Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 23, item 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | nr. 23, item 2 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.
Vragen van het lid Van der Steur aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht dat de rechter het strafmaximum van 30% bij meerdaadse samenloop niet uit te leggen vindt.
De heer Van der Steur (VVD):
Voorzitter. Het onderwerp van vandaag is belangrijk. Het is voor de VVD-fractie van groot belang, omdat het een situatie betreft waarin een rechter een standpunt heeft ingenomen dat verder lijkt te gaan dan de wettelijke mogelijkheden die hij had. Waarom heeft de rechter dat gedaan? Dat heeft hij gedaan omdat hij vond dat het wettelijke systeem in dit specifieke geval niet uit te leggen was aan slachtoffers en nabestaanden.
Het gaat hierbij om artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat je, als je veroordeeld bent voor een misdrijf en je daarvóór ook nog een ander misdrijf blijkt te hebben begaan, niet veroordeeld kunt worden tot een hogere straf dan er in het totaal staat voor het laatste misdrijf waarvoor je bent veroordeeld. In dit specifieke geval zou dat betekend hebben dat de rechter maar vier jaar kon toewijzen aan iemand die op een afschuwelijke manier een aantal vrouwen heeft verkracht. De rechter vond dat dit niet kon en heeft een straf opgelegd van tien jaar.
Mijn vraag aan de minister is dan ook of hij zich herkent in de handelwijze van de rechter. Die vond in dit geval dat het een bredere straf zou moeten zijn. Ik stel die vraag in algemene zin. En vindt de minister dan ook, net als de rechter, dat de werking van artikel 63, zeker gelet op de nieuwe technieken die we hebben – we kunnen met DNA-materiaal steeds beter vaststellen wie daders zijn van afschuwelijke misdrijven – eigenlijk zou moeten worden aangepast?
Minister Opstelten:
Voorzitter. Dank aan de heer Van der Steur voor zijn vragen. Het is een interessant vonnis. Ik maak één correctie op de feiten. De rechter heeft niet een artikel terzijde gelegd; hij heeft gewoon gedaan wat hij juist vond, namelijk geen gebruik maken van de artikelen over meerdaadse samenloop. Hij heeft gesteld dat de meerdaadse samenloop daarvoor niet is bedoeld. Die is bedoeld voor de situatie waarin een bepaald complex van feiten die bewezen geacht en verklaard worden in één zaak kan worden behandeld. Dan geldt dat artikel. In dit geval was het – ik zeg het uit mijn hoofd – elf jaar later. In de behandeling van een cold case bleek dat er nog twaalf ernstige verkrachtingen hadden plaatsgevonden. De rechter vond dat dit niet de bedoeling van het artikel is geweest. Hij volgde dus niet de eis van de officier van justitie en gaf een veroordeling die hij bij dat complex van zaken vond passen. Ik deel die uitspraak van de rechter. Er is overigens noch door verdachte, noch door het OM beroep ingesteld.
Er is geen reden om de wet te wijzigen, omdat het een taak van de rechter is om op deze wijze de wet te beoordelen en te interpreteren. Ik denk dus dat een wijziging niet noodzakelijk is.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik dank de minister voor zijn beantwoording, maar voor de VVD-fractie is het toch van belang dat we eens goed kijken naar die artikelen. Dat geldt ook voor artikel 57, dat bepaalt dat je, als je voor een aantal zware misdrijven wordt vervolgd, maximaal een 30% hogere straf kunt krijgen dan er staat voor het delict. Het is aan de samenleving heel lastig uit te leggen dat iemand die zeven moorden pleegt maar 30% boven op de, overigens lange, straf kan krijgen. Bij moord is het over het algemeen levenslang en dan gaat het niet op, maar bij heel ernstige misdrijven is moeilijk uit te leggen dat er zo weinig verschil in straf zit tussen één keer iets doen of meerdere keren. We willen niet toe naar een situatie waarin we straffen gaan stapelen, zoals in Amerika, waar je 300 jaar gevangenisstraf kunt krijgen, maar we willen meer flexibiliteit, waar deze rechter eigenlijk ook om vraagt. Meer flexibiliteit om passende straffen uit te reiken, zou wat de VVD-fractie betreft zeer welkom zijn. Mijn vraag aan de minister is daarom of hij bereid is om samen met de Kamer tot zo'n aanpassing van de artikelen over de meerdaadse samenloop te komen.
Minister Opstelten:
Ik denk dat dat niet nodig is. De rechter heeft daarvoor het bewijs geleverd. Er is geen sprake van meerdaadse samenloop zoals de wetgever dat heeft bedoeld. De rechter heeft aangegeven dat tien jaar later een aantal feiten bewezen is verklaard en dat dit aanleiding is, ook voor de wetgever, om op dat moment zelfstandig de situatie te bekijken. Dat is mijn standpunt. Dat is de analyse van dit arrest. Ik heb dit arrest vannacht bekeken en er verschillende interessante publicaties in de media over gezien. Het is belangrijk om te weten dat niemand in beroep is gegaan. Dat zegt iets over de houdbaarheid en de kwaliteit van dit vonnis. Ik wil nog best een keer naar het hele complex van artikelen kijken, het vonnis nog eens goed laten analyseren en daar dan in een brief op terugkomen, zodat de heer Van der Steur bediend is.
De heer Van der Steur (VVD):
Ik ben zeer tevreden met deze toezegging. Ik maak die opmerking met name omdat er in de literatuur uitgebreid over deze uitspraak wordt geschreven. Ook de rechter zelf zegt dat bij de totstandkoming van artikel 63 geen rekening lijkt te zijn gehouden met de inmiddels bestaande opsporingstechnieken. Ik wil voorkomen dat een andere rechter zich in de toekomst niet vrij voelt om dezelfde maatregelen te nemen. Ik ben blij met de toezegging, maar heb nog één vraag. Is de minister bereid die brief toe te sturen vóór het wetgevingsoverleg over herziening ten nadele en herziening ten voordele omdat het daar in zekere zin mee samenhangt?
Minister Opstelten:
Daar ben ik toe bereid, al weet ik nog niet wanneer dat overleg gepland is.
De voorzitter:
Dat zullen we voor u uitzoeken.
Mevrouw Helder (PVV):
Over het onderwerp van de meerdaadse samenloop en het feit dat het plafond eraf moet, heb ik in juni al bij Knevel & Van den Brink gezeten. Vorige week heeft de VVD-fractie een motie hierover niet gesteund en nu staat zij hier met deze vraag goede sier te maken. Met zulke vrienden heb je geen vijanden meer nodig. Aansluitend op de toezegging die de minister blijkbaar wel wil doen aan de VVD-fractie en niet aan de PVV-fractie, vraag ik hem of hij daarin het volgende wil meenemen. Wil hij overwegen het plafond eraf te halen als er meerdere slachtoffers te betreuren zijn? Zo kan met ieder feit adequaat rekening gehouden worden.
Minister Opstelten:
Ik doe niets af aan wat ik in alle openheid bij de behandeling van de begroting heb gezegd. Daar gaat het in dit geval niet om. Dat standpunt staat en blijft staan. Ik heb zelf mijn analyse gegeven van het vonnis als zodanig. Zo'n vonnis en de discussie daarover kunnen aanleiding geven de artikelen 57 tot en met 63 nog eens de revue te laten passeren, zeker als een Kamerlid dat wil en ik het zelf ook belangrijk vind er nog eens goed doorheen te lopen. Zoals ik er nu tegen aankijk, zou dat voor mij geen aanleiding zijn om met welk voorstel dan ook te komen. Ik wil er echter best naar laten kijken.
De voorzitter:
Het wetgevingsoverleg zal zeer waarschijnlijk op 12 december plaatsvinden. Het zou fijn zijn als u voor die tijd een brief zou kunnen sturen.
Minister Opstelten:
Zeker. Het is een verheugend feit voor ons dat dit dan gepland is. Dank u zeer.
De voorzitter:
Dan dank ik de minister en heet ik de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie welkom voor de volgende vraag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20112012-23-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.