3 Vragenuur

Vragen van het lid Ten Broeke aan de minister van Financiën over het interview met een voormalig lid van de Europese Rekenkamer, waarin staat dat er lange tijd fraude en sabotage binnen de Europese Rekenkamer is voorgekomen.

Devoorzitter:

Ook de minister van Financiën weet dat tijd geld is, dus ik vertrouw op een beknopte wijze van beantwoorden.

Het woord is aan de heer Ten Broeke. Zijn spreektijd is twee minuten.

De heerTen Broeke (VVD):

Voorzitter. Ook ik gun u een verbetering, dus ik zal mijn best doen.

De uitspraken van een voormalig lid van de Europese Rekenkamer, de heer Engwirda, vandaag in de Volkskrant, zijn onthullend, maar ook onthutsend. Hij zegt onder meer: er heerst een cultuur van toedekken. Het was een praktijk van verwateren, zo niet van het geheel wegnemen van kritiek van individuele leden van de Europese Rekenkamer.

De heer Engwirda is vijftien jaar lid geweest van de Europese Rekenkamer. Hij bracht elk jaar verslag uit in deze Kamer over de besteding van Europees geld. Jaar in, jaar uit sprak hij dan over het bekende misbruik en het gebrek aan controle op de Europese uitgaven. Deze keer spreekt hij ook over een college, waarvan hij vijftien jaar lid was, waarin misstanden actief werden toegedekt. In plaats van te hebben overwogen hierover een boek te schrijven, zoals hij in het interview zegt, zou de heer Engwirda er beter aan hebben gedaan, hierover eerder een boekje open te doen.

Nederland is de grootste nettobetaler van de Europese Unie. Nederland heeft net als alle Europese belastingbetalers, hebben recht op een goede besteding van hun geld. Het college dat hierop toezicht houdt, de Europese Rekenkamer, moet dus professioneel, onafhankelijk en onbesproken zijn. Wat de heer Engwirda nu aan het licht brengt, is een enorme aantijging, misschien wel net zo erg als het fraudeschandaal, waarover de Europese Commissie-Santer in 1999 viel.

Mijn fractie stelt daarom de volgende vragen aan de minister. Mijn collega Jan Mulder zal hetzelfde doen in het Europees Parlement, aan de President van de Europese Rekenkamer. Wij stellen deze vragen naar aanleiding van de uitlatingen van de heer Engwirda dat er aanleiding is om aan de betrouwbaarheid van de Europese Rekenkamer te twijfelen, of aan de betrouwbaarheid van individuele leden, met name die leden die veel Europese subsidies ontvangen. De heer Engwirda zegt dat het gebrek aan professionaliteit en de cultuur van toedekken zijn afgenomen en dat er geen obstructie meer wordt gepleegd. Graag krijgen wij helderheid van de minister. Is het nu afgenomen of is het afgelopen? Deze Kamer heeft een zogenaamd behandelvoorbehoud gemaakt met betrekking tot Europese financiën. Wij willen nationale verantwoording. Wat heeft de minister eraan gedaan om aan dat voorbehoud inhoud te geven en wat heeft hij gedaan om dit soort misstanden te voorkomen?

Devoorzitter:

Dank u wel. Het woord is nu aan de minister. Hij heeft drie minuten voor zijn antwoord.

MinisterDe Jager:

Voorzitter, dan zal ik maar snel beginnen. Net als de heer Ten Broeke, ben ik geschrokken van de inhoud van het artikel. Woorden als sabotage passen niet bij een instituut als de Europese Rekenkamer. Uit het interview met de heer Engwirda begrijp ik overigens dat het ging over de situatie zo rond het jaar 2000. De heer Engwirda geeft zelf aan dat de situatie in de jaren na 2005, en zeker na 2008, sterk is verbeterd. Ook merkt hij op dat er op dit moment sprake is van het laagste percentage ooit aan onregelmatigheden. Het is echter uiteraard op een aantal punten zeker onthutsend om te horen dat dit in het verleden kennelijk heeft plaatsgevonden.

Er moet echter wel een onderscheid worden gemaakt tussen de situatie in het verleden en die van nu. Als ik het interview zo lees, blijkt daaruit dat de situatie nu dus heel sterk is verbeterd. Het is overigens goed dat het Europees Parlement daar bovenop zit. De heer Ten Broeke weet dat direct uit het Verdrag van Lissabon volgt dat dit de verantwoordelijkheid en de rol is van de Europese Rekenkamer. Die is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon. Lidstaten hebben daarmee zelf geen bemoeienis. Ik kan daarover ook geen uitspraken doen. Dat is in de eerste plaats uiteraard aan het Europees Parlement.

Ik zal proberen heel kort te antwoorden op de vragen. Is er aanleiding om nu nog te twijfelen? Als ik het interview goed lees, moet het antwoord daarop nee zijn. Als ik het zo bekijk, is er geen aanleiding. Ik begrijp van de heer Engwirda dat hij het over het verleden had toen hij sprak over obstructie. De heer Ten Broeke had het over een strenge aanpak. De regering vindt ook dat bijvoorbeeld het verwateren van allerlei normen niet mag plaatsvinden. Eerst moeten allerlei Europese regels worden vereenvoudigd, zodat het aantal onrechtmatigheden vermindert. Daarna moeten we pas de normen zelf bezien.

Devoorzitter:

De heer Ten Broeke heeft twee minuten om te reageren.

De heerTen Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik ben niet overtuigd door deze beantwoording. Er is wat ons betreft wel degelijk reden om nog steeds te twijfelen aan de betrouwbaarheid. De minister stelt dat dit in het verleden zou zijn gebeurd. Dat hebben wij vaker gehoord als er werd gesproken over Europese controle en over Europese statistieken. Ik wil weten of wij dit voor de toekomst hebben uitgesloten.

Verder stelt de minister dat de foutenpercentages zijn gedaald. Dat komt doordat de rapportcijfers zijn aangepast aan een paar slechte leerlingen, in plaats van dat het omgekeerde is gebeurd. Daarom zeg ik heel helder dat de uitspraken van de heer Engwirda wel degelijk aanleiding zijn om nu te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de Europese Rekenkamer. Alleen al die twijfel moet worden weggenomen. Want de professionalisering en de onafhankelijkheid van de Europese Rekenkamer moeten buiten kijf staan. Er gaat al zo veel mis met de uitgaven van de Europese Unie, dat de betrouwbaarheid van dit college en de individuele leden ervan boven alle twijfel verheven moeten zijn.

De minister verwijst naar het Verdrag van Lissabon. In artikel 3 van dit verdrag staat dat de individuele leden bij de vervulling van hun taken geen instructies mogen ontvangen van enige regering. Deze zomer wordt gestart met de onderhandelingen over de komende meerjarenbegroting. Het gaat daarbij over 1000 mld. over zeven jaar. Daarvan zit 80% in subsidies. Verder is er een fonds van 750 mld. voor landen met begrotingsproblemen. Is de minister bereid om tijdens deze onderhandelingen er bij zijn collega's op aan te dringen dat er een lidstaatverklaring komt? Is hij bereid om de benoeming te bezien, en eventueel ook de herbenoeming van individuele leden van deze Europese Rekenkamer? Is hij bereid om dit nadrukkelijk te doen bij de benoeming van het nieuwe Nederlandse lid, zodat wij in ieder geval niet hoeven te wachten op zijn boek of zijn pensionering?

MinisterDe Jager:

Met veel van wat de heer Ten Broeke nu zegt, ben ik het eens. Het is inderdaad mijn mening dat er een lidstaatverklaring zou moeten komen voor iedere lidstaat. Wij weten dat dit heel moeilijk ligt, maar toch ben ik er absoluut een voorstander van. Ik ben ook bereid om dit nogmaals onder de aandacht te brengen van de diverse lidstaten. Ik ben het ook met de heer Ten Broeke eens als hij stelt dat de Europese Rekenkamer boven iedere twijfel verheven moet zijn. Dat is uiteraard in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van het Europees Parlement. Die moet de Commissie daarop aanspreken en moet met de Europese Rekenkamer in gesprek gaan. En uiteraard moet bij benoemingen ook degene die Nederland zal voordragen, boven alle twijfel verheven zijn. Dat is een verantwoordelijkheid van de lidstaat zelf. Het functioneren van de Europese Rekenkamer als zodanig is duidelijk een verantwoordelijkheid van het Europees Parlement.

De heerTen Broeke (VVD):

De betrouwbaarheid en legitimiteit van de Europese Unie is van cruciaal belang, want er gaat veel geld in om. Daarom is het van essentieel belang dat de instituties van de Europese Unie boven alle twijfel verheven zijn. Wij kunnen nu niet vaststellen of dit inderdaad het geval is. Ik verwacht daarom op zijn minst van de minister dat hij het gesprek aangaat met zijn collega's, om de professionaliteit en de cultuur bij de Europese Rekenkamer zo te laten zijn dat wij er geen twijfels over hoeven te hebben. Kan de minister dat toezeggen?

MinisterDe Jager:

Voor zover het verdrag hiertoe ruimte laat, zal ik dit in ieder geval agenderen. Nogmaals, wij zijn niet degenen die hierover gaan. Echter, ook de regering vindt het dusdanig belangrijk dat ook op Europees niveau de rekenkamer goed functioneert, dat zij naar aanleiding van het artikel wil weten hoe het zit. Ik zal met belangstelling afwachten hoe de Commissie de vragen beantwoordt die door het Europees Parlement zijn of worden gesteld.

Naar boven