De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de SGP wel mag vinden dat vrouwen uitgesloten dienen te worden van het passief kiesrecht, maar er niet naar
mag handelen;
constaterende, dat de Hoge Raad de Staat heeft opgeroepen, effectieve en passende maatregelen te nemen om een einde te maken
aan de actieve uitsluiting van vrouwen voor het passief kiesrecht door de SGP;
constaterende, dat het kabinet het bestuur van de SGP heeft gevraagd of er in juridische zin belemmeringen zijn voor vrouwen
om zich namens de SGP kandidaat te stellen als volksvertegenwoordiger;
overwegende, dat met de uitspraak van de Hoge Raad die juridische belemmeringen zijn vastgesteld en dat een brief van het
bestuur van de SGP over haar reglementen daar niets aan af doet;
overwegende, dat er verschillende maatregelen denkbaar zijn om een einde te maken aan de actieve uitsluiting van vrouwen voor
het passief kiesrecht door de SGP, waaronder wettelijk te regelen dat politieke partijen geen bevolkingsgroepen mogen uitsluiten
van het lidmaatschap en het passieve kiesrecht of een subsidieverbod;
constaterende, dat het kabinet, door te stellen dat het de uitspraak van het Europees Hof wil betrekken alvorens tot een definitief
oordeel te komen, feitelijk een schorsende werking toekent aan het verzoekschrift van de SGP en daarmee voorbijgaat aan het
feit dat de hoogste rechterlijke instantie van Nederland een uitspraak heeft gedaan en dat de Staat gehouden is daar gevolg
aan te geven;
verzoekt de regering effectieve en passende maatregelen te nemen om een einde te maken aan de actieve uitsluiting van vrouwen
voor het passief kiesrecht door de SGP,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van Gent