6 Regionale benadering binnen ontwikkelingssamenwerking

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 22 maart 2012 over de regionale benadering binnen ontwikkelingssamenwerking.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb twee vragen en een motie. Zonder het over het Catshuisberaad te hebben, vraag ik me wel af in hoeverre de regionale benadering het ondergeschoven kindje blijft in de Nederlandse aanpak van voortdurende bezuinigingen, alleen al vanwege het dalende bbp, en door de consequenties van het eerder genomen besluit van deze regering om buitenproportioneel te snijden in de budgetten. De aandacht mag niet verslappen. Hoe zorgt de staatssecretaris daarvoor?

Armoede en conflict hebben alles met elkaar te maken. Landconflicten zijn bij uitstek grensoverschrijdend. Ook migratiestromen door terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, vooral tussen Congo en Rwanda, zijn een groot probleem in het Grote Merengebied. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Grote Merengebied nog regelmatig grote spanningen ontstaan tussen bevolkingsgroepen over onder andere landbezit en -gebruik;

constaterende dat hiervan in Noord-Kivu in Congo specifiek sprake is, waarbij de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden enorme bijkomende druk veroorzaakt;

constaterende dat op dit moment nog geen goede analyse aanwezig is van de problematiek terwijl een dergelijke analyse bijdraagt aan adequate conflictpreventie door de Congolese overheid en donoren;

verzoekt de regering, het voortouw te nemen in een onafhankelijk multistakeholderonderzoek om zodoende meer kennis te verkrijgen over landissues en migratie door terugkeer van vluchtelingen en ontheemden in Noord-Kivu,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (32605).

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Twee weken geleden hebben we met de staatssecretaris gesproken over de regionale benadering in zijn ontwikkelingsbeleid. Dit is een belangrijk onderwerp, want de problemen waar wij tegenwoordig voor staan, houden niet op bij de landsgrenzen. Regionaal beleid vormt daarom een belangrijke aanvulling op het landbouwbeleid van de staatssecretaris. Nederland is een kleine speler, maar onderscheidt zich ook als een belangrijke speler. Zeker in Midden-Amerika hebben wij de afgelopen periode een belangrijke rol gespeeld. Het is goed dat er een apart programma voor deze regio is gekomen, met name vanwege de belangrijke rol die wij hebben gespeeld en die wij nog steeds spelen. De CDA-fractie hecht aan de voortzetting van deze aanpak, die ook is opgenomen in het Midden-Amerika Programma. Wij zullen die goed blijven volgen, juist nu de ambassades sluiten. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland de afgelopen decennia een enorm netwerk van expertise heeft opgebouwd op het gebied van mensenrechten en straffeloosheidsbestrijding in Midden-Amerika;

constaterende dat met name de ambassade in Guatemala door haar financiële steun en politieke dialoog een cruciale bijdrage heeft geleverd aan het in gang zetten van huidige structurele institutionele hervormingsprocessen binnen de justitiële sector en de successen die nu geboekt worden in de strijd tegen de straffeloosheid;

constaterende dat deze successen ongekend zijn in Guatemala en een positieve uitstraling hebben in de gehele regio;

tevens constaterende dat deze successen nog kwetsbaar zijn door de opkomst van nieuwe criminele groepen;

van mening dat het verdwijnen van de Nederlandse ambassade en de rol die Nederland gespeeld heeft, deze belangrijke processen niet mag en niet hoeft te verzwakken;

van mening ook dat de Nederlandse expertise op dit gebied niet verloren mag gaan en dat aandacht voor mensenrechten, bestrijding van straffeloosheid en institutionele hervormingen van de staatsinstituties met betrekking tot deze thema's van groot belang zijn voor de gehele regio, en dat de opgebouwde ervaring en expertise in Guatemala van groot nut kunnen zijn voor de gehele regio;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren op welke manier de Nederlandse successen op het gebied van mensenrechten, straffeloosheidsbestrijding en de aanpak van grensoverschrijdende criminaliteit in Guatemala zullen worden gecontinueerd, nu de Nederlandse ambassade daar haar deuren zal sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ferrier en De Lange. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (32605).

De heer De Lange (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over de regionale benadering is duidelijk geworden dat de regering ambities heeft op regionaal vlak. Zij wil deze ambities en de gestelde doelen bereiken met minder diplomaten en minder ambassades. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een belangrijke rol moet blijven spelen in fragiele landen als de Democratische Republiek Congo (DRC), Pakistan en Guatemala;

constaterende dat het onwenselijk is dat door overschakeling naar een regionale benadering van ontwikkelingssamenwerking kapitaalvernietiging plaatsvindt;

overwegende dat een regionale benadering van ontwikkelingssamenwerking een meer complexe aanpak vereist dan een bilaterale benadering van ontwikkelingssamenwerking;

overwegende dat een regionale aanpak investeringen in ambassades vereist terwijl het aantal ambassades en diplomaten wordt teruggebracht;

verzoekt de regering om de impact en resultaten van haar regionale benadering van ontwikkelingssamenwerking per aangewezen regio te evalueren middels een aparte paragraaf in de reguliere jaarverslagen van het ministerie van Buitenlandse Zaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Lange, Ferrier en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (32605).

Mevrouw De Caluwé (VVD):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft bij de beantwoording van vragen over de regionale aanpak aangegeven dat de plannen nu nog niet concreet in te vullen zijn. Dit komt omdat er de komende weken nog enkele besprekingen binnen de EU en de VN zullen zijn, waarbij nadere afstemming tussen verschillende donoren moet plaatsvinden. De VVD is een groot voorstander van een gecoördineerde en zo efficiënt mogelijke, gezamenlijke aanpak. Daarbij willen wij er echter voor waken dat de regionale aanpak zich vooral op grensoverschrijdende problemen richt en niet tot een verkapte uitbreiding van landenrelaties leidt. De VVD is dan ook zeer benieuwd naar de uitkomsten van de afstemming op internationaal niveau en zal een nadere beoordeling van de regionale plannen maken, nadat de concrete invulling van de plannen bekend is. Vandaar dat ik nu geen moties indien.

Gezien het feit dat de uitvoeringstermijn reeds is ingegaan, vraag ik de staatssecretaris om de concrete invulling op de kortst mogelijke termijn naar de Kamer te sturen.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris. Een van de moties staat grotendeels op de achterkant van het blaadje. Het ziet er een beetje ingewikkeld uit. Als ik u was, zou ik de rest negeren, ook al is het interessant.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Ik dank de leden voor de ingediende moties en de daarin vervatte suggesties. In de motie van de heer El Fassed op stuk nr. 82, die gaat over regionale benadering, wordt aan de Nederlandse regering gevraagd om het voortouw te nemen bij een onafhankelijk multistakeholderonderzoek. Op zichzelf beschouw ik de motie als ondersteuning van het beleid, maar ik plaats daarbij de volgende kanttekening. Er spelen namelijk twee dingen. Er loopt op dit moment een onderzoek bij UN-HABITAT over dit onderwerp. Het zou een beetje dubbelop zijn als wij vervolgens ook een onderzoek zouden gaan doen. Wij zullen, met deze motie in het achterhoofd, toezien op dat onderzoek en de resultaten ervan delen met de Kamer. Mocht dat aanleiding geven tot een discussie, is dat uiteraard aan de Kamer. Overigens is de multistakeholderaanpak natuurlijk de kern van een aantal activiteiten op het gebied van regionale benadering. Deze motie zie ik als een sterke ondersteuning van conflictsensitiviteit in ons optreden. In Burundi bijvoorbeeld, waar wij agenten trainen, doen wij eigenlijk niet anders dan voortdurend in onderzoeken aan diverse stakeholders vragen wat zij verwachten, wat er tegenvalt en wat zij anders zouden willen. Zo kunnen wij zo goed mogelijk en in harmonie met de omgeving en het verwachtingspatroon vormgeven aan die opleidingen. Los van het onderzoek is het wel een beetje de kern van de activiteiten waarover we het hier hebben. Dat gezegd zijnde, beschouw ik de motie als ondersteuning van beleid. Als het onderzoek van UN-HABITAT af is, deel ik dat graag met de Kamer.

De heer El Fassed vroeg verder of de regionale benadering het kind van de rekening is. Het aantal landen waarin wij actief zijn op het gebied van bilaterale ontwikkelingssamenwerking, hebben wij aanzienlijk gereduceerd. Dat is onder meer ingegeven door het feit dat een groot aantal problemen geleidelijk aan beter begrepen en behandeld kan worden in een regionale en transnationale context. In die zin heeft een regionale benadering op en in een aantal gebieden op den duur zelfs de voorkeur boven een strikt bilaterale benadering. Vanuit de intrinsieke, toegevoegde waarde van internationale samenwerking zou dat niet het kind van de rekening mogen worden.

De motie van mevrouw Ferrier op stuk nr. 83 heeft betrekking op Guatemala en het Midden-Amerika Programma. Uiteraard wordt de aanpak in het Midden-Amerika Programma in die zin gecontinueerd dat we heel sterk op het aanpakken van straffeloosheid inzetten. In het Mensenrechtenfonds is de afname van criminaliteit en geweld zelfs als een precieze doelstelling geformuleerd. Ook is het een expliciet punt in de output van het Midden-Amerika Programma. Daar gaat dus zeker de aandacht naar uit. Zoals mevrouw Ferrier beter weet dan wie dan ook, wordt de CICIG voortgezet. Deze commissie is juist ingesteld om de straffeloosheid tegen te gaan. Dat proberen wij te regionaliseren. Uiteraard zullen wij de Kamer in het jaarverslag op de hoogte stellen van de voortgang van het Midden-Amerika Programma.

Over de motie van de heer De Lange op stuk nr. 84 kan ik kort zijn. De vooronderstelling deel ik niet helemaal. Als er sprake is van een reductie van ambassades, betekent dat niet onmiddellijk een reductie van intensiteit. Als wij van 35 landen met een ontwikkelingsrelatie teruggaan naar 15 landen, doen wij dat om in die 15 landen wat meer middelen te kunnen vrij spelen ten behoeve van de verbetering van de professionaliteit en het realiseren van voldoende mankracht op de ambassades en in de netwerken, zoals het Partnership for Water. Enerzijds vindt er dus een reductie plaats en anderzijds een intensivering. Dat gezegd zijnde, beschouw ik de motie van de heer De Lange als een ondersteuning van beleid. Het dwingt ons namelijk om in een aparte paragraaf specifiek aan te geven wat ervan terechtkomt.

Tot slot. Op de oproep van mevrouw De Caluwé om zo snel mogelijk met een concrete invulling te komen, antwoord ik bevestigend.

De voorzitter:

Mij zijn de eindoordelen over de moties op stuk nr. 82 en stuk nr. 83 niet helder. Dat ligt vast aan mij.

Staatssecretaris Knapen:

Laten wij het in deze week niet over de schuldvraag hebben. Beide moties beschouw ik als ondersteuning van beleid.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb nog een procedurele opmerking. De staatssecretaris heeft een groot aantal moties van de Kamer als ondersteuning van beleid gekwalificeerd. Hij zegt toe, te gaan doen wat de Kamer vraagt. De buit is binnen. Het staat mijn collega-woordvoerders dus vrij om hun moties aan te houden of in te trekken, want we krijgen al wat we willen.

De voorzitter:

Ik vind het een ijzersterk optreden van de heer Irrgang. Ik verzoek de drie indieners van de moties aan te geven wat ze gaan doen.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Ik heb daar bedenktijd voor nodig.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik denk toch dat ik mijn motie in stemming breng.

De heer De Lange (PvdA):

Ik blijf er ook bij om mijn motie in stemming te laten brengen.

De voorzitter:

Mijnheer Irrgang, u deed wat u kon. Ik deel namelijk uw ambitie om het aantal moties te verminderen. Dat is een mooi streven, maar je naam voor de eeuwigheid vastleggen op een motie is ook wat waard.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag wordt er gestemd over de moties.

De vergadering wordt van 11.25 uur tot 12.15 uur geschorst.

Voorzitter: Van Beek

Naar boven