10 Maatschappelijke opvang

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 maart 2012 over maatschappelijke opvang/vrouwenopvang/zwerfjongeren.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. We hebben tijdens het AO onder meer gesproken over de opvang van zwerfjongeren. Ik heb een onderzoekje gedaan onder instellingen voor zwerfjongerenopvang en daaruit kwam een aantal belangrijke punten naar voren, waarover ik een drietal moties indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland wachtlijsten zijn voor opvang met begeleiding voor zwerfjongeren;

constaterende dat jongeren aangewezen zijn op crisisopvang en het soms maanden kan duren voordat zij onderdak in combinatie met begeleiding ontvangen;

verzoekt de regering om met centrumgemeenten afspraken te maken om het aantal opvangplekken met begeleiding voor zwerfjongeren uit te breiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Voortman en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (29325).

Mevrouw Kooiman (SP):

Mijn volgende motie gaat over de uitkeringen van zwerfjongeren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zoektermijn van vier weken voor een bijstandsuitkering voor zwerfjongeren geen optie is, omdat zij hierdoor geen aanspraak kunnen maken op een plek in de maatschappelijke opvang vanwege onvoldoende middelen om de eigen bijdrage te betalen;

verzoekt de regering, met een regeling te komen zodat zwerfjongeren tijdens de zoektermijn voor de bijstandsuitkering aanspraak kunnen maken op een plek in de maatschappelijke opvang en niet worden gehinderd door financiële redenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Voortman en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56 (29325).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat instellingen onvoldoende beschikken over voldoende capaciteit voor opvang voor gezinnen;

overwegende dat gezinnen hierdoor geregeld niet samen opgevangen kunnen worden, wat leidt tot ontwrichting van gezinnen en dit niet bevorderlijk is voor het welzijn van kinderen;

overwegende dat in de Stedelijke Kompassen afspraken ontbreken over preventie en opvang van dakloze gezinnen;

verzoekt de regering, te bevorderen dat centrumgemeenten prestatieafspraken maken met woningcorporaties om woningen voor noodopvang voor dakloze gezinnen ter beschikking te stellen en hierover een doelstelling op te nemen in de Stedelijke Kompassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Voortman en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 57 (29325).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Een van mijn overgebleven zorgen uit het algemeen overleg over vrouwenopvang en maatschappelijke opvang is de positie van kinderen. Er zijn jaarlijks duizenden kinderen die met hun moeder of vader meekomen naar een opvangcentrum en voor wie daar geen begeleiding beschikbaar is. Daarvoor is überhaupt geen geld beschikbaar. Als er geld aangevraagd wordt, is dat vaak ingewikkeld, want het moet bij jeugdzorg in de provincie van herkomst worden aangevraagd. Dat leidt tot grote fricties. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jaarlijks enige duizenden kinderen met een ouder in een opvangcentrum verblijven vanwege huiselijk geweld of dakloosheid en dat deze kinderen risico's lopen voor het veilig en gezond opgroeien;

constaterende dat opvanginstellingen niet over medewerkers en middelen beschikken om kinderen die meekomen naar een opvanghuis te begeleiden en specifieke zorg te bieden;

overwegende dat gemeenten vanaf 2013 beleidsverantwoordelijk zijn voor de inzet van begeleiding en vanaf 2015 voor de inzet van jeugdzorg;

overwegende dat gemeenten dan de mogelijkheid hebben om integrale opvang, begeleiding en zorg te bieden aan gezinnen en kinderen in opvangcentra;

verzoekt de regering, te bevorderen dat (centrum)gemeenten concrete afspraken maken in de beleidsplannen voor de decentralisatie van begeleiding en jeugdzorg, gericht op het voorzien in de specifieke zorgvraag van kinderen die met een ouder in een opvangcentrum verblijven, en met gemeenten in overleg te gaan hoe op korte termijn de grootste knelpunten op te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Voortman, Kooiman en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58 (29325).

Mevrouw Venrooy-van Ark (VVD):

Voorzitter. Ik vertegenwoordig mijn collega Karin Straus, die vanwege verplichtingen elders helaas niet bij dit VAO aanwezig kan zijn. Tijdens het AO heeft mevrouw Straus aandacht gevraagd voor de landelijke toegankelijkheid van maatschappelijke opvangvoorzieningen. Bij de VVD-fractie komen nog steeds signalen binnen dat regiobinding door veel gemeenten zo strikt wordt gehanteerd dat mensen die juist buiten de regio moeten worden opgevangen hiervan de dupe zijn. Denk bijvoorbeeld aan slachtoffers van loverboyproblematiek of mensen die te maken hebben met huiselijk geweld. De staatssecretaris heeft tijdens het AO aangegeven dit te zullen bespreken met de VNG zodat hierover betere afspraken gemaakt kunnen worden. Landelijke toegankelijkheid, zoals in artikel 7 van de Wmo is gedefinieerd, is cruciaal, met name voor degenen die niet in de eigen regio kunnen worden opgevangen. Dit is voor de VVD-fractie een wezenlijk punt omdat het ook een rol speelt bij de decentralisatie van de jeugdzorg en de Wmo. Ik zou graag de toezegging van de staatssecretaris krijgen dat zij, als dit onvoldoende verbetert, niet zal schromen om nadere stappen te zetten of om eventueel zelfs haar sanctiemogelijkheden te benutten.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Net als de VVD-fractie heeft ook de GroenLinks-fractie een groot punt gemaakt van het feit dat er verschillende gemeenten zijn die een zelfstandige regiobinding als toelatingseis voor de maatschappelijke opvang toepassen. Dat is inderdaad in strijd met de Wmo. Ik wil graag van de staatssecretaris de harde bevestiging dat er een landelijke toegang tot de maatschappelijke opvang moet zijn en dat zij zich daarvoor zal inzetten. Graag hoor ik van haar dat daarover sluitende en bindende afspraken worden gemaakt zodat landelijke toegang gewaarborgd is en blijft.

Wij hebben de motie van mevrouw Bouwmeester medeondertekend waarin ook nog allerlei andere zaken aan de orde komen. Zwerfjongeren lopen tegen allerlei wettelijke belemmeringen en bijeffecten van wetgeving aan. Dat is door de wetgever nooit zo bedoeld en dat zou eigenlijk opgelost moeten worden. De staatssecretaris moet daarover in overleg treden met de minister en de staatssecretaris van SZW. Ik vind het erg belangrijk dat wij daar duidelijk zicht op houden. Daarom hebben we de motie van mevrouw Bouwmeester medeondertekend. Het is belangrijk dat we daar niet alleen maar eens in de zoveel tijd over geïnformeerd worden, maar dat er ook daadwerkelijk stappen gezet worden. Wij zullen de staatssecretaris daarop controleren.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. Tijdens het overleg hebben wij aangegeven dat wij ons zorgen maken over de vele dakloze gezinnen in de maatschappelijke opvang. Voor hen zijn eigenlijk geen passende voorzieningen. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij daar sturing aan wil geven. Daar zijn we blij mee. De resultaten daarvan willen we graag goed in het vizier houden. Vandaar dat we de motie van mevrouw Bouwmeester mede hebben ondertekend.

Daarnaast ging het in het debat over mensen die huurschulden opbouwen en daardoor uit hun huis moeten. Dat komt ook in de motie terug. Graag blijven wij op de hoogte van resultaten op dat gebied.

Tijdens het overleg hebben we niet meer kunnen discussiëren over de preventie van dakloosheid. De staatssecretaris zei dat eigenlijk iedereen dakloos kan worden. Als je echter kijkt naar de dieperliggende oorzaken van dakloosheid, kom je terecht bij kenmerken als verwaarlozing van mensen, psychiatrische problematiek en verstandelijke beperkingen. Vanwege dat soort redenen raken mensen dakloos, worden ze zorgmijder of komen ze in de criminaliteit. Daarom vinden we dat de tweede fase van het plan van aanpak voor de maatschappelijke opvang breder moet worden opgesteld. Die zou in het licht moeten staan van de doelstelling van de Wmo, namelijk preventie voor allerlei moeilijke groepen. Dat is breder dan alleen de daklozenproblematiek. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Voordat ik mijn motie ga voorlezen, wil ik benadrukken dat de Kamer een heel goed overleg heeft gehad met de staatssecretaris. Daarin heeft zij zich zeer betrokken getoond. Daarom heb ik haar ook de "moeder van de zwerfjongeren" genoemd. Er moeten echter enkele belangrijke zaken gebeuren. Daarvoor heeft deze staatssecretaris de steun nodig van andere departementen en bewindslieden. De motie dienen we daarom vooral in als steun in de rug van de staatssecretaris.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de maatschappelijke opvang nog verbeteringen voor de doelgroepen zijn te behalen;

constaterende dat het aantal dakloze jongeren toeneemt en dat dit leidt tot onwenselijke maatschappelijke en menselijke schade;

constaterende dat dakloze jongeren te maken hebben met structurele belemmeringen in landelijke wet- en regelgeving bij het verwerven van onderdak, inkomen, opleiding en werk;

overwegende dat inzet van meerdere departementen nodig is om tot een sluitende aanpak en effectieve oplossingen te komen om het aantal dakloze jongeren terug te dringen;

overwegende dat het kabinet heeft aangegeven tijdens de transities naar gemeenten, waaronder de uitbreiding van de Wmo, een nog meer sturende rol te willen vervullen voor wat betreft de maatschappelijke opvang;

verzoekt de regering, gedurende deze transities de Kamer met enige regelmaat kort en samenhangend te informeren over de behaalde resultaten rond maatschappelijke opvang en in het bijzonder over:

  • - de specifieke opvangplekken voor zwerfjongeren en omvang wachtlijsten;

  • - de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang;

  • - de specifieke voorzieningen voor de opvang van gezinnen;

  • - de aanpak van de schuldenproblematiek en inkomen van jongeren in relatie tot wonen en leren;

  • - vereenvoudiging van de regels en sturing op afspraken tussen provincies en gemeenten over de nazorg voor jongeren die de jeugdzorg en jji verlaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouwmeester, Joldersma, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Kooiman, Dijkstra en Voortman.

Zij krijgt nr. 59 (29325).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Voorzitter. Er zijn twee vragen gesteld en vijf moties ingediend. Ik begin met de vragen. Mevrouw Joldersma heeft mij gevraagd of ik de tweede fase van het plan van aanpak zo wil opzetten, dat die kan helpen bij de begeleiding in bredere zin in de Wmo en dat daaraan handen en voeten kan worden gegeven. Dat vind ik een goede suggestie, want er is zeker een overlap met begeleiding en opvang. De kwetsbare jongeren zijn een van de groepen die bij de transitie extra aandacht behoeven. Ik ben met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en dat van OCW bezig om daaraan extra aandacht te besteden. Op 28 maart hebben wij een bestuurlijk overleg gehad waarin wij hebben afgesproken om daarin samen op te trekken. In het kader daarvan zullen wij in nauw overleg met de zwerfjongeren – zij weten immers waarover het gaat – een aantal landelijke conferenties houden, zodat we afgaande op de ervaringen van deze jongelui zelf kunnen bekijken waar de knelpunten zitten en die kunnen aanpakken.

Verder stelde mevrouw Straus van de VVD-fractie een vraag over de landelijke toegankelijkheid. Die is wettelijk vastgelegd. Ik zal mijn uiterste best doen om de gemeenten op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Mocht dat niet het gewenste effect hebben, dan hebben we daarvoor inderdaad sancties. Die sancties zijn natuurlijk financieel, want daarmee kun je een aantal middelen weer terughalen die ervoor bedoeld waren om dat in orde te maken. Ik zal er niet voor schromen om die in te stellen, want we moeten hierbij een overlap hebben en geen missing links.

Dan kom ik op de moties. Mevrouw Kooiman, voortvarend als zij is, heeft mij gevraagd om al in overleg te gaan met de centrumgemeenten en om dan ook meteen het aantal plekken uit te breiden. Dat gaat een stapje te ver, want dat ga ik met ze bespreken. Ik heb een ondersteuningsprogramma voor de centrumgemeenten. Dat heet "1 stap vooruit". Daarbij spreken wij met de gemeenten op een zodanige manier dat elke gemeente de bij die gemeente passende stap in het plan doet. Dat is een heel goede methode. Ambtenaren van het ministerie van OCW en dat van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaan mee tijdens die bezoeken. Het onderwerp is dus geagendeerd, maar deze manier is net te kort door de bocht. Daarom moet ik de motie ontraden.

Mevrouw Kooiman (SP):

Als de staatssecretaris bereid is om in gesprek te gaan met de VNG om te bekijken naar een eventuele uitbreiding – het probleem is namelijk heel groot – kan ik mijn motie mogelijk aanhouden, totdat ik weet dat het gelukt is.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Als mevrouw Kooiman er de ruimte voor geeft dat ik ernaar streef dat er voldoende opvangplekken zijn, komen we daar wel uit.

Mevrouw Kooiman (SP):

Als Kamerlid heb ik natuurlijk een controlerende taak. Ik heb natuurlijk wel de vraag wanneer we die informatie krijgen. Als het namelijk net niet is gelukt, kan ik het steuntje in de rug geven door deze motie alsnog in stemming te laten brengen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Dat komt in een van de volgende moties. In principe wil ik een halfjaarlijkse rapportage doen over deze onderwerpen. Je kunt je voorstellen dat dit agendapunten zijn bij beide transities die we inzetten, ook in het transitieoverleg, en dat die daarin een goede plek hebben.

Mevrouw Kooiman (SP):

Kan de staatssecretaris een datum geven waarop we hierover wat meer informatie hebben en ook specifiek rondom deze motie?

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Ik kijk even naar mijn ambtenaren in de achterste bank. Zij gebaren een tien. Dat betekent oktober.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dan houd ik mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kooiman stel ik voor, haar motie (29325, nr. 55) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner:

Mutatis mutandis kan dit ook gelden voor de volgende motie. Ook daarover ben ik in overleg met de VNG en met de Federatie Opvang, omdat ik de centrumgemeenten vraag om in het kader van de ondersteuning van het Stedelijk Kompas uit te breiden en omdat ik hen vraag of zij daaraan behoefte hebben. Het is weer: je gaat erover of niet. Ook dit onderwerp wil ik graag op de agenda houden van mijn overleg in de transitie. Deze motie over deze wat sturender vorm ontraad ik.

Dan kom ik op motie Wiegman-van Meppelen Scheppink c.s. op stuk nr. 58, waarin zij vraagt om extra te letten op kinderen die meekomen wanneer de moeder in de maatschappelijke opvang terechtkomt. Die motie is medeondertekend door mevrouw Voortman, mevrouw Kooiman en mevrouw Bouwmeester. Dit is een zeer doenbare motie, want het is ondersteuning van beleid.

Tot slot kom ik bij de motie van mevrouw Bouwmeester op stuk nr. 59. Ik heb de Kamer toegezegd, een halfjaarlijkse rapportage te leveren. Daarmee houden wij deze kwetsbare groep op de agenda. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij door de behandeling van dit onderwerp heen. Ik stel voor, de moties op de stemmingslijst van komende dinsdag te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven