Noot 1 (zie item 2)
In handen van de commissie is gesteld, behalve de geloofsbrief van mevrouw F. Joldersma
te Tilburg.
De volgende missive van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing
van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal:
een afschrift van zijn besluit van 9 januari 2012 waarbij in de vacature die is ontstaan
door het ontslag van mevrouw A.S. Uitslag te Welsum, wordt benoemd verklaard tot lid
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mevrouw F. Joldersma te Tilburg.
Uit de bij de geloofsbrief gevoegde stukken blijkt, dat zij de vereiste leeftijd heeft
bereikt. Voorts blijkt uit een verklaring van de benoemde, dat zij geen betrekkingen
bekleedt welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap der Kamer, terwijl aan de commissie
ten aanzien van haar niets is gebleken van enige omstandigheid welke haar Nederlanderschap
in twijfel zou moeten doen trekken, noch van enige omstandigheid, ten gevolge waarvan
zij/hij op grond van artikel 54 der Grondwet van het kiesrecht ontzet zou zijn.
De commissie stelt derhalve voor als lid der Kamer toe te laten, nadat zij/hij de
bij de wet van 27 februari 1992, Stb. 120, voorgeschreven eden zal hebben afgelegd, mevrouw F. Joldersma te Tilburg.
De Commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven heeft de eer het volgende te
rapporteren.
In handen van de commissie is gesteld, behalve de geloofsbrief van mevrouw M. Hilkens
te Bennebroek.
De volgende missive van de voorzitter van het Centraal Stembureau voor de verkiezing
van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal:
een afschrift van zijn besluit van 17 januari 2012 waarbij de vacature is ontstaan
door het ontslag van mevrouw S.A.M. Dijksma te Enschede, wordt benoemd verklaard tot
lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal mevrouw M. Hilkens te Bennebroek.
Uit de bij de geloofsbrief gevoegde stukken blijkt, dat zij de vereiste leeftijd heeft
bereikt. Voorts blijkt uit een verklaring van de benoemde, dat zij geen betrekkingen
bekleedt welke onverenigbaar zijn met het lidmaatschap der Kamer, terwijl aan de commissie
ten aanzien van haar niets is gebleken van enige omstandigheid welke haar Nederlanderschap
in twijfel zou moeten doen trekken, noch van enige omstandigheid, ten gevolge waarvan
zij op grond van artikel 54 der Grondwet van het kiesrecht ontzet zou zijn.
De commissie stelt derhalve voor als lid der Kamer toe te laten, nadat zij de bij
de wet van 27 februari 1992, Stb. 120, voorgeschreven verklaringen en beloften zal hebben afgelegd, mevrouw M. Hilkens
te Bennebroek.