Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 74, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 74, item 3 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wet verhoging collegegeld langstudeerders (32618).
Devoorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van harte welkom.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heerJasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Laat ik beginnen met goed nieuws: de invoering van de wet langstudeerders wordt met één jaar uitgesteld. Een zeer omstreden wet, die regelt dat studenten die uitlopen op hun studie € 3000 collegegeldverhoging krijgen. Daarnaast worden de instellingen gekort met 190 mln. In totaal gaat het om 370 mln. Na maandenlange protesten van studenten, docenten, universiteiten en hogescholen is het kabinet om. De regering erkent dat de voorstellen te ingrijpend zijn om per september van dit jaar in te voeren. Dat is voortschrijdend inzicht, en daarvoor kan ik alleen maar een compliment uitdelen. Ook de bezuinigingen op het passend onderwijs zijn uitgesteld, en daarvoor geldt hetzelfde: heel goed dat de scholen wat lucht hebben gekregen. Dit soort verrassingen smaken naar meer, en ik heb nog wel wat suggesties.
Nu kan ik mij vergissen, maar het schijnt dat de SGP een rol heeft gespeeld bij dit uitstel. De SGP hecht sinds 1918 veel belang aan goed onderwijs en luistert ook goed naar studenten. Dus het zou zomaar kunnen. Maar als het waar is – ik val gelijk met de deur in huis – is de SGP dan tevreden met deze concessies? Is de heer Dijkgraaf ervan overtuigd dat de wet nu verder helemaal pico bello is? De SGP heeft altijd gezegd dat de huidige studenten moeten worden ontzien in dit wetsvoorstel. Maar gaat dat ook gebeuren, nu er één jaar uitstel is? Volgens mij niet. Veel vierde- en ouderejaarsstudenten zullen opgelucht ademhalen, maar hoe zit het met de eerste-, tweede- en derdejaarsstudenten die nu een opleiding volgen? Zij lopen nog altijd het risico, slachtoffer te worden van de studieboete. Kortom: hoe hard is het SGP-standpunt dat alle huidige studenten ontzien moeten worden? Geldt dat nog steeds, of neemt de SGP genoegen met een jaartje uitstel?
Voordat ik het weet, richt ik mijn volledige inbreng op de SGP, en dat zou een beetje gênant worden. Ik keer weer terug naar die andere speler aan het stuur, de regering. Het is ook een handige zet van de staatssecretaris: één dag voor de wetsbehandeling kom je met verlichtingsmaatregelen. Het publiek is blij, en haalt opgelucht adem. Tot het stof is neergedaald, en je moet zeggen dat het alleen maar uitstel van executie is. De systematiek staat nog als een paal boven water. Dat zal de regering met klem bevestigen, want anders wordt de draai te pijnlijk. Vorig jaar werd immers met veel bombarie een regeerakkoord aangekondigd waar niet aan getornd kon worden. De studieboete was daarvan een onderdeel, en die moest en zou per september 2011 van start gaan. De oppositie kon roepen wat ze wilde, de regering hield voet bij stuk. Kijk eens op pagina 11 van de nota naar aanleiding van het verslag: "De regering hecht er veel waarde aan dat dit wetsvoorstel met ingang van studiejaar 2011 in werking treedt. Het is van groot belang dat er geen tijd verloren gaat." Waar is die urgentie gebleven? Het blijkt allemaal op drijfzand gebaseerd. Met één pennenstreek is de zaak een jaar uitgesteld, het regeerakkoord opengebroken, weg is de noodzaak.
Nu ben ik daar niet ongelukkig mee, maar ik wijs wel op het feit dat blijkbaar niets in beton is gegoten. De regering kan zeggen dat de maatregel onvermijdelijk is, onder druk wordt alles vloeibaar. Laat dit een leerzame les zijn. Vraag is natuurlijk wel wat er nu precies verandert. De regering zegt te luisteren naar twee grote bezwaren tegen de wet: de snelle invoering per september aanstaande, en de tijdelijke dip in de bekostiging van de instellingen. Het uitstel leidt natuurlijk tot kosten die worden gedekt door ergens anders te snijden, bijvoorbeeld op prestatiebeloning, wat ik alleen maar kan toejuichen. Maar veel wordt ook gedekt door een prijsbijstelling, door ruimte op de begroting en door een kasschuif. Kan de staatssecretaris mij uitleggen wat dit betekent? Wat zou er met dit geld gebeuren als hij niet tot dit uitstel had besloten? Graag een toelichting.
Terug naar de wet zelf. De wet heeft twee doelen: een taakstelling oftewel bezuiniging en een verhoging van het studierendement. De studieboete zou studenten motiveren om voor de juiste studie te kiezen en meer studievoortgang te boeken. Ik heb grote bezwaren tegen deze wet en ik heb die ook al ruimschoots besproken in eerdere debatten. Maar ook de Raad van State vindt de doelstelling van de wet onduidelijk. De raad vraagt zich af of studenten wel beter gaan studeren door de kosten te verhogen. In het verleden was dat niet het geval. Ik citeer: "Onderzoek bevestigt keer op keer dat de beperking van de studiefinanciering of de verhoging van het collegegeld niet heeft geleid tot de beoogde hogere rendementen. Zelfs is de laatste jaren een stagnatie opgetreden." Aldus de Raad van State. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris op dat punt nog eens heel goed inging.
Volgens de Raad wordt ook de kwaliteit van het onderwijs niet verhoogd met deze maatregel. Dan moet je andere maatregelen nemen zoals intensiever onderwijs, meer docenten en begeleiding. Helemaal eens. Verder dringt de Raad van State aan op een overgangsrecht. Er komt nu wel een jaar uitstel maar veel studenten worden nog altijd geconfronteerd met de studieboete, al is het een jaar later. Om die reden heb ik een amendement ingediend om alle zittende studenten te ontzien. Daarmee voorkom je dat je de regels tijdens de wedstrijd verandert.
Dan het argument dat studenten beter zouden gaan kiezen voor een opleiding. Het is de vraag of je dit oplost met deze studieboete. Beter is het om goede voorlichting te geven, bijvoorbeeld met intakegesprekken. Ook nu is er weinig ruimte om een verkeerde keuze te maken. Met de studieboete loop je helemaal het risico dat studenten ongewild doorgaan met een studie die ze eigenlijk niet willen volgen. Dat kan tot frustratie leiden en daarmee tot nieuwe ongewenste uitval. Graag een reactie.
Dat de maatregel nodig zou zijn om de overheidsfinanciën op orde te brengen, is al vakkundig door minister De Jager onderuitgehaald. Hij zei dat wat hem betreft de maatregel niet nodig is omdat de maatregel per saldo niets oplevert. Het gaat om een verschuiving van het budget binnen het onderwijs. Met andere woorden: de student mag opdraaien voor de plannen van het kabinet. En wat kost nu die langstudeerder? Er wordt zo vaak gezegd dat die langstudeerders te duur zijn. Maar wat kost die langstudeerder dan? De staatssecretaris is daar tamelijk vaag over. Op pagina 5 van de nota naar aanleiding van het verslag schrijft hij dat de langstudeerder tot 2011 meetelde in het macrobudget, het budget van de instellingen, maar vanaf 2011 niet meer. Want vanaf 2011 tellen studenten alleen nog maar mee voor de nominale studieduur. Oftewel een universiteit of hogeschool krijgt helemaal geen budget voor een langstudeerder. Is dat juist? Zo ja, is het dan niet misleidend om steeds te zeggen dat langstudeerders te veel geld kosten, dat het te duur wordt en dat je het zelf maar moet betalen?
Ook onderwijsdeskundige de heer Kwikkers stelt dat de langstudeerder niet of nauwelijks iets kost. Hij zegt: in slechte tijden is langstuderen een automatische economische stabilisator die jonge mensen met goed fatsoen uit de WW houdt en hun opleidingsniveau verhoogt. Dat moet de staatssecretaris toch als muziek in de oren klinken?
Ik ben tegenstander van deze wet omdat die een hoge drempel opwerpt voor studenten die vaak bijzonder gemotiveerd kunnen zijn. € 3000 bovenop het collegegeld is bijna € 5000, een enorm bedrag, zeker als je ouders een laag inkomen hebben. Daarmee veroorzaak je tweedeling. Aangezien we nu weten dat langstudeerders nauwelijks geld kosten, moet de staatssecretaris zich nog drie keer bedenken wat hij doet. Er zijn talloze redenen waarom een student langer over zijn studie doet. Dat kan zijn vanwege verbreding en verdieping, vanwege de zwaarte van een studie of vanwege bijzondere omstandigheden. Ook andere partijen hebben moeite met de studieboete voor bepaalde groepen. Ik heb daarom een reeks amendementen ingediend om diverse categorieën uit te sluiten van de studieboete en ik hoop uiteraard op steun. Het gaat om de volgende groepen: deeltijdstudenten, studenten met een bestuursfunctie, bètastudenten, studenten die een periode ziek zijn, topsporters met een hogere opleiding, studenten die worden uitgeloot, in het bijzonder voor geneeskunde, en tot slot de huidige studenten.
Ik haal twee groepen eruit. Ten eerste de studenten die zijn uitgeloot, bijvoorbeeld voor geneeskunde. Dit gebeurt volledig buiten hun schuld. Vervolgens kiezen de studenten voor een zogenaamde "parkeerstudie". Later worden zij alsnog ingeloot, maar dan is het klokje al wel gaan tikken. Is het terecht om hen te confronteren met een boete? Zij kunnen er niets aan doen, maar moeten wel dokken.
Ik wil apart aandacht besteden aan de deeltijdstudenten. De staatssecretaris suggereert dat een deeltijdstudie in dezelfde tijd kan worden gevolgd als een voltijdstudie. Dat is vreemd, want dan zou die voltijdstudie kunnen worden gevolgd. Een deeltijdstudent heeft juist minder tijd om te studeren. De combinatie werken en leren wordt moeilijker met de voorliggende maatregel. Uit het advies van de Raad van State blijkt dat het vaak gaat om "tweedekansstudenten" die zich willen bijscholen en dit leidt juist tot een verhoging van het studierendement.
De faculteit Letteren, Geschiedenis, Wijsbegeerte en Theologie heeft namens de VSNU een indrukwekkende brief gestuurd. Men maakt zich met vele anderen grote zorgen over de studieboetes voor deeltijdstudenten. Hun suggestie is om een advies van de Onderwijsraad te vragen. Ik verneem graag de reactie van de staatssecretaris.
Ook studenten die na een hbo-opleiding verder willen studeren, worden gestraft. In veel gevallen moeten zij een tussenjaar doen voor hun pre-master, maar dan zijn ze wel weer een uitloopjaar kwijt. Ook hier zal goed naar moeten worden gekeken.
Tot slot kom ik bij de huidige studenten. In verband met het rechtszekerheidsbeginsel is het natuurlijk veel beter om hen te ontzien. Het kabinet is daar veelvuldig op gewezen en het wordt nog de vraag hoe dit zal uitpakken in de rechtszaal.
Er is nog een juridisch bezwaar tegen deze wet. Nederland heeft een internationaal verdrag ondertekend, waarin geleidelijk wordt gestreefd naar kosteloos hoger onderwijs. Die studieboete gaat daar natuurlijk rechtstreeks tegenin. Nu zegt het kabinet in een reactie op advocatenkantoor Stibbe dat hoger onderwijs niet kosteloos hoeft te worden, maar wel toegankelijk. Dat is natuurlijk heel iets anders. Zelfs het aanbieden van aantrekkelijke leningen is nog heel iets anders dan kosteloos onderwijs.
De staatssecretaris biedt studenten tijdelijk een leenstelsel met gunstige voorwaarden aan, maar in 2014 – misschien nu een jaar later, de staatssecretaris zal dat ongetwijfeld nog toelichten – vervalt deze regeling. Hoe kan de staatssecretaris dan nog zeggen dat het stelsel toegankelijk blijft? Het is zijn eigen redenering, maar die geldt dus maar voor drie jaar.
Er is nog een punt dat niet onbenoemd mag blijven en dat is de perverse prikkel die uitgaat van de studieboete. Studenten zullen gemakkelijker studies kiezen en de instellingen worden gedwongen hun opleidingen te vereenvoudigen, alleen al vanwege de bezuinigingen op het budget. Dat is funest voor de kwaliteit.
Dit sluit aan op een punt dat gisteren al aan de orde kwam. De Erasmusuniversiteit wil volgend jaar een proef doen, waarbij eerstejaarsstudenten alle 60 punten moeten halen. Dit geldt voor de faculteit Sociale Wetenschappen. Je zou het een soort "turbobindend studieadvies" kunnen noemen. Het is prima als studenten worden aangespoord om hard te studeren, maar 60 van de 60 punten eisen, gaat te ver. Een student hoeft maar één week ziek te zijn waardoor hij een tentamen mist en hij wordt al van de opleiding verwijderd. Ook de opleiding zelf kan gaten laten vallen, waardoor een student zijn punten mist. Dit voorstel slaat door. Mogelijk loopt de universiteit talentvolle studenten mis.
Is het juist dat studenten onvoldoendes mogen compenseren door hoge cijfers te halen voor andere vakken? Is dat nog wel kwaliteit? Is de staatssecretaris het ermee eens dat de universiteit deze regel moet schrappen of op zijn minst versoepelen?
Alleen al vanwege de vele juridische bezwaren zou deze wet van tafel moeten. Ook de twee argumenten waarop deze wet is gebaseerd, zijn een farce. Het levert per saldo niets op en het werkt niet als een prikkel voor studenten. Als wij de kwaliteit van het hoger onderwijs willen verbeteren, moeten wij investeren in plaats van studenten als melkkoe te gebruiken.
De wet is een jaar uitgesteld en dat is goed nieuws. Het is een succes voor de studenten die afgelopen dinsdag een manifest hebben opgesteld, dat ik de staatssecretaris hierbij via de voorzitter aanbied. Hij was helaas niet aanwezig dinsdag, maar ik zorg ervoor dat hij alsnog deze getuigenis krijgt.
Devoorzitter:
Ik zal ervoor zorgen dat de staatssecretaris de beschikking krijgt over het manifest. De heer Van Dijk ziet dat het zo groot is dat het niet toegevoegd zal kunnen worden aan de Handelingen.
De heerJasper van Dijk (SP):
Misschien dat het gekopieerd kan worden op een A4'tje?
Devoorzitter:
Nee, ik dacht het niet.
De heerJasper van Dijk (SP):
Ik zie de recente ontwikkeling als een voorbode van een bekend gezegde: van uitstel komt afstel.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Voorzitter. Na de brief van de staatssecretaris en de minister die wij gisteravond ontvingen over een aantal wijzigingen in de voornemens en plannen van de regering, ziet mijn bijdrage er wat anders uit dan wij dinsdag in de fractie konden voorzien en konden voorbereiden. Over het punt van de langstudeerders zal ik straks zeggen wat ik vind.
Vandaag spreken wij over wetgeving. De stap van de staatssecretaris van gisteren, om voor studenten de langstudeerdersmaatregel een jaar later te laten ingaan en dus ook de korting op de instellingen, staat haaks op het standpunt dat hij namens de regering heeft ingenomen in zowel de memorie van toelichting, de nota naar aanleiding van het verslag als zijn brief van afgelopen maandag waarin hij reageert op het onderzoek van Stibbe. Ik begrijp dat het argument is dat de begrotingsvoorbereiding inmiddels heeft plaatsgevonden. Dat moet dus tussen maandag en gisteravond zijn gebeurd. Dat ging vorig jaar nog wel anders! Daar ben je volgens mij een aantal weken mee bezig. Het is natuurlijk wel goed nieuws.
Vanuit wetgevingsoogpunt maak ik er echter een opmerking bij. Voortschrijdend inzicht en een handreiking aan de oppositie duid ik positief. Ik meen dat. Ik ben niet zuur. Het moment en de wijze waarop de stap in het wetgevingsproces wordt gezet, roepen bij mij echter vragen op. Ik wil daar vanuit de positie van de Kamer als medewetgever iets over zeggen. Hetzelfde kan gezegd worden over de beweging die gemaakt is rondom passend onderwijs. Dat is niet het onderwerp van dit debat, maar stond wel in dezelfde brief die vandaag ook op de agenda staat. Moties worden eerst ontraden, vervolgens eergisteren door de coalitie en deels door de SGP verworpen en worden nu alsnog deels uitgevoerd. Ook dat is positief. Wij zullen het daar apart nog wel over hebben. Ik maak er nu toch een opmerking over omdat er in mijn ogen en naar het oordeel van mijn fractie een verschil bestaat tussen een debat over moties, waarbij het kabinet op basis van politieke opportuniteit besluit alsnog te bewegen, en wetgeving, waarbij de Kamer amendementen kan indienen en die na een reactie van de regering kan wegen. Politieke opportuniteit is overigens iets positiefs en is echt iets anders dan opportunisme. Ik was echter overvallen door de brief van de regering van gisteravond, nog voor aanvang van het debat, waarin al wordt gereageerd op amendementen zonder dat er een nota van wijziging volgt. Dat kan natuurlijk nog. De regering kan altijd stukken wijzigen.
Mijn fractie heeft zich in ieder geval, vanuit de Kamer als medewetgever, op een heel ander debat voorbereid dan het debat dat wij nu met elkaar voeren. Normaliter ligt er een wetsvoorstel, komen er amendementen en volgt een debat, eventueel met een positief advies of een nota van wijziging. Dit dringt te meer, omdat de wijziging raakt aan een kern van het wetsvoorstel. Het raakt niet aan de maatregel. De staatssecretaris is daar heel duidelijk over. De maatregel wordt een jaar later ingevoerd, maar gaat wel gewoon door. Het raakt aan de kern van de discussie in de samenleving en aan een punt waarop de oppositie en de Raad van State veel kritiek hadden, namelijk het punt van de rechtszekerheid. Daarover gaat dit debat sowieso. Dit alles maakt het voor mijn fractie wel een beetje tot een wonderlijk debat. De tijdsdruk is er in directe zin af. Ik sta ook open in het debat. Ik zou er echter behoefte aan hebben om vandaag in ieder geval de eerste termijn te houden. Ik wil mijn eigen verhaal houden en een nadere toelichting krijgen van de staatssecretaris. Na zijn toelichting wil mijn fractie zich nader kunnen beraden op haar standpunt. Ik zeg dat vooral omdat de staatssecretaris in de brief benadrukt dat er door de stand van de begrotingsvoorbereiding ruimte komt voor het uitstel. Zijn motivatie om het niet te doen, was tot dusver echter vooral inhoudelijk gemotiveerd. Dat moeten wij dan ook weer kunnen wegen. Ook stelt dat de Kamer in staat om een nadere reactie op de brief van gisteren en de bijstelling van de plannen bij onze afwegingen te betrekken, evenals misschien een nadere reactie van de Raad van State.
De heerDijkgraaf (SGP):
Ik verbaas mij daar een beetje over. Het kan zijn dat ik het niet begrijp. Een verschil met een normaal debat is dat wij nu eerder weten wat de regering van een amendement vindt. Bij alle debatten worden tot op het laatste moment amendementen ingediend. Nu weten wij al wat de regering van dit amendement vindt. Normaal weten wij dat pas tijdens het debat. Het geeft ons dus allen juist extra tijd ten opzichte van een normaal debat. Dit als reden te gebruiken om het debat in tweede termijn uit te stellen, betekent het volgende. Als voortaan bij debatten op het laatste moment amendementen worden ingediend, volgt de tweede termijn per definitie later.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Nee, dat is helemaal niet het geval. Amendementen van de Kamer hebben namelijk altijd betrekking op standpunten van fracties die vinden dat een wetsvoorstel op een bepaald punt moet worden gewijzigd. In dit geval gebeurt echter iets anders. De heer Dijkgraaf spreekt overigens over "het" amendement, maar de staatssecretaris spreekt over "een aantal" amendementen. Wellicht kan hij daar echter iets meer achter kijken dan ik. Voor mijn fractie kwam de brief gisteren in elk geval als een verrassing. Het was een aangename verrassing, maar wel een verrassing. Dit raakt wel aan een kernpunt van dit debat, namelijk de rechtszekerheid. De heer Jasper van Dijk heeft daar een aantal vragen over gesteld. Ik zal daar zelf zo meteen ook nog iets over zeggen en vragen. Het maakt natuurlijk wel verschil of de regering gaat bewegen in de loop van het debat naar aanleiding van amendementen die een meerderheid kunnen halen, en naar aanleiding van druk uit de Kamer. Of dat de regering vlak voor het debat – de fractie heeft zich dan niet kunnen voorbereiden op het punt van de rechtszekerheid – zegt dat zij de argumentatie die tot nu toe is gehanteerd, terughaalt en een jaar uitstel wil. Dan zou ik zeggen: de tijdsdruk is er dus van af. Ik ben niet uit op vertraging; wij kunnen best met elkaar zeggen wat wij ervan vinden. Ik heb wel de behoefte om nog eens samen te bekijken of dit voldoende is, bijvoorbeeld naar aanleiding van het advies van de Raad van State, die nogal stevig heeft ingezet op het punt van de rechtszekerheid. Hij vraagt zich namelijk af of hierbij voldoende aan de rechtszekerheid wordt tegemoetgekomen. Het betreft geen ondergeschikt punt dat de staatssecretaris vlak voor het debat even als detail kan noemen. Het gaat hierbij om het punt waarover wij de afgelopen maanden met de samenleving het debat hebben gevoerd.
De heerDijkgraaf (SGP):
Dat is precies mijn punt. Stel dat de staatssecretaris ervoor zou hebben gekozen om bepaalde amendementen tijdens het debat al dan niet over te nemen. Dat gebeurt in dit huis heel vaak. Gelukkig maar dat amendementen af en toe worden overgenomen. Ik heb echter nog nooit meegemaakt dat men daarop vond dat de boel moest worden geschorst en de tweede termijn moest worden uitgesteld. Meestal heerste dan een sfeer van vreugde over het feit dat de regering inziet dat de Kamer zinvolle amendementen indient. Ik vind het juist belangrijk dat wij extra tijd hebben gekregen door al vooraf te weten wat de regering van amendementen vindt.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Ik denk dat de heer Dijkgraaf terecht aangeeft dat hij dat nog nooit heeft meegemaakt. Ik wel; ik loop al een poosje mee. Nog niet zo heel lang geleden was er in datzelfde vak-K een vrij ingrijpende nota van wijziging van de kant van de regering aan de orde. Minister Opstelten gaf aan te begrijpen dat die nogal betekenis had. Laten wij dus ervoor waken te snel te lopen, zodat de fracties allemaal dezelfde tijd hebben om zich te prepareren. Maar nogmaals: ik maak het niet zwaarder dan het is. Uit het oogpunt van wetgevingsproces en zorgvuldigheid is het echter belangrijk. Aangezien nu de enorme druk ervan af is om iedereen voor 1 september te laten weten dat hij die € 3000 moet gaan betalen – dat is nu met een jaar uitgesteld – moeten wij ook de tijd nemen om het zorgvuldig te doen. Ik ben geïnteresseerd in bijvoorbeeld de reactie van de Raad van State; dat kan heel snel. Ik ben niet uit op vertraging. Met ons valt er steeds te praten over een vorm van het zwaarder aanspreken van studenten, maar omgekeerd vraag ik de heer Dijkgraaf waarom hij niet de behoefte heeft aan zorgvuldigheid en het oordeel van de Raad van State op het punt van de rechtszekerheid.
De heerDijkgraaf (SGP):
Ik ben oprecht alleen maar op zoek naar een goede reden om een tweede termijn uit te stellen. Wij kunnen daar straks nog wel over van gedachten wisselen. Ik hoor ook graag van de staatssecretaris in eerste termijn wat mogelijk is. Als het mogelijk is, heb ik er op zich geen bezwaar tegen. Mijn punt is echter wel dat wij juist op dit punt extra tijd hebben ten opzichte van het normale traject. Als er goede redenen zijn ...
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Wij hebben een jaar extra tijd gekregen.
MevrouwLucas (VVD):
Voorzitter. Ik loop nog niet zo lang mee als de heer Rouvoet, maar ik heb wel dit wetsvoorstel gevolgd. Natuurlijk, na het advies van de Raad van State is er eerder een wijziging geweest en daarover hebben we niet opnieuw een advies van de Raad van State gevraagd. Ik doel op de wijziging om niet per universiteit te korten, maar generiek. De Raad van State heeft juist geadviseerd om na te denken over rechtszekerheid. Wij doen dat hierbij. Er komt een voorstel, dat volgens mij juist is bedoeld om studenten zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over hoe alles eruit komt te zien, zodat zij zich kunnen voorbereiden. Als er nu uitstel komt, gaat dat alleen maar ten koste van de tijd die studenten hebben om zich voor te bereiden.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Dat vind ik een ingewikkelde redenering. Ik begrijp uit de vragen wie hier precies behoefte aan heeft en u had ongetwijfeld iets eerder inzicht in de ontwikkelingen dan ik. Maar ik zit een beetje met de vraag wat er precies is gebeurd tussen maandag en dit moment; eerst was er namelijk nog de geharnaste reactie van de staatssecretaris dat het allemaal niet kon. Misschien kunt u mij daar iets meer over vertellen. Voor mij kwam de brief in ieder geval als een verrassing, misschien voor u ook. Juist omdat dit gaat om iets belangrijks als rechtszekerheid, vind ik dit van belang voor mijn verantwoordelijkheid als medewetgever. Misschien kunnen wij allen vandaag helderheid geven over de datum, zoals in ieder geval niet per 1 september; dan weet iedereen namelijk waar hij aan toe is. Maar het blijft de vraag of we zo op een goede manier kunnen komen tot een eindstemming over dit wetsvoorstel, of dat daarvoor eerst meer inzicht nodig is in de kwestie of dit wel voldoende tegemoetkomt aan de rechtszekerheid van de studenten.
MevrouwLucas (VVD):
Als er een brief was gekomen met een enorm ingewikkelde wijziging van het voorstel, zou ik mij de reactie van de heer Rouvoet kunnen voorstellen. Dat is echter niet het geval. Het voorstel blijft hetzelfde, het wordt alleen een jaar uitgesteld. Mij lijkt het dus niet erg ingewikkeld.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Ingewikkeld niet, maar vragen over rechtszekerheid krijg ik wel graag secuur beantwoord. Mijn fractie hecht aan zorgvuldigheid. Juist als er lucht komt door een jaar uitstel, vraag ik mij af of die zorgvuldigheid op het tweede plan moet komen, in ruil voor enorme haast. Ik begrijp eigenlijk niet zo goed waar deze procedurele moeite vandaan komt. Mijn fractie kan zich voorstellen dat we de tweede termijn niet hierop aansluitend gaan doen, zodat wij nog even tijd hebben om te spreken over de brief van gisteren. Misschien is er in uw fractie wel eerder over gesproken.
De heerJasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik ben het zeer eens met de heer Rouvoet. Dit voorstel kwam één dag voor de behandeling van de wet naar ons toe en was natuurlijk tamelijk ingrijpend. Deelt de heer Rouvoet mijn mening dat als je een wet een jaar uitstelt, je het wetsvoorstel strikt genomen ook een jaar later kunt behandelen? Ik stel deze vraag overigens ook aan de regering. Dit hoeft niet, maar iets meer rust in de behandeling zou best kunnen.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Hoe zou ik het hiermee oneens kunnen zijn? Het moge in ieder geval duidelijk zijn waarom ik deze vraag aan de orde stel. Ik ben niet uit op onnodige vertraging of uitstel. Straks zullen we van de staatssecretaris horen wat er echt nodig is om dit plan op een goed moment te laten ingaan. Ik wil daarover best meedenken, maar ik geef alleen de behoefte van mijn fractie aan, zonder zaken moeilijker te willen maken. Wij moeten ons kunnen beraden op deze brief en gisteravond lukte ons dat niet meer.
Ik kom bij de inhoud en wil hierover geen onduidelijkheid laten bestaan: wij zijn blij met de inhoudelijke stap die wordt gezet, ik ben oprecht blij met het jaar uitstel voor de studenten en instellingen met betrekking tot de langstudeerdersregeling. Voor zover mijn fractie nu kan overzien, wordt daarmee een hoop pijn uit het wetsvoorstel weggenomen. Dat wil niet zeggen dat wij geen vragen meer overhebben, bijvoorbeeld over de dekking. Daarover gaat het debat natuurlijk niet in essentie. Het is in eerste instantie aan de regering om te bekijken waar ze het geld vandaan wil halen, die 370 mln. voor het komende jaar. Maar in de brief lees ik wel een paar dingen waar ik wat meer over wil weten en misschien kan de staatssecretaris daar iets meer over kan zeggen. Begrijp ik bijvoorbeeld goed dat de maatschappelijke stage helemaal wordt geschrapt, of wordt erop gekort? Uit de formuleringen kun je namelijk beide afleiden, dus graag wat meer zekerheid over de dekking. Maar over eventuele wijzigingen in de dekkingsvoorstellen zullen we apart komen te spreken. Nog belangrijker vind ik dat een belangrijk deel van de dekking wordt gezocht in de prijsbijstelling, en wel in de tranches 2011, 2012 en 2013. Maar daar staat een omineus zinnetje. Ik noem het "omineus", omdat ik een tijdje op de plek van de staatssecretaris heb gezeten en weet wat het betekent als het niet doorgaat. Dat omineuze zinnetje luidt: uitgaande van de veronderstelling dat deze wordt uitgekeerd. Wat gebeurt er dan als die niet wordt uitgekeerd? Of moet ik hieruit afleiden – dat zou belangrijk zijn voor het hele onderwijsveld – dat die zal worden uitgekeerd? Zo ja, dan zou dat goed nieuws zijn. Ik wil daarover echter wel een verzekering van de staatssecretaris horen. Als het, ook al staat er "ervan uitgaande dat die wordt uitgekeerd", niet wordt uitgekeerd, hebben wij namelijk wel te maken met een financieel gat. Zonder een duidelijke toezegging van de staatssecretaris dreigen wij met andere woorden in te stemmen met een maatregel met een heel onaangename dekking. Graag helderheid over de dekking, want dat is belangrijk voor de beoordeling van de stap die gisteren lijkt te zijn gezet.
Om niet in herhaling te vallen maak ik geen inleidende opmerkingen over mijn visie op het hoger onderwijs. Een opmerking uit eerdere debatten herhaal ik echter wel: hoger onderwijs heeft meer dan alleen een economische functie, voorbereiding op de arbeidsmarkt. Dat is een belangrijke functie van het hoger onderwijs, maar het hoger onderwijs is veel breder dan dat, denk aan vorming, de ontwikkeling van mensen en reflectie op de samenleving. In de stukken, bijvoorbeeld in de nota naar aanleiding van het verslag, lijkt de staatssecretaris bij het onderwijs de financiële besparing voorop te zetten. Ik vind dat een wat armoedige invalshoek voor de discussie over het hoger onderwijs.
De onderbouwing van het wetsvoorstel in de stukken hangt van aannames en verwachtingen aan elkaar. Analyse en onderzoeken ontbreken en de memorie van toelichting is eigenlijk één lange doelredenering met als hoogste doel het behalen van de financiële taakstelling van het kabinet. Daaraan verandert een jaar uitstel natuurlijk niets, want het doel blijft onveranderd. Daarmee doet de staatssecretaris geen recht aan het belang van hoger onderwijs. Ik lees in de stukken verder helemaal niets over een leven lang leren en over de gevolgen voor oudere studenten in het deeltijdonderwijs. De heer Jasper van Dijk sprak er zojuist ook over. Niet duidelijk is dus wat de langstudeerdersregeling betekent voor vorming en wetenschap in den brede. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor aanvullende bachelorstudies als wetenschapsfilosofie, een vak dat je vaak naast je studie volgt? De staatssecretaris blijft hierover doodstil. Dat de staatssecretaris hierover zo stil is, heeft volgens mij te maken met zijn visie op het onderwijs. En dan bedoel ik niet zijn visie op besparingen en bezuinigingen in het onderwijs, maar op het onderwijs zelf. Ik zou daarover graag meer van hem horen, want wat hij hierover tot nu heeft gezegd, vind ik teleurstellend.
Voorzitter. Dan nu het wetsvoorstel voor de langstudeerdersregeling. Ik herhaal nog maar eens dat mijn fractie geen probleem heeft met het principe dat van studenten een extra bijdrage wordt gevraagd wanneer zij na zes jaar hun studie nog niet hebben afgerond. Je kunt natuurlijk altijd discussiëren over de vraag hoe sterk die extra prikkel moet zijn, maar die vraag is minder belangrijk dan het ontbreken van overgangsrecht. Dat is een punt waarmee mijn fractie grote moeite heeft, zoals is gebleken uit onze bijdrage aan de schriftelijke ronde. Wij hebben daarmee zo veel moeite, omdat daarmee het rechtszekerheidsbeginsel wordt geschonden.
Het is niet behoorlijk dat studenten in het kader van beleid om het rendement te verbeteren met een boete worden geconfronteerd als ze niet de mogelijkheid hebben om die boete te ontlopen. Dat probleem is door de brief van gisteren deels van de baan. Er resteert nog wel een aantal vragen. Zo vroeg de heer Van Dijk terecht wie dan nog wel door deze maatregel wordt getroffen. Ik wacht de toelichting van de staatssecretaris af. Voorlopig aarzel ik of het voldoende is en de zekerheid dat het voldoende is, is voor mij als medewetgever natuurlijk van groot belang.
Ik heb ook nog vragen over de stelligheid waarmee de staatssecretaris tot gisteravond het ontbreken van een overgangsregeling heeft verdedigd. Hoe moet ik in dat licht zijn uitgestoken hand precies uitleggen? Blijft de staatssecretaris bijvoorbeeld bij zijn standpunt van afgelopen maandag dat het arrest inzake de Harmonisatiewet niet vergelijkbaar is met deze situatie? Dat was echter wel zijn inhoudelijke argumentatie.
De staatssecretaris stelt dat de vraag of uit een oogpunt van rechtszekerheid al dan niet moet worden voorzien in overgangsrecht, ook naar de opvatting van de Raad van State een beleidsmatige afweging is tussen verschillende beginselen en andere factoren. De regering is verder nog steeds van mening dat de rechtszekerheid nog steeds voldoende is gewaarborgd, aangezien studenten alle mogelijkheden houden om hun studie af te maken, ook al kost dat meer dan ze een aantal jaren geleden mogelijkerwijs hadden verwacht. De Raad van State stelde echter ook dat bij de afweging tussen het rechtsgelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel in elk geval dient te worden betrokken dat in het arrest over de Harmonisatiewet de vraag aan de orde was of en in hoeverre het in de Harmonisatiewet opgenomen overgangsrecht in overeenstemming was met het rechtszekerheidsbeginsel. Dus: of en in welke mate in overeenstemming met het rechtszekerheidsbeginsel! In dit voorstel was aanvankelijk echter helemaal geen overgangsrecht opgenomen. Vandaar mijn vraagtekens bij de principiële argumentatie van de staatssecretaris dat het niet vergelijkbaar zou zijn. Ik wil hem horen over de afweging die de Raad van State zo nadrukkelijk onder zijn aandacht brengt. Daar verandert de brief van gisteren ten principale niets aan.
Ten aanzien van het huidige wetsvoorstel is de Raad van State bovendien niet overtuigd van de rechtmatigheid. Als de Raad van State dat woord gebruikt, moet je erg oppassen, vandaar mijn verzoek aan het begin. Uiteindelijk gaat het om de rechtmatigheid van het wetsvoorstel op dit aspect. De Raad van State raadt dan ook aan om een overgangsbepaling in het wetsvoorstel op te nemen. De vraag is of wat er nu aan overgangsrecht wordt geboden, hieraan voldoende tegemoet komt. De Raad van State sprak ook over een groeimodel. Daarover moeten wij nog spreken met elkaar. Ik wacht de nadere toelichting van de staatssecretaris af. Wij zullen ons standpunt daarover bepalen.
Het is de vraag of het wetsvoorstel met de aanpassing van gisteren de toets van de Raad van State kan doorstaan op het wezenlijke punt van de rechtmatigheid van een wetsvoorstel. Ik stel deze vraag aan de staatssecretaris en ik hoor graag zijn mening erover. Zoals gezegd, zou ik deze vraag het liefst aan de Raad van State zelf voorleggen om te horen – dit hoeft geen lange operatie te zijn – of hiermee aan de bezwaren op het punt van de rechtmatigheid tegemoet is gekomen.
Ik heb nog een opmerking over de stukken. De memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag hebben op het punt van de inhoudelijke argumentatie vanuit een visie op het onderwijs niet echt een onuitwisbare indruk op mij en mijn fractie gemaakt. Op een enkel punt maakt de staatssecretaris het echter wel erg bont. In antwoord op de vraag of een cohortgewijze invoering niet een beter alternatief is, schrijft hij het onredelijk te vinden dat de investeringen in de kwaliteit van het hoger onderwijs slechts door de cohorten 2011–2012 worden opgebracht. Dat kan hij toch niet menen? Mijn fractie vond het juist onredelijk dat de staatssecretaris van plan was per 1 september 2011 370 mln. weg te halen bij hogeronderwijsinstellingen en -studenten en in 2012 slechts 50 mln. te investeren in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Dit wordt nu allemaal doorgeschoven. Dat was de onbalans die erin zat tussen investeren en bezuinigen en besparen.
Een pijnpunt dat is blijven staan, is het punt van de deeltijdstudenten. De staatssecretaris vindt dat moet worden voorkomen dat via de route van de deeltijdstudie de langstudeerdersmaatregel wordt ontdoken. Een deeltijdstudent kan er immers altijd voor kiezen om zich in te schrijven voor een voltijdopleiding. Dat is toch een rare redenering. Ik heb nogal wat reacties gekregen van deeltijdstudenten. Dat zijn ook ondernemers, mensen met meer dan een voltijdbaan. Een van de reacties was afkomstig van een ondernemer die fysiek zwaar werk doet, maar 's ochtends van vijf tot acht studeert. Hij wil als zijn werk te zwaar wordt, toch zijn bijdrage kunnen blijven leveren, als geschiedenisdocent. Wat is de boodschap van de staatssecretaris voor dit soort mensen? Wat is zijn visie op een leven lang leren? Op dit punt kijk ik met interesse naar het amendement van de heer Van Dijk. Welke andere oplossingen heeft de staatssecretaris nog overwogen voor deeltijdstudenten?
Dan kom ik bij doorstroom-hbo'ers. De regeling van de langstudeerders betreft ook studenten die na een jaar hbo met een propedeuse naar het wo gaan, hbo'ers die na het behalen van hun diploma een premaster en een master op het wo gaan volgen of studenten die twee studies doen en daardoor uitlopen. Dat zijn studenten die niet lui zijn, maar ambitieus en het maximale uit zichzelf willen halen. Het zijn studenten die het ervoor over hebben om één of twee jaar zonder studiefinanciering op het wo door te brengen. Waarom worden ook deze ambitieuze studenten, die veel voor de samenleving kunnen betekenen, getroffen door de langstudeerdersmaatregel? Ik begrijp dat slecht en hoor graag een toelichting van de staatssecretaris.
In het wetsvoorstel is geen hardheidsclausule opgenomen. Dat heeft tot gevolg dat de oplegging van het verhoogde wettelijk collegegeld niet kan worden afgewogen tegen eventuele bijzondere omstandigheden van de individuele student. In het wetsvoorstel wordt alleen een bijzondere regeling getroffen voor een student aan wie in overeenstemming met artikel 5.6, lid 10 van de Wet studiefinanciering 2000 een extra jaar prestatiebeurs is toegekend vanwege een functiebeperking. Is dat genoeg, zo vraag ik de staatssecretaris. Ik vind zijn reactie in de nota naar aanleiding van het verslag wat makkelijk als hij zegt dat de instellingen een tegemoetkoming kunnen bieden aan studenten die vanwege andere bijzondere omstandigheden in de problemen komen. Daarmee schuift de staatssecretaris de verantwoordelijkheid voor schrijnende gevallen, als ik het zo even mag samenvatten, die het gevolg zijn van zijn beleid, helemaal af op het bordje van de instellingen. Praktisch gezien kan dat betekenen dat vergelijkbare gevallen van schrijnende situaties door instellingen verschillend worden behandeld: wel of geen tegemoetkoming. Daarom heb ik een amendement ingediend. Met dit amendement op stuk nr. 18 wordt beoogd een regeling in het leven te roepen voor studenten die door bijzondere omstandigheden, anders dan een functiebeperking, een studievertraging oplopen, waardoor het verhoogd wettelijk collegegeld verschuldigd is. Het heeft voor mijn fractie de voorkeur daarvoor één landelijke regeling in het leven te roepen, om te voorkomen dat vergelijkbare gevallen ongelijk worden behandeld door verschillende instellingen in het kader van het profileringsfonds. Ik heb in de toelichting op mijn amendement aangesloten bij de bestaande definities – het is namelijk niet mijn bedoeling om deze oeverloos te maken – van bijzondere omstandigheden in artikel 7.51 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op het amendement.
Ondanks de Wet tweefasenstructuur wetenschappelijk onderwijs, de Harmonisatiewet, de invoering van de prestatiebeurs, de invoering van het bindend studieadvies, de bachelor/master-structuur en de diverse verhogingen van het collegegeld is het studierendement vrijwel constant gebleven, zo leid ik uit alle stukken af. Desondanks verwacht de regering met dit voorstel een gedragseffect van maar liefst 25%. Met alle wijzigingen die ik noemde, is het studierendement niet ingrijpend verhoogd. Van dit wetsvoorstel verwacht men een gedragseffect van 25%. Dat is nogal wat. In het verslag hebben wij gevraagd om een nadere onderbouwing van deze ambitieuze doelstelling. De onderbouwing ging echter niet verder dan: "Voorgaande maatregelen hebben geen effect gehad, maar de maatregel van dit wetsvoorstel is nog niet eerder toegepast." Nee, dat wisten we al, maar dat is geen onderbouwing van de verwachting van 25% rendement van dit wetsvoorstel, temeer daar de eerdere, ook niet voor niets bedachte, wijzigingen en ingrepen in de structuur van het onderwijs dit niet hebben geleverd. Aan dit gedragseffect is in de financiële bijlage bij het regeerakkoord ook nog eens een opbrengst van 90 mln. gekoppeld, dus lijkt me een wezenlijke onderbouwing in dit debat door de staatssecretaris alsnog van belang.
Voor de ChristenUnie is belangrijk op welke wijze de staatssecretaris en het kabinet uiteindelijk de matching tussen student en studie gaan verbeteren. Daar is nog zo veel winst te behalen. Het vraagt ook iets van studenten. Het vraagt iets van instellingen, maar het vraagt ook iets van de staatssecretaris. Van de student wordt gevraagd dat hij zich serieus voorbereidt op zijn studiekeuze. Van de instellingen wordt iets gevraagd op het gebied van werving. Van de overheid worden de juiste bekostigingsprikkels gevraagd. Het gaat niet alleen om het afrekenen achteraf. We moeten er samen voor zorgen dat studenten op de juiste plek beginnen. Daar is volgens ons nog steeds veel meer winst te behalen. De staatssecretaris komt bij zijn strategische agenda met nadere voorstellen op dat punt. Wij wachten dat natuurlijk af. Onze basishouding ten opzichte van deze maatregel is dat wij open staan voor een debat over een eerlijke langstudeerdersmaatregel. Ik wacht met belangstelling de reactie van de staatssecretaris af op de door mij gestelde vragen.
MevrouwLucas (VVD):
Voorzitter. We leven in een nieuwe tijd, in een veranderende, globaliserende wereld. De internationale concurrentie is pittig en Nederland zakt langzaam weg als kenniseconomie op de internationale ranglijsten. Als we mee willen met onze tijd, zullen we het hoger onderwijs grondig anders moeten inrichten, ook om het te kunnen blijven betalen. Steeds meer mensen volgen hoger onderwijs in Nederland en dat is winst. Dit betekent echter ook dat de kosten oplopen en dat de kwaliteit op sommige plekken onder druk is komen te staan. Het lage aantal contacturen en de enorme groepsgrootte bij sommige studies zijn daarvan voorbeelden.
De VVD wil dat de lat omhoog gaat, qua onderwijs en qua inzet van studenten. We willen dat studenten bewust keuzes maken en het beste uit zichzelf halen. Te veel studenten doen te lang over hun studie of stoppen zelfs met hun studie, doordat ze een verkeerde studiekeuze maken of omdat ze niet worden uitgedaagd om te presteren. Dat is zonde voor deze studenten, maar het is ook zonde voor de overheid, die fors in deze studenten heeft geïnvesteerd. Het rendement van onze opleidingen moet dus omhoog. Er moet minder uitval zijn en er moeten minder te lang studerende studenten zijn. Ook de SER schrijft dit vandaag in zijn advies over hoger onderwijs. Gaat deze langstudeerregeling dit allemaal bereiken? Nee, niet als op zichzelf staande beleidsmaatregel. De heer Van Dijk refereerde al aan het advies van de Raad van State hierover. De regeling staat echter gelukkig niet op zichzelf. De VVD ziet de langstudeerregeling vooral als een manier om de aanbevelingen uit het rapport-Veerman te kunnen betalen, terwijl er tegelijkertijd in Nederland 18 mld. moet worden bezuinigd. In het rapport-Veerman staan de echte oplossingen.
De heerVan der Ham (D66):
Dat zijn prachtige woorden over het onderwijs, maar in het rapport-Veerman wordt natuurlijk een veel groter bedrag gevraagd voor investeringen in het onderwijs. We zijn het erover eens dat we studenten moeten aanmoedigen om sneller te studeren. In het verkiezingsprogramma van de VVD, en ook in dat van D66, is er sprake van het invoeren van een sociaal leenstelsel. Dan hebben we op een eerlijke manier toch een beetje een stok achter de deur. Staat de VVD op dat punt, ook al heeft zij dat in de onderhandelingen voor het coalitieakkoord verloren, nog steeds achter fors meer investeren in onderwijs en achter het sociaal leenstelsel als het werkelijke alternatief?
MevrouwLucas (VVD):
Ik kom daar straks in mijn verhaal nog op terug maar wil daar nu alvast wel iets over zeggen. Wij omarmen het rapport-Veerman. Wij realiseren ons wel dat de financiële middelen die daarbij horen, op dit moment beperkt zijn in verband met de financiële situatie waarin wij ons bevinden. Wij hebben steeds gezegd dat het woord "kenniseconomie" uit twee woorden bestaat: kennis en economie. Wij moeten ook zorg dragen voor een gezonde economische situatie om straks al die studenten die afstuderen, van een baan te kunnen voorzien. Die verantwoordelijkheid weegt voor ons ook heel erg zwaar. Dat neemt niet weg dat onze ambities op het gebied van onderwijs nog steeds heel hoog zijn.
De heerVan der Ham (D66):
Ik probeer niet te vragen naar het standpunt van de coalitie of van de staatssecretaris, die in lijn met het regeerakkoord moet spreken. Wij moeten een beetje open in het debat staan en over de toekomst van het hoger onderwijs spreken. Ik vraag naar de opvatting van mevrouw Lucas, los van wat de VVD heeft weggegeven in een compromis in een regeerakkoord, wat iedereen zou hebben moeten doen. Vindt mevrouw Lucas als woordvoerder van de VVD-fractie dat de investeringen in het hoger onderwijs fors hoger zouden moeten zijn, ook al kan zij dat in dit debat niet binnenhalen? En vindt zij dat het sociaal leenstelsel het werkelijke alternatief is dat wij zouden moeten invoeren om tot die ambities te komen?
MevrouwLucas (VVD):
Wij zijn en blijven voor een sociaal leenstelsel. Daar zijn wij altijd heel erg duidelijk over geweest. Wij vinden dat de ideale oplossing om fors meer te kunnen investeren en omdat er minder flankerend beleid nodig is om die regeling in te voeren. Die bevat immers al allerlei prikkels die je nu met extra beleid zou moeten regelen. Daar hebben wij nooit een geheim van gemaakt. Dat vinden wij nog steeds. Wij hebben er ook nooit een geheim van gemaakt dat wij dat in dit regeerakkoord niet hebben kunnen binnenhalen. Gelukkig hebben wij wel een sociaal leenstelsel voor de masterfase kunnen binnenhalen – dat is een goed begin – maar niet voor de bachelorfase. Ik kom er straks in mijn verhaal op terug waarom dit voor ons toch een voldoende alternatief is.
De heerVan der Ham (D66):
Ik had nog een tweede vraag, namelijk over het geld. In haar verkiezingsprogramma trok de VVD er veel geld voor uit. Lof daarvoor. Dat doen wij ook al jaren. Mevrouw Lucas heeft het over investeren in de toekomst, het rapport-Veerman en de kenniseconomie. Dat zijn prachtige begrippen, wat D66 betreft. Daar moeten wij aan werken. Maar aangezien dit allemaal bezuinigen zijn, waarvan ook helemaal de vraag is of ze het effect zullen hebben dat de VVD-fractie en de D66-fractie willen, vraag ik mevrouw Lucas om van haar hart geen moordkuil te maken maar te zeggen dat zij eigenlijk meer geld zou wensen en niet alleen zou willen bezuinigen maar echt veel meer zou willen investeren dan het kabinet op dit moment doet.
MevrouwLucas (VVD):
Natuurlijk, wie wil er niet meer geld? Wie wil er niet meer kunnen investeren? Die wensplaatjes zien wij allemaal voor ons, maar wij hebben ook te maken met de financiële realiteit van vandaag. Wij vinden het ook belangrijk dat onze overheidsfinanciën op orde komen. Daarom maken wij deze keuze. In het voorstel dat nu voorligt, wordt uitgegaan van hetzelfde principe als het sociaal leenstelsel, namelijk dat je een hogere eigen bijdrage van de student vraagt om te kunnen investeren in de kwaliteit van het onderwijs. Daarom kan ik met dit voorstel leven. Maar daar kom ik straks nog op terug.
De heerKlaver (GroenLinks):
Mevrouw Lucas schetste het doembeeld van te veel langstudeerders. Over hoeveel langstudeerders hebben wij het dan?
MevrouwLucas (VVD):
Ik heb niet het doembeeld geschetst van te veel langstudeerders. Ik heb gezegd dat er te veel studenten zijn die te lang over hun studie doen, en vooral te veel studenten die uitvallen en de eindstreep helemaal niet halen. Daar wil ik heel graag wat aan doen. De heer Klaver weet net zo goed als ik hoeveel langstudeerders er op dit moment zijn: zo'n 60.000. Dat is 10% van het totale aantal studenten. Ik vind dat veel.
De heerKlaver (GroenLinks):
Het gaat inderdaad om zo'n 10%. Wat is de doelstelling van mevrouw Lucas met dit wetsvoorstel? Met hoeveel procent moet het aantal langstudeerders dalen? Wanneer is het succesvol geweest?
MevrouwLucas (VVD):
Het gaat mij er niet om in aantallen te benoemen hoeveel langstudeerders er minder zouden moeten komen. Het gaat om het principe dat meer mensen een succes van studie weten te maken. Het helpt daarbij als je als student zelf een grotere financiële verantwoordelijkheid draagt voor je studie. Dat draagt eraan bij dat je bewustere keuzes maakt en dat je je studie heel erg serieus neemt, zodat je die tot een goed einde brengt en je er minder lang over doet. Je mag er van mij nog steeds langer over doen als je dat graag wilt, alleen ga je er dan meer zelf aan bijdragen.
De heerKlaver (GroenLinks):
Mevrouw Lucas begon haar betoog met de constatering dat er te veel langstudeerders zijn. Mijn vraag aan haar was met hoeveel langstudeerders we dit gaan terugdringen met deze maatregel. Mevrouw Lucas en ik verschillen van mening over de waarde van zo'n financiële prikkel. Mevrouw Lucas gelooft in de homo economicus; ik een stuk minder. Mijn vraag is bedoeld om te horen met welk percentage het aantal langstudeerders omlaag moet door deze maatregel, zodat we straks kunnen bekijken wie van ons er gelijk had. Dit is een heel concrete vraag die volgens mij past bij de zakelijkheid van dit kabinet.
MevrouwLucas (VVD):
Ik heb al aangegeven dat deze langstudeerregeling niet dé oplossing gaat bieden voor alle mensen die uitvallen en te lang over hun studie doen. Het is de maatregel die het mogelijk maakt om de echte oplossingen te kunnen financieren. Ik was net op dat punt in mijn betoog aangekomen. Die aanbevelingen staan in het rapport-Veerman. Daarin staan de echte oplossingen voor het verhogen van het rendement en de kwaliteit van het hoger onderwijs. Ik noem selectie aan de poort, meer differentiatie in onderwijs, intensiever onderwijs en meer aandacht voor de kwaliteit van docenten. De langstudeerregeling zal echter wel degelijk bijdragen aan dit hogere rendement. We zien het nu namelijk al gebeuren. Studenten gaan bewuster nadenken over de keuzes die zij maken ten aanzien van hun studierichting en bijvoorbeeld het nemen van een bijbaan naast hun studie.
Hogescholen en universiteiten denken na over de studeerbaarheid van hun opleidingen, want niet alleen de student, maar ook de universiteiten en hogescholen moeten keuzes gaan maken in het aantal opleidingen dat zijn aanbieden, maar ook ten aanzien van de organisatie van het onderwijs. Dit kan in veel gevallen slimmer en flexibeler. Op de hogeschool Saxion in Enschede zijn dit voorjaar al extra tentamenmogelijkheden ingesteld, waar meer dan gemiddeld gebruik van wordt gemaakt door studenten die nu de hete adem in hun nek voelen. Het bewijst dat het verhogen van het rendement een zaak is van zowel student als instelling. Daarom is het goed dat de langstudeerregeling die prikkel bij beide neerlegt. Ook de Erasmus Universiteit Rotterdam gaf deze week het goede voorbeeld. Er worden hogere eisen gesteld aan de eerstejaars. Je wordt dus niet geacht op halve kracht aan je studie beginnen, maar op volle kracht. Dat is duidelijk en zal veel ambitieuze studenten aanspreken. Laten we immers niet vergeten dat juist ook de studenten klagen over een gebrek aan uitdaging en over slecht onderwijs.
De universiteiten en hogescholen hebben nu met het uitstellen van deze langstudeerregeling een jaar extra de tijd gekregen om keuzes te maken, zodat ze niet op de kwaliteit van het onderwijs hoeven te gaan beknibbelen. De woorden van de voorzitter van de HBO-raad in een interview gisteren in ScienceGuide zijn wat dat betreft hoopgevend. Zij zegt: misschien is het hoger onderwijs wel net als een orchidee: juist met minder water bloeien die het mooist.
Voorzitter: Mulder
De heerJasper van Dijk (SP):
Ik ben even verbaasd over wat mevrouw Lucas zegt. De Erasmus Universiteit is gisteren volgens haar een geweldige proef begonnen. Studenten moeten in hun eerste jaar 100% van hun studiepunten halen, anders kunnen ze vertrekken. Ook een excellente student die megatalentvol is, maar wel een weekje ziek waardoor hij een tentamen niet haalt, wordt van die universiteit verwijderd. Hoe kan de VVD-fractie het daarmee eens zijn?
MevrouwLucas (VVD):
Ik vind het voorstel dat bij de Erasmus Universiteit is gedaan een voorbeeld van differentiatie. Die onderwijsinstelling wil zich op een bepaalde manier onderscheiden en excellente studenten aantrekken die het zien zitten om er keihard voor te gaan in het eerste jaar en die studiepunten gewoon te halen. Studiepunten zijn tenslotte bedoeld om in een jaar te halen. Dat lijken we wel eens vergeten te zijn in Nederland. Voor een studie staat een bepaalde duur waarbinnen die studie ook afgerond kan worden. We moeten onze studenten uitdagen het inderdaad binnen die gestelde termijn te doen. Als een student het niet ziet zitten om op zo'n prestigieuze school te zitten en zijn best te doen, dan moet hij een andere opleiding kiezen. Dat kan gelukkig in Nederland.
De heerJasper van Dijk (SP):
Mevrouw Lucas en ik zijn het totaal eens over het feit dat studenten moeten studeren. We moeten er alles aan doen hen die mogelijkheid te geven. Ik denk dan aan toponderwijs, goede docenten et cetera. Hier gaat het echter om de hele faculteit sociale wetenschappen van de Erasmus Universiteit. Dat gaat over nogal wat studenten. In het eerste jaar moeten zij allemaal 100% van hun studiepunten halen. Als dat niet lukt moeten ze weg. Als mevrouw Lucas daar echt enthousiast over is, zou zij het lef moeten hebben dit bij alle studies in te voeren, maar volgens mij gaat zij dat niet doen. Waarom zegt zij niet dat het prima is om hard door te studeren, maar dat 45 of 50 studiepunten van de 60 genoeg zijn?
Voorzitter: Verbeet
MevrouwLucas (VVD):
Het gaat er juist om dat we dit niet overal gaan doen. We willen differentiatie tussen de verschillende instellingen zodat er voor de student wat te kiezen valt. Je kunt kiezen waar jij het beste past. Als je denkt dat je niet meer dan 45 studiepunten kunt halen, moet je niet naar de Erasmus Universiteit Rotterdam gaan. Dat is dan straks duidelijk. Het is een keuze die je maakt. Ik kom net terug van een weekendje Boston. Daar zijn wij gaan kijken op Harvard University. Het idee van hertentamens bestaat daar helemaal niet en dat heeft een reden. Als je aan die studie begint, wordt namelijk ervan uitgegaan dat je het met volle inzet doet en dat je alles haalt. Dit lijkt mij een heel gezonde instelling.
Devoorzitter:
Laatste keer, mijnheer van Dijk.
De heerJasper van Dijk (SP):
Wij zijn het helemaal niet oneens. Een student moet alles halen; hij moet alle punten halen. Allerlei universiteiten en opleidingen hebben daar allang regels voor. Als een student echter slechts één weekje ziek is en daardoor 59 van de 60 punten haalt, terwijl hij een Einstein, een megatalent is, dan is de universiteit toch niet zo slim als die deze student verwijdert? Is het niet nog minder slim dat de VVD dit gaat steunen?
MevrouwLucas (VVD):
Het lijkt mij aan de universiteit of dit wel of niet slim is. Blijkbaar hebben universiteiten er een reden voor om hiervoor te kiezen. Ik vind het mooi dat die differentiatie begint te ontstaan en dat er in Nederland weer wat te kiezen valt.
Devoorzitter:
Een nieuw punt, mijnheer Klaver.
De heerKlaver (GroenLinks):
Mevrouw Lucas haalde zojuist een seminar in Boston aan. Ik mocht daar ook aan deelnemen. Mevrouw Lucas zei dat het daar heel normaal is dat er maar één tentamenmogelijkheid is. Dat klopt. Voor de volledigheid in dit debat wil ik vermelden dat daar tegelijkertijd gezegd werd dat dit met zich brengt dat studenten gaan doen aan "learning to the test". Zij richten zich volledig en alleen op die test. De brede ontwikkeling blijft daardoor achter. Ik vind het belangrijk om aan te geven dat er niet alleen lof is voor wat wij zien in de Verenigde Staten.
Devoorzitter:
Dit was niet echt een vraag, maar misschien wil mevrouw Lucas toch reageren.
MevrouwLucas (VVD):
Dat "learning to the test" doen de Nederlandse studenten volgens mij ook. Wat dat betreft maakt dit dus niet zo heel erg veel uit.
Wij willen allemaal verandering, maar het liefst niet in onze eigen voortuin. Ik begrijp dan ook dat veel bestuurders en hoogleraren niet om alle maatregelen staan te springen. Ik heb mij wel verbaasd over de onwaarheden en drogredenen die ik in dit verband de afgelopen maanden heb moeten aanhoren: dat er zogenaamd duizenden ontslagen zouden vallen, dat de kwaliteit van het onderwijs absoluut omlaag zou gaan en dat het kabinet onze kenniseconomie de nek om zou draaien. Nu het besluit vandaag hopelijk genomen wordt, hoop ik dat de bestuurders en de hoogleraren het komende jaar hun gezamenlijke denkkracht gebruiken voor meer constructieve bijdragen aan onze kenniseconomie. Zij kunnen kritisch bekijken wat zij zelf kunnen doen om de aanbevelingen van Veerman werkelijk te maken. Zij kunnen dit bovendien doen door geïnspireerd les te geven, door meer privaat geld binnen te halen voor onderzoek en door bij peer reviews niet elkaars opleidingen af te kraken, maar van elkaar te leren. De aanbevelingen van de commissie-Veerman waren immers niet alleen aan de politiek gericht, maar ook aan de instellingen. Aan hen zou ik namens alle studenten willen vragen: doen jullie iets met deze kritiek?
Deze vraag is mij de afgelopen maanden namelijk vaak gesteld. Doen jullie nou iets met de kritiek van de studenten op de langstudeerregeling? Die vraag kreeg ik na de studentenprotesten op de Dam, het Malieveld en het Plein, maar ook bij de studentenverenigingen en studieverenigingen op verschillende universiteiten en hogescholen. Al die bijeenkomsten lieten zien dat de studenten zeer betrokken zijn bij het beleid dat wij hier vandaag in Den Haag bespreken. Vanaf deze plek – ik kijk even waar zij precies zitten – dank ik nogmaals de studentenorganisaties ISO, LSVb en LKvV voor al het werk dat zij de afgelopen maanden hebben geleverd en voor de kritische, maar altijd constructieve houding die zij daarbij hebben ingenomen. Wij hebben naar hen en naar de studenten geluisterd. Wij zijn het debat aangegaan, enerzijds om ons standpunt uit te leggen, anderzijds om te bezien welke suggesties tot verbetering van deze plannen konden leiden. Daarom ben ik blij dat de langstudeerregeling een jaar uitgesteld wordt. Daarmee komt het kabinet tegemoet aan de kritiek van de studenten dat zij zich wel moeten kunnen voorbereiden op deze nieuwe regeling. De kans dat dit voorstel door beide Kamers komt, is daardoor vergroot.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Ik wil niet opnieuw het debat opentrekken, maar mevrouw Lucas beroept zich op het rapport-Veerman. Ik wil haar daarom voorhouden dat in de algehele conclusie van de commissie-Veerman al ingekaderd is dat investeringen in het hoger onderwijs ontzettend noodzakelijk zijn. Ik houd vast aan de eerdere beeldspraak: het is waar dat een orchidee met minder water beter bloeit, maar als je niets doet en haar helemaal geen water geeft, gaat ze wel dood.
MevrouwLucas (VVD):
Daarom blijven wij haar water geven.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Ik heb bepaald geen groene vingers. Ik stel voor dat wij verder niet meer spreken over orchideeën, want mevrouw Lucas begrijpt best wel wat ik bedoel. Ik vind het iets te gemakkelijk om studenten en instellingen aan te spreken op de conclusies van de commissie-Veerman. Mevrouw Lucas vraagt hen wanneer zij ermee aan de slag gaan en wat zij eraan doen, terwijl mevrouw Lucas zelf, de staatssecretaris – mevrouw Lucas steunt hem daarin – en het kabinet één van de meest wezenlijke conclusies van de commissie-Veerman terzijde schuiven. Die conclusie is namelijk dat wij moeten blijven investeren in het hogere onderwijs, ook in financiële zin en zelfs meer dan nu. De staatssecretaris kijkt vooral naar de bezuinigingen en de besparingen en over drie jaar zal hij nog een keer gaan investeren, al staat dat geld nog veilig bij de minister van Financiën geparkeerd. De staatssecretaris gaat op dit moment niet eens over dat geld! Dus als u andere partijen aan wilt spreken, mevrouw Lucas, zeg ik: begin bij uzelf en begin in elk geval met dat water geven dat volgens de commissie-Veerman nodig was om de orchidee een beetje tot bloei te laten komen.
MevrouwLucas (VVD):
We moeten niet doen alsof er overal altijd meer geld bij moet om iets te verbeteren. We moeten 18 mld. bezuinigen. Dat komt mede doordat vorige kabinetten structureel te veel geld hebben uitgegeven; dat weten we. Er moet worden bezuinigd om onze economie overeind te houden. Dat doen wij. Ik vind het knap dat we ondanks die 18 mld. bezuinigingen het onderwijs hebben weten te ontzien en via een ombuiging ruimte hebben gevonden om toch de aanbevelingen van het rapport-Veerman uit te kunnen voeren.
De heerVan der Ham (D66):
Ik wil even het bredere plaatje schetsen. Ik hoor mevrouw Lucas steeds zeggen: we kunnen noodzakelijkerwijs niet investeren, want we hebben een groot overheidstekort. Daarin ben ik het helemaal met haar eens. Daarom wil mijn partij juist veel meer aan de economie hervormen. Wij willen bijvoorbeeld het ontslagrecht aanpakken. Al dergelijke zaken heeft de VVD weggegeven in het regeerakkoord. Ik stel mevrouw Lucas nogmaals de vraag: vindt u nog steeds dat er veel meer op andere terreinen bezuinigd en hervormd zou moeten worden, zoals in het socialezekerheidsstelsel en op de woningmarkt, opdat we à la commissie-Veerman fors kunnen investeren in het hoger onderwijs? Dat stond in het verkiezingsprogramma van de VVD. Vindt mevrouw Lucas dat nog steeds?
MevrouwLucas (VVD):
Ik sta nog steeds achter ons verkiezingsprogramma, maar we moeten leven met de politieke realiteit. Daarin moet je compromissen sluiten. Dat hebben wij gedaan. Wij hebben onze handtekening gezet onder het regeerakkoord. Ik sta daar dus ook achter. Ik sta achter beide. Volgens mij kan dat ook prima.
De heerVan der Ham (D66):
Dan heb ik eindelijk antwoord en kan ik een conclusie trekken. Mevrouw Lucas zegt heel vaak in dergelijke debatten: we moeten vanwege de sociaaleconomische omstandigheden bezuinigen op de investeringen in onderwijs of die gelijktrekken. Nu geeft zij eindelijk toe dat het toch het verstandigst is om al die andere zaken wel te hervormen en juist fors te investeren in onderwijs, en dat de VVD dat keihard heeft weggegeven aan de PVV en het CDA. Doodzonde!
MevrouwLucas (VVD):
Nee. Het sociaal leenstelsel ging uit van hetzelfde principe: het geld dat zou worden binnengehaald via een hogere eigen bijdrage van studenten, zouden we weer benutten voor de investeringen in het onderwijs. Ik ben het met de heer Van der Ham eens dat dit om een hoger bedrag ging, maar het ging niet om een extra bedrag dat ergens anders vandaan kwam. Ook dit geld kwam uit het onderwijs, uit een hogere bijdrage van de studenten. Hier geldt precies hetzelfde. Het bedrag is wel lager, dat ben ik met de heer Van der Ham eens.
Voorzitter. We hebben al eerder laten zien dat we wel degelijk luisteren naar de kritiek van studenten en oppositie, door zowel voor de bachelor als de master een jaar uitloopmogelijkheid te geven, waardoor studenten niet gedemotiveerd worden om een masterstudie te gaan volgen. Bovendien hebben we geluisterd door de universiteiten en hogescholen niet per langstudeerder op hun bezit te korten, maar een algemene korting te geven op de budgetten. Dat is eerlijker en duidelijker.
Het voorstel is met deze drie wijzigingen beduidend beter geworden dan eerst. Zo moeten we in Den Haag politiek bedrijven: door niet alleen maar voor of tegen te zijn, maar op zoek te gaan naar de beste en voor zo veel mogelijk mensen acceptabele oplossing. Soms lever je dan ook wat in, en ik heb al gezegd dat de VVD ook heeft moeten inleveren. Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik liever een sociaal leenstelsel in zowel de bachelor- als de masterfase had gezien. Daarvoor was bij onze coalitiepartner en bij onze gedoogpartner echter geen draagvlak. Ook dat is politiek. Van alleen een sociaal leenstelsel in de masterfase konden we onze ambitieuze investeringsagenda niet financieren.
Daarom kunnen wij leven met deze langstudeerregeling, ook omdat die wel uitgaat van hetzelfde principe: de toegankelijkheid van het hoger onderwijs bewaren door een grotere eigen investering van studenten te vragen. Studeren is namelijk niet consumeren, maar investeren in je eigen toekomst. Die investering betaalt zich terug, letterlijk en figuurlijk. Aan dat feit valt weinig af te dingen, al moeten studenten nog wennen aan deze meer zakelijke benadering. Veel studenten zijn gewend geraakt aan het Nederlandse systeem van bekostiging door de Staat, waardoor studeren eigenlijk een verlenging wordt van je middelbare school. Je gaat studeren wat je leuk vindt en denkt niet na over wat je er uiteindelijk mee wilt gaan doen. Daarbij ontbreekt het aan het besef dat het geld van de overheid door anderen wordt verdiend en dat je studie dus vraagt om serieuze keuzes en de wil om te presteren. Verveling moet omslaan in leergierigheid. Die omslag zal in Nederland echt moeten worden gemaakt, want anders klimmen wij niet omhoog op de ladder van de kenniseconomie, zelfs niet als we wel meer geld zouden hebben om te investeren.
Devoorzitter:
Ik zie dat de heer Van Dijk wil interrumperen, maar ik vind dat u eerst uw verhaal moet afronden.
MevrouwLucas (VVD):
Ik ben dan ook blij dat het uitstel niet ten koste gaat van het investeringsbedrag in het hoger onderwijs. Dat was voor ons een harde voorwaarde. Graag hoor ik dat nog eens volmondig bevestigd door de staatssecretaris.
Ik kom toe aan de uitzonderingen. Wat mij betreft is er geen reden om vandaag in dit debat allerlei uitzonderingen te gaan bespreken. Er zit genoeg ruimte in deze regeling voor onvoorziene omstandigheden, voor extra vakken, voor het overstappen naar een andere opleiding enzovoorts. Laten we nu niet net doen alsof alle studenten zielig zijn. Studenten zijn slim, ze krijgen de tijd en de ruimte om zich te ontplooien en te ontwikkelen, en ze maken straks kans op de beste banen. Daar is niets zieligs aan. Door dit uitstel van een jaar heb ook ik tijd gekregen om mijn voorstel voor collegegeldvrij besturen op papier te zetten, en de staatssecretaris daar serieus naar te laten kijken. In het AO studiefinanciering heeft hij al toegezegd, dit te zullen doen. Het collegegeldvrij besturen is mijns inziens geen uitzondering op de langstudeerregeling, en daarom kom ik daar liever later op terug.
De langstudeerregeling is een belangrijke stap om ons hoger onderwijs betaalbaar te houden en meer kwaliteit en rendement te geven. Daarmee is het een stap vooruit naar de samenleving die de VVD voor ogen staat, waarin studenten bewust keuzes maken en streven naar excellentie. Dat soort mensen kunnen we op de arbeidsmarkt straks namelijk goed gebruiken.
De heerJasper van Dijk (SP):
Studenten zijn niet zielig, is een beetje het credo van mevrouw Lucas. Daar wil ik best even in meegaan. Ik heb een aantal voorstellen gedaan voor twee groepen waarvoor deze redenering totaal niet opgaat: de studenten die uitgeloot zijn en de deeltijdstudenten. Is mevrouw Lucas bereid om serieus te kijken naar een regeling voor die twee groepen?
MevrouwLucas (VVD):
Ik heb in mijn betoog aangegeven dat ik niet uit wil gaan van de uitzonderingen. Mensen die na uitloting de keuze maken om een parkeerstudie te gaan volgen, maken die keuze zelf, waarvoor ze dus ook een eigen verantwoordelijkheid dragen. Je kunt ook besluiten om dat jaar iets anders te gaan doen. Als je een parkeerstudie gaat volgen, kun je nog kiezen of je die studie toch afmaakt, en dat je niet gaat voor je ultieme studie. Als je de keuze maakt om opnieuw mee te doen aan de loting, opnieuw aan een studie te beginnen en daarbij vertraging op te lopen, is dat je eigen keuze, die dus consequenties zal hebben. Wij weten dat ieder jaar dat je meer studeert, je ook meer gaat verdienen, dus het verdient zichzelf terug.
Ook van de deeltijders vind ik het een eigen keuze. Het zijn vaak mensen die al aan het werk zijn, en daarom een deeltijdstudie doen. We weten dat deze studenten er dus niet significant langer over doen. Waarom zou je dan een uitzondering maken? Als je dat doet – daarin geef ik de regering gelijk – creëer je alleen maar een sluiproute voor langstudeerders die zich als deeltijdstudent gaan inschrijven. Dan raakt ons doel – zoveel mogelijk mensen die hun studie afmaken, het liefst binnen een beetje redelijke tijd – alleen maar verder weg, in plaats van dat het dichterbij komt.
Devoorzitter:
Conclusie, mijnheer Van Dijk.
De heerJasper van Dijk (SP):
Mijn conclusie is dat dit een kil antwoord is, en dat ik het betreur dat mevrouw Lucas niet enige rekening wil houden met deze groepen. Eerder heeft ze al wel aangegeven dat ze zich zorgen maakt over de deeltijdstudenten, en nu hoor ik daar niets van terug.
Mevrouw Lucas bedankte net de studentenvakbonden, waarmee ze de laatste tijd veel contact heeft gehad. Ik wil graag een eerlijk antwoord op de volgende vraag. Staat zij achter het uitstel van de staatssecretaris, omdat zij geen meerderheid heeft in de Eerste Kamer, of omdat zij luistert naar de studentenbonden?
MevrouwLucas (VVD):
Ik heb in mijn betoog aangegeven dat het natuurlijk beide is. Je probeert een voorstel te maken dat het ook gaat halen, dus we kijken realistisch hoe groot die kans is, en je luistert naar de kritiek die komt. We hebben al eerder in dit voorstel twee aanpassingen gedaan: een jaar uitloop van bachelor en master, en de korting op de universiteiten. Dit is de derde aanpassing. Deze maken het voorstel haalbaarder, en ze komen tegemoet aan een groot punt van kritiek van de studenten, namelijk over de mate waarin zij zich konden voorbereiden op deze regeling. Het is dus beide.
MevrouwJadnanansing (PvdA):
Ik vind u behoorlijk hardvochtig: u wilt geen uitzondering maken voor die studenten die door het leven klappen krijgen, ernstig ziek worden en anderszins. Zij hebben volgens u pech.
MevrouwLucas (VVD):
Mevrouw Jadnanansing heeft er een handje van om alle studenten zielig te maken. Alle studenten lijken ziek, zwak of misselijk. Ik geloof daar niet in. Ik geloof dat de meeste studenten in Nederland prima in staat zijn om te studeren. Voor zieke studenten zijn er allerlei regelingen via het profileringsfonds. Voor studenten met een beperking hebben wij een jaar extra uitgetrokken. Ik vind dat niet hardvochtig, het is wel zakelijker dan wat wij tot nu toe gewend waren. Daar geef ik mevrouw Jadnanansing wel gelijk in.
MevrouwJadnanansing (PvdA):
Een karikatuur ervan maken dat ik altijd ga voor iedereen die ziek, zwak of misselijk is, vind ik niet erg, want dat klopt. Je moet namelijk ook staan voor mensen die pech hebben in hun leven. Daarvoor zijn we ook volksvertegenwoordigers geworden. U zegt dat ze naar het profileringsfonds kunnen, maar u hebt net als ik honderden e-mails gekregen van mensen die zeggen dat het er niet in voorziet, in ieder geval niet op de manier waarop ze dat hopen.
MevrouwLucas (VVD):
Ik heb ook honderden e-mails gekregen van allerlei studenten die vinden dat het belabberd gesteld is met de kwaliteit van ons onderwijs, dat ze te weinig uitgedaagd worden en die aangeven juist intensiever onderwijs te willen omdat ze iets van hun leven willen maken. Die wegen wij hier ook vandaag tegen elkaar af.
MevrouwJadnanansing (PvdA):
Ik geloof niet dat wij het eens worden. Dus ik laat het erbij dat ik het toch vrij hardvochtig blijf vinden.
De heerVan der Ham (D66):
Mevrouw Lucas heeft het voortdurend over excellente studenten en dat we juist excellentie moeten stimuleren. Welnu, dat is mij uit het hart gegrepen. Helemaal mee eens. Nu zien we dat deze regeling zou kunnen betekenen dat die studenten die iets extra's doen, zoals een tweede studie, of die iets samen met de universiteit of hogeschool ontwikkelen, zoals het organiseren van Solarraces, in de problemen komen omdat ze het namelijk vanuit hun studie moeten doen en daardoor vertraging oplopen. Wat is de reactie van mevrouw Lucas hierop? Dit zijn namelijk studenten die wij juist willen koesteren.
MevrouwLucas (VVD):
Absoluut. Dat klopt. Dat zijn ook de studenten die wij willen koesteren. Als je de keuze maakt voor bijvoorbeeld zo'n Solarrace, en het behoort binnen je opleiding, haal je er ook studiepunten voor. Als het helemaal niets met je opleiding te maken heeft maar een extra activiteit is, vind ik dat je je studie moet kunnen stopzetten. Collegegeldvrij besturen noemen we dat. Daar ga ik ook echt voor, want ik vind het raar dat als je geen onderwijs volgt, je er toch voor moet betalen. De heer Van der Ham weet dat wij bezig zijn met een voorstel voor collegegeldvrij besturen om dat vervolgens voor te leggen aan de staatssecretaris. Daar blijf ik mij voor inzetten, juist omdat die student heel erg zijn best doet en extra activiteiten pleegt die eigenlijk naast zijn studie staan. Het is dan raar als die student daardoor toch vertraging oploopt.
De heerVan der Ham (D66):
Er ligt een amendement van mijn hand waarvoor ik graag ook mevrouw Lucas wil uitnodigen om het te steunen, omdat dat het juist direct regelt. Het gaat over een beperkt aantal studenten maar die wel een heel belangrijke uitstraling hebben naar de rest van de universiteit of hogeschool. Ik vraag mevrouw Lucas om samen met D66 en andere fracties te bekijken of wij dat in het kader van dit wetsvoorstel al direct kunnen regelen. Waarom? Omdat het namelijk die excellentie kan bevorderen.
MevrouwLucas (VVD):
Ik denk dat wij met het uitstel van deze regeling ook een jaar langer de tijd krijgen om er goed naar te kijken, om een regeling te maken voor het collegegeldvrij besturen die ook gaat werken. Ik heb het amendement van de heer Van der Ham bekeken. Hij gaat daarbij ook in op deeltijdbestuurders. Daar ben ik geen voorstander van. Ik vind dat je een bewuste keuze moet maken. Of je studeert of je neemt een jaar vrij om iets anders te doen. Dus op dat punt kunnen wij elkaar sowieso op dit moment nog niet vinden, maar ik ben zeer zeker bereid om samen met de heer Van der Ham te bekijken hoe wij dit tot een goed einde kunnen brengen.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Ik heb twee vragen aan mevrouw Lucas. De eerste is of zij bereid is een kleine selectie aan de collega's ter beschikking te stellen van de honderden mails die zij gekregen heeft van studenten die een hogere kwaliteit van het onderwijs willen en haar daarom hebben gesmeekt: geef ons een boete van € 3000. Ik heb die mails niet gekregen maar ik ben zeer geïnteresseerd in die studenten. Ik behoef ze niet alle honderden te zien, maar een paar zou mooi zijn.
Mijn tweede vraag is óók serieus. Ik zeg dit voordat men de indruk zou kunnen krijgen dat die eerste vraag niet serieus was.
Devoorzitter:
Zo kennen wij u.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, ik ben altijd volstrekt serieus.
Dus nu mijn tweede vraag. Maakt mevrouw Lucas op geen enkele wijze onderscheid tussen de student die er de kantjes van afloopt en de student die juist ontzettend investeert in zijn studie? Ik heb het voorbeeld gegeven van de hardwerkende én hardstuderende ondernemer. Vindt hij helemaal geen weerklank bij de VVD-fractie als hij vraagt: maak het mij niet onmogelijk om naast mijn hardwerkende ondernemerschap te studeren en straf mij niet af want anders doe ik het niet meer? Ik heb zelf een amendement ingediend met betrekking tot een algemene hardheidsclausule.
MevrouwLucas (VVD):
Met deze regeling geven wij twee jaar uitloop op een studie van vier jaar. De regeling biedt al de ruimte om naast de studie iets anders te doen en houdt rekening met onvoorziene omstandigheden. Ook als iemand naast zijn studie een onderneming wil starten, is daar in principe ruimte voor. Verder is het een keuze van de student. Hij kan er ook voor kiezen eerst zijn opleiding af te maken en dan een bedrijf te beginnen. Als hij die twee dingen naast elkaar wil doen, is dat prima, maar dan moet hij ook de consequenties daarvan dragen. Ik vind dat niet hardvochtig, maar zakelijk.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Ik nodig mevrouw Lucas uit nog eens goed naar de toelichting op mijn amendement te kijken. Ik ben niet uit op het oeverloos oprekken van de uitzonderingsgevallen. Mevrouw Lucas heeft echter de neiging het andere te doen. Zij zegt dat er wel een hardheidsclausule moet zijn. Een hardheidsclausule geldt altijd voor uitzonderlijke omstandigheden. Wij moeten niet doen alsof alle studenten ziek, zwak en misselijk zijn. Dat is ook niet mijn uitgangspunt, integendeel. Er moet een hardheidsclausule komen en ik ben bereid samen met mevrouw Lucas te kijken of de formulering voldoende is. Wij moeten samen op zoek gaan naar een adequate regeling voor situaties waarvan wij allemaal vinden dat ze niet mogen worden afgestraft met een boete van € 3000.
MevrouwLucas (VVD):
Ik heb zojuist al gezegd dat wij natuurlijk altijd bereid zijn naar goede suggesties te kijken. Ik zal dat in dit geval ook doen. Ik vind echter wel dat wij niet moeten uitgaan van de uitzonderingen, maar van de regel als geheel.
De heerVan der Ham (D66):
Voorzitter. Ik zit nu negen jaar in de Tweede Kamer. Ik heb een fascinatie voor mijn eigen vak, maar soms ook voor het vak van anderen, bijvoorbeeld voor het vak goochelen. Ik zie de staatssecretaris knikken; hij heeft dat ook.
Goochelaars kunnen knappe dingen. Zij kunnen ineens een olifant op het podium goochelen. Dat is natuurlijk zinsbegoocheling; het is niet echt, maar een truc. Ik heb eens geïnformeerd hoe dat precies gaat. Hoe krijg je een olifant opeens op het podium? Er zijn allerlei methodes en een daarvan is de methode van focusverlegging. Achter een gordijn moet de olifant snel naar binnen worden gereden en dat mogen wij natuurlijk niet zien. De focus wordt nu gelegd op een klein vogeltje, waar iedereen vol verwondering naar kijkt. Het prachtige duifje kwettert vrolijk en iedereen kijkt ernaar. Tegelijkertijd wordt aan de andere kant de olifant het toneel opgereden.
Aan deze focusverleggende truc moest ik gisteren denken toen wij de brief van het kabinet kregen over de langstudeerregeling en de vertraging van de bezuinigingen op het passend onderwijs. Er wordt een jaar uitstel gegeven. Het lijkt op een prachtig vogeltje dat volop kwettert, terwijl achter het zwarte gordijn het grote beest van forse bezuinigingen op het onderwijs wordt binnengereden, dat een behoorlijke kaalslag in het passend onderwijs veroorzaakt. Goed gedaan. Goed gebruld, leeuw, zou Shakespeare zeggen.
Ik vind het knap van de staatssecretaris en de minister dat zij deze politieke truc hebben uitgehaald. Zij kennen hun klassiekers. Ik vind het ook een stap in de goede richting. Dat heb ik al eerder gezegd. Het werkelijke leed in het onderwijs gaat echter gewoon door. De olifant wordt gewoon binnengereden; er wordt niet fors geïnvesteerd in onderwijs en er wordt op een aantal cruciale punten bezuinigd.
De ambitie van dit kabinet om tot de top vijf van de wereld te gaan behoren op het gebied van kenniseconomie, wordt nergens onderbouwd. Hoe gaan wij dat bereiken? Wat is het tijdpad? Hoe gaan wij die landen inhalen? Het wordt allemaal niet aangegeven; het is de olifant die wordt binnengereden.
Ik ben teleurgesteld in de onderwijsplannen en ik val niet zomaar voor de goocheltruc van dit kabinet.
De heerDe Rouwe (CDA):
Ik wil graag iets zeggen over de kaalslag. De heer Van der Ham nam het woord zelf in de mond en betrok het hoger onderwijs daarbij. Hij heeft zich vaak omgetoverd tot rupsje-nooit-genoeg en wil graag veel extra's. Dat siert hem en ik heb daar geen kritiek op, integendeel. Toch wil ik van hem weten hoe de kaalslag er precies uitziet. Kan hij vertellen hoeveel het hoger onderwijs er de komende vier jaar op achteruit gaat?
De heerVan der Ham (D66):
De heer De Rouwe heeft het over rupsje-nooit-genoeg. Dat zou ik niet willen zeggen over de plannen van D66 voor de Rijksbegroting. Er moet ontzettend veel bezuinigd worden. Daar doet het kabinet veel te weinig aan. De hervorming van de overheidsfinanciën gaat wat ons betreft te traag. Tegelijkertijd hebben wij een visie op waar het dan wel heen moet. Er moet geïnvesteerd worden in onderwijs. Het punt is dat stilstaan, wat het kabinet per saldo doet, achteruitgang is. Wij kachelen achteruit op al die internationale lijstjes die ook de heer De Rouwe kent. Wij hebben gezegd: neem het rapport-Veerman of de Kennisinvesteringsagenda. Daarin staat gewoon dat er 2,5 mld. bij moet in de komende jaren. Dat moet niet allemaal uitgegeven worden zoals dat nu gebeurt, er mogen zeker verschuivingen plaatsvinden. Mijn fractie bijvoorbeeld is voor het sociaal leenstelsel. De heer De Rouwe is daartegen. Ook ik ga pijnlijke beslissingen niet uit de weg. Wij denken echter dat onze plannen, die uitgerekend zijn door diverse goedgeleerde mensen, werkelijk kunnen leiden tot een plek in de top vijf. De plannen van het kabinet zullen dat niet bereiken.
De heerDe Rouwe (CDA):
Het feit dat de heer Van der Ham zo ontzettend veel woorden nodig heeft om eenvoudige vraag te beantwoorden, bevestigt dat de heer Van der Ham de term "kaalslag" niet kan onderbouwen. Ik wil hem daartoe nogmaals de kans geven. Hoeveel bezuinigt het kabinet de komende jaren per saldo op het onderwijs c.q. het hoger onderwijs?
De heerVan der Ham (D66):
De komende jaren wordt zo'n 200 mln. tot 300 mln. bezuinigd op bijvoorbeeld het hoger onderwijs. De investeringen komen pas in 2015, in het verkiezingsjaar. Tijdens deze kabinetsperiode wordt er feitelijk niks geïnvesteerd in het hoger onderwijs. Op het moment zien wij dat het vijf voor twaalf is in het onderwijs, wat betreft de docenten en de internationale positie. Wij doen het nog goed, maar dat heeft heel erg veel te maken met investeringen in het verleden. Dat is werkelijk een vorm van kaalslag. Wij hebben iets te bevechten en iets te verdedigen. Wij moeten ook nog een enorme sprong voorwaarts maken. Ik gebruik grote woorden. De heer De Rouwe zou zich die echter ter harte moeten nemen. Ik weet dat het CDA in haar verkiezingsprogramma niets wil investeren in onderwijs. Daar is heel veel kritiek op gekomen, ook vanuit het CDA. Mensen vinden dat het eigenlijk niet kan. Uit de mond van de heer De Rouwe is het nog consequent als ik hoor dat het allemaal mooi is. Tegen mevrouw Lucas heb ik al gezegd dat zij met haar partij beloofde juist te investeren in onderwijs.
De heerDe Rouwe (CDA):
Woorden uit mijn mond zijn altijd consequent. In dit geval hebben wij een duidelijk programma, dat wij ook aan het uitvoeren zijn. Ik constateer dat de heer Van der Ham inderdaad grote woorden gebruikt, maar die niet kan onderbouwen. Wellicht dat de staatssecretaris nog eens duidelijk kan maken hoeveel wij dan wel of niet in de komende jaren in het onderwijs investeren. De heer Van der Ham weet het in ieder geval niet, ondanks zijn grote, lege woorden.
De heerVan der Ham (D66):
Ik heb met getallen precies aangegeven wat er bezuinigd wordt en wanneer er pas investeringen gaan komen. Dat is pas aan het einde van deze kabinetsperiode, in 2015. Dat gaat erg traag. Het kabinet gebruikt grote woorden over in de top vijf van de kenniseconomie komen. Ik denk dan: dat gaat het kabinet niet halen.
MevrouwLucas (VVD):
Ik suggereer de heer Van der Ham om de brief nog eens goed door te lezen. Ik weet dat die gisteren pas om zes uur binnen is gekomen. Daarin staat dat het investeringsritme platter is en dat de investeringen naar voren worden gehaald. Dat is gebeurd, juist om aan deze kritiek tegemoet te komen.
De heerVan der Ham (D66):
Per saldo komt er niks bij. Dat is het punt. Het gaat om botte bezuinigingen op het hoger onderwijs. Het is helemaal niet zeker dat het geld dat via de langstudeerregeling wordt binnengehaald, daadwerkelijk terugkomt in het hoger onderwijs. Er staat in de brief dat ernaar wordt gestreefd. Dat is geen inspanningsverplichting. Waarom legt de staatssecretaris de belofte niet gewoon vast in de wet? Het moet niet alleen een streven zijn, maar juist een harde eis.
De onderbouwing van het wetsvoorstel laat allerlei argumenten zien die niet hardgemaakt kunnen worden. De staatssecretaris heeft verzonnen dat zijn maatregelen het studierendement verbeteren. Waar is het bewijs dat studenten sneller gaan studeren door de boete? Waarop baseert de staatssecretaris de aanname dat een onderzoek, dat alleen over universitaire studenten gaat, ook slaat op studenten aan de hogescholen? Waarop is de verwachte daling van het aantal langstudeerders met 25% gebaseerd?
Een bizarre wending in het wetgevingsproces was dat de staatssecretaris de boete voor hogescholen en universiteiten tot een botte bezuiniging omvormde. In eerste instantie was er sprake van een koppeling en daarna werd het een platte bezuiniging. Nog gekker wordt het als je je realiseert dat het daarmee niet ophoudt. Hoe sneller hogescholen en universiteiten hun studenten laten afstuderen, hoe meer zij moeten bezuinigen. Dat zit zo: hoe minder de langstudeerdersboete oplevert, hoe hoger de bezuinigingen op de hogescholen en de universiteiten. Dat zijn twee communicerende vaten. De staatssecretaris wil namelijk centjes zien en dat houdt uiteindelijk in dat er op kwaliteit wordt bezuinigd. Hij durft dat dan ook nog te verkopen als een stimulerende prikkel; dat moet hij in het debat toch echt even uitleggen. Welke prikkel hebben hogescholen en universiteiten om langstuderen tegen te gaan? Hoe financiert het kabinet het uitstel van die maatregel? Dat heeft hij een beetje aangegeven, maar het is nog vrij algemeen. Ik hoop dat wij daarover wat meer inlichtingen krijgen. Betekent dat een verhoging van de generieke bezuiniging voor hogescholen en universiteiten?
De staatssecretaris stelt dat instellingen via studiekeuzegesprekken en uitdagend onderwijs het studierendement kunnen verhogen. Dat klinkt op zichzelf goed, maar hoe dacht de staatssecretaris dat instellingen dat moeten betalen als zij 180 mln. moeten inleveren? Hoe meent hij dat zijn bezuiniging van 300 mln. op het hoger onderwijs de klachten van studenten over gebrek aan onderwijsintensiteit, diepgang en uitdaging kan oplossen? Waarom is het rechtvaardig om hogescholen en universiteiten te korten op studenten voor wie zij van de overheid geen geld meer krijgen?
De prestatiebeurs houdt na vier of vijf jaar al op. Het enige effect op de staatskas is dat iemand die enkele jaren langer studeert, pas later inkomstenbelasting gaat betalen. Op de vraag van D66 welke alternatieven zijn overwogen, bijvoorbeeld temporisering en gestaffeldheid van bedragen, ging de staatssecretaris in de schriftelijke voorbereiding van dit debat niet in. Waarom hij dat niet wil doen, is ook nauwelijks onderbouwd. Zijn eigen mening is daarbij namelijk een voldoende argument. Terwijl de studenten met een volledig onderbouwd rapport van een gerenommeerd advocatenkantoor komen, stelt de staatssecretaris daar zijn mening tegenover. Over alternatieven wil hij met het veld niet praten.
Het valt op dat het succes van de boete afhankelijk is van maatregelen die nog genomen moeten worden. Waarom moet zo'n slordige wet zo snel en onzorgvuldig worden ingevoerd? Dit terwijl belangrijke besluiten zoals het uitbreiden van het bindend studieadvies naar aanleiding van de motie-Van der Ham/Dijkgraaf op de lange baan worden geschoven. Dit is juist een effectief instrument om maatwerk te bieden. Studenten die niets doen, kun je dan actief van de hogeschool of de universiteit verwijderen. Er is ook geen koppeling met de strategische agenda. Het is raar dat alle bezuinigingen nu al moeten worden gerealiseerd, terwijl de randvoorwaarden pas in 2012 ingaan via die strategische agenda. Het is voor ons niet mogelijk deze maatregelen te beoordelen, omdat wij de maatregelen die erbij horen nog niet kennen. De staatssecretaris verwijst er in allerlei debatten weliswaar naar, maar wij kennen ze nog niet. Die bedding heeft dit wetsvoorstel. Daarom is het voor ons erg lastig om daar enthousiast over te worden.
Het gerenommeerde advocatenkantoor Stibbe stelt vast dat het kabinet met deze regeling het rechtszekerheidsbeginsel schendt; ook de Raad van State heeft dat zo bekeken. Daarvoor zijn goede argumenten aangevoerd. Ik vraag de staatssecretaris daarop in te gaan en niet alleen te volstaan met zijn mening. D66 stelt voor, een overgangsregeling toe te voegen aan het wetsvoorstel. Wij zijn van mening dat studenten de mogelijkheid moeten hebben om de boete te voorkomen. Dat kan als zij de tijd krijgen om hun opleiding alsnog af te ronden. Iemand die een master van twee jaar volgt, krijgt bij het ingaan van de nieuwe wet nog twee jaar om die master af te ronden. Ben je bezig met een driejarige bachelor, dan heb je bij het ingaan van de regeling nog drie jaar. Die student kon niet weten dat deze regeling eraan zat te komen. Dat is een veel logischer invoermodel. Dat doet recht aan het feit dat je niet had kunnen voorspellen dat deze regeling zou ingaan. Daarvoor heb ik een amendement ingediend; ik verzoek de staatssecretaris om een reactie daarop. Ik denk dat dit amendement het meest correspondeert met al die adviezen, die wij van advocatenkantoren en impliciet van de Raad van State hebben gekregen.
Bieden scholen en universiteiten voldoende mogelijkheden om opgelopen achterstanden in te lopen? Kunnen studenten in een jaar meer dan de gebruikelijke 60 ECTS-punten halen? Klopt het dat studenten die meer dan de toegestane twee jaar uitlopen, geen recht meer hebben op collegegeldkrediet? Waarom kiest de staatssecretaris voor die maatregel bovenop de boete? Die zorgt er namelijk voor dat studenten die uitlopen en bijvoorbeeld door stages al langer over hun studie doen, onmogelijk kunnen afstuderen. Laat ik als voorbeeld een casus opvoeren. In de wet staat dat de regeling met terugwerkende kracht zal gelden voor de inschrijvingsjaren in het hoger onderwijs vanaf 1991. Stel dat iemand van 1993 tot en met 1996 een studie heeft gevolgd, maar deze niet heeft afgerond. Die persoon wil die studie nu alsnog afronden. Is deze persoon automatisch een langstudeerder, en is dat wenselijk?
Stibbe constateert dat het kabinet ongelijke gevallen gelijk wil behandelen. Dat gaat niet. Het kabinet geeft een bètastudent met een tweejarige master evenveel tijd om uit te lopen als een student met een eenjarige master. Wij willen gelijke gevallen gelijk behandelen. Wie een langere studie volgt, bijvoorbeeld omdat deze moeilijker is, moet meer tijd krijgen om uit te lopen. Volgens de staatssecretaris is dat niet nodig: hoe langer de duur van de master, des te kleiner de kans op een langstudeerderschap. Prima, maar in dat geval zie ik al helemáál geen reden om dit niet te regelen. Stel je immers voor dat het wel voorkomt, waarom dan niet gewoon geregeld? Regel het wettelijk, zodat gelijkheid is gegarandeerd. Ook daarvoor heb ik een amendement ingediend.
Een belangrijke categorie ambitieuze studenten die het kabinet over het hoofd ziet, zijn de deeltijdstudenten. Het kabinet geeft een deeltijdstudent evenveel uitloop als een gewone student, maar dat is natuurlijk niet reëel; een deeltijdstudie duurt per definitie langer. Een bachelor geschiedenis in deeltijd duurt bijvoorbeeld aan de Universiteit Leiden 4,5 jaar in plaats van 3 jaar en een master 1,5 jaar in plaats van 1 jaar. Daarvoor betaalt de student gewoon een jaarlijks collegegeld. De maatregel is de doodsteek voor mensen die na een eerste studie zich verder willen ontplooien. Eerst moest men van minister Plasterk van de PvdA een hoger collegegeld gaan betalen, het instellingscollegegeld voor de tweede studie, daarna komt staatssecretaris Zijlstra die ook nog eens een boete gaat opleggen. Daar sta je dan, met je goede gedrag als student! Wij hebben ook op dat punt een amendement ingediend.
Ik kom bij het collegegeldvrij besturen. De boete voor studenten legt een grote druk op het actieve studentenleven. Studenten zullen wel twee keer nadenken voordat zij een jaar of hun uitloop opofferen aan het besturen van een vereniging of het deelnemen aan een bijzonder project, zoals het Solar Team van de TU Delft. In de Kamer hebben we er al vaker over gesproken dat er een goede regeling zou moeten komen voor deze studenten. Dit wetsvoorstel maakt die noodzaak groter dan ooit. Het amendement van D66 regelt dat studenten die van de universiteit een beurs krijgen, een gelijk aantal maanden langer mogen uitlopen als de beurs duurt die zij krijgen. Topsporters, die jaarlijks een beurs krijgen, kunnen dan voor alle maanden die zij uitlopen, een beurs krijgen. Mevrouw Lucas had het al over deeltijd. Ik zeg haar dat dit juist is bedoeld om maatwerk te kunnen leveren. Sommige projecten waaraan studenten deelnemen, duren namelijk niet een jaar, maar een halfjaar. Daarvoor moet er enige flexibiliteit in het systeem zijn. Ik heb haar al gezegd dat ik zeer opensta voor manieren om dit strakker te kunnen organiseren, want het moet natuurlijk ook niet een in- en uitlopen zijn. Maar sommige trajecten duren nu eenmaal korter dan een jaar een daarnaar moet je ook goed kunnen kijken. Ik hoop dat de staatssecretaris constructief wil meedenken. Ik heb dit amendement ingediend bij dit wetsvoorstel; we kunnen dit ook op een ander moment regelen. Ik vind het van belang dat wij in dit debat bekijken wat de doorloop hiervan kan zijn en dat we dit snel kunnen organiseren. Ik denk dat het best mogelijk is om dit in dit wetsvoorstel te regelen, dus ik ga gewoon kijken hoe ver we hiermee kunnen komen, hopelijk ook met steun van de VVD-fractie.
Nu de uitzonderingsgevallen. In Nederland zijn er vijf hogescholen met een hbo-masteropleiding voor eerstegraads bevoegde docenten. Het gaat in totaal om zo'n 2200 studenten. De masteropleiding bevat 90 studiepunten en deze zijn verdeeld over 3 jaar, dus 30 ECTS per studiejaar. Dit betreft dan ook een deeltijdopleiding, waarin studenten naast hun studie lesgeven in de onderwijspraktijk, als tweedegraads docent. De voorgenomen langstudeerdersregeling betekent voor onze hbo-masterstudenten het volgende: aangezien de masteropleiding 90 ECTS bedraagt, vallen ze onder de regeling dat de student 2 jaar mag studeren, met een extra uitloop van 1 jaar. De masteropleiding van 90 studiepunten kan dus in maximaal 3 jaar worden gevolgd tegen het lage wettelijke collegetarief. Bij onze hbo-masteropleiding is in de praktijk de studieduur voor een masteropleiding 3 jaar. Dit betekent dat een student, die in het gewone tempo studeert en in 3 jaar de masteropleiding afrondt, het uitloopjaar reeds heeft gebruikt. Wij willen dit soort zaken met betrekking tot deze opleidingen in het debat goed getackeld krijgen. Om alle onduidelijkheid en onzekerheid bij studenten weg te nemen, zou het mooi zijn als de staatssecretaris in een toelichting op het wetsvoorstel uitsprak dat onder "nominale studieduur" de geaccrediteerde studieduur wordt verstaan. Zo krijgen we hier helderheid over.
Andere fracties hebben al van alles ingediend voor uitzonderingsgevallen. Ik vind zeker dat de eisen daaromtrent hard mogen zijn. De heer Jasper van Dijk noemde er al een paar, zoals de bètastudies, waar ik sympathie voor heb, maar er zijn er ook andere. En hoe gaan we om met studerende moeders, dus vrouwen die tijdens hun studie een kind krijgen? Die vormen een apart geval. Zijn er hardheidsclausules? Daarover willen we het graag hebben in de eerste termijn van de staatssecretaris. Het gaat namelijk om kleine aantallen studenten, maar wij willen dit wel goed regelen.
Voorzitter. Voor de D66-fractie staat voorop dat iedereen moet kunnen studeren. De portemonnee van je ouders mag niet bepalend zijn voor de vraag of je wel of niet naar een hogeschool of universiteit kunt gaan. De toegankelijkheid van het onderwijs is van groot belang en ik hoop dan ook dat wij hierover in dit debat duidelijkheid krijgen.
Het grootste probleem dat ik met dit wetsvoorstel heb, is dat de boete onmiddellijk moet worden opgebracht. Het aardige van het sociaal leenstelsel is dat je pas hoeft te gaan betalen op het moment dat je het ook hebt en dat je niet afhankelijk bent van je ouders of je eigen bankrekening. Dat is het principiële probleem dat ik heb met dit wetsvoorstel. Het gaat echt om bedragen die je op die leeftijd moeilijk zelf kunt opbrengen. Je moet dan maar net ouders hebben die het wel kunnen opbrengen. Het sociaal leenstelsel houdt echter in dat je pas hoeft te gaan terugbetalen op het moment dat je portemonnee dat toestaat.
De heerDe Rouwe (CDA):
De heer Van der Ham geeft aan het einde van zijn betoog aan wat zijn probleem met het wetsvoorstel is. Dat is dat de boete vrij snel betaald zou moeten worden. Volgens mij kan ik dat principiële probleem onmiddellijk oplossen, want het voorstel voorziet er volgens mij in dat studenten dat bedrag kunnen lenen. Is de heer Van der Ham van die mogelijkheid op de hoogte? Net als in zijn vreselijke plan om de basisbeurs om te zetten in een lening die later kan worden terugbetaald, kan ook deze boete later worden betaald. Volgens mij is het principiële probleem van de heer Van der Ham dus allang opgelost en kan hij dus instemmen met de wet.
De heerVan der Ham (D66):
Het punt is dat de studenten voor wie wij een uitzondering willen maken, soms buiten hun schuld in de problemen komen, bijvoorbeeld doordat ze heel ambitieus zijn. Het risico dat aan zo'n boete kleeft, is dat die ambitieuze studenten heel veel activiteiten niet meer gaan doen. Dat is het lastige eraan.
Ik vind een sociaal leenstelsel, zeker als je begint met de bachelorfase, een veel effectiever voorstel. Zo levert het veel meer geld op en werkt het veel eerlijker uit. Aan het einde van hun studie moeten veel studenten nog snel hun studie afronden, bijvoorbeeld omdat ze extra vakken hebben gevolgd. Dat moet je juist honoreren en deze boete doet dat zeker niet: die remt dat vooral af.
De heerDe Rouwe (CDA):
Voorzitter. Het is echt een beetje lachwekkend. Ik stel één vraag en ik krijg antwoorden op vragen die ik helemaal niet heb gesteld! Ik vroeg de heer Van der Ham alleen maar naar het terugbetalen van de boete. Hij gaf aan dat het principiële bezwaar van de D66-fractie tegen het wetsvoorstel eruit bestaat dat de boete direct moet worden betaald. Ik vroeg de heer Van der Ham daarom of hij ervan op de hoogte is dat dit probleem zich helemaal niet voor kan doen, omdat de staatssecretaris hiervoor leencapaciteit beschikbaar stelt. Dat betekent niet alleen dat studenten deze boete pas later hoeven terug te betalen, maar ook dat zijn principiële punt kant noch wal raakt.
De heerVan der Ham (D66):
Nee. Dat is niet waar, want ik heb juist aangegeven dat het in het staartje van zo'n studie anders uitwerkt dan in ons voorstel, een voorstel dat bovendien ook nog eens veel meer geld oplevert. Er zijn dus ook heel veel praktische bezwaren tegen het wetsvoorstel, bijvoorbeeld dat het niet het geld oplevert dat nodig is om de door mijn fractie gewenste investeringen te kunnen doen. Investeringen waar de fractie van de heer De Rouwe zelfs op tegen is!
De heerDe Rouwe (CDA):
Voorzitter. Er is maar één conclusie mogelijk: de grootste tovenaar zit niet in vak-K, maar staat op dit moment achter het spreekgestoelte! Ik bedoel de heer Van der Ham, want hij geeft geen antwoord op mijn vragen.
De heerVan der Ham (D66):
Ik geef heel duidelijke antwoorden. Wij zijn het gewoon niet met elkaar eens. De heer Rouwe wil in tegenstelling tot mijn fractie helemaal niets voor het onderwijs doen. Bovendien durven wij ook nog eens onze nek uit te steken voor beter onderwijs en voor andere prioriteiten bij de besteding van het beschikbare geld. Als wij het voor het zeggen zouden hebben, dan zou er zelfs veel meer geld beschikbaar zijn voor het onderwijs dan na deze halfbakken maatregel van de staatssecretaris.
Voorzitter. Door de langstudeerdersregeling is het niet ondenkbaar dat studenten afzien van een stage, omdat die studiemaanden kost. Door de harde knip is de periode tussen bachelor en master een goed moment voor een stage: even iets anders doen, maar je tijd toch nuttig besteden. Helaas stellen veel stageadressen de eis dat stagiaires ingeschreven staan aan de universiteit, onder meer vanwege de vergoeding. Het kan dan ook tot problemen leiden dat de langstudeerdersregeling hier meer druk op zet. Ik vraag de staatssecretaris daarom in eerste termijn zeker ook in te gaan op de stagearrangementen. Het veld heeft allerlei suggesties gedaan om het beter te regelen, maar ik denk dat de staatssecretaris die ook kent.
Er zijn veel demonstraties geweest tegen en veel bijeenkomsten in het land over deze maatregelen. Opvallend daarbij was het antwoord van het publiek op mijn vraag: wat vindt u van luie studenten? Mensen ging massaal boe roepen! De student die eindeloos studeert en die het allemaal niks kan schelen, daarbij moet je toch echt denken aan types als Hillen, Rosenthal, Opstelten, Leers, Donner en Kamp. Dat zijn allemaal voorbeelden van studenten die wel heel lang hebben gestudeerd. Maar dat soort mensen zie je echt niet meer! De jeugd van tegenwoordig studeert veel actiever en weet veel beter maat te houden. Daar zouden wij ze dan ook voor moeten prijzen.
D66 erkent natuurlijk ook de noodzaak dat het hoger onderwijs wat strenger wordt, zie bijvoorbeeld de motie die de heer Dijkgraaf en ik over het bindend studieadvies hebben ingediend. Het wetsvoorstel is echter maar heel beperkt effectief. Er zijn echt veel effectievere maatregelen te bedenken, maatregelen die maatwerk leveren en enerzijds studenten raken die niets meer doen en anderzijds studenten accommoderen die iets extra's doen. Daarnaast is dit wetsvoorstel überhaupt ingebed in de algehele malaise rond het hoger onderwijs. Er wordt aan het einde van een kabinetsperiode inderdaad wel eens wat geïnvesteerd. En ja, er wordt hier en daar wel eens op een goede manier wat geherprioriteerd. Niet alle maatregelen zijn onzin, maar de grote ambitie van het kabinet, een plaats in de top vijf van kenniseconomieën, zal het kabinet bij lange na niet waarmaken. Dat maakt dit wetsvoorstel alleen maar wranger, want het helpt zeker niet om dit doel halen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heerDijkgraaf (SGP):
Voorzitter. Er is een tijd om te studeren en er is een tijd om af te studeren. Deze boodschap zou zo in het rijtje van de prediker uit de Bijbel kunnen staan. Wij zetten daar een dikke streep onder. Met het wetsvoorstel langstudeerders verbindt het kabinet er ook financiële consequenties aan. Lang studeren blijft mogelijk, maar wel tegen een hogere prijs. De SGP steunt deze hoofdlijn.
In alle debatten tot nu toe is voor ons keer op keer van belang geweest dat het niet zozeer gaat om het voorstel an sich op de lange termijn, maar om een fatsoenlijke invoering op de korte termijn. Wij vonden een jaar uitstel cruciaal om de huidige studenten niet voor het blok te zetten. Ik ben dan ook blij dat het kabinet inmiddels heeft aangegeven, het idee van de SGP-fractie te steunen om de invoering een jaar uit te stellen. De zittende langstudeerders zijn daardoor voldoende veilig.
Wij beoordelen het wetsvoorstel aan de hand van twee vragen. Eén: levert het wetsvoorstel de beoogde positieve effecten op? Twee: doet het wetsvoorstel recht aan het hoger onderwijs? Ik begin met de positieve effecten. Binnen een ambitieuze studiecultuur kan lang studeren simpelweg niet als recht worden gezien. Het wettelijk collegegeld biedt bescherming tegen ongewenste gevolgen van de vrije markt, maar die bescherming door de overheid kan volgens de SGP geen onbeperkt recht zijn. Naarmate studenten uitlopen met hun studie, mag meer financiële verantwoordelijkheid gevraagd worden. Laten wij wel wezen, wij hebben met elkaar bepaald dat een normale studie vier jaar duurt. Dan moeten wij niet net doen alsof je daar zes of zeven jaar over zou moeten doen. De regeling biedt al ruimte om twee jaar uit te lopen op de nominale studieduur. Wij spreken toch niet voor niets termijnen af met elkaar? Ik zie het al voor mij dat premier Rutte bij de regeringsverklaring zegt: parlement, wij hebben een regeerakkoord gesloten over de komende vier jaar, maar het kan wel eens een jaar of zes, zeven, acht duren, want misschien komen wij ondertussen nog wat leuke voorstelletjes tegen die tot vertraging leiden. Ik denk dat een groot deel van het parlement dan zegt: wat is dit voor regering, wij houden u aan de afspraken, als u zegt dat u binnen vier jaar iets doet, dan gaan wij u daarop ook afrekenen. Dat mag ook voor studenten gelden. Als er dan een fatsoenlijke uitbreidingstermijn is, is dat voor ons genoeg.
Tegelijkertijd zijn effecten van prikkels voor studenten moeilijk meetbaar. Laten wij hierin heel eerlijk zijn, wij kunnen dingen inschatten, maar uiteindelijk kunnen wij het niet achter de komma uitrekenen. Exacte zekerheid is niet te geven en daar hebben wij mee te leven. Wij koesteren dan ook niet de illusie dat dit wetsvoorstel de oplossing bij uitstek is om het studierendement te verbeteren, maar wij zijn er wel van overtuigd dat het daaraan een relevante bijdrage levert. Ik vind het opmerkelijk dat er partijen zijn die stevig betwijfelen of het wetsvoorstel effectief is, terwijl je uit de grote signalen uit de studentenbevolking alleen maar kunt afleiden dat het behoorlijk effectief is. Immers, anders zouden deze signalen niet in die vorm tot ons komen.
Het financiële plaatje van het kabinet voor het hoger onderwijs lijkt niet helemaal op het SGP-programma, laten wij daarover helder zijn. Het is onze gouvernementele houding die ons brengt tot het punt dat ook wij graag verantwoordelijkheid willen nemen om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, waarbij het parlement moet zeggen: die 30 mld. die wij tekortkomen, moeten wij zo snel mogelijk inlopen en als er goede voorstellen liggen, steunen wij die. Natuurlijk hebben wij de discussie dat dit hele verhaal niet bijdraagt aan die 18 mld. Wij hebben tegelijkertijd echter wel geconstateerd waarom wij 30 mld. tekort hebben, namelijk vanwege een gebrek aan innovatie in onze economie. Wat is dan nodig? Investeringen in het onderwijs. Dit is wel een maatregel die voor de langetermijnagenda uiterst cruciaal is om de investeringen in het onderwijs mogelijk te maken.
De heerDe Rouwe (CDA):
Ik heb veel waardering voor de constructieve houding van de heer Dijkgraaf in dit debat, met name omdat in het amendement ook wordt uitgesproken dat er steun komt voor een wetsvoorstel, althans dat begrijp ik eruit. Uit het begeleidende persbericht kon ik gisteravond opmaken dat er inderdaad steun is.
De heer Dijkgraaf noemde de gouvernementele opstelling van de SGP. Geldt deze opstelling ook in den brede? Is de opstelling zodanig in de Staten-Generaal dat de SGP daarmee haar akkoord geeft voor het wetsvoorstel? De SGP zal ongetwijfeld nog wel mitsen en maren hebben.
De heerDijkgraaf (SGP):
Deze vraag is lastig te beantwoorden. Wij gaan natuurlijk niet over het stemgedrag van Eerste Kamerleden. Wij zijn hier in de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Eerste Kamerleden bepalen volstrekt onafhankelijk hun toon. Tegelijkertijd worden er ook dingen afgestemd, zoals u ook zult doen in uw partij.
Devoorzitter:
Wilt u spreken via de voorzitter?
De heerDijkgraaf (SGP):
Mevrouw de voorzitter?
Devoorzitter:
U spreekt namelijk eigenlijk mij aan.
De heerDijkgraaf (SGP):
In dit geval klopte het nog ook, omdat u dat ook doet binnen uw partij.
Devoorzitter:
Nu maakt u het nog erger.
De heerDijkgraaf (SGP):
Mevrouw de voorzitter, ik zal mijn leven wat dat betreft proberen te verbeteren.
De heer De Rouwe stemt natuurlijk ook binnen zijn partij dingen af en peilt zaken. Dat laat onverlet dat onze Eerste Kamerfractie volledig zelfstandig haar standpunten bepaalt. Dit weegt wel heel zwaar mee.
De heerJasper van Dijk (SP):
Ik heb een vraag aan een van de coalitiepartijen. O nee, pardon, ik bedoel een van de oppositiepartijen. De heer Dijkgraaf zei dat het inderdaad niet helemaal zijn financiële plaatje is, maar alla. Wat bedoelde hij daarmee? Bedoelde hij daarmee dat niet alle zittende studenten nu worden gevrijwaard van de studieboete? Dat was namelijk altijd zijn standpunt. Het wetsvoorstel is akkoord, maar de zittende studenten moeten worden ontzien. Dat geldt natuurlijk niet voor de tweede- en de derdejaarsstudenten.
De heerDijkgraaf (SGP):
Ik geef noch de voorkeur aan de benaming coalitiepartij noch de benaming oppositiepartij. Volgens mij zijn wij de enige onafhankelijke partij in dit parlement.
De heerJasper van Dijk (SP):
Gedoogpartij?
De heerDijkgraaf (SGP):
Nee, wij zijn een onafhankelijke partij, samen met de ChristenUnie. Misschien sluiten zich nog meer partijen bij ons aan.
Ik zei dat het niet helemaal op het SGP-programma lijkt. Dat zit hem erin dat deze specifieke maatregel niet in ons programma stond. Ik kan zeggen: het staat niet in ons programma, dus steunen we het niet. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er in ons programma andere vervelende maatregelen stonden voor studenten, die niet in het regeerakkoord staan, zoals een verhoging van het collegegeld. Het is toch een beetje het een of het ander. Ik had graag gezien dat er meer wordt geïnvesteerd. Samen met onder andere D66 hebben we daarvoor gestreden. Daarover zijn we helder geweest. Dat zijn van die punten.
Als er goede voorstellen liggen, waar we in grote lijnen achter kunnen staan, gaan we dit land niet opzadelen met een nog groter probleem dan we nu al hebben. We gaan niet de komende jaren alles blokkeren.
De heerJasper van Dijk (SP):
Dat is een helder verhaal. Als de SGP nog meer goede voorstellen heeft voor het onderwijs, stel ik voor dat zij er vooral over praat. Dat is succesvol gebleken, tot nu toe.
Mijn vraag ging over de zittende studenten. De SGP heeft altijd gezegd dat dit wetsvoorstel niet deugt voor de zittende studenten. Nu hebben ze één jaar uitstel gekregen en daarmee redt de SGP een deel van de zittende studenten, maar een ander deel niet. Levert de SGP dit in of gaat de Eerste Kamer daar nog eens goed naar kijken?
De heerDijkgraaf (SGP):
Wij spreken altijd met twee woorden. Wij hebben niet gezegd dat wij elke zittende student ontzien. Wij hebben gezegd dat wij ervoor gaan zorgen dat studenten die een achterstand hebben opgelopen, die ze met de oorspronkelijke maatregel niet konden inhalen, voldoende tijd krijgen om deze wel in te halen.
De heerKlaver (GroenLinks):
Ik ken de SGP als een partij met een constructieve opstelling in de Kamer. De heer Dijkgraaf zegt dat het jaar uitstel op de langstudeermaatregel komt door de gouvernementele houding van de SGP. Hoe intensief is het contact met het kabinet geweest in de afgelopen weken, buiten deze Kamer?
De heerDijkgraaf (SGP):
Dit verbaast mij een beetje. Wij hebben de afgelopen maanden, sinds de regeringsverklaring, verschillende debatten gevoerd over hoe wij dit invoeren in het hoger onderwijs. Wij hebben consequent exact dezelfde boodschap uitgestraald. Wij hebben dat afgelopen dinsdag neer laten slaan in een amendement dat exact dezelfde strekking heeft. Extra contacten zijn dus niet eens nodig om de regering te laten beseffen hoe wij erin staan. Met de discussie daarnet waarin het ging over de Eerste Kamer, kon men wel uitrekenen hoe het anders zou verlopen.
De heerKlaver (GroenLinks):
Ik vraag dat natuurlijk omdat de SGP een heel duidelijk signaal heeft laten horen vorige week dat zij niet voor deze maatregel kan zijn. Dat is een bijna ongebruikelijke stap voor zo een gouvernementele partij als de SGP. Ik vraag het ook omdat minister Donner gisteren nog heeft laten weten de SGP met rust te laten over haar vrouwenstandpunt en omdat ik graag wil weten wat er besproken is. Sta ik hier inderdaad tegenover een vierde coalitie- of gedoogpartner? Wat is er gebeurd?
De heerDijkgraaf (SGP):
Als daar enige relatie tussen zou bestaan, is die mij volkomen ontgaan.
Voorzitter. Doet het voorstel recht aan het hoger onderwijs? Studeren mag geen schrale bedoening zijn. Wij vinden dat studenten snel en efficiënt door het onderwijs zouden moeten gaan, maar niet zo snel en efficiënt als maar mogelijk is, want ze moeten ook andere dingen doen. Persoonlijke vorming is onmisbaar. Graag nodig ik de staatssecretaris uit om toe te lichten hoe hij de rol van vorming ziet in het licht van zijn voorstellen voor het hoger onderwijs. Het kabinet maakt in de stukken onderscheid tussen nominale en wenselijke studieduur. Kan uit de nota naar aanleiding van het verslag opgemaakt worden dat het kabinet de nominale studieduur in principe voldoende vindt om als langstudeerder aangemerkt te worden, maar dat het uitloopjaar eigenlijk bedoeld is voor vormende activiteiten?
De Raad van State wijst er terecht op dat de invoering van de langstudeerdersmaatregel een beleidsafweging noodzaakt tussen rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van studenten. Zittende studenten mogen niet voor voldongen feiten worden geplaatst. Tegelijkertijd vindt de SGP-fractie het vreemd dat de wetgever ervan uit moet gaan dat zittende langstudeerders nog geen stap in hun studie gezet hebben. Het zou betekenen dat een student die al vier doet over een driejarige bachelor, nog drie jaar krijgt, omdat hij nog geen enkel studiepunt heeft gehaald. Dat is niet alleen oneerlijk maar ook ondenkbaar. Met een jaar uitstel zijn de huidige langstudeerders geholpen. In zijn advies geeft de Raad van State ook aan dat het probleem met rechtszekerheid minder pregnant is wanneer er een overgangstraject zou zijn.
Wij hebben nog een aantal vragen aan de staatssecretaris. Zo zitten aan het voorstel voor collegegeldvrij besturen enkele haken en ogen. Het is bovendien de vraag of het eerlijk en wenselijk is om allerlei uitzonderingen te maken. Tegelijkertijd vraagt de SGP-fractie zich af of het huidige voorstel nog flexibeler kan. Voor bestuurders kan de overgang van bachelor naar master bijvoorbeeld een lastig punt zijn. Dat is namelijk het moment waarop zij doorgaans bestuurder zijn. Daarom zou overwogen kunnen worden de uitsteljaren vrij inzetbaar te maken voor studenten die zowel een bachelor als een master volgen. Het lijkt een beetje op het systeem van de jokerjaren bij terugbetaling van de studielening. Naast het uitgangspunt van het wetsvoorstel kunnen studenten er dan voor kiezen de twee jaren uitloop in te zetten na de bachelor of de master. Kan de staatssecretaris aangeven wat de consequenties hiervan zijn en hoe hij dit idee waardeert?
De deeltijdstudenten zijn net al aan de orde geweest, dus ik kan daar kort over zijn. Kan de staatssecretaris aangeven welke redenen en voordelen er nog zijn om als deeltijdstudent ingeschreven te staan, gegeven de nieuwe regeling? In hoeverre heeft deze regeling juridisch gezien bestaansrecht? De SGP-fractie begrijpt dat voorkomen moet worden dat de deeltijdroute een sluiproute wordt, anders wordt iedereen immers deeltijdstudent. Ziet de staatssecretaris echter mogelijkheden om deeltijdstudenten een langere uitloop te geven wanneer en alleen als die studenten worden erkend die vanaf het begin van hun studie als deeltijder staan ingeschreven? Het gaat om een heel beperkte groep ten opzichte van de mensen die dat later doen.
Het is duidelijk dat studenten met een functiebeperking of ernstige ziekte ontzien moeten worden. Het wetsvoorstel biedt in ieder geval de mogelijkheid van een extra uitloopjaar. Dat biedt wat de SGP-fractie betreft een goede basis. Daarnaast kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur nog nieuwe categorieën worden aangewezen. Voor de behandeling van het wetsvoorstel is het relevant om te weten welke strekking dat besluit heeft. Graag ontvang ik daar een nadere toelichting op. Mogelijk kan de staatssecretaris het relateren aan het amendement van de heer Rouvoet. Is dat aanvullend ten opzichte van de mogelijkheden die het wetsvoorstel inclusief de AMvB biedt?
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Ik ben daar ook erg benieuwd naar en heb daar ook naar gevraagd. Is de heer Dijkgraaf echter met mij van mening dat, als je ook andere categorieën wilt betrekken, dit per amendement moet gebeuren zodat het in het wetsvoorstel wordt opgenomen? Daarmee krijg je een landelijke regeling voor een beperkt aantal uitzonderingssituaties. Of volgt hij ten principale de redenering van de regering dat dit aan de instellingen moet worden overgelaten? Dat heeft wellicht rechtsongelijkheid tot gevolg.
De heerDijkgraaf (SGP):
Dat sluit eigenlijk aan bij de vraag die ik net aan de staatssecretaris stelde. Ik hoor hem daar graag eerst over. Wij zitten echter ook over te dubben over de vraag wat we moeten doen en welke rechtszekerheid we moeten bieden.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Wat mij betreft valt de vraag in tweeën uiteen. In de eerste plaats zou ik willen weten of mijn amendement qua categorieën iets toevoegt aan wat de staatssecretaris heeft opgenomen. Dan gaat het om degenen die een jaar extra prestatiebeurs krijgen. In de tweede plaats vraag ik me af of we dit, als we het doen, in de wet moeten regelen of aan de instellingen moeten overlaten.
De heerDijkgraaf (SGP):
Ik speel die vraag graag door naar de staatssecretaris.
Studenten lenen vaker en meer voor hun studie. Dat is de andere kant van de maatregel. Veel studenten zijn wel slim, maar niet altijd berekenend. Zij bedenken zich soms onvoldoende wat hun lasten in de toekomst zullen zijn; soms juist te veel overigens. Een goede afweging tussen kosten en baten is van belang. Hoe gaat de regering om met de voorlichting door DUO? Zouden daar nog verbeterslagen nodig zijn? Moet daar nog iets geconcretiseerd worden? De overheid maakt de burgers er in breder verband immers ook op attent dat lenen geld kost. Ik verwijs naar de discussie over de hypotheken.
Het kabinet heeft de hand uitgestoken naar de oppositie. Dat heeft het duidelijk laten zien in dit dossier. Een welwillende en constructieve houding van de oppositie is dan van groot belang. De SGP-fractie ziet in de tegemoetkomingen rond de langstudeerders en passend onderwijs mooie vruchten van die opstelling. Het belangrijkste is dat er inhoudelijke verbeteringen worden geboekt. Zowel studenten als zorgleerlingen zijn met de recente verschuivingen gebaat.
De heerBeertema (PVV):
Voorzitter. Laten we beginnen met het tellen van onze zegeningen, want die zijn er in overvloed in dit land. Wie het woord "zegeningen" liever vermijdt, kan de volgende cijfers ook het resultaat noemen van hard werken en veel investeren. In 1950 had 5% van de bevolking een opleiding genoten op het niveau van hoger onderwijs. In 2009 stroomde 47% van een leeftijdscohort het hoger onderwijs in. In de komende tien jaar is er een groei te verwachten van 38% in het wo en 19% in het hbo. Dat zijn cijfers om trots op te zijn. Die betekenen ook dat dit land een onderwijsstelsel heeft ingericht waarin die toegankelijkheid heel goed geregeld is.
Studeren kost echter geld; geld van de gemeenschap. Te lang studeren kost de gemeenschap te veel geld. Gemiddeld betalen we zo'n € 6000 per jaar per student in het ho. Te veel studenten studeren niet af binnen de gestelde tijd. Het studierendement is te laag. De kosten van lang studeren leggen relatief een te groot beslag op de beschikbare middelen. Na vijf jaar studie heeft maar 55% van de studenten een hbo-diploma gehaald. In het wo heeft na vijf jaar maar 47% zijn master of doctoraal gehaald. Deze trend van te lang studeren moet gekeerd worden. Dat is niet gek, raar of asociaal, maar gewoon gebruik van gezond verstand. Het voorstel: per studie twee jaar uitloop om een onverhoopte vertraging op te vangen of om een geplande uitloop te organiseren voor bestuursfuncties of om elders een masteropleiding te volgen.
Ik begrijp de studenten, de docenten, de hoogleraren en alle andere stakeholders uit het onderwijsveld. Die wetswijziging doet pijn, want die stelt hogere eisen aan studenten omdat er harder gewerkt moet worden. Natuurlijk zullen er studenten zijn die haar last van krijgen, veel last zelfs. Op het vlak van de studieduur is echter een aanscherping nodig en bij een aantal studenten vergt dit een andere focus, een andere instelling. Bewust kiezen voor een studie wordt buitengewoon belangrijk, maar dat is echt niet te veel gevraagd. Studeren is immers een voorrecht; een voorrecht dat veel geld kost en waarmee zorgvuldig moet worden omgegaan. Bovendien moeten de instellingen hun verantwoordelijkheid nemen. Zij zullen zich veel meer dan nu moeten toeleggen op eerlijke voorlichting en selectieve werving. Zij zullen dus moeten stoppen met het commercieel binnenharken van zo veel mogelijk studenten, zoals wij dit nu zien. Ook hier wordt om cultuurverandering gevraagd.
Het probleem van de huidige langstudeerder die zich niet heeft kunnen voorbereiden op de wetswijziging, was natuurlijk een reëel probleem. Wij hebben de studenten en de oppositie gehoord en hebben dit dan ook onder ogen gezien. Het amendement van de SGP, die zich op dit dossier buitengewoon constructief heeft opgesteld, voorziet in een oplossing. Dit amendement verdient daarom onze steun. Het beoogt een uitgestelde werking van het verhoogde collegegeld van een jaar. Intussen heeft ook de staatssecretaris de problematiek onderkend en voorgesteld om de huidige langstudeerder tegemoet te komen en de maatregel inderdaad een jaar door te schuiven. De huidige langstudeerder krijgt daardoor de gelegenheid om te anticiperen op de nieuwe situatie en orde op zaken te stellen. De uitgestelde opbrengst van de maatregel moet natuurlijk wel gedekt worden, ook nog eens binnen de eigen begroting. Met de brief van de staatssecretaris is daarin voorzien. Dat is een knappe prestatie.
Alle partijen lijden in dit verband een beetje, zoals het de polder betaamt. De VVD en de PVV moeten incidenteel iets inleveren op de prestatiebeloning, het CDA levert voor 2012, 2013 en 2014 iets in op de maatschappelijke stage, waarna de structurele bekostiging weer beschikbaar komt en de PVV levert incidenteel iets in op de uniforme normering van 2012/2013. Het valt mij op dat de PVV twee keer voorkomt in dit rijtje. Ik beloof hier en nu dat wij de kroonjuweeltjes – want zo moet ik ze noemen – scherp in de gaten zullen blijven houden.
De heerJasper van Dijk (SP):
Dit betekent toch gewoon dat de PVV een slechte onderhandelaar is.
De heerBeertema (PVV):
Ik heb geen vraag gehoord. Mijnheer Van Dijk, wilt u dat ik daarop inga? Misschien zijn wel buitengewoon gouvernementeel en hebben wij er heel veel voor over om dit kabinet tot een succes te maken.
De heerVan der Ham (D66):
Ik ga even door op de vraag van de heer Van Dijk. Dat jaar uitstel vind ik alleen maar goed. Het mag zelfs een tandje meer. Met betrekking tot het onderhandelen van de PVV constateer ik dat het op dit dossier niet helemaal gelukt is. Het is ook niet gelukt voor de mensen die werken in de gezondheidszorg. Bovendien wordt er geknabbeld aan de dierenpolitie. Het is een heel rijtje. Men maakt zich nu ook al zorgen erover hoe het precies met het ontslagrecht afloopt. Ik steun het kabinet overigens dat het dit wil hervormen, maar de PVV wil dat niet. Europa wordt eigenlijk ook niet zoals de PVV het wil. Mijnheer Beertema, hoe ervaart u dit allemaal?
De heerBeertema (PVV):
De vraag wordt nu wel heel breed gesteld: hoe ervaart u dit allemaal? Ik beloof de heer Van der Ham dat ik dat allemaal ga doornemen met mijn collega's, de portefeuillehouders voor die onderwerpen, namelijk de heer Graus, de heer Van den Besselaar en met de collega's wier portefeuilles de heer Van der Ham ook nog noemde. Wij gaan er serieus naar kijken.
De heerVan der Ham (D66):
Ik ben heel benieuwd wat daar dan uitkomt. Ik hoop dat wij een mooi persbericht of een mooi interview daarover krijgen.
De heerBeertema (PVV):
Mijnheer Van der Ham, u komt het vanzelf tegen.
De heerVan der Ham (D66):
Dat is fijn.
MevrouwLucas (VVD):
Ik feliciteer mijn collega, de heer Beertema, met zijn onderhandelingsresultaat, want volgens mij heeft hij hier toch de studiefinanciering weten te behouden. Dat is een felicitatie waard.
De heerBeertema (PVV):
Hartelijk dank.
Het Financieele Dagblad deed onderzoek naar buitenlandse studenten die aan Nederlandse instellingen studeren. De PVV is altijd op zoek naar geld, vandaar dat dit mijn aandacht trok. Ik wil het toch even meegeven. Vooral bij Duitse studenten zijn Nederlandse instellingen voor hoger onderwijs populair, met als gevolg dat er inmiddels zo'n 26.000 Duitse studenten in Nederland studeren. Wij moeten daar in een ander verband nog eens op terugkomen. Hoe wenselijk is het namelijk dat op Fontys in Venlo 2200 van de 3200 studenten de Duitse nationaliteit hebben? De interessante vraag in dit verband is echter: waarom komen zij hierheen, naar onze hogescholen en universiteiten? In een interview in het onderwijsblad van de AOb zegt zo'n student dat studenten in Duitsland les krijgen in enorme collegezalen, soms met 600 man tegelijk. De voorzieningen en studiematerialen zijn verouderd. In Nederland zijn de groepen klein, de gebouwen mooi en ruim en de leermiddelen modern. Bovendien wordt hier veel in het Engels gedoceerd en zelfs in het Duits. Ze vinden het hier fantastisch. Het meest interessant is dat de Duitse studenten ook bij de instellingen geliefd zijn, zo geliefd dat veel hogescholen actief werven op studiemarkten en scholen in Duitsland. Een van de redenen dat Duitse studenten zo populair zijn bij onze instellingen is het feit dat de problematiek met langstudeerders zich bij Duitse studenten niet voordoet. Binnen de gestelde tijd afstuderen? Het kan en moet de norm worden.
De heerKlaver (GroenLinks):
Voorzitter. Het debat gaat vandaag over meer dan een studieboete en het uitstel dat gisteren is gekomen. Deze maatregel staat symbool voor de status quo, een gevaarlijk gebrek aan vooruitgang. Het hoger onderwijs is essentieel voor onze positie in de wereld en voor de toekomst van onze economie en onze samenleving. Ik citeer graag even uit het rapport van de commissie-Veerman, want het lijkt alsof de essentie van dit belangrijke rapport soms wordt vergeten. "Als Nederland daadwerkelijk tot de top van de kenniseconomieën wil behoren, dan is haast geboden. Nederland raakt namelijk steeds verder achterop ten opzichte van de koplopers." Veerman haalt een aantal veelzeggende cijfers aan. De Nederlandse uitgaven per student zijn tussen 1995 en 2006 gelijk gebleven, terwijl ze in andere landen zijn toegenomen. In eerdere debatten heb ik al naar voren gebracht dat de uitgaven per student gedurende deze kabinetsperiode achteruitgaan met 6% à 9%. De commissie maakt zich verder zorgen over het feit dat het bedrag per student zal dalen wanneer de studentenaantallen stijgen en het macrobudget niet meestijgt.
Dit betekent dat we dalen ten opzichte van de top en afzakken naar de middelmaat. Als we het onderzoek meenemen in de getallen die de commissie-Veerman presenteert, zitten we nu al onder het OECD-gemiddelde. We hebben vanochtend allemaal kunnen lezen waar dit toe leidt. Dit heeft grote consequenties voor onze kenniseconomie. 2010 was een topjaar voor Europese patenten, maar niet voor Nederland. Het aantal Nederlandse patentaanvragen bij het Europese patentbureau is in 2010 gedaald met 10% ten opzichte van 2009 en zelfs met 15% ten opzichte van 2008. Dat is een alarmerende ontwikkeling, maar dit kabinet gaat nog verder met het uitkleden van de kenniseconomie.
Met de studieboete rekenen we af met datgene waar onze premier trots op is. In Het Financieele Dagblad van vorige week las ik namelijk dat de premier op een bijeenkomst voor ondernemers had gezegd dat hij zo trots is op het lateraal denken van onze studenten. Dat denken is gebaseerd op het anders ordenen van informatie, waardoor nieuwe informatie ontstaat. De premier noemde dat een belangrijk concurrentievoordeel van Nederland ten opzichte van bijvoorbeeld China, maar deze vorm van denken wordt gestimuleerd door een brede ontwikkeling. De premier heeft terecht aangegeven dat dit een concurrentievoordeel is, maar we raken dit snel kwijt als we er met de studieboete voor zorgen dat studenten sneller in één richting gaan afstuderen en zich minder breed zullen ontwikkelen.
Dan de doelstellingen. De Halbe-heffing is in mijn ogen onrechtvaardig, want langdurig zieke studenten worden er het slachtoffer van. Bovendien treft deze regeling zwangere vrouwen, topsporters, bestuurders en studenten die extra vakken volgen; dat is ook onterecht. Erger nog, dit ondermijnt ons concurrentievoordeel, zoals ik net betoogde. Hoewel wij lang en veel hebben gepraat over dit wetsvoorstel, zijn de essentiële elementen van dit wetsvoorstel mij nog steeds onduidelijk. Wat is precies het doel van deze regeling? Dat werd me ook niet geheel duidelijk uit de antwoorden die mevrouw Lucas mij gaf op de vragen die ik haar daarover stelde. Gaat het om de financiële doelstelling van 370 mln.? Dit is inmiddels een helder getal, maar wat is het andere doel? In de memorie van toelichting wordt ook geschreven over het terugdringen van het aantal langstudeerders.
MevrouwLucas (VVD):
Ik zal de vraag van de heer Klaver beantwoorden en heb ook een vraag aan hem. Het doel van dit wetsvoorstel is tweeledig; dat heb ik ook heel duidelijk gezegd. Ten eerste moet het geld opleveren opdat we de aanbevelingen van de commissie-Veerman kunnen uitvoeren. Ten tweede zal het een gedragseffect sorteren. Ik heb ook een vraag aan de heer Klaver. Ik ken hem als iemand die de ontwikkelingsmogelijkheden en de potentie van de jeugd hoog in het vaandel heeft. Hoe kijkt hij aan tegen een oplopende staatsschuld, die het deze jeugd straks heel moeilijk zal maken om een baan te vinden? Is hij het met mij eens dat we daar ook heel hard aan moeten werken en dat we met dit wetsvoorstel een middenweg zoeken?
De heerKlaver (GroenLinks):
Hartelijk dank voor deze vraag, want ik mag nu eindelijk eens uitleggen wat het verschil is tussen een begrotingstekort en een houdbaarheidstekort. Dit kabinet zorgt er misschien voor dat het begrotingstekort wordt teruggedrongen met die 18 mld., heilig verklaard door deze coalitie, maar er is geen één econoom die zegt dat het per se die 18 mld. moet zijn om je begroting in let wel 2015 op orde te krijgen. Als het gaat over de toekomst van mijn generatie, gaat het erover hoe Nederland ervoor staat in 2040. Dat is een ander getal, namelijk een houdbaarheidstekort. Dit kabinet dringt dat maar terug met een kleine 20 mld., terwijl eigenlijk ruim 30 mld. noodzakelijk is om de Nederlandse economie op orde te krijgen. Om dat te kunnen doen, moeten we niet bezuinigen op de lopende begroting tot 2015 – dat hoeft niet per se met 18 mld. – maar gaat het erom welke essentiële grote hervormingen we hebben: op de arbeidsmarkt, op de woningmarkt, als het gaat om mobiliteit en rekeningrijden. Dat doet dit kabinet niet, en daarmee laat het mijn generatie in de steek, en zorgt het ervoor dat Nederland in 2040 er slechter voorstaat dan nu.
MevrouwLucas (VVD):
De generatie van de heer Klaver is ook nog bijna de mijne. Ik heb dat gevoel absoluut niet. We zijn bezig om orde op zaken te stellen op het gebied van de overheidsfinanciën. Een aantal oppositiepartijen heeft er nog steeds heel veel moeite mee dat zij niet in het kabinet zitten. Dat begrijp ik ook wel, want het is een kabinet dat orde op zaken stelt, en dat bezig is met de voorbereiding op de toekomst. Graag meer aandacht daarvoor.
De heerKlaver (GroenLinks):
Ik heb het zojuist niet gehad over een gevoel. Ik presenteer een aantal cijfers, wat je onmogelijk kunt bestempelen als een gevoel. Ja, ik vind het heel jammer dat wij niet regeren, want als GroenLinks in de regering had gezeten, hadden we die langeretermijnvisie neergelegd voor Nederland en hadden we die grote hervormingen doorgevoerd, zodat Nederland in 2040 er veel beter had voorgestaan, en tegelijkertijd hadden we de begroting voor 2015 op orde gebracht. Dat had in een heel andere orde van grootte gekund, en met andere maatregelen.
Een andere doelstelling van de langstudeermaatregel is het terugdringen van het aantal langstudeerders. Die doen een te groot beslag op de beschikbare middelen. Maar hoeveel kost een langstudeerder dan? De staatssecretaris creëert een nieuwe categorie, maar weigert de kosten te berekenen. Is het misschien zo dat deze groep nog voornamelijk bezig is met stages en scripties, en dus weinig gebruikt maakt van contacturen? Het grote financiële probleem is voor mij daarom niet inzichtelijk. Is het zo dat bij het bepalen van de bekostiging van instellingen in het hoger onderwijs alleen in ogenschouw wordt genomen, hoeveel studenten binnen de nominale studieduur staan ingeschreven? Is het dus niet zo dat het Rijk weinig geld kwijt is aan langstudeerders?
De staatssecretaris zegt dat hij in het verleden gemiddeld € 6000 per student per jaar heeft betaald aan het hoger onderwijs. Voor 62.000 studenten is dit 370 mln. Dat is natuurlijk geen antwoord op de vraag van mijn fractie. Hoeveel geld wordt in het betreffende studiejaar uitgegeven per langstudeerder? De staatssecretaris kan beleidskeuzes uit het verleden niet herstellen.
Ik zet, en met mij vele anderen, vele vraagtekens bij de effectiviteit van de maatregel. Hoe komt de staatssecretaris bij de effectiviteit van de maatregel? Waarom doet hij niet eerst gedegen onderzoek? De staatssecretaris zegt dat het aantal langstudeerders met 25% zal verminderen. Hoe komt hij aan dit percentage? Waarom doet hij niet eerst onderzoek? Voelt hij zich niet gebonden aan de afspraken over evidencebased beleid? Diezelfde vraag stel ik ook aan de coalitiepartners. Met welk percentage moet het aantal langstudeerders omlaag?
In het onderzoeksrapport van de Stichting OER zegt 25% inderdaad sneller te willen studeren, vanwege de plannen. Hiermee kan natuurlijk niet het beoogde gedragseffect worden geschraagd. Een groot deel van de studenten kiest namelijk helemaal niet voor langer of korter studeren. Zij worden hiertoe door een verkeerde inschatting of moeilijke omstandigheden gedwongen. Verkeerde studiekeuzes – 30% van de mensen zegt dat – terwijl zo'n 25% persoonlijke omstandigheden aanvoert, en ook ziekte wordt genoemd. Er zijn allerlei omstandigheden waardoor mensen langer doen over hun studie. Je gaat te veel uit van het beeld van de mens als een homo economicus om te zeggen dat alles een eigen verantwoordelijkheid en een eigen keuze van mensen is. Om echt ervoor te zorgen dat het aantal langstudeerders wordt teruggedrongen, is intensivering van het onderwijs noodzakelijk. De staatssecretaris wil dit ook, maar heeft eigenlijk geen geld daarvoor. Bewustere studiekeuzes zijn ook belangrijk, en hiervoor doet de staatssecretaris gelukkig wel voorstellen in Ruim baan voor talent.
De invoering is nu met een jaar uitgesteld. Is dat genoeg om te voldoen aan de beginselen van rechtszekerheid? Het is wel een verbetering, maar nog altijd een ingrijpende verandering van de spelregels tijdens de wedstrijd. Waarom wordt het amendement van de heer Van der Ham niet overgenomen, die stelt dat studenten die reeds voor de ingangsdatum van de regeling met een studie zijn begonnen, niet onder de maatregel vallen? De mooie woorden ten spijt, dit voorbeeld van het oppositieamendement laat zien dat het kabinet niet heeft geluisterd naar de samenleving, het goede advies van de Raad van State en de Kamer. Het heeft geluisterd naar macht. Dat het CDA en de VVD klassieke machtspartijen zijn, wisten wij al. Aan dat rijtje mogen wij vanaf vandaag definitief de PVV toevoegen. Dinsdag zijn zeven moties in stemming gebracht, waaronder een motie waarin wordt gevraagd om temporisering in het passend onderwijs, ook al bespreken wij dat nu niet. De moties zijn allemaal weggestemd door de coalitie. Dat de coalitiepartijen de plannen aanpassen, vind ik een goede zaak, maar dan moeten zij wel eerlijk zeggen waarom. Een meerderheid voor de plannen ontbrak.
MevrouwLucas (VVD):
Ik ben benieuwd wat de heer Klaver vindt van het feit dat er op dat moment geen dekking was voor die moties.
De heerKlaver (GroenLinks):
Dat was niet het geval. Wij hebben een constructieve oppositie, die voortdurend alternatieve dekkingen heeft aangegeven. De heer Van der Ham heeft wel vijfhonderd maal de term "maatschappelijke stage" gebruikt. Ik weet dat de heer Rouvoet heeft gesproken over een alternatieve dekking in de vorm van een prestatiebeloning. Dit laat zien dat de beloofde uitgestoken hand en het beloofde open debat in de Kamer niet hebben plaatsgevonden. Er is eerst in een achterkamertje onderhandeld over hoe er precies kon worden gesneden, zodat iedereen in de coalitie en de gedoogpartij precies evenveel pijn zou hebben. Dat is oude politiek en niet de nieuwe politiek waarop ik had gehoopt met dit kabinet.
MevrouwLucas (VVD):
Het is heel normaal dat wordt gekeken naar zowel de dekking als het draagvlak voor de dekking. Het is vaak passen en meten en ik wil dit geen oude politiek noemen. Met deze brief hebben wij laten zien dat wij blijven zoeken naar betere oplossingen. Die hebben wij nu gevonden en het spijt mij dat niet alle partijen konden worden betrokken bij het proces, maar ook dat hoort bij de politiek.
De heerKlaver (GroenLinks):
Niet alle partijen konden worden betrokken bij het proces. Zegt mevrouw Lucas nu dat de SGP-fractie onderdeel uitmaakte van het onderhandelingsproces? Misschien andere partijen ook, zoals de SP? Dan heeft de heer Van Dijk mij wat uit te leggen.
MevrouwLucas (VVD):
Er zijn verschillende amendementen en voorstellen ingediend. Met dit voorstel zagen wij een grote kans om tot elkaar te komen en daarom zijn wij door gaan praten om te bekijken of dat mogelijk is.
De heerKlaver (GroenLinks):
Met wie bent u dan gaan doorpraten?
MevrouwLucas (VVD):
Wij praten hier in de Kamer met alle partijen en dat hebben wij steeds gedaan. Wij hebben met open ogen gekeken hoe wij deze maatregel goed konden invoeren. Natuurlijk hebben wij daarbij gekeken naar een partij die deze maatregel niet al op voorhand heeft weggegooid.
De heerKlaver (GroenLinks):
Voor de SGP-fractie kon het toch geen verrassing zijn dat er gisteravond een brief kwam?
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Ik wil een opmerking voor de geschiedschrijving maken en niet zozeer omdat wij hier een debat voeren over passend onderwijs. Ik wil de suggestie vastgelegd hebben dat de ingediende moties niet van een dekking waren voorzien. Ik vind het voor de geschiedschrijving wel van belang om aan te geven dat in ieder geval een van de moties die van mijn fractie afkomstig was, identiek terug te vinden is in de brief van het kabinet. De motie gaat over de prestatiebeloning. Ik wil de suggestie uit het debat halen dat het om ongedekte moties gaat. Het is positief dat de motie is uitgevoerd, ondanks de tegenstem van de VVD-fractie.
De heerBeertema (PVV):
Ik hoor hier een heel verhaal over oude en nieuwe politiek. Ik heb begrepen dat het voor de oppositie op dit moment toch een stuk fijner is om hier te zijn. Ik verwijs in dit verband naar het Kunduz-debat. Ook de GroenLinks-fractie heeft heel veel ervaring in de oppositie en met de oude politiek. De heer Klaver kan een beleidsbeslissing waarmee hij het niet eens is toch niet bestempelen als oude politiek en beslissingen waarmee hij het wel eens is, bestempelen als nieuwe politiek? Het gemak waarmee de PVV nu als machtspartij wordt neergezet en wordt vergeleken met oude traditionele partijen als het CDA en de VVD, ontgaat mij totaal. Ik wil graag wat meer uitleg.
De heerKlaver (GroenLinks):
Ik ben blij met de temporisering die wordt ingevoerd bij passend onderwijs en bij de langstudeermaatregel. Als paal boven water blijft voor mij staan dat ik het slechte maatregelen vind en dat ze van mij van tafel mogen worden geveegd. Iedere verbetering vind ik echter goed. Ik zeg dat de heer Beertema en zijn partij tot het establishment zijn gaan behoren, omdat er in een achterkamertje, waaraan hij altijd zo'n enorme hekel heeft gehad, afspraken zijn gemaakt om ervoor te zorgen dat de precaire constructie, de Jenga-constructie van de onderwijsbegroting in stand kon worden gehouden. Dat is wat de PVV heeft gedaan. Het is niet in een open debat gebeurd, maar in de achterkamertjes. Daarvan heeft de PVV altijd gezegd: daar komen wij niet, dat hoort niet, dat is oude politiek en daarmee rekenen wij af. Ik constateer dat de heer Beertema en zijn partij daarin niet zijn geslaagd.
De heerBeertema (PVV):
Ik breng nog even bij de heer Klaver onder de aandacht dat de PVV op een heel groot aantal thema's helemaal niet in de achterkamertjes zit en absoluut een eigen partij is die van niemand afhankelijk is. Dat overigens, denk ik, tot verdriet van CDA en VVD. Die hadden het graag anders gewild. Als het ons om machtspolitieke overwegingen zou gaan, hadden wij het ook beter anders kunnen doen. Dat doen wij niet. Wij zijn dus helemaal geen deel van de oude politiek
Devoorzitter:
Mijnheer Klaver, u vervolgt uw betoog.
De heerKlaver (GroenLinks):
Ik keek er nog zo naar uit om in een welles-nietes over oude politiek terecht te komen!
Ik wil kritische vragen stellen over de deeltijdstudenten, die op een hoop worden gegooid met de voltijdstudenten. Ik heb daarover veel vragen gekregen. Wat kenmerkt volgens de staatssecretaris een deeltijdstudent? Waarom zou een deeltijdstudent zich volgens de staatssecretaris inschrijven voor een voltijdstudie, gelet op wat een deeltijdstudent kenmerkt? Kan de staatssecretaris nader zijn stelling onderbouwen dat deeltijdstudenten vrijstellingen hebben voor hun studie en al doende nominaal kunnen afstuderen zoals een voltijdstudent dat ook betaamt te doen? Bij welke studies is dit nu wel of niet het geval? Om welke percentages van de studielast gaat het hier en welk percentage van het aantal deelstudenten kan gebruikmaken van een dergelijke vrijstelling? De staatssecretaris blijft hier veel te algemeen over, terwijl ik graag heel precies wil doornemen wat het effect is voor deze belangrijke groep. Het zijn immers mensen die, zoals de heer Rouvoet zei, proberen een leven lang te leren. Daarin mogen wij ze op geen enkele manier belemmeren. Waarom zou de staatssecretaris vinden dat deeltijdstudenten in dezelfde tijd als een voltijdstudent hun studie moeten afronden als zij enerzijds minder collegegeld betalen en minder contacturen hebben en anderzijds bijvoorbeeld een werkend bestaan hebben, belasting betalen en een gezin onderhouden?
Ik kom tot een afronding. De oppositie heeft vaak genoeg alternatieven aangedragen. Ik zelf ook. Ik heb bijvoorbeeld gezegd dat de doorwerkbonus gebruikt kan worden. Die bedraagt 296 mln. in 2011. Het is een koopkrachtmaatregel waarmee het kabinet inkomens van 62- tot 67-jarigen met tussen de 1% en de 10% versterkt. Dit bedrag kunnen wij ook besteden om de regeling die wij nu bespreken geheel van tafel te halen. De student verdient tussen de € 5000 en € 6000, krijgt € 3000 basisbeurs voor uitwonenden en kan nog eens € 3400 lenen. Het studenteninkomen wordt, los van leningen, met zeker een kwart gekort door deze maatregel, terwijl de inkomenspositie van ouderen op de eerdergenoemde leeftijd heel sterk is en is verbeterd.
Mijn voorstel is eerder afgewezen omdat er wordt gezegd dat het niet kan volgens de begrotingsregels. Regels maak je met elkaar en daarvan kun je ook afwijken. Aangezien de doorwerkbonus een koopkrachtmaatregel is, kan die heel goed voor deze maatregel ingezet worden. Iedere suggestie van de coalitiepartijen dat de oppositie niet met constructieve, alternatieve voorstellen is gekomen, werp ik dan ook verre van mij.
Mijn partij is voorstander van een sociaal leenstelsel, onder de voorwaarde dat er vanaf het eerste moment dat studenten moeten lenen voor hun studie extra geld beschikbaar is om in kwaliteit van onderwijs te investeren. Dit laat zien dat ik niet principieel "teugen" maatregelen ben die studenten meer laat bijdragen aan de eigen studie. Ik ben tegen deze langstudeerboete en tegen deze Halbe-heffing omdat er geen directe investeringen in beter onderwijs tegenover staan, omdat de maatregel niet goed onderbouwd is en omdat het een boete is op ambitie. Ambitie moet echter beloond worden. Daarom kan ik niet anders zeggen dan dat ik blij ben dat de maatregel volgend jaar nog niet ingaat. Ik ga mij ervoor inzetten, samen met alle studenten van Nederland, dat de studieboete helemaal van tafel gaat.
De heerDe Rouwe (CDA):
Mag ik het betoog van de heer Klaver zo samenvatten dat hij er voor is om alle studenten extra te belasten, maar dat hij er tegen is om alleen die studenten extra te belasten die veel langer van het onderwijssysteem gebruik kunnen maken? Over die factor hebben wij vandaag een discussie.
De heerKlaver (GroenLinks):
De heer De Rouwe mag het als volgt interpreteren. Mijn partij is voor een sociaal leenstelsel omdat wij daarmee een grotere bijdrage van de studenten zelf krijgen, die direct weer wordt geïnvesteerd in de studie. Ik verbond daar wel een heel belangrijke voorwaarde aan, namelijk dat er extra middelen beschikbaar komen die direct in de kwaliteit van het onderwijs worden geïnvesteerd. De heer De Rouwe en ik verschillen op het punt van de studievertraging. Die is namelijk niet altijd een eigen keuze; heel vaak zelfs niet. Daarvoor hoeven wij studenten niet te straffen.
Devoorzitter:
Ik houd een hoog tempo aan, want wij moeten voor half twee klaar zijn met de eerste termijn van de Kamer.
De heer Rouvoet wil iets zeggen.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
De heer Klaver maakt een ietwat zurige opmerking over de manier waarop amendementen die constructief bedoeld waren, door het kabinet bejegend werden. Is de heer Klaver bereid om net als ik de zonnige kant ervan in te zien? Kennelijk is het nu ook mogelijk om een ongedekt amendement in te dienen, dat door de coalitie "constructief" wordt genoemd en waar het kabinet voortaan de dekking bij gaat zoeken. Ik vind dat positief.
De heerKlaver (GroenLinks):
De heer Rouvoet laat de zon weer voor mij schijnen vandaag. Op die manier had ik het nog niet bekeken. Ik ben er zeer content mee. Ik kan wel zeggen: dolgelukkig.
Devoorzitter:
Wij moeten nu door. Mijn probleem is namelijk dat wij altijd uiterlijk om half twee moeten schorsen. Ook wil ik ons deel dan met het oog op de voorbereiding van het antwoord door de staatssecretaris hebben afgerond.
Het woord is nu aan mevrouw Jadnanansing van de Partij van de Arbeid.
MevrouwJadnanansing (PvdA):
Voorzitter. Mijn bijdrage is niet heel lang. Ik kom dus helemaal aan uw wens tegemoet.
Gisteren rond een uur of zes werd officieel bekend dat staatssecretaris Zijlstra de invoering van de langstudeerdersboete met een jaar wil uitstellen. Samen met alle andere oppositiepartijen heb ik mij al vanaf de heropening van het wetgevingsoverleg eind november tegen deze regeling verzet, die de spelregels voor studenten met vertraging verandert. Het uitstel is een goed begin, maar wij zijn er nog niet. Ik vind het zelf verbazingwekkend dat de staatssecretaris een halfjaar lang studenten in angst houdt met deze forse boete in geval van vertraging bij de studie. Maar om één minuut voor twaalf kondigt de staatssecretaris gelukkig uitstel aan. Hij was toch zeker een halfjaar, vanaf november tot en met nu, midden april, zo zeker van zijn zaak.
Het is goed dat studenten nu een adempauze en de mogelijkheid krijgen om hun studie zodanig te plannen dat zij de boete kunnen voorkomen. Ik zal kort een aantal punten aan de orde stellen: de hardheid van het wetsvoorstel, de kenniseconomie, het overgangsrecht en de doelstellingen van het voorstel. Tot slot ga ik in op de vraag of die maatregel generiek is.
Het uitstellen van de invoering van het wetsvoorstel met een jaar betekent niet dat het een minder hard wetsvoorstel is. Het betekent slechts dat vele duizenden studenten met een studievertraging een jaar later worden beboet. Het wetsvoorstel voorziet nog steeds niet in een hardheidsclausule, waardoor er geen rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden. Voor sommige studenten loopt het goed af. Die kunnen deze akelige wet nu ontlopen. Maar ook in de toekomst kunnen studenten nog steeds ziek worden of met sterfgevallen in de familie te maken krijgen, of een verkeerde studiekeuze maken. Wel zal het aantal studenten afnemen dat zich naast de studie ontplooit door een bestuursfunctie te bekleden, aan topsport te doen of aan internationale uitwisselingen deel te nemen. Immers, dat kost allemaal heel veel tijd; die hebben wij niet, want er moet rap worden afgestudeerd.
De toekomstige werkgever kijkt echter vooral naar de extra activiteiten op iemands cv. Het Interstedelijk Studenten Overleg vroeg al in november vorig jaar aan studenten waarom zij vertraging opliepen. Daarop zijn meer dan 3000 verhalen binnengekomen. Verhalen, waaruit blijkt dat langstuderen niet moet worden gelinkt aan bierzuipende, luie studenten. Die zijn er natuurlijk ook, en aan hen ergeren andere, gemotiveerde studenten zich dan ook mateloos. Het blijkt daarentegen om verhalen te gaan van studenten die echt willen studeren, maar die gewoon pech hebben gehad in hun leven. Pech door allerlei omstandigheden, maar ook het geluk om een mooi talent te hebben voor sport, voor besturen of voor muziek. Deze studenten worden nu allemaal doorverwezen naar het profileringsfonds. De vraag rijst nu of dit fonds die compensatie nog kan bieden. Het is waarschijnlijk dat instellingen hierin verschillend gaan opereren. Kan de staatssecretaris ervoor zorgen dat gelijke gevallen gelijk worden behandeld?
Het wetsvoorstel raakt ook ambitieuze studenten en de topsporters. Bovendien worden uitwisselingen bemoeilijkt, omdat hierbij vaak vertraging wordt opgelopen. Dit is niet alleen onwenselijk, maar ook in tegenspraak met de ambities van het kabinet. Daarom twee vragen. De eerste: hoe verhouden de doelstellingen van het wetsvoorstel zich tot de reeds vastgestelde doelstellingen in andere wet- en regelgeving? Hierbij valt te denken aan de Bolognaverklaring, maar zeker ook aan de wens om te gaan behoren tot de top vijf van de kenniseconomieën. Mijn tweede vraag: hoe denkt de staatssecretaris over het terugbrengen van het aantal langstudeerders in relatie tot andere doelstellingen als het bevorderen van de uitwisseling van studenten, het doen van investeringen om te behoren tot de top vijf van de kenniseconomieën en het bieden van voldoende ruimte aan topsporters, zodat zij zich optimaal kunnen voorbereiden op wedstrijden van internationaal niveau?
Mijn voorgangers hebben al veelvuldig gewezen op het gebrek aan overgangsrecht. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe deze daarnaar kijkt, met name in verband met het rechtszekerheidsbeginsel. Het is goed dat er een voorstel is voor temporisering van het verhoogde collegegeld. Maar in de brief staat ook dat de doelstelling van het voorstel, het op orde maken van de financiën en het verhogen van het studierendement, niet verandert. Met betrekking tot het studierendement wordt het voorstel mijns inziens niet gestaafd door wetenschappelijk onderzoek en analyses; dat blijkt ook uit het rapport van Stibbe. Nu de staatssecretaris heeft besloten tot uitstel – heel fijn! – moet het toch mogelijk zijn om met een deugdelijke motivering te komen, gebaseerd op gedegen onderzoek.
Het gaat om een maatregel die op het eerste gezicht generiek lijkt maar dat niet is, zo blijkt uit vele mails. Een studente die volgens mij alle woordvoerders heeft gemaild met haar hartverscheurende verhaal over de zorgtaken die zij moet vervullen naast haar toch al behoorlijk pittige studie, krijgt het straks extra moeilijk. Zij zal zeker langer over haar studie doen en dus wellicht naast haar zorgtaken een baantje moeten zoeken om de boete te kunnen betalen. Zij kan daar nu wel op anticiperen. Maar hoe moet zij dit in godsnaam aanpakken? Ik heb haar geen bevredigend antwoord kunnen geven. Zij staat niet alleen. Wij hebben allen heel veel mails mogen ontvangen van deeltijdstudenten. Zij zijn echt compleet verbaasd dat zij over één kam worden geschoren met voltijdstudenten. Een deeltijdstudent moet volgens dit wetsvoorstel net zo snel klaar zijn als een voltijdstudent om het verhoogde tarief te vermijden. De heer Roelof de Wijkerslooth zei het al in de hoorzitting die ik samen met de heer Jasper van Dijk organiseerde: deze mensen worden nu gestraft. Volgens berekeningen wordt 51% van zijn studenten hiermee geconfronteerd. Dat is wrang, omdat dit juist zeer gemotiveerde mensen zijn, die hun studie met een baan en een gezin combineren.
Ik ben heel erg blij dat er een grote groep studenten is die uitstel heeft, maar het zal duidelijk zijn: mijn bezorgdheid om alle andere studenten blijft staan. Ik kan niet anders dan concluderen dat dit wetsvoorstel ronduit onredelijk is.
De heerDe Rouwe (CDA):
Voorzitter. Het is onze centrale opgave om Nederland in de komende jaren toekomstbestendig en welvarender te maken: een Nederland waarin we rekening houden met elkaar, waarin kansen worden geboden, talenten kunnen worden ontplooid en waarin we elkaar ook kunnen aanspreken op elkaars verantwoordelijkheden. Voor het onderwijs in het bijzonder geldt dat wij Nederland willen ontwikkelen tot een hoogwaardige kennissamenleving, door het optimaal ontwikkelen van ieders talent. Kennis kan mensen in staat stellen om deel te nemen aan de samenleving, aan werken en aan het leven. Voor ons is kennis ook de sleutel tot een duurzame samenleving en een houvast in onzekere tijden. Onderwijs in het bijzonder stelt mensen in staat om hun toekomst in eigen hand te houden. Daarom ook willen wij investeren in het onderwijs, bijvoorbeeld door doelmatigheidswinsten te boeken en deze terug te laten vloeien naar de begroting voor onderwijs, om dit te verbeteren.
Kijkend naar de specifieke opgave voor het hoger onderwijs, valt mij op dat het studierendement onvoldoende is. Voor het CDA moet het een van de doelstellingen voor de komende jaren zijn om dat rendement te vergroten. Studeren is in Nederland zeer toegankelijk en het kan leunen op een behoorlijk stevige rijksbijdrage. In onze ogen mag van studenten dus ook een stevige inzet worden gevraagd. Studeren mag en moet minder vrijblijvend worden. Daarbij komt dat wij elk talent in onze samenleving in de komende jaren hard kunnen gebruiken. Door de vergrijzing en de krapte op de arbeidsmarkt zullen afgestudeerde talenten meer dan ooit aan het werk kunnen. We hebben hen allemaal heel hard nodig. Op zich is dat ontzettend goed nieuws.
De heerJasper van Dijk (SP):
De heer De Rouwe zegt dat er een behoorlijk hoge rijksbijdrage beschikbaar is voor studenten. Hoe hoog is de bijdrage vanaf 2011 voor een langstudeerder eigenlijk?
De heerDe Rouwe (CDA):
Er is veel gediscussieerd over de vraag wat een langstudeerder kost. In de beantwoording van de schriftelijke vragen heb ik gelezen dat het bekostigingsmodel niet zo is ingericht dat de kosten per student berekend kunnen worden. In dezelfde beantwoording heb ik echter ook gelezen dat Nederland een relatief hoog aantal langstudeerders telt. Daarom vindt mijn fractie verhoging van het collegegeld, dus minder rijkssubsidie, een goede manier om studenten duidelijk te maken dat ze kunnen studeren en zelfs mogen uitlopen, maar dat het op een gegeven moment wel ophoudt. Dat is voor mijn fractie de voornaamste reden om het wetsvoorstel te steunen.
De heerJasper van Dijk (SP):
De heer De Rouwe zegt het zelf altijd heel mooi: u hebt een lang antwoord nodig om een simpele vraag te beantwoorden. Hoe hoog is de rijksbijdrage voor een langstudeerder vanaf 2011? Ik zal het antwoord zelf maar geven: nul! Het zou de heer De Rouwe sieren als hij toegeeft dat de langstudeerders de overheid helemaal niets extra kosten.
De heerDe Rouwe (CDA):
Ik zei zojuist al dat het niet duidelijk is welk bedrag er per student precies wordt betaald. Daar hoeven wij dan ook geen welles-nietesspelletje van te maken. Mijn principiële punt is dat wij grenzen moeten durven trekken.
Voorzitter. Ik gebruik mijn inleiding om duidelijk te maken waarom mijn partij voorstander is van het wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel kan namelijk op de steun van mijn fractie rekenen. Sterker nog: voor, tijdens en na de verkiezingen hebben wij hierop ingezet. Wij vinden dat de basis op orde en de lat omhoog moet worden gebracht. Ik heb altijd een evenwichtig verhaal gehouden: wij verwachten een stevige inzet van de student, maar dan mogen de studenten op hun beurt iets verwachten van de instellingen en de overheid. Mijn partij is met andere woorden voorstander van verhoogd collegegeld voor langstudeerders en vindt tegelijkertijd dat de toegankelijkheid van het onderwijs moet worden gegarandeerd. Wij zijn en waren daarom voorstander van de basisbeurs, een beurs die mede dankzij de PVV en het CDA grotendeels behouden blijft.
De CDA-fractie vindt het niet meer dan redelijk dat van studenten wordt gevraagd dat zij goede redenen geven waarom zij langer zouden moeten mogen studeren. Studenten hoeven in onze ogen namelijk niet op kosten van de samenleving goedkoop lang door te studeren. Immers, de studieduur van een opleiding is gebaseerd op de daadwerkelijk studielast van vier jaar. De regering geeft de student in totaal zes jaar voor die studie van vier jaar en dat ook nog eens tegen relatief lage kosten. Deze twee uitloopjaren voor studenten en de basisbeurs, een beurs die grotendeels behouden blijft, garanderen de toegankelijkheid van het onderwijs.
Niet alleen de overheid en de studenten, maar ook de instellingen moeten de lat hoger leggen. In de discussie over het onderwijs wordt terecht van studenten een bijdrage gevraagd, maar ook de instellingen moeten de lat hoger leggen: meer specialisatie, intensiever onderwijs, betere begeleiding en een medeverantwoordelijkheidsgevoel voor studenten die te lang studeren. Mijn fractie is het dan ook zeer eens met studenten die vragen om intensiever onderwijs. En niet voor niks – let op, mijnheer Van der Ham – maakt dit kabinet extra geld vrij voor het hoger onderwijs, bijvoorbeeld voor betere studiebegeleiding en de intensivering van het onderwijs. Bovendien onderschrijft het kabinet niet alleen de ambitie van de commissie-Veerman, maar vult het die ook in.
De heerVan der Ham (D66):
Voorzitter, kunt u citeren uit het interview met de heer Veerman ...
Devoorzitter:
Ik?
De heerVan der Ham (D66):
Ja, u! U hebt het vast ook gelezen. Hebt u het niet gelezen, dan vraag ik het gewoon aan de heer De Rouwe.
Devoorzitter:
Ik weet van niets.
De heerVan der Ham (D66):
Dan vraag ik het aan de heer De Rouwe.
Voorzitter. Via u zou ik aan de heer De Rouwe willen vragen of hij zich de woorden herinnert die de heer Veerman, de schrijver van dat mooie rapport, heeft gewijd aan de investeringen van dit kabinet in het hoger onderwijs.
De heerDe Rouwe (CDA):
Ik heb veel artikelen van Henk Veerman gelezen. Ik heb ook dit rapport goed gelezen, waarin wordt gevraagd om in de komende jaren af te zien van bezuinigingen op het hoger onderwijs. Hij vraagt zelfs om extra investeringen. Dit kabinet heeft dan ook de keuze gemaakt om het hoger onderwijs niet te laten bijdragen aan de realisatie van de enorme opgave om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Tegelijkertijd wil dit kabinet echter ook schoon schip maken. Dat betekent dat er in 2014 en 2015 meer geld wordt uitgegeven aan het hoger onderwijs. Het is ook logisch dat het kabinet het in deze volgorde doet, want je moet de euro's wel verdiend hebben om ze uit te kunnen geven. Dit kabinet geeft meer uit aan onderwijs dan de heer Van der Ham voortdurend suggereert met zijn verhaal over kaalslag; dat is hier niet het geval.
De heerVan der Ham (D66):
Ik geloof dat de rest van de wereld daar anders over denkt dan de heer De Rouwe. Men zegt: het houdt niet over. En: het is slecht dat er weinig in onderwijs geïnvesteerd wordt. Mijnheer De Rouwe, vindt u dat er door dit kabinet 100% invulling wordt gegeven aan de uitgangspunten en de adviezen van de commissie-Veerman?
De heerDe Rouwe (CDA):
Ik vind dat dit kabinet ruim voldoende uitvoering geeft aan het rapport-Veerman, inclusief de daarvoor benodigde financiën.
De heerVan der Ham (D66):
Ik constateer dat de heer De Rouwe zegt dat hij dit ruim voldoende vindt. Dat is dus niet 100%. Het gaat om een breed gedragen advies. Iedereen is het erover eens: dat moet gebeuren. De heer De Rouwe geeft toe – op zichzelf siert hem dat – dat het kabinet dit niet helemaal overneemt. Een van de meest cruciale zaken, namelijk de financiën, wordt niet overgenomen; heel jammer.
De heerDe Rouwe (CDA):
Het debat over "Veerman" is uitgebreid gevoerd in de Kamer. In dat debat heb ik namens mijn fractie aangegeven dat wij de komende jaren een aantal wissels omzetten en dat wij daarvoor ook geld vrijmaken. Laat de staatssecretaris zelf maar uitleggen hoeveel euro dit kabinet vrijmaakt voor het hoger onderwijs. De werkelijkheid van de heer Van der Ham is er een die alleen een goochelaar naar voren kan toveren.
De heerKlaver (GroenLinks):
Het saldo van de totale begroting voor onderwijs is nul. Sommigen zeggen: er wordt een paar miljoen bezuinigd. Anderen zeggen: er komt iets meer bij. Die discussie wil ik niet aangaan. Vandaag spreken wij over het hoger onderwijs. De heer De Rouwe is woordvoerder hoger onderwijs. Hoeveel gaat de bekostiging per student in het hoger onderwijs omhoog de komende jaren? Blijft deze gelijk?
De heerDe Rouwe (CDA):
Ik zou een waarzegger moeten zeggen om deze vraag te kunnen beantwoorden. De heer Klaver heeft het antwoord ook niet, omdat het afhankelijk is van de studentenaantallen de komende jaren. Ik weet wel dat dit kabinet de komende jaren extra geld vrijmaakt voor het toenemende aantal studenten. Wij zullen de berekeningen moeten afwachten, het antwoord is er helaas nog niet. Ik weet wel dat het kabinet hierop vooruitloopt en in de begroting hiervoor al extra geld heeft vrijgemaakt.
Devoorzitter:
De heer Klaver tot slot.
De heerKlaver (GroenLinks):
Die berekeningen zijn er wel.
De heerDe Rouwe (CDA):
Nee, die zijn er niet.
De heerKlaver (GroenLinks):
Het ministerie heeft al in 2010 ramingen gemaakt voor de studentenaantallen. Als wij deze pakken, kunnen wij vervolgens kijken naar de macrobekostiging die in de begroting staat en dan kunnen wij grosso modo aangeven hoe het ervoor staat met de bekostiging per student. Dan zien wij dat de bekostiging per student met zo'n 6% tot 9% daalt. Dat is niet in beton gegoten, dat begrijp ik, maar dat is wel zoals het er nu voor staat. Ik vrees dat het de komende jaren alleen maar slechter wordt. Dus geen beweringen meer van de heer De Rouwe dat er geïnvesteerd wordt in hoger onderwijs, dat is een leugen!
De heerDe Rouwe (CDA):
Het zijn grote woorden, maar dat terzijde. De heer Klaver nuanceert zichzelf al behoorlijk. Hij ging al van berekeningen naar ramingen. Dat klopt, er zijn ramingen. In zijn eerste interruptie had de heer Klaver het echter niet over ramingen. Wij kunnen een heel lang welles-nietesspelletje spelen over extra geld voor het onderwijs, maar laten wij het de staatssecretaris vragen, dan horen wij van de persoon zelf hoe het precies zit. Maakt u zich geen zorgen, mijnheer Klaver.
Dat neemt niet weg dat er altijd meer geld naar het onderwijs kan, ik zal dat niet ontkennen. Tegelijkertijd staat mijn fractie voor de ambitie om ook voor de huidige studenten en de komende studenten de overheidsfinanciën op orde te krijgen.
Naast student, overheid en instelling, wil ik ook het bedrijfsleven genoemd hebben. Mijn fractie steunt de oproep van VNO-NCW om veranderingen en verbeteringen in het hoger onderwijs door te voeren. "Ja" zeg ik tegen de oproep van VNO-NCW voor een verbeterde aansluiting en "ja" zeg ik tegen de oproep van VNO-NCW voor meer contacturen. Echter, zegt VNO-NCW ook "ja" tegen de oproep om meer private middelen mogelijk te maken in het onderwijs? Is het bedrijfsleven bereid om bijvoorbeeld bij topstudies beurzen te bekostigen? Laten wij het dan samen doen, zeg ik tegen VNO-NCW.
Ik ga toe naar het wetsvoorstel van vandaag, of misschien wel het wetsvoorstel van vandaag en gisteren. Er is al veel over gezegd, maar met de kabinetsbrief van gisteren, waarin een financieel onderbouwd voorstel tot uitstel van één jaar wordt gedaan, is in onze ogen een verbeterd voorstel ontstaan. Bij de schriftelijke inbreng heeft mijn fractie gevraagd om een overgangsmaatregel. Die bleek toen niet mogelijk. Ook als dat vandaag nog steeds het geval was geweest – ik zeg het eerlijk – hadden wij ingestemd met de maatregel. Echter, ere wie ere toekomt. Dankzij het amendement van de SGP en de adequate invulling van het kabinet is er een voorstel gekomen dat zeer recht doet aan veel geluiden in de samenleving, in het bijzonder ook bij de studenten. Dat verdient een compliment. Daarom is het voorstel wat ons betreft ook beter geworden. Dat hoort bij de sportiviteit van dit voorstel.
Ik heb een paar vragen over de financiële dekking. Daar kwam de SGP niet mee. We hebben de komende jaren afspraken over intensief onderwijs, over betere studiebegeleiding en over het uitvoeren van de voorstellen van de commissie-Veerman. Ik wil weten of de dekking die nu wordt aangegeven niet ten koste gaat van deze prioriteiten. Naar aanleiding van de vele interruptiedebatten vraag ik of de staatssecretaris nog eens duidelijk kan maken hoe het financiële plaatje voor het hoger onderwijs nu eruitziet. Wij wisten en hebben allen erkend dat het hoger onderwijs de eerste twee jaar een dip krijgt, vervolgens een plus en per saldo iets erbij. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe dit er nu uitziet. Het zou wel eens kunnen dat het gelijkheidsbeginsel, dat uiteindelijk komt, eruitziet als een plus voor het hoger onderwijs.
In het verslag hebben wij in detail gevraagd naar de mogelijkheden die studenten met een beperking hebben om langer te studeren, indien dit nodig is door hun beperking. Hoe wordt dit ingegeven? Is daarvoor een duidelijke medische verklaring nodig of kan dit ook een uitweg zijn om misschien onbedoeld de regeling op te rekken? Het CDA is van mening dat de effecten van dit voorstel voor deze groep studenten inderdaad moet worden gemonitord. Het kan niet de bedoeling zijn dat deze wet onbillijk uitpakt voor studenten met een beperking. Graag worden wij door de regering op de hoogte gehouden van de uitkomsten hiervan.
Ik maak een bruggetje naar de uitzonderingen. Ik heb er veel ontvangen, van sporters, bestuurders, theologen, technici, wetenschappers, deeltijders enzovoorts. Laat ik vooropstellen dat ik mij zeker wel kan vinden in het idee achter de pleidooien voor vrijstellingen. Echter, ik wil graag wat opmerken. Het voorstel voorziet in een uitloopjaar, zelfs mogelijk in twee uitloopjaren. Dat is niet voor niets. Hiermee tonen wij aan dat er naast de studie ook ruimte is en moet zijn voor andere zaken. Een studie is misschien wel zwaar, maar vraagt doorgaans niet meer dan 30 uur per week. Mij dunkt dat een week meer uren kent dan 30 uur. Ja, het is soms zwaar om zaken te combineren. Dat wil niet altijd zeggen dat het onmogelijk is. Ik was zelf student, gemeenteraadslid en ik werkte parttime. Toch heb ik het binnen de toekomstige normen gehaald. Er zijn dus ook wel uitzonderingen. Het is niet heel uitzonderlijk: heel veel studenten halen het gewoon binnen de termijn.
Desalniettemin wil ik toch aandacht vragen voor de deeltijdstudenten. Voor hen geldt hetzelfde regime als voor de voltijdstudenten. Natuurlijk is er vrijstelling voor hen en zijn er geen stages. Daardoor is het ook deeltijd. Waarom kiest de staatssecretaris toch voor een gelijk regime? Mijn fractie houdt die zorg en daarom willen we dat hierop een monitor komt om te zien hoe dit verloopt, net als de monitor die de staatssecretaris al wil instellen voor andere groepen. Ik vraag de regering de Kamer daarover te informeren.
Dan kom ik bij de studenten die een bestuursfunctie combineren met een studie. Mijn fractie heeft zich eerder al positief uitgelaten over collegevrij studeren. Studenten zijn zelf met plannen gekomen en mijn collega, mevrouw Lucas, heeft aangeboden deze plannen te overhandigen aan de staatssecretaris. Mijn fractie heeft daarin een positieve grondhouding, mits het ook in financiële zin mogelijk is.
De heerJasper van Dijk (SP):
Ik wil nog even terug naar de deeltijders. De heer De Rouwe stelt er terecht vragen over. Hij heeft er zorgen over, althans zo vertaal ik het. Ik heb er ook zorgen over. Hij vraagt om een monitor, maar de regeling gaat dan wel in. Is hij bereid nu te kijken naar mogelijkheden om de deeltijders vrij te stellen, zoals ik heb voorgesteld?
De heerDe Rouwe (CDA):
Daartoe ben ik niet bereid. Ik schat in dat die regeling behoorlijk omvangrijk is en ook nog eens een behoorlijk gat slaat in wat er nu ligt. Er is al een behoorlijk gat geslagen om met een uitzondering te komen. We kunnen zeggen dat dit wel kan en dat er wel een dekking komt, maar ik zie dit niet zo gauw gebeuren. Ik heb er zeker vraagtekens bij. De staatssecretaris geeft aan dat het kan en ik gun hem het voordeel van de twijfel. Ik wil het wel nog zien. Daarom wil ik graag dat het wordt gemonitord.
De heerJasper van Dijk (SP):
Dat is jammer, maar helaas. We zullen het debat hierover nog voeren.
Een andere groep studenten voor wie ik bijzondere aandacht heb gevraagd, is de groep die wordt uitgeloot. Dit is een bijzondere categorie, omdat dit echt gebeurt buiten hun schuld. Dat gaat om een veel kleinere groep. Ik heb daar een bijzonder genuanceerd amendement over gemaakt. Wilt u daarnaar kijken?
De heerDe Rouwe (CDA):
Dat wil ik, maar ik hou er niet van om suggesties te wekken die uiteindelijk niet overkomen. Ik heb het amendement gezien en ik zal het niet steunen. Er zit nog een ander aspect aan vast, namelijk de vraag of dat loten zo moet blijven. Wat mij betreft, is dat wel een discussie waard. Er zou veel meer gekeken moeten worden naar de kwaliteit van studenten. Studenten met een hoge kwaliteit moeten voorrang hebben.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Het is natuurlijk intrigerend om van de heer De Rouwe te horen waarom hij voor het ene amendement geen dekking aangereikt ziet worden door het kabinet, terwijl hij dat wel ziet bij een ander amendement. Dat kan niet alleen zitten in het verschil tussen de namen SGP en SP. Die ene letter kan het niet zijn. Ik ben benieuwd waarom de heer De Rouwe verwacht dat voor het SP-amendement geen dekking door het kabinet kan worden gevonden.
Ik heb ook een vraag over de uitzonderingen. Valt er met de heer De Rouwe wel of niet te praten over een vorm van hardheidsclausule, aansluitend bij de terminologie "bijzondere omstandigheden" uit de WHW? Het zou van een bijzondere hardheid getuigen om wél die boete te heffen.
De heerDe Rouwe (CDA):
Ik kom nog op de gewenste omgang met uitzonderingen. Daarin zal impliciet antwoord worden gegeven op deze vraag.
De heerVan der Ham (D66):
De heer De Rouwe had het over collegegeldvrij studeren. Daar zijn wij ook groot voorstander van; wij hebben er een amendement voor ingediend. Mevrouw Lucas zag het niet zitten dat ook deeltijdstudenten eronder vallen. Ik sta zeer open voor suggesties vanuit de CDA-fractie om dit nu gewoon te regelen. Hoe kijkt de heer De Rouwe aan tegen het amendement? Wat bevalt hem eraan en wat niet?
De heerDe Rouwe (CDA):
Het idee erachter bevalt mij. Wat mij er niet aan bevalt, is dat het wellicht wat prematuur is. Onlangs hebben wij het AO over studiefinanciering gehad, waarin dit uitvoerig werd besproken. Er is een 3.0-voorstel ingediend, na eerdere 1.0- en 2.0-versies van mevrouw Lucas, om ernaar te kijken. Ik weet niet of dat plan al overhandigd is. Misschien kan de staatssecretaris daarop ingaan. Mevrouw Lucas en de staatssecretaris zijn nu aan de bal. Ik zie liever eerst een reactie op dat plan, dan nu al met dit amendement mee te gaan.
De heerVan der Ham (D66):
Ik ben ook benieuwd naar de reactie op dat plan. Wij gaan voor de beste regeling. Als wij dit debat deze of volgende week afronden, moeten wij dit op een goede, ordentelijke manier in de wet regelen. Het enige wat ik de heer De Rouwe vraag, is om daar open voor te staan. Als het zorgvuldig in deze wet kan, moeten wij het volgens mij doen.
De heerDe Rouwe (CDA):
Ik heb aangegeven dat ik een positieve grondhouding heb tegenover het idee van collegevrij studeren. Ik zou echter ook de wedervraag kunnen stellen.
Devoorzitter:
Geen wedervragen.
De heerDe Rouwe (CDA):
Dan zal ik een wederantwoord bedenken. Er ligt al een voorstel. De heer Van der Ham gaat eroverheen met het amendement. Het doel is hetzelfde. Misschien doet de heer Van der Ham een wedstrijdje wie er eerder is. Ik ga in dit geval met mevrouw Lucas mee.
Voorzitter. Er zijn op velerlei manieren uitzonderingen denkbaar. Mijn fractie vindt ten principale dat de verantwoordelijkheid hiervoor zo laag mogelijk moet liggen. Ik vind dit een goed voorbeeld. Juist de instellingen die zo direct bij de studenten betrokken zijn, moeten de ruimte hebben om te oordelen of een student in aanmerking dient te komen voor welke uitzondering dan ook. De profileringsfondsen passen hier uitstekend in. Ook de profilering die Veerman adviseert, kan hierin een rol spelen. Wat zou er trouwens mis zijn als bedrijven die sport- en bestuursfuncties of andere zaken in woord zo belangrijk vinden, die ook in daad belangrijk gaan vinden? Zij zouden bijvoorbeeld financieel kunnen bijdragen aan profileringsfondsen. Ik vraag de staatssecretaris of hij kansen ziet om dit aan te moedigen, misschien in een aantrekkelijk financieel arrangement. Wat vindt hij van ons idee dat ook het bedrijfsleven meedoet met de profileringsfondsen?
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Is dit ook de reactie van de heer De Rouwe op het amendement dat ik heb ingediend over de hardheidsclausule? Wil hij dat het op het laagste niveau gebeurt door de instellingen zelf? Word je dan in het geval van ernstige ziekte ofwel zwangerschap met studievertraging als gevolg bij de ene instelling gesponsord door een bedrijf waardoor je de boete ontloopt en moet je bij de andere instelling de boete betalen? Is dat de oplossing voor de hardheidsclausule?
De heerDe Rouwe (CDA):
Dat zou kunnen. Ik leg hier de principale vraag neer dat ik vind dat deze kwestie zo laag mogelijk beoordeeld moet worden: bij de instelling zelf, die de studenten goed kent. Ik zie hier een andere opvatting over welke rol het Rijk dient te spelen in deze centrale discussie. Ik wil dit graag zo veel mogelijk bij de instellingen zelf neerleggen. Dat neemt niet weg dat er wellicht nog gesproken moet worden over een aantal minimumeisen. Ik voel er, zoals de heer Rouvoet wellicht met zijn voorstel beoogt te voorkomen, niet voor dat mensen met een echte beperking tussen wal en schip vallen. Ik heb de indruk dat het kabinet hier oog voor heeft. Het gaat niet alleen om een extra jaar bovenop het extra jaar voor vrijstelling. Laat ik over het voorliggende amendement nog geen definitief oordeel geven. Ik hoor ook graag wat de andere reacties hierop zijn. Laat ik dat eerst doen, voordat ik zeg dat ik het niet doe.
De heerRouvoet (ChristenUnie):
Laten we dit zo doen en er in de tweede termijn op terugkomen. Ik wil er geen misverstand over laten bestaan. Het gaat mij niet om de vraag of het Rijk het moet doen. Daar zit immers een heel andere gedachte achter. Als echter het gelijkheidsbeginsel hier meetelt, en dat doet het voor mij, dan is het de vraag of de wetgever het mag doen.
Devoorzitter:
De heer De Rouwe vervolgt zijn betoog. Ik sta geen interrupties meer toe.
De heerDe Rouwe (CDA):
Ik rond bijna af. Ik geef als eerste toe dat het niet de toekomstige proletariërs van ons land zijn, maar ik wil graag een nadere toelichting van de staatssecretaris op de kaakchirurgen. In het verslag schrijft hij dat de opleiding en de beroepsgroep zelf de eisen stellen, maar de eisen die gesteld worden aan de extra studie voor geneeskunde en tandheelkunde komen van de overheid. Het Rijk wil graag dat deze studies van hoge kwaliteit zijn. Zou daar niet een verantwoordelijkheid moeten liggen?
Surinaamse en Antilliaanse studenten in Nederland mogen hier studeren, maar maken geen gebruik van studiefinanciering en ov-jaarkaart. Wat houdt dit gewijzigde wetsvoorstel specifiek voor hen in?
Het verhoogde collegegeld heeft heel veel losgemaakt. Onlangs was de vaste commissie voor OCW op bezoek bij het Saxion College. Zij meldden dat zij nu al merkten dat studenten harder gingen studeren omdat zij deze maatregel zien aankomen. Dat is een goede zaak. Ik vond het ook klasse dat deze instelling studenten zelf ook waarschuwt voor het risico van een boete. Dat studenten het nu al voelen en harder gaan studeren, vind ik heel positief. Ik vind het ook positief dat instellingen zelf de handschoen oppakken en zich mede verantwoordelijk voelen. Dat is een compliment waard.
Na de energie die gestoken is in demonstraties en andere zaken denk ik dat we nu ook energie moeten steken in de blik vooruit. Dit voorstel kan op onze steun rekenen. Het sluit aan bij onze ambitie: de basis op orde, de lat omhoog en de blik vooruit. Nederland en het onderwijs in Nederland verdienen dat.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 13.25 uur tot 14.15 uur geschorst.
Devoorzitter:
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-74-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.