6 Vragenuur

Vragen van het lid Jasper van Dijk aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht "Basisonderwijs ontslaat duizenden leerkrachten".

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. "Basisonderwijs ontslaat duizenden leerkrachten". Dat is de opening van de Volkskrant gisteren. In totaal wordt bijna 1 mld. bezuinigd op het basisonderwijs, 10% van het budget. Gevolg: grotere klassen, minder begeleiding en een uittocht van leraren. De minister komt niet verder dan de oproep dat er scherpe keuzes gemaakt moeten worden. Dat is wel een dooddoener. Laat zij eens gaan kijken op de scholen en in de klaslokalen. Steeds vaker tellen de klassen 30 leerlingen of meer. Leraren kunnen niet meer de begeleiding geven die zij nodig achten.

En de grootste bezuiniging moet nog komen. Dat is de bezuiniging van 300 mln. op het zogenaamde passend onderwijs voor leerlingen die extra zorg nodig hebben. 5000 leraren verliezen daardoor hun baan. Tegelijkertijd wordt er heel veel geld gestoken in een plan zonder enig draagvlak, het prestatieloon voor leraren. Het onderwijs gaat dan ook staken. Op 6 maart is er een manifestatie in de ArenA in Amsterdam. De SP steunt dat van harte. "Geen bonus, maar banen!" zegt de vakbond terecht.

Deelt de minister de mening dat deze reeks van bezuinigingen te ver gaat? Is zij bereid om de bezuiniging van 300 mln. op passend onderwijs ongedaan te maken? Dat kan zij doen door het plan voor prestatieloon eenvoudigweg te schrappen. Hoe gaat de minister voorkomen dat nieuwe leraren, die net van de opleiding komen, het onderwijs de rug toekeren omdat zij er toch geen baan krijgen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigde van de SP hartelijk voor zijn vragen. Om te beginnen zeg ik iets over de ontwikkeling van de kosten en de investeringen in het basisonderwijs. In de media doen in relatie daarmee verschillende bedragen de ronde. Ik denk dat het goed is om duidelijk te maken hoe het precies zit. Daarvoor hebben wij simpelweg de begroting van ons primair onderwijs. In de afgelopen vier jaar is er bijna 1 mld. bij gekomen in de begroting van het primair onderwijs. Ook voor de komende jaren zullen wij een stijging zien van de uitgaven aan het basisonderwijs in Nederland. Dat is de werkelijkheid. Dit betekent dat het bedrag per leerling in de komende jaren oploopt, zoals het ook in de afgelopen jaren opgelopen is. Ik denk dat het belangrijk is dat we de feiten die we vastgesteld hebben, in beeld houden met elkaar. Daarmee willen wij voorkomen dat allerlei bedragen en berekeningen door elkaar gaan lopen.

De heer Van Dijk vraagt of ik het ermee eens ben dat de reeks van bezuinigingen te omvangrijk is. Natuurlijk, er wordt bezuinigd. De heer Jasper van Dijk noemde de bezuinigingen op het passend onderwijs. Deze bezuinigingen raken met name het speciaal onderwijs. We spreken nu over het reguliere basisonderwijs. Het reguliere basisonderwijs wordt zo veel mogelijk ontzien, juist vanuit de filosofie dat daar verantwoordelijkheid wordt neergelegd. Ik kan dus niet zeggen dat er op het basisonderwijs bezuinigd wordt. Sterker, er komt de komende jaren geld bij. In deze kabinetsperiode komt er zo'n 600 mln. bij. Daarover is net een convenant gesloten met het primair onderwijs. We hebben eerder een discussie gevoerd over de prestatiebeloning. Prestatiebeloning is een onderdeel van het regeerakkoord dat de regering echt wil uitvoeren. De heer Van Dijk weet dat zijn voorstel geen optie is. Ik beantwoord zijn vraag echter graag nog een keer.

Nieuwe leerkrachten moeten niet zomaar op straat komen te staan. Tot op heden vinden onze leraren binnen een heel korte tijd een baan. Dat is een goede zaak. Ik pak even de cijfers erbij.

De voorzitter:

Twee minuten spreektijd is twee minuten, ook voor de minister.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

80% van de leerkrachten in Nederland heeft binnen een halfjaar een baan.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De minister zegt dat het bedrag per leerling gestegen is en dat dit blijft stijgen. Ik ontken dat. Als je de begroting erop naslaat, zie je dat het bedrag per leerling gelijk blijft, terwijl de kosten voor de scholen stijgen, voor onderhoud, voor ondersteuning, voor de gebouwen etc. Dat is het punt dat de scholen nu maken. Zij worden door de stijgende kosten voor deze zaken gedwongen om personeel te ontslaan. Ik vind het heel opmerkelijk dat de minister zegt dat de bezuinigingen op het passend onderwijs eigenlijk alleen het speciaal onderwijs raken. Alsof ze dan niet erg zouden zijn. Bovendien zien we wel degelijk dat het hele onderwijs – alle basisscholen met name – vreest voor die bezuinigingen. Het gaat namelijk om bezuinigingen op zorgleerlingen. De minister wil dat de leerlingen in de gewone klassen terechtkomen, die groter en groter worden. De leraren zien daar zeer tegenop. Ik vraag de minister daarom nogmaals om een reactie op mijn uitstekende alternatief. Schrap het plan voor de prestatiebeloning, waar niemand op zit te wachten. Dan kan de minister ook stoppen met de bezuinigingen op het passend onderwijs. Als de minister dat doet, is zij de held van het onderwijs. Zij moet geen plannen invoeren die totaal geen draagvlak hebben in het onderwijs.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Held van het onderwijs: als we dat toch eens mee mochten maken!

Wat de prestatiebeloning betreft, zal ik niet in herhaling vervallen. Ik probeer mij te houden aan de spreektijd die de voorzitter mij geeft.

In de begroting van 2012 tot en met 2015 staat een gelijk blijvend bedrag. Daar is niet in verwerkt wat ik de afgelopen maand samen met de staatssecretaris heb afgesproken met het primair onderwijs, namelijk het convenant waarin cumulatief 600 mln. toegevoegd wordt aan de begroting van de scholen. Dit is een belangrijke stap vooruit, die zich straks natuurlijk zal vertalen in de prijs per leerling. Natuurlijk zijn de bezuinigingen in het speciaal onderwijs voor de speciaalonderwijsscholen heel pittig. Wel is bij de bezuinigingen op het passend onderwijs de reguliere sector, zowel vo als po, zo veel mogelijk ontzien.

De voorzitter:

Uw laatste vraag, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Hoe verklaart de minister dat scholen – dat lees ik vanochtend in de krant – door deze harde bezuinigingen op zoek gaan naar alternatieve financiering? Ze willen bijvoorbeeld de ouderbijdrage verhogen of gaan op zoek naar sponsors. Deelt de minister de mening dat dit nooit de bedoeling kan zijn en dat de overheid verantwoordelijk is voor het onderwijs?

Tot slot. De minister wil niets doen aan de bezuinigingen op het passend onderwijs. Helaas. Het gaat om een snoeiharde bezuiniging van 300 mln. De SP is daarom een kleurplatenactie begonnen, onder het motto: geen bezuinigingen op het passend onderwijs. Een leerling verwoordde het fantastisch: alle juffen moeten blijven; dit is dom van jullie. Ik kan het zelf niet beter zeggen.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ten eerste. In Nederland hebben we de ruimte om sommige activiteiten te laten sponsoren. Er is dan echter wel een heel scherp en helder protocol. Daarbinnen vind ik het op zich prima als scholen activiteiten ontplooien.

Ten tweede. Op het punt van de bezuinigingen in het basisonderwijs en de vraag wat er moet gebeuren, zeg ik nogmaals dat in het basisonderwijs niet wordt bezuinigd. Er wordt geïnvesteerd. We krijgen de komende jaren wel te maken met een terugloop in het aantal leerlingen. Daarop zullen de scholen moeten anticiperen, met de ruimte die ze hebben binnen de lumpsum. Daarbij zijn wij nog ondersteunend aanwezig door het bieden van deskundigheid over financieel management. Nogmaals, het budget groeit in de komende jaren.

De heer Klaver (GroenLinks):

De minister houdt vol dat er niet wordt bezuinigd. Hoe kan het dan toch dat er zo veel docenten uitvliegen? De minister stelt dat in haar begroting staat dat de bekostiging per leerling in 2015 gelijk blijft aan de bekostiging in 2011. Als je uitgaat van 2% inflatie per jaar, kom ik uit op 8% minder bekostiging in 2015. Hoe kan de minister volhouden dat er niet wordt bezuinigd op onderwijs?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Wat het laatste punt betreft, is het goed om aan te stippen dat het primair onderwijs nog steeds de enige sector is waar gewoon sprake is van indexatie. Dat is bij andere sectoren niet vanzelfsprekend, daar moet er jaarlijks over besloten worden, maar bij het primair onderwijs is indexatie gewoon een wettelijke plicht. Wij indexeren het onderwijs dus wel degelijk.

Dan het punt van de groepsgrootte. Er is momenteel in Nederland een gemiddelde van 1 fte leraar per 18 leerlingen. Wij bekostigen echter 1 fte voor 20 leraren in de onderbouw en 1 fte voor 28 leerlingen in de bovenbouw. Dat betekent dat er in Nederland op dit moment, gelet op het aantal leerlingen, te veel leraren aan het werk zijn. Dat kost scholen extra geld. Dat zijn structurele lasten. Daarom is het zo belangrijk dat scholen hun financiële deskundigheid versterken, beseffen dat zij met incidenteel geld geen structurele lasten kunnen aangaan en dat zij het aantal leraren moeten afstemmen op het aantal leerlingen dat zij in de toekomst krijgen.

De heer Elias (VVD):

Heb ik het laatste antwoord van de minister goed begrepen dat zij zegt: er zijn meer leraren aangenomen dan er op grond van de bekostiging mogelijk was? Heeft de minister kennisgenomen van de opvatting van de heer Van Dijk, directeur van het Participatiefonds, dat de uitkeringen verzorgt voor onderwijsgevenden, dat niet alle schoolbesturen in staat zijn gebleken om de tering naar de nering te zetten?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Wat dat laatste punt betreft, is het duidelijk dat veel schoolbesturen nog een extra slag nodig hebben voor het versterken van de financiële deskundigheid. Daarmee ben ik volop bezig. Ik heb daar tijdens een algemeen overleg al met de Kamer over gesproken. We geven cursussen, er zijn teams die scholen ondersteunen en we monitoren heel goed. Maar inderdaad, scholen moeten de ruimte van de lumpsum verstandig gebruiken. Men mag meer leraren inhuren, maar men moet dat uiteindelijk wel structureel kunnen betalen. In gebieden in Limburg of Groningen waar de krimp hard is, zullen scholen daarop moeten anticiperen. Dat is de ruimte die besturen hebben en ook de verantwoordelijkheid die daarbij hoort.

De voorzitter:

Ik dank de minister. We gaan door met de laatste vraag.

Naar boven