Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 73, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 73, item 5 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 maart 2012 over water voor ontwikkeling.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. In zekere zin is het jammer dat de staatssecretaris van Milieu en de staatssecretaris van Landbouw nu vertrekken. De volgende motie gaat namelijk deels over hen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinetsbeleid op het terrein van onder andere handel, landbouw en milieu van grote invloed kan zijn op ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld voor de beschikbaarheid van schoon drinkwater;
verzoekt de regering, al het kabinetsbeleid te beoordelen op de gevolgen voor water in ontwikkelingslanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 78 (32605).
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik heb nog een tweede en tevens laatste motie. Die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat water een mensenrecht is;
constaterende dat de Verenigde Naties hebben gezegd dat in 2017 naar verwachting ongeveer 70% van de wereldbevolking problemen zal hebben met de toegang tot schoon drinkwater;
constaterende dat export van waterrijke gewassen vanuit droge gebieden in Afrika, Zuid-Amerika en Azië naar waterrijke gebieden in Europa contraproductief werkt op de doelstellingen zoals verwoord in de beleidsbrief Water in ontwikkeling;
verzoekt de regering om regionalisering van productie nadrukkelijk mee te nemen in de uitwerking van het beleid Water in ontwikkeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 79 (32605).
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg Water en ontwikkeling van 21 maart heeft de staatssecretaris toegezegd dat water en sanitatie niet het kind van de rekening zullen worden en dat er naar een balans zal worden gezocht. De ChristenUnie is daar blij mee. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij niet op voorhand kan stellen hoeveel mensen in de steden en op het platteland worden bereikt met Nederlandse programma's. Dat inzicht is echter wel belangrijk om te zien of het nieuwe beleid iedereen bereikt, zowel in de steden als op het platteland. Wij zitten natuurlijk niet te wachten op een grote administratieve regeldruk, vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat investeringen in water, sanitatie en hygiëne bijdragen aan de gezondheid en zelfredzaamheid van mensen, goed zijn voor de economische ontwikkeling van ontwikkelingslanden en kansen biedt voor het bedrijfsleven;
constaterende dat ondanks dat het recht op water internationaal is erkend als mensenrecht, er grote ongelijkheid bestaat wat betreft de toegang tot water en sanitatie tussen mensen op het platteland ten opzichte van mensen in stedelijk gebied, zoals het rapport "Progress on drinking water and sanitation 2012 update" van de WHO en Unicef concluderen;
constaterende dat internationale monitoring op water en sanitatie expliciet onderscheid maakt tussen rurale en urbane gebieden om de grote verschillen binnen landen aan te tonen, waarbij uitgegaan wordt van nationale definities over rurale en urbane gebieden;
verzoekt de regering, jaarlijks te rapporteren hoeveel mensen zijn geholpen aan water en sanitatie met Nederlandse ODA-gelden en hierbij een onderverdeling te maken tussen urbaan en ruraal, te beginnen in 2010, zodat de effecten van het nieuwe waterbeleid voor de verdeling tussen urbaan en ruraal inzichtelijk worden, een en ander op een zo efficiënt mogelijke wijze, waarbij zo min mogelijk administratievelastendruk ontstaat,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 80 (32605).
Mevrouw Hachchi (D66):
Voorzitter. D66 kan de staatssecretaris volgen wat betreft zijn mondiale waterbeleid, maar maakt zich zorgen over de coherentie, over de samenhang met het economisch beleid van dit kabinet. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel mensen nog steeds niet over drinkwatervoorzieningen en sanitaire voorzieningen beschikken, en dat toenemende waterschaarste een bedreiging vormt voor de duurzame groei van veel ontwikkelende landen;
constaterende dat Nederland door de import van waterintensieve goederen, zoals kleding van katoen, virtueel importeur is van 71 miljard kubieke meter zoet water, en daarmee in de mondiale top tien staat;
van mening dat in het kader van de grotere coherentie in het beleid ten aanzien van ontwikkelende landen het terugbrengen van de Nederlandse watervoetafdruk in het buitenland een prioriteit van de regering zou moeten zijn, met name in gebieden van waterschaarste,
verzoekt de regering, in haar economische beleid ernaar te streven om Nederlandse bedrijven hun watervoetafdruk in beeld te laten brengen en in gebieden met waterschaarste terug te brengen, bijvoorbeeld door bedrijven die steun ontvangen via exportgaranties of innovatiesubsidies actief aan te spreken op de vermindering van hun watervoetafdruk en hen te verzoeken hun watervoetafdruk te berekenen en op te nemen in hun duurzaamheidsverslag;
verzoekt de regering tevens, in EU-verband na te streven dat bij de herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid de subsidies voor waterintensieve landbouw in gebieden met waterschaarste – zoals de katoenproductie in Mediterrane landen – worden afgebouwd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Ferrier. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 81 (32605).
We wachten tot de staatssecretaris beschikt over de teksten van alle moties. Ik constateer dat hij behoefte heeft aan drie minuten voorbereiding.
De vergadering wordt van 10.57 uur tot 11.00 uur geschorst.
Staatssecretaris Knapen:
Voorzitter. Veel dank aan de Kamer voor de ingediende moties en de daarin vervatte suggesties.
Ik ontraad de motie op stuk nr. 78 van mevrouw Ouwehand, want ik beschouw haar als overbodig. We hebben de Kamer een brief gestuurd over internationale publieke goederen, waarin we de uitgangspunten voor coherentiebeleid hebben opgenomen. In die brief staan de vijf grote pijlers voor coherentiebeleid, en daar wil ik het bij laten. In deze motie gaat het heel specifiek alleen om water, maar het cohentiebeleid behelst duurzaamheid en klimaat, en daar zit water als component in. Het is er echter niet heel specifiek uit gehaald, omdat we de coherentie behandelen volgens de uitgangspunten die de Europese Unie heeft gedefinieerd.
De tweede motie van mevrouw Ouwehand, op stuk nr. 79, ontraad ik eveneens, omdat regionalisering van productie, waarom in de motie wordt gevraagd, op zichzelf een heel lastig criterium is om toe te voegen aan de betrekkelijk beperkte focus die wij hebben op het waterbeleid. We raken dan heel snel aan een terrein dat zich ver bevindt buiten de specifieke activiteit die wij verrichten.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De staatssecretaris ontraadt mijn beide moties. We hebben in het AO weliswaar gewisseld dat hetgeen staat opgeschreven in de beleidsbrief Water voor Ontwikkeling, mooi is, maar ik en anderen hebben ook voorbeelden aangedragen van beleidsterreinen van andere ministeries die rechtstreeks door die brief heen fietsen. Ik ben oprecht verbaasd dat de staatssecretaris kennelijk een motie waarin hem wordt verzocht om daarnaar te kijken, rechtstreeks ontraadt. Zo wild is die eerste motie niet. De staatssecretaris accepteert dus dat hij als laatste komt met zijn beleid, pas na de staatssecretaris van Landbouw en de staatssecretaris van Milieu, en dat we dus eigenlijk een mooi briefje voor de bühne hebben. Daar komt het ongeveer op neer.
Staatssecretaris Knapen:
Zoals gezegd hebben we al in een veel eerder stadium aangegeven hoe we naar global public goods kijken. We hebben dat vervolgens betrekkelijk concreet ingevuld aan de hand van een aantal coherentiedoelstellingen. Wat mevrouw Ouwehand ons in de motie verzoekt, is om nog specifieker, naast de coherentiedoelstellingen die we vrij praktisch meten en waarvan we de Kamer verslag doen, van dit ene geval een apart hoofdstuk te maken. Daarmee worden duurzaamheid en klimaat eigenlijk weer aangevuld met dit ene specifieke onderwerp. Wij zien de coherentie – het woord zegt het al – graag in samenhang met de vijf hoofdstukken die de Europese Unie hanteert en op grond waarvan we in gezamenlijkheid handelen. Want het gaat, zoals mevrouw Ouwehand terecht zegt, ook over handel en klimaat. Dat zijn Europese onderwerpen, waarbij het handzaam is om de toolbox aan te houden die de Europese Unie daarvoor heeft aangereikt. Die is niet uit de lucht komen vallen, want die is gebaseerd op internationaal gemeengoed in de discussie over het zo praktisch mogelijk definiëren van coherentiedoelstellingen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Die inzet ken ik, maar als de staatssecretaris geen antwoord heeft op de problemen die in het AO zijn geschetst, onder andere het probleem dat we hier water genoeg hebben maar dat we gewassen importeren zoals bloemen uit Ethiopië en soja uit Latijns-Amerika die ten koste gaan van de watervoorziening daar, is dat echt water naar de zee dragen: water naar de Noordzee dragen. Als de staatssecretaris geen ander antwoord heeft, blijven deze moties staan. Ik ben echt teleurgesteld dat hij niet eens de moeite wil nemen om de blik te verruimen en te bekijken wat ons beleid betekent voor water in ontwikkelingslanden.
Staatssecretaris Knapen:
In de motie-Wiegman op stuk nr. 80, wordt de regering onder meer verzocht om onderscheid aan te brengen tussen ruraal en urbaan, dus het platteland en de steden. Ik beschouw deze motie als ondersteuning van beleid, maar ik maak er een kanttekening bij. De laatste zin van deze motie is voor ons cruciaal. Daarin staat dat we de effecten van het nieuwe waterbeleid inzichtelijk moeten maken, maar met zo min mogelijk administratievelastendruk. Als je door een gemiddelde Afrikaanse stad rijdt, kun je bijna niet vaststellen waar de stad ophoudt en het platteland begint. Als je een maand later op dezelfde plek komt, is het beeld veranderd. We kunnen niet streven naar een soort precisie waarvoor we ook nog eens inspecteurs op pad moeten sturen. Mevrouw Wiegman zal dit waarschijnlijk ook niet bedoelen, maar ik wil dit misverstand niet laten bestaan. We beschouwen de motie verder als een nuttige aanvulling om precisie aan te brengen in wat we exact bereiken. In die zin zie ik de motie als ondersteuning van beleid.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik ben blij met deze reactie. Het gaat mij inderdaad absoluut niet om watergrenzen die met de maand verschuiven. Licht inzicht in hoe het zit met de steden en het platteland is wel gewenst. Het gaat om gebieden die écht het platteland vormen. Ik ben erg benieuwd naar de rapportages.
Staatssecretaris Knapen:
Dan kom ik op de motie van mevrouw Hachchi op stuk nr. 81. Die raakt enigszins aan de discussie met mevrouw Ouwehand. In de motie wordt de regering verzocht de watervoetafdruk van Nederlandse bedrijven in beeld te brengen. Ik moet mevrouw Hachchi vragen deze motie aan te houden. Ten eerste raakt dit het beleidsterrein van mijn collega's van EL&I en I en M. Ik zal met hen moeten overleggen. Ten tweede moet ik bekijken of het op deze manier te doen is. Ten derde hebben we het CBS vorig jaar gevraagd om de mondiale voetafdruk van Nederland in kaart te brengen. Ik meen dat we dat verzoek in december hebben gedaan. Niet zo lang geleden dus. Waarschijnlijk zijn zij dat onderzoek aan het opstarten. Het is de moeite waard om te bekijken of we deze vraag daarin kunnen onderbrengen. Dan kan het meteen worden meegenomen. Ik weet dat nu nog niet, daarom vraag ik of de motie aangehouden kan worden.
Mevrouw Hachchi (D66):
Ik wil de motie best aanhouden, maar dan wil ik wel graag van de staatssecretaris horen wanneer we die informatie kunnen ontvangen.
Staatssecretaris Knapen:
Ik denk dat we over een maand moeten kunnen weten wat het CBS mogelijk acht en waar de haken en ogen zitten in de belangenafwegingen van de andere departementen.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Hachchi stel ik voor, haar motie (32605, nr. 81) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Stemmingen over de moties vinden volgende week dinsdag plaats.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20112012-73-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.