Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 1 december 2010 over wildbeheer/Oostvaardersplassen.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat het kerstregime geldt. Gegeven het grote aantal sprekers, zal ik u daar heel strak aan houden.

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. In verband met het kerstregime begin ik meteen met het voorlezen van mijn motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het advies van de ICMO-commissie luidt om 500 ha van de Hollandse Hout in de winter open te stellen voor de grote grazers en edelherten uit de Oostvaardersplassen voor beschutting;

overwegende dat het beheer van Staatsbosbeheer in de Oostvaardersplassen de laatste jaren heeft geleid tot onnodig dierenleed en een achteruitgang van verschillende vogelpopulaties en waterkwaliteit;

constaterende dat het houden van te veel grote grazers in de Oostvaardersplassen heeft geleid tot blijvende schade aan de bomenpopulaties en afname in de variatie van vegetatiestructuur;

overwegende dat het openstellen van de Hollandse Hout voor grote grazers beperkingen meebrengt voor recreanten, resulteert in blijvende schade aan de bomenpopulatie, resulteert in hogere kosten om de waterkwaliteit op peil te houden en risico's voor verkeersveiligheid meebrengt;

verzoekt de regering, geen grote grazers en edelherten toe te staan in de Hollandse Hout, maar in plaats daarvan in het bestaande Oostvaardersplassengebied beschuttingsmaatregelen te treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Lodders en Ormel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2(32563).

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Weet mevrouw Lodders dat in de motie een paar feiten staan die absoluut niet juist zijn? Die feiten zijn ook in het AO aan de orde geweest.

Op dit moment wordt overleg gevoerd, in elk geval door de gemeente Lelystad, met de bewoners over het Hollandse Hout. Waarom dient mevrouw Lodders dan nu haar motie in? Dat verstoort natuurlijk het proces.

Mevrouw Lodders (VVD):

Een korte reactie. Op het eerste deel van uw vraag antwoord ik ontkennend, want er staan zeker geen onwaarheden in de motie. Waarom kom ik nu met deze motie? De staatssecretaris heeft in het algemeen overleg aangegeven dat hij de Hollandse Hout wil betrekken bij de Oostvaardersplassen. Als ik de motie nu niet zou indienen, gaat dat gewoon gebeuren. Ik heb deze motie dus nodig om dat te voorkomen.

Nogmaals: de feiten in de motie zijn juist. Ik heb daarover de afgelopen dagen met diverse instanties overlegd, waaronder het waterschap, een partij waarmee ik voorafgaand aan het algemeen overleg niet heb gesproken. Mij lijkt dat een extra argument om de motie nu in te dienen.

De voorzitter:

Voordat ik mevrouw Jacobi het woord geef, heet ik staatssecretaris Bleker van harte welkom.

Staatssecretaris Bleker:

Dank u wel.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik heb één motie en die gaat over de aanleg van de Oostvaarderswissel. Ik dien die motie in, ook al weet ik dat de staatssecretaris nog gaat overleggen met de provincie. Het is bedoeld als een extra stimulans.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de uitvoering van robuuste verbindingszones onder druk staat;

overwegende dat de commissie-Gabor de aanleg van de Oostvaarderswissel als oplossing voor verbetering van het dierenwelzijn aanbeveelt;

van mening dat snelle realisatie van de Oostvaarderswissel zal zorgen voor mogelijkheden voor meer voedselaanbod en beschutting voor de dieren in de Oostvaardersplassen;

verzoekt de regering, alle steun te verlenen aan de provincie om te komen tot spoedige realisatie van de Oostvaarderswissel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Bouwmeester. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(32563).

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Sinterklaas heeft het land nog maar net verlaten en wij zitten al in het kerstregime. Gekker moet het niet worden!

De GrausKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ontbreken van beschutting tegen de extreme koude een van de hoofdoorzaken van het dierenleed in de Oostvaardersplassen blijkt te zijn;

verzoekt de regering om ten behoeve van alle grote grazers in het kale gebied Oostvaardersplassen afdoende beschutting tegen extreme koude te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(32563).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verantwoordelijke staatssecretaris voor Dierenwelzijn heeft aangegeven dat het bijvoeren van de dieren in de Oostvaardersplassen slechts zin heeft indien dit over een langere termijn, te weten van oktober tot en met maart, zal plaatsvinden;

verzoekt de regering, de grote grazers in de Oostvaardersplassen bij te voeren door middel van voldoende schraal, door het gebied verspreid, voer tijdens lang aanhoudende vorst- en/of koude periodes van oktober tot en met maart,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(32563).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een dierenarts uit de commissie-Gabor liet weten dat het zogenaamde darten met een anticonceptievaccin een langdurige, maar niet onmogelijke klus is, doch bovenal dat het vaccin in Nederland niet toegelaten wordt;

verzoekt de regering, tot een gebied- en draagvlakafhankelijke geboortebeperking over te gaan door middel van het schieten van een anticonceptievaccin door dierenartsen met een (verdovingswapen)vergunning en de toelating in Nederland van het benodigde vaccin mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Graus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(32563).

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie is zeer verheugd met de opstelling van de staatssecretaris en de regering in het debat: het experiment Oostvaardersplassen is ten einde. Maar toch moet nog de finishing touch worden aangebracht. Dat is de reden dat ik de motie van de VVD heb ondertekend en dat ik zelf de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de ICMO-commissie adviseert om de Oostvaarderswissel versneld te realiseren zodat de dieren uit de Oostvaardersplassen zich naar het Horsterwold kunnen verplaatsen;

overwegende dat de wissel niet de oplossing is voor het welzijnsprobleem van de grote grazers omdat de populatie in een groter gebied enkel in omvang zal toenemen;

constaterende dat het regeerakkoord geen financiële ruimte biedt voor een robuuste verbindingszone en daarmee dus ook de Oostvaarderswissel;

overwegende dat de Oostvaarderswissel beperkingen met zich zal brengen voor agrariërs in de aangrenzende gebieden;

verzoekt de regering, de Oostvaarderswissel niet te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel en Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(32563).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik had een motie voorbereid die een gelijke strekking had als die van mevrouw Jacobi, dus ik heb geen motie in te dienen. Ik weet dat je dan ook niet mag spreken, maar ik wil één oproep doen aan de staatssecretaris: Houd uw rug recht tegen alle moties die zojuist zijn ingediend die meer dierenleed veroorzaken.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Gezien de voortgaande ontwikkelingen in de provincie Flevoland dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de provincie Flevoland unaniem heeft ingestemd met het inpassingsplan Oostvaarderswold;

overwegende dat voor de ontwikkeling van de Oostvaardersplassen een goede verbindingszone met het Horsterwold gewenst is en door de commissie-Gabor (IMCO 2) met nadruk wordt aanbevolen;

overwegende dat een overheid betrouwbaar en consistent moet zijn;

spreekt uit dat de afspraken van het Rijk met de provincie Flevoland voortkomend uit de Wet inrichting landelijk gebied dienen te worden gerespecteerd;

vraagt de regering, als zodanig te handelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(32563).

Voordat ik de staatssecretaris het woord geef, meld ik de leden dat zij, indien nodig, alleen aan het eind een korte interruptie kunnen plegen. Wij gaan het AO van laatst niet overdoen.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Ik zal de moties op volgorde van een reactie voorzien. De eerste motie betreft het verzoek om geen grote grazers en edelherten toe te staan in het Hollandse Hout. De argumentatie van de commissie-Gabor, waardoor ik overtuigd ben geraakt om dat wel te doen, luidde dat het ten eerste meer en betere beschutting biedt aan de dieren – dat was het hoofdargument – wat minder energieverbruik betekent en meer kansen biedt om de winter door te komen. Dat betekent minder noodzaak om voortijdig actief afschot te plegen. Je kunt met het openstellen van het gebied dus eerst op experimentele basis de komende drie, vier maanden meer dieren de winter doorhelpen. Ten tweede is er onderbegroeiing in het bos, dus er is ook de mogelijkheid om spul te eten. Wij zullen dat eerst voor een aantal maanden in 2011 doen en dan bezien hoe het loopt. Ik heb zojuist nog contact gehad met het gemeentebestuur van Lelystad, met de wethouder. Deze is bezig met een zorgvuldig proces, samen met de raad en de klankbordgroep waarin ondernemers, omwonenden en alle andere betrokkenen vertegenwoordigd zijn, om zich de komende twee à drie weken een oordeel te vormen over de vraag of er voldoende draagvlak is; ter plekke, lokaal, gemeentelijk en onder de burgers. Er staat volgens mij geen enkele onwaarheid in de motie, maar een motie zonder onwaarheden kan nog steeds onverstandig zijn. Als een gemeentebestuur ons expliciet vraagt om eerst goed te bezien of er draagvlak is in het gebied, vind ik het onverstandig om dat met een uitspraak als deze te verstoren. Ik denk dat wij het lokale bestuur op dit punt heel serieus zouden moeten nemen, dus ik ontraad de aanneming van de motie die daarover gaat.

Er zijn twee moties ingediend over de Oostvaarderswissel. Deze twee moties zijn elkaars spiegelbeeld. In de ene motie, van de PvdA, wordt de regering verzocht, alle steun te verlenen aan de provincie voor spoedige realisatie. De andere motie luidt: geen realisatie van de Oostvaarderswissel. Welnu, de Oostvaarderswissel is wat mij betreft een kwestie van nee, tenzij. Dit "tenzij" willen wij de komende drie à vier maanden uitzoeken. Daarover is nader overleg nodig en nader uitzoekwerk. Het is een bestaande strook, die nooit landbouwgebied is geweest. Wat moeten wij daar precies doen om hem geschikt te maken om als wildwissel te fungeren? Welke kosten zijn daarmee gemoeid, zowel eenmalig als structureel? Ik wil ook aan de commissie-Vaarkamp vragen of het werkelijk soelaas biedt, zoals door de commissie-Gabor is aangegeven. Om die reden zeg ik: geef ons de ruimte om er goed naar te kijken, met de commissie-Gabor.

De voorzitter:

Dus de conclusie is?

Staatssecretaris Bleker:

Ontraden.

De derde motie die is ingediend gaat over de beschutting in de Oostvaardersplassen. Wij zijn doende om voldoende beschutting te realiseren. Wij denken aan een wal van een kilometer, die beschutting biedt. Die kan misschien nog worden uitgebreid, maar dat is het dan ook. Als de bedoeling van de motie is beschutting in de vorm van het bouwen van stallen, zoals de indiener van de motie in het debat tijdens het algemeen overleg heeft voorgesteld, dan ontraad ik de aanneming van de motie. Als de bedoeling van de motie is om de beschuttingswal uit te breiden als één kilometer niet voldoende zou zijn, dan is dat op zichzelf genomen bespreekbaar.

De heer Graus (PVV):

Ik wilde dit even duidelijk hebben. Daarom is er in de motie nu sprake van "afdoende beschutting" en niet specifiek van stallen. Ik begrijp dat men al bezig is, maar de wal moet wel aan alle grazers beschutting bieden en niet aan 30 dieren van de paar duizend die er zijn. Daar maak ik mij zorgen om.

Staatssecretaris Bleker:

U kunt ervan op aan dat op dat punt echt alles wordt geprobeerd om een adequate beschuttingswal te realiseren voor alle soorten die daar leven. Als dat meer moet zijn dan de één kilometer wal die nu wordt gerealiseerd, dan wordt het anderhalve kilometer of twee kilometer. Als de motie zo moet worden begrepen, is deze ondersteuning van beleid.

Dan kom ik nu op de motie over de geboortebeperking en de toelating van het vaccin. In het overleg daarover heb ik aangegeven dat dit nu geen reële optie is. Om die reden ontraad ik de aanneming van de motie.

Wat betreft de motie over het Oostvaarderswold het volgende. Ik heb vanmiddag overleg met alle provincies. Wij hebben al een eerste overleg gehad met het college van gedeputeerde staten van Flevoland. Wij zullen het regeerakkoord uitvoeren, maar wel op een fatsoenlijke manier en in overleg met de medeoverheden, zoals ik een beroep deed op de Kamer om de medeoverheid gemeente Lelystad te respecteren. Ik ontraad de aanneming van deze motie.

Zijn er nog meer moties binnengekomen?

De voorzitter:

Even kijken. Er zijn er meer, denk ik.

Staatssecretaris Bleker:

Misschien kan ik dan worden voorzien van de originele set. Ik heb hier zes moties liggen.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Graus een motie naar u toe brengt. Ik dank hem voor deze praktische oplossing.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. De samenwerking met de heer Graus was al goed en wordt hierdoor alleen maar beter.

De motie op stuk nr. 5 heeft betrekking op het bijvoeren vanaf oktober tot en met maart. In het algemeen overleg heb ik al aangegeven dat dit te zeer in strijd is met de vorm van halfnatuurlijk beheer die ik in dat gebied voorsta. Als we dit doen, wordt het inderdaad een vorm van dierenhouderij op semiagrarisch wijze. Ik heb het over de motie op stuk nr. 5, waarin de regering wordt verzocht de grote grazers in de Oostvaardersplassen door middel van voldoende schraal en door het gebied verspreid voer tijdens lang aanhoudende vorst- en/of koudeperiodes van oktober tot en met maart bij te voeren. Die motie ontraad ik.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik wil dit echt zuiver hebben. De staatssecretaris heeft in het AO toegegeven dat de dieren in principe moreel gezien als gehouden dieren gezien moeten worden. Ze kunnen niet weg. Als er niet wordt bijgevoerd, wordt er in strijd gehandeld met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 1, 36 en 37. Dus er moet wel iets gebeuren. Het zijn moreel gezien gehouden dieren.

Staatssecretaris Bleker:

We willen door een combinatie van maatregelen de populatie aan het begin van de winterperiode goed bezien. We willen kijken hoe het fourageergebied ervoor staat en wat de vooruitzichten zijn. Op basis daarvan willen we dan ingrijpen in de populatie, hoe vervelend dat ook is, zodat er een groep dieren overblijft die de winter redelijkerwijs doorkomt, als er voldoende beschutting is. Misschien moet er meer beschutting komen, zoals de heer Graus wil. Dan kunnen de dieren in het gebied zoals het er dan bijligt, de winter doorkomen. Dat is de gedachte op dit moment. Wij willen ook voor dit jaar heel graag gebruikmaken van dat Hollandse Hout, met dien verstande dat voor mij bepalend is of er voldoende draagvlak bij de gemeente en bij de bewoners is. Is dat er niet, dan doen we het, wat mij betreft, dus ook niet.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Is de staatssecretaris het met mij eens dat het bijvoeren leidt tot meer dierenleed in plaats van minder? Het zorgt immers voor een groei van de populatie, waardoor er meer dieren afgeschoten moeten worden, en tot het beter overleven van juist de sterke dieren, terwijl de zwakke dieren niet bij het voer kunnen komen.

De voorzitter:

U hebt niet deelgenomen aan het debat en gaat nu opeens in discussie. Dat gaan wij niet doen. Mevrouw Ouwehand krijgt het woord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft beide moties over de Oostvaarderswissel ontraden, zowel de motie die vraagt om realisatie als de motie die erom vraagt, het helemaal niet te doen. Hij zegt: ik ga ernaar kijken, ook in overleg met de beheerscommissie. Ik ga ervan uit dat de door de commissie-Gabor aanbevolen wetenschappelijke begeleidingscommissie door deze staatssecretaris nog wordt geïnstalleerd en dat die ook een rol speelt in het proces inzake het bezien van de realisatie van de Oostvaarderswissel. Klopt dat?

Staatssecretaris Bleker:

Ik ben nog in overleg met de nieuwe commissie-Vaarkamp en met Staatsbosbeheer over de vraag op welke wijze we de wetenschappelijke expertise bij dit proces betrekken. De vraag is of het een aparte commissie wordt of dat er twee wetenschappelijke adviseurs zijn die ad hoc door de commissie-Vaarkamp zijn in te schakelen. Dat is een tweede optie. Er zal op een of andere manier wel in worden voorzien. Dat hoeft niet altijd in de vorm van een commissie te geschieden, want daar wordt het leven niet altijd beter van.

De heer Van Gerven (SP):

Ja, dit is de laatste motie over het respecteren van de wilg en het Oostvaarderswold. De provincie heeft unaniem een inpassingsplan aanvaard. Dat is een nieuw feit. De staatssecretaris heeft gesproken over het respecteren van de lokale democratie. Dat geldt volgens ons ook voor de provinciale democratie, te meer daar het kabinet voornemens is, meer natuurbeleid naar de provincies over te hevelen. Wat doet de staatssecretaris met deze nieuwe feiten?

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Voor mij was het geen nieuw feit. We hebben namelijk al in een overleg met de provincie Flevoland onze intentie aangekondigd om het inpassingsplan door provinciale staten te laten vaststellen. Dat hebben zij gedaan met kennis van hoe de regering zich tegenover het Oostvaarderswold opstelt.

De heer Van Gerven (SP):

Ik weet dat de staatssecretaris dat ook weet, maar moet dat niet tot een nieuwe opstelling leiden? Kennelijk is de provincie toch van plan om dat Oostvaarderswold linksom of rechtsom te realiseren.

Staatssecretaris Bleker:

Die conclusie heb ik nog niet getrokken uit het debat in de provinciale staten. Men ziet het inpassingsplan als een formele afronding van de fase waarmee men bezig was. Er is niet besloten om coûte que coûte, linksom of rechtsom, met eigen middelen of derdemiddelen, het Oostvaarderswold te realiseren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag.

Naar boven