dwang.

In eerste instantie bevatte het wetsvoorstel alleen een langere verjaringstermijn voor huwelijksdwang. De verjaringstermijn begint pas te lopen zodra het slachtoffer 18 jaar is geworden. Dat vindt en vond mijn fractie zeer terecht, maar dit riep wel de vraag op waarom dit beperkt zou worden tot huwelijksdwang en niet voor alle vormen van dwang zou opgaan. Gelukkig is de staatssecretaris de SP-fractie in dezen tegemoetgekomen en heeft hij het wetsvoorstel op dit punt aangepast, zodat het nu voor alle vormen van dwang geldt. Dat vindt mijn fractie natuurlijk een verstandige keuze.

Dit wetsvoorstel zou betrekking hebben op alle vormen van dwang, maar ik merk in gesprekken met de organisaties dat er nog wel wat ruis bestaat over wat onder dwang, en voornamelijk huwelijksdwang, wordt verstaan. Is dat ook huwelijkse gevangenschap? Daarbij gaat het om twee partijen die wel vrijwillig het huwelijk zijn aangegaan en mogelijk verliefd zijn geworden. Naarmate het huwelijk vordert, zit een van de twee partijen echter niet meer vrijwillig in het huwelijk maar wordt gedwongen om in het huwelijk te blijven. Dat wordt "huwelijkse gevangenschap" genoemd. Kan de staatssecretaris zich vandaag uitspreken over de vraag of huwelijkse gevangenschap ook een vorm van dwang is?

In het verlengde hiervan heeft de PvdA-fractie een amendement ingediend dat hier zijdelings mee te maken heeft. De SP-fractie staat sympathiek tegenover dit amendement en hoort er graag de reactie van de staatssecretaris op. Het is een mooi voorstel, maar ik wil graag weten waarom de staatssecretaris er zelf niet op is gekomen dan wel het niet direct zelf heeft geregeld in het voorliggende wetsvoorstel.

Ik heb een soortgelijke vraag met betrekking tot sektes. Minister Opstelten heeft eerder in een debat met de heer Van Raak van mijn fractie een discussie gevoerd of die ook een vorm van dwang zijn. Ik wil graag op dit punt de uitspraak van de staatssecretaris horen dat sektes inderdaad een vorm van dwang zijn en dat zij ook vallen onder deze wet.

Zoals ik al zei, is deze wet een heel mooie stap. Mijn fractie was erg kritisch bij de schriftelijke inbreng bij dit wetsvoorstel. Dit was niet omdat we het niet eens zijn met de wet zoals die nu voor ons ligt, maar omdat een strafrechtelijke aanpak niet dé oplossing is. Veel van mijn collega's hebben dit punt al naar voren gebracht. Op de vraag van de SP hoe vaak het het Openbaar Ministerie is gelukt om huwelijksdwang aan te tonen, geeft de staatssecretaris toe dat dit nul keer het geval is geweest. Je kunt natuurlijk van alles doen om de strafmaat te verhogen of veel te regelen, maar als je niets doet aan de pakkans blijft dit probleem bestaan. Wij staan hier vandaag allemaal omdat we willen dat huwelijksdwang, polygamie en meisjesbesnijdenis wordt aangepakt en er geen slachtoffers meer vallen. Velen zullen het met mij eens zijn dat we de pakkans moeten verhogen. Is er voldoende recherchecapaciteit? Houden voldoende rechercheurs zich momenteel bezig met het opsporen van huwelijksdwang dan wel meisjesbesnijdenis? Is er voldoende specialistische kennis hiervoor aanwezig bij de recherche? Immers, opsporen is één ding, voorkómen is nog veel beter.

Veel organisaties die strijden tegen huwelijksdwang en achterlating pleiten voor een landelijk informatie- en meldpunt, dat een belangrijke rol zou moeten spelen in het verspreiden van kennis. Er is namelijk nog veel onwetendheid in het onderwijs en bij de jeugdzorg over de vraag wat je kunt doen als je en meisje in de klas of onder je zorg hebt dat mogelijk is achtergelaten in het land van herkomst of dat wordt uitgehuwelijkt. Het zou heel erg fijn zijn als er een meldpunt was waar een leerkracht of een jeugdhulpverlener informatie hierover kon krijgen. Ook kan zo'n meldpunt contacten leggen met en een netwerk opbouwen van organisaties en advocaten in Nederland, en mogelijk ook in de landen van herkomst, zodat er in geval van achterlating direct namen en adressen voor de hulpverlening beschikbaar zijn.

Hoe denkt de staatssecretaris een dergelijk meldpunt te realiseren? Ik heb getwijfeld over dit punt. Ik vroeg me af of we wel een nieuw meldpunt in het leven moeten roepen. Mogelijk echter heeft de staatssecretaris ook zelf goede ideeën over de kwestie waar je deze kennis en organisatie kunt onderbrengen. Ook ambassades kunnen een belangrijke rol spelen bij het voorkómen van huwelijksdwang, achterlating en genitale verminking. Ik vraag de staatssecretaris om een netwerk van ambassades in de landen van herkomst te organiseren en te zorgen dat deze de kennis hebben die nodig is in geval er een vrouw in nood aanklopt.

Mijn volgende punt hebben de woordvoerders van de fracties van het CDA en de VVD ook aangedragen. Zoals de staatssecretaris weet, strijdt onder andere Femmes for Freedom voor vrouwen die volgens Nederlands recht mogelijk gescheiden zijn maar die niet onder het juk van een huwelijk gesloten in het land van herkomst uit kunnen komen. Dit kan enorme problemen geven, bijvoorbeeld voor een Iraanse vrouw die hier gescheiden is maar die niet zonder toestemming van haar ex-echtgenoot naar Iran kan reizen. De heer Oskam heeft al een aantal mooie voorbeelden genoemd van deze problematiek, dus die zal ik niet herhalen. Dit is een lastig punt. Ik begrijp dat als een vrouw in Nederland een scheiding aanvraagt, de rechter niet kan opleggen dat die ook in het land van herkomst geldt. De Nederlandse rechter heeft geen zeggenschap over het recht daar. Femmes for Freedom en ook professor Van der Velde hebben echter tijdens de hoorzitting een oplossing voor dit probleem gegeven die ik graag aan de staatssecretaris voorleg. Zij stellen voor dat wanneer een vrouw bij de rechter zegt dat zij graag in de echtscheidingsbeschikking als voorwaarde opgenomen wil zien dat de ontbinding ook moet plaatsvinden in het land van herkomst of wanneer beide partijen achter een scheiding in het land van herkomst staan, dit opgenomen wordt in de beschikking. Ik wil, net als een aantal andere leden, dit punt heel graag onder de aandacht van de staatssecretaris brengen en krijg hierop graag een reactie.

Ik noem tot slot de meisjesbesnijdenis, een heel belangrijk en heftig onderwerp. Vorig jaar is de rijkssubsidie voor de preventieve aanpak van meisjesbesnijdenis gestopt. Het is de bedoeling dat nu vooral de gemeenten die aanpak zullen overnemen en dat de sleutelfiguren ook voorlichting zullen geven. Ik heb echter de idee dat nu de subsidie is gestopt, ook de aanpak met een taskforce helemaal is gestopt. De jeugdgezondheidszorg zou meer aandacht moeten hebben voor bijvoorbeeld het signaleren van meisjesbesnijdenis. Er is een aantal moties aangenomen, ook van de PvdA-fractie, waarin is aangegeven dat verloskundigen maar ook de jeugdgezondheidszorg daarin meer een signalerende functie moeten hebben en daarvoor voldoende tijd en ruimte moeten hebben. Ik heb echter het idee dat de uitvoering van deze moties stilligt. Een en ander ligt zowel op het terrein van VWS als op dat van Justitie en daarom vraag ik deze staatssecretaris om in overleg te treden en te bekijken hoe we nu verdergaan met deze aanpak van meisjesbesnijdenis, zeker wat betreft de preventie. Misschien kan de staatssecretaris daarop vandaag nog geen antwoord geven, maar laat hij dat dan in een brief doen.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. De aanleiding van dit debat is geen mooie aanleiding. In een vrije samenleving als de onze worden we geconfronteerd met huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking. Dit zijn verwerpelijke handelingen, waartegen dan ook keihard moet worden opgetreden. Het strafrecht is slechts ultimum remedium. Gezien de ernst van de genoemde feiten dient echter ook het strafrecht te worden ingezet om aan deze praktijken een einde te maken.

Voor huwelijksdwang komt er geen specifieke strafbepaling. Huwelijksdwang zal blijven vallen onder de algemene strafbaarstelling van dwang in artikel 284 WvS. Het strafmaximum wordt verhoogd van negen maanden naar twee jaar, de rechtsmacht wordt uitgebreid en er kunnen extra opsporingsbevoegdheden en dwangmiddelen worden ingezet. De verjaringstermijn voor huwelijksdwang ten aanzien van minderjarigen wordt verruimd door de verjaringstermijn pas te laten aanvangen nadat het slachtoffer 18 jaar is geworden. Dat zijn allemaal goede punten, op één na. Wat de PVV betreft is de genoemde verhoging van de strafmaat op huwelijksdwang namelijk onvoldoende. Een maximumstraf van twee jaar heeft onvoldoende afschrikkende werking of, in de woorden van de minister in de memorie van toelichting, signaalwerking. Een winkeldief bijvoorbeeld kan een twee keer zo hoge straf krijgen, namelijk vier jaar.

Huwelijksdwang is volgens de PVV een vorm van mensenhandel. De kernbegrippen bij het misdrijf "mensenhandel" betreffen, kort gezegd, de gebruikmaking van dwang met het oog op uitbuiting. Het dwingen van iemand tot het aangaan van een huwelijk dat diegene uit vrije wil niet zou zijn aangegaan, bevat deze twee elementen naar het oordeel van de PVV eveneens. Ten eerste wordt het huwelijk niet uit vrije wil maar onder dwang of met behulp van dwang gesloten. Ten tweede zal het huwelijksgoederenregime in nagenoeg al deze gevallen een algehele gemeenschap van goederen zijn. Dit heeft voor de gedwongen partner tot gevolg dat gedurende het huwelijk de helft van haar inkomen en vermogen toekomt aan haar partner, die ze niet uit vrije wil heeft gekozen. Daar komt bij dat ze voor het aangaan van diverse rechtshandelingen, zoals het kopen van een woning of het starten van een onderneming, de toestemming van haar partner nodig heeft.

Dit is voor mijn fractie een reden om een amendement in te dienen waarmee de strafmaat wordt verhoogd van maximaal negen maanden tot maximaal twaalf jaar en niet tot maximaal twee jaar zoals de regering voorstelt. Hiermee worden twee doelen bereikt. In de eerste plaats wordt hiermee de ernst van het strafbare feit benadrukt. In de tweede plaats heeft de rechter hierdoor bij het bepalen van de strafmaat voldoende ruimte om met de ernst van het strafbare feit en de individuele situatie daadwerkelijk rekening te kunnen houden.

De PVV heeft daarnaast een aantal vragen. De huwelijksdwang wordt door de politie noch door het Openbaar Ministerie afzonderlijk geregistreerd. Waarom niet? In Duitsland schijnt dit wel goed te worden bijgehouden. Is de staatssecretaris bereid om dit wel te (laten) registreren, zodat wij zicht op de omvang van het probleem kunnen krijgen?

Er wordt vaak verwezen naar de Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld van het Openbaar Ministerie, maar deze aanwijzing kan alleen van belang zijn indien de huwelijksdwang gepaard gaat met huiselijk geweld en dat is niet altijd het geval. Deelt de staatssecretaris de mening dat deze aanwijzing niet genoeg is voor de aanpak van huwelijksdwang? Zo ja, komt er een aparte aanwijzing voor de aanpak van huwelijksdwang?

Ik maak een zijsprong naar het amendement van de PvdA inzake de huwelijkse gevangenschap. Ik wilde mij eigenlijk bij dit wetsvoorstel houden, maar ik ben toch geneigd om daar iets over te zeggen. Ik zal natuurlijk met belangstelling naar het amendement kijken. Ik hoor ook graag van de staatssecretaris wat hij ervan vindt. Onder het begrip "dwang" valt echter ook als iets onder dwang niet wordt gedaan of geduld. Naar mijn mening vallen daar ook de huwelijksdwang en de huwelijkse gevangenschap onder, maar, zoals gezegd, ik hoor graag het oordeel van de staatssecretaris daarover. Wij kijken met sympathie en belangstelling naar het amendement.

Terug naar mijn bijdrage. Ten aanzien van polygamie wordt de rechtsmacht ook verruimd, maar daarbij geldt één uitzondering. Wordt dit gepleegd door iemand die op dat moment nog geen vaste woon- over verblijfplaats in Nederland heeft, dan valt dit buiten de rechtsmacht van Nederland en is vervolging niet mogelijk. Ik sluit mij op dit punt aan bij de vraag van collega Van der Staaij.

Ten aanzien van vrouwelijke genitale verminking wordt naast de rechtsmacht op basis van het actief personaliteitsbeginsel ook de rechtsmacht op basis van het passief personaliteitsbeginsel mogelijk gemaakt. De nationaliteit van het slachtoffer speelt dus een rol. De PVV kan met beide wijzigingen instemmen.

Helaas zijn deze praktijken lastig te voorkomen. Ik noem sociale druk, een lage aangiftebereidheid et cetera. Daardoor kunnen wij vaak pas achteraf optreden. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om de aangiftebereidheid te verhogen? Ik verwijs naar het WODC-rapport Strafrechtelijke opsporing en vervolging van vrouwelijke genitale verminking. Daarin staat dat weinig weerstand wordt ontmoet wanneer meisjes worden onderzocht in het kader van een reguliere controle of vanwege specifieke vermoedens. De onderzoekers vragen zich af of er ook terughoudendheid is bij de Nederlandse hulpverleners. Een nadere toelichting daarop is er niet en die vraag ik nu aan de staatssecretaris. Wellicht kan hij die aan zijn collega van VWS vragen. Als het onduidelijk is, vraag ik de staatssecretaris of hij dit wil laten onderzoeken.

Afrondend. De PVV kan instemmen met het wetsvoorstel. Daarnaast gaat de PVV ervan uit dat de staatssecretaris het amendement van de PVV wil overnemen. Het is een staatssecretaris van VVD-huize. De VVD schrijft in haar verkiezingsprogramma: slachtoffers moeten weten dat de overheid aan hun kant staat. Dus de daad bij het woord voegen en niet doorschuiven maar aanpakken!

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft om een korte schorsing gevraagd.

De vergadering wordt van 17.50 uur tot 18.05 uur geschorst.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik ben blij dat wij dit wetsvoorstel kunnen bespreken. Ik wil alle leden die hebben deelgenomen aan dit debat, danken voor hun inbreng. Tegen mevrouw Van Nieuwenhuizen wil ik zeggen: je kunt denken dat je de leukste man ter wereld hebt, maar misschien is het wel de op een na leukste. Maar dat weet je natuurlijk nooit helemaal zeker.

Ik heb goed geluisterd naar de verschillende woordvoerders. Ik heb bespeurd dat alle woordvoerders hun steun aan het wetsvoorstel hebben uitgesproken. Zij hebben heel veel vragen gesteld. Dat had ik niet verwacht, ook gezien onze uitgebreide schriftelijke stukkenwisseling. Dat betekent dat ik nog heel veel tijd nodig heb om al die vragen te beantwoorden en recht te doen aan de inbreng van de leden. Dat kost iets meer tijd dan wellicht is voorzien.

Nagenoeg alle woordvoerders hebben naar voren gebracht dat huwelijksdwang een ernstige inbreuk maakt op de persoonlijke vrijheid van een individu en dat iemand alleen in het huwelijk moet treden als hij of zij daar vrijwillig en volledig mee instemt. Al sinds 1948, het jaar waarin de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd vastgesteld, wordt internationaal erkend dat een huwelijk alleen tot stand mag komen wanneer beide aanstaande echtgenoten daarmee vrijwillig en volledig instemmen. Schending van dit recht vraagt om een krachtige bestrijding.

Een aantal woordvoerders heeft meteen de opmerking gemaakt dat het strafrecht een ultimum remedium is. Dat moeten wij goed in het achterhoofd houden. Ik ben het helemaal eens met de opmerking van mevrouw Berndsen en anderen daarover: dit is echt een ultimum remedium. Ik weet niet of het strafrecht ook meteen de oplossing is voor dit probleem. Voorafgaand aan deze parlementaire behandeling ben ik nagegaan hoe vaak dwang is vervolgd. De afgelopen twaalf jaar heb ik als maatstaf genomen. In twaalf jaar is dwang in totaal tien keer vervolgd in Nederland. Het gaat om een vervolging op basis van "artikel 284 oud", om het zo maar te zeggen. Dat heeft in twee gevallen geleid tot vrijspraak, in één geval tot partiële nietigheid en in zeven gevallen tot een veroordeling. Van die vervolgingsfrequentie krijg je niet direct de indruk dat dit de oplossing van het probleem is. Dat heeft ook niemand hier beweerd. Preventie is zo mogelijk een veel belangrijker middel. Maar als je dit strafbaar stelt en als samenleving duidelijk maakt dat je dit niet tolereert, kan dat wel degelijk bijdragen aan preventie. Dat ben ik helemaal eens met mevrouw Hilkens.

Op 3 juli jongstleden heeft minister Leers, onder wiens verantwoordelijkheid de preventie van huwelijksdwang valt, een plan van aanpak aan de Kamer gezonden. Daarin is uiteengezet welke maatregelen worden genomen ter voorkoming van huwelijksdwang. Net als de woordvoerders die hierover hebben gesproken, acht ik het van groot belang dat dit onderwerp in de verschillende gemeenschappen bespreekbaar wordt gemaakt, zodat er ook een mentaliteitsverandering op gang wordt gebracht. Dat is minstens zo belangrijk bij dit onderwerp. Betrokkenheid van migrantenorganisaties, hulpverleningsinstanties, scholen en andere professionals is daarbij cruciaal.

Naast de preventie en de strafrechtelijke maatregelen die wij vandaag bespreken, wijs ik op het wetsvoorstel inzake het civielrechtelijk tegengaan van huwelijksdwang. Ik ben daar zelf mee bezig geweest. Dat wetsvoorstel ligt nu bij de Raad van State. Ik hoop dat snel te kunnen indienen in deze Kamer. Ook dat wetsvoorstel zal bijdragen aan de oplossing van dit probleem, zeker als het gaat om het ontbinden van huwelijken op verzoek van het Openbaar Ministerie en het stuiten van huwelijksvoornemens.

Vandaag bespreken wij in hoeverre de strafrechtelijke mogelijkheden bijdragen aan de aanpak van dit probleem. Het kabinet heeft daarbij geprobeerd uitvoering te geven aan de wensen van de Kamer. Ik noem daarbij de met algemene stemmen aangenomen motie-Dibi c.s. (32123-XVIII, nr. 47), waarin het belang van vrije partnerkeuze wordt benadrukt en wordt opgeroepen tot strafbaarstelling van huwelijksdwang. Ik wijs uiteraard ook op het plan van aanpak van de Partij van de Arbeid-fractie dat nog werd opgesteld door de fractiegenoten van mevrouw Hilkens. Daarin zijn diverse nuttige aanbevelingen gedaan, zoals de uitbreiding van rechtsmacht over huwelijksdwang die in het buitenland is gepleegd. Die sluiten ook aan bij de inhoud van dit wetsvoorstel. De motie-Van der Burg/Van Toorenburg over de aanpak van radicale prekers die jongeren onder dwang proberen af te houden van integratie in de samenleving, is ook al ter sprake gekomen. Dat onderwerp is ook verwerkt in dit wetsvoorstel.

Ten slotte zijn er door diverse Kamerleden tijdens algemeen overleggen zorgen geuit tegen onder andere minister Leers, bijvoorbeeld tijdens het algemeen overleg over sekten in september 2011. Ook daarvoor heeft dit wetsvoorstel betekenis. Mevrouw Kooiman stelde daarover een vraag, waar ik zo dadelijk op terugkom.

Alle woordvoerders hebben mij gevraagd om iets te zeggen over de vraag of de strafrechtelijke aanpak een eenvoudige zaak is. Ik zeg in alle eerlijkheid dat het buitengewoon moeilijk zal worden. Ik kijk nu naar de heer Oskam, die vanuit zijn verantwoordelijkheid van vroeger uiteraard ook weet dat dwang een zeer moeilijk te vervolgen artikel was, en dat het opstellen van een tenlastelegging al niet zo eenvoudig was. De strafrechtelijke aanpak van dit probleem zal zeker niet eenvoudig zijn. Het betreft vaak een feit dat zich in de beslotenheid van de familiesfeer voordoet. Het doen van aangifte, veelal tegen eigen familieleden, vraagt moed van slachtoffers, zeker omdat zij zich heel vaak in afhankelijkheidsrelaties bevinden. De aangiftebereidheid is om die reden buitengewoon laag. Aangifte kan ook grote gevolgen hebben voor familierelaties. In de culturen waarin dit speelt, wordt dat soms erger gevonden dan het feit op zich. Het vergaren van bewijs in het buitenland, wanneer huwelijksdwang buiten Nederland heeft plaatsgevonden, is veel gecompliceerder; ik trap een open deur in als ik dat zeg. De medewerking van buitenlandse autoriteiten is vaak nodig om dat bewijs te verzamelen, en die medewerking levert vaak veel problemen op, zelfs wanneer het feit in het betreffende land stafbaar is. Als het daar niet strafbaar is, is het extra moeilijk.

Ondanks al deze factoren, die wij onderkennen, ben ik er stellig van overtuigd dat dit wetsvoorstel een belangrijk sluitstuk kan vormen van de aanpak van huwelijksdwang. Er zullen altijd aangiften zijn die wel tot een succesvolle vervolging kunnen leiden. Om die reden is het belangrijk om aan te geven dat huwelijksdwang in Nederland niet wordt getolereerd. En dat heeft weer het effect van generale preventie. Een aantal leden hebben daar al op gewezen in eerste termijn.

Alle woordvoerders hebben het doel van dit wetsvoorstel genoemd. Wat ermee wordt beoogd is een verhoging van negen maanden naar twee jaar gevangenisstraf. Na het beantwoorden van de vragen ga ik expliciet in op de amendementen van mevrouw Hilkens en mevrouw Helder. Mevrouw Helder vraagt om een expliciete verhoging van twee jaar naar twaalf jaar. Dat is nogal wat.

Uiteraard is een andere doelstelling van het wetsvoorstel het bieden van meer bescherming aan slachtoffers. Vandaar dat de vervolgingstermijn is verlengd, de extraterritoriale rechtsmacht op een aantal onderdelen is vergroot en de mogelijkheden tot voorlopige hechtenis zijn vergroot.

Ook biedt het wetsvoorstel meer mogelijkheden om op te treden tegen in het buitenland gepleegde huwelijksdwang. Dat is ook winst. Ook met de maatregelen die zijn opgenomen ter bestrijding van polygamie en vrouwelijke genitale verminking hebben we belangrijke mogelijkheden gecreëerd, bijvoorbeeld het kunnen inzetten van gespecialiseerde opsporingsmethoden.

Voorzitter, ik heb mijn algemene verhaal een beetje beperkt, omdat de leden veel vragen hebben over dit wetsvoorstel. Ik zal daar dus meteen op ingaan.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen en mevrouw Berndsen hebben gevraagd waarom huwelijksdwang niet bij afzonderlijke strafbepaling strafbaar is gesteld. Ook andere leden hebben daar in hun inbreng op gewezen. Ik denk dat dit niet nodig is, maar het is ook niet zonder meer wenselijk. Ik zal dat toelichten. Huwelijksdwang valt onder de bestaande delictsomschrijving van het misdrijf dwang in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht. Die bepaling stelt in algemene bewoordingen strafbaar het door geweld of andere feitelijkheid of door bedreiging daarmee dwingen van een persoon om iets te doen, niet te doen of te dulden. Onder die algemene strafbaarstelling valt dus ook het op strafbare wijze dwingen van een persoon om tegen zijn wil in te stemmen met een huwelijk. Een specifieke strafbaarstelling om huwelijksdwang strafrechtelijk te kunnen aanpakken is dus gewoon niet nodig. Het valt namelijk onder die delictsomschrijving. Het zou wel eens ingewikkelder kunnen worden als je een specifieke delictsomschrijving maakt, omdat dan aan meer bestanddelen van de delictsomschrijving moet worden voldaan door de officier van justitie. Dat zou een vervolging eerder kunnen compliceren dan vergemakkelijken, zeker als het gaat om de bewijsvoering. Dat was overigens ook de conclusie van het onderzoek naar de aard en aanpak van huwelijksdwang dat in 2009 is verricht door het WODC.

Die specifieke strafbaarstelling acht ik ook om een andere reden minder wenselijk, namelijk vanwege de systematiek van het Wetboek van Strafrecht. Die systematiek bestaat er namelijk uit dat er zo veel mogelijk wordt gewerkt met generieke strafbepalingen waaronder dan diverse feitelijke gedragingen kunnen worden gebracht. Ik zou ook om die reden terughoudend willen zijn met het introduceren van specifieke strafbaarstellingen indien er een bestaande generieke strafbaarstelling bestaat die voldoende mogelijkheden biedt om de ons voor ogen staande gedragingen strafrechtelijk te kunnen vervolgen.

Er is nog een voordeel aan deze aanpak. Ook andere vormen van huwelijksdwang, zoals bijvoorbeeld het dwingen van een persoon gehuwd te blijven door deze op strafbare wijze te dwingen geen stappen te ondernemen die gericht zijn op het tot stand brengen van een scheiding, kunnen onder deze algemene strafbaarstelling worden gebracht. Dat is dus mogelijk, daar is geen aparte strafbaarstelling voor nodig.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik hecht eraan dat de staatssecretaris zich uitspreekt over het hanteren van de term "huwelijkse gevangenschap". De wetsbehandeling van vandaag wordt immers onderdeel van de wetsgeschiedenis. Als er vervolging moet komen voor dit delict, is het handig als het goed omschreven is.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb dat zojuist wel uitgesproken, maar misschien heb ik dat iets te snel gedaan. Het is goed dat mevrouw Kooiman hier nog specifiek op wijst. Het is namelijk van belang dat leden van het Openbaar Ministerie weten wat de bedoeling is geweest van de wetgever. Het is dus volstrekt terecht dat mevrouw Kooiman dit opmerkt. Ik herhaal het nog eens: het voordeel van deze aanpak – die generale omschrijving dus – is bovendien dat ook andere vormen van huwelijksdwang, zoals bijvoorbeeld het dwingen van een persoon om gehuwd te blijven door deze op strafbare wijze te dwingen geen stappen te ondernemen die gericht zijn op het tot stand brengen van een scheiding, onder deze algemene strafbaarstelling kunnen worden gebracht. Dat is daadwerkelijk de bedoeling van de wetgever. Het zou een vervolging naar ons idee eerder compliceren dan makkelijker maken.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Daar zou ik wel wat meer toelichting op willen, want het gaat hier om een vrij cruciaal punt. Wat zouden de complicaties zijn waardoor het ingewikkelder wordt? Welke problemen zouden we ons op de hals halen als we het criterium van gedwongen getrouwd blijven wel toevoegen? Ik kan me dat niet direct voor de geest halen.

Staatssecretaris Teeven:

Dat kan ik mevrouw Van Nieuwenhuizen direct uitleggen. Als je een specifiekere strafbaarstelling opneemt in het Wetboek van Strafrecht met meer bestanddelen die onderdeel uitmaken van de delictsomschrijving, dan zullen al die bestanddelen ook door het Openbaar Ministerie moeten worden bewezen. Het OM heeft al een moeilijke bewijspositie. Het blijkt sowieso uit het algemene artikel over dwang. Ik heb aangegeven dat de bewijspositie niet wordt vergemakkelijkt als bewijs bijvoorbeeld in het buitenland moet worden vergaard. Soms is er ook nog eens sprake van tijdsverloop. Dat maakt het ook niet makkelijker om alle bestanddelen van de delictsomschrijving te kunnen bewijzen. We hebben niet voor niets de verjaringstermijn opgerekt, zeker als het om jeugdigen gaat. Als de delictsomschrijving specifieker is, zijn er meer bestanddelen in de delictsomschrijving die allemaal bewezen moeten worden. Het lijkt mij verstandiger, en daarom geef ik zo specifiek antwoord op de vraag van mevrouw Kooiman, om vanavond duidelijk te zeggen wat we onder de delictsomschrijving die we nu hebben, willen scharen. Daar valt dus wel degelijk die huwelijkse gevangenschap onder. Het lijkt mij niet handig om de delictsomschrijving uit te breiden, want dan moeten al die verschillende stukjes van de delictsomschrijving bij de rechter worden bewezen, zowel in eerste als in tweede aanleg.

Mevrouw Berndsen, de heer Oskam en anderen vroegen of het een goed idee is om er een klachtdelict van te maken. Zou dat ertoe kunnen bijdragen dat dit delict dan meer wordt vervolgd en dat wij meer succesvol zijn? Ik vind dat niet zo'n goed idee, want dan wordt het Openbaar Ministerie in zijn vervolgings- en opsporingsactiviteiten heel erg afhankelijk van de wil van het slachtoffer en kan er dus niet worden ingegrepen in zeer ernstige gevallen. Ik kan mij voorstellen dat een slachtoffer geen aangifte wil doen. Die persoon wil dus niet klagen. Dan heeft het Openbaar Ministerie geen mogelijkheid meer om een opsporingsonderzoek te starten met telefoontaps en alles wat mogelijk is als deze wet zou worden aangenomen, ook niet in heel ernstige gevallen. Er is dan immers geen sprake van een klager. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een slachtoffer van dit soort delicten wordt gedwongen om geen klacht in te dienen, terwijl het Openbaar Ministerie en de politie wel aanleiding hebben om te veronderstellen dat zij kunnen komen tot een bewezenverklaring. De politie en het OM zouden dus met lege handen staan, omdat er geen klager is. Vanwege dit averechtse effect wil ik niet ertoe overgaan om er een klachtdelict van te maken.

Mevrouw Berndsen vroeg hoe men omgaat met het dwingen van een persoon tot het aangaan van een informeel religieus huwelijk. Zij vroeg of dat strafbaar is. Het wederrechtelijk dwingen van een persoon om tegen diens wil een religieus of informeel huwelijk te sluiten door op die persoon fysieke en zware psychische druk uit te oefenen, is ook strafbaar op grond van de bepaling van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 284 stelt immers strafbaar het door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging dwingen van een persoon om iets te doen, niet te doen of te dulden. De strafbaarstelling is dus niet beperkt tot dwang tot het aangaan van een formeel burgerlijk huwelijk. Die kan, zoals gezegd, meer omvatten dan een formeel burgerlijk huwelijk.

Mevrouw Kooiman vroeg welke onderdelen van het wetsvoorstel betekenis hebben voor de aanpak van dwang in sektes. Deze vraag is al eerder bij de uitwisseling van schriftelijke stukken met minister Opstelten aan de orde geweest. Drie van de vier onderdelen uit het wetsvoorstel die betrekking hebben op huwelijksdwang, hebben eveneens betekenis voor de aanpak van binnen sektes uitgeoefende strafbare dwang. In de eerste plaats gaat het om de verhoging van het strafmaximum voor het misdrijf dwang. Die verhoging is niet beperkt tot huwelijksdwang. De gevangenisstraf hoger dan de huidige negen maanden, die op het misdrijf is gesteld, wordt dus ook mogelijk als strafbare dwang plaatsvindt in het kader van sektes. In de tweede plaats maakt het wetsvoorstel het mogelijk om voorlopige hechtenis toe te passen, ook in het geval van dwang uitgeoefend in het kader van een sekte. In de derde plaats is het wetsvoorstel zodanig aangepast dat de verlenging van de vervolgingsverjaring zich niet langer beperkt tot minderjarige slachtoffers van huwelijksdwang, maar zich ook uitstrekt tot minderjarige slachtoffers van andere vormen van dwang. Dit is een technische nota van wijziging die inmiddels aan de Kamer is gezonden. Ik ben van oordeel dat de extra bescherming die aan minderjarige slachtoffers wordt geboden, om langer te kunnen nadenken over het doen van aangifte, juist ook geboden is voor het slachtoffer van dwang uitgeoefend binnen sektes.

De heer Van der Staaij, mevrouw Helder en andere leden van de Kamer hebben allemaal vanuit hun verschillende invalshoek gevraagd waarom er gekozen is voor een strafbedreiging van twee jaar. Hiermee hangt ook het amendement van mevrouw Helder samen. Ik zie dat er een lichte glimlach op haar gezicht verschijnt. Vanuit het systeem van de wet geeft het wettelijk strafmaximum dat op een strafbaar feit is gesteld, een algemene indicatie van de ernst van het delict. Mevrouw Helder maakt de vergelijking met winkeldiefstal, artikel 310, waar een maximumstraf van vier jaar op staat. Dit doet mijns inziens geen recht aan het systeem van artikelen die te maken hebben met delicten zoals uitbuiting, dwang en mensenhandel. Ik denk dat in het wetsvoorstel sprake is van een forse verhoging. De verhoging naar twee jaar gevangenisstraf wordt ook gerechtvaardigd door de ernst van bepaalde vormen van dwang. Die kunnen immers een aanzienlijke inbreuk vormen op de persoonlijke vrijheid van de individu. Huwelijksdwang moet naar mijn oordeel worden aangemerkt als zo'n ernstige vorm van dwang, vandaar die verhoging. Maar ook andere vormen van dwang kunnen er onder vallen.

Mevrouw Helder zegt dat het eigenlijk geen twee maar twaalf jaar zou moeten zijn. Ik zal later de becommentariëring van het amendement nog uitgebreid toelichten. Mevrouw Helder maakt de vergelijking met mensenhandel. Ze zegt: 'Mijn fractie ziet het als een vorm van mensenhandel'. In dat geval moet de officier van justitie ook artikel 273f, mensenhandel, ten laste leggen. Daar staat een veel hoger strafmaximum op. Het gaat erom dat op een relatief gemakkelijk te bewijzen delict niet dezelfde strafbedreiging wordt gezet als op het ernstige delict van mensenhandel. Het delict van mensenhandel staat al in het Wetboek van Strafrecht en daar wordt een veel hoger strafmaximum genoemd.

Bij de bepaling van de voorgestelde strafpositie van twee jaar heb ik gekeken naar strafbaarstellingen die min of meer vergelijkbaar zijn. Ik ga ervan uit dat mevrouw Helder dat ook heeft gedaan. Het misdrijf bedreiging bijvoorbeeld, is ook opgenomen in artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering. Dat betekent dat het eveneens een misdrijf is waarvoor bijzondere opsporingsbevoegdheden kunnen worden toegepast, zoals aftappen en stelselmatig observeren. Op het misdrijf bedreiging is een straf van twee jaar gesteld. Artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht is een belangrijk referentiepunt geweest voor het kabinet om de strafbedreiging van artikel 284 op twee jaar te zetten.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen en mevrouw Kooiman hebben voorgesteld om huwelijkse gevangenisschap apart strafbaar te stellen. Ik heb daar al enigszins op gereageerd maar ik wil er nog wel op wijzen dat huwelijkse gevangenisschap een heel complex probleem is. Het gaat niet alleen om het feit dat een echtgenoot niet wil meewerken aan een scheiding naar religieus recht. Het gaat ook om de concrete gevolgen die het voor de persoon in kwestie kan hebben. Als een vrouw door haar ex-man wordt lastig gevallen, bestolen, mishandeld of verkracht, is er sprake van een strafbaar feit. Hiertegen kan de politie of het Openbaar Ministerie al optreden, bijvoorbeeld als het gaat om huiselijk geweld. Een vrouw kan gedwongen worden om getrouwd te blijven doordat de echtgenoot dreigt haar iets aan te doen wanneer zij stappen zou ondernemen om te scheiden. Ook dit valt onder het bestaande misdrijf dwang. Al deze gedragingen zijn al strafbaar gesteld.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris over huwelijksdwang en de dwang om getrouwd te blijven. Het zou kunnen zijn dat een huwelijk wel uit vrije wil gesloten is, maar dat vervolgens dwang ontstaat om getrouwd te blijven. Zou het niet beter zijn om toch het dwanghuwelijk en de dwang om getrouwd te blijven beide te noemen omdat er op het moment van trouwen geen sprake hoeft te zijn van een dwanghuwelijk? Als je er een en/of-bepaling van maakt, hoef je niet beide te bewijzen.

Staatssecretaris Teeven:

Het gevaar ontstaat dat we in herhaling vallen, want de vragen van mevrouw Van Nieuwenhuizen waren ook op dit onderwerp gericht. Ik heb net beargumenteerd waarom ik eigenlijk vind dat we dwang in artikel 284 niet zouden moeten wijzigen. Ik heb ook aangegeven, als antwoord op de vragen van mevrouw Kooiman, waarom je dit niet nader zou moeten specificeren bij de strafbepaling. Of het nu dwang is die geleid heeft tot het aangaan van een huwelijk, of dat het dwang is in een huwelijk dat in eerste instantie gelukkig was, maar waarin je gedwongen wordt getrouwd te blijven: in beide gevallen valt het onder de strafbepaling van artikel 284.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd waarom het strafmaximum niet alleen voor huwelijksdwang wordt verhoogd. We hebben het strafmaximum voor alle vormen van dwang verhoogd om ook andere ernstige vormen van dwang, zoals binnen sektes waarover mevrouw Kooiman sprak, zwaarder te kunnen bestraffen. Zeker als er sprake is van een combinatie van dwang en geweldsuitoefening, is er alle aanleiding voor een verhoging van de strafmaat. Dat is de achtergrond van dit verhaal.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd hoe de risico's worden voorkomen als vervolging tot vrijspraak leidt. Ik heb al aangegeven dat er op dit moment geen hoge vervolgingsfrequentie ligt op het algemene dwangartikel. In een periode van twaalf jaar zijn er slechts tien vervolgingen geweest, waarvan een derde niet succesvol. Dat is geen score waarvan wij in het verleden heel blij werden bij het Openbaar Ministerie. Voor slachtoffers is opvang in de gewone vrouwenopvang mogelijk. Daarnaast zijn er specifieke plekken in de opvang gereserveerd voor slachtoffers van eergerelateerd geweld. De bescherming is de laatste jaren uitgebreid. Vorige week ben ik nog met zo'n zaak geconfronteerd. Deze leidde tot zeer onverkwikkelijke perikelen rondom een kind. De vrouw werd gedwongen om in een huwelijk te blijven. Dit heeft geleid tot een ingrijpende persoonsbeveiliging van de vrouw in kwestie. De mogelijkheden zijn er dus wel: vrouwenopvang in het algemeen en persoonsbeveiliging voor het slachtoffer als dat nodig is. Op die manier voorkomen wij de risico's, ook in een geval van vrijspraak. Overigens is het probleem voor het slachtoffer ook bij een veroordeling lang niet altijd over. Mevrouw Berndsen komt uit Friesland; zij kent vast het werk van Fier Fryslân. In zulke organisaties wordt heel veel werk gedaan. Als er sprake is van een succesvolle vervolging, is het probleem voor de slachtoffers vaak niet voorbij. Ook bij een succesvolle vervolging zul je de risico's dus moeten beperken.

De heer Oskam en mevrouw Van Nieuwenhuizen hebben specifieke vragen gesteld over de maatregelen die wij treffen om de aangiftebereidheid te verhogen. Zij willen weten wat het Openbaar Ministerie in kwestie doet. Ik vind het van groot belang om de aangiftebereidheid van slachtoffers te vergroten. De realiteit is echter dat dit ten aanzien van slachtoffers van huwelijksdwang niet heel eenvoudig is. Ik heb dat in het algemeen al gezegd. Vaak moet aangifte worden gedaan tegen familieleden, terwijl men vaak in een positie verkeert waarin men van die familieleden afhankelijk is. Soms worden de familiebanden door aangifte definitief verbroken. Toch hopen wij dat wij de bewustwording over huwelijksdwang kunnen vergroten door middel van voorlichting in de media, op internet en op scholen. Hulpverlening kan daarbij een belangrijke rol spelen. Als het besef groeit dat huwelijksdwang onacceptabel is en dat politie en justitie daartegen kunnen en zullen optreden, zal de schroom om aangifte te doen hopelijk kleiner worden, hoewel ik dat nu niet kan garanderen.

Overigens geldt dit niet alleen voor het slachtoffer, maar ook voor anderen die kennis krijgen van huwelijksdwang. Zij kunnen daarvan aangifte doen bij de politie. Dat is een van de redenen om niet over te gaan tot een klachtdelict. Het zou heel goed kunnen dat politie en justitie kennisnemen van dit strafbare feit zonder dat het slachtoffer daarvan persoonlijk aangifte doet. Bovendien is de publiekscampagne tegen geweld in huiselijke kring recent van start gegaan. Deze roept slachtoffers, daders en omstanders van geweld in huiselijke kring op om hulp en advies te zoeken. Mogelijk kan hierdoor de aangiftebereidheid worden vergroot. Ook belangrijk is dat politie en Openbaar Ministerie via de Aanwijzing huiselijk geweld en eergerelateerd geweld nadrukkelijk geïnstrueerd zijn om slachtoffers zo veel mogelijk te bewegen om ook aangifte te doen. Een van de doelstellingen van de aanwijzing is dan ook het vergroten van de aangiftebereidheid.

Mevrouw Helder heeft gevraagd of ik met de collega's van VWS in overleg zal treden over het vergroten van de aangiftebereidheid, bijvoorbeeld bij hulpverleners. Wij hebben al een verplichte meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling, die gericht is op professionals die in hun werk worden geconfronteerd met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Via een Algemene Maatregel van Bestuur die onder de wet komt te hangen, wordt het verplicht om in de op te stellen meldcode aandacht te besteden aan specifieke vormen van huiselijk geweld, zoals eergerelateerd geweld. De verwachting is dat de aangiftebereidheid bij de hulpverlening daarmee zal toenemen, zodat wij via die weg meer kennis krijgen van wat er gebeurt.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd of ik de zorg van sommigen deel dat de aangiftebereidheid zal dalen, nu partners en familieleden strafrechtelijk kunnen worden vervolgd. Mij is bekend dat sommigen het risico schetsen dat de bereidheid om melding te maken van huwelijksdwang zal afnemen, wanneer de nadruk op strafrechtelijke vervolging komt te liggen. Dat zou een spijtig resultaat zijn van de inspanningen die wij hier vanavond en in de andere Kamer nog gaan plegen. Ik zie het echter echt anders. Het is mijn verwachting dat de mogelijkheden die dit wetsvoorstel biedt, in ernstige gevallen van huwelijksdwang een aansporing kunnen zijn voor slachtoffers om naar de politie te stappen. Mevrouw Hilkens heeft daarover ook iets gezegd in haar termijn. Als het bed inderdaad te smal wordt, ga je naar de politie toe, om het zo maar te zeggen. Dat is precies de redenering a contrario waarmee mevrouw Hilkens haar bijdrage begon. Een aangifte zal dan ook in onderzoek worden genomen. Waar het geboden is, zal strafrechtelijk worden opgetreden. Ook benadruk ik in de richting van mevrouw Berndsen dat de strafrechtelijke aanpak echt het laatste middel is dat zal worden ingezet om huwelijksdwang tegen te gaan. De inzet van preventieve en civielrechtelijke maatregelen staan voor het kabinet voorop. Wij moeten vaststellen dat wij de actieradius van de strafwet vergroten. Waar strafrechtelijk optreden gewenst is, wordt het makkelijker om dit te doen. Wij moeten echter vanavond wel met elkaar vaststellen dat het niet de bedoeling is van de wetgever dat het altijd voorrang krijgt. Sterker nog, ik wil erop inzetten dat andere instrumentaria, waar nodig, beter en meer effect kunnen sorteren dan de strafrechtelijke aanpak. Ik bespeur dat dit bij de Kamer ook zo is. Er zijn ook diverse hulpinstanties die steun kunnen bieden en advies kunnen geven aan meisjes die vrezen dat zij zullen worden gedwongen een huwelijk aan te gaan met een partner voor wie zij niet zelf hebben gekozen. Ik denk bijvoorbeeld aan de jeugdzorg, aan de lokale ggd en de Steunpunten Huiselijk Geweld. Die kunnen interveniëren zonder dat meteen sprake hoeft te zijn van een aangifte bij de politie. Ik deel de vrees van mevrouw Berndsen dus niet, maar ik zeg er wel bij dat ik niet in een glazen bol kan kijken ten aanzien van dit onderwerp. Zoals andere leden al zeiden: wij weten vrij weinig van dit onderwerp. Dat kan betekenen dat de effecten van wat wij beogen, net iets anders zullen zijn.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd hoe wij de deskundigheid bij de politie en het Openbaar Ministerie bevorderen. Daarvoor zijn speciale opleidingsmodules ontwikkeld. In die opleidingsmodules wordt op dit moment aandacht geschonken aan huwelijksdwang, want dat is eigenlijk een gespecialiseerde vorm van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. Zo moet je dat zien. Het Studiecentrum Rechtspleging organiseert ook opleidingsmodules voor het Openbaar Ministerie en de ZM. De heer Oskam zal daarvan ongetwijfeld kennis hebben. Voor de politie worden de diverse opleidingsmodules gegeven aan de Politieacademie. Die modules worden in ieder geval gevolgd door de contactfunctionarissen die op ieder parket, bij ieder regiokorps en straks binnen de regio's van de nationale politie worden aangewezen met betrekking tot huiselijk geweld en eergerelateerd geweld. Zij beschikken over die gespecialiseerde kennis. Het is ook belangrijk dat zij die kennis overdragen in de regio's van de nationale politie vanaf 1 januari. Dat geldt ook voor het Openbaar Ministerie, want het moet ook binnen de parketten gebeuren.

Ook is er gevraagd om een landelijk meldpunt. Ik ben even kwijt welk lid dat vroeg. Mevrouw Kooiman sprak daarover. Ik wijs in dat verband op het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld, dat allang bestaat en dat blijvend ondersteuning biedt aan de politie. Bij dat landelijk expertisecentrum komen nu al veel meldingen binnen. Die worden doorgeleid naar de politie of naar andere instanties, zodat er preventief of repressief kan worden opgetreden. Als ik praat over repressief optreden, dan bedoel ik strafrechtelijk of civielrechtelijk optreden in dat verband.

Mevrouw Kooiman heeft nog een vraag gesteld. Die vraag stelt zij eigenlijk altijd over elke vorm van handhaving. Dat is eigenlijk de standaardvraag die van de fractie van de Socialistische Partij de Kamer binnenstormt, binnenwaait of geef het een andere naam. Is er voldoende capaciteit bij politie en Openbaar Ministerie voor de opsporing en vervolging van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking? Ik vertaal het wat plat: de staatssecretaris kan wel veel mooie woorden spreken, maar wat komt er in de praktijk van terecht? Ik kan hierover zeggen dat ik geen problemen verwacht rond de capaciteit van de opsporing. Tot nu toe gaat het om een zeer gering aantal gevallen binnen de bestaande capaciteit die kunnen worden onderzocht en vervolgd. Je kunt van veel onderdelen wat zeggen bij politie en justitie, maar niet dat huiselijk geweld de afgelopen jaren geen prioriteit heeft gekregen. De geschiedenis, in ieder geval die van het kabinet-Rutte I, heeft uitgewezen dat dit een absolute prioriteit is.

Ik hoop dat dit wetsvoorstel er ook toe zal bijdragen dat meer slachtoffers zich bij de politie melden, maar ik verwacht niet dat de aantallen zodanig zullen groeien dat ze niet binnen de beschikbare capaciteit kunnen worden opgevangen. Het blijft een specialisme, ook binnen die tien regio's en elf rechtbanken die wij straks zullen hebben. Beter was natuurlijk tien-tien geweest.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik sluit hierbij aan met een vraag naar de registratie. Als die nationale politie er is, moet dat makkelijk geregeld kunnen worden, denk ik dan maar. Bij een melding moet er de mogelijkheid zijn om te specificeren dat er sprake is van huwelijksdwang of gedwongen in een huwelijk blijven. Wil de staatssecretaris dit bevorderen?

Staatssecretaris Teeven:

In de beantwoording van deze vraag moet ik zeer voorzichtig zijn. Het is een beetje vragen naar de bekende weg. Mevrouw Berndsen weet dat er op dit moment bij de 25 regiokorpsen een computersysteem wordt gebruikt waar niet al te veel modules aan kunnen worden toegevoegd, omdat er het risico is dat het systeem dat niet draagt. Ik moet zeer voorzichtig zijn met het doorbreken van de prioritering door een enkel ja, zeker omdat ik hiermee in de portefeuille van de heer Opstelten zit. Ik kan mevrouw Berndsen wel toezeggen dat dit zeker zal gebeuren op het moment dat de automatisering bij de politie op orde is, op het moment dat het systeem het kan dragen of wij een ander systeem hebben waarin die verbijzondering wel mogelijk is. Alles wat ik aan het automatiseringssysteem toevoeg – mevrouw Berndsen weet dat als oud-korpschef heel goed – kan het ook doen instorten. En dat laatste is natuurlijk niemands bedoeling.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik concludeer dat de staatssecretaris met mij van mening is dat het belangrijk is dat er geregistreerd gaat worden, zodat wij weten waar wij het over hebben.

Staatssecretaris Teeven:

Mevrouw Berndsen mag met mij concluderen dat wij de urgentie delen. Het is jammer dat wij die inzage, die verbijzondering soms niet hebben, maar ik kan het probleem niet à la minute oplossen. De minister heeft dat al diverse keren met de Kamer gedeeld in de discussie over de automatisering.

De heer Oskam (CDA):

Ik mis nog een paar antwoorden.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb nog heel veel antwoorden.

De heer Oskam (CDA):

Dan ga ik gauw weer zitten.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb nog een hele stapel antwoorden. De Kamer heeft heel goede vragen gesteld, dus de leden hebben recht op goede antwoorden.

Mevrouw Helder heeft gevraagd of er een aparte OM-aanwijzing huwelijksdwang komt. Nee, die komt er niet, want de huidige aanwijzing huiselijk en eergerelateerd geweld is ook van toepassing op huwelijksdwang. Onder huiselijk geweld vallen ook psychische vormen van geweld en dwang. Overigens zal er in de eerste helft van 2013 een nieuwe aanwijzing Geweld in afhankelijkheidsrelaties verschijnen waarin de huidige aanwijzing Huiselijk en eergerelateerd geweld en de aanwijzing inzake kindermishandeling zullen worden gecombineerd.

Over het meldpunt heb ik gesproken. Er is op dit moment een verkenningsgroep, in het leven geroepen door collega Leers. Deze groep kijkt ook naar deze problematiek en hoopt in januari 2013 klaar te zijn. Dan zal over dit punt nog expliciet worden gerapporteerd vanuit de portefeuille van Immigratie en Asiel.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik ga op die aanwijzing in. De staatssecretaris zei dat de huwelijksdwang ook valt onder huiselijk geweld. Er komt dus geen aparte aanwijzing. Ik wijs erop dat daar staat: huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Daartoe hoort het slachtoffer dan waarschijnlijk nog niet, want deze moet nog gaan trouwen. Dat gebeurt onder dwang. Wordt dit in een nieuwe aanwijzing wel specifiek genoemd, zodat dit in ieder geval duidelijk is, nu er geen aparte nieuwe aanwijzing komt?

Staatssecretaris Teeven:

Dat kan ik mevrouw Helder zeggen. Daarom zei ik dat in de eerste helft van 2013 die nieuwe OM-aanwijzing Geweld in afhankelijkheidsrelaties zal verschijnen. Daarin wordt dit specifiek opgenomen. Onder huiselijk geweld worden natuurlijk ook psychische vormen van geweld verstaan, zoals dwang. Het komt. Het wordt meegenomen in de nieuwe aanwijzing Geweld in afhankelijkheidsrelaties. Het woord zegt het al: dat is ruimer dan alleen huiselijk geweld.

Mevrouw Hilkens, mevrouw Van Nieuwenhuizen en mevrouw Berndsen hebben melding gemaakt van dat Engelse model, de Forced Marriage Unit, de FMU, en gevraagd of het kabinet bereid is om in Nederland zo'n taskforce op te richten. In Engeland is dat een samenwerkingsverband van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het Home Office. De belangrijkste taken van die unit zijn het bieden van hulp aan slachtoffers in het buitenland via ambassades, het verspreiden van informatie en het adviseren van professionals en slachtoffers. Mede naar aanleiding van diverse signalen uit het veld heeft het kabinet zeer recent besloten die verkenningsgroep op te zetten. Die zal in 2013 rapporteren. Dat ging over het meldpunt, maar ook over dit onderwerp. Die zal ook bekijken hoe dat wordt aangepakt. Daarbij wordt niet alleen de aanpak in Engeland geëvalueerd. Ook de aanpak in Noorwegen zal daarbij worden betrokken omdat daar een soortgelijke unit bestaat. Op basis van de bevindingen van de verkenningsgroep, die minister Leers heeft geïnstalleerd, zullen de oplossingen worden uitgewerkt die voor Nederland passend zijn. Wij verwachten de Kamer daarover in maart 2013 te kunnen berichten. Dat is de toezegging die ik over dat punt kan doen. Wij zullen dit wetsvoorstel ook nog in de Eerste Kamer moeten verdedigen, dus de implementatie wordt daardoor niet vertraagd.

De heer Oskam heeft gevraagd of gedwongen samenwonen voorkomt en of hiernaar onderzoek is gedaan. Dat ging niet over de huwelijkse relatie, maar die net daarbuiten. Daarnaar is geen specifiek onderzoek gedaan, maar wel is in 2010 een uitgebreid onderzoek gedaan naar de aard en omvang van huiselijk geweld in psychische vorm en andere psychische vormen van dwang. Door de verborgenheid van deze problematiek is onderzoek daarnaar zeer moeilijk. Dat is het probleem. Dat is ook een van de redenen waarom wij hopen dat die informatie ook uit anderen hoofde naar de overheid komt als je die dwangbepaling niet te concreet maakt en er geen klachtdelict van maakt. Als je die omschrijving te beperkt maakt, zullen aangiften die vanuit anderen hoofde worden gedaan vervolgens vanuit de hulpverlening niet meer mogelijk zijn. Die kanalen willen wij graag open houden. In de meldingen van hulpverleners zit op dit moment al veel informatie, ook wanneer het gaat om andere relaties, niet zijnde het huwelijk, waarop de heer Oskam doelt.

Ik heb mevrouw Berndsen al bericht dat dit wetsvoorstel ook van toepassing is op religieuze huwelijken. Daarover heb ik al gesproken. Mevrouw Van Nieuwenhuizen en de heer Oskam hebben gevraagd wat ik ervan vind om in het wetsvoorstel te eisen dat een religieus huwelijk eerst moet worden ontbonden, voordat een burgerlijk huwelijk kan worden ontbonden. Dat is een regeling die bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk bestaat. Specifiek aan de heer Oskam en niet aan mevrouw Van Nieuwenhuizen antwoord ik dat met name zijn partij en zijn fractie buitengewoon hechten aan de scheiding tussen kerk en staat. Dat doet het kabinet ook. Wij denken dat dit ook een hoeksteen is, om dat woord te gebruiken, van de samenleving. Dat vindt niet alleen het kabinet, maar blijkt ook uit Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. In artikel 30 staat dat het huwelijk alleen in zijn burgerrechtelijke betrekkingen wordt bezien. Ik artikel 68 staat dat de godsdienstige plechtigheden pas na de sluiting van het burgerlijk huwelijk mogen plaatsvinden. De echtscheiding wordt uitgesproken door de rechter en ziet uiteraard alleen op het burgerlijk huwelijk. Kortom, als deze niet in strijd komen met onze wet of openbare orde, houden wij dus bewust afstand van religieuze ceremonies en verbintenissen. Dat geldt dus ook voor het verbreken van religieuze banden tussen mensen.

Tegen mevrouw Van Nieuwenhuizen en tegen de heer Oskam zeg ik dat er een andere oplossing gezocht kan worden. Een gedraging kan immers in strijd zijn met de zorgvuldigheid die iemand in het maatschappelijk verkeer ten aanzien van een ex-echtgenoot in acht hoort te nemen. Om die reden zou het onrechtmatig kunnen zijn. Of dat zo is, hangt af van de concrete feiten. De Hoge Raad heeft daarover in 1982 al iets gezegd. Dan zou het bijvoorbeeld, gezien de criteria van de Hoge Raad in het arrest van 1982, gaan om de mate waarin de vrouw bij uitblijven van religieuze echtscheiding in haar verdere levensmogelijkheden zou worden beperkt, aard en gewicht van bezwaren van de man en de kosten die aan die medewerking zijn verbonden.

Het verplichtstellen van het opruimen van alle obstakels voordat een huwelijk civiel kan worden ontbonden, vind ik niet zo'n heel goed idee. Het tegenhouden van een civiele echtscheiding in afwachting van de ontbinding van het religieuze huwelijk kan de gevangen gehouden echtgenote naar mijn oordeel daardoor in een nog nadeliger positie brengen. Gedacht kan worden aan de doorlopende aansprakelijkheid voor gemeenschapsschulden, die op dat moment wel blijft bestaan. Het Nederlandse liberale echtscheidingsrecht is, zo zeg ik tegen mevrouw Van Nieuwenhuizen, een groot goed. Naar mijn oordeel zouden wij dat in ieder geval niet moeten willen aantasten.

De heer Oskam heeft een heel specifieke en heel moeilijke vraag gesteld waarover het kabinet in de schorsing heel goed heeft moeten nadenken. Dat was de vraag naar de argumentatie voor gebruik van artikel 827 Burgerlijke Rechtsvordering voor een actie om een religieus huwelijk te ontbinden op straffe van een dwangsom. Mits er voldoende samenhang is met het echtscheidingsverzoek is artikel 827 sub f al bruikbaar. Dat blijkt ook uit de jurisprudentie. Het vertragingsaspect dat kan opdoemen, kan wel een probleem vormen. Wie zijn burgerlijke huwelijk bij de rechter wil ontbinden, moet dat kunnen doen op grond van duurzame ontwrichting. De echtscheiding ernstig vertragen is dus geen goede zaak. Via die weg zou je nog wel op de dwangsom kunnen komen.

De heer Oskam vraagt of ik mij nog ga inzetten om islamitische vrouwen voor te lichten over gedwongen huwelijken. Het religieuze huwelijk is een private aangelegenheid waarmee de overheid geen bemoeienis heeft. Het is naar het oordeel van het kabinet van groot belang dat organisaties en vertegenwoordigers van gemeenschappen zelf het voortouw nemen om zaken te agenderen en erover voor te lichten.

Mevrouw Kooiman spreekt in dat verband over een echtscheidingsbeschikking, alleen onder voorwaarde van ontbinding van het religieuze huwelijk. Zij vraagt mij wat ik daarvan zou vinden. Die oplossing is mij wel bekend, maar doet mij een beetje denken aan de eerste New Yorkse Get Law, over de joodse huwelijksgemeenschap. Dat bleek in de praktijk niet zo goed te werken. Verder verwijs ik naar het antwoord dat ik net aan de heer Oskam heb gegeven. Een vertragingsinstrument in de echtscheiding inbouwen heeft grote risico's. Bijvoorbeeld als het gaat om de huwelijksgemeenschap en gemeenschapsschulden kan het middel weleens erger zijn dan de kwaal.

Mevrouw Hilkens vraagt hoe de signalerende rol van de ambtenaar van de burgerlijke stand versterkt kan worden om huwelijksdwang te voorkomen. De gemeenteambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de Wet GBA zijn al bij circulaire van 30 juni 2005 alert gemaakt op de problematiek van achterlating en huwelijksdwang. Daarbij is specifiek ingegaan op de situatie waarin een gezinslid zonder medeweten van andere gezinsleden aangifte doet van hun verhuizing of vertrek uit Nederland. In de circulaire zijn ambtenaren ook gewezen op de mogelijkheid om degenen namens wie de aangifte is gedaan in persoon op te roepen. Ook is vermeld dat zij ingeval van twijfel een adresonderzoek kunnen instellen. Wij zullen die circulaire, zeker ook naar aanleiding van de behandeling van vanavond, opnieuw onder de aandacht brengen van de ambtenaren.

Ik heb al wat gezegd over het netwerk van ambassades waar mevrouw Kooiman over sprak. Ik zal dit opnieuw bij de minister van Buitenlandse Zaken onder de aandacht brengen.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd of het klopt dat een niet-Nederlander die met een Nederlander een dubbel huwelijk sluit, hier strafbaar is. Wanneer dit feit in Nederland wordt gepleegd, zijn beiden strafbaar. Wanneer bigamie in het buitenland is gepleegd, kan dat in Nederland vervolgd worden ten opzichte van Nederlanders en vreemdelingen die in Nederland hun vaste woon- of verblijfplaats hebben. Een vreemdeling die geen band heeft met Nederland, kan dus niet worden vervolgd voor bigamie, in het buitenland gepleegd. Dat is de consequentie van het wetsvoorstel.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd wat ik vind van de aanbeveling in het rapport van prof. Klip ten aanzien van de extraterritoriale rechtsmacht. Dit rapport bevat een aantal nuttige aanbevelingen over de regeling van de extraterritoriale rechtsmacht in het Wetboek van Strafrecht. Mede naar aanleiding van dit rapport is door het kabinet besloten om de rechtsmachtregeling te herzien en te vereenvoudigen. Het wetsvoorstel dat daartoe strekt, is ter consultatie voorgelegd aan de adviesorganen en ik verwacht dit wetsvoorstel eerdaags aan de ministerraad te kunnen aanbieden. Ik stel voor dat de nadere gedachtewisseling over die aanbevelingen plaatsvindt in het kader van het wetsvoorstel, wanneer dat bij de Kamer ligt. Op de vraag van mevrouw Berndsen over symboolwetgeving ben ik al ingegaan, evenals op de verkennersgroep die in januari 2013 een rapport uitbrengt. Naar mijn oordeel heb ik hiermee alle vragen beantwoord.

Ik ga over tot de ingediende amendementen. Ik begin met een reactie op het amendement-Arib/Hilkens op stuk nr. 8, waarmee de mogelijkheid wordt geboden om tegen Nederlanders of Nederlandse ingezetenen strafrechtelijk op te treden wanneer zij zich in het buitenland schuldig maken aan strafbare dwang, uitgeoefend teneinde iemand te dwingen het huwelijk voort te zetten, of strafbare dwang die ertoe leidt dat een persoon wordt achtergelaten in het buitenland. Daarnaast wordt strafrechtelijk optreden in de bovengenoemde gevallen mogelijk wanneer het slachtoffer Nederlands of Nederlands ingezetene is. Ik kan zeggen dat ik de gedachte achter dit amendement buitengewoon sympathiek vind. Het past ook wel bij dit wetsvoorstel, maar het past eveneens bij de eerder gemaakte relativerende opmerking dat een succesvolle vervolging in Nederland van feiten die in het buitenland zijn begaan, geen vanzelfsprekendheid is. De heer Oskam en ik hebben, ieder vanuit een andere verantwoordelijkheid, ervaring met de vervolging van dit soort feiten. Voor alle feiten die in het buitenland worden gepleegd, zeker in landen waarmee wij geen intensieve rechtshulprelatie onderhouden, wat bij dit soort feiten vaak zo zal zijn, is het geen sinecure om de bewijsvoering rond te krijgen. Kijkend naar het amendement, merk ik op dat het tegelijkertijd goed is dat de wet de mogelijkheid van strafrechtelijk optreden wel biedt voor die gevallen waarin het toch mogelijk is om met een reële kans van slagen de vervolging voort te zetten. Ik laat het oordeel over dit amendement over aan de Kamer, maar ik sta er in beginsel positief tegenover.

Ik kom op het amendement-Helder op stuk nr. 9. Daarover ben ik wat minder positief. Mevrouw Helder besloot haar inbreng met: aanpakken, niet doorschuiven. Zij noemde verder dat dit ook in het verkiezingsprogramma van de VVD stond en dat dit de VVD-bewindslieden op dit departement dus wel moest aanspreken. Inderdaad, wij zijn erg van aanpakken en niet doorschuiven, maar wij zijn niet zo erg van met een kanon op een mug schieten. Ik zal in dat licht nu mijn oordeel over het amendement geven.

Het amendement van mevrouw Helder is gebaseerd op de gedachte dat huwelijksdwang een vorm van mensenhandel is en daarom zwaar moet kunnen worden bestraft. Het kan inderdaad zo zijn dat in een geval van huwelijksdwang tevens sprake is van uitbuiting van een slachtoffer, bijvoorbeeld in de huishouding of in seksuele zin. Wanneer daarvan sprake is, ligt het voor de hand dat het Openbaar Ministerie de verdachte ook ter zake van mensenhandel dagvaardt en een daarbij passende straf eist. Ik merk daarbij op dat voor mensenhandel een strafmaximum van acht jaar en een geldboete van de vijfde categorie geldt. Er is op dit moment een wetswijziging aanhangig om dat strafmaximum verder te verhogen naar twaalf jaar. Daar heeft dit kabinet voor gezorgd, met de steun toentertijd van de fractie van mevrouw Helder. Via deze weg is mijns inziens voldoende verzekerd dat we in die ernstige gevallen van huwelijksdwang, waarin een slachtoffer wordt uitgebuit, een langdurige gevangenisstraf kunnen opleggen.

Ik zeg wel namens het kabinet dat het altijd van belang is om de proportionaliteit in het oog te houden, zeker als je ook de delictsomschrijving beziet. Mevrouw Helder weet dit uiteraard wel. De in het amendement voorgestelde verhoging van het strafmaximum naar twaalf jaar acht ik niet alleen onnodig maar ook onwenselijk. Ik wijs ook op de samenhang die het kabinet heeft gevonden met artikel 285 Wetboek van Strafrecht, waar het ging om bedreiging met geweld. Ik denk dus dat de strafbaarstelling waar wij voor hebben gekozen in de systematiek van de wet een juiste is. Natuurlijk kan het zo zijn dat er ernstig gevallen zijn van huwelijksdwang, maar dan kan er ook worden voldaan aan die ernstige delictsomschrijving. Dan moeten het Openbaar Ministerie en de politie een opsporingsonderzoek doen en een bewezenverklaring krijgen voor die ernstige delictomschrijving. Het is echt het standpunt van het kabinet dat je niet moet proberen om voor een relatief eenvoudiger delict een hoger strafmaximum te kiezen dat past bij een ernstiger vorm van huwelijksdwang. Dat lijkt me niet de weg die we moeten bewandelen. Dat lijkt me ook de systematiek van het Wetboek van Strafrecht te ondergraven. Het is geen kwestie van doorschuiven dan wel niet doorschuiven maar aanpakken, maar een kwestie van logisch nadenken, in ieder geval zoals het kabinet het op dit moment ziet.

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik verzoek de leden om heel even bij mij te komen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Hilkens (PvdA):

Voorzitter. Ik zal het heel kort houden. Ik dank de staatssecretaris voor zijn meer dan uitvoerige beantwoording. Gezien de tijd moet ik het er maar heel simpel bij houden dat ik de staatssecretaris vooral zal houden aan zijn toezegging om de Kamer in maart volgend jaar te informeren over het al dan niet tot stand laten komen van een taskforce in Nederland. Voor het gemak benadruk ik nog eens dat de Partij van de Arbeid een groot voorstander is van een taskforce.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Ook ik kan het kort houden, want de staatssecretaris heeft zeer gedetailleerd al onze vragen beantwoord. Dank daarvoor. Ook ik ben blij met de toezegging betreffende de taskforce en met de manier waarop het hele onderzoek naar zo'n taskforce is opgepakt. Ik ben blij dat Noorwegen erbij wordt betrokken om zo tot het beste resultaat voor Nederland te komen. Dat lijkt ons prima.

Ik kom nog even terug op de huwelijkse gevangenschap. Ik denk dat de staatssecretaris overtuigend duidelijk heeft gemaakt dat het ook binnen de huidige definitie van huwelijksdwang gewoon tot de mogelijkheden behoort om tot vervolging over te gaan. Ik constateer echter ook dat zelfs hier in de Kamer, en dat zal in de samenleving dus nog breder zijn, er nauwelijks bekendheid is met dit onderwerp. Dat gaat ten koste van de preventieve werking. In dat kader dien ik graag de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wetswijziging met het oog op de verruiming van de mogelijkheden tot strafrechtelijke aanpak van huwelijksdwang geen specifieke melding maakt van de strafbaarheid van huwelijkse gevangenschap, terwijl dit wel onder de brede definitie van huwelijksdwang valt;

overwegende dat dit geringe bekendheid geniet, terwijl het besef dat huwelijkse gevangenschap onder de brede definitie van huwelijksdwang valt, en daarmee strafrechtelijk is te vervolgen, cruciaal is voor slachtoffers van huwelijkse gevangenschap;

verzoekt de regering, bij de voorlichting over de strafbaarheid van huwelijksdwang en in alle relevante opleidingsmodules expliciet aandacht te besteden aan het feit dat ook huwelijkse gevangenschap onder het begrip "huwelijksdwang" wordt geschaard,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nieuwenhuizen-Wijbenga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (32840).

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitvoerige beantwoording. Het is bij deze staatssecretaris altijd prettig om te merken dat hij weet waarover hij het heeft. Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Hilkens over de taskforce. Ook mijn fractie zou het zeer op prijs stellen als die na afronding van de werkzaamheden van de verkennersgroep zou kunnen worden ingesteld. Het enige waar ik nog een beetje mee worstel, is het begrip "huwelijksdwang", "huwelijksgevangenschap". Zeker als het gaat om scheiden, gaat het immers ook om religieuze huwelijken die naar statelijk recht van een land niet ontbonden kunnen worden. De staatssecretaris heeft aangegeven dat dit kan worden aangepakt onder artikel 284. Ik hoop dat dit ook recht doet aan de verschillende soorten huwelijken die er in de wereld zijn gesloten en die het vaak moeilijk maken om tot een echtscheiding te komen. Kan de staatssecretaris dit bevestigen?

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ook ik wil de staatssecretaris bedanken voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik dank hem eveneens voor zijn toezegging dat ook huwelijkse gevangenschap en binnen sektes uitgeoefende dwang onder die in dit wetsvoorstel genoemde vorm van dwang vallen.

Ik heb twee moties voor de staatssecretaris, om hem op weg te helpen, ter ondersteuning. Ik zal ze voorlezen. Dan wordt het vanzelf duidelijk.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat professionals werkzaam in bijvoorbeeld het onderwijs en de jeugdzorg een belangrijke rol spelen bij het signaleren van huwelijksdwang en achterlating in het land van herkomst;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat deze professionals voldoende kennis in huis hebben om in voorliggende situaties adequaat te kunnen handelen;

verzoekt de regering voorts, de Kamer hierover voor het einde van dit jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (32840).

Mevrouw Kooiman (SP):

De staatssecretaris zei dat de echtscheidingsbeschikking moeilijk zou liggen. Ik heb echter van prof. Van der Velden en van Femmes for Freedom gehoord dat het wel kan. Mogelijk kan de staatssecretaris met hen in overleg treden. Ook op dit punt heb ik een motie ter ondersteuning.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voorkomt dat mensen naar Nederlands recht gescheiden zijn, maar niet onder het juk van het (al dan niet religieus) huwelijk gesloten in het land van herkomst uitkomen;

constaterende dat dit in de praktijk grote problemen oplevert voor met name vrouwen, die dit ervaren als "huwelijkse gevangenschap";

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze de rechtspositie van deze vrouwen verbeterd kan worden, te bezien welke rol een eventuele uitbreiding van de Nederlandse echtscheidingsbeschikking hierin kan spelen, en de Kamer hierover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32840).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Het is wel zo netjes om dit te zeggen, maar de beantwoording van de vragen van de PVV vond ik helemaal niks. De staatssecretaris zegt dat huwelijksdwang moeilijk te vervolgen is. Daarover zijn we het allemaal eens. Maar juist daarom moet er een sterke preventieve werking zijn, dus een hogere strafmaat. De staatssecretaris noemt de generale preventie wel, maar uiteindelijk doet hij daar niets aan.

Ik hoor de staatssecretaris zeggen: dat is het systeem van de wet. Daar heeft het slachtoffer natuurlijk helemaal niets aan. Geen enkele burger begrijpt dat, laat staan een slachtoffer van huwelijksdwang. We waren het er Kamerbreed ook over eens dat een dergelijk slachtoffer al nauwelijks aangifte durft te doen. Doet ze wel aangifte, dan is ze volgens het voorstel van dit kabinet dus maximaal twee jaar van de dader af. Nou, dat werkt zeer goed! Het is aan niemand uit te leggen dat een winkeldief vier jaar kan krijgen en iemand die een ander dwingt om een huwelijk aan te gaan en getrouwd te blijven, maximaal twee jaar. De PVV heeft niet voor niets een maximum van twaalf jaar genoemd. Dat betekent namelijk dat het delict niet meer kan verjaren. De daders zijn altijd nog strafrechtelijk te vervolgen. Ik heb niet gezegd dat de rechter dus twaalf jaar moet opleggen. Maar met dat maximum kan in iedere situatie voldoende rekening worden gehouden met de ernst van het misdrijf. Met een maximum van twee jaar kan dat totaal niet.

Ook op de technische punten heeft de staatssecretaris ons niet overtuigd. Zowel mensenhandel als dwang staat in dezelfde afdeling van het Wetboek van Strafrecht. Het zijn beide misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. De staatssecretaris sprak over bestanddelen die bewezen moeten worden. Daarom moet het om een generieke bepaling gaan. Ik hoorde hem ook zeggen dat dwang eenvoudiger te bewijzen is. Juist als je de slachtoffers van dit soort delicten wilt beschermen, moet je daar iets aan doen.

Ik sluit toch positief af. Ik dank de staatssecretaris voor de bereidheid om deze dwang apart te registreren zodra de modules bij de politie daarvoor geschikt zijn. Dat vroeg niet alleen D66 maar ook de PVV. Dat wilde ik nog even genoteerd hebben.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de staatssecretaris. Ik hoop dat hij zijn antwoord binnen een kwartier kan afronden.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank de leden voor de inbreng in tweede termijn. Mevrouw Hilkens en anderen hebben opmerkingen gemaakt over de taskforce. Ik zal de opvolger van minister Leers de zorgen van de Kamer over de taskforce overbrengen. Het kabinet zal er zorg voor dragen dat degene die dit verder moet zetten, zoals men dat in België zegt, hiermee verder kan. Het is heel belangrijk dat dit onderwerp goed op de kaart komt. Ik dank mevrouw Hilkens voor haar realistische benadering en de ter zake doende maatregelen die tot een oplossing van dit probleem leiden.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen verzoekt de regering in haar motie om bij de voorlichting over de strafbaarheid van huwelijksdwang expliciet aandacht te geven aan het feit dat huwelijkse gevangenschap ook onder het begrip huwelijksdwang wordt geschaard. Ik ben zeer bereid om deze sympathieke motie uit te voeren. Ik meen dat ik dit ook heb gezegd. Ik heb gesproken over de opleidingsmodules bij de politie en het Openbaar Ministerie waarin hieraan aandacht zal worden besteed. Ik kan de motie in die zin onderschrijven dat huwelijkse gevangenschap onder het strafbare begrip dwang valt. De regering zal deze motie met veel plezier uitvoeren. Ik zie haar als een ondersteuning van het beleid van het kabinet. Ik hoop dat dit ook geldt voor het beleid van een volgend kabinet.

Ik dank mevrouw Berndsen voor haar vriendelijke woorden. Zij heeft over het religieuze huwelijk gesproken. Wij wachten het rapport van de verkenningsgroep dat in maart zal verschijnen af. Ook daarvoor geldt dat wij dat zeker verder zullen zetten.

Je moet de moties van mevrouw Kooiman altijd goed lezen. Dat moet je natuurlijk bij de moties van elk lid doen, maar in het bijzonder bij die van mevrouw Kooiman. Vaak kosten ze geld. Ik kan haar toezeggen dat wij onder de aandacht van de collega's van VWS en IIA zullen brengen dat professionals voldoende kennis in huis moeten hebben. Dit is ook voor een volgend kabinet van belang. Ik kan de Kamer alleen voor het eind van het jaar erover informeren dat het onder de aandacht is gebracht. Maar ook dit is typisch een onderwerp dat je steeds verder moet zetten. Dat vond ik altijd al een mooi woord. Dit verhaal kun je één keer onder de aandacht brengen, maar dat zul je over een halfjaar weer onder de aandacht moeten brengen en over een jaar weer. Dit is dus "work in progress". Het zou eigenlijk iets moeten zijn voor de taskforce waar mevrouw Van Nieuwenhuizen, mevrouw Hilkens en mevrouw Kooiman aandacht voor vroegen. Deze motie zie ik dus als ondersteuning van beleid.

In haar motie op stuk nr. 13 verzoekt mevrouw Kooiman te onderzoeken op welke wijze de rechtspositie van deze vrouwen verbeterd kan worden, te bezien welke rol een eventuele uitbreiding van de Nederlandse echtscheidingsbeschikking hierin kan spelen en de Kamer daarover te berichten. Die mogelijkheden zullen wij nog eens goed bekijken en daar zullen wij de Kamer inderdaad over berichten. Wij zullen die motie dus uitvoeren. Ik kan haar die toezegging al doen zonder dat de Kamer daarvoor een motie moet aannemen. Wellicht geeft dat mevrouw Kooiman aanleiding om haar motie in te trekken.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan houd ik de motie aan. Ik houd een kleine slag om de arm, maar ik vind het een heel goede suggestie van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kooiman stel ik voor, haar motie (32840, nr. 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Teeven:

Ik moet nog op één spreker reageren: mevrouw Helder. Zij dankt mij voor de beantwoording, maar zegt tegelijkertijd dat ze er helemaal niks aan heeft en de slachtoffers ook niet. Als dit de toon wordt van de komende jaren, dan moet het maar de toon worden, maar dit kabinet – en ik hoop ook een volgend kabinet – zal gaan voor de resultaten en niet voor de symboolpolitiek en het geroffel op de trom. Ik ken mevrouw Helder als een Kamerlid dat ook gaat voor de resultaten, maar vanavond was het een beetje roffelen op de trom. Ik heb wel degelijk beargumenteerd waarom de verhoging van de strafbaarstelling naar twaalf jaar met een kanon op een mug schieten is. Als die feiten daadwerkelijk zo ernstig zijn en er een andere strafbaarstelling voor is in de wet, dan moet je die strafbaarstelling gebruiken en daar geen eenvoudig delict voor gebruiken. Het kabinet laat de slachtoffers dus absoluut niet in de steek, maar het kabinet en zeker deze bewindspersoon willen slachtoffers geen worst voorhouden waar ze vervolgens helemaal niks aan hebben. Dat is niet de stijl van het kabinet en deze bewindspersoon.

Mevrouw Helder (PVV):

Normaal moet je dit lekker laten lopen, maar ik wil er toch even op reageren. Als dit de teneur wordt van de staatssecretaris, dan vind ik het ook prima, want ik ben graag bereid om flink met hem in discussie te gaan. Maar ook ik heb een en ander technisch onderbouwd. Het is zeker niet met een kanon op een mug schieten. Wij treden iets straffer en strenger op tegen de daders en hebben iets meer oog voor de slachtoffers.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb dat weerlegd en ik verheug mij op de discussies met mevrouw Helder de komende jaren, ten minste in ieder geval de komende zeven weken, of zes of acht weken, of zo veel als het er kunnen zijn. Het kunnen er ook drie zijn. Wij zullen zien wat er de komende weken nog gaat gebeuren. Hypothetisch mag het voor mij ook de komende jaren zijn. Van mijn zijde zullen ook de voorstellen van de fractie van mevrouw Helder altijd met realiteitszin worden beoordeeld. Dat heb ik de afgelopen twee jaar gedaan als staatssecretaris. Dat wou ik de komende zeven weken blijven doen. De PVV-fractie mag van mij nu weer gaan roffelen op de trom, maar dat neem ik dan voor kennisgeving aan. Dat is op dit moment de stand van zaken.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de regering.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over het wetsvoorstel, de amendementen en de moties zullen plaatshebben op dinsdag over een week.

Het debat met de minister van VWS dat gepland stond voor vanavond, is van de agenda gehaald omdat de minister ziek naar huis is gegaan.

Sluiting 19.22 uur.

Naar boven