23 Lessen uit recente arbeidsmigratie

Voorzitter: Verbeet

Aan de orde is het debat over het Rapport van de Tijdelijke commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie (debat met de commissie).

De voorzitter:

Vanavond is de eerste termijn van de Kamer. We zitten in de fase van het debat met de commissie over het rapport. Het zou kunnen dat er nog een tweede fase komt. De Kamer debatteert nu dus eigenlijk met zichzelf.

De voorzitter van de commissie is de heer Koopmans. Ik wil in zijn persoon alle leden complimenteren met het rapport dat zij hebben opgesteld. Zeker ook namens de commissie wil ik dankzeggen aan de ondersteuning die zij daarin heeft gehad.

Als eerste gaan wij luisteren naar de heer Van Hijum, die zijn bijdrage namens het CDA levert.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Het debat over arbeidsmigratie is beladen. Het raakt natuurlijk aan de groei en ontwikkeling binnen de Europese Unie en de daarmee gepaard gaande migratiestromen. Het raakt aan het bredere debat over immigratie. In deze Kamer zijn er al meerdere pittige debatten over gevoerd. Juist daarom denkt mijn fractie dat het een goed initiatief is geweest van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid om op aangeven van de heer Ulenbelt – ere wie ere toekomt – dit onderwerp op de agenda te zetten: de feiten op een rij te zetten, lessen te trekken uit ontwikkelingen en een voorzet te geven voor een goed inhoudelijk politiek debat.

Ik sluit mij graag aan bij de complimenten en de waardering die de voorzitter al heeft uitgesproken voor het werk van deze commissie. Er is ongelooflijk snel gewerkt en er is ongelooflijk veel aan feitenmateriaal boven tafel gekomen. Bovendien worden de conclusies unaniem gedragen. Een politieke tour de force, ook gelet op de brede samenstelling van deze commissie. Nogmaals, mijn waardering voor deze commissie, in het bijzonder de voorzitter, de heer Koopmans. Die waardering geldt uiteraard ook voor de ondersteuning, de mensen die eraan hebben meegewerkt.

Het rapport zou ik omschrijven als: eerlijk en confronterend. Eerlijk omdat erkend wordt dat arbeidsmigratie binnen de EU een blijvend karakter heeft en dat wij er als Nederland ook baat bij hebben. Dat moeten we ook benoemen. Het is ook confronterend, omdat het ons duidelijk maakt dat we een aantal zaken volstrekt onvoldoende op orde hebben. Dat is slecht voor de arbeidsmigranten zelf, maar ook voor het maatschappelijk draagvlak.

Als CDA-fractie zijn wij altijd voorstander geweest van een vrij verkeer van werknemers. Wij hebben altijd gezegd: het is onontkoombaar tegen de achtergrond van Europese eenwording, en het is ook gewenst omdat Nederland als handelsland veel baat heeft bij het vrije verkeer van goederen, diensten en werknemers. Wij verdienen immers onze boterham voor een belangrijk deel in Europa. Tegelijkertijd heeft mijn fractie altijd oog willen hebben voor de grote verschillen in welvaart tussen de landen van de Europese Unie. Daarom zij wij altijd voorstander geweest van het gebruik van het overgangsrecht dat op grond van toetredingsverdragen bestaat: gedurende maximaal zeven jaar kun je overgangsmaatregelen benutten. Wij hebben ook altijd aandacht gevraagd voor flankerend beleid, dat mede het maatschappelijk en politiek draagvlak voor arbeidsmigratie bepaalt. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het keihard aanpakken van oneerlijke concurrentie, malafide praktijken en uitbuiting, het bieden van perspectief aan Nederlandse werkzoekenden, het zorgen voor fatsoenlijke huisvesting en het aanpakken van overlast. In november 2008 heeft mijn fractie bovendien een notitie gepubliceerd over de risico's van arbeidsmigratie voor de sociale zekerheid.

Als we dan nader inzoomen op het rapport, is een eerste aandachtpunt de omvang van de arbeidsmigratie. Ik denk dat wij met de commissie kunnen concluderen dat vooral de instroom van werknemers uit Polen veel groter is geweest dan destijds door het kabinet, onder verantwoordelijkheid van staatssecretaris Van Hoof, werd ingeschat. Tegelijkertijd was er ook toen al de mogelijkheid om de vergunningplicht te omzeilen, door als zelfstandige te komen of via detacheringsconstructies. Dezelfde kwestie is op dit moment aan de orde in de discussie over Roemenen en Bulgaren. Wij kunnen de tewerkstellingsvergunning nog een tijdje handhaven, maar tegelijkertijd zie je dat er allerlei "bypasses" worden georganiseerd, via de schijnzelfstandigen- of zelfstandigenroute, en via detachering, op basis waarvan mensen toch gewoon naar Nederland komen. Ik ben benieuwd of de commissie kan aangeven welk effect het handhaven van de tewerkstellingsvergunningplicht daadwerkelijk heeft op de instroom van werknemers in Nederland. Wat is de afhankelijkheid van keuzes die andere landen maken? Kan daarover iets worden gezegd en kunnen wij de keuzes die wij nog moeten maken met betrekking tot Roemenië en Bulgarije daar mede op baseren?

Een belangrijke randvoorwaarde is voor onze fractie altijd geweest: eerlijke concurrentie en geen verdringing. Ik zei het zojuist al: er zijn tal van constructies die het mogelijk maken om onder de Nederlandse arbeidsvoorwaarden te duiken: schijnzelfstandigheid en detacheringsconstructies, die eigenlijk verkapte loondienstconstructies zijn. Deze zijn in de praktijk moeilijk te controleren voor de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie. In dat kader heb ik al eens voorgesteld om te overwegen om een systeem van meldingsplicht in te voeren, zoals in België is gedaan. Daar heb je het Limosa-systeem. De commissie is daar in haar rapport op ingegaan. Zij signaleert dat het een systeem is dat tegen de grenzen aanloopt van wat Europees is toegestaan. Tegelijkertijd mis ik een beetje een waardeoordeel over dat instrument. Is het nu zo dat de commissie zegt: dat zijn nu de dingen die je op Europees niveau eens nadrukkelijk moet aankaarten? In algemene zin zegt de commissie wel dat de effecten van arbeidsmigratie in Europa op de agenda moeten worden geplaatst, maar wat is dan precies datgene wat wij op de agenda zouden moeten zetten? Is dit systeem daarvan een voorbeeld, wat de commissie betreft?

De commissie merkt terecht op dat de omvang van malafide praktijken in de vorm van onderbetaling, ontduiking van arbeidsomstandighedenregels en dergelijke, nog steeds zeer groot is.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik las vandaag met interesse op NU.nl een stuk over een voorstel met betrekking tot registratie. Het ging om een soortgelijk registratiesysteem als het Limosa-systeem in België. Is dat juist?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik herinner er nog maar even aan dat wij dat voorstel hier eerder hebben gedaan. Vorig jaar hebben wij dat in een motie vervat. De minister was daar toen niet al te enthousiast over, omdat het strijdig zou zijn met de Europese regels. Ik constateer nu dat de commissie zegt dat een aantal ideeën die in Europa leven, best interessant kunnen zijn. Die zouden wij nog eens op de Europese agenda moeten plaatsen. Vandaar dus.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Is de heer Van Hijum zich ervan bewust dat er een inbreukprocedure loopt?

De heer Van Hijum (CDA):

Ja, maar ik heb ook gezien dat onze minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Europees verband wat meer samen zou willen optrekken met België en Luxemburg in kwesties van sociale zekerheid en arbeidsmigratie. Dit lijkt mij dan een buitengewoon interessante casus om maar eens mee te beginnen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik vind registratie op zichzelf genomen best een interessante gedachte, want op het moment dat je registreert, kun je ook bezien welke problemen er zijn en daarvoor een oplossing zoeken. Maar is het niet verstandig om eerst de uitkomsten van de inbreukprocedure af te wachten, om vervolgens stappen te zetten?

De heer Van Hijum (CDA):

Dan zouden wij daadwerkelijk moeten ingaan op de vraag of dit systeem zou kunnen bijdragen aan de randvoorwaarden van eerlijke concurrentie in Europees verband. Ik hoop dat mevrouw Koşer Kaya met mij ziet dat er op dit moment tal van "bypasses" worden georganiseerd, die er feitelijk toe leiden dat er onder het Nederlandse minimumloon, onder de cao-voorwaarden en onder de socialezekerheidsnormen van dit land gewoon arbeid wordt aangeboden. Daardoor wordt Nederlands arbeidsaanbod weggeconcurreerd. Ook krijgen bedrijven daardoor te maken met oneerlijke concurrentie. Dit vraagstuk is nog niet opgelost. Je kunt dat ook niet fundamenteel oplossen zonder er in Europees verband over te discussiëren. Dat punt zou ik graag op de agenda willen zetten. Of dit nu het ultieme instrument is? Daarover wil ik graag met u en met anderen discussiëren. Ik zie echter wel dat de registratie wellicht scherper in beeld kan brengen of de regels netjes worden toegepast of dat je toch met een risicosituatie te maken hebt. Ten aanzien van malafide uitzendbureaus kiest de commissie een heel heldere lijn. Binnen twee jaar moet het afgelopen zijn met de malafide praktijken. Dat spreekt mijn fractie natuurlijk bijzonder aan. Ik heb echter nog wel een vraag. Er wordt gesproken over 5000 à 6000 bedrijven. Dat is een getal dat al enkele jaren circuleert en dat ooit ergens een keer genoemd is. Is er nu echt een basis op grond waarvan deze schatting ook realiteitswaarde heeft? Hoe onderbouwt de commissie dat getal?

Ik zie ook dat de commissie voorstelt om een aparte autoriteit in het leven te roepen voor de naleving van cao's. Ook daar heeft mijn fractie wel wat vraagtekens bij. Moet daar een aparte autoriteit voor in het leven geroepen worden? Is het niet veel beter om samen met de cao-partijen afspraken te maken over het naleven van cao's, ongeacht of het gaat om arbeidsvoorwaarden of om arbeidsomstandigheden? In de uitzendbranche bijvoorbeeld gebeurt dat al zo. Je hebt als het ware een cao-politie die binnen je eigen sector orde op zaken stelt en je wisselt de informatie die daarvoor nodig is, uit met de Arbeidsinspectie en met andere controlediensten. Is dat niet een model dat voldoende perspectief biedt, in plaats van een aparte autoriteit die je nog zou moeten oprichten? Ik zag trouwens dat een aantal studenten van de Rijksuniversiteit Groningen daar de interessante term "inpolderen" voor had bedacht. Dat vind ik wel aardig gevonden.

We hebben ook altijd aandacht gevraagd voor de inschakeling van het eigen arbeidsaanbod in sectoren die afhankelijk zijn van arbeidsmigranten. Het is immers inderdaad een beetje apart dat we hier nog honderdduizenden mensen in de kaartenbakken hebben, terwijl we heel veel mensen vanuit verre landen invliegen om het werk te doen. Ook de commissie wijst erop dat er nog heel veel onbenut arbeidspotentieel is. Een punt is daarbij echter wel dat er met het wegvallen van de werkvergunning en de arbeidsmarkttoets ook een instrument verdwijnt om werkgevers te dwingen, eerst in de eigen kaartenbakken te kijken voordat ze een arbeidsmigrant inhuren. Tegelijkertijd zien we ook dat iedere poging die het kabinet tot nu toe heeft ondernomen om eerst in de eigen kaartenbakken te zoeken en werklozen in te schakelen, toch weinig uitricht. In de meest recente pogingen is geprobeerd om werklozen aan de slag te helpen in plaats van de Roemenen voor wie we geen vergunningen meer willen verlenen. Er zijn duizend vergunningen minder verleend. De poging is in 57 gevallen gelukt. Dat is een buitengewoon magere prestatie. Kan de commissie op basis van de gesprekken die ze heeft gevoerd iets meer zeggen over de redenen waarom het zo moeilijk is en maar niet lukt om de werklozen, die er in die sectoren in groten getale zijn, aan de slag te helpen in sectoren met tekorten? Wat is het toch wat die mismatch veroorzaakt? Welke lessen kunnen we trekken uit de initiatieven die op dit terrein in de afgelopen jaren zijn ondernomen? Daaraan gekoppeld ook de vraag: hoe realistisch is het om te veronderstellen dat het de komende jaren wel zal lukken?

Ik zag ook de reactie van de werkgevers op het rapport van de commissie. Die hebben het over een "papieren aanbod" dat er is. Nu heeft het er vaak mee te maken dat als het UWV al met een aantal mensen aankomt, dat daar lang niet allen van blijven hangen. Heel vaak zijn ze ook snel weer vertrokken. Kortom, kan de commissie iets scherper aangeven welke voorwaarden ertoe kunnen bijdragen dat die ambitie de komende periode wel gerealiseerd wordt?

Dan valt mijn fractie op dat het rapport niet erg gedetailleerd ingaat op de risico's voor de sociale zekerheid.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. In het voorjaar van dit jaar zei de heer Van Hijum dat minister Kamp een hypotheek op de politieke samenwerking legde, omdat hij vond dat we niet nog meer tewerkstellingsvergunningen voor Bulgaren en Roemenen moesten afgeven, maar de aandacht juist moesten richten op het inschakelen van werkzoekenden. Ligt die politieke hypotheek er nog steeds?

De heer Van Hijum (CDA):

Deze discussie hebben wij al herhaaldelijk met elkaar gevoerd. Onze kritiek richtte zich er met name op dat er midden in het seizoen, vlak voor het oogstseizoen, een aanscherping van het beleid plaatsvond waarop ondernemers niet hebben kunnen anticiperen. Daar heeft de rechter zich inmiddels over uitgesproken en de minister is daarvoor ook op de vingers getikt. Het algemene punt dat we onze werklozen met voorrang aan de slag moeten helpen in sectoren waar zich tekorten voordoen, staat niet ter discussie. Sterker nog, we hebben er samen met de heer Azmani een motie over ingediend dat dit beleid nu eindelijk een keer van de grond moet komen.

De heer Van Dam (PvdA):

Voordat we volgend seizoen weer zo'n discussie krijgen, wil ik dat wel scherp weten van de heer Van Hijum. Kan hij leven met de conclusie van de commissie dat het handhaven van de tewerkstellingsvergunning moet worden verlengd tot 2014 en dus niet per 1 januari zou moeten vervallen?

De heer Van Hijum (CDA):

Wij hebben daar in het regeer- en gedoogakkoord een duidelijke afspraak over gemaakt, namelijk dat in beginsel die vergunningplicht blijft bestaan. Wij blijven dus gebruikmaken van het overgangsbeleid dat de toetredingsverdragen ons toestaan. Dat sluit echter niet uit dat je in bepaalde omstandigheden vergunningen verleent en dat je met elkaar kunt discussiëren over de voorwaarden waaronder dat gebeurt. Daar ging het debat met de minister over. Hij scherpte plotseling de voorwaarden heel erg aan, waardoor ondernemers ineens met de handen in het haar kwamen te staan. Dat heeft in de Kamer brede kritiek opgeroepen; niet van de heer Van Dam geloof ik, maar wel van een Kamermeerderheid.

De heer Van Dam (PvdA):

Nu praat de heer Van Hijum er wat mij betreft te veel omheen. Voordat je het weet, hebben wij volgend jaar dezelfde discussie als wij dit jaar hadden. Waar staat het CDA op dat moment? Is het voor het CDA wel acceptabel als de minister nu zegt dat hij minder vergunningen af gaat geven en dat hij de voorwaarden strenger maakt?

De heer Van Hijum (CDA):

Die aanscherping zelf heeft niet ter discussie gestaan, ook niet bij mijn fractie. Het ging om de timing, om de korte overgangsperiode. Wij hebben aangegeven dat het prioriteitgenietend aanbod voorrang moet hebben boven mensen uit Roemenië en Bulgarije. Ik maak me er wel zorgen over dat dit er in de praktijk toe leidt dat waar wij nu de deur aan de voorkant dicht doen, via de achterdeur, via detacheringsconstructies, constructies met zelfstandigen en noem maar op, dezelfde mensen gewoon weer binnen komen. Eigenlijk kom je daarmee een beetje van de regen in de drup. Als de tewerkstellingsvergunning was gehandhaafd, hadden de arbeidsvoorwaarden en de naleving daarvan in elk geval nog gecontroleerd kunnen worden, terwijl wij nu aan de achterdeur met een enorm handhavings- en nalevingsprobleem zitten. Dat dilemma moeten wij wel eerlijk onder ogen zien.

Ik was beland bij de sociale zekerheid. Ik constateerde dat de risico's niet echt nadrukkelijk aandacht krijgen in het rapport. Het gaat met name om de stijgende instroom in de bijstand en de WW. De commissie signaleert wel dat de komende jaren de arbeidsmigratie verder zal toenemen. Ik zou graag horen wat dit betekent voor het risico van een verdere instroom, ook procentueel, in Nederlandse uitkeringen. Er is immers sprake van een toename van het aantal arbeidsmigranten. Daarnaast is onze sociale zekerheid relatief aantrekkelijk. Beveelt de commissie aan om dit punt op Europees niveau aan te kaarten?

Over de andere sociale gevolgen, zeker als migratie een wat meer permanent karakter krijgt, hebben wij eerder moties ingediend. Die gingen onder andere over het bevorderen van inburgering van Oost-Europeanen en het voorkomen van taalachterstanden bij kinderen. Uit het rapport van de commissie blijkt overigens dat heel veel Oost-Europeanen zeer bereid zijn om in te burgeren en dat zij die verantwoordelijkheid ook oppakken. Het kabinet werkt aan verdere ondersteuning daarvan door middel van een sociaal leenstelsel. Kan de commissie nog wat meer inzicht geven in de verhouding tussen tijdelijke en permanente migratie, de mate waarin wij zijn voorbereid op een wat groter permanent verblijf van een groep Oost-Europeanen en de gevolgen die dit heeft voor de inburgerings- en integratieproblematiek?

Ook huisvesting heeft de aandacht van de commissie.

De heer Dibi (GroenLinks):

De heer Van Hijum gaat wel heel erg snel over naar een ander onderwerp. Ik heb de Handelingen van een debat van 14 november 1968 erbij gezocht. Dat is lang geleden. Het is een heel interessant debat, want het ging over de komst van gastarbeiders in die periode. De heer Van der Lek voerde in dat debat het woord namens de PSP en mede namens de PPR, voorlopers van GroenLinks. Hij waarschuwde ervoor dat het verschijnsel "gastarbeider" geen aflopende zaak zou zijn. Hij zei: " Het is m.i. nodig, dat aan de vergunning voor een werkgever om buitenlandse werknemers naar ons land te halen, moet zijn verbonden de voorwaarde, dat aan deze werknemers de gelegenheid wordt geboden, een volledig introductieprogramma van de begeleidingsorganisaties te volgen." Dat was een soort van inburgering in de kinderschoenen. De woordvoerder van de KVP deed daar toen nog moeilijk over en sprak zelfs over discriminatie. Jaren later zijn de verhoudingen omgedraaid. Ik denk dat zij nu weer zijn omgedraaid, want het kabinet bezuinigt de inburgering bijna helemaal weg. Het CDA stemt daarmee in en partijen als GroenLinks, de SP en de PvdA zeggen dat daarmee dezelfde fout wordt gemaakt als bij de komst van de gastarbeiders.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik was al even bang dat de heer Dibi mij ging citeren. In 1968 was ik nog niet geboren en mijn voorouders waren van de CHU. De vergelijking gaat dus niet helemaal op. Ik zal desondanks ingaan op de opmerking van de heer Dibi. Ik denk dat de Kamer en het kabinet er bij Oost-Europese immigratie in het verleden te gemakkelijk van uitgingen dat deze tijdelijk zou zijn. Ik kan mij deze discussie nog levendig herinneren. De verwachting dat het om tijdelijke arbeidsmigranten ging, werd breed gedeeld. We moeten constateren dat dit feitelijk niet het geval is. Heel veel mensen blijven hier. Dat geldt met name voor Polen, maar ook voor andere groepen. Je kunt daar nu nog beleid op voeren. Hiermee kom je terecht in de meer algemene discussie over inburgeringsbeleid. Het is zaak dat mensen die gaan verhuizen en zich ergens vestigen hun verantwoordelijkheid nemen voor hun nieuwe situatie. Zij moeten ervoor zorgen dat zij de taal leren en dat zij hun kinderen een perspectief kunnen bieden. Dit hoeft de overheid niet per se allemaal te regelen. Met het sociale leenstelsel doen wij daarvoor een prima handreiking.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik kan redelijk ver meegaan met de heer Van Hijum, maar ik wijs hem erop dat ongeveer 40% van de arbeidsmigranten blijft en partners en kinderen laat overkomen. Als zij moeten kiezen tussen werken of gedurende werktijd inburgeren, zullen ze kiezen voor werken omdat zij anders geen inkomen binnenhalen. Willen zij brood op de plank krijgen, dan moeten zij gewoon gaan werken. Dan is er van inburgeren geen sprake. Natuurlijk is het belangrijk om de eigen verantwoordelijkheid te benadrukken, maar dit is ook heel naïef. Als je mensen geen zetje geeft, zullen zij daar niet aan toekomen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik denk dat de heer Dibi het aanpassingsvermogen van de nieuwkomer onderschat. Er zijn natuurlijk ongelooflijk veel mensen die naast hun werk hun integratie in de samenleving prima vormgeven, of het nu gaat om inburgeraars in Nederland of om mensen die vanuit Nederland naar het buitenland gaan. Dit is inclusief taalcursussen en alles wat daarbij hoort. Dit kan voor een deel op de werkvloer. Dit kan zelfs voor een deel via duale trajecten op de werkvloer. Ik zie niet dat dit dilemma enorm wordt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik onderschat het aanpassingsvermogen niet. Ik geloof daar juist heel erg in. Het gaat hierbij om mensen die net als Nederlanders calculerend zijn. Zij denken na over hoeveel ze moeten betalen voor een inburgeringcursus en constateren dat dit een enorm deel van hun salaris is. Daardoor kunnen zij geen boeken voor hun kinderen kopen en ze niet naar voetbal sturen of wat dan ook. Kan de heer Van Hijum aangeven welke werkgevers nu al duale trajecten aanbieden? Zijn er al mooie voorbeelden van werkgevers die Oost-Europeanen laten inburgeren of is het alleen maar wensdenken? Komt het alleen neer op eigen verantwoordelijkheid? Gaan we bezig met een sociaal leenstelsel, waarbij wij ervan uitgaan dat ze op termijn hun eigen verantwoordelijkheid nemen? Dan is de kans groot dat we over een paar jaar dezelfde conclusies zullen trekken als tien jaar geleden.

De heer Van Hijum (CDA):

Als een migrant besluit om naar Nederland te gaan en zijn gezin te laten overkomen om zich hier te vestigen, dan is het eerste wat hij zich afvraagt toch hoe hij zichzelf en zijn kinderen hier een toekomst geeft? Daar hoort toch ook bij dat hij de taal leert en dat hij voor werk en perspectief zorgt, ook voor zijn kinderen? Hij zorgt er toch voor dat zij naar school gaan en dat zij een toekomst hebben? Die dingen zijn toch normaal in dat soort situaties? Er zijn prima voorbeelden van bedrijven die duale trajecten aanbieden. Ik kom zelf uit Zwolle, waar ik ook een aantal jaren in de gemeenteraad heb gezeten. Daar zijn grote bedrijven die hiermee al jarenlang ervaring hebben. Zij bieden migranten de ruimte om naast hun werk een taalcursus te doen en zich te ontwikkelen.

De voorzitter:

Ik geef de heer Dibi gelegenheid voor een korte afrondende opmerking.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik help het de heer Van Hijum hopen wat hij zegt, maar ik weet uit ervaring dat als een migrant moet kiezen tussen enerzijds werken, brood op de plank en een goede toekomst voor de kinderen en anderzijds dezelfde tijd besteden aan inburgering, de keuze snel gemaakt is. Als de overheid niet faciliteert, begeleidt en aanbiedt, komt er van inburgering weinig.

De heer Van Hijum (CDA):

Faciliteren hoeft niet alleen financieel van aard te zijn. Bedrijven kunnen het ook voor een deel doen. Ook moeten er middelen zijn om verplichtend op te treden tegen mensen die in een uitkeringssituatie terechtkomen. Zij moeten taalcursussen volgen. Volgens mij werkt mevrouw Van Nieuwenhuizen aan een voorstel rond taalkennis en bijstand. Er zijn dus ook initiatieven om het inburgeren wat minder vrijblijvend te maken.

De heer Van Dam (PvdA):

Waarom is het CDA niet meer, zoals in de vorige kabinetsperiode, voor een algemene plicht namelijk via de leerplicht?

De heer Van Hijum (CDA):

Wij zijn voor de leer- en kwalificatieplicht. Alle kinderen die in Nederland verblijven, zijn leerplichtig.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik doel niet op de leerplicht voor kinderen maar op een leeftijdsonafhankelijke leerplicht. Die geldt voor alle burgers in Nederland, maar ik heb het uiteraard over een leerplicht die is gericht op alle immigranten die niet onder de inburgeringsplicht vallen. Daar was in de vorige periode heel goed met het CDA over te praten. In deze periode ineens niet meer. Hoe komt dat?

De heer Van Hijum (CDA):

De vraag is niet of er niet over te praten valt. Wij liepen ook tegen een aantal juridische beperkingen aan. Als je iets wilt realiseren, is altijd de vraag of en in welke situatie je mensen nog kunt verplichten om onderwijs te volgen en vanaf welke leeftijd het ophoudt. Daar werden ook in Europees verband problemen bij voorzien. Op zich vind ik het nog steeds een aantrekkelijke gedachte, maar de vraag is of die makkelijk te realiseren is.

De heer Van Dam (PvdA):

Dus als wij erin slagen om die juridische hobbels weg te nemen, dan is het CDA bereid om daaraan mee te doen?

De heer Van Hijum (CDA):

Investeren in onderwijs en ontwikkeling, mede gelet op de discussies die wij daar met elkaar over voeren in socialezekerheidsverband, zijn voor mijn fractie de manier om te integreren en perspectief te krijgen in de samenleving. Ook de leeftijdsonafhankelijke leerplicht kan daar in concept een rol in spelen.

Ik kwam bij de huisvesting. Ik heb nog twee slotopmerkingen. De commissie pleit daarbij voor een regierol van de rijksoverheid, nadrukkelijker dan die op dit moment wordt vormgegeven. Kan de commissie iets scherper aangeven waarin de rol die de commissie voor zich ziet, afwijkt van de rol die de minister op dit moment op zich neemt? Hij overlegt met gemeenten, provincies, de VNG en allerlei partijen om de huisvestingsproblemen ook in kwalitatief opzicht op te lossen. Wat verwacht de commissie van de minister, waarop de Kamer hem ook zou moeten aanspreken?

Ik kom tot slot toch even op Roemenië en Bulgarije. De commissie geeft een aantal aandachtspunten mee voor het debat daarover in de Kamer, maar trekt geen definitieve conclusies. Als ik de cijfers van het Centraal Planbureau echter bekijk, dan kan Nederland een verviervoudiging van de instroom uit Roemenië en Bulgarije, tot 20.000 mensen, tegemoet zien op het moment dat de grenzen opengaan, terwijl andere landen die stap niet zetten. Heeft de commissie zich in haar contacten ook een beeld verworven van hoe andere landen in Europa met die vraag omgaan? Welke landen besluiten vanaf 2012 de grenzen open te stellen en welke doen dat niet? Is de instroom via de bypass hierin meegenomen? Dat is ook een belangrijke vraag van mijn fractie. Met de bypass bedoel ik de achterdeur, die hoe dan ook openstaat. Ik wil de commissie nog om een nadrukkelijke reactie daarop vragen. Voor het overige hoop ik op een vruchtbare discussie in de komende twee jaar.

De heer Van Dam (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Op 17 juni 2003 werd in deze Kamer gedebatteerd over openstelling van de grens voor Poolse arbeidsmigranten. De toenmalige staatssecretaris reageerde in dat debat op een televisie-uitzending waarin werd beweerd dat er misschien wel 300.000 Polen naar Nederland zouden kunnen komen. Hij zei: daar zijn wij intern eens goed naar gaan kijken, maar op dat idioot hoge aantal komen wij zeker niet uit. Ik weet niet of iemand hem al heeft herkend aan zijn taalgebruik; "een idioot hoog aantal". Dat was natuurlijk Mark Rutte. Ruim een halfjaar later noemde hij de aantallen die volgens hem wel realistisch waren: 3500 tot 8500 arbeidsmigranten. Het zou dus volgens hem zeer beperkte gevolgen hebben voor de totale arbeidsmarkt.

Wij weten inmiddels beter. 300.000 was geen idioot hoog aantal. Het is zo ongeveer de realiteit van vandaag de dag. Daarmee is de instroom van Oost-Europeanen de afgelopen jaren in een tempo verlopen waarbij de instroom van Turken en Marokkanen in de jaren zestig verbleekt. Toen kwamen er enkele tienduizenden mensen in tien jaar tijd, nu datzelfde aantal in een à twee jaar. Het gaat vijf tot tien keer zo snel. Ongeacht de vraag hoe je staat tegenover migratie en of je die wel of niet een verrijking vindt voor de samenleving, in dit tempo is het een ontwikkeling die de Nederlandse samenleving niet aankan en aankon, zo is de afgelopen jaren ook gebleken. De tijdelijke commissie heeft dit onderkend en heeft in scherpe bewoordingen duidelijk gemaakt dat arbeidsmigratie tot grote misstanden heeft geleid: uitbuiting op de arbeidsmarkt, huisjesmelkerij, grote concentraties arbeidsmigranten in een beperkt aantal buurten en dit alles met grote negatieve gevolgen voor de leefbaarheid. Het gaat aan alle kanten over de hoge schoenen.

Allereerst complementeer ik de tijdelijke commissie met de scherpte en de duidelijkheid van het rapport dat wij vanavond bespreken. Het is een prestatie van formaat dat een commissie die breed is samengesteld uit Kamerleden van diverse politieke richtingen, zo scherp stelling heeft durven nemen op het vlak een gevoelig onderwerp als arbeidsmigratie. Mijn oprechte waardering hiervoor!

Arbeidsmigratie is een gevoelig onderwerp, omdat het een onderdeel is van het politieke economische debat. Het gaat over de vraag hoe je omgaat met krapte op de arbeidsmarkt en hoe je het toekomstperspectief van de arbeidsmarkt ziet. Krapte op de arbeidsmarkt kun je grofweg op twee manieren te lijf gaan. Enerzijds kan dit via arbeidsvoorwaarden en innovatie, anderzijds door vergroting van het arbeidsaanbod. Vergroting van het arbeidsaanbod is in de afgelopen decennia eigenlijk steeds weer de strategie geweest waarop de Nederlandse economie heeft gedreven, in eerste instantie via gastarbeiders uit Turkije, Marokko en Zuid-Europa. In de jaren negentig ook via herintreding of toetreding tot de arbeidsmarkt van een grote hoeveelheid vrouwen, die daarvoor veel te weinig werkzaam waren. Je moet in dezen echter een keuze maken. Wil je de economie blijven sturen op basis van vergroting van het arbeidsaanbod en in de komende decennia verdergaan met arbeidsmigratie of durf je te vertrouwen op een economische ontwikkeling die meer uitgaat van innovatie en van arbeidsvoorwaarden?

Wij zien nu dat de geschiedenis zich herhaalt. In de jaren zestig werden op aandringen van de werkgevers gastarbeiders geworven in Turkije en Marokko. Die kwamen hier vaak terecht in erbarmelijke omstandigheden: beroerde werkomstandigheden, slechte salarissen en mensonterende woonomstandigheden. Toen moesten mensen vaak immers niet alleen een kamer, maar ook een bed delen met anderen door bij toerbeurt in dat bed te slapen. Mensen werden ook toen niet alleen gehaald om de frictie op de arbeidsmarkt op te lossen, om de tijdelijke tekorten op de arbeidsmarkt op te vullen of om het arbeidsaanbod te vergroten, maar simpelweg ook om geld aan ze te verdienen.

Hetzelfde gebeurt vandaag de dag. Hier in Den Haag zijn er wijken waar de bevolking inmiddels voor tientallen procenten uit Oost-Europeanen bestaat. Ik heb onder andere een pand bezocht waar op een bovenetagetje in drie kamers ongeveer vijftien mensen werden gehuisvest. Zij betaalden € 50 of € 60 per persoon per week. Met dit etagetje worden dus tienduizenden euro's per jaar verdiend. De huisbaas en de werkgever waren een en dezelfde. Als het seizoenswerk afgelopen was, zette de huisbaas de bewoners doodleuk op straat. "Ga maar naar de daklozenopvang!", zei hij dan. Hij gaf hun het adres op een briefje mee. Bij de daklozenopvang zag je het effect daarvan. Ik kwam aan in een zaal vol Polen. Er zaten welgeteld nog vijf Hagenaars die zeiden: ik weet eigenlijk niet waarom ik hier nog kom; ik heb toch een plekje nodig, maar ik bevind mij tegenwoordig tussen tientallen Polen.

In Rotterdam sprak ik met een Poolse medewerker van de gemeente. Hij was speciaal aangesteld om Polen op te zoeken en deze mensen aan te sporen om zich te laten registreren in de GBA. En passant wees hij de mensen op hun rechtspositie. Hij legde ze uit dat op hun loonstrook ook het vakantiegeld had moeten staan of dat de enorme bedragen die werden ingehouden op het loon allemaal niet rechtmatig waren. Hij ging op de fiets naar de adressen toe. Hij vertelde dat hij vorig jaar nog met de auto ging. Toen ze acht keer zijn banden hadden lek gestoken, had hij die auto echter weggedaan. Dit verhaal illustreert wat hier gaande is. Het gaat niet meer over normaal arbeidsmarktbeleid, maar over een georganiseerde industrie die dik en dik geld verdient aan de uitbuiting van mensen die hier in een totaal afhankelijke positie terechtkomen.

Mijn collega Hans Spekman en ik kunnen bijna een boek vol schrijven met dit soort verhalen. Er is sprake van moderne slavernij in Nederland. Mensen worden tegen betaling naar Nederland gehaald. Er wordt dik geld aan ze verdiend door malafide uitzendbureaus en foute huisjesmelkers en de kosten zijn behalve voor de mensen zelf ook voor de samenleving. Buurten raken ontwricht. Nederlandse werknemers worden weggeconcurreerd, terwijl de werkloosheid stijgt. Bovendien wordt er ongelooflijk misbruik gemaakt van de afhankelijke positie van arbeidsmigranten.

Het rapport van de tijdelijke commissie had als doel het trekken van lessen. Ik mis eigenlijk één les. Ik vraag de commissie dan ook om hierop in te gaan. Mijn grote brandende vraag is waarom niemand voorzag dat de aantallen zo hoog en de problemen zo ingrijpend zouden zijn.

Waarom waren de voorspellingen van het Centraal Planbureau niet beter? Waarom vertelde de staatssecretaris dat 300.000 arbeidsimmigranten een idioot hoog aantal was? Had het ministerie kennelijk ook geen idee dat het zo hard kon gaan? Heeft de commissie tijdens haar werkzaamheden een indruk gekregen van de vraag waarom niemand deze toestroom heeft voorzien? Ik wil dat graag weten omdat wij bij een volgende beslissing, namelijk over de vraag wanneer de grens met Bulgarije en Roemenië opengesteld kan worden, wel moeten kunnen vertrouwen op de voorspellingen die gedaan worden. Ik wil geen misverstand laten bestaan over de inzet van mijn fractie in die discussie: die inzet is om die grens zo lang als het maar kan dicht te houden. Dat is simpelweg noodzakelijk, omdat wij de toestroom niet aankunnen. Wij moeten dus niet de fout maken de problemen te vergroten, terwijl wij de huidige problemen al niet aankunnen.

Een andere vraag aan de commissie is hoe het kan dat de problematiek zich gestaag heeft kunnen opbouwen, maar dat er geen enkele urgentie gevoeld leek te worden. Al snel na het openstellen van de grenzen kwamen er verhalen over malafide uitzendbureaus en foute huisjesmelkers, maar waarom hebben de desbetreffende ministeries die zaken niet eerder opgepakt en zijn zij er niet meteen mee aan de slag gegaan? Ik ben benieuwd wat de commissie daarover is tegengekomen.

Wij moeten nu zo snel mogelijk maatregelen nemen. De commissie doet daarvoor enkele goede aanbevelingen, die de Kamer wat mij betreft meteen moet overnemen. Allereerst stelt de commissie voor om – zij formuleert het wat voorzichtig – de mogelijkheden voor koppeling van de bestanden van het UWV en de GBA in kaart te brengen. Die bestanden moeten gewoon gekoppeld worden. Ik hoor graag van de commissie waarom zij het niet met die stelligheid heeft opgeschreven. Welke beren ziet de commissie daarbij op de weg?

Ook stelt de commissie voor om het aantal malafide uitzendbureaus binnen twee jaar tot nul te reduceren, door verplichte registratie, inlenersaansprakelijkheid en handhaving. Dat is een goede aanzet, maar de vraag is of het ver genoeg gaat. Er moet een verplichte certificering komen van uitzendbureaus. Uitzendbureaus die over de schreef gaan, moeten in eerste instantie op stevige boetes kunnen rekenen. De ABU, de koepel van uitzendbureaus, zegt zelf: begin eens met € 80.000. Dat lijkt ons een goed voorstel, want het moet echt afschrikken. In tweede instantie zou een malafide uitzendbureau z'n licentie voor drie jaar moeten kwijtraken. Na een derde overtreding of meer moet een ondernemer of een uitzendbureau een levenslang beroepsverbod krijgen.

De commissie beveelt ook een autoriteit aan die handhaving van cao's kan afdwingen. Dat is geen kleinigheid, want iedereen weet dat de praktijk als volgt is. Als al die duizenden uitzendbureautjes zich al aan het minimumloon houden – dat doen velen al niet, gelet op de bedragen die worden ingehouden – dan houden een hele hoop zich niet aan het cao-loon. Ook de afnemers van diensten van uitzendbureaus zijn daarop niet aanspreekbaar. Zij zijn alleen maar aanspreekbaar op het ontduiken van het minimumloon, maar niet op het ontduiken van het cao-loon. Mijn fractie vindt echter dat afnemers ook voor het ontduiken van het cao-loon aansprakelijk moeten worden gesteld. Zij moeten daarvoor dus ook bestraft kunnen worden. Op die manier ontstaat een sterkere ketenaansprakelijkheid.

Zoals reeds eerder betoogd, is mijn fractie ook voor een cao-politie. Ik doel op een instantie die kan controleren of conform de cao wordt betaald, of er geen oneigenlijke inhoudingen zijn op het loon én die – dat is misschien het verschil met het pleidooi van de heer Van Hijum – boetes kan opleggen. Dat is namelijk via zelfregulering over het algemeen iets minder makkelijk dan als de overheid een instantie bevoegdheden geeft.

De commissie vraagt ook de juridische definitie van "uitbuiting" aan te scherpen. Uitbuiting moet vervolgd en bestraft kunnen worden, of het nu gaat om uitbuiting in een arbeidsrelatie of om huisverhuur tegen schandalige bedragen. Ik kwam onder andere in Eindhoven een Hongaars gezinnetje tegen dat op nog geen 30 m2 woonde, maar daarvoor € 1200 in de maand moest afrekenen met de huisbaas. Toen wij vroegen waarom ze zo veel betaalden, zeiden ze: we willen eigenlijk wel een huisje, maar volgens de huisbaas kost dat in Nederland € 3000 en dat kunnen wij niet betalen. Dat vond ik exemplarisch voor de situatie waarin mensen zitten. Mensen hebben nauwelijks contacten met Nederlanders. Ze weten nauwelijks wat hun rechten zijn en wat hier normaal is. Daar wordt ongelooflijk misbruik van gemaakt. Het is georganiseerde criminaliteit die op dit moment niet als zodanig bestraft kan worden. Het is dus niet alleen hoognodig dat het desbetreffende wetsartikel wordt aangescherpt, maar ook dat wij er misschien wel een heel nieuw wetsartikel van maken, met bijbehorende stevige straf. Op dit moment moet je het wel heel bont maken en mensen zo'n beetje als slaven op je boerderij houden, zoals in Someren-Heide gebeurde, voordat je daadwerkelijk bestraft wordt. Maar er zijn honderden José Janssens in Nederland. Zij gaan tot nu toe allemaal vrijuit.

De commissie vraagt het kabinet ook om inschrijving bij de gemeenten in heel Nederland uniform te regelen. Ik wil graag spoedig van het kabinet weten of het dat gaat overnemen. Dat zou niet zo ingewikkeld moeten zijn.

Ik heb al gezegd hoe wij staan in de discussie over het openstellen van de grenzen met Bulgarije en Roemenië.

Er is echter meer nodig dan de onderwerpen die de commissie naar voren brengt. Daarvoor moeten we ook in debat met de regering en niet alleen met deze commissie. We spreken bijvoorbeeld volgende week met minister Donner over integratie. We kunnen het dan ook hebben over de broodnodige integratiemaatregelen. Het viel mij op dat er in het rapport van de commissie niet zo gek veel voorstellen staan over integratie, terwijl de les van de jaren zestig is dat we niet de illusie moeten hebben dat mensen die hiernaartoe zijn gekomen, allemaal massaal binnen een paar jaar teruggaan. Een groot deel van de mensen blijft en een deel van de mensen die denken dat ze niet blijven, zal uiteindelijk toch blijven. De les van de migratie uit de jaren zestig is dat je niet moet wachten met mensen Nederlands leren en mensen helpen hun plek te vinden in deze samenleving. Toch is het precies wat nu weer gebeurt: weer komen mensen in groten getale hiernaartoe, en weer leren we ze geen Nederlands, weer doen we niks aan integratie en aan inburgering, en weer laten we de boel maar op zijn beloop.

Zo ingewikkeld hoeft het niet te zijn. Ik ben blij met de woorden van de heer Van Hijum toen ik hem zonet aansprak over het plan voor de leeftijdsonafhankelijke leerplicht. Sinds dit kabinet is aangetreden, knokken we namelijk met veel moeite om het kabinet zo ver te krijgen om dat instrument in te zetten. We konden steeds maar niet rekenen op een meerderheid van de Kamer, omdat voor de partijen die de drie rechtse vakken van de Kamer vullen, de situatie kennelijk niet urgent genoeg is om zo'n instrument in te zetten. Met de woorden van de heer Van Hijum van zonet, reken ik op zijn steun als ik morgen opnieuw een motie indien om dat instrument nu echt door te zetten. Het kabinet kan het wetsvoorstel dat er al ligt, zo uit de la pakken en indienen. Het hoeft geen enkele moeite te kosten.

Er is nog een aantal voorstellen. Ik zal er volgende week nog een serie doen in het debat met minister Donner. Maar alles staat of valt met de bereidheid, ook van het kabinet, om de controlerende en handhavende taak uit te breiden, om de Arbeidsinspectie fors uit te breiden. Op dit moment worden mensen ongelofelijk uitgebuit, en worden Nederlanders oneerlijk weggeconcurreerd. Dat kan rustig gedijen, zolang de kans zo klein is dat je wordt gepakt.

Er zou ook voor zzp'ers sprake moeten zijn van een minimumtarief, een soort minimumloon maar dan vertaald naar zzp'ers, voor uitvoerend werk, te beginnen in de sectoren met de grootste problemen.

Ik hoor graag van de commissie en in een later stadium van het kabinet een reactie op de voorstellen van de heer Van Hijum om Roemeense en Bulgaarse bedrijven te verplichten om zich hier te registreren. Maar ook als we met Bulgaarse en Roemeense werknemers werken, zouden we een tewerkstellingsvergunning verplicht moeten stellen.

Uitzenden en verhuren horen losgekoppeld te worden. Een huurder hoort een huurcontract te hebben dat losstaat van zijn arbeidscontract. Dat kunnen we wettelijk regelen. Waarom zouden we dat niet doen? We zullen gemeenten meer bevoegdheden moeten geven om op te treden tegen huisjesmelkers. Gemeenten met de grootste concentratie arbeidsmigranten zouden extra ondersteuning moeten krijgen van het Rijk.

De echte les die je ook uit dit rapport kunt trekken, is: laten wij niet dezelfde fouten maken als in de jaren zestig. De geschiedenis herhaalt zich nu al met grootschalige immigratie die wij eigenlijk niet aankunnen. Laten wij werkelijk lessen leren, laten wij ervoor zorgen dat wij de problemen aanpakken, laten wij uitbuiting bestrijden en laten wij integratie bevorderen. Het is echt nog niet te laat. Wij zijn in staat om het te doen. Laten wij die les leren. Ik kijk nu ook naar mijn collega's in de Kamer die daar tot nu toe niet echt happig op zijn. Laten wij die lessen leren en aan de slag gaan.

De voorzitter:

Mevrouw Koşer Kaya heeft u allen om toestemming gevraagd om haar inbreng nú te leveren in verband met andere verplichtingen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Bij debatten over arbeidsmigratie tekenen zich vaak harde scheidslijnen af tussen verschillende politieke stromingen, soms op basis van argumenten, soms op basis van ideologie. Toch is het deze parlementaire commissie gelukt om tot een gezamenlijk en gedeeld advies te komen. Eensgezindheid, ondanks het gemengde politieke bloed dat door de aderen van de commissie stroomt. Een ruimhartig compliment is op zijn plaats.

De interne markt in Europa brengt ons veel welvaart. Het vrije verkeer van goederen en personen heeft het inkomen van de gemiddelde Nederlander een extra impuls van 10% gegeven. Dat is dus een extra dertiende maand voor John en Anita, voor Mo en Aisha, maar ook voor Henk en Ingrid. Naast de positieve economische effecten, is arbeidsmigratie ook pure noodzaak. Wij hebben hard mensen op de arbeidsmarkt nodig. In de zorg alleen al zullen er in 2030 tussen 540.000 en 750.000 extra vacatures openstaan. Arbeidsmigratie kan een deel van de oplossing zijn. Daarom is het ook goed dat deze commissie, van links tot rechts, arbeidsmigratie erkent als permanent verschijnsel en het niet wegzet als een tijdelijk fenomeen. Juist door erkenning van dat structurele karakter zijn wij in staat om na te denken over twee stappen. Hoe leiden wij arbeidsmigratie in goede banen en hoe voorkomen wij overlast en uitbuiting? D66 onderschrijft het rapport op hoofdlijnen, maar heeft een aantal vragen, wil prioriteiten stellen en doet aanvullende voorstellen.

Het vervolg van mijn betoog is opgesplitst in vijf onderwerpen: uitzendbureaus, huisvesting, repatriëring, Nederlands arbeidspotentieel en de tewerkstellingsvergunningen. Ik begin met de uitzendbureaus. De commissie is terecht geschrokken van het aantal schimmige praktijken. Er zijn maar liefst 5000 tot 6000 malafide uitzendbureaus, die gezamenlijk 100.000 personen bemiddelen. Minister Kamp beoogt dit met een wetsvoorstel aan te pakken. Kan de commissie ingaan op dit wetsvoorstel? Zijn de beoogde hogere boetes effectief? Is de aanpak van minister Kamp afdoende voor de forse problematiek?

De uitzendbureaus die de arbeidsmigranten bemiddelen, zijn niet altijd gevestigd op Nederlands grondgebied, maar staan soms ingeschreven in het buitenland. Heeft de commissie hier ook naar gekeken? Hoeveel arbeidsmigranten worden naar Nederland uitgezonden via buitenlandse uitzendbureaus? Is daarvan ook zo'n hoog percentage malafide? In hoeverre zorgen de aanbevelingen van de commissie ervoor dat buitenlandse malafide uitzendbureaus worden aangepakt? In hoeverre leiden strengere regulering en hogere boetes tot uitwijking naar buitenlandse uitzendbureaus?

Dan de huisvesting. De leefruimte van de arbeidsmigranten is abominabel. Dit is niet alleen vervelend voor de mensen zelf, maar leidt ook tot overlast voor de rest van de buurt. Hoeveel extra woningen voor arbeidsmigranten verwacht de commissie dat er nodig zullen zijn? Het rapport pleit voor meer betrokkenheid van Rijk, provincies en gemeenten, maar ook voor veel extra taken en aandacht van de woningbouwcorporaties. Opvallend in het rapport is wel dat er niet één duidelijke regiehouder is genoemd. Wat mij betreft is het Rijk de regiehouder die de ontwikkelingen moet monitoren en doelen moet stellen, maar ligt de verantwoordelijkheid voor de uitwerking bij de gemeenten, de woningcorporaties en werkgevers. Zij moeten met elkaar aan tafel zitten om plannen te maken. Hoe denkt de commissie daarover?

Verder wordt er gepleit voor een nieuw soort woningcorporatie, die mogelijk tijdelijke woningbouw zou moeten realiseren. Is een nieuw soort woningcorporatie echt noodzakelijk, is mijn vraag. Leidt dit niet tot veel extra uitvoeringskosten? Kan deze taak niet bij de huidige woningcorporaties komen?

Het rapport schenkt weinig aandacht aan de huisjesmelkers, terwijl veel arbeidsmigranten daarvan juist hun leefruimte huren. Vaak kennen de gemeenten de huisjesmelkers met naam en toenaam, maar ontbreekt het aan instrumenten om daadkrachtig in te grijpen.

Ziet de commissie ook de problematiek van arbeidsmigranten met huisjesmelkers? Welke succesvolle aanpak hiervan in de praktijk is de commissie tegengekomen? Is aanvullend overheidsbeleid hiertegen wenselijk? De commissie wil onderzoek over repatriëring van mensen met multiproblematiek, al dan niet vrijwillig. Deze optie moet inderdaad bekeken worden. Soms is deze groep beter af in het land van oorsprong. Nederland moet echter wel verantwoordelijkheid nemen. Mensen met bijvoorbeeld een psychische aandoening kunnen niet zomaar gedachteloos over de grens worden gezet. Het is belangrijk dat er voor deze groep, de mensen met meervoudige problematiek, op zijn minst contact is met het land van herkomst. Tijdens dat contact kan geregeld worden dat zij in eigen land worden opgevangen, door familie of door een instantie. Uiteraard moeten wij ook binnen de Europese regels blijven. Wat zijn de gedachten van de commissie hierover? Hoe verloopt dit in de praktijk?

Dan het Nederlandse arbeidspotentieel. De commissie vraagt om een analyse van het Nederlandse arbeidspotentieel, met de vraag hoe wij dit potentieel het beste kunnen benutten. Dit is uiteraard altijd verstandig, of er nu wel of geen arbeidsmigratie is. Wel is het belangrijk dat er naar de volle breedte wordt gekeken. Zo zitten er 260.000 mensen in een WW-uitkering. Tussen 2008 en 2010 zijn de uitgaven met 50% gestegen. De kabinetsanalyse mag deze WW'ers niet achterwege laten. Deelt de commissie de mening dat gekeken moet worden naar de volle breedte van het Nederlands arbeidspotentieel?

Tot slot de tewerkstellingsvergunningen. Dit kabinet is sinds deze zomer strenger met de afgifte van die vergunningen. Roemenen en Bulgaren worden minder snel toegelaten. De heer Van Hijum en ik hebben ervoor gestreden dat er geen extra strengere eisen komen. Uitbesteding aan Roemeense bedrijven of een contract als schijnzelfstandige is het gevolg van het creëren van sluiproutes. Het risico op uitbuiting en overlast is daardoor ook nog vele malen groter. D66 wil deze stringentere afgifte van tewerkstellingsvergunningen terugdraaien. Roemenië en Bulgarije treden in 2014 toe tot de Europese Unie. Laten wij tot die tijd geen onnodige, bureaucratische barrières opwerpen. Dat zou de VVD ook moeten bevallen. Hoe denkt de commissie daarover?

Concluderend heb ik veel dank en complimenten voor het werk van de commissie. Het is goed dat het permanente karakter van arbeidsmigratie wordt erkend. Het is ook goed dat er voorstellen zijn om dit in goede banen te leiden. D66 deelt deze voorstellen op hoofdlijnen, maar legt daarbij de zo-even aangegeven accenten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik kom terug op het romantische idee van D66 dat wij vooral de tewerkstellingsvergunningen, en alles wat te maken heeft met regulering van de arbeidsmarkt, los moeten laten omdat het dan allemaal wel goed komt. Ik vraag mevrouw Koşer Kaya of zij weleens in de Schilderswijk is geweest. Heeft zij weleens gesproken met de arbeidsmigranten die zwaar uitgebuit worden, omdat er niet meer wordt getoetst op uitbuiting of op of er in Nederland personeel is en omdat wij geen zicht meer hebben welke bedrijven op welke manier inhuren? Juist een tewerkstellingsvergunning is een middel om dat te voorkomen en de zaak te controleren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Overdrijven is ook een kunst, wilde ik al na het begin van de interruptie van mevrouw Karabulut zeggen. De vraag of ik in de Schilderswijk ben geweest, die is toch niet serieus bedoeld, hoop ik? Ik denk dat ik vaker in de Schilderswijk ben dan mevrouw Karabulut.

Los daarvan, de tewerkstellingsvergunningen worden in 2014 helemaal losgelaten. Wat is de situatie nu? Wij hebben afgelopen zomer gezien dat veel tuinders niet aan werknemers konden komen waardoor allerlei vruchten als aardbeien niet tijdig konden worden geplukt. Dat lijkt mij een economisch verlies voor Nederland. Ik weet dat mevrouw Karabulut daarvoor wat minder aandacht heeft, maar het is voor D66 ook belangrijk dat Nederland economisch groeit en dat bedrijven aan arbeiders kunnen komen, ook, als dat nodig is, uit Roemenië en Bulgarije. Over de problemen die dat eventueel met zich brengt voor huisvesting en anderszins kunnen wij nu eindelijk met elkaar van gedachten wisselen opdat wij die oplossen. Het principe: Nederland is een land van arbeidsmigratie, hebben wij zojuist van links tot rechts uitgesproken. Ook de commissie heeft dat gedaan.

De voorzitter:

Ook gelet op uw eigen volgende afspraken verzoek ik u wat korter te antwoorden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat mevrouw Koşer Kaya een beetje doordraaft, want het handhaven van tewerkstellingsvergunningen betekent toch niet dat bedrijven geen buitenlandse werknemers meer in dienst kunnen nemen? Het enige wat je daarmee doet, is toetsen of er geen Nederlandse werknemers beschikbaar zijn. Verder kun je controleren of er sprake is van uitbuiting. Ik neem aan dat D66 niet alleen een partij is voor de grote bedrijven en niet alleen het economisch belang vooropstelt, maar ook het belang van de werknemer voorstaat.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mevrouw Karabulut moet de discussie wel zuiver houden. Als er sprake is van uitbuiting, het niet uitbetalen van loon of ondeugdelijke huisvesting, vindt zij mij aan haar zijde. Dat moet keihard worden aangepakt; ik heb dit ook in mijn inbreng gezegd. Je moet echter niet de werkgever verantwoordelijk maken voor een beleid dat nog steeds niet deugdelijk is op het terrein van sociale verzekeringen en dat er nog steeds niet voor zorgt dat zo veel mogelijk mensen aan een baan worden geholpen. Dat is een heel andere discussie. Die wil ik met alle liefde voeren met mevrouw Karabulut, maar als tuinders mensen nodig hebben en de aardbeien geplukt willen zien, gaat het niet om huisjesmelkers.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik constateer dat mevrouw Koşer Kaya de vraag ontwijkt en daarmee voorbijgaat aan de realiteit van de huidige problemen op de arbeidsmarkt met arbeidsmigranten, want het is een feit dat er veel meer misstanden zijn sinds het loslaten van de tewerkstellingsvergunningen voor 200.000 Polen. Op het moment dat wij de tewerkstellingsvergunningen vanaf volgend jaar loslaten voor Roemenen en Bulgaren, krijgen wij er nog meer problemen bij, terwijl wij het huis nog niet op orde hebben. Ik vraag mevrouw Koşer Kaya om zich toch iets meer in die arbeider te verdiepen.

De voorzitter:

Dit was een retorische vraag.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik constateer dat mevrouw Karabulut niet hoort wat ik zeg en dus niet wil weten wat de consequentie is voor werkgevers die niet aan arbeiders kunnen komen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik wil uit een andere invalshoek voortborduren op dezelfde vraag. Ik denk dat wij het erover eens kunnen zijn dat in een Europa waar vrij verkeer van werknemers geldt, de betekenis van werkvergunningen langzaam afneemt. Dat geldt zeker voor landen als Roemenië en Bulgarije, want voor andere Europese landen gelden de werkvergunningen niet en komen ze ook niet meer terug. Dat is toch afgesproken. Zo reëel moeten wij wel zijn. Tegelijkertijd kan mevrouw Koşer Kaya toch ook niet haar ogen sluiten voor het gegeven dat via allerlei schijnconstructies arbeidsvoorwaarden worden ontdoken en oneerlijke concurrentie nog op grote schaal voorkomt. Welk antwoord heeft de fractie van D66 op dat probleem?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dat is inderdaad een probleem. Ik heb zojuist in mijn inbreng gezegd dat alles wat vervolgens door die arbeidsmigratie aan uitbuiting en anderszins plaatsvindt, keihard moet worden aangepakt. Daarvoor moeten wij oplossingen vinden.

In 2014 worden de tewerkstellingsvergunningen sowieso afgeschaft. Die discussie hebben wij al eerder gevoerd en toen hebben wij gezegd: op het moment dat je het nog moeilijker maakt, krijgen bedrijven het ook zwaarder om hun oogsten te laten plukken. Dat willen wij toch ook niet?

Tegelijkertijd vraag ik of men niet ondergronds zal gaan als er stringent aan die tewerkstellingsvergunningen wordt vastgehouden. Je ziet die schijnconstructies en het massaal toenemen van het aantal zzp'ers, omdat wordt vastgehouden aan de tewerkstellingsvergunningen, ook voor Bulgaren en Roemenen, terwijl die in 2014 sowieso worden losgelaten.

De heer Van Hijum (CDA):

Exact. En voor Polen en andere Midden- en Oost-Europese landen geldt die vergunningsplicht al helemaal niet meer, maar ook daar kunnen die ontduikconstructies zich voordoen. Mevrouw Koşer Kaya zegt dat ze de problematiek wil aanpakken, maar welke instrumenten vindt zij daarvoor noodzakelijk? En sluit zij zich aan bij mijn suggestie om op grond van een meldingsplicht in ieder geval inzichtelijk te maken wie hier op welke basis werkt, zodat gerichter daarop kan worden gehandhaafd?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

In mijn interruptie zei ik al tegen de heer Van Hijum dat ik dit een heel interessante gedachte vind. Als je weet wie er binnenkomt en wat er gebeurt, kun je namelijk naar oplossingen kijken. Ik sta daar dus helemaal niet negatief tegenover, maar heb wel opgemerkt dat we moeten wachten op de uitkomsten, zodat we precies weten waarover we het hebben en hoe we het kunnen oplossen. Ik sta echter zeker niet negatief tegenover registratie.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Nog even een ander aspect van deze discussie. Mevrouw Koşer Kaya maakt zich voortdurend zorgen over de aardbeien die wel of niet op tijd kunnen worden geplukt. Zij kan toch niet serieus menen dat wij daarvoor bij uitstek die Roemenen en Bulgaren nodig hebben, terwijl er nog zo veel mede-Europeanen zijn? Uitzendbureaus hebben voortdurend contact met Spanje, met een werkloosheid van boven de 20%. Zouden daar geen mensen zijn te vinden voor zoiets simpels als aardbeien van het land halen?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mevrouw Van Nieuwenhuizen wijst terecht op een probleem: vele mensen in een uitkeringssituatie, die daaruit willen. Is het terecht dat de ondernemer verantwoordelijk wordt gemaakt voor beleid dat kennelijk nog niet op orde is, voor uitvoering door UWV dat kennelijk nog niet op orde is enzovoorts? Herinnert zij zich nog de uitzending van Nieuwsuur waarin werkgevers, tuinders, aan het woord kwamen, die zeiden: we krijgen helemaal geen mensen uit een uitkeringssituatie, want zij willen niet. Je moet een dergelijke situatie niet willen, je moet niet de werkgever verantwoordelijk maken. Natuurlijk wil ik ook dat alle mensen in een uitkeringssituatie aan het werk gaan, maar dan moet je dáár wat aan doen, en niet werkgevers daarvoor verantwoordelijk maken.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Is mevrouw Koşer Kaya het niet met ons eens dat het eigenlijk heel normaal is om in Nederland te putten uit dat grote potentieel van eigen arbeidskrachten, de 500.000 die nog in de kaartenbakken zitten, en ook uit dat grote potentieel van Polen en mensen uit andere Europese lidstaten, vanwege het vrije verkeer tussen lidstaten? Vindt ook zij het niet heel gek dat wij juist moeten uitkomen bij mensen uit landen waarvoor dat nog niet het geval is, de Roemenen en Bulgaren?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik wil dat de VVD samen met mij meer kijkt naar de breedte, dus ook naar de mogelijkheden om mensen in te zetten die nu in een WW-uitkering zitten. Ik vind u daarbij niet aan mijn zijde, want daarover hebt u een taboe afgesproken met de PVV.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Wij hebben nergens een taboe over afgesproken met de PVV. Ik kijk de heer Fritsma aan, het is ons beiden niet bekend. Mijn collega Azmani en zeker niet in de laatste plaats minister Kamp zijn voortdurend in de weer om juist ook deze 500.000 mensen aan de slag te krijgen. Wij zijn daar heel voortvarend mee aan de slag gegaan.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dan kunnen we beginnen met een verkorting van de WW-duur, dat helpt namelijk heel erg.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Mevrouw Koşer Kaya zei net dat het heel belangrijk is om alle misstanden, zoals huisvestingproblemen, aan te pakken. Maar hoe kun je die misstanden effectief aanpakken als je tegelijk vindt dat de arbeidsmarkt zo snel mogelijk voor Roemenen en Bulgaren moet worden opengegooid? We hebben de problemen met de Polen nog niet eens opgelost. Je kunt het probleem toch niet oplossen als je tegelijk nog een hele stroom Roemenen en Bulgaren daaraan toevoegt? Dat is toch dweilen met de kraan open?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Als er jaren geleden geen struisvogelpolitiek was gevoerd en wij hier hadden erkend dat Nederland een migratieland was, hadden wij er al heel lang geleden voor kunnen zorgen dat de huisvesting op orde was, dat er geen overlast zou zijn, dat deze mensen de taal zouden leren. Nu eindelijk heeft deze commissie, met politici van links tot rechts, erkend dat Nederland een immigratieland is. Nu kunnen we echt aan het werk met het oplossen van die problemen.

De heer Fritsma (PVV):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. De struisvogelpolitiek komt trouwens van partijen als D66, die in 2006 en 2007 vonden dat het flankerend beleid om al die misstanden tegen te gaan goed op de rails stond. Wat natuurlijk niet zo was, waardoor we nu met de gebakken peren zitten en grote problemen hebben. Daar wijst de commissie terecht op. Nogmaals, hoe kun je die problemen effectief oplossen als je er ook nog eens, zoals D66 wil, een grote stroom Roemenen en Bulgaren aan toevoegt? Dat is toch dweilen met de kraan open?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De PVV houdt niet zo heel erg van geld verdienen en is voortdurend met culturele dingetjes bezig. Ik heb net aangegeven dat het CPB heeft berekend dat elke Nederlander er een dertiende maand bij heeft gekregen door de economische groei als gevolg van de samenwerking binnen Europa. Natuurlijk zijn er problemen, maar niet te ontkennen valt dat wij een dikke boterham hebben verdiend aan Europa.

De heer Fritsma (PVV):

Het is gewoon geen antwoord op mijn vraag: gelooft de D66-fractie in dweilen met de kraan open? Daar gaat het om. Wij hebben grote problemen door de openstelling van de arbeidsmarkt voor Polen. Nu wil D66 ook nog eens met onmiddellijke ingang de arbeidsmarkt voor Roemenen en Bulgaren openstellen. Zo los je de bestaande problemen toch niet op? Vindt de D66-fractie ook niet dat de kans heel groot is dat die dan alleen maar erger worden?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

In het rapport van de commissie, waar ook een lid van de PVV-fractie in zit, heb ik geen woord gelezen over dat het dweilen met de kraan open zou zijn.

De heer Van Dam (PvdA):

Laat ik eerst tegen mevrouw Koşer Kaya zeggen dat ze zich moet verdiepen in wie die dertiende maand erbij heeft gekregen. Niet de mensen die nu te maken hebben met arbeidsmigranten in hun sector. Die mensen kunnen ineens alleen nog maar aan het werk met flexcontracten of worden in zzp-constructies gedwongen. Die mensen hebben er geen dertiende maand bij gekregen; bij hen is er een twaalfde maand af gegaan. Het is belangrijk om je dat te realiseren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik wil dat u dat dan hardmaakt.

De heer Van Dam (PvdA):

Mevrouw Koşer Kaya, gaat u eens op bezoek bij dat soort bedrijven en praat eens met die mensen over in wat voor situatie zij terecht zijn gekomen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb hier een CPB-berekening.

De heer Van Dam (PvdA):

Die berekeningen zijn gemiddelden. Mevrouw Koşer Kaya is heel verheugd dat de commissie constateert: Nederland is een migratieland. Dat is een vaststelling, maar het is een keuze of je die migratie grootschalig stimuleert of dat je probeert die te beperken waar je kunt. Mevrouw Koşer Kaya legt hier voor dat D66 de keuze maakt om de migratie grootschalig te stimuleren. Welk doel wil zij daar eigenlijk mee bereiken?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Alleen al in de zorg zijn 750.000 werknemers nodig. Straks geldt dat ook voor het onderwijs. Wat voor maatregelen we ook nemen, we zullen arbeidsmigranten nodig hebben om het werk straks te doen. Ik erken volmondig – dat doet deze commissie met mij – dat Nederland een arbeidsmigratieland is en dat wij in de toekomst arbeidsmigranten nodig hebben. Dat wil echter niet zeggen dat ik mijn ogen sluit voor de problemen die er zijn. Die wil ik dolgraag samen met anderen aanpakken. Ik heb net op verschillende punten voorstellen gedaan: huisjesmelkers, uitkeringen, overlast. Ik heb gezegd dat ik mijn ogen niet sluit voor de problemen die migratie met zich brengt. De noodzaak van arbeidsmigratie blijf ik echter zien.

De heer Van Dam (PvdA):

Krapte op de arbeidsmarkt is, zoals voor alle markten geldt, meestal een kwestie van vraag en aanbod. Het is dan vrij simpel. Als het minimumloon in Bulgarije ongeveer € 180 is en in Nederland € 1400, dan komen Bulgaren hier natuurlijk graag werken. Dat snap ik ook heel goed. Ik gun iedereen een prachtige toekomst, ook in dit land. Je kunt echter verschillende keuzes maken. Je kunt de arbeidsmigratie stimuleren. Dan komen mensen ook als ze, door allerlei trucjes van malafide werkgevers, geen € 1400 overhouden maar bijvoorbeeld € 1200, € 1000 of zelfs € 800; die mensen zijn er. Is dat de politiek waar D66 voor staat? Wil D66 dat er aan de onderkant op inkomen wordt geconcurreerd en dat arbeidsmigratie als instrument daarvoor wordt ingezet?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik weet niet wat mijn collega van de PVV eh PvdA – dit is een vreemde verspreking, oeps – de heer Van Dam, wil zeggen. Woorden zoals stimuleren laat ik voor zijn rekening. Ik schets hier een situatie waar wij naartoe gaan en dat doet deze commissie ook. Zij zegt: we komen straks echt heel veel mensen tekort op de arbeidsmarkt, we zullen arbeidsmigranten nodig hebben. Dat is wat ik hier zeg, wat ik volmondig erken en waarvan ik zeg: sluit je ogen daar nu niet voor, want alleen al in de zorg komen we bijna 650.000 mensen tekort. Als je dat hebt gezegd, kun je je afvragen welke problemen er zijn. Daar hadden we jaren geleden al naar moeten kijken, ja, maar omdat velen hier in de Kamer niet wilden erkennen dat Nederland een arbeidsmigratieland was, was het ook bijna nooit mogelijk om daar oplossingen voor aan te bieden. Nu kunnen we eindelijk werk maken van louche uitzendbureaus, van uitgebuite mensen, opdat dat niet meer gebeurt, dat mensen gewoon een loon krijgen, dat ze niet in abominabele huisvesting zitten. Daar moeten we voor vechten!

De heer Van Dam (PvdA):

D66 spiegelt mensen echt een schijnrealiteit voor. Als je praat over toekomstige tekorten in de zorg en vandaag pleit voor verruiming van de mogelijkheden voor Bulgaren en Roemenen, wetende dat die helemaal niet in de zorg gaan werken, maar dat ze rechtstreeks gaan concurreren met Nederlandse werknemers in de tuinbouw, in de bouw, in andere uitvoerende sectoren. Dat is precies de reden waarom werkgevers graag die mensen willen halen. Als je dan een elitair verhaal houdt en zegt: stimuleer dat maar, verruim die mogelijkheden maar, dan heb je de belangen van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en mensen in die goedkope wijken – inderdaad onder andere de Schilderswijk waar mevrouw Karabulut het over had – absoluut niet meer voor ogen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dit is geloof ik nieuwe politiek van de PvdA. Ik geloof ook dat ze zonder de SP niet meer in een coalitie willen zitten. Ik denk dat we in rondjes spreken. Ik meen dat ik duidelijk heb gemaakt hoe wij hiernaar kijken en hoe de PvdA sinds kort naar arbeidsmigratie kijkt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan neem ik aan dat u zich nu verontschuldigt? Ja, dat heb ik goed begrepen. Dan gaan wij door naar mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. U weet dat ik Hollands zuinig met het uitdelen van complimenten in Kamerdebatten, dus als ik er een geef, is die ook gemeend. U voelt hem al aankomen: ik wil namens mijn fractie veel complimenten geven aan deze commissie voor dit rapport, voor al het werk dat de commissie heeft verzet, met alle ondersteuning die zij daarvoor heeft gekregen. Ik kan de commissie alvast heel duidelijk melden dat mijn fractie alle aanbevelingen en conclusies van de commissie onderschrijft. Ik kom hier later nog op terug, maar waar het in de kern om gaat, is dat er een situatie is gecreeërd waarin mensen worden uitgebuit, waarin buurten overlast ondervinden, waarin er sprake is van toestanden die je kunt scharen onder het begrip "moderne slavernij". Het gaat erom, daar maatregelen op te treffen. Er is eindelijk erkenning, van links tot rechts inderdaad, en ik proef hier ook een gevoel van urgentie bij de commissie.

Ik had zojuist in debat met mevrouw Koşer Kaya ook al over. D66 kan wel doen alsof ze opkomt voor de bedrijvigheid, maar de realiteit is dat er oneerlijke concurrentie is, waardoor heel veel bedrijven in Nederland kapot dreigen te gaan. Als de Vereniging van Eigen Rijders dreigt met een algehele blokkade van het verkeer van Noorwegen tot Frankrijk, omdat ze moeten concurreren tegen chauffeurs uit landen in Oost-Europa die twee derde minder verdienen dan onze chauffeurs, dan is er echt wat aan de hand. Dat is de situatie nu. Als dat de politiek is waar de liberalen voor staan, wil ik alle werkgevers oproepen om nog eens heel goed na te denken over wat goed ondernemerschap betekent en wie daar eigenlijk voor opkomt. Het gaat daarbij ook om werknemers, werknemers die eerlijk werk kunnen verrichten voor een eerlijk loon.Met ingang van 1 mei 2007 zijn de tewerkstellingsvergunningen afgeschaft voor werknemers uit Midden- en Oost-Europese landen. Mijn partij, de SP, is hier steeds tegen geweest omdat Nederland het huis niet op orde heeft om grote groepen arbeidsmigranten te ontvangen. Toch werd er onder druk van puur economische belangen in 2007 besloten om de grenzen te openen. Bij het debat dat in 2004 vooraf ging aan het openzetten van de grenzen beweerde de toenmalige VVD-staatssecretaris Van Hoof dat er maximaal 10.000 werknemers uit Oost-Europa naar Nederland zouden komen. Al in 2005 waren dat er 50.000. Na de openstelling van de grenzen met Polen in 2007 werken hier tussen de 200.000 en 300.000 voornamelijk Poolse werknemers.

Grootschalige uitbuiting van arbeidsmigranten en een leegloop in sectoren en gebieden in de herkomstlanden zijn een direct gevolg van deze zogenaamde open grenzen en vrijheid-blijheidpolitiek. De gevolgen voor de leefbaarheid in dorpen en de oude wijken in de grote steden zijn enorm. Het betreft juist de werknemers en juist de mensen die altijd al in de steek werden gelaten. Die moesten wederom de problemen opvangen. Terugkijkend kan de conclusie worden getrokken dat slechts de belangen van bepaalde ondernemers zijn gediend met het afschaffen van de tewerkstellingsvergunning. Werkgevers kregen goedkope en afhankelijke werknemers. De problemen van arbeidsmigratie, zoals huisvesting, het leren van de taal, inburgering en uitbuiting, kwamen letterlijk en figuurlijk voor rekening van de samenleving.

Dit alles was voor mijn partij de aanleiding om het initiatief te nemen om een voorstel te doen voor een parlementair onderzoek met als doel om de feiten en het gevoerde beleid rondom arbeidsmigratie te onderzoeken en om hieruit conclusies en lessen te trekken. De conclusies van de commissie komen grotendeels overeen met de kritiek en de voorstellen van de SP de afgelopen jaren. De ogen van de Kamerleden die deel uitmaken van de commissie zijn geopend, zo laten deze conclusies zien. Het is daardoor voor alle partijen in deze Kamer – dat blijkt ook uit de inbrengen, nu ja, misschien op die van mevrouw Koşer Kaya na – duidelijk geworden dat het ernst is. Het jarenlang aanmodderen is voorbij. Er moet worden ingegrepen.

Op één punt is de commissie tekortgeschoten. Om de problemen bij de wortel aan te pakken, is het nodig dat de arbeidsmigratie weer wordt gereguleerd. Het is een gemiste kans dat hiervoor geen aanbevelingen zijn gedaan. Alle goede aanbevelingen ten spijt, zal de kraan tijdens het dweilen open blijven staan. Sterker nog, op termijn zullen er nog extra kranen worden opengedraaid. Op korte termijn zullen, mede door de eurocrisis, mogelijk grote groepen werkzoekenden uit Griekenland, Spanje en Portugal naar Nederland worden gedreven. De ambassades van deze landen worden nu al bestookt met vragen over werken in Nederland. Hoe kijkt de commissie hier tegenaan?

Als de regering niet voor uitstel of afstel van de zogenaamde open grenzen met Roemenië en Bulgarije zorgt, is het waterballet compleet. Van dweilen met de kraan open zal Nederland vervallen in dweilen in een vol zwembad. Een Europa met totaal open grenzen is onverantwoord als de verschillen binnen Europa nog zo groot zijn. De SP is voor gereguleerde grenzen en regulering van de arbeidsmigratie. Ik noemde zojuist het voorbeeld al van de chauffeurs, van de transportsector. In landen als Nederland komen zeer goedkope werknemers binnen waardoor de lonen hier worden gedrukt. Ook komen werkzoekenden in bepaalde sectoren moeilijker aan het werk, zoals in de transportsector en in bepaalde delen van de land- en tuinbouw. In landen als Polen raken hele gebieden ontvolkt en worden ziekenhuizen bedrijven gesloten doordat men geen personeel heeft.

Daarom stellen wij voor om Nederland weer zeggenschap te geven over de instroom van werknemers. De tewerkstellingsvergunning voor Oost-Europese landen moet weer worden ingevoerd en voor Roemenië en Bulgarije blijven bestaan. Ja, de regering moet hiervoor in Europa voorstellen doen. Daarvoor moeten verdragen worden aangepast. Met een tewerkstellingsvergunning krijgen wij de controle terug. Ik vind dat dit onze inzet moet zijn. Er moet eerst bekeken worden of een Nederlandse werkzoekende een vacature kan vervullen. Er moet fatsoenlijke huisvesting gegarandeerd zijn voordat iemand een vergunning kan krijgen om in Nederland te werken. Graag hoor ik van de commissie hoe zij hierover denkt.

De heer Van Hijum (CDA):

Wij debatteren in deze fase met de commissie. In een later stadium debatteren we ook met het kabinet. In dit stadium kunnen wij misschien ook op een wat meer verkennende wijze over een aantal onderwerpen spreken. Mevrouw Karabulut wil de greep op het arbeidsmarktbeleid terugkrijgen door een vergunningplicht in te voeren. Erkent zij dat die greep er nooit is geweest, ook niet toen er nog een vergunningsplicht was? Via allerlei bypasses kan immers om die vergunning heen worden gewerkt. Dit kan via zelfstandigheid, detachering en noem maar op. Bepleit mevrouw Karabulut ook aanpassing van detachering, uitzendwerk en zelfstandigheid? Moet Europa op al die fronten een stap terug doen?

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik erken dat je er niet bent met alleen een tewerkstellingsvergunning. Wel is dit een belangrijk instrument om weer controle te krijgen. Het is geen instrument waarmee je arbeidsmigratie onmogelijk maakt, zoals sommige mensen suggereren. Het is wel een instrument waarmee landen kunnen toetsen wat het gevolg is van arbeidsmigratie en of zij zelf geen werklozen hebben die het werk kunnen doen. Die werklozen hebben wij in Nederland. We moeten niet alleen vanuit eigenbelang redeneren, maar ook bekijken wat er gebeurt in de landen van herkomst. Natuurlijk hoort daarbij dat je moet handhaven. Natuurlijk moet je ook allerlei andere constructies aanpakken. Wij onderschrijven alle maatregelen. De heer Van Hijum heeft zelf ook een suggestie gedaan. Als je de tewerkstellingsvergunning loslaat, laat je ook een heel belangrijk instrument los. Ik heb net al geschetst wat ik voorzie. Ik denk dat de heer Van Hijum hier heel goed over moet nadenken. Ik voorzie nog veel grotere groepen arbeidsmigranten. Ik denk dat dit niet alleen voor Nederland, maar voor heel Europa een probleem is. Dit is niet alleen een probleem omdat de verschillen tussen Oost en West nu eenmaal groot zijn, maar ook omdat de werkloosheid toeneemt.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik probeer oprecht te snappen welk probleem mevrouw Karabulut met dit voorstel probeert op te lossen. Is dit om oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegen te gaan? De tewerkstellingsvergunning richt zich juist op mensen die bij Nederlandse werkgevers in dienst komen en dus ook conform de Nederlandse cao, wettelijke bepalingen en noem maar op moeten worden uitbetaald. Zit het probleem niet veel meer in de constructies die zich aan de Nederlandse normen onttrekken? Zouden we onze inspanningen niet veel beter eerst daarop kunnen richten?

Mevrouw Karabulut (SP):

Het is het een en het ander. Als Nederlandse werkgevers geen mensen nodig zouden hebben, zouden we hierover ook niet praten. Ik erken en onderschrijf samen met de heer Van Hijum dat er wat aan de hand is met de schijnzelfstandigheid, met de constructie met zzp'ers en met postbusbedrijven. Ook erken ik dat daarvoor de nodige maatregelen getroffen moeten worden. Met een tewerkstellingsvergunning toets je of iemand nodig is en voorkom je uitbuiting, verdringing en huisvestingsproblemen. Je kunt daarmee vooraf controleren en weet wat er speelt. Je weet ook welke werkgevers welke werknemers in dienst hebben. Dat is een ontzettend belangrijk instrument. Als dit niet zo zou zijn, zou de heer Van Hijum de tewerkstellingsvergunning per volgend jaar ook voor Roemenië en Bulgarije loslaten. Wat zijn daarvan de gevolgen volgens de heer Van Hijum?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik snap het nog niet helemaal. Het vrije verkeer van werknemers is volgens mij een sluitstuk van de benadering waarmee het vrije verkeer van goederen, diensten en kapitaal mogelijk gemaakt wordt. Daarbij bleven werknemers tot op zekere hoogte achter. Als mevrouw Karabulut daadwerkelijk wil reguleren, dan zal zij ook richtlijnen voor bijvoorbeeld detacheringen opnieuw moeten aanpassen. Maar dat hoor ik haar niet voorstellen. Ik vind dat een beetje tegenstrijdig.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik weet dat het verdrag aangepast moet worden. Nieuwe constructies en ontduiking moet je aanpakken.

Wij staan hier over tien jaar – waarschijnlijk zijn het dan andere Kamerleden – te praten over nog grotere problemen als wij de tewerkstellingsvergunningen loslaten of niet gaan pleiten voor de mogelijkheden en instrumenten in onze handen om de arbeidsmarkt te reguleren. Wij zijn hier ook met elkaar om lessen te trekken en te kijken naar wat echt nodig is. Ik hoop dat het CDA ook bereid is om daar met een open geest over na te denken. Ik hoor graag reactie van de commissie op dit voorstel.

Wij van de SP onderschrijven de aanbevelingen en conclusies van de commissie. Wel zien wij mogelijkheden om een aantal zaken beter en duidelijker te regelen, zoals het elimineren van malafide uitzendbureaus, het aanpakken van de huisvestingsproblemen en het leren van de Nederlandse taal. Wij staan volledig achter de gedachte van de cao-politie. Dat was ook een voorstel van ons. Ook moeten de schijnzelfstandigheidsconstructies worden aangepakt. Dat was een idee van de heer Van Hijum. Dat moeten wij allemaal doen. In lijn met de aanbevelingen stelt ook de SP voor om de malafide uitzendbureaus allemaal te elimineren. Dat zijn eigenlijk de boeven onder de uitzendbureaus, de koppelbazen, de bureautjes die mensen uitbuiten om zelf geld te verdienen, of hoe je ze ook wilt noemen. Door het invoeren van een vergunningsplicht kan een uitzendbureau bij een overtreding zijn vergunning kwijtraken en nooit meer een uitzendvergunning krijgen. Hiermee worden draaideuruitbuiters van de markt gehaald. Voorkomen moet worden dat werknemers de dupe worden van het intrekken van de uitzendvergunning. Daarvoor moet het uitzendbureau een waarborg storten van € 75.000 op een geblokkeerde rekening zodat de werknemer bij faillissement of sluiting gegarandeerd zijn salaris krijgt en de premies voor de sociale verzekering worden afgedragen. Mij werd niet helemaal duidelijk uit het rapport of de commissie dit ook aanbeveelt. Zo nee, waarin zitten dan de verschillen?

Onderwerpen die een beetje zijn onderbelicht, zijn de integratie en de taal. Dat begrijp ik ook wel vanuit de invalshoek die de commissie heeft gekozen. Als wij immers één ding hebben kunnen leren uit het verleden, dan is het dat migranten heel vaak mee willen doen maar dat wij de voorwaarden daarvoor wel moeten scheppen. Wij ondervinden nu nog steeds de consequenties van de eerste stroom gastarbeiders, waar eigenlijk niet goed over was nagedacht. Je hebt niet de luxe om te denken: een groot deel blijft hier niet, een deel misschien wel, dus wij moeten maar even kijken wanneer wij beginnen met het leren van de Nederlandse taal.

De SP wil dat werknemers direct de Nederlandse taal gaan leren. Het is niet alleen noodzakelijk om te kunnen leven in Nederland, volwaardig mee te kunnen doen en daadwerkelijk te kunnen integreren, het is ook van belang voor de veiligheid op de werkvloer. Om het leren van de taal verplicht te stellen moeten allerlei verdragen gewijzigd worden. Dat is iets voor de langere termijn. En over hoe dit zich verhoudt tot de desastreuze plannen voor inburgeringsonderwijs van het kabinet, gaan wij nader praten in het debat van volgende week. Het beheersen van het Nederlands zou echter per direct een voorwaarde moeten zijn om in een aantal sectoren aan het werk te mogen gaan, bijvoorbeeld in de zorg, bouw en zware industrie. De SP wil dat werkgevers het mogelijk maken dat werknemers onder werktijd de taal kunnen leren. Het moet uit de lengte of de breedte komen. Dit mogen wij in ieder geval van de werkgevers verlangen. Hoe denkt de commissie hierover? Kan zij, als het mogelijk is, alvast vooruitblikken op de plannen met inburgering en taal voor de komende jaren? Het hele inburgerings- en taalonderwijs wordt immers feitelijk om zeep geholpen. Wat betekent dat voor de inburgering van deze groepen arbeidsmigranten? Hetzelfde geldt eigenlijk voor de segregatie. Als er één ding is dat mij bijzonder steekt, is het de segregatie. Ik ervaar en zie segregatie als het grootste integratieprobleem op dit moment in Nederland. Kinderen van arbeidsmigranten die hier geboren en getogen zijn, of op heel jonge leeftijd hier zijn komen wonen, zijn eigenlijk Nederlanders. Zij gaan echter toch niet samen met andere Nederlandse kinderen naar school. Deze kinderen en andere Nederlandse kinderen leven in aparte werelden. Ik zie hierover eigenlijk niets in het rapport staan. Ziet de commissie dit probleem ook? Zou dit bijvoorbeeld ook meegenomen moeten worden in het onderwijs- en het huisvestingsbeleid?

De meest duidelijke oplossing voor problemen rond overbewoning en huisjesmelkers is wat ons betreft een huisvestingsverordening. Graag hoor ik of de commissie deze vorm heeft overwogen. Gemeenten stellen daarbij een verordening op met daarin regels waaraan de huisvesting moet voldoen. Deze regels gaan bijvoorbeeld over de spreiding van arbeidsmigranten over en binnen de wijken van de grote steden. Een werkgever die arbeidsmigranten wil huisvesten, moet hiervoor een vergunning aanvragen bij de gemeente. Gemeenten kunnen dan bijvoorbeeld verbieden om arbeidsmigranten in recreatiewoningen te huisvesten via een verordening overbewoning en huisvesting. Een pandbrigade moet zo'n verordening natuurlijk strikt handhaven. Ik benadruk nogmaals dat we moeten voorkomen dat arbeidsmigranten gescheiden van Nederlanders, dan wel "medelanders", komen te wonen in vaak slechte huizen.

De SP-fractie zal er bij de regering op aandringen om de conclusies en de aanbevelingen van de commissie integraal over te nemen. Gezien de feiten die zijn vastgesteld, rekenen wij ook op het gezonde verstand van de Kamer. Wij rekenen erop dat zij de opening per 1 januari 2012 van de grenzen met Roemenië en Bulgarije zal tegenhouden. Wij rekenen er ook op dat de Kamer de minister de opdracht geeft om in Europa de tewerkstellingsvergunningen weer in te voeren in geval van een te grote toestroom van arbeidsmigranten, zoals nu weer het geval is.

Ik concludeer dat de commissie heel goed werk heeft geleverd. Wat betreft de tewerkstellingsvergunningen heeft zij misschien tekortgeschoten. Volgens de SP-fractie zijn aanscherpingen nodig omtrent de malafide uitzendpraktijken, het leren van de taal en het bieden van goede huisvesting. Ik kijk nu al uit naar de antwoorden op mijn vragen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik val in voor mijn collega de heer Klaver. Hij heeft deze avond andere verplichtingen. Ik doe dat met veel plezier, omdat ik voor mijn fractie ook woordvoerder asiel en immigratie ben. Er zijn enorm grote raakvlakken tussen dat beleidsterrein en het werk van de tijdelijke commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie, een commissie die onder leiding staat van de heer Koopmans.

De Nederlandse migratiepolitiek is ingehaald door de tijd. Jarenlang hebben wij politici over elkaar heen zien buitelen bij het hoger opwerpen van dijken, maar nu komt er zicht op een nieuw perspectief op het vlak van de migratiepolitiek. Een meerderheid van de Kamer is er nog steeds voor om jonge, talentvolle Nederlanders uit te zetten, terwijl wij ze over een paar jaar zullen moeten smeken om terug te komen om voor ons te werken. Toch groeit het besef dat migratiepolitiek voor onze welvaart en economie van levensbelang is. Ik heb met veel interesse het inmiddels beruchte nummer van Christen Democratische Verkenningen gelezen. Daaruit blijkt dat het CDA – een partij die in Nederland verantwoordelijkheid wil nemen – steeds meer op zoek gaat naar een manier om het perspectief in het immigratiedebat te veranderen. Ik hoop dat wij tijdens dit debat voorbij de bekrompen debatjes komen over het beperken van mogelijkheden voor Marokkaanse en Turkse jongens die een bruid uit het land van herkomst willen halen, om haar vervolgens te verbergen ergens in een kamertje drie hoog achter. Ik hoop dat wij het ook kunnen hebben over de kansen die migratiepolitiek kan bieden voor de toekomst van Nederland. Alle politici moeten toegeven dat wij door de tekorten in sectoren als het onderwijs, de zorg en de tuinbouw worden gedwongen om talenten van arbeidsmigranten volop te benutten. Dat moeten zij toegeven, ongeacht de vraag of zij links of rechts zijn.

Ik geef een aantal cijfers in dit verband. In 2030 is het tekort in de zorg tussen 540.000 en 750.000. Daar wegen de 12.000 "handen aan het bed" van het kabinet – als die er al ooit komen – totaal niet tegenop. In 2020 vertrekt ongeveer een op de drie van de in totaal 275.000 mensen bij de overheid en in het onderwijs door pensionering. Als alle werknemers worden meegeteld die om andere redenen vertrekken, stroomt tot 2020 ongeveer 70% van dit personeelsbestand uit. Verder is er een nijpend tekort aan vakmensen zichtbaar. Het Hoofdbedrijfschap Ambachten geeft aan dat er tot 2020 een kwart miljoen ambachtslieden nodig zijn, van fietsenmaker tot bakker en bouwvakker. Deze mensen zijn er echter niet.

Daarom begin ik het met uitspreken van mijn grote dank en waardering voor het werk van de commissie-Koopmans. Volgens mij levert dit een belangrijke aanzet tot de discussie over de wijze waarop wij de tekorten die ontstaan omdat ouderen uitstromen en terecht gaan genieten van hun oude dag, op een slimme manier kunnen opvullen.

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Dibi zegt dat wij de talenten van migranten moeten benutten. Wat zou hij ervan denken als wij ook de talenten van onze werkzoekenden wat meer zouden benutten? Hoe kijkt de fractie van GroenLinks daartegenaan?

De heer Dibi (GroenLinks):

Dit is een heel goede en terechte vraag. Bij arbeidsmigratie steekt de discussie over het verdringingseffect steeds weer de kop op. Men zegt: de mensen die uit andere landen komen, jatten de baantjes van onze eigen Nederlanders. Ik citeer nu niet de heer Van Hijum. Bij de vacatures en de openstaande baantjes gaat echter vaak om heel andere banen dan de banen waarvoor de Oost-Europeanen hierheen komen. Zij zoeken toch vaak tijdelijk werk. Het beeld dat je de vacatures die nu opgevuld worden door Oost-Europeanen, een-op-een kunt matchen met Nederlanders, klopt gewoon niet.

De heer Van Hijum (CDA):

Mag ik de heer Dibi een voorbeeld geven dat een boomkweker mij voorgelegde? Het gaat om heel fatsoenlijk werk. Hij schrijft dat hij samen met een re-integratiebedrijf een werkzoekende een stage aanbood. Hij bood hem daarbij een contract voor een jaar aan. De vrouw van de werkzoekende belde toen meteen op met de vraag wat haar man zou gaan verdienen. De boomkweker antwoordde: het minimumloon. De vrouw bedankte toen voor het contract omdat zij en haar man in de bijstand meer zouden overhouden dan bij werken met het minimumloon. De boomkweker heeft dit nagevraagd en het bleek te kloppen.

Is dit wellicht ook een oorzaak waarom het misschien niet lukt?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ja, dat is ook een oorzaak. De heer Van Hijum kent mij hopelijk als iemand die in de Kamer niet over individuele boomkwekers praat. Wij moeten proberen de hoofdlijnen te volgen. Ik kan ook wel dit soort voorbeelden geven. Om de zoveel tijd spreek ik met mensen die klagen over het feit dat zij aan het werk willen, maar dat zij tegengewerkt worden door werkgevers die concurreren op allerlei voorwaarden. Dus ja, ook dat is een probleem.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik waardeer de neiging van de heer Dibi om zich niet op individuele gevallen te richten. Laten wij dan over de systematiek praten. Is "het werken moet lonen" niet ook een onderdeel van de problematiek? Waarom hoor ik daar zo weinig over van de fractie van GroenLinks?

De heer Dibi (GroenLinks):

Werken moet lonen. Dat ben ik geheel met de heer Van Hijum eens. Het moet aantrekkelijker zijn om te werken dan om in een uitkering te zitten. De heer Bolkestein zei al: "beter de warmte van een baan dan de kilte van een uitkering". Wij geloven dit ook. Volgens mij is er dus geen verschil van mening op dat punt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Is de heer Dibi het met mij eens dat het voor "de handjes aan het bed", waarover vaak wordt gesproken, en voor het onderwijs belangrijk is dat er Nederlands wordt gesproken?

De heer Dibi (GroenLinks):

Zeker als het gaat om onderwijs, al geldt dit niet voor alle lagen van het onderwijs. Het geldt ook voor de zorg, maar ook daar niet overal. GroenLinks is dan ook een groot voorstander van een goed gefaciliteerde inburgering, zodat mensen die naar Nederland komen de Nederlandse taal spreken. Dit voorkomt ongelukken op de werkvloer. De commissie constateert dit wel, maar komt met te weinig aanbevelingen in dit kader. Zij doet er te weinig mee. Het begint echter met de Nederlandse taal.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik voeg er nog een vraag aan toe. Is de heer Dibi het dan met mij eens dat je goed moet bekijken welke migratie je binnenkrijgt en dat je het terugdringen van kansarme migratie voorop moet stellen? Je ziet namelijk dat grote groepen kansarme migranten die binnengekomen zijn, nog steeds behoren tot de 500.000 mensen in de kaartenbakken, die niet aan het werk zijn.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het containerbegrip "kansarme immigranten" komt voort uit een type groepsdenken waarbij ik mij niet thuis voel, omdat veel ouders van mijn generatie, onder wie mijn ouders, ook onder dat containerbegrip kunnen vallen. Als je bekijkt wat ze uiteindelijk hebben bereikt en hoe ver hun kinderen het hebben geschopt, dan is dat heel kansrijk en verdient dat grote waardering en ook een dankwoord. Daarmee zie je ook waartoe Nederland in staat is als je in de goede punten, onderwijs en werk, investeert. Maar het klopt dat je selectief immigratiebeleid mag voeren. Ik hoor mevrouw Van Nieuwenhuizen vaak praten over "slimmigratie", niet iedereen zomaar verwelkomen maar daar een aantal strenge voorwaarden aan verbinden. Dat ben ik helemaal met mevrouw Van Nieuwenhuizen eens, maar het is te weinig concreet welke typen selectieve migratie mevrouw Van Nieuwenhuizen voorstaat.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik ben blij dat de heer Dibi het belang van taal onderstreept. Volgens mij gaat het nog veel verder en moet je zelfs in de schoonmaakbranche al Nederlands op een basisniveau kunnen spreken. Je moet dan namelijk etiketten kunnen lezen en briefjes kunnen invullen wanneer je iets hebt schoongemaakt enzovoorts. Wil de heer Dibi zo ver gaan om dit ook naar de Oost-Europeanen uit te breiden? Wil hij bijvoorbeeld met mijn wetsvoorstel over geen Nederlands, geen bijstand, een aanvang maken om ervoor te zorgen dat wij ook de Oost-Europeanen kunnen verplichten tot het leren van Nederlands?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik wacht dat wetsvoorstel af, en vooral de grondslag daarvan, voordat ik daarover een inhoudelijk oordeel vel. Maar het klopt dat taal heel belangrijk is. Deze vraag is wel een beetje de omgekeerde wereld. Het kabinet, gesteund door de VVD van mevrouw Van Nieuwenhuizen, bezuinigt namelijk de inburgering weg. Daar maken partijen als GroenLinks groot bezwaar tegen, omdat daardoor de wil van mensen met een karig loontje om de Nederlandse taal te leren, heel klein is.

De voorzitter:

De heer Dibi vervolgt zijn betoog.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik wil de commissie-Koopmans, die er mede door de heer Ulenbelt is gekomen, nog een ander compliment geven. Ik las vandaag dat een PVV-Kamerlid een bepaalde commissie heeft verlaten. Dat PVV-Kamerlid zei: "Ik kan niet meewerken aan een slap verhaal, met meel in de mond praten en enkel door de staf voorgekookte teksten voorlezen is niets voor mij." Ik dacht: dat moet over de commissie arbeidsmigratie gaan, maar het bleek Dion Graus van de commissie-De Wit te zijn, een commissie die door een SP'er wordt geleid. Ik was dus verrast. Volgens mij moet ik complimenten geven omdat het de voorzitter van deze commissie is gelukt om de heer Van den Besselaar binnen boord te houden. Er staan namelijk een paar interessante dingen in het rapport van deze commissie, die heel veraf staan van het gedachtegoed van de PVV. Daarover ga ik de heer Fritsma nog bevragen, maar dit bewijst wel – en dit is mijn laatste compliment – dat veel van de franje verdwijnt als politici gedwongen worden om naar de feiten te kijken. Je komt dan op heel veel gebieden tot consensus.

Ik kom op een aantal algemene conclusies van de commissie. Ik vind dat de samenstelling van de commissie hier en daar mogelijk tot een beetje zurigheid over arbeidsmigratie heeft geleid. Ik snap dat wel, want je moet iedereen wat geven. Ik heb zelf in een parlementaire onderzoekscommissie gezeten. Ik vraag me echter af of het overal wel even feitelijk is. Ik begin met de hoofdboodschap van het onderzoek, want die lijkt te luiden dat er veel meer migranten uit Midden- en Oost-Europese landen zijn gekomen dan verwacht. Dat klopt als je naar de schattingen van 2004 kijkt, want die waren te laag. Er wordt echter niet door de commissie vermeld dat die schattingen in de loop der jaren wel degelijk naar boven zijn bijgesteld. In de bijlage bij de brief aan de Kamer van 28 november 2008, getiteld "kabinetsstandpunt inzake vrij werknemersverkeer met Bulgarije en Roemenië", zie je namelijk dat de schattingen behoorlijk accuraat zijn. Ik raad de collega's aan om die brief nog even door te nemen. De politiek had dus eerder daadkrachtig kunnen optreden, als je kijkt naar de donkere kanten van arbeidsmigratie. Graag een reactie daarop in de eerste termijn van de commissie.

Ik kom op een andere opmerkelijke soort conclusie. In het rapport wordt gesteld dat het uiterst onzeker is dat we in de toekomst arbeidsmigranten nodig hebben. De vergrijzing staat toch als een paal boven water? Door nu in een paniekreactie te vervallen, riskeert Nederland over een aantal jaren de concurrentiestrijd om goede arbeidsmigranten met andere EU-landen te verliezen. Ik hoop dat ik deze conclusie verkeerd heb gelezen of begrepen, maar kan de commissie daarop reageren?

Ik kom op een punt dat al door een aantal woordvoerders is gemaakt: de integratie. Ik hoor weleens mensen zeggen: Polen zijn de nieuwe Marokkanen en Turken. Ik denk dat zelf ook weleens. Je ziet daarbij precies dezelfde patronen terug als bij de komst van de eerste generatie gastarbeiders, met name uit Marokko en Turkije maar ook uit Zuid-Europese landen. De fractie van GroenLinks neemt aan dat het kabinet en de commissie geen ezels willen zijn die zich tweemaal aan dezelfde steen stoten. Dit is natuurlijk het punt van de inburgering. GroenLinks vindt dat arbeidsmigranten een aanbod moeten krijgen en is er niet vies van om dit gedeeltelijk te bekostigen om te voorkomen dat de kinderen van de huidige arbeidsmigranten met dezelfde problemen opgroeien: taalachterstanden, in een wijk terechtkomen met een concentratie van achterstand, werkloze ouders et cetera. Dat kan voorkomen worden door te investeren in goed onderwijs en in opleiding. Ik zie op dat punt nog te weinig terug. Mevrouw Van Nieuwenhuizen zei zonet al dat het voor een scala aan verschillende baantjes heel erg belangrijk is om de Nederlandse taal te spreken. In het rapport wordt ook zijdelings aangegeven dat het slecht spreken van de Nederlandse taal voor bedrijfsongelukken zorgt. Daar wordt verder niets mee gedaan. Dat is jammer. Als mensen hier komen werken, is het namelijk essentieel dat ze met collega's kunnen communiceren omdat er anders ongelukkige situaties kunnen ontstaan.

Over de tewerkstellingsvergunningen is al het nodige gezegd. Zeker voor de Eurofractie van GroenLinks is het van belang dat ik vandaag duidelijk maak dat wij het niet eens zijn met het standpunt van het kabinet en van de commissie. Op 1 januari 2012 lopen de tewerkstellingsvergunningen van de Roemenen en de Bulgaren af. In het regeerakkoord wordt al gemeld dat ze verlengd moeten worden tot 2014. Ik stel de volgende vraag aan de commissie. Een land kan toch alleen maar aanspraak maken op verlenging als er sprake is van een ernstige verstoring van de arbeidsmarkt? Spanje kon daar aanspraak op maken, omdat daar sprake is van 20% werkloosheid. Nederland kent een van de laagste werkloosheidscijfers in de Europese Unie. Dat is iets om trots op te zijn. Wij pronken daar heel erg vaak mee. Het lijkt mij dat wij dan geen goede grond hebben om te zeggen: je zou dat nog verder moeten kunnen uitstellen. Dan zou je toch moeten zeggen: vrij verkeer van in dit geval werknemers?

Mevrouw Karabulut (SP):

De heer Dibi weet denk ik ook wel dat er meer dan een miljoen mensen zijn die heel graag een baan willen hebben, die een baan zoeken maar niet krijgen. Er zijn hier wel degelijk heel veel mensen die nog aan de slag willen. Maar ik heb een andere vraag. Waarom bent u tegen de tewerkstellingsvergunningen?

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, probeert u via de voorzitter te spreken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat vraag ik via u aan de heer Dibi, voorzitter.

De heer Dibi (GroenLinks):

GroenLinks kijkt anders aan tegen de Europese Unie dan de SP. We kunnen elkaar op veel punten vinden, maar op dit punt niet. GroenLinks is een principieel voorstander van vrij verkeer van goederen, diensten en werknemers. Dat betekent dat je dan ook accepteert dat mensen uit Oost-Europese landen hierheen komen en de concurrentie aangaan met Nederlanders. Daar hebben wij ook baat bij, zoals in het rapport staat. Wij moeten er heel erg voor waken dat mensen in Nederland die lang wachten op een baan, die daar ook voor knokken, worden ingehaald door werkgevers die concurreren op arbeidsvoorwaarden en op lonen. Daar zijn andere maatregelen, middelen en instrumenten voor beschikbaar dan de tewerkstellingsvergunning.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik zou het heel prettig vinden als de heer Dibi antwoord geeft op mijn vraag. Waarom is hij tegen handhaving van de tewerkstellingsvergunningen de komende twee jaar?

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat is een principieel standpunt. De landen zijn toegetreden tot de EU. Als je dan geen heel zware grond hebt om bezwaar te maken tegen vrij verkeer van werknemers, sta je toe dat die mensen op onze arbeidsmarkt hun ding doen, net zo goed als wij op arbeidsmarkten van andere Europese landen ons ding doen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Op dit punt verschillen wij van mening, maar ik wil toch proberen de heer Dibi mee te nemen naar de realiteit van de arbeidsmigrant en de Nederlandse werknemer. De heer Dibi kan niet pleiten voor vrijheid van kapitaal die ten koste gaat van de vrijheid van werknemers. Met een tewerkstellingsvergunning toets je of er hier geen werknemers zijn die het werk zouden kunnen doen, en kunnen wij uitbuiting en oneerlijke concurrentie voorkomen doordat wij er zicht op houden. Daar kan de heer Dibi toch niet tegen zijn?

De heer Dibi (GroenLinks):

Die donkere kanten kun je ook op een andere manier bestrijden. Ik vind Nederlandse werknemers geen zielige mensen. Ik vind dat die best uitgedaagd mogen worden door andere arbeidskrachten om een baan te zoeken en te vechten voor een baan. Ik vind het een ander ding als Nederlanders weggedrukt worden doordat werkgevers arbeidsmigranten misbruiken die een zwakkere positie hebben in Nederland. Dat kun je echter bestrijden op een andere manier dan via de tewerkstellingsvergunning. Daar ben ik heilig van overtuigd.

De heer Van Dam (PvdA):

Eerst dacht ik even dat de heer Dibi een soort verplichte boodschap moest meenemen van zijn eurofractie maar hij zegt dit met zoveel overtuiging dat ik het gevoel krijg dat hij er in elk geval zelf ook achter staat. Heeft de heer Dibi ook kennisgenomen van de voorspellingen van hoeveel extra arbeidsmigranten het zal opleveren op het moment dat we nu al, per 1 januari, vrij verkeer van werknemers met Roemenië en Bulgarije zouden toestaan? Dat zou volgens de voorspellingen – we weten allemaal hoezeer we die de vorige keer hebben onderschat – kunnen oplopen tot ongeveer 20.000 arbeidsmigranten extra per jaar. Dat is dus een toename van ongeveer 30%. Denkt de heer Dibi dat we dat maatschappelijk aankunnen?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik denk dat er maatschappelijk als het gaat om de meer sociale kanten van arbeidsmigratie wel veel kritiek te leveren is op het kabinet, ook op een gebrek aan aanbevelingen van de commissie. Ook meen ik dat er op dat punt lessen te trekken zijn uit de komst van de eerste generatie gastarbeiders. Oud-minister Van der Laan noemde dat de spankracht van de samenleving. Om de zoveel tijd is er weer een ander woord voor. Maar, inderdaad, ik denk dat die kanten zorgwekkend zijn, dat je in wijken een concentratie van achterstand, werkloosheid, verslaving en uitkeringsafhankelijkheid kan krijgen. Daar moet je heel hard bovenop zitten. Bij alle vormen van liberalisering van beleid, of het nu prostitutiebeleid, arbeidsmarktbeleid of softdrugsbeleid is, is het grote probleem handhaving. Er is altijd een tekort aan handhaving. Die maatschappelijke donkere kanten kun je dus voorkomen door de arbeidsinspectie, politie en justitie zoveel mogelijk instrumenten hiervoor in handen te geven.

De heer Van Dam (PvdA):

Zou het dan niet goed zijn als de heer Dibi even terugbelt naar Brussel naar zijn eurofractie en zegt: mooi principe, maar we kunnen de huidige situatie al niet aan, laat staan als het aantal nog eens met een derde zou toenemen?

De heer Dibi (GroenLinks):

Nee, die mening deel ik totaal niet, dat wij het allemaal niet aankunnen en dat we overspoeld worden door wat een PvdA-wethouder ooit noemde een tsunami van Polen. Die opvatting deel ik absoluut niet. Ik zie wel dat het veel van ons vraagt, dat het veel vraagt van gemeenten en veel vraagt van bewoners in wijken zoals de Schilderswijk, maar ik vind niet dat het onoverkomelijk is. Ik kijk heel nuchter naar immigratie. Er zitten altijd donkere kanten aan immigratie. Je moet naar je beste kunnen daarmee omgaan. Die zou je, ongeacht welke maatregel je ook treft, niet voor de volle honderd procent kunnen wegnemen.

De heer Van Dam (PvdA):

In grote delen van Den Haag, Rotterdam-Zuid, Eindhoven, het oosten van Noord-Brabant en Noord-Limburg worden huizen omgebouwd tot kamerpanden en worden huizen gesplitst, waarbij huisjesmelkers hun goddelijke gang gaan. De heer Dibi kan toch niet menen dat dit een teken is dat wij het allemaal wel aankunnen? Die wijken raken totaal ontwricht door de grote stroom migranten die daar gehuisvest worden? Allemaal op basis van malafide praktijken. En, natuurlijk, dat zouden we aan moeten pakken. Maar je kunt toch niet beweren dat we het aankunnen als je ziet wat daar gebeurt?

De heer Dibi (GroenLinks):

Nee, wij zijn gekozen om problemen aan te kunnen. Ik deel de schok van de commissie als ze kijkt naar alle donkere kanten, maar die los je niet op via de tewerkstellingsvergunning. De vraag die de heer Van Dam aan mij stelde ging over de tewerkstellingsvergunning en niet over de huisjesmelkers en malafide uitzendbureaus. Die moet je inderdaad keihard aanpakken. Je moet ook bereid zijn om middelen daarvoor vrij te maken. Ik ben er echt heilig van overtuigd – daarom ga ik niet terugbellen naar Brussel – dat je dit niet koste wat het koste oplost met het vasthouden aan de tewerkstellingsvergunning. Want – dat is dan misschien ook weer een verschil tussen GroenLinks en de PvdA – wij kiezen op een gegeven moment wel gewoon. Je kunt niet steeds van twee walletjes blijven eten in het Europadebat.

De heer Van Hijum (CDA):

Op zichzelf kan ik de nuchtere kijk van de heer Dibi op de arbeidsmigratie wel waarderen, maar zou je daarmee ook verstandig gebruik kunnen maken van de ruimte die je hebt op grond van toetredingsverdragen om overgangsbeleid met werkvergunningen te blijven voeren? Ik merk daar wat weinig van. Kan hij daar iets over zeggen?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik zou het een goede zaak vinden als Nederland in staat is om met andere Europese landen meer aandacht te vragen voor de maatschappelijke gevolgen van arbeidsmigratie, zoals minister Leers nu ook moet doen in Europa op een terrein dat GroenLinks totaal niet steunt. Dat kan op zichzelf al als er ernstige verstoringen zijn van de openbare orde of van de arbeidsmarkt, maar die zijn er niet. Dat beeld dat wijken worden overgenomen en dat wij overspoeld worden door tienduizenden Oost-Europeanen, dat zie ik gewoon niet, op basis van de feiten. Ik wil oppassen om een soort spookbeeld te creëren omdat we bang zijn dat de geschiedenis zich herhaalt. Ik zie wel een paar grote problemen die de commissie ook noemt. Ik denk dat je die kunt oplossen met een scala aan instrumenten, onder andere door die meldplicht die de CDA-fractie vandaag heeft voorgesteld. Bij Europa kan ook iets op de agenda komen door Nederland.

De heer Van Hijum (CDA):

Toch even over die nuchtere kijk op het gebruikmaken van de mogelijkheid om de vergunningplicht nog een tijdje in stand te houden. De heer Dibi zal vandaag ook de waarschuwing van de Nederlandsche Bank hebben gelezen dat de Nederlandse economie in de tweede helft van 2011 tot stilstand komt en dat de werkloosheid oploopt, als we niet uitkijken. De vraag is wel of dit een verstandig moment is om een extra instroom van 20.000, waarover de heer Van Dam ook sprak, te incasseren. Kan de heer Dibi reageren op de vraag of wij er verstandig aan doen, in een situatie waarin de economie stagneert en de werkloosheid oploopt, om op dit moment die ruimte te geven?

De heer Dibi (GroenLinks):

Het is heel erg zorgwekkend dat de economie stagneert. Dat kan voorkomen of verzacht worden door structurele hervormingen die dit kabinet uit de weg gaat, omdat het afspraken heeft gemaakt met de gedoogpartner, die elke modernisering van de arbeidsmarkt, van de zorg en op wat voor terrein ook, tegenhoudt. Als de heer Van Hijum zich zorgen maakt over een recessie of over stagnatie van de economie, is het wel een kritiekpunt dat hij dat niet kan afschuiven op Oost-Europeanen die naar Nederland komen, want die hebben wij juist keihard nodig om de recessie te verzachten. Deze moet je voorkomen door structurele hervormingen.

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Dibi mag er van mij van alles bijhalen, maar ik wil wel graag dat hij antwoord geeft op mijn vraag of het verstandig is om op dit moment die ruimte te geven. Die vraag ontwijkt hij.

De heer Dibi (GroenLinks):

Nee, ik sta open in dit debat. Samen met u leg ik die vraag voor aan de commissie. Ik heb daar niet meteen een kant-en-klaar antwoord op, om eerlijk te zijn. Ik denk dat er geen causaal verband is tussen de instroom van Oost-Europeanen, ook niet als deze de komende jaren nog enigszins groeit, en economische stagnatie. Ik denk dat dit heel klein is.

De heer Van Hijum (CDA):

Nu maakt u er iets raars van. Ik heb niet een causaal verband verondersteld, alsof de Roemenen de bron van de economische recessie zouden zijn, zoals de heer Dibi suggereert. Geen sprake van. Ik stel alleen de vraag of wij er verstandig aan doen om in een situatie van stagnatie en oplopende werkloosheid, terwijl de arbeidsmarkt toch al ruim is, met vele arbeidsmigranten en de vele problemen die wij al hebben, deze nog veel groter te maken met die extra instroom van 20.000 mensen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Als het er al 20.000 worden. De ontwikkeling in het verleden, bij de toetreding van andere landen, heeft anders uitgewezen. Oké, ik zal een telefoontje plegen naar Brussel om het standpunt te wijzigen als keihard onderbouwd wordt dat het inderdaad dit soort getallen zijn, als wij die toestroom toestaan, en dat die slecht zijn voor de economische groei. Dan wil ik natuurlijk meegaan met de CDA-fractie en kritischer zijn over het loslaten van de tewerkstellingsvergunningen.

Dan kom ik bij de Arbeidsinspectie.

De voorzitter:

U hebt de tijd die u hebt opgegeven, zo'n beetje gebruikt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Excuus, voorzitter, ik heb nog iets meer tijd nodig.

De voorzitter:

Dat is goed, maar niet heel veel.

De heer Dibi (GroenLinks):

Hooguit drie à vier minuten.

De voorzitter:

We hebben allemaal een probleem met getallen, geloof ik.

De heer Dibi (GroenLinks):

De commissie dicht de Arbeidsinspectie een belangrijke rol toe, en dat is terecht. Tegelijkertijd bezuinigt het kabinet hard op de Arbeidsinspectie. Ik kan dat niet zo goed rijmen. Ik had gehoopt dat de commissie dan ook met een stevige aanbeveling komt richting het kabinet. Waarom niet? Komt die misschien morgen nog? Ik hoop het.

Ik eindig met huisvesting en de concentratie van achterstand. GroenLinks is geen voorstander van verplichte spreiding, zodat persoon A naar wijk B moet en persoon C naar wijk D, et cetera, et cetera. Mensen moeten enigszins vrij zijn in de keuze waar zij willen wonen. Bij de komst van de eerste generatie gastarbeiders hebben wij gezien dat een concentratie van achterstand in één wijk voor enorme problemen kan zorgen. Je zult dus iets moeten doen met spreiding. Misschien kan het door vrijwillige afspraken met corporaties. Hoe ziet de commissie dit? Kan het met een aanbeveling komen – een met meer body – om de concentratie van achterstand tegen te gaan?

Tot slot het volgende. Sinds kort is mijn vriendenkring in Amsterdam uitgebreid met best wel wat Oost-Europeanen, die hard werken in de horeca, snel ontslagen worden als zij klagen over het salaris of de lange werktijden, vervolgens weer ergens anders aan de bak komen en zo van werk naar werk gaan, soms werkloos worden, aan de alcohol en de drugs gaan en in de problemen terechtkomen. Ik mis gesprekken met Poolse jongeren die hier misschien willen blijven of zich permanent willen vestigen. Op welke manier kan de commissie aanbevelen of het kabinet stimuleren om met deze jongeren in gesprek te gaan over de uitdagingen die zij tegenkomen bij wonen en werken in Nederland? Er is weinig organisatie bij deze jongeren. Ik ben ook niet voor allerlei nieuwe zelforganisaties van nieuwe minderheidsgroepen. Daarvan willen wij juist af. Een grotere stem voor Oost-Europese jongeren zou ik echter enorm toejuichen.

Nogmaals dank aan de commissie voor het goede werk.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Dank u wel. Ook ik dank graag de voltallige commissie voor het letterlijk en figuurlijke stevige rapport dat wij nu bespreken. Namens de PVV-fractie breng ik mijn complimenten over voor het nuttige werk dat hierin is gestoken.

De PVV-fractie kan zich vinden in belangrijke conclusies van het rapport, bijvoorbeeld in de vaststelling dat het aantal Midden- en Oost-Europeanen dat naar Nederland is gekomen na de openstelling van de arbeidsmarkt ernstig is onderschat en dat de toestroom ook niet in goede banen is geleid. Het is misschien een beetje kinderachtig om te zeggen: I told you so! Feit is wel dat de PVV altijd heeft gewaarschuwd voor precies die problemen die nu zijn ontstaan. Als een van de weinige partijen waren wij vanaf het begin tegen de openstelling van de arbeidsmarkt voor Polen en andere MOE-landers. Je hoefde ook geen Einstein te zijn om te weten dat wij te kampen zouden krijgen met een nieuwe vorm van oncontroleerbare immigratie en de daaruit voortvloeiende problemen zoals die bij huisvesting, overlast en verdringing op de arbeidsmarkt. Alles wees daar al op, bijvoorbeeld door de situatie in Ierland en Groot-Brittannië, waar de arbeidsmarkt al eerder opengesteld was. Daar was ook sprake van grote aantallen. Ook het aantal schijnzelfstandigen wees erop. Dat was ook al heel groot. Ik vraag dus aan de commissie waarom de regering in 2007 een beperkte instroom verwachtte. Hoe kan het dat destijds met veel te lage instroominschattingen werd gewerkt?

Iedereen weet nu natuurlijk dat het helemaal niet meeviel met de instroom. Niemand weet precies om hoeveel mensen het gaat. Het onderliggend rapport biedt helaas geen uitsluitsel. Cijfers lopen uiteen van 200.000 tot maar liefst 350.000 mensen. Hoe kan het dat wij met zo'n enorme marge moeten werken? Op grond van alle registratievormen moet toch een iets duidelijker beeld te krijgen zijn?

Het onderliggend rapport geeft in de ogen van de PVV-fractie een vrij realistisch beeld van alle problemen, maar spreekt zich ten aanzien van een paar belangrijke punten niet duidelijk of niet volledig uit.

Om te beginnen hebben wij het dan over de op handen zijnde komst van de Roemenen en Bulgaren. Wij hebben er zojuist al over gesproken. Ook voor hen moet de arbeidsmarkt op termijn worden opengesteld. De PVV-fractie vindt dat, zoals bekend, niet goed en wij hebben in het gedoogakkoord afgesproken dat wij de openstelling van de arbeidsmarkt voor Roemenen en Bulgaren zo lang mogelijk moeten uitstellen. Dat is mogelijk tot in ieder geval 2014. Is het de commissie het hiermee eens, gelet op de ervaringen die wij nu hebben met met name de Polen?

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb in het rapport gezocht of er een voetnoot in staat waarin wordt gemeld dat het lid van de PVV-fractie anders aankijkt tegen de bevindingen, maar ik heb niets gevonden. In het rapport staat bijvoorbeeld: "De uitbreiding uit 2004 heeft volgens de Europese Commissie vijf voordelen opgeleverd voor de EU als geheel: de democratie is verder verankerd, de veiligheid en stabiliteit op het continent zijn vergroot, het politieke gewicht van de EU is op wereldschaal toegenomen, de levensstandaard is gestegen (…)." "Ook Nederland heeft van de toetreding geprofiteerd. De handel met deze landen en directe investeringen in deze landen is gestegen. Nederland behoort tot de top van investeerders in deze landen." Dat is een prachtig verhaal over de winst van de toetreding van allerlei nieuwe EU-lidstaten. Dit lijkt mij haaks te staan op de opvattingen van de PVV over de EU. Klopt dat of zie ik dat verkeerd?

De heer Fritsma (PVV):

Wij spreken nu over de openstelling van de arbeidsmarkt. Dat is wel een gevolg van de toetreding van EU-landen. Natuurlijk, als je ervoor kiest om Polen, Roemenië of Bulgarije toe te laten tot de EU, dan weet je ook dat je op termijn aan het openstellen van de arbeidsmarkt moet werken. Maar als de vraag van de heer Dibi is: vindt u het dan goed dat zo veel landen zijn toegetreden tot de EU, is mijn antwoord nee. Voor ons hadden Roemenië en Bulgarije bijvoorbeeld niet tot de EU hoeven toe te treden, want dan zou je nu ook niet met de vraag zitten wanneer wij de arbeidsmarkt moeten openstellen voor Roemenen en Bulgaren. Die vraag was dan nog niet eens aan de orde geweest.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat staat niet in het rapport. Als dit zo'n belangrijk punt is voor de PVV, had ik verwacht dat dit in het rapport zou staan. In het rapport staat dat de uitbreiding geweldig is geweest voor de welvaart van Nederland en van de nieuw toegetreden lidstaten en dat die uitbreiding heeft geleid tot minder werkloosheid en tot democratische verankering. Ik wil niet lastig doen, want ik ben allang blij dat alle neuzen een kant opkijken.

De heer Fritsma (PVV):

Ik snap het punt niet helemaal, want ik stel toch niet voor niets vragen aan de commissie. Ik heb juist vragen aan de commissie, anders had ik hier niet gestaan.

De heer Dibi (GroenLinks):

Wij hebben allemaal vragen aan de commissie. Alleen is de ene vraag wat fundamenteler dan de andere. De PVV is een partij die een bloedhekel heeft aan Europa en niets moet hebben van nieuwe EU-lidstaten. In het rapport staat dat die nieuwe EU-lidstaten geweldig zijn geweest voor Europa en voor Nederland. Dat lijkt mij toch meer dan een nuanceverschil, of er iets is om vragen over te stellen.

De heer Fritsma (PVV):

Als wij het over fundamentele vragen hebben, stel ik juist de vraag of de commissie het ermee eens is dat wij de arbeidsmarkt zeker niet eerder dan 2014 moeten openstellen voor Roemenen en Bulgaren. Dat is mijn fundamentele vraag.

De heer Dibi (GroenLinks):

Maar dat staat toch in het regeerakkoord?

De heer Fritsma (PVV):

Ja, dat staat in het regeerakkoord.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dan is het leuke verplichte nummertje om nog even het PVV-standpunt te verkondigen, maar daarover bestaat geen verschil van mening. Daarvoor is een Kamermeerderheid. Daarvoor hoeft de heer Fritsma niet bang te zijn, maar ik had verwacht dat hij hier fundamentele vragen zou stellen die iets betekenen.

De heer Fritsma (PVV):

Ik ben net begonnen met het stellen van mijn vragen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Toen ik erop aandrong was een van de vragen: is de commissie van mening dat de tewerkstellingsvergunningen eerder … Dat staat in het regeerakkoord. Er is een jubelstemming op bepaalde terreinen over de betekenis van de uitbreidingen van de EU voor Nederland. Een Kamerlid van de PVV heeft daar ook zijn handtekening onder gezet. Steunt de heer Fritsma die aanbevelingen?

De heer Fritsma (PVV):

Ik snap waar de heer Dibi naartoe wil, maar ik volg die route niet. Je kunt als fractie natuurlijk kritische vragen stellen aan een commissie. Dat is bijvoorbeeld ook gebeurd bij de commissie-Dijsselbloem. De PVV-fractie had toen ook echt punten van kritiek. Het is goed om die naar voren te brengen, anders hadden wij dit debat kunnen overslaan. Ik heb dus wel degelijk kritische vragen voor deze commissie en ben ermee bezig om deze te stellen; zo simpel is het.

Nu we het toch over Roemenen en Bulgaren hebben: hoe kan het dat er tussen 40.000 en 80.000 mensen uit die groepen in Nederland zijn, terwijl er maar 3600 tewerkstellingsvergunningen zijn afgegeven? Heeft de commissie daar misschien zicht op? Met andere woorden, wat doen die tienduizenden Roemenen en Bulgaren hier die geen tewerkstellingsvergunning hebben? Werken zij zwart, zijn ze hier dakloos of zitten ze misschien in de criminaliteit? Hoe moeten we dat zien? Graag helderheid. Overigens kun je je afvragen wat heel veel MOE-landers hier doen die geen tewerkstellingsvergunning nodig hebben. Je kunt denken aan de daklozenopvang, die vol zit met mensen uit Polen. De PVV-fractie ziet in deze problemen het bewijs dat de handhaving van het vreemdelingenbeleid faalt. Is de commissie het daarmee eens? Het is toch een feit dat ook EU-onderdanen aan een inkomenseis moeten voldoen? Je kunt de Vreemdelingencirculaire erop nalezen. Je kunt twee groepen vreemdelingen, EU'ers, een rechtmatig verblijf geven: groep 1 is de categorie met een dikke bankrekening, mensen die gewoon veel geld hebben; groep 2 is de categorie die geen dikke bankrekening heeft en hier dus aan het werk gaat. De Vreemdelingencirculaire stelt dat deze mensen reële, daadwerkelijke arbeid moeten verrichten. Dat komt erop neer dat zij in ieder geval meer dan 50% van de bijstandsnorm moeten verdienen. Ingevolge het geldende vreemdelingenbeleid kun je van mensen die niet aan die vereisten voldoen, het verblijfsrecht intrekken. Heeft de commissie misschien zicht op waarom dit niet gebeurt en hoe de handhaving kan worden verbeterd?

Het is ook vreemd dat er bijstandsuitkeringen aan EU'ers worden verstrekt, want voor hen geldt het inkomensvereiste, waardoor zij in ieder geval minstens 50% van de bijstandsnorm zelf moeten verdienen. Een volledige bijstandsuitkering is daarmee in tegenspraak. We weten dat de handhaving van deze inkomenseis moeizaam verloopt met betrekking tot andere vreemdelingen. Dat komt onder andere door de tegenstrijdigheid tussen de Wet werk en bijstand en de Vreemdelingenwet. De eerste wet stelt dat iedereen die hier rechtmatig verblijft, in aanmerking komt voor bijstand. De tweede wet stelt hier juist beperkingen aan. Dat levert een onwerkbaar systeem op, waarin de sociale diensten aan alle legaal in Nederland verblijvende vreemdelingen bijstand moeten geven, en dit moeten melden aan de IND. Die moet vervolgens bekijken of de gegeven bijstand gevolgen heeft voor het verblijfsrecht en wanneer dat het geval is, moet dat worden teruggekoppeld aan de sociale diensten, die op hun beurt de bijstand weer kunnen intrekken. Dit geeft aan dat het onwerkbaar is. Inmiddels weten we uit informatie van het kabinet dat in al deze stappen dingen misgaan. Is de commissie met de PVV van mening dat dit anders en duidelijker moet, bijvoorbeeld door de Wet werk en bijstand zo aan te passen dat al bij voorbaat bijstand kan worden geweigerd wanneer het helder is dat men aan de inkomensvereiste moet voldoen? Graag een reactie.

Het falen van de handhaving blijkt ook uit de bevinding van de commissie dat er meer dan 6000 malafide uitzendbureaus actief zijn, die meer dan 100.000 arbeidskrachten bemiddelen. Hoe heeft dit zo ver kunnen komen, waarom zijn deze bureautjes niet met wortel en tak uitgeroeid en wat moet er gebeuren om dat alsnog te doen? Naast het verbeteren van de handhaving van bestaande regels, is het in de ogen van de PVV nodig om de criteria aan te scherpen, waardoor criminele EU'ers sneller ongewenst verklaard en uitgezet kunnen worden. Ook dit is vastgelegd in het gedoogakkoord. Ik wil graag weten of de commissie het hiermee eens is. Dat geldt ook voor overlast en overtredingen, bijvoorbeeld in het verkeer. Een en ander brengt mij op de vraag waarom boetes niet kunnen worden geïnd. Dat las ik in het rapport en het verraste mij een beetje. Het kan toch niet zo zijn dat MOE-landers hier een vrijbrief hebben om verkeersregels aan hun laars te lappen? Waarom heeft de commissie geen aanbevelingen gedaan om dat probleem aan te pakken? Ik wil ook graag stilstaan bij de verdringing op de arbeidsmarkt. Bij de PVV-fractie zijn de afgelopen jaren heel veel berichten binnengekomen van Nederlandse werknemers die door de komst van met name de Polen hun baan hebben verloren. De commissie ziet deze verdringing ook, maar dan alleen op lokaal of sectoraal niveau. Een antwoord op hoeveel Nederlanders hun baan hebben verloren vanwege openstelling van de arbeidsmarkt hebben we echter niet. Kan de commissie dit punt alsnog verhelderen?

Tegenover de verdringing staan natuurlijk de banen die voor de komst van de Polen heel moeilijk invulbaar waren. Denk aan de tuinbouw. Ook die banen hadden natuurlijk niet naar Polen moeten gaan, maar naar Nederlandse bijstandsgerechtigden. Het is in de ogen van de PVV niet uit te leggen dat er heel veel gezonde bijstandsgerechtigden zijn, maar dat tuinbouwers voor de invulling van vacatures massaal op Polen zijn aangewezen. Zo hebben wij hier in Den Haag zo'n 20.000 bijstandsgerechtigden, terwijl het Westland, waar het wemelt van de vacatures in de tuinbouw, op een klein halfuur met bus is. Het is zelfs te fietsen. Hoe kan het dat die scheefgroei niet is opgelost? De commissie heeft wel naar dit punt gekeken. Is zij ook van mening dat de sociale diensten beter of strenger moeten opereren? Moeten vacatures misschien op een actievere manier worden aangeboden aan bijstandgerechtigden? Moeten mensen misschien eerder of meer worden gekort op hun uitkering wanneer werk geweigerd wordt? Wellicht kan de commissie ook dit punt verhelderen.

Een ander punt in het rapport dat de PVV-fractie een beetje onbevredigend vindt, is het effect van de openstelling van de arbeidsmarkt op salarissen. De PVV-fractie heeft veel signalen gekregen van mensen die zeggen dat zij minder verdienen doordat werkgevers nu eenmaal een veel ruimer arbeidsaanbod hebben. "Voor jou tien anderen" is nu vaak het credo. In het rapport staat dat de inkomensdaling heel beperkt is. Ik zet daar toch vraagtekens bij, omdat dit betrekking had op het jaar 2008. Wellicht is de situatie nu veranderd, bijvoorbeeld door de crisis. Hoe ziet de commissie dat?

Ten slotte wil ik stilstaan bij de principiële vraag of we arbeidsmigratie nodig hebben om economische problemen zoals vergrijzing op te lossen. Ik hoorde de heer Dibi net ook het woord "vergrijzing" noemen. Ook de commissie belicht in haar rapport de veronderstelde voordelen, bijvoorbeeld voor werkgevers. Waarom is in het rapport geen aandacht voor de, wellicht nog sterkere, aanwijzingen dat arbeidsmigratie juist geen oplossing is voor problemen als vergrijzing?

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb nog een vraag over het vorige punt. De heer Fritsma sprak over verdringing, uitbuiting en slechte huisvesting. Is hij er ook voor om de tewerkstellingsvergunning her in te voeren voor de huidige Oost-Europese werknemers, bijvoorbeeld uit Polen?

De heer Fritsma (PVV):

Ik kan me deze vraag goed voorstellen, maar ik denk dat het beter is om acute problemen aan te pakken, zoals de malafide uitzendbureaus. Op korte termijn doe je dan de dingen die je moet doen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik stel deze vraag omdat de PVV altijd, voordat zij zoals nu af en toe onderdeel uitmaakte van de achterkamertjespolitiek, voor invoering van de tewerkstellingsvergunning was. Het aantal arbeidsmigranten groeit enorm, maar de problemen groeien nog meer. Het gaat ons niet zozeer om de aantallen maar meer om de uitbuiting en de gevolgen voor de buurten en de wijken. Als de PVV daarmee daadkrachtig aan de slag wil, moet zij naar Europa of Leers en andere ministers achter hun vodden zitten.

De heer Fritsma (PVV):

Nogmaals, ik begrijp de vraag heel goed. Ik ben het heel erg eens met het aanpakken van misstanden, zoals uitbuiting, maar wellicht kan dat ook door een betere handhaving.

Ik heb net in mijn inbreng ook gesteld dat de handhaving in de ogen van de PVV-fractie wellicht tekortschiet, dat er veel meer kan gebeuren, misschien met hogere boetes voor malafide werkgevers en uitzendbureaus. Daar is veel mee te bereiken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Tot slot constateer ik dat de PVV-fractie is gedraaid en dat zij de controle over de arbeidsmarkt volledig wil overlaten aan het grootkapitaal in Europa. Daarmee neemt zij op dit punt afstand van een belofte uit de vorige periode, maar laat zij vooral de werknemers en de mensen in de buurten en wijken toch een beetje in de steek. Of heb ik het mis?

De heer Fritsma (PVV):

Mevrouw Karabulut heeft het mis. Natuurlijk moeten problemen zoals uitbuiting en huisvestingsproblemen worden aangepakt. Ik begrijp de vraag van mevrouw Karabulut over de tewerkstellingsvergunning. Misschien kan het ook op andere manieren. Ik ben ook heel benieuwd naar het antwoord van de commissie op de vragen van mevrouw Karabulut over de tewerkstellingsvergunning, want daar kijken wij natuurlijk ook goed naar.

De heer Dibi (GroenLinks):

Er blijft helemaal niets over van die stoere praatjes over immigratie. Er kwam een verplicht vraagje over wat er in het regeerakkoord staat. Naar de tewerkstellingsvergunning, waar de PVV-fractie samen met de SP-fractie altijd wel voor is geweest, wil de heer Fritsma ook wel kijken, maar natuurlijk kun je ook op andere manieren uitbuiting tegengaan. Ik had even het gevoel dat ik mezelf hoorde praten! Er blijft echt helemaal niets over van die praatjes. Ik hoor mevrouw Karabulut roepen: de heer Fritsma is het nu eens met jou. Ik schrik daarvan.

Ik heb echter een andere vraag. De heer Fritsma verwees naar de vergrijzing. Ik heb zelf een aantal zaken genoemd. In 2030 is er in de zorg een tekort van tussen de 540.000 en de 750.000 mensen. In 2020 vertrekt één op de drie mensen bij de overheid. Dan hebben we het over onderwijzers en agenten. Aan ambachtslieden komen we een kwart miljoen tekort tot 2020. De heer Fritsma werpt de vraag op of daar arbeidsmigratie voor nodig is. Laten we even doen alsof we die niet nodig hebben. Hoe gaat de heer Fritsma dan die tekorten opvullen?

De heer Fritsma (PVV):

Nogmaals, het is toch een vrij rare situatie dat we over arbeidsmigratie praten, terwijl er nog tienduizenden of honderdduizenden mensen in Nederland aan de zijlijn staan en in een uitkeringspositie zitten, die ook kunnen werken? Ik noem nogmaals het voorbeeld van de bijstand. Hoe is het mogelijk dat we hier in het Westland zo veel Polen nodig hebben, terwijl iemand in de bijstand die in Den Haag woont, gewoon naar de kassen kan fietsen om tomaten te plukken? Dat is precies het punt waar de heer Dibi steeds aan voorbijgaat. Hij zou eens moeten kijken naar de vraag hoe we de mensen die in een uitkering zitten of in de bijstand, kunnen activeren om dat werk te doen. Pas als dat gebeurd is, is het gerechtvaardigd om over arbeidsmigratie te praten in de ogen van de PVV.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het probleem is dat daar een taboe op is gelegd door de PVV. De maatregelen die kunnen leiden tot meer bijstandsgerechtigden aan het werk, mogen niet in deze politieke samenwerking. Ik heb echter een andere vraag gesteld.

De heer Fritsma (PVV):

Wat is dat nou?

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat weet de heer Fritsma heel erg goed.

De heer Fritsma (PVV):

Wij hebben er altijd voor gepleit om bijvoorbeeld bijstandsuitkeringen in te trekken bij mensen die niet aan het werk willen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik had een andere vraag. Stel dat we arbeidsmigratie niet nodig hebben, dan zegt de heer Fritsma dat je de mensen die nu aan de kant staan, aan het werk moet zetten. Als je de mensen die nu aan de kant staan, aan het werk zet, dan is die groep nog te klein om alle tekorten aan te vullen. Mijn generatie is namelijk een kleinere groep dan de generatie die met pensioen gaat. Hoe wil de PVV die tekorten opvullen?

De heer Fritsma (PVV):

Nogmaals, die vraag kan pas aan de orde komen als het bestaande potentieel is aangesproken. Anders niet. Daar moeten we eerst naar kijken. De heer Dibi wijst op problemen als vergrijzing. Ik kan die vraag wel beantwoorden, via bijvoorbeeld rapportages van het CPB en van het NIDI, het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, die ook zeggen dat de vergrijzing helemaal niet kan worden opgelost met migratie of arbeidsmigratie. Dus aan die rapportages zou ik wel het nodige gewicht willen hangen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik ga nu even als gekke Henkie mee met de redenering van de heer Fritsma. We hebben arbeidsmigratie niet nodig. Als we kijken naar de getallen, ook die van het CPB waar de PVV op afgaat, dan zijn de tekorten veel groter dan het aantal mensen die nu aan de kant staan en aan het werk kunnen. Er blijven dus nog steeds heel veel vacatures open doordat de jongere generatie kleiner in omvang is dan de oudere. Welke maatregelen stelt de PVV voor om die tekorten op te vullen?

De heer Fritsma (PVV):

Nogmaals, over arbeidsmigratie kan in de ogen van de PVV pas worden gesproken als al het bestaande potentieel is benut. Als dat is gebeurd, moet je kijken naar schaarstecriteria. De PVV-fractie is bijvoorbeeld ook niet helemaal tegen arbeidsmigratie, zoals kennismigratie. Het moet echter wel met verstand gebeuren en er moet worden gekeken naar schaarstecriteria.

Ik wil nog even terugkomen op de vergrijzing. Ik zei net al tegen de heer Dibi dat zowel het Centraal Planbureau als het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut er al in 2003 op hebben gewezen dat migratie of arbeidsmigratie geen oplossing is voor de vergrijzing.

Ik wil daar twee citaten aan vastknopen. Het eerste is: "In theorie kan bij een aanhoudend lage vruchtbaarheid en een alsmaar hogere levensverwachting de veroudering van de bevolking worden tegengegaan door (naar leeftijd selectieve) immigratie. In de praktijk zou dit evenwel betekenen dat steeds grotere aantallen migranten nodig zijn. Dan zou Nederland bijvoorbeeld in het jaar 2100 een bevolkingsomvang hebben van meer dan 100 miljoen." Het andere citaat is: "Omdat die migranten zelf ook ouder worden, moeten we immers vers bloed blijven aanvoeren om het aandeel 65-plussers op 13,4 procent te houden. Van immigranten heeft men steeds grotere doses nodig om hetzelfde effect te bereiken. Zodoende zou de bevolking van Nederland in 2025 zijn toegenomen tot 27 miljoen, in 2050 tot 39 miljoen, en in 2100 tot 109 miljoen."

Ik zie de heer Dibi lachen, maar deze informatie komt van demografen die het kunnen weten. Deze absurde aantallen maken duidelijk dat arbeidsmigratie niet helpt tegen bevolkingsveroudering. Met deze logica hoopt de PVV dat de drogredenering dat arbeidsmigratie helpt om de gevolgen van vergrijzing te bestrijden nu voor eens en voor altijd naar het rijk der fabelen wordt verwezen. Hopelijk kan de commissie hierbij helpen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Ik wil, net als vele anderen, graag beginnen met het complimenteren van de commissie. Ik heb van dichtbij mogen zien dat veel van de commissieleden zich een slag in de rondte hebben gewerkt en er heel veel uren in hebben gestoken. Zij hebben rondetafelgesprekken gehouden en zijn op reis geweest. Ik begreep zelfs dat de commissie-LURA de commissie-Tureluur werd genoemd omdat de leden wel eens tureluurs werden van de tijd die erin ging zitten. Dat hebben zij in opdracht van ons allemaal willen doen. Daar wil ik mijn dank voor uitspreken. De leden hebben er heel veel tijd en moeite ingestoken. Dat geldt uiteraard ook voor de ambtelijke ondersteuning van de commissie.

Het is een heel complex rapport over een heel complexe materie geworden. Het is heel lastig gebleken om de opdracht die de Kamer de commissie mee had gegeven precies uit te voeren. De commissie heeft in haar rapport heel goed blootgelegd dat er heel veel dingen waren die zij graag had willen opschrijven, maar die zij simpelweg niet wist doordat niet alle gegevens voorhanden zijn. Dat begint al met iets heel basaals als weten hoeveel mensen hier als zzp'er zijn, hoeveel hier via uitzendbureaus werken, hoeveel er rechtstreeks bij werkgevers werken en hoeveel hier rondlopen die niets doen. Dat basale overzicht hebben wij eigenlijk niet eens. Dat maakt het heel lastig om op een gedetailleerder niveau allerlei compromissen te sluiten.

In het rapport staat dat de wijze waarop hier in het verleden mee om is gegaan een verrassing was voor de commissie. De VVD-fractie wil dit in ieder geval een beetje nuanceren. In de afgelopen jaren zijn er immers steeds VVD'ers geweest die bij voortduring hebben gewaarschuwd voor de gevolgen van de grote toestroom. Ik noem bijvoorbeeld Henk Kamp, Arno Visser en Ed van der Sande.

Ik deel de probleemanalyse van de commissie. Wij kunnen ons helemaal vinden in de manier waarop de problematiek is gesignaleerd. Wij zijn ook ontzettend geschrokken van het enorme aantal malafide uitzendbureaus. Dat aantal ligt tussen 5000 en 6000. Als een uitzendbureau een beetje wil draaien, moet het toch al gauw 150 mensen aan het werk hebben. Als je daarop doorredeneert, schrikt je echt van de enorme omvang van het probleem.

Datzelfde geldt voor de andere problemen die de commissie in het rapport aanstipt. Ik noem de overlast, de uitbuiting en de huisvestingsproblematiek. De commissie heeft getracht het hele scala aan problemen in beeld te brengen. We hebben daarvoor veel waardering. Een heel groot aantal aanbevelingen is gevolgd. Het zijn er te veel om nu te bespreken. Er zitten ook heel creatieve aanbevelingen tussen. Ik noem bijvoorbeeld de mogelijkheid om voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de voorwaarde dat iemand terugkeert naar zijn eigen land. Ik ben heel benieuwd of dit in de praktijk uit te voeren zal zijn.

Er is ook altijd een "maar" aan het verhaal. Er is ook een aantal oplossingen die wij niet direct delen. De commissie ziet over het algemeen genomen een wel een erg grote rol voor de overheid weggelegd. Zij is erg gericht op de maakbaarheid van een en ander. De commissie legt ook erg weinig nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de migrant. De mythe van de zielige migrant wordt echt doorgeprikt. De commissie schrijft immers in het rapport dat de mensen die hiernaartoe zijn gekomen, veelal best aardig zijn opgeleid. Dit geldt vooral voor de Polen. Dat brengt ons dan tot de conclusie dat je heel goed van mensen kunt verwachten dat zij zich terdege voorbereiden op het land waar zij naartoe gaan. Dit doe je zelf ook als je naar een ander land gaat om er te werken. Wat voor soort contract ga je aan? Hoe is de huisvesting geregeld? Niet in de laatste plaats mogen wij verwachten dat migranten ervoor zorgen dat zij voldoende geld overhouden om terug naar huis te kunnen gaan als het misloopt. Het gaat mijn fractie echt te ver om werkgevers verantwoordelijk te maken voor bijvoorbeeld de terugkeer van migranten. Te allen tijde moeten migranten zelf voorzien dat er iets mis kan gaan, ongeacht de reden. Zij moeten zelf in staat zijn om terug naar huis te gaan.

De heer Van Dam (PvdA):

Daar komt de aap uit de mouw. Dit is dus het verhaal van de VVD-fractie. Men doet alsof de arbeidsmigranten zelf verantwoordelijk zijn, terwijl wij allemaal weten dat een heel groot deel van deze mensen gewoon naar Nederland wordt gehaald door werkgevers om geld aan ze te verdienen. Toch wil de VVD-fractie die werkgevers niet eens verantwoordelijk maken in situaties waarbij mensen uiteindelijk weer op straat komen te staan, terug naar huis moeten, totaal berooid zijn en geen cent over hebben voor de terugreis. Nee, vindt de VVD-fractie, laat de samenleving dat maar oplossen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik meen dat de heer Van Dam dit echt verkeerd ziet. De migrant moet zich vooraf bedenken waar hij precies aan begint. Hij moet er altijd rekening mee houden dat dingen misschien niet helemaal zullen zijn zoals ze worden voorgespiegeld. Migranten moeten er dus altijd voor zorgen dat zij ook weer terug naar huis kunnen gaan. Uit de stukken die zijn aangeleverd door de commissie, blijkt duidelijk dat het hierbij om heel normaal en gemiddeld opgeleide mensen gaat. Zij kunnen zich toch terdege voorbereiden? Het is helemaal niet gek als wij dat van hen verwachten.

De heer Van Dam (PvdA):

Stel dat zij zich daarop niet voorbereiden. Stel dat zij naar Nederland zijn gelokt op grond van valse verhalen, om hier vervolgens te worden uitgebuit. In zo'n situatie zijn mensen helemaal niet in staat om er zelf voor te zorgen dat zij kunnen terugkeren of op een andere manier kunnen integreren in onze samenleving. Voor wie is in zo'n situatie de rekening volgens mevrouw Van Nieuwenhuizen, als zij die niet naar de werkgevers wil sturen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De VVD-fractie is een groot voorstander van het aanpakken van malafide werkgevers, ongeacht of het daarbij gaat om uitzendbureaus of andere ondernemers. Als werkgevers mensen uitbuiten, moet er streng worden ingegrepen. Daarbij willen wij heel ver gaan. Daaraan moet echt paal en perk worden gesteld. Deze ondernemers mogen van ons zwaar worden gestraft. Dit neemt echter niet weg dat wij er altijd van uitgaan dat mensen die voor een baan naar een ander land gaan, er in ieder geval voor zorgen dat zij voldoende financiële middelen achter de hand houden om terug te kunnen keren.

Iedereen kan in zo'n situatie terechtkomen. Het kan de heer Van Dam ook overkomen. Contracten kunnen kleine lettertjes hebben. Het is ons ook bekend dat er zeer ingewikkelde constructies zijn. Als je altijd voldoende financiële middelen hebt om terug naar huis te gaan, kun je dat doen.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik zou ook graag in dromenland wonen, waar iedereen netjes is en iedereen zich op elke mogelijke situatie voorbereidt. De realiteit van vandaag de dag in dit land is echter dat mensen hier met valse verhalen naartoe gehaald worden en uitgebuit worden. Werkgevers halen heel bewust mensen hiernaartoe om de lonen te drukken en op hun eigen kosten te besparen. Zij schuiven de problemen en de kosten allemaal op de samenleving af. De VVD komt weer met het oude verhaaltje dat de rekening niet moet gaan naar de partijen die hiervoor verantwoordelijk zijn. Dat mag van de VVD niet, omdat de werkgevers zielig zijn.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De werkgevers zijn helemaal niet zielig, zeker niet als zij te kwader trouw zijn. Die moeten keihard aangepakt worden. We moeten het ook niet zo presenteren dat migranten totaal willoze slachtoffers zijn, die niet kunnen nadenken. Natuurlijk zijn er situaties waarbij uitbuiting aan de kaak is gesteld. Onlangs zijn daar nog voorbeelden van geweest. Dit moet zeker aangepakt worden, maar je moet de zaak niet zo voorstellen dat migranten willoze slachtoffers zijn, die verder zelf helemaal niet kunnen nadenken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik vind het zo intrigerend aan de VVD dat, als banken en heel grote bedrijven gered moeten worden, belasting ontduiken of wat dan ook, de VVD vooraan staat in Europa met het pleidooi dat de overheid ze moet redden. Maar als het gaat om de Oost-Europeaan die hier uitgebuit wordt, om de trucker die zijn baan dreigt te verliezen door oneerlijke concurrentie of om de mensen in de buurten en de wijken die door VVD-beleid hun buurten en wijken niet meer herkennen, zegt de VVD dat ze deze problemen maar zelf moeten oplossen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik heb helemaal niet gezegd dat ze alles zelf moeten oplossen. Ik heb gezegd dat ik de aandacht voor de eigen verantwoordelijkheid van de migrant mis. Mevrouw Karabulut vindt ons aan haar zijde als zij de oneerlijke concurrentie in bijvoorbeeld de transportsector aan de kaak stelt. Natuurlijk moet die aangepakt worden. Als er onder cao's gewerkt wordt, moet de arbeidsinspectie vol ingrijpen. Bij overlast in wijken en bij problemen met de huisvesting moet de gemeente de handhavingsinstrumenten die zij daarvoor heeft, goed inzetten. Wij zeggen nu absoluut niet dat migranten alles zelf moeten uitzoeken. Wel vinden wij dat je iets van de migrant mag verwachten. Niet alles hoeft op het bordje van de overheid te komen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Oké, dus de overheid heeft wel een rol. Op een aantal punten gaat het rapport de VVD te ver. In welke punten kan mevrouw Wijbenga zich niet vinden?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

In mijn betoog komen vanzelf nog andere punten aan de orde.

Wij ondersteunen de keuzes die in het rapport worden gemaakt voor de aanpak van de malafide uitzendbureaus. Deze uitzendbureaus moeten keihard worden aangepakt. Wij willen niet dat mensen hier uitgebuit worden. Dit is in het belang van deze mensen, maar voorkomt ook oneerlijke concurrentie en de verdringingseffecten die hiervan het gevolg kunnen zijn in de verschillende sectoren. Vanwege verschillende redenen zijn wij er groot voorstander van om de malafide uitzendbureaus aan te pakken.

Een punt van kritiek is dat dit rapport erg weinig aandacht besteedt aan de sociale zekerheid, terwijl dit een pullfactor kan zijn voor migranten om in Nederland aan het werk te gaan. De aantallen mensen die van onze sociale zekerheid gebruikmaken, zijn nog niet groot, maar de groei die je daarin ziet, noopt tot ongerustheid. Een en ander zou zich in een soort hockeystickmodel kunnen gaan ontwikkelen. Dat moeten wij voor zijn.

De heer Dibi (GroenLinks):

Waar baseert mevrouw Van Nieuwenhuizen het op dat het zich in de vorm van een hockeystick zou kunnen ontwikkelen? De commissie zelf zegt immers dat er geen peil op te trekken is voor de toekomst. Laten wij wel even feitelijk blijven. 95% van de Oost-Europeanen werkt. Zij maken minder gebruik van de bijstand dan Nederlanders. Je ziet ook dat het evenredig daalt tussen 2004 en 2008 in vergelijking met Nederlanders. Voordat wij hier het beeld oproepen dat al die Oost-Europeanen hier meteen een uitkering aanvragen, wil ik zeggen dat het wat genuanceerder ligt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik heb net niet beweerd wat de heer Dibi nu zegt, maar wel dat het aantal mensen dat er gebruik van maakt, nog zeer klein is. Je ziet echter dat het per jaar meer dan verdubbelt. Daarom moet je er wel alert op zijn. Ik weet niet of het zich zo blijft ontwikkelen en ik hoop niet dat het gaat gebeuren, maar als dat toch zo zou zijn, dan zou het een hockeystickmodel kunnen worden. De heer Dibi weet immers ook dat het exponentieel heel hard omhooggaat. Het gaat gelukkig om heel lage aantallen, maar wij hadden graag gezien dat de commissie daar iets meer aandacht aan had besteed om het ook zo te houden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Welke aandacht? Mevrouw Van Nieuwenhuizen lepelt gewoon de kritiek op van minister Kamp op de commissie. Dit was namelijk het hoofdpunt van kritiek van de minister. Ik snap wel dat de VVD-fractie dat dan meteen volgt, maar kan mevrouw Van Nieuwenhuizen dan concreet maken wat de commissie had moeten aanbevelen? De commissie zegt zelf immers dat je dat niet kunt voorspellen, los van het feit dat deze mensen premies betalen en belasting afdragen en dus op een gegeven moment ook gewoon recht hebben op een aantal voorzieningen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Het is misschien helemaal niet zo gek dat minister Kamp dezelfde ideeën heeft als wij aangezien hij van dezelfde partij afkomstig is. De heer Dibi vroeg welke maatregelen ik dan had willen horen. De VVD heeft in het verleden op Europees gebied al heel veel gepleit voor een ingroeimodel voor de sociale zekerheid. Ik krijg op spreekbeurten niet goed uitgelegd wat er redelijk is aan het feit dat iemand die tien jaar in Polen heeft gewerkt en één jaar in Nederland, hier op basis van elf jaar een uitkering kan krijgen. Wij willen niet dat dat probleem zich verergert. Daar zijn wij dus beducht voor. Wij komen binnenkort nog over meer onderwerpen in de Kamer te spreken, onder andere over het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, waar ook zorgwekkende ontwikkelingen in te zien zijn over jonge Polen die naar Nederland komen zonder überhaupt zicht te hebben op werk. Over dat rapport gaan wij het later nog een keer hebben, maar aan die onderwerpen denken wij, met name aan een Europees ingroeimodel voor de sociale zekerheid. Je ziet immers dat migranten niet naar landen gaan waar de sociale zekerheid op een veel lager niveau ligt dan in Nederland.

De heer Dibi (GroenLinks):

Nee, en wij zien ook niet dat ze massaal hierop afkomen vanwege de sociale zekerheid maar vooral om te werken. Dat ingroeimodel staat naar mijn weten niet in het regeerakkoord, maar dat ben ik even kwijt. Dat is ook al eens voorgesteld door oud-fractievoorzitter Wouter Bos, tevens ex-minister van Financiën. Daar wordt dus vaker over gesproken. Daar is echter nooit draagvlak voor, ook niet in Europa. Je kunt Oost-Europeanen daar immers ook niet zomaar aan binden. Ik vroeg om een en ander concreet te maken, anders roepen we weer iets dat vervolgens onhaalbaar blijkt te zijn. Dan praten wij er over een jaartje weer over, omdat iemand anders het voorstelt. Wat moet de commissie, wat moet het kabinet precies doen om het ingroeimodel, waar ik overigens niet zonder meer voorstander van ben, voor elkaar te krijgen? Is dat gewoon theedrinken in Brussel, zoals minister Leers doet, en medestanders vinden?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik weet niet of minister Leers in Brussel theedrinkt. Daar laat ik mij niet over uit. Het doet mij in ieder geval deugd dat de heer Dibi het er niet op voorhand mee eens is maar ook niet mee oneens. Dat biedt perspectief. Daarnaast zijn wij nu niet in debat met het kabinet maar met de commissie. Ik vraag aan de commissie waarom zij de sociale zekerheid niet wat steviger heeft opgepakt. In de onderzoeken van het rapport komt men eigenlijk niet verder dan: wat zijn de motieven van mensen om hiernaartoe komen? Ik ben bang dat men daar vaak een politiek correct antwoord op geeft en niet zal zeggen: ik kom naar Nederland vanwege de sociale zekerheid.

In het rapport wordt erg veel gedacht vanuit de positie van de migrant. Dit punt is al door anderen aangehaald. Wij hebben daar begrip voor. Dat is alleszins nodig, maar wij willen ook graag de andere kant van de medaille in ogenschouw nemen. Meerdere sprekers hebben de nog ruim 500.000 werklozen in Nederland al naar voren gebracht, het verborgen potentieel. Wat ons betreft, volgt daarna pas de rest van de EU.

Ik kom nu aan het eind van mijn algemene opmerkingen. De overlast wordt wat ons betreft wel heel erg gekoppeld aan overbewoning alleen. Wij vinden het heel jammer dat het rapport niet met aanbevelingen komt voor de aanpak van de stijgende criminaliteit en de overlast veroorzaakt door drank- en drugsproblematiek. Misschien kan de commissie in dit verband nog enkele subaanbevelingen doen. Ik hoor dit graag.

Als migranten hier willen blijven – wij hebben vastgesteld dat een steeds groter deel van de migranten dit wil – vindt de fractie van de VVD dat zij erop gewezen moeten worden dat zij zelf de verantwoordelijkheid dragen voor het leren van de taal en voor de inburgering. In interruptiedebatjes is dit reeds aan de orde gekomen. Dit wringt des te meer omdat de verwachting is dat er nog veel meer mensen zullen komen, straks ook uit Roemenië en Bulgarije. Voor zover het nog niet duidelijk mocht zijn: de VVD is echt voor het zo lang mogelijk handhaven van de tewerkstellingsvergunning voor mensen uit Roemenië en Bulgarije. Als wij onze eigen mensen al aan het werk hebben geholpen, zijn er daarnaast – dit is ook al door andere sprekers naar voren gebracht – op dit moment met name in het zuiden van Europa nog zo veel werklozen dat wij geen nieuwe mensen van buiten de EU moeten willen toelaten.

De heer Dibi (GroenLinks):

Mevrouw Van Nieuwenhuizen heeft waarschijnlijk een direct lijntje met onze premier. Als dit zo'n belangrijk punt is voor de fractie van de VVD, stuur het dan naar hem door als chefsache. Als de premier aan het onderhandelen is over het oplossen van de eurocrisis, laat hem dan ook maar meteen in een bijzin zeggen dat wij koste wat het kost willen vasthouden aan de tewerkstellingsvergunningen. Is het wellicht een suggestie om hier op hoog politiek niveau werk van te maken?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Volgens mij is daar geen enkele aanleiding toe. Minister Kamp heeft zich daar zeer voor ingespannen. Aan het begin van dit debat hebben wij daar nog uitgebreid over gesproken. Volgens mij heeft de heer Dibi toen vragen daarover gesteld aan de heer Van Hijum. Het kabinet houdt mijns inziens een consistente lijn aan. Ik ondersteun die graag namens de VVD.

De heer Dibi (GroenLinks):

De reden waarom ik dit zo zeg, is dat veel partijen dit heel erg belangrijk vinden. Ik zag mevrouw Van Nieuwenhuizen net ook twitteren dat D66 en GroenLinks de tewerkstellingsvergunningen willen loslaten. Zij vond dat zo erg. Als dat zo belangrijk is, laat de premier dan tijdens de onderhandelingen met andere regeringsleiders hierover praten. Wij weten dat het natuurlijk een beetje ridicuul zal zijn als Nederland met dit soort opvattingen komt, terwijl er over veel belangrijkere dingen binnen Europa gesproken wordt. Men kan namelijk niet alleen kiezen voor de mooie kanten van Europa en de wat moeilijkere kanten constant ter discussie stellen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De VVD vindt het niet belangrijk dat ieder onderwerp per se door de minister-president wordt behandeld. Dit onderwerp is in zeer goede handen bij minister Kamp. Onlangs is de visumliberalisatie voor Roemenië en Bulgarije, het toetreden tot het Verdrag van Schengen, op een hoger politiek niveau besproken. Toen dit nodig was, heeft de minister-president gezegd dat Nederland gebruikmaakt van zijn vetorecht.

Mevrouw Karabulut (SP):

Als dit zo'n belangrijk punt is dat je toetst aan de arbeidsmarkt in Nederland, zodat je controle krijgt over de arbeidsmarkt en de arbeidsmarktmigratie, dan moet je toch ook een voorstander zijn van de herinvoering van de tewerkstellingsvergunning, ook voor Polen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik heb net met belangstelling geluisterd naar de inbreng van mevrouw Karabulut en naar de vragen die zij in dit verband gesteld heeft. Wij zijn natuurlijk gehouden aan wat er binnen Europa mogelijk is. Spanje is per juli van het afgelopen jaar gestopt met de vrije toetreding voor Roemenen. Graag hoor ik van de commissie welke ruimte zij in dit kader ziet en welke mogelijkheden er voor Nederland zijn om in de toekomst van een dergelijke regeling gebruik te maken, bijvoorbeeld als er te grote groepen migranten zouden zijn met wie je de problemen niet opgelost krijgt.

Ik ben dus zeer benieuwd wat volgens de commissie de reikwijdte is, de speelruimte die wij op dat gebied hebben.

Mevrouw Karabulut (SP):

U moet zich niet verschuilen achter Europa, want op andere punten stapt dit kabinet ook naar Europa om verdragen te wijzigen. Daarnaast constateer ik dat de VVD-fractie openstaat voor regulering van de arbeidsmarkt en hiermee lessen trekt uit het verleden. Helaas heeft diezelfde VVD de grenzen in het verleden wagenwijd opengezet. Ik ben dus erg benieuwd naar het vervolg.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik bestrijd dat de VVD de grenzen wagenwijd heeft opengezet en verder nergens naar heeft gekeken. De VVD heeft namelijk wel degelijk geprobeerd om problemen die zich voordeden, op te lossen. Er zijn ook VVD'ers geweest die hebben gewaarschuwd voor een enorme toename en die hebben gezegd dat er iets moest gebeuren.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik constateer het volgende, al kan mevrouw Van Nieuwenhuizen dit niet leuk vinden. De feiten zijn dat de arbeidsmigratie door VVD-beleid gigantisch is gegroeid, dat de menselijke aspecten omwille van werkgevers en hun belangen totaal uit het oog zijn verloren en dat de grenzen wagenwijd zijn opengesteld. Ik zal blij zijn als de VVD daarvoor verantwoordelijkheid neemt, dat erkent en goede lessen voor de toekomst trekt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De VVD heeft nooit omwille van de werkgevers met arbeidsmigratie ingestemd. De VVD heeft gekozen voor het economisch belang van Nederland en daar heb je nu eenmaal bedrijven voor nodig. Anders draait de bv Nederland namelijk niet. Wat dat betreft, heeft de VVD de belangen van werknemers nooit uit het oog verloren. Ook nu weer is het onze minister Kamp die een geweldige waslijst aan maatregelen in gang heeft gezet. Ik heb het voor dit debat nog eens nagekeken. Met al die maatregelen moeten de problemen in kwestie worden aangepakt. Ik kan melden dat het om meerdere A4'tjes gaat. De VVD heeft dus wel degelijk oog voor deze belangen.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik kan me de tijd van toenmalig staatssecretaris Van Hoof en de heer Van der Sande nog herinneren. Toen moest de Kamer een beetje op de rem gaan staan, maar dat terzijde. Mijn vraag gaat over het reguleren. Is op dit moment niet het grootste probleem dat er oneerlijke concurrentie plaatsvindt via allerlei schijnconstructies en ontduiking van Nederlandse arbeidsvoorwaarden? Ik heb die vraag ook aan een aantal andere collega's gesteld. Ik doel niet zozeer op het ontbreken van tewerkstellingsvergunningen of dat je normale arbeidscontracten zou willen reguleren, maar juist op de ontduiking van de Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Is mevrouw Van den Nieuwenhoven ook bereid om …

De voorzitter:

Mijnheer Van Hijum, u bedoelt mevrouw Van Nieuwenhuizen.

De heer Van Hijum (CDA):

Sorry, ik aarzelde al of het klopte.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik zag het.

De heer Van Hijum (CDA):

Is mevrouw Van Nieuwenhuizen ook bereid om het voorstel voor het invoeren van een meldingsplicht voor buitenlandse zzp'ers en mensen die via detacheringsconstructies in Nederland aan de slag gaan, te steunen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Het gaat ons er niet om met welk middel wij het doel bereiken. Wij zullen dus alle voorstellen op hun merites beoordelen, of het nu gaat om de ideeën van mevrouw Karabulut of uw voorstel voor een meldplicht, dat mij ook zeer sympathiek overkomt. Wij moeten bekijken welke voorstellen tot de beste resultaten leiden. Daar staan wij natuurlijk voor open, want wij willen uiteindelijk resultaat halen.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is mooi. Ik ben ook blij met die positieve grondhouding, maar mijn vraag …

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

U vroeg ook nog of ik niet voorbij ga aan de constructies die je allemaal kunt gebruiken om een en ander te ontduiken. Dat ben ik met u eens en daarom wil ik het ene niet uitsluiten, maar het andere ook zeker niet laten. Ik heb aan het begin ook al gezegd dat de commissie er niet eens in slaagt om te achterhalen hoeveel mensen via uitzendbureaus in Nederland werken, hoeveel zzp'ers er zijn, hoeveel mensen er rechtstreeks bij werkgevers werken. Dat is de commissie niet verwijten, omdat die gegevens er gewoon niet zijn. Je kunt al die belangrijke groepen daardoor niet uit elkaar houden. Daar moet je ook eens naar kijken. Uw voorstel voor een meldplicht kan daar misschien al een heel belangrijk licht op laten schijnen, maar dat kan ik nog niet zo een-twee-drie beoordelen. Dan moeten wij het eerst goed uitwerken en dan wil ik het in een volgende stap ook graag eens, als wij de reactie van de commissie erop hebben gehoord, met het kabinet bespreken.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat kan ik mij voorstellen. Tot slot wil ik toch vragen, ook omdat u een beetje hint op die vergunningplicht, hoe de VVD-fractie aankijkt tegen het vrije verkeer van werknemers? Is dat uiteindelijk gewenst en nastrevenswaardig en op een gegeven moment onontkoombaar, of zegt u dat u daar toch greep op wilt houden?

De voorzitter:

Mijnheer Van Hijum, ook u moet via de voorzitter spreken.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat vraag ik via de voorzitter aan mijn collega.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik wil de vraag van de heer Van Hijum graag beantwoorden. Natuurlijk zijn wij van harte voorstander van het vrije verkeer van werknemers, want dat heeft ons heel veel goeds gebracht. Maar wij willen zeker onderstrepen dat het nu niet het moment is om de tewerkstellingsvergunningen voor de Roemenen en de Bulgaren te laten vallen. Ik wil voor de toekomst onderzocht hebben of iets dergelijks wat Spanje nu bijvoorbeeld heeft gedaan ten aanzien van de Roemenen, ook in Nederland van toepassing kan zijn als wij in extreme situaties terechtkomen. Je weet niet wat er gaat gebeuren met Spanje of met Griekenland. Ik hoop dat het nooit nodig zal zijn, maar ik vind het wel van belang om te bekijken of de commissie al naar die scenario's heeft gekeken, en om mogelijk straks ook met het kabinet daarover van gedachten te wisselen.

De heer Van Hijum (CDA):

Daar gelden een aantal vrijwaringsclausules voor. Misschien kan de commissie daar ook op ingaan.

De voorzitter:

Mevrouw Van Nieuwenhuizen, u vervolgt uw betoog. Ik stel voor dat u het afrondt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik heb net al gezegd dat de commissie tot erg veel aanbevelingen is gekomen. We hebben bij heel veel van die aanbevelingen nadere vragen. Dat zijn er te veel om nu allemaal te stellen. Ik heb dus een keuze gemaakt. We hebben ons beperkt tot de tien meest prangende vragen. Die wil ik graag nog even aan de commissie voorleggen. Deels heb ik daar zonet in mijn bijdrage al aandacht aan besteed. Ik kan er dus heel kort over zijn.

De eerste vraag is: waarom is er door de commissie zo weinig aandacht besteed aan het onderwerp sociale zekerheid, temeer daar we bij niet-westerse allochtonen nog steeds een oververtegenwoordiging zien in de verkeerde lijstjes van werkloosheid, schooluitval en criminaliteit?

De tweede vraag is: hoe ziet de commissie de juiste balans tussen alle inspanningen die de overheid zich moet getroosten voor de migranten ten aanzien van voorlichting en allerlei activeringsprogramma's, en de opgave om onze eigen 500.000 werklozen aan het werk te krijgen?

De derde vraag: is de commissie het met ons eens dat vooral het niet spreken van de taal een wezenlijke belemmering vormt om te participeren op de Nederlandse arbeidsmarkt? Dan heb ik het dus weer over de handjes aan het bed, maar bijvoorbeeld ook over veiligheid. Als je in de bouw niet weet wat "van onderen" betekent, kun je een heel groot probleem hebben.

De vierde vraag heb ik daarnet al in interruptiedebatjes aan de orde gesteld. Spanje heeft de vrije toegang van Roemenen per 22 juli 2011 beëindigd. Kan zoiets in bijzondere omstandigheden ook in Nederland? Heeft de commissie daar ook naar gekeken?

Dan mijn vijfde vraag. De commissie beveelt aan, het aantal malafide uitzendbureaus binnen twee jaar tot nul te reduceren. Dat lijkt ons een heel loffelijk streven, maar wij zouden wel graag horen hoe de commissie tot dit tijdpad is gekomen. Ook de commissie heeft kennisgenomen van een aantal maatregelen die minister Kamp op dit terrein heeft ingezet. Doelstellingen moeten realistisch geformuleerd worden. Waarop is die termijn van twee jaar gebaseerd?

De zesde vraag is of de commissie verbetermogelijkheden ziet in de handhavende taken van politie bij overlast, en van gemeenten bij de aanpak van huisjesmelkers. Nog niet zo lang geleden hebben wij minister Donner gevraagd of gemeenten voldoende instrumentarium hebben om de huisjesmelkerij aan te pakken. Zijn antwoord was toen ja. Hij had van gemeenten geen signalen ontvangen dat zij onvoldoende instrumenten hadden. Het zou een kwestie zijn van het stellen van de juiste prioriteiten. Ik hoor graag hoe de commissie daarover denkt. Is zij met de minister van mening dat gemeenten voldoende instrumentarium in handen hebben?

Ik kom op mijn zevende vraag. Waarom vindt de commissie dat de regering een taak heeft in de huisvesting van tijdelijke arbeidsmigranten? Hoe zou het beleid eruit moeten zien?

De achtste vraag: hoe ziet de commissie de verantwoordelijkheid van werkgevers bij het huisvesten van tijdelijke migranten?

Ik kom op mijn negende vraag. De commissie pleit voor een nieuw soort woningcorporatie. Hoe ziet de commissie dat voor zich? Wie moet zo'n corporatie oprichten? Hoe komt zij aan geld?

Mijn tiende en laatste vraag: waarom is de commissie van mening dat het sociaal kapitaal van corporaties mag worden ingezet voor de huisvesting van tijdelijke migranten? Dan hebben wij het over de DAEB-constructie. Zou dit niet gewoon uit het private deel moeten gebeuren?

Daarmee ben ik aan het eind van mijn inbreng gekomen. Ik zie uit naar de beantwoording door de commissie. En dan heb ik nog een nabrandertje, want ik vind het toch wel leuk om de heer Van Dam vrolijk naar huis te laten gaan. Hij had het zo-even over de leeftijdsonafhankelijke leerplicht en sprak daar de heer Van Hijum op aan. Volgens mij was dat allang geregeld. Ik heb de integratiebrief van minister Donner er even op nageslagen. Ik kan er het volgende uit citeren: "Uitgewerkt wordt of het concept van de leeftijdsonafhankelijke leerplicht breder aan de sociale zekerheid en de bestrijding van analfabetisme ten grondslag kan worden gelegd". Dus volgens mij is het kabinet hier volop mee bezig. Het lijkt me goed dat we daar de volgende week minister Donner op bevragen over hoe het ermee staat.

De heer Van Dam (PvdA):

Meent de VVD werkelijk dat zij hier tevreden mee is, dus dat deze zin de integratieproblemen die je nu kunt voorzien, gaat oplossen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik zeg niet dat deze zin dé integratieproblemen gaat oplossen, want dat zou wel heel ver gaan, maar u vroeg om welwillendheid van het rechtse blok in de Kamer ten aanzien van de leerplicht. Welnu, dit is door de gehele coalitie en door de gedoogpartner omarmd en de minister is ermee aan de slag. Dus dat lijkt mij toch een positieve houding van ons.

De heer Van Dam (PvdA):

Nu even serieus: we hebben het dus over een groep mensen, minstens 200.000, waarschijnlijk meer dan 300.000, van wie er zich nauwelijks mensen melden bij de sociale zekerheid. En als wij vragen aan het kabinet om het instrument van de leeftijdsonafhankelijke leerplicht te introduceren om te zorgen dat mensen Nederlands gaan leren en inburgeren, zegt het kabinet: dat doen we alleen voor die mensen die zich melden bij de sociale zekerheid. Die kun je onderhand op de vingers van twee handen tellen. Dus het is een flutopmerking in die brief. Daar kan de VVD niet tevreden mee zijn.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik vond het geen flutopmerking in de brief. Ik denk dat het een belangrijke stap is, omdat de minister onderzoekt wat je met die levenslange leerplicht zou kunnen bereiken. Wij wachten af waar de minister mee komt. Waar het gaat om de bredere aanpak: binnenkort kom ik met het vervolg daarop van "Geen Nederlands, geen bijstand", wat ook een stap in de goede richting kan zijn. Daarover komen wij dan vanzelf wel te spreken.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Dan wens ik namens de Kamer de commissie en haar ondersteuning in de personen van de heer Esmeijer, de heer Sicco van As en mevrouw Sylvia Vink van harte sterkte bij het maken van mooie antwoorden op de vele vragen. Ze zullen daarbij helaas de steun moeten ontberen van Laura Middelhoven want die besteedt haar energie op dit moment aan Niels die net geboren is. We wensen de commissie veel succes en we feliciteren mevrouw Middelhoven.

Sluiting 22.40 uur.

Naar boven