4 Vragenuur: Vragen Mohandis

Vragen van het lid Mohandis aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het wegsturen van studenten op de Universiteit Leiden.

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. De Partij van de Arbeid is geschrokken van het voornemen van de Universiteit Leiden om vierde- en vijfdejaarsstudenten hun studiepunten te ontnemen en hun het recht op onderwijs te ontzeggen. Tijdens het debat over de mogelijkheid om te experimenteren met een BSA na het tweede studiejaar heb ik duidelijk gemaakt dat dit voor de PvdA niet acceptabel is. Studenten die al verder gevorderd zijn met hun opleiding mogen door hogescholen en universiteiten niet de deur gewezen worden en beroofd worden van hun studiepunten. Ik sta hier niet alleen in. De PvdA weet zich gesteund door een brede Kamermeerderheid bij het beperken van het experiment met het bindend studieadvies. Daarom is deze gang van zaken op de Universiteit Leiden bizar.

Ik hoor graag van de minister wat zij ervan vindt dat studenten nu enorm worden gedupeerd door de Universiteit Leiden door hen het uitzicht op een diploma te ontnemen door hen te beroven van hun studiepunten. Is het BSA in het vierde en vijfde collegejaar überhaupt wettelijk wel juist? De Kamer heeft zich immers recent uitgesproken tegen een BSA na het tweede studiejaar. Ik hoor dus graag van de minister of deze actie van de Universiteit Leiden rechtmatig is en, zo ja, hoe dat mogelijk is. Ik heb al eerder Kamervragen gesteld over het feit dat Leiden verdergaat dan alleen de niet unieke opleidingen. Ik kan mij voorstellen dat die antwoorden nog volgen, maar misschien kan de minister daar nu ook iets over zeggen.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Om kort te gaan: ik kan zeggen dat hetgeen Leiden doet niet volgt uit het experiment met het bindend studieadvies zoals wij dat met elkaar besproken hebben. Dan zou Leiden zich namelijk niet houden aan de breed door de Kamer uitgesproken wens om dat bindend studieadvies alleen voor het tweede jaar toe te staan.

Wat gebeurt er dan wel in Leiden? Men is daar al langer bezig om maatregelen te nemen om de studiebevordering vorm te geven. Dat beleid ondersteun ik ook. Het is goed dat studenten gestimuleerd worden om op tijd en in tempo te studeren. Het experiment met het bindend studieadvies is daarvoor een instrument. Dat gebruikt Leiden inderdaad breed, maar er is ook nog een ouder instrument. Dat dateert al van de vorige eeuw en dat betreft de geldigheidsduur van tentamens. Dit is vastgelegd in de Wet op het hoger onderwijs. Door mijn voorganger is daar in 2008 met de Kamer over gediscussieerd toen in Nijmegen werd gesteld dat studenten tentamens zouden verliezen als deze na een aantal jaren niet meer geldig zouden zijn. Daar heeft de Kamer geen bezwaar tegen gemaakt.

Leiden heeft dit in 2009 ook doorgevoerd. De eerste studenten studeren inmiddels vier of vijf jaar en zij krijgen daar nu mee te maken. De maatregel uit 2009 is met de studenten gecommuniceerd. Zij zijn niet voor een voldongen feit gesteld. Dit is dus een andere maatregel dan het bindend studieadvies.

Wat wel een probleem is, is dat niet alleen de tentamens vervallen van de studenten in Leiden, maar dat zij die tentamens ook niet meer opnieuw kunnen doen. Dat is wél strijdig met de wet. Ik heb daarover al contact gehad met de Universiteit Leiden. Die zal het beleid ook op dat onderdeel aanpassen. Kort en goed, dit is gebaseerd op een oude maatregel en niet op het bindend studieadvies.

De heer Mohandis (PvdA):

Om met het laatste te beginnen: het is goed nieuws dat er nog iets wordt gedaan aan de herkansingsmogelijkheden. Overeind blijft staan dat de Kamer uitvoerig heeft gedebatteerd over het bindend studieadvies en dat het natuurlijk raar is dat je vervolgens via de achterdeur een verkapt BSA hebt, terwijl wij met zijn allen hebben gezegd: wat het BSA betreft, we kunnen ermee experimenteren in een tweede jaar maar daarmee is het klaar. Ik vraag me dus af wat de universiteit van Leiden bezielt. Is het een soort doorgeslagen rendementsfetisjisme of moet ik er een andere kwalificatie aan hechten? Ik kan het niet helemaal plaatsen. Ik vind dat elke student maximaal tot zijn recht moet komen en dat studeren niet louter een eindsprintje is om een diploma te halen, maar dat bestuurswerk en allerlei andere zaken ook belangrijk zijn.

Moeten andere studenten, van andere instellingen, ook vrezen dat zij worden verwijderd als zij iets te lang doen over hun studie terwijl de maatregel niet duidelijk is gecommuniceerd? Het kan weliswaar ergens staan, maar de vraag is of deze studenten dat weten.

Minister Bussemaker:

Ik ben het eens met de heer Mohandis dat studeren nooit alleen gaat over het zo snel mogelijk halen van de eindsprint. Het belangrijkste is dat we goed onderwijs organiseren en dat studenten zelf leren om met wetenschappelijke kennis om te gaan. Echter, dat kan soms best wat meer in tempo geschieden dan in sommige gevallen gebeurt. Daar heb ik geen bezwaar tegen. Ik wil niet dat er via een achterdeur een verkapt bindend studieadvies wordt vormgegeven. Ik zeg nogmaals dat dit een oud instrument is, dat ging over de geldigheidsduur van tentamens. Oorspronkelijk was het bedoeld om te kijken of kennis niet veroudert en of tentamens eigenlijk nog wel geldig zijn als de kennis heel snel gaat, bijvoorbeeld bij een vak als Medicijnen. In dat geval ontwikkelen studenten geen kennis die bij de tijd is.

Deze twee zaken kunnen wringen met elkaar. Ik ben dus nog niet uitgesproken over dit thema. Ik ga er verder over praten met de Universiteit Leiden. Ook ga ik het aankaarten bij de VSNU, want ik wil weten waar dit nog meer gebeurt. Ik zeg er wel bij dat bij andere instellingen de maatregel die Leiden nu gebruikt alleen maar wordt genomen met instemming van de studenten binnen de opleiding, want de maatregel moet worden vastgelegd in een zogenaamd onderwijs- en examenregeling.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik wil de minister bedanken voor haar beantwoording. Ik wil nog wel duidelijk hebben dat de Kamer krijgt toegezegd dat zij goed zal worden geïnformeerd over de komende gesprekken maar ook over hetgeen Leiden nu gaat herstellen. Als ik het goed heb begrepen wordt er iets hersteld, ook voor deze 25 studenten. Ik denk dat we nog komen te spreken over wat de minister "het oude instrument" noemt, want wij hebben uitvoerig gesproken over het BSA. Er volgen meer maatregelen die voldoende prikkel in zich hebben om studenten bewuster te laten studeren. Ik vind daarom dat we waakzaam moeten zijn en niet te veel moeten afschuiven op de studenten.

Minister Bussemaker:

Ik zeg toe dat ik de Kamer daarover nog informeer. Het is een ingewikkelde thematiek. Het kan niet dat een en ander leidt tot een onbedoelde stapeling van maatregelen. Iets wat in het verleden goed was bedoeld kan niet via een achterdeur een bindend studieadvies in het vierde jaar gaan betekenen, want de Kamer heeft gezegd dat zij dat niet wil. Daar houd ik mij dus aan.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik ben blij dat de minister aangeeft dat de Universiteit Leiden het gaat aanpassen en dat de geldigheid van de studiepunten weliswaar kan verlopen maar dat er wel herkansingen moeten zijn. Mijn concrete vraag is of de minister bereid is om ook alle andere universiteiten te informeren dat de geldigheidsduur van de studiepunten misschien kan verlopen maar dat er altijd een mogelijkheid moet zijn om te herkansen. Ik heb namelijk gelezen dat de universiteit in Nijmegen van dezelfde regeling gebruikmaakt. Kan de Kamer hierover worden geïnformeerd?

Minister Bussemaker:

Ik verwees zelf al naar Nijmegen. Dat betreft het geval uit 2008-2009. Toen is er met de Kamer over gediscussieerd. Er zijn toen ook schriftelijke vragen gesteld. Destijds is door iedereen vastgesteld dat wat Nijmegen deed, kon. Ik zei zojuist al dat ik er met de VSNU, de Vereniging van Universiteiten, over ga praten. Laten we eerst maar eens even nagaan hoe vaak dit gebeurt en wat we vervolgens moeten gaan doen.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Dit is het gevolg van de invoering van een bindend studieadvies in het tweede jaar. Dan kun je zulke excessen krijgen. De vraag is wat een redelijke termijn is waarin tentamens bewaard mogen worden. Hier is sprake van een geval dat volgens ons eigenlijk niet de bedoeling kan zijn, maar wat vindt de minister zelf een redelijke termijn? Ik wil voorkomen dat wij hier volgende week weer staan omdat een bepaalde universiteit tentamens maar vier jaar geldig laat zijn. Wat is volgens de minister een redelijke termijn waarbinnen tentamens bewaard moeten worden en waarin universiteiten gevraagd kan worden om zich daaraan te houden?

Minister Bussemaker:

Dat hebben wij vastgelegd in de WHW. Daarin stellen wij niet voor alle opleidingen een termijn, want het kan van opleiding tot opleiding verschillen. Het gaat erom dat de kennis up-to-date moet zijn. Wat zegt de WHW dus? Welke termijnen aanvaardbaar zijn voor het faculteitsbestuur en de medezeggeschapsorganen en welke argumenten of belangen zij daarbij tegen elkaar afwegen is aan deze partijen. Maatregelen ten aanzien van de geldigheidsduur behoeven instemming van de medezeggenschapsraad. Het lijkt mij prima dat wij het daar neerleggen en dat ik dit niet centraal ga voorschrijven.

De heer Van Meenen (D66):

Goed om van de PvdA iets over rendementsfetisjisme te horen. Daaraan zal ik de heer Mohandis te zijner tijd nog een keer herinneren. De minister had het ook over sluipwegen naar een bindend studieadvies. Ik verzoek de minister om in de gesprekken die zij gaat hebben ook de belangenorganisatie van de studenten ISO en VSNU te betrekken. Zij hebben mij geïnformeerd dat zich ook bij opleidingen in Helmond, Zwolle en andere plekken vergelijkbare situaties voordoen. Het lijkt erop dat nogal wat instellingen deze sluipweg naar een bindend studieadvies zoeken of al gevonden hebben.

Minister Bussemaker:

Dat zeg ik toe. Ik zal ook met de studenten praten. Wel maak ik onderscheid tussen het toepassen van de geldigheidsregel, wat gewoon mag, en wat Leiden heeft gedaan, namelijk studenten de gelegenheid ontnemen om tentamens die zij verliezen, te herkansen. Dat is echt iets anders. Ik ga met de instellingen en studenten in gesprek over de vraag hoe wij ervoor kunnen zorgen dat wij die twee instrumenten zuiver blijven gebruiken. Het bindend studieadvies heeft een ander doel dan de van oudsher in de WHW opgenomen regel over de geldigheidsduur van tentamens. Dat moet voor iedereen helder zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Begrijp ik het goed dat deze studenten hun tentamens mogen herkansen, maar dat hun studiepunten wel degelijk vervallen? Zo ja, is dat dan geen verspilling van tijd, als zij het tentamen opnieuw moeten doen terwijl zij het vak al hadden gehaald?

Ik heb nog een andere vraag. Is het mogelijk dat dergelijke maatregelen, waarbij studenten worden verwijderd en opgejaagd, ook worden gestimuleerd door de prestatieafspraken die de minister heeft gemaakt met de instellingen? Bijvoorbeeld als een bestuurder zegt: …

De voorzitter:

Dank u. Uw tijd is op, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

"Als wij ons aan de afspraken houden, worden wij niet gekort".

De voorzitter:

U hebt uw vraag gesteld, mijnheer Van Dijk. Het woord is aan de minister voor haar antwoord.

Minister Bussemaker:

De constatering van de heer Van Dijk klopt. Deze studenten verliezen hun tentamens, maar kunnen ze opnieuw doen, binnen een jaar. Dat is geen verspilling van tijd, want vanaf het moment dat Leiden deze maatregel in 2009 heeft ingevoerd, zijn studenten hiervan keer op keer op de hoogte gesteld. Hierover is heel duidelijk gecommuniceerd. De studenten zijn dus ook niet voor een voldongen feit gesteld. Wellicht vindt Leiden dat de kennis die de studenten vier jaar geleden met de tentamens hebben opgedaan, niet meer voldoet aan de eisen die de universiteit vandaag de dag aan een diploma stelt. Er kunnen dus heel inhoudelijke redenen voor zijn. Dat is echt iets anders dan het opjagen van studenten.

Tot slot. De prestatieafspraken gaan echt over verbetering van onderwijs en niet over het behalen van meer rendement. Ze gaan over betere studiebegeleiding, beter opgeleide docenten en inderdaad ook over een programma dat je in een bepaalde tijd goed kunt afronden.

De voorzitter:

Dank u, en dank voor uw komst naar de Kamer.

Naar boven