3 Vragenuur

Vragen van het lid Ten Broeke aan de minister van Buitenlandse Zaken over de arrestatie van vier medewerkers van het Internationaal Strafhof in Libië.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Afgelopen donderdag 7 juni zijn vier medewerkers van het Internationaal Strafhof om onduidelijke redenen in Libië gearresteerd. Een jaar nadat de NAVO het Libische volk te hulp schoot, hindert hetzelfde Libië de loop van het recht. Het zijn vooruitstrevende internationale rechtsregels die een slachting onder de bevolking van Benghazi hebben voorkomen. De internationale gemeenschap beschermde de burgers van Libië tegen het eigen regime. Het minste dat wij van de overgangsregering van Libië mogen verwachten, is dat zij de medewerkers van de internationale gemeenschap beschermt, zeker omdat diezelfde overgangsregering akkoord is gegaan met een volledige, ik herhaal, volledige samenwerking met het Internationaal Strafhof dat in Den Haag zetelt. Libië heeft de immuniteit van de medewerkers van het Strafhof te garanderen en niet te schenden. Het land schaadt nu ook het vertrouwen van de internationale gemeenschap dat zijn bevrijding mogelijk heeft gemaakt. De VVD ziet geen rechtvaardiging voor de arrestatie en betwijfelt dat er van deze mensen een bedreiging zou uitgaan voor de nationale veiligheid. Overtuigend bewijs is niet gepresenteerd. Dan moet de immuniteit dus gewoon worden gegarandeerd. De medewerkers moeten worden vrijgelaten.

Ik wil weten wat de minister gisteravond met de hoofdaanklager van het Strafhof, de heer Ocampo, heeft besproken. Wij nemen aan dat de minister met ons van mening is dat Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid draagt vanwege het feit dat het Strafhof in Den Haag is gevestigd. Ik wil weten of de ware intentie van de Libische overgangsregering niet zozeer op het handelen van het Strafhof is gericht, als wel op het zelf berechten van Saïf Kadhafi. De vraag die zich opdringt, is of het Libische rechtssysteem daar klaar voor is. Immers, er is geen grondwet, er is geen parlement en de verkiezingen zijn uitgesteld. Het Strafhof formuleerde zijn aanklacht al ver voordat het regime van Kadhafi viel en daarom is het logisch dat het een beschaafde berechting van de zoon van Kadhafi probeert te regelen. Is de regering dat met ons eens?

Ik stel twee korte vragen. Zijn de medewerkers door de rebellen opgepakt of door het leger en zijn ze daarna wellicht overgedragen? Een van de gearresteerde medewerkers is de Australische advocate Taylor. De Australische tv-zender ABC meldt dat zij kan worden vrijgelaten indien ze de verblijfplaats prijsgeeft van een handlanger van het regime van Kadhafi. Klopt dat? Het is wat ons betreft ondenkbaar dat het Strafhof zwicht voor chantage.

De voorzitter:

Mijnheer Ten Broeke, u hebt wat meer tijd gebruikt. Ik zal dat verrekenen met uw tweede ronde.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik ben het geheel eens met de inleidende opmerkingen van de heer Ten Broeke omtrent de situatie in Libië en de wijze waarop het land zich hoort te gedragen. De heer Ten Broeke vroeg naar mijn contact met de heer Ocampo. Ik heb inderdaad gisteren met de hoofdaanklager gesproken. Daarbij is enkel informatie uitgewisseld, meer niet. Als het om het ICC gaat, gaat het natuurlijk niet om de hoofdaanklager, maar om het ICC als zodanig en de zittende magistratuur ervan.

De Nationale Overgangsraad van Libië is steeds met het ICC in overleg over deze materie. Wij zien uit naar een ordentelijke gang van zaken, waarbij van belang is dat de voorzitter van de raad, Jalil, heeft aangedrongen op onmiddellijke vrijlating van de vier medewerkers.

Dan de laatste twee concrete vragen. De vier zijn opgepakt door de militie in Zintan. In de media en op de Nederlandse teletekst is een bericht verschenen over vrijlating van mevrouw Taylor, onder de voorwaarde dat zij de verblijfplaats van Saif al-Islam zou prijsgeven. Ik heb dit nagevraagd via de ambassadeur in Tripoli en via Brussel, maar ik kan dit gerucht niet bevestigen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat gerucht kan misschien niet worden bevestigd, maar het is in ieder geval helder dat er een buitengewoon ernstige situatie is ontstaan, niet alleen voor deze vier medewerkers, met inbegrip van mevrouw Taylor, maar ook voor het ICC en de status daarvan in het algemeen. Dan is het onvoldoende dat er slechts informatie wordt uitgewisseld met de hoofdaanklager. Ik begrijp heel goed dat de Nederlandse regering misschien niet direct in dit gesprek een klacht kan overbrengen, maar ik vind het toch van het allergrootste belang dat de Nederlandse regering, omdat het ICC hier in Den Haag zetelt, alle zeilen bijzet, desnoods in Europees verband, om er zorg voor te dragen dat de Libische overgangsregering klip-en-klaar weet dat dit niet kan en dat die medewerkers direct moeten worden vrijgelaten.

Ik koppel hieraan nog een opmerking. Naar verwachting zal het Strafhof steeds actiever worden in conflicten die zich in de Arabische regio voordoen. Het zal ongetwijfeld niet de laatste keer zijn dat medewerkers van het ICC worden gehinderd of vastgezet. Dit probleem moet daarom Europees worden geagendeerd.

Minister Rosenthal:

Geen misverstand over de punten die door de heer Ten Broeke worden aangedragen; ik heb gereageerd op de concrete vraag omtrent het gerucht inzake mevrouw Taylor. Wat betreft de inspanningen van de Nederlandse regering, wij hebben de Libische regering natuurlijk ook meteen verzocht om te zorgen voor onmiddellijke vrijlating van de vier. Dat hebben we gedaan via de Europese Unie. Daar speelt wel dat de laatste dagen enige behoedzaamheid is betracht door de Europese Unie, als het gaat om verklaringen en wat dies meer zij.

Voor het overige, nog even in alle duidelijkheid; Libië is geen partij bij het Internationaal Strafhof, het zij zo. Tegelijkertijd zien de resoluties 1970 en 1973 van de Veiligheidsraad op medewerking van Libië aan het Internationaal Strafhof. Dat betekent dat Libië de lijn van het ICC heeft te volgen, dat medewerkers immuniteit hebben uit hoofde van de werkzaamheden die zij voor het Internationaal Strafhof verrichten. Daarover is wel discussie, maar de Nederlandse regering is die mening zonder meer toegedaan.

De heer Ten Broeke (VVD):

Resolutie 1973 maakte de bevrijding van Libië mede mogelijk en resolutie 1970 maakte immuniteit van de medewerkers van het ICC mogelijk. Daaraan heeft Libië volledige medewerking toegezegd. Dat betekent dat de internationale gemeenschap, de EU incluis, het niet op zijn beloop kan laten. Ik roep de minister op om er zo voortvarend als hij kan voor te zorgen dat niet alleen die medewerkers vrijkomen, maar dat het ICC de positie krijgt die het toekomt. Nederland moet daarin vooroplopen, omdat wij het ICC in ons midden hebben.

Minister Rosenthal:

Ik kan alleen maar bevestigen wat de heer Ten Broeke nu in vragende vorm naar voren brengt. De Nederlandse regering is inderdaad die mening toegedaan en heeft deze ook uitgedragen in de richting van Brussel. Wij gaan ervan uit dat wij met zijn allen, net als andere landen, Australië en de Verenigde Staten, eraan bijdragen dat die vier medewerkers van het ICC, want daar gaat het nu om, zo spoedig mogelijk vrijkomen of in elk geval uit handen van de militie in Zintan.

De heer Ormel (CDA):

Nu de ogen van de wereld gericht zijn op de gruwelen in Syrië, laat de situatie in Libië zien dat het daar allerminst veilig is en dat er nog onvoldoende sprake is van een centraal gezag, dat datgene kan doen wat in het hele land behoort te gebeuren, namelijk het gezag handhaven. Kan de minister aangeven op welke wijze de internationale gemeenschap op dit moment probeert om het wettige gezag in Libië te ondersteunen?

Minister Rosenthal:

De internationale gemeenschap ontplooit op dat punt voortdurend inspanningen. Er wordt ook heel stevig aan gewerkt, bijvoorbeeld via de VN-missie, nog altijd onder leiding van de heer Martin. Nederland steunt dat ook. Er zijn ook allerlei punten aan de orde met betrekking tot de komende verkiezingen. Die zijn nu weliswaar uitgesteld, maar vooral de internationale gemeenschap heeft ervoor gezorgd dat de Libische autoriteiten van de instrumenten en van de expertise zijn voorzien om de registratie van kiesgerechtigden snel omhoog te duwen van in eerste instantie slechts ongeveer 10% naar ver boven de 50%, zoals nu het geval is. Voor dat soort zaken zetten de internationale gemeenschap en in het bijzonder ook Nederland zich in.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de beantwoording.

Naar boven