8 Otapan

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 oktober 2011 over asbesthoudend schip Otapan.

De voorzitter:

Bij dit debat moet ook de minister aanwezig zijn. Wij wachten even tot hij er is.

De vergadering wordt van 15.00 uur tot 15.15 uur geschorst.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ik pak het debat op in de laatste minuten van de tweede termijn van het algemeen overleg dat wij zojuist hebben gevoerd, omdat ik van plan was een motie in te dienen – die ik ook had aangekondigd – om de minister van Justitie te verzoeken een aanwijzingsbevoegdheid uit te delen aan het Openbaar Ministerie om vervolging in te stellen tegen de Staat inzake Otapan.

De minister betoogde vlak voor het einde van het AO dat dat niet kan op het moment dat het sepot reeds is opgestuurd naar de inmiddels niet meer verdachten. Dat klopt, hetgeen de minister niet zal verbazen, maar ik wil dat hier formeel als Kamerlid incasseren. Dat betreur ik, want ik had heel graag als politicus de mogelijkheid gehad om die zeldzame keren – die zeldzaam moeten blijven – dat je het OM een aanwijzing kunt geven dan ook te gebruiken. Maar als het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en nog wat VN-charters waarmee je niet al te nonchalant moet omgaan dat verhinderen, kan zelfs ik niet anders dan mij daarbij neerleggen en constateren dat nog wel artikel 12 openstaat om alsnog tot vervolging te kunnen overgaan. Het is niet aan de politiek maar aan belanghebbenden in het land om die wel of niet in te stellen.

Daarmee sluiten wij waarschijnlijk het dossier niet helemaal, maar wel dit hoofdstuk, met de constatering die de staatssecretaris zelf doet en die ik niet zal herhalen, over de informatievoorziening in 2006 en de treurige vaststelling dat inderdaad vervolging vanuit het ministerie van Justitie niet meer kan worden geïnitieerd. Daarbij laten wij het voor nu.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Wij hebben de afgelopen jaren een groot aantal debatten in dit huis gevoerd over het feit dat telkens opnieuw blijkt dat de overheid in milieuzaken regelmatig een dubieuze rol speelt. Ik heb in 2005 een geheim rapport van het KLPD over milieucriminaliteit en de rol van de overheid openbaar gemaakt. Daarin staat dat er met name in milieuzaken een grote verwevenheid is tussen bestuur en bedrijfsleven en dat de bestuurlijke integriteit dus in het geding is.

Ik heb dit aangekaart bij het spoeddebat over de vriendjespolitiek bij de vergunningverlening van megastallen. Je ziet het ook bij kwesties als Thermphos. Het enige wat ik in die debatten krijg, is vooral een boze minister Donner als het gaat om bestuurlijke integriteit, een boze staatssecretaris Bleker en een wegwezerige staatssecretaris Atsma. Geen boosheid over de boodschap maar over het feit dat de boodschapper met het slechte nieuws komt.

De ene casus stapelt zich op de andere. Ik pleit er dan ook voor dat de Kamer zelf een onafhankelijk onderzoek laat uitvoeren naar de naleving en handhaving van milieu- en natuurwetten door de centrale en decentrale overheden, en dan ook in het kader van de bestuurlijke integriteit. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bestuurlijke integriteit boven elke twijfel verheven dient te zijn;

verzoekt het Presidium, in het licht van de bestuurlijke integriteit een onderzoek uit te laten voeren naar de naleving en handhaving van milieu- en natuurbeschermingswetten door de centrale overheid en decentrale overheden, en de rechtspositie van de burger daarin expliciet mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 263 (22343).

Wij hebben met elkaar een bepaalde procedure afgesproken voor het doen van onderzoek. Dat betekent dat ik deze motie wanneer die mocht worden aangenomen terugleid naar de commissie die de motie dan vervolgens verder in behandeling moet nemen, waarna zij uiteindelijk misschien weer wordt voorgesteld als onderzoeksvoorstel aan de Kamer. Zo gaan die dingen.

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Het zaakje rond het gifschip de Otapan stinkt. Dat zei ik vanochtend al tijdens het algemeen overleg. Helaas heeft het OM besloten dat niet wordt overgegaan tot vervolging. De Staat is niet te vervolgen bij collectief handelen. Daarom is de PVV wel heel blij met de houding van de staatssecretaris, die heeft gezegd dat de Kamer destijds verkeerd geïnformeerd is. Die fout heeft hij ook toegegeven. Erg blij zijn wij ook met het aangekondigde externe onderzoek waarbij wij gaan kijken wat er dan nog wel mogelijk is. Het is ook goed nieuws dat de Kamer dat onderzoek vooraf toegestuurd krijgt, dus daarvoor hulde. De belastingbetaler is minder blij met de kosten van 5 mln. die de Staat heeft moeten betalen voor het slopen van het schip, de sleepkosten en dergelijke. De belastingbetaler is daarvoor opgedraaid. De PVV-fractie ziet dat in vervolg graag anders. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse Staat is opgedraaid voor de saneringskosten van het gifschip Otapan;

constaterende dat de belastingbetaler op dit moment garant staat en dus voor deze kosten heeft moeten opdraaien;

verzoekt de regering om bij de vergunningsaanvraag voor export van afval te allen tijde een clausule op te nemen waarin de aanvrager borg staat voor eventuele onvoorziene kosten, zodat Nederlands belastinggeld nooit meer op deze wijze wordt verspild,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Mos, Leegte en Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 264 (22343).

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Uitermate ernstig is het feit dat ambtenaren willens en wetens het risico hebben genomen mensen in gevaar te brengen. De integriteit van de overheid moet altijd boven iedere twijfel staan. De conclusie van het Verwey-Jonker Instituut is klip-en-klaar: de gesignaleerde oorzaken zijn actueel en structureel, ook op dit moment. Natuurlijk is het doen van onderzoek goed, maar dat neemt niet weg dat de staatssecretaris vandaag al leiding kan nemen om de aanbevelingen op te pakken. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Verwey-Jonker Instituut concludeert dat de gesignaleerde oorzaken nog steeds actueel en structureel zijn;

overwegende dat de integriteit van de overheid boven iedere twijfel verheven moet zijn;

overwegende dat het voorgestelde onderzoek niet moet leiden tot uitstel van het aanpakken van de voor de hand liggende aanbevelingen van het Verwey-Jonker Instituut;

verzoekt de regering, vanaf vandaag orde op zaken te stellen en te beginnen met het uitvoeren van de aanbevelingen;

verzoekt de regering tevens, met regelmaat over de vorderingen bij de implementatie van de aanbevelingen te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leegte en De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 265 (22343).

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. We hebben in het debat van vanmorgen de staatssecretaris gevraagd ervoor te zorgen dat de Kamer de interne memo's kan inzien van de uitvoerende ambtenaren, de top van het ministerie en de verantwoordelijk staatssecretaris over het afgeven van de exportvergunning. Uit de brief van de minister en de staatssecretaris kan namelijk niet worden opgemaakt of er een actieve betrokkenheid was vanuit de top van het ministerie en de politieke leiding. De staatssecretaris heeft die toezegging niet gedaan, vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Openbaar Ministerie geen uitspraak doet over de betrokkenheid van de toenmalig staatssecretaris van Milieu bij de valsheid in geschrifte bij de verlening van EVOA-beschikkingen voor transport van asbestschip Otapan;

overwegende dat actieve betrokkenheid van de staatssecretaris in de valsheid in geschrifte gelet op de aandacht en politieke gevoeligheid in die periode niet valt uit te sluiten;

van mening dat de betrokkenheid van de bewindspersonen bij deze valsheid in geschrifte wel degelijk onderzocht moet worden en dat bij aantoonbaar actieve betrokkenheid van de bewindspersonen dit niet zonder gevolgen kan blijven voor hun publiek functioneren nu en in de toekomst;

verzoekt de regering, alle correspondentie aangaande het asbestschip Otapan tussen verantwoordelijke bewindspersonen van het voormalige ministerie van VROM, de ambtelijke leiding van het ministerie en de uitvoerende ambtenaren bij de afgifte van de exportvergunning in de periode 2005–2011 aan de kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 266 (22343).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Het kan niet zo zijn dat liegen mag omdat je met zijn allen liegt. Welk signaal is dat aan de samenleving? Met in achtneming van alle privacywaarborgen wil ik dat ten minste de staatssecretaris weet wie de betrokken ambtenaren waren en dat hun handelen gepaste consequenties krijgt, tot het hoogste niveau indien daartoe aanleiding is, opdat wij schoon schip kunnen maken. Ik dien hiertoe de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het OM heeft geconstateerd dat er in de zaak-Otapan sprake is van strafbare feiten en laakbaar handelen;

overwegende dat het OM constateert dat de regie voor het laakbaar handelen grotendeels bij de overheid lag;

overwegende dat het OM constateert dat er sprake is van collectief handelen waardoor individuele strafrechtelijke vervolging niet opportuun is;

overwegende dat de Staat op dit moment niet stafrechtelijk aansprakelijk te stellen is;

spreekt uit dat deze zaak desalniettemin niet zonder gevolgen kan blijven voor bewezen actief betrokkenen;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar de betrokken ambtenaren, onder andere op basis van de destijds geldende invulling van het organigram van de betrokken diensten en gesprekken met mogelijk betrokkenen;

verzoekt de regering tevens, de Kamer te informeren over de disciplinaire maatregelen die ter beschikking staan van de bewindspersonen bij dergelijk laakbaar handelen van ambtenaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 267 (22343).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ten slotte waarderen wij de toezegging van de staatssecretaris zeer om over zowel de onderzoeksopzet als de bemensing van het onderzoek te overleggen met de Kamer.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. In dit debat lijkt het belang waarom we dit ook alweer doen, bijna uit het oog verloren te worden. Het gaat GroenLinks om de leefomgeving. Het kan niet zo zijn dat ambtenaren samen met bedrijven adviseren om giftige zaakjes maar elders in het leefmilieu te dumpen. Dit is het kabinet van: regel is regel, wie straf verdient, krijgt straf. Ik ben dan ook tevreden met de toezegging voor het onderzoek. Daar moet helder uitkomen wie straf verdient. Die moet uiteindelijk ook worden opgelegd.

Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering een onafhankelijk onderzoek instelt naar de precieze gang van zaken rond het onjuist invullen van de kennisgeving voor het asbestschip Otapan;

overwegende dat het belangrijk is, te weten of de betrokken ambtenaren op eigen houtje hebben aangedrongen op het plegen van valsheid in geschrifte of dat de politiek verantwoordelijke staatssecretaris hier destijds bij betrokken was;

verzoekt de regering, in de onderzoeksopdracht de expliciete vraag op te nemen of de verantwoordelijke staatssecretaris betrokken was bij het advies aan de eigenaar van de Otapan om valsheid in geschrifte te plegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 268 (22343).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering een onafhankelijk onderzoek instelt naar de precieze gang van zaken rond het onjuist invullen van de kennisgeving voor het asbestschip de Otapan;

overwegende dat de verstrekking van EVOA-beschikkingen en aanverwante procedures en besluiten nu en in de toekomst wel op correcte wijze gevolgd en genomen dienen te worden;

verzoekt de regering daarom, binnen de betrokken departementen en inspecties orde op zaken te stellen en daartoe alle noodzakelijke maatregelen te treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Tongeren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 269 (22343).

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik roep de staatssecretaris op om toch in contact te treden met Turkije en om te overwegen daar ook zijn excuses aan te bieden voor de gang van zaken.

De voorzitter:

We wachten tot de staatssecretaris en de minister beschikken over de teksten van de zeven ingediende moties.

De heer Paulus Jansen (SP):

Tot mijn spijt heb ik de motie niet in groot lettertype geprint voor de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Dat wordt op dit moment goedgemaakt. Dat document komt eraan.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Het is goed dat dit VAO naar aanleiding van het algemeen overleg van vandaag wordt gehouden, omdat daarmee volstrekte duidelijkheid wordt gegeven over de inzet van het kabinet en de Kamer met betrekking tot de bevindingen van het Openbaar Ministerie. Tijdens het overleg vanmorgen heb ik al gezegd dat het kabinet de bevindingen van het Openbaar Ministerie buitengewoon ernstig vindt. Wij vinden dat je daar ook conclusies en vervolgtrekkingen aan moet verbinden.

Ik heb in het algemeen overleg uitgebreid gereageerd op de stappen die het kabinet zal zetten. Ik ben blij dat daar in algemene zin steun voor is in de Kamer. In die zin zie ik een aantal moties die zojuist zijn ingediend, als ondersteuning van wat vanmorgen is uitgewisseld. Zoals de heer Samsom en anderen naar voren brachten, vinden wij de conclusies van het OM dusdanig ernstig dat ook onze conclusie is dat de Kamer destijds onvolledig en onjuist is geïnformeerd. Ik hecht eraan om dat hier nog eens plenair te zeggen. Dat betekent overigens niet dat toenmalige bewindslieden ervan hebben geweten. Dat zegt het Openbaar Ministerie evenmin, zoals ik vanmorgen ook heb benadrukt. Het is echter wel goed om in het beleid aan die harde conclusies van het Openbaar Ministerie consequenties te verbinden, nu blijkt dat er sprake is geweest van samenwerking op verschillende fronten.

In de motie-Thieme op stuk nr. 263 doet mevrouw Thieme een oproep aan het Presidium. Het is dan ook aan de Kamer en het Presidium om daar een inhoudelijk oordeel over te geven, niet aan het kabinet, hoewel het uiteraard soms wel een mening heeft. Die mening komt bij de volgende moties ter sprake.

In de motie-De Mos c.s. op stuk nr. 264 wordt de regering verzocht om bij de vergunningverlening te garanderen dat er een zodanige borg wordt gevraagd dat onvoorziene kosten ook kunnen worden verrekend. Ik neem aan dat de heer De Mos ervan uitgaat dat het ideaal zou zijn als we het begrip "onvoorziene kosten" konden kwantificeren. Iets wat onvoorzien is, kun je nooit 100% zeker garanderen. De intentie delen we echter van harte. Wij zien dit als ondersteuning van beleid, want de belastingbetaler moet niet worden opgescheept met dit type kosten. Vanmorgen is het oordeel van de Kamer hierover ook duidelijk gebleken.

De heer Paulus Jansen (SP):

Mag ik de staatssecretaris vragen wat dan de materiële invulling is van het feit dat hij dit als ondersteuning van beleid ziet? Volgens mij wordt er tot nu toe al een borgstelling gevraagd op grond van de EVOA-exportvergunningen. Ik ga er dus van uit dat in het licht van de motie van de heer De Mos de borgstelling verhoogd wordt, anders heeft die motie geen enkele betekenis.

Staatssecretaris Atsma:

Naar aanleiding van de bevindingen in 2006 heeft het ministerie al een forse aanpassing gedaan. We hebben onder andere gezegd dat een externe partij moet bekijken wat er in het betreffende schip wordt vervoerd. Naar aanleiding daarvan kan een inschatting van de saneringskosten worden gemaakt. Die eerste stap is gezet. We zullen dat proces nog eens extra onder een vergrootglas leggen. Dat wijkt af van de procedure die met de Otapan is gevolgd. Daarnaast zegt de heer De Mos dat er op voorhand ook nog een bedrag voor onvoorziene kosten in rekening gebracht zou moeten worden als borg. Ik denk dat dit zou moeten kunnen op basis van de bedragen waarover je praat als je weet wat er in het schip zit. Zo heb ik de heer De Mos tenminste begrepen. Ik denk dat dit voorstel op brede steun kan rekenen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Zeker ook van de SP-fractie. Het is misschien goed als de staatssecretaris schriftelijk uitlegt hoe groot die opslag bovenop de standaard saneringskosten moet zijn. Dan is in ieder geval duidelijk welke lijn hij voor de toekomst kiest.

Staatssecretaris Atsma:

Dat lijkt me iets voor de technici. Of dat in de orde van grootte van 5% à 10% valt, kan ik hier niet uit de losse pols aangeven; daar moet zorgvuldig naar gekeken worden. Wellicht hangt het ook af van de precieze omstandigheden waarmee je wordt geconfronteerd als zich een aanvraag voordoet. Het ene schip is tenslotte het andere niet. Het is dus de vraag of je dit in algemene termen kunt kwantificeren op basis van een percentage. Ik vind wel dat de intentie moet worden meegenomen – en ik hoop dat de heer Jansen die deelt – dat bovenop het onafhankelijk vastgestelde bedrag voor de verwijderingskosten een percentage voor onvoorziene kosten moet worden meegenomen.

De heer Samsom (PvdA):

Nu dreigt het beeld te ontstaan dat de regels beter moeten worden gemaakt naar aanleiding van iets wat in 2006 is gebeurd. Als echter de regels in 2006 waren uitgevoerd, was dit probleem er – in ieder geval belastingtechnisch – niet geweest. Dan was er een borgstelling gevraagd aan de toenmalige eigenaar die ongeveer twaalf keer zo hoog was als de borgstelling die er was. Je kunt clausules opnemen tot je een ons weegt, maar het geld moet gewoon op de bank staan voordat het schip de grens overgaat. Ik wil dat benadrukken omdat anders het beeld ontstaat dat de regels niet goed waren. Nee, de naleving van de regels was niet goed. Dat maakt het ernstiger.

Staatssecretaris Atsma:

Daar heeft de heer Samsom volstrekt gelijk in. Als het bedrag dat aanvankelijk in beeld was, zou zijn vastgelegd via een borg, dan was er wellicht veel minder aan de hand geweest. Het bedrag van de borg was alleen substantieel te laag. Daar is in 2006 ook over gesproken in de Kamer. Als je een borg vraagt, heeft dat alleen zin als die borg daadwerkelijk in harde valuta is gedeponeerd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Op 7 juli 2006 is de eerste EVOA-vergunning afgewezen vanwege de borg. Dit heeft niets met de regels te maken of met een hogere borg. Dit is domweg weer een geval van dat er mogelijkerwijs is samengewerkt, van wie de opdracht ook kwam. De oplossing zit veel meer in de uitkomsten van het onderzoek en de implementatie daarvan, dan in het aanpassen van de regels. Als namelijk op 14 juli niet bewust met die verlaagde borg was ingestemd door de Staat, dan had de heer De Mos nu tegen de belastingbetaler kunnen zeggen dat het netjes gedekt is door de eigenaar.

De voorzitter:

Had u geen vraag?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vraag om het volgende. Laten we dit meenemen in het onderzoek, maar het niet hebben over het veranderen van de regels. Dat wil ik in het onderzoek ook niet terugzien. Het gaat om het gedrag om de regels heen.

Staatssecretaris Atsma:

De intentie van de motie van de heer De Mos is volstrekt helder: de belastingbetaler moet niet opdraaien voor iets waar hij niet voor op hoeft te draaien als je het goed hebt geregeld. Volgens mij is dat een breed gedragen opinie in de Kamer. Laten we het daarbij houden.

Voorzitter. In de motie-Leegte/De Mos op stuk nr. 265 wordt benadrukt dat de regering wordt verzocht, vanaf vandaag orde op zaken te stellen. Ik heb gezegd dat wij dat met de Kamer van mening zijn. De regering wordt tevens verzocht, met regelmaat over de vordering bij de implementatie van de aanbevelingen te rapporteren. Het kabinet ziet deze motie als ondersteuning van het beleid. Ik heb vanmorgen al gezegd dat de vorming van de RUD's, de regionale uitvoeringsdiensten, zeker ook in dat kader mag worden gezien.

In de motie-Paulus Jansen op stuk nr. 266 wordt de regering verzocht, alle interne nota's die betrekking hebben het onderwerp waarover we nu discussiëren aan de Kamer te doen toekomen, althans ter inzage te leggen. De heer Paulus Jansen heeft mij vanochtend goed begrepen: ik heb daar om twee redenen moeite mee. Enerzijds heb ik er moeite mee vanwege de argumenten die de minister vanmorgen in algemene zin naar voren heeft gebracht met betrekking tot het juridisch vervolgonderzoek. Anderzijds hechten wij er zeer aan dat een onafhankelijke commissie een onafhankelijk onderzoek kan opzetten, waarbij ik de Kamer wil betrekken bij de onderzoeksvragen en de samenstelling van de commissie. Het lijkt mij niet voor de hand liggend om een en ander dubbelop te gaan doen, juist vanwege de vraag van de heer De Mos om de betrokkenheid van een voormalig bewindspersoon bij een en ander scherper in beeld te krijgen. Wat mij betreft wordt dat een deel van de onderzoeksvraag die aan de Kamer wordt voorgelegd. Ik ontraad deze motie dus.

In de motie-Van Veldhoven op stuk nr. 267 wordt de regering verzocht, in algemene zin vooral onderzoek te doen naar de gang van zaken met betrekking tot ambtenaren die betrokken zijn geweest bij de activiteiten die door het OM zijn verwoord. Dit is ook de intentie van het kabinet. Het zal de Kamer over de bevindingen rapporteren. Mocht het onverhoopt zo zijn dat er geen bevindingen komen van het OM, dan zullen wij dit uiteraard betrekken bij de aangekondigde interne onderzoeken. We hebben vanochtend met de Kamer afgesproken dat het kabinet de Kamer hierover rapporteert. Ik zie deze motie dus als ondersteuning van beleid.

In de motie-Van Tongeren op stuk nr. 268 wordt de regering verzocht, in de onderzoeksopdracht expliciet de vraag mee te nemen of de verantwoordelijk staatssecretaris op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het advies. Ik heb vanmorgen al gezegd dat deze vraag meegenomen zou kunnen worden. Als de Kamer daar expliciet om vraagt, zullen wij dat doen. Kortom, ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer.

Tot slot de motie-Van Tongeren op stuk nr. 269. Daarin wordt de regering verzocht, binnen de betrokken departementen en inspecties orde op zaken te stellen en daartoe alle noodzakelijke maatregelen te treffen. Uit wat vanochtend en vanmiddag is gezegd, mag de Kamer de conclusie trekken dat dit gebeurt. Kortom, ik zie deze motie als ondersteuning van het beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik constateer dat ondanks enkele oordelen de leden geen aanleiding zien om moties in te trekken.

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. De stemmingen over de moties vinden morgen plaats.

Na de schorsing gaat de vergadering non-stop door. We beginnen om 18.30 uur met het VAO Wmo/Thuiszorg. Voor die tijd wordt u dan ook geacht, eventueel wat te eten.

De vergadering wordt van 15.43 uur tot 18.30 uur geschorst.

Naar boven