Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2011) (32504);

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) (32505);

het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) (32401)

, en van:

- de motie-Van Vliet over verlengen van de regeling voor voorlopige teruggave over fiscaal verlies (32504, nr. 38);

- de motie-Van Vliet over vermijden van het heffen van omzetbelasting over een grondslag inclusief belastingen (32504, nr. 39);

- de motie-Van Vliet over rechtstreeks contact met de behandelend ambtenaar bij een complex dossier (32504, nr. 40);

- de motie-Van Vliet over aftrekbeperking voor de kosten van luxe afkickklinieken voor drank- en drugsverslaving (32504, nr. 41);

- de motie-Bashir c.s. over een naar nuttige toepassing gedifferentieerde verbrandingsbelasting (32504, nr. 43);

- de motie-Koolmees/Braakhuis over een alternatief voor de differentiatie van de heffings- en invorderingsrente (32504, nr. 44);

- de motie-Braakhuis/Groot over de extra heffingskorting als gevolg van onder meer groene beleggingen (32504, nr. 45);

- de motie-Braakhuis/Groot over de koopkrachteffecten van het afschaffen van de (aanvullende) alleenstaandeouderkorting (32504, nr. 46);

- de motie-Braakhuis c.s. over gefaseerd afbouwen van de verlaagde accijns op rode diesel (32504, nr. 47);

- de motie-Braakhuis/Koolmees over een sterkere prikkel tot energie-efficiëntie doen uitgaan van de energiebelasting (32504, nr. 48);

- de motie-Braakhuis/Koolmees over een aanschafbelasting voor tweetakt brom- en snorfietsen (32504, nr. 49);

- de motie-Slob over de draagkracht op gezinsniveau meenemen in de kabinetsvisie op het toekomstig fiscaal stelsel (32504, nr. 50);

- de motie-Slob over verlagen van de beschikbare middelen voor de EIA, MIA en Vamil (32504, nr. 51).

(Zie vergadering van 16 november 2010.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Heren en dames. Als u even aandacht aan uw voorzitter besteedt, vertel ik dat ik met de staatssecretaris gekomen ben tot de volgende indeling. De staatssecretaris begint met de startbrief en alles wat daaromheen hangt. Wanneer hij aangeeft dat hij daar zo'n beetje alles over heeft gezegd, kunt u vragen stellen over wat u niet helemaal duidelijk is. Ik kan mij niet voorstellen dat dat nodig zou zijn, maar het zou kunnen ... Dan komt alles wat te maken heeft met cultuur en btw aan de orde. Vervolgens komt de staatssecretaris toe aan het onderwerp heffingskortingen en groen beleggen. Daarna is er een stukje over het mkb en het buitenland. Vervolgens de werkkostenregeling en daarna een blokje varia. Aan het einde komt nog een blokje met de mooie titel "edelweiss". Dat woord roept bij mij allerlei associaties op, maar dat zijn ongetwijfeld heel andere dan de associaties die het bij u oproept.

Het woord is aan de staatssecretaris voor zijn antwoord.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Edelweiss is inderdaad een heel mooi bloempje. Er schuilt echter nog een heel ander discussie achter.

De voorzitter:

He is ook een heel mooi liedje uit een heel mooie musical.

Staatssecretaris Weekers:

Ook daarover komen we te spreken vandaag!

Voorzitter. Ik dank u dat u mij de gelegenheid geeft tot het beantwoorden van de door de Kamer gestelde vragen. We hebben al twee dagen wetgevingsoverleg over het Belastingplan achter de rug. Gisteren was de termijn van de Kamer voor de plenaire afronding. Ik bedank de Kamer voor de constructieve houding die zij inneemt. We zullen het natuurlijk niet over alle punten eens kunnen worden, maar de discussies verlopen in ieder geval in een zeer prettige sfeer. Ik loop in mijn betoog de vragen van de Kamerleden langs. Waar relevant, zal ik meteen reageren op de moties en amendementen die op het betreffende onderwerp zijn ingediend, voor zover ik daar in mijn brief van afgelopen vrijdag niet al op ben ingegaan. Aan het einde van mijn betoog loop ik de moties en amendementen langs die dan nog niet zijn besproken.

Voorzitter. Al eerder, bij het wetgevingsoverleg, heb ik gezegd dat ik blij ben dat de Kamer zo'n grote interesse heeft voor het thema vereenvoudiging. Ik heb de Kamer een startbrief toegezegd, om door middel van een dergelijk agenderend stuk te kijken in hoeverre we dit gezamenlijk streven naar vereenvoudiging ook gezamenlijk kunnen realiseren. De diverse fracties hebben verschillende accenten gelegd, maar ik hecht eraan om in de Kamer te zoeken naar draagvlak om gedurende deze periode forse slagen te kunnen maken en om een aantal onderwerpen te bespreken die niet al in het regeerakkoord zijn vastgelegd. Ik heb bij alle fracties de bereidheid geproefd om die discussie met elkaar aan te gaan.

Wat ik niet zal doen, is de Kamer een blauwdruk voorschotelen met daarin hoe het toekomstig belastingstelsel eruit zou moeten zien. Dat zou overigens ook onrecht doen aan het belastingstelsel dat we kennen. Dat ziet er namelijk op een heel aantal punten buitengewoon goed uit, en wat goed is, moet je niet veranderen. De titel van het rapport van de Studiecommissie Belastingstelsel dat dit voorjaar verscheen, was niet voor niets Continuïteit en Vernieuwing. We behouden het goede, maar gaan kijken of er op onderdelen zaken te moderniseren zijn.

In de startbrief zal ik het in ieder geval hebben over het proces. Waar mogelijk zal ik al op punten concrete visies neerleggen, in ieder geval daar waar het voorstellen betreft die ook in het regeerakkoord zijn genoemd. Op basis daarvan ga ik graag met alle aanwezigen op zoek naar de mogelijkheden om het gezamenlijk streven nader uit te werken.

Ik heb in het wetgevingsoverleg al gezegd dat ik in de startbrief zal ingaan op de kansen die het rapport Continuïteit en vernieuwing van de studiecommissie ons biedt. Zo denk ik aan mogelijkheden om te schuiven van directe naar indirecte belastingen. Daar is door diverse Tweede Kamerfracties ook op gehint.

Er is onder meer gehint op de uniformering van het btw-tarief. Ik noem dat specifiek omdat ik denk dat er leden zijn die van mening zijn dat een bredere uniformering wellicht meer loont dan het tarief stap voor stap brengen van het lage naar het hoge tarief. Zo'n stap ineens zou in budgettaire zin behoorlijk wat geld opleveren. Daarmee kunnen andere wensen die breed leven in de Kamer, worden gehonoreerd, bijvoorbeeld het verlagen van de belasting op arbeid. Werken moet lonen; daar zijn we het allemaal over eens in deze Kamer. Via een dergelijke schuif zou je dat kunnen bereiken en eveneens de participatie kunnen bevorderen.

Een aantal leden van de Kamer heeft aangegeven dat er wensen bestaan om sommige hinderlijke kleine belastingen af te schaffen. Dat kan natuurlijk alleen als je daar de budgettaire ruimte voor hebt. Met een dergelijke schuif kun je het gedeelte van de switch van direct heffen naar indirect heffen dat uiteindelijk bij particulieren neerslaat, teruggeven in de sfeer van belasting op bijvoorbeeld arbeid en een breder koopkrachtpakket. Wat bij het bedrijfsleven neerslaat, zou je ook kunnen gebruiken om wat kleine hinderlijke belastingen op te ruimen. Zo sla je een paar vliegen in één klap. Dat kan een behoorlijke vereenvoudiging met zich meebrengen.

Ik kom terug op de startbrief. Die zal enerzijds erg concreet kunnen zijn over dingen die in het regeerakkoord zijn benoemd en anderzijds verkennend, als een soort bouwsteen of meerdere bouwstenen waarover we in de Kamer met elkaar kunnen spreken, zo van: is dit nu de richting die de Kamer wenst? Waar nodig zal ik daar ook alternatieven en consequenties bij vermelden.

Op dat laatste punt maak ik nog een algemene opmerking. Ik heb het al eerder gezegd en het is gisteren door enkele leden opgemerkt: er is op dit moment geen pot met geld om aan lastenverlichting te besteden. Een pot met geld om eventuele ongewenste inkomenseffecten glad te strijken, hebben we dus niet bij een vernieuwingsslag. Bij een grote vereenvoudiging zullen waarschijnlijk ook lasten worden herverdeeld. Dat kan bij sommige specifieke groepen pijn doen. We moeten ons dat wel realiseren. Als je bij voorbaat zegt dat je niet bereid om welke groep dan ook pijn toe te voegen, kun je het vergeten om een bepaalde schuif te overwegen. Schuiven betekent namelijk dat de een erop vooruitgaat en de ander erop achteruit. Ik hoop echter een aantal bouwstenen aan te reiken waardoor de Kamer zegt: alles afwegende is dit meer solide, eenvoudiger en ook eerlijker. Die discussie zullen we in het voorjaar met elkaar voeren.

Voorzitter. Heel specifiek is door de leden Omtzigt en Slob gevraagd wat ik ga doen met de geefwet en of wordt bezuinigd op de giftenaftrek. Met name de heer Omtzigt heeft gewezen op de SBBI's, de buurthuizen en zo. De heer Slob heeft er ook op gewezen, maar ook de collega van de heer Slob in de Eerste Kamer, de heer De Boer, heeft zijn zorgen hierover geuit. Ik heb tijdens de financiële beschouwingen in de Eerste Kamer de heer De Boer gerust weten te stellen voor dit moment. Ik hoop dat ik dat nu ook met de heer Slob en anderen in de Kamer kan doen. Hoe die geefwet eruit komt te zien, moeten we echt nog eens heel goed bekijken. Ik wil samen met de staatssecretaris van OCW bezien hoe we dat zaakje gaan regelen. We zullen in elk geval moeten kijken naar allerlei maatschappelijke organisaties die nu op de been worden gehouden door vrijgevigheid van mensen. Die vrijgevigheid wordt gestimuleerd door de fiscaliteit in de vorm van giftenaftrek in de inkomstenbelastingsfeer, de mogelijkheden die de vennootschapsbelasting biedt en de mogelijkheden die het erf- en schenkingsrecht bieden. Daar zullen we eens even heel goed naar moeten kijken, zodat die geeffaciliteiten beter dan nu gestroomlijnd zullen zijn en mensen extra worden uitgenodigd te geven. Ik kan daar nu niet concreter over zijn dan ik net ben geweest. Ik heb goed geluisterd naar de zorgen in de Kamer en ik zal die betrekken bij de voorbereiding van zo'n geefwet. Men hoeft niet bang te zijn dat er hier en daar al strepen door worden gehaald. Ik zal de zaak op zijn merites beoordelen en vervolgens met hopelijk goed voldragen voorstellen naar de Kamer komen.

De voorzitter:

Bent u nu aan het eind van uw deel over de startbrief?

Staatssecretaris Weekers:

Nee, dit ging over de geefwet en dat is een onderdeel van de startbrief.

De voorzitter:

Dan maken we eerst het deel over de startbrief af en kunnen daarna ook de vragen over de geefwet gesteld worden.

Staatssecretaris Weekers:

De heer Koolmees vroeg of er in de startbrief bij de behandeling van het eigen en vreemd vermogen en de Vpb ook gekeken kan worden naar de invloed op innovatie. Ook is gevraagd of ik nog iets kan zeggen over de fiscale behandeling van de eigen woning. De D66-fractie heeft aangekondigd om samen met de ChristenUniefractie een initiatiefwet in te dienen wat betreft de fiscale behandeling van de eigen woning.

Bij de aanpak van de grondslagverbreding in de vennootschapsbelasting en de discussie over de behandeling van het eigen en vreemd vermogen kan er uiteraard ook worden gekeken naar innovatie. Dat zullen we zeker doen. Ik ben het met de heer Koolmees eens dat deze discussie al jaren speelt. Er zal eindelijk eens een knoop moeten worden doorgehakt over wat we hiermee willen. Daar wil ik in de startbrief heel concreet op ingaan. Het door de heer Koolmees genoemde aspect van innovatie zal daarbij worden betrokken.

Wat betreft de eigen woning kies ik voor duidelijkheid en rust op de woningmarkt. Dat heeft de woningmarkt nodig. Het zal de leden niet vreemd in de oren klinken dat ik dit zeg. Het kabinet heeft dat bij zijn aantreden al gezegd. De drie partijen die samenwerken om het huidige kabinet te steunen, hebben dat ook aangegeven. Als fracties uit deze Kamer een initiatiefwet willen indienen, spreekt het voor zich dat zij altijd een beroep kunnen doen op technische assistentie, zoals dat bij elke initiatiefwet het geval is. Ik zou de heer Koolmees, die het ministerie van Financiën als geen ander kent, wel in overweging willen geven dat het de vraag is welke technische assistentie hij wil hebben. Ik kan me een rapport herinneren van het CPB van driekwart jaar geleden waarin uitvoerig is ingegaan op de woningmarkt. Ik kan me een brede heroverweging herinneren waarin uitvoerig is ingegaan op de fiscale behandeling van de eigen woning. Er ligt dus al heel wat materiaal. Dat kan natuurlijk altijd gebruikt worden. Ik geef daarbij aan dat het kabinet en een meerderheid in deze Kamer ervoor kiezen de fiscale behandeling van de eigen woning niet te veranderen, juist om de rust op de woningmarkt terug te brengen. Het heeft niet mijn prioriteit om de toch beperkte middelen die ik heb aan ambtelijke ondersteuning, juist op dit front in te zetten. Het spreekt echter voor zich dat voor dit dossier hetzelfde geldt als voor andere dossiers als de Kamer echt technische assistentie van het ministerie nodig heeft.

De heer Groot vroeg of ik kan toezeggen dat ik in de startnota aandacht zal besteden aan de samenhang tussen fiscaal gedreven sparen en het schulden maken. Ik zal geen aandacht besteden aan de fiscale behandeling van de eigen woning en aan het pensioensparen wil ik ook niet tornen. De heer Groot opperde het opbouwen van pensioen in het eigen huis op de een of andere manier mogelijk te maken. Het is mij niet geheel duidelijk wat de heer Groot daarmee bedoelt. Zo op het eerste gezicht verwacht ik wel de nodige haken en ogen. Ik zou de heer Groot willen uitnodigen zijn ideeën daarover eens verder uiteen te zetten. Als daar vandaag niet de gelegenheid voor is, kan dat op een ander moment. Ik ben van harte bereid om ernaar te kijken. Ik zie het niet zitten dat je iets doet met de tweede pijler in het pensioen, want dan ga je een heel andere discussie voeren. Ik zou mij kunnen voorstellen dat je naar de derde pijler kijkt, maar ook dan loop je tegen de omkeerregel aan. Ik wil daarom eerst weten wat de heer Groot precies bedoelt.

De heer Dijkgraaf heeft gevraagd om in de startnotitie aandacht te schenken aan leefvormneutraliteit. Ook zijn er vragen gesteld rondom het verhogen van de btw en het verlagen van de lasten op arbeid. Het laatste heb ik zojuist al even besproken. Ik proefde gisteren in de Kamer dat D66 en de SGP het verrassend eens leken te zijn over leefvormneutraliteit. Dat hoor ik dan natuurlijk graag. Ik zal er in elk geval aandacht aan schenken. Of zij het straks bij de startbrief nog steeds eens zijn, valt te bezien. Maar wij kunnen dan de discussie voortzetten.

De heer Slob heeft gevraagd of de defiscalisering van erfrechtelijke schulden en vorderingen in box 3 aan de orde komt. Ik heb vorige week tijdens het wetgevingsoverleg al aangekondigd dat ik dat in de startnotitie zal meenemen, maar ook hier zie ik haken en ogen. Ik zal de plussen en minnen nog eens goed op een rijtje zetten, zodat wij bij de behandeling van de startbrief daarover een definitief besluit kunnen nemen.

Ik sta even stil bij de motie van de ChristenUnie waarin wordt gevraagd om de draagkracht van gezinnen mee te nemen bij de startbrief. Te zijner tijd zal in elk geval worden gekeken naar de effecten op de koopkracht van maatregelen uit de startbrief. Dat kan ik toezeggen; in elk geval zal daarvan een indicatie worden gegeven. Uiteraard zit daarbij, zoals te doen gebruikelijk, ook de koopkracht van gezinnen. Ik wil het niet tot gezinnen beperken, maar ook de koopkracht van ouderen en alleenstaanden erbij betrekken. Waar mogelijk zal ik dat inzicht verschaffen. Voor zover de startbrief onvoldoende inzicht biedt, ken ik de Kamer voldoende om te weten dat zij er zeker alsnog naar zal vragen.

Voorzitter. Dat was blok 1.

De voorzitter:

Ik zie de heer Slob en ik zag net de heer Omtzigt.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog een vraag en een opmerking, in omgekeerde volgorde, over de mogelijke beperkingen van de giftenaftrek en de realisatie van een geefwet. De staatssecretaris heeft in de Eerste Kamer mijn partijgenoot gerustgesteld. Dat was mij nog niet toegekomen, maar het is fijn dat te horen. Hij zou mij ook gerust kunnen stellen, ware het niet dat er een bezuinigingstaakstelling van 40 mln. boven dit hele verhaal hangt. Die moet ergens neerslaan. De staatssecretaris zegt: wij gaan niet schrappen voordat ik de Kamer uitgebreid daarover heb geïnformeerd en wij daarover van gedachten hebben kunnen wisselen. Begrijp ik het goed dat hij dan met een aantal verschillende voorstellen komt waaruit wij kunnen kiezen? Wat is precies zijn bedoeling?

Staatssecretaris Weekers:

Dat laatste weet ik niet. Als er iets in het regeerakkoord staat, probeer ik gewoon met een voorstel te komen. Uiteraard is dat onderwerp van discussie in de Kamer. In het regeerakkoord is inderdaad een kleine bezuiniging ingeboekt op de giftenaftrek, die zou worden beperkt tot die giften die ook via renseignering door ANBI's bij de Belastingdienst worden gemeld. Terecht heeft zowel de heer Slob als de heer Omtzigt erop gewezen dat een groot aantal goede doelen niet past binnen het ANBI-kader. Als je giften aan dat soort goede doelen bij voorbaat uitsluit, zou dat wel eens de nekslag kunnen betekenen voor bepaalde goede doelen. Dat is niet de bedoeling van het kabinet. Die zorg zal ik in elk geval betrekken bij de nadere uitwerking van de geefwet. Dat betekent dat ik de ingeboekte besparing in het regeerakkoord met inachtneming van deze zorg zal beschouwen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog een aanvullende vraag. Dit was een voorbeeld. Het illustreert de vraag die ik gisteren ook heb gesteld: welke visie zit hierachter? Dit kabinet vraagt veel van de samenleving en zal de komende jaren nog meer van de samenleving gaan vragen, want er moeten enorme hoeveelheden worden bezuinigd. U boekt nu een bedrag in en wilt later bekijken hoe we dat precies gaan invullen. Dat klinkt als bezuinigen met het rode potlood in de hand, zonder dat heel goed is nagedacht welke eventuele schade daaruit kan voortvloeien. Hoe zit dat? Ik heb u daarover in het eerste blokje ook niet horen spreken, maar volgens mij is het wel een heel fundamentele vraag.

Staatssecretaris Weekers:

Het is zeker een fundamentele vraag. Dit kabinet wil de ruimte laten aan de samenleving en niet alles bij voorbaat vanuit Den Haag invullen. Soms moet je een aantal goede doelen een klein beetje fiscaal stimuleren. Dat doen we bijvoorbeeld bij groen en maatschappelijk beleggen, waarover we later vandaag nog zullen spreken. Daarbij haalt het kabinet de dubbele fiscale faciliëring weg, maar er blijft nog steeds een bevoorrechte positie voor degenen die investeren in zulke fondsen.

Met betrekking tot de giftenaftrek was de redenering bij de totstandkoming van het regeerakkoord dat we in elk geval maatregelen moeten nemen om fraude en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Dat is de achtergrond van die besparing. De achtergrond was niet dat we de giftenaftrek als zodanig of de vrijgevigheid van mensen een halt wilden toeroepen. Integendeel.

Ik zou de heer Slob nog iets in overweging willen geven. Als je vindt dat de samenleving de ruimte moet hebben om zelf zaken op te pakken, hoeft dat niet altijd met een zak met geld, via subsidie of via een fiscaal bevoorrechte positie. Soms vinden we een fiscaal bevoorrechte positie nuttig en nodig. Zoals gezegd blijft een aantal vrijstellingen voor groen en maatschappelijk beleggen nog steeds bestaan, maar we halen de overmaat aan positieve prikkels weg. Ten aanzien van de giftenaftrek is het louter de bedoeling om bepaald oneigenlijk gebruik en misbruik tegen te gaan.

De heer Bashir (SP):

De staatssecretaris is van VVD-huize en de VVD en de SP zijn het op het gebied van belastingen niet altijd met elkaar eens, maar over één ding zijn we het voor 100% met elkaar eens: het bestrijden van belastingconstructies en belastingfraude. Kan ik verwachten dat de staatssecretaris in zijn startbrief hoofdstuk 1 ook zal beginnen met het bestrijden van belastingfraude en -constructies?

Staatssecretaris Weekers:

Daarover aarzel ik even. Mijn ambtsvoorganger heeft altijd heel veel werk gemaakt van het bestrijden van fraude en constructies. Niet voor niets vindt u ook in dit Belastingplan weer de aanpak van bepaalde constructies. Ik zal onverminderd met die aanpak doorgaan en zal daaraan dus in elk geval een stukje wijden, want het is onverminderd mijn voornemen. Vaak kom je in de loop van de tijd weer nieuwe constructies tegen. Zodra ik ze tegenkom, zal ik ze aanpakken. Dat staat dus nog los van de startbrief.

De heer Omtzigt (CDA):

De CDA-fractie is buitengewoon tevreden dat u werk gaat maken van de geefwet. Dat is hard nodig. Ik heb daarover een paar vragen. Ten eerste: kunt u bij de terugkoppeling ook laten weten hoe het overleg over de energiebelasting tussen het ministerie van Financiën, het ministerie van VWS en de sportbonden verloopt? Daarmee zijn we al driekwart jaar bezig en het is belangrijk in de faciliëring. Ten tweede: neemt u de SBBI's integraal mee in de behandeling van de dorpshuizen? Ten derde: ik neem aan dat u later nog zult ingaan op wat ik nu maar "de trouwtaks" noem.

Staatssecretaris Weekers:

Mijn excuses, maar uw eerste punt is mij even ontgaan.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat ging over het overleg over de energiebelasting dat nog gaande is. Ik zou graag horen wat de uitkomst daarvan is. Er is in de Kamer gezegd dat er bekeken wordt hoe de specifieke subsidie van VWS ter compensatie voor de energiebelasting in een soort belastingvrijstelling zou worden omgezet. Dat is al vorig jaar gebeurd. Er is overleg gaande tussen VWS, Financiën en deze federaties, al sinds mei, en daarin lijkt geen enkel schot te komen. We hoeven dit niet vanavond op te lossen, maar kan de oplossing van dit punt wel aan de Kamer worden meegedeeld?

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal mij over dit dossier buigen. Het is voor mij volstrekt nieuw en het is ook niet eerder in de discussie naar voren gebracht. Het staat ook echt los van de geefwet. De gedachte achter de geefwet is het stroomlijnen en beter benutten van de fiscale faciliteiten rond geven. In een aantal andere landen, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, zien wij dat mensen, organisaties en bedrijven veel vrijgeviger zijn dan in Nederland. Dat komt misschien door een andere organisatie van de fiscale faciliteiten of door het beter voor het voetlicht brengen van de toegang tot die faciliteiten. Dat wordt bedoeld met de geefwet. Wat er absoluut niet mee wordt bedoeld, is dat wij iets gaan doen in de sfeer van energiebelastingen of specifieke subsidies rondom VWS en federaties. Dat ga ik daar dus echt niet in meenemen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik had drie vragen. Ik hoop dat dit op een andere manier kan worden teruggekoppeld, desnoods in het voorjaar met informatie over hoe het afloopt. Voor de CDA-fractie is het integraal: als wij de SBBI's ...

De voorzitter:

Misschien moet u even aangeven waar deze afkorting voor staat.

De heer Omtzigt (CDA):

Sociaal belang behartigende instelling. U moet denken aan dorpshuizen, scoutingverenigingen, sportverenigingen, speeltuinverenigingen enzovoort.

Als wij die geefwet in het leven roepen, moeten zowel de faciliteiten voor geven eraan gekoppeld worden, als een voorziening dat men niet volledig alle extra belastingen hoeft te betalen. Dat hangt voor ons onder hetzelfde onderwerp. Als de staatssecretaris het op een andere manier aan de Kamer wil meedelen, vind ik prima. Impliciet heeft de staatssecretaris al gezegd dat die SBBI's worden meegenomen in de geefwet.

Komt de staatssecretaris later terug op de trouwtaks?

Staatssecretaris Weekers:

Op die trouwtaks kom ik uiteraard nog terug, want het was een prominent punt in de bijdrage van de heer Omtzigt. Dat verdient dus een prominente beantwoording.

De SBBI's maken nu gebruik van de giften die andere mensen in het kader van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting weten af te trekken. Dat zal onderdeel vormen van de geefwet, maar ik voel er helemaal niets voor om de geefwet te gebruiken om alle discussies over energiebelastingen van buurthuizen of subsidies aan buurthuizen daarbij te betrekken. Want dan gaan wij echt de geefwet helemaal vervuilen. Ik begrijp van de heer Omtzigt dat er al een hele tijd wordt gediscussieerd tussen twee departementen en een aantal federaties. Een verslag van de stand van zaken kan ik natuurlijk wel bevorderen. Ik zeg de heer Omtzigt graag toe dat ik er bij brief op terugkom.

De heer Koolmees (D66):

Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging van technische assistentie. Het gaat mij met name om de overgangsregeling en de technische vormgeving daarvan. De staatssecretaris zegt dat hij de hypotheekrenteaftrek niet zal opnemen als onderdeel van de startnotitie. Gisteren is in de Eerste Kamer een motie aangenomen waarin wordt aangedrongen op een hernieuwde integrale visie op de woningmarkt. Ik roep de staatssecretaris op om het onderwerp een prominente plek in de startnotitie te geven. Verschillende partijen hebben erom gevraagd en er ligt ook een motie in de Eerste Kamer.

Staatssecretaris Weekers:

Op zichzelf is het een terechte vraag van de heer Koolmees. Dit is een buitengewoon daadkrachtig kabinet, maar de motie is gisteren in de Eerste Kamer aangenomen en tussen dat moment en nu is er nog geen kabinetsberaad geweest over de manier waarop het kabinet ermee zal omgaan. De motie zal zeker in het kabinet worden besproken. Wat ik mij in elk geval kan voorstellen is dat de minister-president, wanneer hij in de Eerste Kamer de algemene beschouwingen en het debat over de regeringsverklaring voert, dit onderwerp daarbij aan de orde zal stellen. Mocht uit de discussie nog iets voortvloeien dat relevant is voor mijn startnotitie, dan zal de heer Koolmees dat te zijner tijd zeker horen.

De voorzitter:

U gaat verder met het blokje cultuur.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik kom op de btw op de podiumkunsten, een issue dat door een aantal afgevaardigden aan de orde is gesteld. De heer Bashir heeft gevraagd of ik bij de btw-verhoging rekening heb gehouden met de 13% minder bezoekers. Door APE is de btw-opbrengst 10 mln. lager ingeschat dan ik dat zelf had gedaan. De heer Braakhuis heeft ook gevraagd hoe het zit met die vraaguitval. De heer Dijkgraaf heeft mede vanuit zijn andere professionele – misschien met ik zeggen: professorale – achtergrond ook nog wat kanttekeningen geplaatst bij dat onderzoek van APE.

De vraaguitval van 13% is genoemd in het rapport dat mij gisteren is aangereikt. Dat is niet in lijn met het evaluatierapport uit 2008. Dat laatste rapport is dus nog niet zo oud en het was door dezelfde organisatie geschreven. Destijds was de vraaguitval een factor drie lager. Dat is buitengewoon merkwaardig. Bij de raming is geen rekening gehouden met minder bezoekers als gevolg van de btw-verhoging. Ik snap wel dat dit vanuit de belangenorganisaties en door de ondernemers wordt opgeworpen, maar gedragseffecten worden niet meegenomen bij de presentatie van budgettaire effecten van maatregelen, of die nu door de regering worden genomen of worden voorgesteld door de fracties die dat laten doorrekenen door het Centraal Planbureau in het kader van het verkiezingsprogramma. Het gaat dan om heel specifieke in- en uitverdieneffecten. Dat is dus niet meegenomen, maar dat is de standaardpraktijk.

Wij rekenen ons bij bepaalde maatregelen niet arm, maar wij mogen ons bij andere maatregelen ook niet rijk rekenen. Zo zijn ook de verkiezingsprogramma's van alle politieke partijen beoordeeld. Er zijn partijen die van het Centraal Planbureau geld hebben gekregen voor bepaalde fiscale maatregelen, zoals verhoging van bepaalde belastingopbrengsten. Daarbij is echter geen rekening gehouden met het feit dat dat mogelijk tot behoorlijke gedragseffecten zou kunnen leiden. Dat geldt dus ook voor deze maatregel.

Een verschil tussen beide studies van APE zit hem in de omvang van de prijselasticiteit. Die is in de meest recente studie namelijk -1,1 en in het evaluatierapport -0,3 en -0,4. De vraaguitval wordt door de meest recente studie op 13% berekend, terwijl die in het evaluatie 4% was. Daarnaast is de omvang van de gedragseffecten groter dan in de meest recente studie: 10 mln. versus circa 2 mln. in het evaluatierapport. De verschillen zijn, zoals de heer Dijkgraaf ook aangaf, mogelijk terug te voeren op het verschil in gebruikte data. In het rapport dat mij gisteren is aangereikt is de dataset veel kleiner. Verder is het model aangepast door een variabele niet op te nemen.

Dit was eigenlijk het belangrijkste punt ten aanzien van de btw op podiumkunsten. Er is zojuist overigens nog een amendement ingediend. In dat amendement wordt de verhoging van het btw-tarief uitgesteld tot 1 januari 2012. Die maatregel kost 90 mln. De dekking wordt gevonden in het niet verlengen van de kleinebanenregeling, wat 80 mln. oplevert. Ik moet dan zeggen dat de dekking niet geheel toereikend is en dat ik het om die reden natuurlijk moet afwijzen. Als het zou gaan om een verlenging met een half jaar, zou ik in ieder geval geen opmerking kunnen maken over de dekking. Het voorstel om de tariefsverhoging voor podiumkunsten uit te stellen, wijkt verder af van het regeerakkoord. Het amendement zal wel de sector meer lucht geven om zich voor te bereiden op een toekomstige situatie. Maar omdat hierover een afspraak is gemaakt in het regeerakkoord, is het aan de Kamer en aan de fracties die dat regeerakkoord onderschrijven om te zien of zij dit een goed alternatief vinden. Ik heb in elk geval als staatssecretaris niet de vrijheid om daar selectief in te gaan winkelen.

Ik wil nog één argument noemen waar de heer Koolmees ongetwijfeld ook in geïnteresseerd zal zijn. Dat is dat de verlenging van de kleinebanenregeling niet in dit Belastingplan wordt geregeld maar in een verzamelwet van Sociale Zaken. Dat zal dus daarin moeten worden aangepast. Het voorgestelde amendement doet dat nog niet. Dit is echter een technische opmerking. De Kamer zou dit nog voor morgen kunnen repareren.

De heer Koolmees (D66):

Wat de technische opmerkingen betreft: dat klopt! Wij hebben ook een amendement ingediend waarin dit geregeld wordt, morgen bij de behandeling van de begroting van SWZ. Er is dus een amendement ingediend op het Belastingplan en er is een amendement op de begroting van SZW. Dat is allebei aan de lastenkant, zodat het dus wel klopt qua systematiek.

Ik heb nog twee punten voor de staatssecretaris. Gisteren hebben wij gesproken over een mogelijke dekking vanuit de Edelweissroute voor het niet laten doorgaan van de btw-verhoging. Dat is één. Het klopt dat die dekking om de btw-verhoging een jaar uit te stellen, een soort laatste redmiddel is om de kunstensector niet in een keer te overvallen met een grote bezuiniging. Het klopt ook dat 10 mln. aan de dekking ontbreken, maar ik neem aan dat de staatssecretaris creatief genoeg is om ook die laatste 10 mln. te kunnen vinden. Dat is twee. Op beide punten krijg ik graag een reactie.

Staatssecretaris Weekers:

Dat laatste is eigenlijk een oneerbaar verzoek van de heer Koolmees. Hij zegt dat hij een probleem voor 80% à 90% oplost en dat de staatssecretaris de resterende brokken wel kan opruimen. Nee, zo werken wij niet met elkaar! Als de heer Koolmees met een concreet voorstel komt, moet hij ook zelf voor een degelijke dekking zorgen. Deze dekking is onvoldoende om dit geheel te organiseren. Volledigheidshalve moet ik erbij zeggen dat de verhoging van het btw-tarief op kunsten uiteenvalt in twee onderdelen. Het ene onderdeel betreft de kunst-, verzamel- en antiekvoorwerpen die in Nederland voor het eerst in het economisch verkeer worden gebracht. Dat is een deel van de problematiek en dus een deel van de budgettaire derving. Het andere deel betreft het heel specifieke punt van de podiumkunsten. Uit mijn hoofd gezegd betreft dit laatste 48 mln. per jaar. Dat dus even voor de volledigheid. Ik heb inmiddels gezien dat er een amendement van mevrouw Hamer is op de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarmee dit in elk geval technisch rond loopt.

De voorzitter:

Mijnheer Koolmees, tot slot.

De heer Koolmees (D66):

Mijn allereerste vraag ging over de dekking vanuit de Edelweissroute. Als deze dekking in combinatie met de dekking vanuit de kleinebanenregeling wél voldoende is om de gehele btw-verhoging terug te draaien, is dat toch wel een deugdelijke dekking?

Staatssecretaris Weekers:

Het afsluiten van de Edelweissroute volgens de voorstellen levert geen dekking op. Ik zou graag willen dat dit dekking opleverde en dan had ik u dat natuurlijk ook graag gegund! Dat stel ik voorop. Daar kunnen wij geen stuiver voor inboeken, met welk concreet voorstel nu dan ook, al had ik dat heel graag anders gezien. Ik kom overigens straks nog terug op de Edelweissroute, omdat het fenomeen als zodanig mij ook niet bevalt.

De voorzitter:

De heer Braakhuis heeft toch nog een vraag?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik kan mij herinneren dat de verhoging van de assurantiebelasting uiteindelijk ook niet volledig dekkend bleek. Toen gaf u aan dat we over een jaar wel zouden bekijken waar wij de dekking vandaan zouden halen.

Staatssecretaris Weekers:

Sorry, even een vraag ter verduidelijking ...

De heer Braakhuis (GroenLinks):

De belasting wordt nu met 0,2% extra verhoogd.

Staatssecretaris Weekers:

Het klopt dat ik de assurantiebelasting nu met 0,2% extra heb verhoogd om haar daarmee twee maanden later te kunnen laten ingaan. Dat was een expliciet verzoek vanuit de Kamer. Volgens mij had de heer Omtzigt gevraagd naar de gevolgen voor de verzekeringssector als de verhoging per 1 januari zou ingaan. Om dat probleem samen met de sector op te lossen, voeren wij de verhoging op 1 maart in, maar daardoor moet het tarief wel fractioneel omhoog. De heer Omtzigt heeft gisteren nog gevraagd of het tarief vervolgens na vier jaar terug kan naar 9,5%, zodat er geen overdekking ontstaat. Dat kan en daar ben ik ook van harte toe bereid. Als daar een amendement over komt, zal ik dat ondersteunen. Als er geen amendement over komt, ben ik bereid om op dat punt met een nota van wijziging te komen; daarmee heb ik meteen ook die vraag alvast beantwoord.

De voorzitter:

Heel goed. Dat onthoud ik voor u.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dat betekent dan toch dat wij voor de resterende 10 mln. die nodig zijn voor het terugdraaien van die btw-verhoging voor het komende jaar, ook wel voldoende dekking gaan vinden in de loop van dit jaar of begin volgend jaar?

Staatssecretaris Weekers:

Dat klopt natuurlijk niet. Wat betreft de assurantiebelasting wordt nu geregeld dat de ingeboekte budgettaire opbrengst wordt gerealiseerd. Wij gaan geen ongedekte cheques doorschuiven. De heer Braakhuis zei dat hij een heel concrete dekking had, namelijk het stoppen met de regeling voor kleine baantjes. Dat levert 80 mln. op. Hij heeft ook voorgesteld om de verhoging van het btw-tarief op podiumkunsten uit te stellen tot 1 januari 2012. Als hij voorstelt om de verhoging slechts uit te stellen tot aan het einde van het lopende seizoen, kost het veel minder. Als hij voorstelt om het alleen voor de podiumkunsten te doen, is deze dekking op zich voldoende. Als hij echter ook het probleem rond het naar Nederland brengen van kunstvoorwerpen en antiek vooruit wil schuiven, zal hij meer dekking moeten aanreiken.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dus als wij voorstellen om het potje dat wij nu aanspreken in elk geval te gebruiken om de verhoging zo lang mogelijk uit te stellen in het komende jaar, bijvoorbeeld uitstel met tien maanden, zou de staatssecretaris daar wel mee akkoord gaan?

Staatssecretaris Weekers:

Het is niet aan mij om daarmee akkoord te gaan. Het is aan de Kamer om daar een besluit over te nemen. Ik heb zelf te maken met het regeerakkoord. Daarin staat een maatregel. Die maatregel voer ik uit. Woordvoerders van verschillende fracties hebben gezegd dat zij openstaan voor suggesties. Ik denk dus dat de heer Braakhuis niet bij mij moet gaan winkelen of met mij moet gaan onderhandelen over deze optie. Dat moet hij in de Kamer doen. Ik laat mij vooral uit over de vraag of de dekking en de systematiek kloppen, of het wat dat betreft mogelijk is. Verder is het uiteraard aan de Kamer.

De voorzitter:

Het oordeel van de bewindspersoon is over het algemeen wel van belang voor de leden van de Kamer.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De staatssecretaris zal het met mij eens zijn dat de discussie over het effect dat wordt verwacht van de btw-verhoging belangrijk is. Wij hebben al even gediscussieerd over de twee APE-rapporten. Ik wijs de staatssecretaris ter verdere onderbouwing van de bewijslast op een rapport over de situatie rond theaters in Duitsland. Beide rapporten die ik heb aangehaald, zijn gepubliceerd in het Journal of Cultural Economics. In het rapport over Duitsland, gebaseerd op data van 178 theaters over 40 jaar, is de conclusie dat de prijs inelastisch is, dat er geen effect is. Voor Vlaanderen geldt hetzelfde. Er is recent een rapport gepubliceerd waarin op basis van 517 observaties wordt geconcludeerd dat de prijselasticiteit -0,15 is, dus zelfs de helft. Is de staatssecretaris het met mij eens dat dit nader onderbouwt dat de prijseffecten zeer beperkt zijn?

Staatssecretaris Weekers:

Dit onderstreept ook de conclusie die het kabinet heeft getrokken dat het verantwoord is om deze maatregel door te voeren. Wij baseerden ons daarbij op het eerdere evaluatierapport waaraan ook APE heeft meegewerkt. De data die de heer Dijkgraaf noemt, afkomstig uit buitenlands onderzoek, onderstrepen dat.

Er is nog iets opmerkelijks. APE concludeert dat de vraaguitval bij de vrije theaterproducenten ertoe zal leiden dat de btw-opbrengst 3 mln. lager uitvalt. Bij overige podiumkunsten zou sprake zijn van een vergelijkbaar bedrag dat aan btw wordt misgelopen. Het totaal is dus 6 mln. Daarnaast concludeert APE dat er uitverdieneffecten optreden door verminderde bestedingen in andere sectoren van de economie, ter grootte van 4 mln. APE concludeert op grond hiervan dat er een tegenvaller in de btw-opbrengst zou zijn van 10 mln. Dat bedrag wordt genoemd in het recentste rapport. In het eerste rapport schrijft APE echter dat door gedragseffecten de totale derving voor de hele sector podiumkunsten ongeveer 1 mln. zal bedragen. In een later rapport is het dus ineens ongeveer tien keer zo erg. Dat laat zich dus ook niet rijmen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

In deze rapporten wordt dus aangegeven dat het mogelijk zelfs de helft is van dat bedrag van 1 mln.

Staatssecretaris Weekers:

Laat ik me daar maar niet verder over uitlaten. De rapporten die de heer Dijkgraaf zojuist aanhaalde, zullen ongetwijfeld goed gefundeerd zijn. Ik heb ze echter niet gelezen, ken de inhoud dus niet en ga daar niet blind mijn handtekening onder zetten. Een en ander onderstreept echter wel dat de maatregel als zodanig best verantwoord kan worden genomen.

De heer Groot (PvdA):

Is het niet een beetje formalistisch van de staatssecretaris om zich te verschuilen achter een klein dekkingsgat wat de btw-verhoging op de kunst betreft? Hij heeft toch geconstateerd dat de gehele Kamer enorm veel moeite heeft met die maatregel, dus ook de coalitiepartijen? Laatst heb ik met mevrouw Dezentjé Hamming, een partijgenoot van de heer Weekers, een ander wetje verdedigd. Toen werd er namens het ministerie van Financiën gezegd dat er een gaatje zit van 10 mln. en dat dit binnen de begroting wel zou worden weggepoetst. Is dat in dit geval ook niet mogelijk? Gebruikt de staatssecretaris niet gewoon een formalistisch argument om ons voorstel opnieuw tegen te houden, zelfs in deze gematigde vorm?

Staatssecretaris Weekers:

Er zijn dagen waarop ik geen 10 mln. heb. Dat is namelijk een groot bedrag. Als de Kamer met voorstellen komt om een probleem op te lossen waarmee bijvoorbeeld 1 mln. of € 100.000 is gemoeid, is de goede traditie toch dat er altijd een goede dekking moet zijn? Als de heer Groot tegemoet wil komen aan het bezwaar van de dekking, zou hij de zaak kunnen splitsen. Het ene zou hij wel naar het hogere tarief kunnen laten gaan en hij kan ervoor kiezen om het andere daar voorlopig niet naartoe te laten gaan. Dan heeft hij in elk geval voldoende dekking. Ik weet echter niet of hij daarvoor ook een Kamermeerderheid heeft. Als de heer Groot mij vraagt wat ik ervan vind, antwoord ik dat ik het regeerakkoord moet uitvoeren. Daar waar de samenwerkende partners mij een bepaalde opdracht hebben gegeven, kan ik daarvan alleen maar afwijken als ik van hen op dat punt een alternatief aangereikt krijg dat deugt. Ik adviseer de heer Groot dan ook om met andere partijen te praten. De staatssecretaris van Financiën kan immers niet zeggen dat hij dit op basis van dat pleidooi gaat overnemen. Dat zal de heer Groot ongetwijfeld begrijpen.

De heer Groot (PvdA):

Uit de woorden van de staatssecretaris maak ik op dat het regeerakkoord aan de basis van de afwijzing ligt in plaats van de dekking. Wij hebben eerder immers deugdelijke dekkingen aangegeven, maar toen was het argument dat mensen die een verzekering kopen – dat was de dekking van de assurantiebelasting – opdraaien voor die lagere btw op de kunst. Het is dus steeds een ander argument. Kan de staatssecretaris niet gewoon zeggen dat het regeerakkoord aan de basis van afwijzing ligt en dat hij dus geen enkele dekking accepteert?

Staatssecretaris Weekers:

Waar het mij als staatssecretaris van Financiën om gaat, is dat de aangereikte dekking deugt. Dat betekent dat die echt realiseerbaar moet zijn en dat er dus niet op creatieve wijze met cijfers moet worden omgesprongen. Als je een maatregel neemt om de ene sector te ontlasten, zul je ook heel goed moeten aangeven welke andere belastingplichtigen je belast. De assurantiebelasting zou je best fractioneel kunnen verhogen. Vanuit budgettaire overwegingen is daartegen niets in te brengen. Ik zeg alleen dat het kabinet een andere keuze heeft gemaakt. Hetzelfde geldt voor de podiumkunsten. Als het kabinet de keuze had gemaakt om de podiumkunst te ontzien, zou dat niet in het regeerakkoord staan. Als het gezegd had dat het die besparing in elk geval volgend jaar wil bereiken door middel van het afschaffen van de kleinebanenregeling, zou het die keuze wel hebben gemaakt. Ik heb dergelijke voorstellen ook niet gehoord vanuit dat deel van de Kamer. Mocht de Kamer tot zake kunnen komen, dan is het voor mij mogelijk om aan te geven of het op die wijze kan of niet. Ik accepteer niet dat de Kamer iets schrapt wat 90 mln. oplevert en dat zij daarvoor slechts 80 mln. teruggeeft.

De heer Bashir (SP):

Gisteren heb ik de coalitiewoordvoerders ondervraagd over die btw-verhoging en het leek erop dat ze niet akkoord gingen met de door mij aangedragen dekking, namelijk het niet verlagen van de winstbelasting voor multinationals en grote bedrijven. Daarom heb ik vandaag samen met andere partijen het amendement ingediend met de strekking om in ieder geval de btw-verhoging voor de podiumkunsten met een jaar uit te stellen. Ik onderteken natuurlijk geen voorstellen als daarvoor niet genoeg dekking is. Ik heb dan ook extra dekking gevonden. Deze heeft te maken met de aanpak van constructie uit de spotjes waarover wij allen hebben gesproken, namelijk het investeren in zeevaartmaatschappen, waarbij je meer terugkrijgt dan je inlegt. Daarover hebben wij het in het wetgevingsoverleg uitgebreid gehad. Vorig jaar heb ik hierover Kamervragen gesteld. Het blijkt dat in 2009 en 2010 deze constructie om in zeevaartmaatschappen te beleggen en meer dan je eigen inleg van de fiscus terug te krijgen, 60 mln. heeft gekost; met andere woorden 30 mln. per jaar. Ook in 2011 zou deze regeling dus 30 mln. kosten. Mijn vraag is of er op deze manier wél een goede dekking is. Sterker nog, wij houden nog 20 mln. over.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan dit rekensommetje nu niet een-twee-drie nadoen. Ik zou dus nog niet aan de heer Bashir kunnen bevestigen dat dit bedrag zou kunnen worden opgehaald als ik zijn idee zou uitvoeren. Ik waag het zelfs dit zeer sterk te betwijfelen. Misschien wordt het antwoord mij zo aangereikt; anders kom ik hierop later terug. Als de heer Bashir dat wil, kunnen wij straks sowieso nog even over die scheepvaartmaatschappen spreken.

De heer Bashir (SP):

Dat lijkt mij inderdaad goed.

Staatssecretaris Weekers:

Inmiddels is de informatie mij aangereikt. De opbrengst die voortvloeit uit het verzoek van de heer Bashir om zo snel mogelijk die uitzondering te maken op de regeling tijdelijke willekeurige afschrijving investeringen in zeeschepen door ib-ondernemers, wordt op ongeveer 2 mln. geschat. De heer Bashir heeft dus nog 8 mln. nodig.

De heer Bashir (SP):

Dat vind ik wel opmerkelijk. Vorig jaar heb ik hierover Kamervragen gesteld. Misschien kan ik de antwoorden zo meteen even uitprinten en aanreiken. Daarin staat gewoon: 60 mln. voor twee jaar, dus 30 mln. het eerste jaar en 30 mln. het tweede jaar. Nu wordt dit met een jaar verlengd. Ik wil daarop een uitzondering maken. Dan zouden wij ook in 2011 30 mln. moeten overhouden.

Staatssecretaris Weekers:

Geef mij anders even de tijd om het rekensommetje goed te maken, want er zal consistentie moeten zijn tussen datgene wat vorig jaar is geantwoord aan de Kamer en wat ik nu antwoord. Dit bedrag van 30 mln. komt rijkelijk royaal op mij over. De heer Bashir krijgt hierop echter nog een preciezer antwoord.

De voorzitter:

Het gaat om een amendement. Wij moeten het antwoord dus wel tijdig, voor de stemming, ontvangen.

Staatssecretaris Weekers:

Voor de stemming, uiteraard, en zo mogelijk vanavond nog.

Ik heb het nog even over de btw voor podiumkunsten. De heer Groot en de heer Koolmees maken zich zorgen over de mogelijke afbakeningsproblematiek en de uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst. Als voorbeeld werd genoemd een optreden in een cultuurcentrum en de toegang tot een attractiepark waar ook een voorstelling wordt gegeven. Hierbij benadruk ik dat bij de tariefbepaling uitsluitend de aard van de prestatie van belang is. De plek waar de prestatie wordt uitgevoerd is niet leidend. Wel is er een grote rol weggelegd voor de hoofdprestatie van een instelling. Als je een kaartje koopt voor een attractiepark en als je in dat attractiepark een aantal acteurs tegenkomt, waarvoor geen aparte prijs in rekening wordt gebracht, speelt dit ondergeschikte element geen rol in de tarieftoepassing.

Verder zal een ander tarief op zichzelf niet leiden tot extra administratieve lasten bij de sector. De Belastingdienst verwacht geen grote problemen. Zoals ik eerder aangaf, hebben wij tussen 1979 en 1998 al de ervaring gehad dat de podiumkunsten onder het hoge tarief vielen en een flink aantal andere zaken, zoals kermissen, attractieparken en circussen, onder het lage tarief. Wij hebben die afbakening van toen dus nog heel goed in beeld. In de laatste 30 jaar hebben wij langer met een onderscheid, met verschillende tarieven, te maken gehad dan met een uniform tarief. Als de leden echter willen komen tot een uniform tarief en voorstellen om alles uniform te maken in dit land, ben je alle afbakeningsproblemen kwijt. Dat zou werkelijk tot een administratievelastenverlichting leiden, zowel bij ondernemers als bij de Belastingdienst. Daarop zal ik, zoals gezegd, in de startnotitie terugkomen. Hierin zou wel behoorlijk wat winst te bereiken zijn. Dan is er ook de mogelijkheid om wat je daarmee extra ophaalt, te steken in gerichte lastenverlaging op arbeid.

Er is nog een ander heikel onderwerp besproken in de Kamer, namelijk de afschaffing van de heffingskortingen in box 3. In de eerste plaats heeft de heer Dijkgraaf gevraagd of ik bereid ben, te monitoren wat er gebeurt met de maatschappelijke beleggingen na de afschaffing van de heffingskorting. Er vindt in dit verband regelmatig overleg plaats met de banken en de uitvoerder van de verschillende maatschappelijke beleggingen, Agentschap NL. In deze overleggen worden ook de cijfers voor wat betreft de omgang van belegd vermogen et cetera besproken. De monitoring vindt dus al plaats en wordt in diverse rapportages publiek gemaakt. In de toekomst zal dit niet anders zijn. Mijnheer Dijkgraaf, u kunt dus aan de hand van de reguliere publicaties volgen wat hier gebeurt.

De heer Slob heeft gewezen op de onderuitputting van met name de EIA. Hij verwijst hiervoor naar de begroting van het ministerie van Economische Zaken van 2009. Hij constateert dat er een forse onderputting van de EIA heerst. Waarom kom ik nu ineens op de EIA? Dit komt omdat de heer Slob die heeft aangeduid als mogelijk dekkingsmiddel om het afschaffen van de heffingskortingen een zachte landing te laten maken; met andere woorden: om een stuk overgangsrecht te introduceren. Op zich heb ik begrip voor het verzoek van de Kamer om in dit kader overgangsrecht te creëren, maar tegelijkertijd zit ik met budgettaire problemen.

De tijdelijke EIA kent een forse onderuitputting. De tijdelijke EIA is in het kader van het crisispakket ingesteld. Economische Zaken heeft deze twee regelingen, dus de reguliere, structurele EIA en de tijdelijke regeling, bij elkaar opgeteld. Het lijkt daardoor alsof er sowieso structureel heel veel geld is voor de EIA. Er is echter structureel genoeg geld om de zaak in slechte en in goede tijden uit te middelen en ervoor te zorgen dat je een houdbare regeling hebt. In het kader van de crisis is daar tijdelijk behoorlijk wat bovenop gezet.

De onderuitputting bij de reguliere EIA MIA/Vamil is dus veel beperkter en die moeten wij dus echt reserveren om voortijdige sluiting te voorkomen. Ik heb natuurlijk goed geluisterd naar de bezwaren in de Kamer. De heer Slob heeft gevraagd of wij de zachte landing van de heffingskortingen kunnen financieren uit het restant van de tijdelijke EIA en een zeer beperkte tijdelijke aanpassing van de EIA MIA/Vamil. Ik kan melden dat wij vanochtend hebben nagekeken wat dat is. Dat is 63 mln. De aanpassing, datgene wat je nog extra nodig hebt bovenop de 63 mln., is zodanig beperkt dat die de gebruikers niet merkbaar raakt.

De heer Slob heeft twee amendementen ingediend en bovendien een motie. Het amendement op stuk nr. 42 was zodanig geformuleerd dat daarin geen concrete dekking werd aangegeven waar ik mee uit de voeten kon. De heer Slob heeft gisteren wel nog een motie ingediend, waarin hij heeft aangegeven waar de dekking gevonden zou moeten worden. Als die twee zaken in elkaar worden geschoven en ik van de heer Slob een amendement krijg waarin de dekking deugdelijk wordt geregeld, dan kan ik daar heel goed mee leven. Het budgettaire verlies moet in dat geval in hetzelfde amendement worden goedgemaakt door een dekking. Wat mij betreft kunnen hiervoor de 63 mln. uit de tijdelijke EIA ingezet worden en verder moet er nog een beetje aan een paar knoppen gedraaid worden.

De heer Slob (ChristenUnie):

We praten hier natuurlijk over een afspraak in het regeerakkoord. Daarom complimenteer ik de staatssecretaris ermee dat hij toch de bereidheid heeft getoond om na te denken over de vraag hoe wij de invoering ervan op een verantwoorde manier kunnen uitvoeren, zonder dat daardoor grote schade gaat ontstaan. Daarom heb ik een pleidooi gehouden voor een zachte landing en een geleidelijke afbouw. Ik heb goed naar de staatssecretaris geluisterd. Ons eigen denken heeft in de afgelopen uren ook niet stilgestaan. Het is volgens mij het fraaiste om de dekking in het amendement op te nemen. Daarom zal ik de twee amendementen die ik op dit punt heb ingediend, nader wijzigen. Daarbij zal ik gebruikmaken van de ruimte die de staatssecretaris geboden heeft en waar ikzelf al de vinger bij had gelegd: de EIA-regeling en een beperkte draai aan de knoppen om het bedrag helemaal rond te krijgen voor de drie jaar die we daarvoor uittrekken. Dat betekent, mevrouw de voorzitter, dat ik mijn motie intrek. Ik zal ervoor zorgen dat het amendement vandaag nog nader gewijzigd zal worden. Ik dank de staatssecretaris nogmaals voor deze samenwerking, niet vanwege onze inzet ervoor, maar met name vanwege al die ondernemers die nu niet keihard getroffen worden door wat er op hen af leek te komen.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Slob (32504, nr. 51) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Weekers:

Ik dank de heer Slob voor het creatief meedenken, waardoor een aangekondigde maatregel, waar wel degelijk een bepaalde visie achter zit, genomen kan worden. Door er aldus een zachte landing aan te geven, kan iedereen zich er goed op instellen. Als we dit hoofdstuk op deze wijze kunnen afsluiten, hebben wij het buitengewoon constructief met elkaar kunnen doen.

Ik ga verder met de faciliteiten voor mkb-beleggingen. Mevrouw Neppérus heeft gisteren – eerder trouwens ook al – gezegd dat de faciliteiten voor mkb-beleggingen sympathiek op haar overkomen maar dat ze zeer complex zijn. Ze heeft gevraagd hoe ik aankijk tegen vergelijkbare regelingen in het buitenland, die wel uitvoerbaar blijken. De heer Omtzigt heeft gevraagd of voor die faciliteiten geen eenvoudiger regeling mogelijk is, mede gelet op vergelijkbare regelingen in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.

Als er eenvoudiger regelingen mogelijk waren geweest, had het kabinet daar zeker voor gekozen, vorig jaar al. De faciliteiten voor mkb-beleggingen zijn een paar keer in de Kamer besproken. We hebben daarmee naar de Europese Commissie moeten gaan, omdat het aanvankelijke voorstel elementen van staatssteun bevatte. Uiteindelijk is het op last van de Europese Commissie dat er van de oorspronkelijke bedoeling weinig overbleef. De Raad van State maakt er ook gehakt van en niet de minste fiscaal rechtsgeleerde, professor Stevens, heeft hetzelfde gedaan.

Niet voor niets is uiteindelijk in het regeerakkoord afgesproken dat de faciliteiten voor mkb-beleggingen er niet zouden komen. Het zou ook wel een beetje raar zijn. Nu wordt namelijk een operatie doorgevoerd, op basis van afspraken in het regeerakkoord, waarbij een aantal heffingskortingen wordt afgebouwd. De heffingskorting voor groen beleggen en de heffingskorting voor sociaal-cultureel en maatschappelijk beleggen worden afgebouwd. Het zou raar zijn als er vervolgens een nieuwe heffingskorting en nog wat andere zaken rondom mkb-beleggingen voor terugkomen. Het staat niet voor niets in het regeerakkoord. Ik hecht er dan ook zeer aan. Dat doe ik niet alleen omdat het in het regeerakkoord staat. We hebben natuurlijk naar aanleiding van de vragen van mevrouw Neppérus, de heer Omtzigt en de heer Groot bekeken hoe het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk het geregeld hebben. In die regelingen zijn vergelijkbare voorwaarden opgenomen met betrekking tot de omvang van het bedrijf, het uitsluiten van bepaalde sectoren, de koppeling aan emissie van aandelen, het maximum per bedrijf, de anticumulatie met andere steun et cetera et cetera et cetera. Deze complexe voorwaarden zijn dus ook in die landen – en dat is niet zo verbazingwekkend – noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de Europese eisen voor staatssteun. De maximale fiscale voordelen daarentegen zijn in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk aanzienlijk groter, waardoor de administratieve lasten en de uitvoeringskosten verhoudingsgewijs, ten opzichte van de fiscale voordelen, een stuk beperkter zijn. Dergelijke omvangrijke fiscale voordelen zijn in Nederland ongekend en zouden bovendien gepaard gaan met een dienovereenkomstige budgettaire derving. Dat geld is er niet. Dus al zou je een regeling willen zoals in Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk, het heeft alleen maar zin om een hele bureaucratie daaromheen op te tuigen als het ook echt in budgettaire zin behoorlijk wat voorstelt. Als dat niet het geval is, wegen de plussen uiteindelijk echt niet meer op tegen de minnen. Nogmaals, er is niet voor niets al eerder nagedacht over dit onderwerp.

Er is over dit onderwerp een amendement ingediend door de heer Omtzigt, dat mede is ondertekend door mevrouw Neppérus en de heer Groot. Ik moet dit amendement ten stelligste, echt ten stelligste, ontraden. Ik vraag de heer Omtzigt en de mede-indieners om dit amendement in te trekken. Het kan niet zo zijn dat zij gisteren, vorige week maandag en de maandag daarvoor aan mij vragen om een vereenvoudigingsagenda te presenteren om vervolgens, nog voordat er gestemd is over het Belastingplan, daar zelf een uitermate complexe regeling aan toe te voegen. Dat vind ik onbegrijpelijk. Als ik gevraagd wordt om nog eens creatief te kijken of er iets mogelijk is wat in andere landen al wordt gedaan en wat vrij gemakkelijk hier kan worden overgenomen, heb ik die bereidheid gehad. Als er lumineuze ideeën zijn voor simpele regelingen, sta ik daar niet bij voorbaat afwijzend tegenover. Dit amendement echter moet ik ten sterkste ontraden.

De voorzitter:

Mevrouw Neppérus stond als eerste bij de microfoon, maar het amendement is van de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (CDA):

Van mevrouw Neppérus, de heer Groot en mijzelf, voorzitter.

Voorzitter. We hebben nu drie keer schriftelijke vragen gesteld. Drie keer komt het antwoord dat er bereidheid bestaat, maar geen enkele reden waarom het mkb niet op enige wijze tegemoetgekomen kan worden. Het mkb heeft juist ontzettend hard extra eigen vermogen nodig, nu de banken nog steeds te weinig financieren aan het mkb. Wij doen een concreet voorstel, dat drie belangrijke vereenvoudigingen bevat. De vorige Actal-toets was 0,4 mln. Als dat heel veel administratieve lasten zijn, zal ik alle wetsvoorstellen van het kabinet daaraan afmeten. Ik verzoek de staatssecretaris om eens helder aan te geven welke bereidheid er wel is om ervoor te zorgen dat het mkb makkelijker aan kapitaal komt. Er staat trouwens ook in het regeerakkoord dat het eigen vermogen meer gestimuleerd wordt dan het vreemd vermogen, dus ook daaraan geven wij met dit amendement uiting.

Staatssecretaris Weekers:

Ten eerste. Als het regeerakkoord erbij wordt gehaald, wijs ik heel simpel op het feit dat daarin expliciet staat dat een fiscale faciliteit voor de mkb-belegging niet wordt ingevoerd. Ten tweede. We zijn het eens over de nood die het mkb heeft om aan kapitaal te komen. Bij het ministerie van ELI is een regeling voor de groeifaciliteit, waarbij garanties worden verstrekt wanneer er participaties worden genomen in het mkb. Ik verwijs de heer Omtzigt daarom echt naar de begrotingsbehandeling van ELI. Daar moet hij dit debat verder voeren, want fiscaal zie ik op dit moment geen ruimte.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik blijf even zitten met het feit dat dit allemaal voortkomt uit moties en gedachten van de Kamer zelf. Als het "onuitvoerbaar" heet, moet er dus toch wel even wat gebeuren, denk ik. Daarom toch de vraag waarom het nu zo anders is dan eerder. Bovendien zegt de staatssecretaris dat als er faciliteiten zijn voor dat eigen vermogen van ondernemingen – daar zit het hem natuurlijk in, dat je het wilt kunnen aantrekken – hij daarvoor wel openstaat. Wil hij meer doen dan ons alleen maar te verwijzen naar de vaste commissie voor ELI en toch nog eens op korte termijn kijken of er fiscaal wellicht toch nog iets nodig is?

Staatssecretaris Weekers:

Ten eerste. Fiscaal en budgettair heb ik geen ruimte. Ook qua tijd wordt het erg krap om tussen nu en morgenmiddag met iets geheel nieuws te komen. Dat zeg ik niet toe, simpelweg omdat ik een dergelijke toezegging niet kan nakomen. Ik vraag daarvoor begrip. Ten tweede. Er is heel goed nagedacht over het voorstel dat al eerder in de Kamer is besproken. Het is niet voor niets dat het tot twee keer toe, als ik mij goed herinner, is uitgesteld en dat er de gang naar de Europese Commissie is geweest. Uiteindelijk is het afgelopen zomer toch in het oorspronkelijke Belastingplan terechtgekomen, nadat het behoorlijk was aangepast aan de eisen van de Europese Commissie. Ik heb zojuist al gezegd dat iedereen in het artikel van professor Stevens kan lezen wat voor een gedrocht van een regeling dit is. Er is niet voor niets uiteindelijk gezegd: dit zou je niet moeten willen. Vandaar dat een passage is opgenomen in het regeerakkoord. Ik zie voor mijzelf op dit moment geen enkel alternatief. Als ik op welke manier dan ook constructief om kan gaan met de strekking en de geest van wat de Kamer wil, en ik heb daar de ruimte voor, zal ik dat zeker doen. Zo zit ik in elkaar. Dat heb ik op andere onderdelen gedaan en zo zal ik mij in de toekomst ook opstellen. Als er dus nog wat te bedenken valt dat past in onze vereenvoudigingsagenda en in een agenda die ook voor de Belastingdienst goed uitvoerbaar is, sta ik daarvoor open. Ik pas ervoor dat twee voor twaalf nog even een amendement met een dergelijke strekking erin wordt gefietst, want daar kan ik echt niet mee leven.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik wil de woorden van de staatssecretaris uiteraard zwaar wegen. Als iets niet uitvoerbaar is, moet dat natuurlijk zwaar wegen. Dat de staatssecretaris niet binnen zoveel uur – ik geloof binnen zestien uur – een brief wil schrijven, kan ik mij ook goed voorstellen. Maar zou hij wel bereid zijn om er de komende twee, drie maanden eens intensief over na te denken en dan aan de Kamer te rapporteren?

Staatssecretaris Weekers:

Waar ik mevrouw Neppérus op kan wijzen, is dat het regeerakkoord in elk geval ook uitademt dat het kabinet ondernemerschap wil stimuleren. Er zijn diverse fiscale faciliteiten voor het midden- en kleinbedrijf. Je hebt de mkb-winstvrijstelling en de ondernemersvrijstelling. Ik wees al op de groeifaciliteit via Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Ik kan mij het volgende voorstellen. Op de ondernemersregelingen wil ik sowieso terugkomen in de startbrief. Ik zal mij hierover ook met het ministerie van ELI verstaan. Het thema is dus niet weg als het amendement geen integraal onderdeel wordt van het Belastingplan. Ik wil de Kamer alleen dringend in overweging geven, dit nu niet te doen en zich er op dit moment bij neer te leggen dat deze faciliteit toch niet de beste weg is. Ik zeg dan uiteraard toe dat dit onderwerp niet van de agenda is en dat we daar uiterlijk op het moment dat de startnotitie komt, verder met elkaar over spreken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Net heb ik vanuit de oppositie constructief met de staatssecretaris de groenregeling op een goede manier kunnen regelen. Nu botst hij keihard met coalitiegenoten. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen dat hij er niet mee kon leven. Maar gezien de ondertekening, heeft het amendement een meerderheid in de Kamer. Wat betekent dit als het amendement morgen in stemming wordt gebracht, de ondertekenaars er met hun fracties voor gaan stemmen en het wordt aangenomen?

Staatssecretaris Weekers:

Het zal niet zo zijn dat ik dan aftreed. Dat vind ik over dit onderwerp wat te zwaar. U moet mijn woorden verstaan als een heel stellige ontrading van aanneming van het amendement. Ik begrijp werkelijk niet dat dit amendement op dit moment op deze wijze wordt ingediend. Ik begrijp dat niet.

De heer Slob (ChristenUnie):

U hebt wel de zware woorden "ik kan er niet mee leven" in de mond genomen. Dat betekent politiek altijd: als het aangenomen wordt, ben ik weg. Dat hebt u nu in die zin ontkracht. Betekent dat in feite dat u hier even stoom heeft afgeblazen in de richting van een aantal partijen vanwege hetgeen waar ze op het laatste moment mee zijn gekomen, en dat we vanaf morgen weer rustig met elkaar doorgaan?

Staatssecretaris Weekers:

Zo kunt u mijn spontaniteit op dit moment duiden, ja.

De heer Groot (PvdA):

Het zou des temeer merkwaardig zijn als de staatssecretaris zou aftreden vanwege een amendement waar hij 18 november vorig jaar nog zelf heeft voorgestemd. Dat zou een heel vreemde situatie zijn. Ik stel echter ook vast dat in het nieuwe amendement een aantal vereenvoudigingen is aangebracht ten opzichte van de vorige situatie. We hebben te maken met een eenvoudige regeling. Dan vraag ik nogmaals waarom de staatssecretaris daarmee niet uit de voeten kan, temeer omdat hij als Kamerlid zelf heeft ingestemd met een regeling die veel ingewikkelder was dan de regeling die nu voorligt.

De voorzitter:

Ik kan nu ongeveer letterlijk herhalen wat de staatssecretaris vijf minuten geleden op deze vraag heeft geantwoord. Ik hoop dat hij dat niet helemaal herhaalt.

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal het niet herhalen, voorzitter. Ik zal een extra argument geven dat de heer Groot er misschien toe zou kunnen brengen genoegen te nemen met de toezegging die ik zojuist in de richting van mevrouw Neppérus deed. Het amendement is inderdaad aangepast ten opzichte van eerdere voorstellen. Omdat het is aangepast, zal het echter opnieuw moeten worden voorgelegd aan de Europese Commissie om te bezien of een nieuwe notificatie noodzakelijk is. We zien dat het wederom zeer complex is. Laten we alsjeblieft geen kruistocht houden tegen een bepaald idee dat ooit met de beste bedoelingen is gelanceerd en waar een groot deel van de Kamer achterstond, maar waar intussen van is gebleken dat het zoveel haken en ogen heeft. Waarom zouden we op dat pad voortgaan? Waarom zouden we onze tijd en energie nu verspillen door met een nieuw voorstel naar de Europese Commissie te gaan? Dan zou ik zeggen: geef mij de tijd en de ruimte als nieuwe staatssecretaris om te bekijken hoe ik dat ondernemerschap echt op de kaart kan krijgen. Ik hoop dat de Kamer mij dat vertrouwen in elk geval geeft.

De voorzitter:

Ik wil wel opmerken dat je een amendement niet kunt aanhouden. Dat zou je bij een motie nog kunnen doen, maar dat is nu wat complicerend.

Staatssecretaris Weekers:

Ik vraag ook niet het amendement aan te houden. Ik vraag het amendement in te trekken. Dat is mijn uitdrukkelijke wens. De Kamer kan het voorgestelde er toch in amenderen en kan daarbij ook nog zeggen dat de staatssecretaris zelf maar moet bepalen wanneer het ingaat. Ik vind het zo jammer van de energie die beter ergens anders in gestopt kan worden. Als de Kamer over een jaar niet overtuigd is dat ik tot het uiterste ben gegaan om wel iets werkbaars voor ondernemers te realiseren, staat het haar vrij het dan te amenderen. We hebben elk jaar een belastingplan.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog met de werkkostenregeling.

Staatssecretaris Weekers:

Misschien nog een laatste opmerking, want dan is mijn stoom over het vorige punt helemaal afgeblazen. Het amendement van de heer Omtzigt was ook nog ongedekt.

De heer Braakhuis heeft gevraagd of ik bereid ben de diensten van architecten onder het verlaagde btw-tarief voor renovatie te brengen. Los van de vraag of ik daartoe bereid ben, mag het niet van Europa. De btw-richtlijn maakt het alleen mogelijk het verlaagde btw-tarief toe te passen op renovatie en herstel van particuliere woningen. Diensten van architecten zijn niet aan te merken als renovatie- en herstelwerkzaamheden en vallen daarom niet onder het verlaagde btw-tarief op arbeidskosten bij renovatie aan de woning. Ik verwacht wel dat de aan de bouwsector grenzende branches, waaronder de architectenbranche, indirect zullen meeprofiteren van die btw-maatregel. Als de zaak in de bouw en de woningmarkt eenmaal op gang komt, krijgen de architecten het vanzelf drukker. Ik hoop dat daarmee wel een indirect effect optreedt.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Niet dat ik heel veel aandacht aan dit punt wil besteden, maar een architect die een dakkapel uittekent voor een renovatie is toch iemand die hand-en-spandiensten verleend aan een renovatie?

Staatssecretaris Weekers:

Dat zou je zo zeggen. We hebben in elk geval gemeend naar de letter en de geest van de btw-richtlijn te moeten handelen. Het leeuwendeel van het werk van architecten bestaat niet uit het uittekenen van dakkapellen. Ik moet zien of dit past binnen de huidige regeling. Als dat kan, zal ik dat de heer Braakhuis uiteraard melden. Het is voor mij in ieder geval niet mogelijk de btw-maatregel als zodanig uit te breiden.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dat begrijp ik. Ik denk wel dat de staatssecretaris het architectenvak misschien iets te romantisch voorstelt: het tekenen van mooie gebouwen en zo. Ik vrees dat heel veel van dit soort werk ook door architecten moet worden gedaan, want anders krijg je domweg geen vergunning. Ook bij de serre van de staatssecretaris zal het nodig zijn. Ik vraag hem toch dit punt te onderzoeken en te kijken of er een mouw aan te passen valt, temeer omdat het zijn doelstelling was om de drempel te verlagen en de sector te stimuleren. Daarom verwacht ik dat dit ook kan worden meegenomen.

Staatssecretaris Weekers:

Als ik ergens een mouw aan kan passen binnen de strekking en geest van datgene wat ik al heb voorgesteld en datgene wat ook mag in Europees verband, ben ik natuurlijk altijd daartoe bereid. Ik wil hier echter niet de illusie wekken dat wij straks voor architecten op grote schaal een lager btw-tarief kunnen heffen voor nog een halfjaar.

De heer Omtzigt heeft gevraagd of ik bereid ben om aan het eind van 2011 een kleine tussenevaluatie te houden van de werkkostenregeling. Net als de heer Omtzigt ben ik erg benieuwd naar het aantal werkgevers dat al per 1 januari de overstap maakt naar de werkkostenregeling. Ik wil dan ook aan het eind van het jaar een peiling doen naar het gebruik van de werkkostenregeling. Dan kijk ik ook hoeveel bedrijven al voorbereidingen treffen. Dat is essentiële informatie om straks eventueel weer wat stappen verder te zetten. Het is een buitengewoon redelijk verzoek en ik zal er graag aan voldoen.

De heer Van Vliet heeft gevraagd waarom in de werkkostenregeling een uitzondering wordt gemaakt voor vakliteratuur en inschrijving in beroepsregisters. Zijn achterliggende gedachte is dat dit toch niet past in de vereenvoudigingsagenda. Dat laatste snap ik zeer, maar eerst beantwoord ik de vraag waarom een uitzondering wordt gemaakt. Relatief veel werkgevers, zo'n 20%, hebben baat bij de voorgestelde wijziging, terwijl het om een relatief bescheiden aandeel in de totale budgettaire lasten van onbelaste vergoedingen en verstrekkingen gaat. Ik ben het natuurlijk van harte eens met het pleidooi van de heer Van Vliet om de werkkostenregeling zo eenvoudig mogelijk te houden. Als zijn achterliggende vraag is om te onderzoeken of verdere vereenvoudiging mogelijk is, wil ik dat graag doen. In zekere zin is de verruiming voor vakliteratuur en inschrijvingskosten voor de beroepsregisters ook een vereenvoudiging. Dat klinkt misschien gek. Maar alle vergoedingen en verstrekkingen op het punt van onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden die nodig zijn voor de vervulling van de dienstbetrekking, worden nu onder één noemer gebracht, dus dat is een vereenvoudiging. En als je dit niet onder de vrijstelling zou brengen, zou er weer een onderscheid zijn tussen vakliteratuur die op het werk wordt bezorgd en vakliteratuur die thuis wordt bezorgd. Juist dat onderscheid willen wij weghalen, want dat begrijpen mensen niet. Om die reden lijkt het mij zinvol om nu door te voeren wat in het Belastingplan staat. Dat laat onverlet dat ik bereid ben om samen met de heer Van Vliet en anderen – die wens leeft heel breed in de Kamer– te zien of wij verdere vereenvoudigingsslagen kunnen doorvoeren.

De voorzitter:

Is de staatssecretaris hiermee gekomen aan het eind van het blokje "werkkostenregeling"?

Staatssecretaris Weekers:

Nee, ik heb daarover nog een vraag van de heer Omtzigt en een vraag van de heer Slob. Die zal ik eerst behandelen.

De heer Slob heeft vragen gesteld over de fiscale mogelijkheden voor telewerken. Ik denk dat er sprake is van een misverstand, want onder de werkkostenregeling blijft het mogelijk om thuiswerkfaciliteiten onbelast te verstrekken. Het gaat met name om arbogerelateerde verstrekkingen, zoals het bureau, de bureaustoel, het beeldscherm en de verlichting. De werkgever kan een complete werkplek thuis installeren volgens de arbovoorschriften. Dat is in de toekomst gewoon mogelijk. Onder het huidige regime, dat per 1 januari 2011 niet meer geldt, geldt een soortgelijke regeling voor arboverstrekkingen met dien verstande dat er eisen zijn aan het aantal dagen dat iemand thuis moet werken. Zo'n dageneis is moeilijk controleerbaar. Waarom doe je dat eigenlijk? Als die werkgever en die werknemer samen overeenkomen dat thuiswerken een goed idee is en de werkgever daarin wil investeren, zal dat zeker zo gebruikt worden. Ik vind het dus belangrijk dat we ook de dageneis schrappen.

Verder gelden nu nog wat andere administratieve voorwaarden. Het grootste verschil is dat er met de huidige regeling, die zo meteen weggaat, ook nog een plafond is van € 1815. Er zit echter geen plafond aan die arboverstrekkingen. Behalve dat men thuis een arbowerkplek kan inrichten, kunnen onder de werkkostenregeling ook onbelast computers en telefoons worden verstrekt die mede op kantoor worden gebruikt. De laptop kan gewoon mee naar huis, maar thuis kan conform de arboregels een groot beeldscherm worden neergezet. De voorwaarden voor de computers en telefoons die mede thuis worden gebruikt, veranderen dus niet.

Ik wil het misverstand wegnemen dat het zou gaan om een bezuiniging van 9 mln. Dat is niet het geval. De budgettaire lasten die met de werkruimte thuis samenhangen, zijn gebruikt om een forfait te maken dat de werkgever vervolgens naar eigen inzicht kan gebruiken. In het regeerakkoord staat verder inderdaad dat telewerken gestimuleerd zal worden, onder meer door verruiming op het punt van arboverstrekkingen. Voorstellen daartoe zullen van het ministerie van SZW komen. De heer Slob heeft op dit punt nog een amendement ingediend. Ik neem aan dat dit amendement niet meer nodig is door de argumentatie die ik zojuist heb gegeven.

De heer Omtzigt heeft met betrekking tot de werkkostenregeling gevraagd of de bijstelling van € 5 per nacht voor de zeevaart achterwege kan blijven, net als bij de maaltijden voor de arts, de brandweerman of de zeeman. Zeevarenden kunnen zich namelijk niet onttrekken aan een verblijf aan boord. Daarmee heeft de heer Omtzigt zeker een punt. Bij de invulling van de waardering van verstrekking op de werkplek is het niet de bedoeling geweest om deze waarderingsregeling toe te passen in gevallen waarin een werknemer niet naar huis kan om in zijn eigen bed te slapen. Dat is ook nu niet het geval. Ik zal bekijken of hieraan een mouw te passen is in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Ik hoop dat ik de heer Omtzigt hiermee wat comfort kan bieden.

Er vallen nog twee zaken onder dit blokje: de ambtswoning voor de burgemeester en de fiets. Dat is overigens echt het laatste. De heer Dijkgraaf heeft gevraagd of ik met de minister van Binnenlandse Zaken in overleg wil treden over de ambtswoning voor de burgemeester. Ik begrijp uit zijn woorden dat mijn schriftelijke uitleg misschien niet geheel strookt met de manier waarop het ministerie van Binnenlandse Zaken tegen deze zaak aankijkt. Dat kan natuurlijk niet, want de regering spreekt met één mond. Ik zeg de heer Dijkgraaf daarom graag toe dat ik mij zal verstaan met het ministerie van BZK en dat ik ook andermaal de fiscale behandeling van de burgemeesterswoning bij het ministerie van BZK onder de aandacht zal laten brengen. Er loopt bij BZK een discussie over de vraag of ambtswoningen ook echt moeten worden aangeboden. Ik weet niet of die discussie al is afgerond, maar ik zal daarop op een gepast moment terugkomen.

De heer Braakhuis heeft enige aanvullende vragen gesteld over de fiets. Ik waardeer het overigens dat hij gisteren lovende woorden sprak nadat ik in mijn brief van afgelopen vrijdag omstandig had uiteengezet wat de fiscale ruimte is voor zo'n fiets. Natuurlijk zijn er administratieve lasten verbonden aan het toekennen van een woon-werkvergoeding en aan het faciliteren van de aanschaf van een fiets. De heer Braakhuis vroeg daarnaar. Het combineren van dergelijke regelingen, zoals de aanschaf van een fiets met de woon-werkregeling en het omzetten in een lening, brengt wel wat administratieve lasten met zich mee, maar eigenlijk geen extra administratieve lasten. Men verwerkt alles gewoon bij de administratie van de fiets. De Belastingdienst is op dit moment in het kader van de introductie van de werkkostenregeling al bezig met voorlichting over de bedrijfsfiets. Graag zeg ik toe dat ik ook op de website van de Belastingdienst hieraan aandacht zal schenken. Ik zal daarbij ingaan op de mogelijkheden om de reiskostenvergoeding te gebruiken voor de aflossing van de lening voor de aanschaf van een fiets. In de brief die ik vrijdag aan de Kamer heb gestuurd, viel mij op dat er nog een vereenvoudiging op het fietsdossier is te realiseren door geen nadere voorwaarden voor het gebruik te verbinden aan de renteloze personeelslening voor de aanschaf van een fiets, een elektrische fiets of een elektrische scooter. In de huidige situatie moet er getekend worden dat het vervoermiddel minimaal een aantal dagen wordt gebruikt. Ik geloof niet dat ik belastingambtenaren moet gaan inzetten om dat te controleren. Als ik dat niet kan of wil doen, is het onzinnig om dit soort eisen op te nemen. Laat dat gewoon een goede afweging zijn tussen werkgever en werknemer. Ik zal de Uitvoeringsregeling loonbelasting daartoe aanpassen.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik kom terug op de verruiming van de werkkostenregeling. Bij de technische briefing over het Belastingplan 2011 hebben de ambtenaren van de minister verklaard ...

De voorzitter:

Dat was een besloten briefing.

De heer Van Vliet (PVV):

De stelling van het ministerie van Financiën is dat de verruiming van de werkkostenregeling mede tot stand is gekomen onder invloed van lobbygroepen. De staatssecretaris zegt dat 80% van de werkgevers er niet van profiteert. Als lobbygroepen op deze manier hun zin krijgen, zal in de toekomst sprake zijn van tig uitzonderingen op welke vereenvoudigingsmaatregel dan ook.

Staatssecretaris Weekers:

Heel veel onderdelen van wetgeving zijn een gevolg van activiteiten van lobbygroepen. Ook hier wordt op het allerlaatste moment een amendement voorgesteld waar behoorlijke lobby's achter zitten. Het gaat erom dat je goed kijkt naar de argumenten. Als de argumenten steek houden, dan moet je er gehoor aan geven. Zo niet, dan moet je dat niet doen. Gedurende mijn ambtsperiode zal ik vooral op het thema "eenvoud" toetsen. Die toezegging heb ik de heer Van Vliet al eerder gedaan. Als er lobby's komen om voor een kleine groep allerlei uitzonderingen te creëren die de nodige complexiteit in de uitvoering met zich meebrengen, dan zal men bij mij geen gewillig oor vinden. Wat deze specifieke regeling betreft heb ik daarnet aangegeven waarom ik van oordeel ben dat wij die nu verantwoord kunnen opnemen. Het is niet strijdig met het streven naar eenvoud.

De heer Omtzigt (CDA):

U zegt twee wijzigingen in de Uitvoeringsregeling loonbelasting toe. Wilt u nadat de regeling veranderd is, de Kamer een afschrift daarvan doen toekomen met de wijze waarop de veranderingen zijn geïmplementeerd? Bij die overnachtingen is sprake van een lastige afbakeningsproblematiek. Met die boorplatforms zijn wij zo klaar – daar kun je niet van ontsnappen – maar bij slaapdiensten ligt dat ingewikkeld. Wij vertrouwen erop dat het goed uitgevoerd wordt, maar wij willen graag zien hoe het gebeurt.

Staatssecretaris Weekers:

Ik begrijp die vraag goed. Het is een aangelegen punt van de heer Omtzigt, dus het is logisch dat hij wil weten hoe het precies wordt uitgevoerd. Ik zeg het graag toe.

De heer Slob (ChristenUnie):

De staatssecretaris heeft mij in overweging gegeven mijn amendement rond het telewerken in te trekken. Hij zegt dat er een misverstand is geweest. Wij kregen te horen dat wij, als wij het wél onder de werkkostenregeling wilden laten vallen, een amendement moesten indienen waarmee 9 mln. gedekt werd. De staatssecretaris zegt dat er geen sprake is van een versobering. Er vindt geen bezuiniging plaats als het gaat om het telewerken. Sterker nog, eigenlijk wordt het maar mooier op, want wij halen wat beperkende eisen weg. Verder wordt het plafond weggehaald, omdat het nu door de Arbeidswet gedekt kan worden. Heb ik de minister zo goed begrepen?

Staatssecretaris Weekers:

Zo heeft de heer Slob mij goed begrepen. Er is gesproken over een bepaalde budgettaire derving. In de oude regeling kon voor de werkplek namelijk een bedrag van € 1815 worden gegeven aan de werknemer, zodat hij zelf zijn werkplek kon inrichten. Die mogelijkheid bestaat straks niet meer. Er bestaat wel de mogelijkheid dat de werkgever werknemers tot 1,4% van de loonsom bepaalde zaken verstrekt. Daarnaast geldt er geen plafond meer als de werkgever die arboplek voor de werknemer thuis inricht. Ik denk dus dat de heer Slob mij goed heeft begrepen. Als de werkgever die werkplek gaat inrichten kan er meer dan voorheen. Er hoeft namelijk geen rekening meer te worden gehouden met dat plafond. Het is dan echter niet meer mogelijk dat buiten de algemene forfaits die de werkgever ter beschikking staan, er een apart forfait is zodat de werknemer zelf een werkplek thuis kan inrichten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik denk dat er dan toch een addertje onder het gras zit. De minister verwijst nu naar die 1,4% van de loonsom. Daar vallen echter heel veel andere dingen onder. Als je de inrichting van de werkplek daaronder laat vallen, betekent dat bijvoorbeeld dat het kerstpakket weg is of het uitje van de zaak. Dat is dan dus wel heel nadrukkelijk een versobering van het geheel. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Staatssecretaris Weekers:

Die 1,4% waar ook dat kerstpakket en andere verstrekkingen van worden betaald, blijft staan. Dat kan de werkgever de werknemer sowieso bieden. Daarnaast kan hij ook nog een werkplek thuis inrichten, conform de arbo-eisen. Dat kan dus naast elkaar. Wat niet meer kan, is dat die 1,4% volledig wordt opgesoupeerd en in plaats van het thuis inrichten van een werkplek voor de werknemer, die werknemer nog een extra enveloppe met geld wordt gegeven waarop staat "hier kun je een werkplek thuis voor realiseren", waar dan verder geen enkele controle op plaatsvindt. Ik denk dat wij heel dicht bij elkaar zitten.

De voorzitter:

Dan gaat u nu naar het blokje varia.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Dan ga ik inderdaad naar het blokje varia. De heer Bashir had een vraag over de opmerking in de vrijdagbrief rondom zijn amendement over de koopkracht. De tekst die was opgenomen in de vrijdagbrief was niet correct. Excuses daarvoor. Daardoor kan bij de heer Bashir een bepaalde verwachting zijn ontstaan. Op grond van het bedoelde amendement vervalt de in het Belastingplan opgenomen verlenging van de derde tariefschijf met € 450. De budgettaire opbrengst daarvan is 46 mln. De opbrengst wordt ingezet voor het terugdraaien van de verlaging met € 20 voor de alleenstaandeouderkorting. Het budgettair beslag daarvan is 6 mln. De verlenging van de eerste tariefschijf met € 41 heeft een budgettair beslag van 40 mln.

De grenzen van de hogere tariefschijven schuiven mee. Op deze wijze wordt de schijflengte van de eerste schijf en de derde schijf verlengd. Per saldo komt het erop neer dat mensen met de schuif die de heer Bashir wil aanbrengen, veel sneller in het 52%-tarief terechtkomen dan zonder het amendement van de heer Bashir. Ik hoop dat ik de vragen die hierbij nog speelden, nu heb beantwoord. Het heeft in elk geval geen gevolgen voor mijn advies rondom die advies. Ik moet het amendement nog steeds ontraden, omdat het kabinet een andere afweging heeft gemaakt in het kader van de koopkracht.

De heer Dijkgraaf heeft nog gevraagd naar het afwegingskader tussen de interne effecten van de accijnsverhoging op tabak binnen Nederland en de externe effecten met betrekking tot het buitenland, de grenseffecten. Hij heeft mij ook gevraagd wat mijn afweging op dit gebied is met het oog op de toekomst. Bij die accijnzen en de desbetreffende afweging spelen verschillende factoren een rol. Als staatssecretaris van Financiën moet ik daarbij rekening houden met mogelijke grenseffecten. Bij rooktabak, met name de shag, is het prijsverschil met België, zeker na de tariefsverhoging die wij nu al doorvoeren, zo groot dat er naar mijn inschatting op dit moment geen ruimte is voor een verdere verhoging. Ik meen dat ik de heer Dijkgraaf daarvan in het wetgevingsoverleg al had overtuigd. De heer Dijkgraaf vroeg ook nog wat in de toekomst ons afwegingskader is en wanneer de prijs op de shag nu wél verhoogd kan worden en op hetzelfde niveau kan komen als de prijs van sigaretten. Dat zal dus vooral afhangen van de vraag wat België en Duitsland hiermee doen, waarbij met name België voor ons de remmende factor vormt. Het is een glijdende schaal en, zo zeg ik tegen de heer Dijkgraaf, je kunt hierbij geen hogere wiskunde betrachten. Het is toch een beetje het op de hand wegen van de vraag of je dit nog verantwoord acht. Als er in België of in Duitsland tariefaanpassingen zijn in de sfeer van de accijnzen – hetzelfde geldt overigens ook voor de btw – zul je naar bevind van zaken moeten handelen.

De heer Omtzigt en de heer Bashir hebben gevraagd naar het partnerbegrip en de communicatie. De heer Omtzigt heeft specifiek gevraagd hoe mensen weten dat zij volgend jaar misschien geen partner meer zijn, althans volgens de Belastingdienst. Wij veranderen iets in het fiscale partnerbegrip. Mensen kunnen dus rustig bij elkaar blijven wonen. Dat wil ik vanuit Den Haag allemaal niet gaan regelen en dat moeten mensen vooral zelf uitmaken. De Belastingdienst zal echter zijn uiterste best doen om alle wijzigingen in het nieuwe jaar zo goed mogelijk uit te leggen aan de burgers. Er is veel voorlichtingsmateriaal, ook wat betreft de wijziging in het partnerbegrip. Zo wordt bij de voorlopige aanslag in de loop van december en januari een zogenaamde wijzigingswijzer meegestuurd, waarin wordt ingegaan op alle wijzigingen in 2011. In deze wijzigingswijzer wordt in elk geval ook gewezen op de verandering in het partnerbegrip. Daarnaast worden mensen bij het invullen van de aangifte over 2010 gewezen op de verandering in het partnerbegrip in 2011. Dan hebben zij dus nog een moment om hiervan kennis te nemen.

De Belastingdienst stuurt tevens in de komende weken – dat was een goede suggestie van de Kamer – een brief naar mensen met een voorlopige aanslag, die hebben gekozen voor het partnerschap. In die brief wordt aangegeven dat er komend jaar geen keuzemogelijkheid meer is en daarin worden ook de criteria genoemd waaraan men moet voldoen voor dat partnerschap. Als men niet aan die criteria voldoet, is men geen fiscaal partner meer in 2011. Ik heb echter al eerder in de richting van de heer Bashir gezegd dat er in feite wordt gekeken naar de situatie tegen het eind van het jaar. Mensen hebben dus ook komend jaar nog de tijd. We sturen dus gericht een aantal brieven naar degenen van wie wij nu al kunnen weten dat het fiscale partnerbegrip wijzigt. Omdat wij niet kunnen uitsluiten dat wij daarmee niet iedereen bereiken – ook mensen die volgens hun eigen gevoel partner gaan worden maar dat volgens de nieuwe regels niet meer zijn – informeren wij ook op andere manieren. Ook op de site van de Belastingdienst zullen wij uitgebreid hierop ingaan. Daarnaast worden fiscale intermediairs, pensioenaanbieders en notarissen op de hoogte gebracht.

De heer Bashir stelde de heel specifieke vraag of je bijvoorbeeld bij de gemeente een laagdrempelige voorziening kunt creëren waar mensen kunnen aangeven dat zij partners zijn. Die laagdrempelige voorziening bestaat allang. Sinds 1897 is in de wet opgenomen dat mensen in elk geval gratis kunnen trouwen in de gemeente. Ruim 100 jaar later, in 1998, is daar het geregistreerd partnerschap bij gekomen. Elke gemeente zal dus een dergelijke voorziening moeten treffen. Het kan dus heel goedkoop, namelijk gratis. Misschien moet je hooguit een uittreksel uit het bevolkingsregister meenemen, maar dat mag geen beletsel zijn om in fiscale zin te worden aangemerkt als partner.

De samengestelde gezinnen zijn voor de heer Omtzigt een aangelegen punt. Dat begrijp ik zeer goed. Hij heeft daar in het verleden meermalen de media mee gehaald, onder het kopje "trouwtaks". Er zit inderdaad in zekere zin een onrechtvaardigheid in het systeem. Samengestelde gezinnen, dus partners van wie een van beide of beide kinderen uit een eerdere relatie hebben die bij hen in huis wonen, worden fiscaal gunstiger behandeld als zij zich niet voor de fiscus als partner melden dan mensen die een traditioneel gezin of samenlevingsverband vormen. Daar zit inderdaad iets oneerlijks in.

De heer Omtzigt heeft naar een rekenvoorbeeld gevraagd. Dat heb ik gegeven in mijn brief van afgelopen vrijdag. Misschien is het aan de aandacht van de heer Omtzigt ontsnapt, want het stond in de bijlage en ik heb er niet naar verwezen. Mijn excuses daarvoor. In het rekenvoorbeeld dat is opgenomen in de bijlage van de brief is in 2011 het voordeel van het nieuwe partnerbegrip voor de inkomstenbelasting voor samengestelde gezinnen € 129 per maand ten opzichte van gezinnen die niet zijn samengesteld, maar die voor het overige in dezelfde omstandigheden verkeren. Voor de toeslagen gaat het nieuwe partnerbegrip pas op zijn vroegst in 2012 gelden. In het geschetste voorbeeld loopt het voordeel voor de samengestelde gezinnen dan, dus in 2012, op tot € 383 per maand. Ik vind dat, met de heer Omtzigt, niet wenselijk.

Ik wil een oplossing vinden voor dit probleem voordat het partnerbegrip ook voor de toeslagen gaat gelden. Ik zal kijken of ik een criterium kan vinden dat dit probleem oplost. Zoals ik al eerder heb gezegd, is dat niet eenvoudig. Nu wordt een deel van de samengestelde gezinnen door het nieuwe partnerbegrip bevoordeeld. Een ander objectief criterium, zoals dat een kind van een van beide op hetzelfde adres woont, kan echter weer een andere groep benadelen. Een voorbeeld is een alleenstaande ouder die een huurder in huis neemt. Er is dan geen sprake van een partnerrelatie, maar zij zouden met het genoemde criterium wel als partners worden aangemerkt en daar nadeel van ondervinden. Als de Kamer dat op de koop toe wil nemen, ben ik best bereid om dat nu al anders te doen. Ik weet echter niet wat met een alternatief partnerbegrip de "bijvangst" is van gevallen die je daarmee zou duperen. Ik vraag de Kamer om mij tijd te geven om mij hier heel goed over te kunnen buigen, samen met de minister van SZW, om te bezien of wij dit probleem tijdig kunnen oplossen. Hierdoor kunnen wij in elk geval een beter beeld krijgen van de grootte van de groep die voordeel heeft en de grootte van de groep die mogelijk nadeel ondervindt, opdat wij uiteindelijk een rechtvaardige regeling hebben voor iedereen.

De voorzitter:

Voor ik de heer Omtzigt het woord geef, merk ik op dat ik om half acht moet schorsen voor de dinerpauze. U moet nu dus echt tempo maken, staatssecretaris. Ik begin zo langzamerhand echt al naar Edelweiss te verlangen.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik blijf bij wat aardsere zaken, namelijk de samengestelde gezinnen. Ik dank de staatssecretaris voor het rekenvoorbeeld. De CDA-fractie is zich rot geschrokken van dit voorbeeld. Het is kennelijk zo dat in 2012 in het geval van twee identieke gezinnen, die naast elkaar wonen, met als enige verschil dat de kinderen in het ene gezin uit een voorgaande relatie komen en in het andere uit de huidige, het eerste gezin een voordeel heeft van meer dan € 4000 per jaar. De staatssecretaris zegt dus tegen die mensen: ga vooral niet van het gemeentehuis van de heer Bashir, het is wel gratis maar de dag erop mag u € 4000 per jaar inleveren. Dit is een voorbeeld waarin mensen een inkomen beneden modaal hebben, dus mensen met een inkomen van € 25.000 per jaar. Dat is niet zo heel veel. Ik dank de staatssecretaris ervoor dat hij hiermee aan de slag gaat. Ik ga er echter wel vanuit dat hij daarbij ook andere situaties uitzoekt. Dit soort verschillen, dit soort A-gezinnen en B-gezinnen, kan immers nooit de bedoeling van de wetgever zijn.

Staatssecretaris Weekers:

Ik deel de verontwaardiging van de heer Omtzigt, want het kan niet zo zijn dat er samengestelde gezinnen zijn die dit soort fiscale voordelen of voordelen in de zin van toeslagen genieten. Daar zullen wij dus een oplossing voor moeten verzinnen, daar bestaat geen misverstand over. Wij gaan daaraan werken.

Mijn volgende punt betreft groen gas. Ik heb de Kamer toegezegd om in het onderzoek naar de aanscherping van de CO2-uitstootgrenzen ook aandacht te besteden aan de zogenaamde "well to wheel"-benadering. Daarin past ook dat ik kijk naar de wenselijkheid om groen gas te stimuleren. Stimulering daarvan past namelijk in een "well to wheel"-benadering. Het is mij overigens niet bekend of groen gas in het buitenland fiscaal wordt gestimuleerd. In dit verband lijkt mij toch ook van belang wat de totale overheidsbijdrage is. In Nederland wordt groen gas gestimuleerd via de SDE. Ik wil nu niet overgaan tot nogmaals een extra stimulering van "groen gas"-auto's. Ik heb daarbij wat aarzelingen, wat ik al eerder heb aangegeven. Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik wel toegezegd dat ik dit in het voorjaar meeneem, namelijk op het moment dat ik de gehele vergroening van het autodossier evalueer.

Gevraagd is of ik alleen de gevaarlijke afvalstoffen die niet verbrandbaar zijn, wil aanwijzen als monostroom, opdat die niet onder het lage afvalstoffenbelastingtarief vallen. Vorig jaar heeft de Kamer een amendement aangenomen waarmee toepassing van het lage tarief voor gevaarlijke afvalstoffen is afgeschaft. De opbrengst van dat amendement was toen 12,6 mln. Sindsdien hebben ons diverse verzoeken bereikt om de kostenstijging als gevolg van dat amendement ongedaan te maken. Vervolgens zijn er verzoeken ontvangen om een bepaald soort gevaarlijke afvalstof aan te wijzen als monostroom, zodat alsnog het lage tarief van toepassing wordt. Die verzoeken zijn steeds afgewezen, aangezien de bedoeling van het amendement was om het storten van gevaarlijke afvalstoffen duurder te maken. Nu vraagt de Kamer om voor een deel van de gevaarlijke stoffen een oplossing te bedenken door dat aan te wijzen als monostroom, terwijl alle gevaarlijke afvalstoffen met dezelfde kostenstijging te maken hebben gekregen. Een dergelijke oplossing zou de geraamde opbrengst van dat amendement grotendeels teniet doen, aangezien het merendeel van de gevaarlijke afvalstoffen niet verbrandbaar is. Daarom heb ik in mijn brief van vrijdag jongstleden aan de Kamer al aangegeven dat we er naar mijn mening slechts op één manier uit kunnen komen. Dat is mogelijk als de Kamer een amendement aanneemt met als doel om de afschaffing van dat lage tarief voor alle gevaarlijke afvalstoffen ongedaan te maken en daarvoor de benodigde dekking van 12,6 mln. aan te reiken.

Voorzitter: Hamer

Staatssecretaris Weekers:

Er is een vraag gesteld over de tegenbewijsregeling in de WOZ. De heer Omtzigt zei dat hij geen antwoord op die vraag heeft gekregen. Ik verwijs naar mijn brief van 4 november jongstleden, waarin ik ben ingegaan op die regeling. Daarin staat dat die niet gewenst en onnodig is, dat tegen de vastgestelde WOZ-waarde bezwaar openstaat en dat erfgenamen die het niet eens zijn met de WOZ-waarde die voor het overlijden van de erflater is vastgesteld, desgewenst een nieuwe beschikking kunnen aanvragen. Daartegen staat ook bezwaar en beroep open. Zij beschikken dus over voldoende rechtsmiddelen. Voor woningen in box 3 in verhuurde staat, wordt de waarde vastgesteld op het percentage van de WOZ-waarde. Dat percentage volgt uit een tabel waaruit blijkt welke leegwaarderatio bij dat huurpercentage behoort. Die tabel komt tot stand in overleg tussen de Belastingdienst en marktpartijen. In dat overleg wordt ook periodiek bezien of de wijze waarop de waarde van gehuurde woningen in box 3 wordt vastgesteld, voldoende marktconform is. Per 1 januari 2011 wordt de tabel weer bijgesteld, zodat rekening wordt gehouden met de waardering van verhuurde wooneenheden, die onderdeel zijn van een onroerende zaak die niet in appartementen is gesplitst. Deze regeling maakt onderdeel uit van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting. Nu er voldoende rechtsmiddelen zijn en er periodiek overleg plaatsvindt met marktpartijen over de knelpunten, acht ik een tegenbewijsregeling niet nodig.

De heer Omtzigt wees op het amendement-Remkes dat vorig jaar in het kader van de Successiewet in stemming is gebracht. Dat amendement is verworpen, mede doordat dit niet door het CDA werd gesteund. Ik laat het daar dan ook bij.

Ik kom op de Edelweissconstructie.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Slob een vraag heeft.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik stel een vraag om voor mezelf duidelijkheid te verkrijgen. Dit was het blokje "varia". Ik ga er dus van uit dat de staatssecretaris het oordeel over de amendementen die ik heb ingediend rond het ab en de cumprefs, aan de Kamer laat.

Staatssecretaris Weekers:

Dat is niet het geval. Zoals ik in het begin heb aangegeven, zal ik amendementen die ik niet meeneem in de beantwoording van de vragen, aan het einde nog even apart bespreken. De heer Slob zal dus nog zeker bediend worden.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij hebben een hele discussie gehad over sigaretten versus shag. Mag ik de staatssecretaris zo begrijpen dat hij du moment dat er een prijsverhoging in België is, op eigen initiatief – vooral die twee woorden vind ik belangrijk – de Kamer bericht als er mogelijkheden zijn om dat verschil kleiner te maken?

Staatssecretaris Weekers:

Wij zullen in elk geval in de gaten houden wat de omliggende landen doen, want het is altijd van belang om te weten of wij ruimte hebben om bepaalde indirecte belastingen, waaronder de accijnzen die de heer Dijkgraaf heeft bedoeld, aan te passen. Mijn antwoord is dus ja. Mocht ik het een keer vergeten, zal de heer Dijkgraaf mij dat zeker niet euvel duiden.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee, dat zullen wij zeker niet doen, want iedereen kan wat vergeten. Dit is voor mij een reden om het amendement op stuk nr. 24 in te trekken.

De voorzitter:

De heer Dijkgraaf wenst het amendement op stuk nr. 24 (32504) in te trekken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mijn tweede vraag gaat over de afvalstoffen, de monostroom. Volgens mij zit het nog iets complexer dan de staatssecretaris het naar voren heeft gebracht. Helemaal precies kan ik het eigenlijk ook niet formuleren. Is de staatssecretaris bereid om, als de desbetreffende motie wordt aangenomen, dit element te betrekken bij het onderzoek naar de stort- en verbrandingsbelasting dat wij graag willen, en nog eens goed te bekijken of het binnen het budget kan? Ik snap dat het anders op die manier moet. Volgens mij gaat het echter om een stof die momenteel naar het buitenland gaat en waarvoor dus geen belastingopbrengst is voor de Nederlandse overheid. Het enige wat ik vraag, is om in het onderzoek de vraag te betrekken of dit binnen de bevoegdheden die de staatssecretaris heeft, op een goede manier is op te lossen.

Staatssecretaris Weekers:

Ik ben bereid om daarnaar te kijken, wat nog geen toezegging inhoudt dat ik dit vervolgens ook ga doen. Maar ik ben bereid om er nog eens over na te denken. Als het gaat om budgettaire aspecten, heb ik rekening te houden met datgene wat op zeker moment wordt geraamd. Als vervolgens blijkt dat er weglekeffecten zijn, omdat zaken naar het buitenland verdwijnen, worden geëxporteerd, en wij daardoor minder belastingopbrengst hebben, kan ik mij niet rijk rekenen om vervolgens toch maar een laag tarief in te voeren. Maar als wij het lek willen dichten, zoals wij het ook wel eens doen met ontwijkingsconstructies, zullen wij een nieuwe afweging moeten maken. Ik zal er nog eens naar kijken, maar ik wil nu niet de illusie meegeven dat het zomaar goedkomt.

Ik kom op Edelweiss. De heer Groot heeft gevraagd of ik het bestaan van de Edelweissroute erken of dat het een mythe is. Vervolgens kun je de vraag stellen of de Edelweissroute, gesteld dat ik die erken, ook de mythische vormen aanneemt die in de Kamer worden geventileerd. Er is ook gevraagd of de executeur-testamentair hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld, en er is gevraagd om de Edelweissconstructie aan te pakken. Laat ik beginnen met te erkennen dat er helaas belastingplichtigen zijn die hun belastingplicht willen ontwijken door te proberen vermogensbestanddelen buiten het bereik en buiten het zicht van de fiscus te houden. Dat betreur ik zeer, zoals men zal begrijpen. Ik betreur dat als staatssecretaris, maar ik heb dat als mens in vorige levens ook altijd gedaan.

Ik heb geen concrete aanwijzingen dat daarbij allerlei executeurs volop hand-en-spandiensten verrichten. Aansprakelijkstelling van executeurs komt dan ook vrijwel niet voor. Het verhaal dat rondgaat, in elk geval in deze Kamer, mede als wordt gewezen op de mogelijke budgettaire opbrengsten, neemt inmiddels wel mythische vormen aan.

Ik wijs erop dat op ons ministerie slechts één geval bekend is. Dat levert veel werk op, maar verder niet veel. Er zijn weliswaar stukken aangeleverd, maar er zijn nog geen concrete aanwijzingen waar wij iets mee kunnen. Wij hebben wel veel aantijgingen ontvangen over wangedrag van notarissen of executeurs en over het feit dat zij het bankgeheim inroepen. Mijn ambtsvoorganger en ik hebben echter al een paar keer in reactie op Kamervragen gezegd dat daar geen sprake van is. In de vrijdagbrief ben ik op dit punt zelfs nog wat uitvoeriger ingegaan dan op andere punten; ik geloof dat het zelfs meer dan twee kantjes waren. In Nederland is de executeur gehouden aan het doen van volledige aangifte. Als de executeur een notaris is, kan hij geen beroep doen op de notariële geheimhoudingsplicht wat de nalatenschap betreft en ook wat de aangifteverplichtingen in fiscale zin betreft. Er kan dus geen sprake zijn van het achterhouden van gegevens. Dit kan natuurlijk voorkomen, maar dan is het illegaal. In zo'n geval moet de notaris uit zijn beroep worden gezet omdat hij een voorrecht misbruikt om fiscale fraude te plegen. Daar kan geen sprake van zijn. Mocht de executeur dus van de erflater de opdracht hebben gekregen om dit te verzwijgen, dan verplicht zijn beroepscode hem tot het weigeren van de opdracht. Voor executeurs in het buitenland is dit ongeveer hetzelfde geregeld, dankzij de gemeenschappelijke wortels van het burgerlijk recht in de Code Civil of in nog oudere rechtsstelsels. Ik wil hier echter geen discours over het Romeinse recht voeren.

Als er nog nooit een executeur aansprakelijk is gesteld, kan de vraag opkomen, waarom het nodig is om de hoofdelijke aansprakelijkheid te houden. Het exacte aantal aansprakelijkheidsstellingen van executeurs kan ik niet geven. Dit is ook niet uit de bestanden op te maken. Misschien is de door mij gebruikte formulering "vrijwel nooit" evenwel te absoluut. Ik moet die wellicht veranderen in "incidenteel". Dit wil echter niet zeggen dat de mogelijkheid van aansprakelijkheidsstelling niet nodig zou zijn, want daar gaat ook een preventieve werking van uit. Die kan namelijk voor een aspirant-executeur de aanleiding zijn om zijn opdracht niet te aanvaarden en zo hoofdelijke aansprakelijkheid voor de erfbelasting te voorkomen. Uit het feit dat aansprakelijk stellen vrijwel niet voorkomt – op jaarbasis is het aantal gevallen op een hand te tellen – kan men afleiden dat executeurs in het algemeen ervoor zorgen dat de aangifte en de betaling van de erfbelasting correct verloopt. In sommige gevallen bespaart dit de executeur veel problemen in de communicatie. Soms hebben suikertantes en -ooms immers achterneefjes die met hun rugzak over de hele wereld zijn gezworven. Dan zijn er dus veel erfgenamen verspreid over diverse landen. Het zou dan ondoenlijk zijn om overal een handtekening op te halen, zeker als het om kleinere bedragen gaat. De heren Braakhuis, Groot en Bashir zijn voorstander van de aanpak van de Edelweissroute. Eigenlijk staat de hele Kamer daar sympathiek tegenover. Ik deel die sympathie, want dit soort routes bevallen ook mij totaal niet. Bespaar ons echter de aanpassing van een goed functionerend systeem als het mogelijk maar om het voorkomen van een enkel geval van misbruik gaat.

Hoe moet het dan wel? Ik geloof zelf meer in een andere aanpak van misbruik en fraude dan met het gereedschap dat met de amendementen van GroenLinks en SP wordt aangereikt. De aanpak van fraude en misbruik staat hoog op mijn agenda. Dat zei ik zojuist al. Ik zal op dat gebied echt geen tandje lager fietsen dan mijn voorganger. Zo mogelijk zet ik zelfs nog een tandje bij. De aanpak van misbruik en fraude is voor een staatssecretaris van Financiën natuurlijk altijd een hoofdtaak. Mijn ambtsvoorganger is heel actief bezig geweest met het sluiten van belastingverdragen en TIEA's met het oog op uitwisseling van inlichtingen. Ik ga daarmee door. Eén van de nieuwe verdragen dat al vrij snel door de Kamer wordt behandeld, is het nieuwe verdrag met Zwitserland. Dit is al aan de Kamer aangeboden ter goedkeuring en hopelijk wordt het nog in december behandeld. In tegenstelling tot het huidige verdrag met Zwitserland is in dit verdrag bepaald dat er sprake zal zijn van inlichtingenuitwisseling; geen automatische, maar wel op verzoek. Wij zullen nog heel specifiek over dat verdrag spreken. In elk geval is een van de belangrijkste karakteristieken van de bepaling dat het uitwisselen van bankgegevens voor belastingdoeleinden door de Belastingdiensten op verzoek mogelijk is, ook voor de erfbelasting en niet alleen in geval van belastingfraude. Na de inwerkingtreding van het verdrag kunnen verzoeken worden gedaan aan Zwitserland met betrekking tot inlichtingen die betrekking hebben op een datum op of na 1 maart 2010. Helaas kunnen we niet verder terug in de tijd, maar ik kan wel zeggen dat het in de toekomst beter wordt.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Het goede nieuws is dat de staatssecretaris en ik hetzelfde doel hebben, namelijk het voorkomen van belastingontwijking, zoals het volgens mij in dit geval nog heet. Tegelijkertijd stel ik ook vast dat er een paar gaten zitten in de redenering. Dat de staatssecretaris weinig meldingen krijgt, lijkt mij logisch. Het gaat overigens niet om Nederlandse notarissen, maar om notarissen met een Zwitserse of een ander nationaliteit. Zij houden het vermogen geheim, waardoor het volledig aan het zicht van de fiscus wordt onttrokken. Dat is de crux van de zaak. Daardoor krijgt de staatssecretaris de melding niet binnen en daardoor heeft hij ook het inkomen er niet van. Dat is nou net het probleem van de route.

Verder bevat het eerste amendement slechts een kleine aanpassing. Wij vragen enkel dat niet alleen de executeur-testamentair moet tekenen, maar ook de erven. Als zij mede tekenen, worden zij medeverantwoordelijk. Sterker nog. Zij kunnen zich niet aan het Nederlands recht onttrekken. Daarmee trek je de erven binnen het Nederlands recht. Dat is slechts een kleine ingreep, ook voor een executeur-testamentair. Deze moet toch al op zoek naar de erven. Zodra hij executeur is en de erflater overlijdt, zal hij toch op zoek moeten naar de erfgenamen. Deze zoektocht wordt er niet zwaarder van. Ik vraag de staatssecretaris graag om een reactie op deze drie punten.

Staatssecretaris Weekers:

Ik heb zojuist al gezegd dat de zoektocht naar de erven veelomvattend kan zijn. De erven kunnen verspreid zijn over de hele wereld. Als je ze hebt gevonden en een bankrekeningnummer hebt om iets op over te maken, zou je ook nog de hele wereld over moeten reizen om een handtekening te achterhalen. Dat is misschien te veel gevraagd.

Maar ik begrijp het punt. Mag ik er nog heel even over nadenken? Ik weet niet of er een nog heel korte tweede termijn komt, maar ik zou in het antwoord in de tweede termijn willen aangeven of hier nog een mouw aan te passen is. Ik begrijp het punt. Als de executeur-testamentair uiteindelijk toch de mensen moet aanschrijven en geld moet overmaken, wat verzet zich er dan tegen dat er nog een handtekening wordt meegeleverd? Ik kom daar zo meteen op terug. Ik wil er heel even over nadenken.

De voorzitter:

De staatssecretaris vraagt naar de orde van de vergadering. We maken deze ronde af. Dan houden we de dinerpauze. Daarna volgt de tweede termijn.

De heer Bashir (SP):

Ik wil een extra argument aandragen waarom het niet deugt hoe het nu in de wet is geregeld. Dit heeft ermee te maken dat de erflater, dus degene die doodgaat, in feite bepaalt wie de executeur wordt. Vervolgens hebben de erfgenamen met die executeur te maken. Ze kiezen er dus niet eens voor om door die executeur vertegenwoordigd te worden, terwijl die executeur wel de aangifte namens hen doet. Dat is het eerste dat nu niet klopt.

Als de aangifte door de executeur gedaan is, kunnen de erfgenamen die aangifte niet eens inzien. Er zijn rechtszaken geweest tot aan de Hoge Raad met het doel om de aangifte die door de executeur namens de erfgenamen is gedaan, te bekijken. Dit is allemaal afgewezen. Dit is het tweede dat niet klopt in de huidige situatie. Kan de staatssecretaris hierop ingaan?

Staatssecretaris Weekers:

Dat zou ik heel graag doen, maar dan zou ik mijzelf ook eens moeten verdiepen in de arresten van de Hoge Raad. Ik begrijp dat het probleem nu een stuk breder wordt getrokken. Deze vragen kan ik niet zo meteen in de tweede termijn al beantwoorden. Dat zal mij ook niet lukken voor morgen.

Misschien is het volgende een handreiking voor de heer Bashir en de heer Braakhuis. Het thema is geagendeerd. Ik heb zojuist aangegeven dat het belastingverdrag met Zwitserland in deze Kamer nog schriftelijk wordt besproken voor het einde van het jaar. Over deze thematiek, over de ingebrachte suggesties en over de verwijzing naar de Hoge Raad zou ik nog even een goede brief kunnen schrijven. Dan kunnen we deze bijvoorbeeld in het kader van de behandeling van het belastingverdrag verder uitdiscussiëren. Ik ben in ieder geval nu niet in staat om een bevredigend antwoord te geven op de toevoeging van de heer Bashir, terwijl de onderliggende problematiek wel verlangt dat dit onderwerp buitengewoon serieus wordt bekeken. Dat ben ik met de Kamerleden eens.

De heer Bashir (SP):

We kunnen de situatie natuurlijk ook omdraaien. Dan dienen we het amendement in en komt het gewoon in stemming. Als het vervolgens aangenomen wordt, kunnen we erover doordiscussiëren als we spreken over het belastingverdrag met Zwitserland. Het gaat immers om een acuut probleem, namelijk dat er echt miljarden euro's buiten het zicht van de fiscus naar andere landen gaan. Alleen al in Zwitserland gaat het om minstens 20 mld. De staatssecretaris lijkt hiervan niet op de hoogte. We weten van gevallen waarbij er veel berichten aan het ministerie zijn gestuurd waar vervolgens weinig mee is gedaan. Ook het feit dat er rondom het aansprakelijk stellen van de executeur-testamentair weinig gebeurt, betoogt dat er meteen moet worden ingegrepen. Dit geldt temeer daar de staatssecretaris in zijn brief van 3,5 bladzijdes uitgebreid heeft uitgelegd hoe de constructie werkt. Iedereen kan haar dus vanaf volgend jaar toepassen.

Staatssecretaris Weekers:

We streven hier allemaal hetzelfde doel na, namelijk dat iedereen die in Nederland volgens de wet belasting moet betalen, dat ook keurig doet. Ik hecht eraan om, daar waar ik daartoe mogelijkheden zie, mensen die via allerlei constructies de schatkist benadelen aan te pakken. In het ene geval doe je dat door de FIOD op die mensen af te sturen, in het andere geval moet je bepaalde routes via de wet of verdragen dichtschroeien. Dat zal ik doen. Ik heb al gezegd dat er bepaalde stappen worden gezet, ook door het belastingverdrag met Zwitserland. Er zijn vragen gesteld over uitspraken van de Hoge Raad. Die wil ik goed bekijken. Dat wil echter niet zeggen dat ik mij niet heb verdiept in de Edelweissroute. Ik ben daar al uitvoerig op ingegaan en heb gezegd dat voor ons nog niet vaststaat dat deze route op grote schaal wordt bewandeld. Als ik aanleiding heb om te veronderstellen dat er echt heel grote risico's voor de schatkist zijn, die met het amendement van de heer Bashir of de heer Braakhuis of van wie dan ook kunnen worden weggenomen, ben ik de eerste om zo'n amendement te omarmen. Zoals ik heb gezegd, wil ik ernaar kijken. Als de Kamer erop staat om de amendementen door te voeren en op een later moment een discussie erover te voeren, wil ik wel wijzen op de uitvoeringspraktijk. Die kan ik op dit moment niet geheel overzien. Misschien kan ik er in tweede termijn iets meer over zeggen, Als dat niet het geval is, moet ik de indieners echt in overweging geven om dit amendement in te trekken. Dan spreken we af dat we er op een later moment uitvoerig op ingaan en dat we het, zodra we een krachtig instrument hebben om het wel aan te pakken, bij het eerstvolgende wetsvoorstel regelen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ten eerste. Wij geloven dat onze amendementen heel erg eenvoudig zijn en dat ze ook niet leiden tot een administratieve verzwaring, anders dan voor de executeur-testamentair en eventueel voor de erven die beide bezig zijn met een illegale constructie. Dan lijkt het me geen probleem. Ten tweede zegt de staatssecretaris over het belastingbedrag: als wij informatie vragen, gaan we dat nieuwe belastingbedrag halen in Zwitserland. Het probleem is nou juist dat we geen zicht hebben op wat er verborgen wordt gehouden. Welke aanleiding heeft de staatssecretaris dan om dat te vragen aan Zwitserland? Hij weet niets, dus er is ook niets te vragen. Onze amendementen zorgen ervoor dat er in ieder geval dreiging uitgaat van het feit dat de erven binnen het Nederlandse strafrecht worden getrokken en dat ze illegaal bezig zijn op het moment dat ze geen volledige aangifte doen van het gehele vermogen dat erfbaar is. Daarmee hopen we veel ellende te voorkomen.

De voorzitter:

Ik begrijp uit uw opmerking dat de amendementen niet ingetrokken worden.

Staatssecretaris Weekers:

Ik begrijp dat. Ik heb er geen enkele moeite mee om de erven en de executeur-testamentair die via een dergelijke route de Nederlandse schatkist ontwijken, op te zadelen met een berg administratieve lasten. Daar heb ik geen enkele moeite mee. Mijn opmerking slaat dus niet op deze in mijn ogen buitengewoon beperkte groep mensen die zich daarmee bezighoudt. Waar ik moeite mee heb, is om al die goedwillende executeurs-testamentair en erfgenamen – 99,9% of misschien nog wel meer van het totaal, veronderstel ik – op te zadelen met allerlei extra lasten die worden veroorzaakt door een enkeling. Ik heb de heer Braakhuis toegezegd dat ik zal bekijken of het echt niet eenvoudig kan, omdat ik ook wel snap dat erfgenamen moeten worden opgespoord. Daar is het complicerende element van de jurisprudentie van de Hoge Raad nog eens aan toegevoegd. Ik wil het probleem dus graag oplossen, maar vraag van mij niet het onmogelijke.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Over die Edelweissconstructie blijft het op en neer gaan. Op welke termijn kan de staatssecretaris uitgezocht hebben wat er wellicht echt mogelijk is, zodat we weten waarover we spreken en wat we moeten stemmen?

Staatssecretaris Weekers:

Ik zal in tweede termijn aangeven hoe zwaar mijn bezwaren tegen de ingebrachte amendementen wegen. Daar krijgt de Kamer tijdig een reactie op. Ik zal tegelijkertijd aangeven op welk moment ik wellicht met nadere informatie kan komen om dit issue verder te bespreken. Voordat er gestemd wordt, heeft mevrouw Neppérus in elk geval een procedureel antwoord. Het zou mij zelf ook een lief ding waard zijn als het ook een inhoudelijk antwoord kan zijn.

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter.

De voorzitter:

Ik had de indruk dat u klaar was.

Staatssecretaris Weekers:

Dat klopt, maar ik had beloofd ...

De voorzitter:

Het amendement van de heer Slob, herinner ik mij.

Staatssecretaris Weekers:

Precies. Wilt u mij daar de tijd voor gunnen? Het is misschien voor de tweede termijn handig als ik de oordelen nu al uitspreek.

De voorzitter:

Als u dat snel kunt doen, mag dat.

Staatssecretaris Weekers:

Ik doe mijn best.

De voorzitter:

Wij vertrouwen op u.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. De meeste amendementen heb ik al becommentarieerd in mijn brief van afgelopen vrijdag. Ik ga dat niet herhalen.

Ik dank de heer Van Vliet voor het intrekken van de amendementen voor de reparatie van onroerende zaken en de vrijstelling van schenkbelasting voor schenkingen door het Koninklijk Huis. Het is goed dat wij met argumenteren af en toe tot op het bot gaan. Kortom, ik dank de heer Van Vliet daarvoor.

De heer Bashir heeft het amendement 32500-IV, nr. 33, over de motorrijtuigenbelasting voor motoren ingediend. Daarmee vervalt de verhoging van de mrb voor motoren. Die verhoging staat echter los van het project Anders betalen voor mobiliteit. Het stopzetten van dat project is geen reden om de verhoging van de mrb voor motoren te schrappen. Misschien heb ik hiermee een misverstand weggenomen. In het Belastingplan 2009 is er bewust voor gekozen om het bpm-tarief voor motoren ongewijzigd te laten en de mrb te verhogen. De belangrijkste reden hiervoor is dat een motor ten opzichte van andere voertuigen zowel qua bpm als qua mrb relatief laag wordt belast. Ook nu de kilometerheffing niet doorgaat, blijft de argumentatie voor verhoging van de mrb voor motoren derhalve overeind. De laatste decennia zijn motoren steeds meer een luxeproduct geworden, terwijl zij van oudsher een lager bpm-tarief dan personenauto's kennen, omdat motoren als minder luxe werden beschouwd.

Dan kun je ook nog de milieukosten erbij betrekken. De uitstoot van CO2, NOx en vluchtige organische stoffen is bij een motor flink hoger dan bij een personenauto. Ook worden de motoren steeds krachtiger waardoor de uitstoot van CO2 toeneemt. Daarnaast zijn er andere externe kosten c.q. is er schade. Het hogere letselrisico veroorzaakt externe kosten die niet volledig worden doorberekend. Dit soort argumenten is een zelfstandige rechtvaardiging voor verhoging van de mrb voor motoren. Ons zijn geen onderzoeken of ontwikkelingen bekend die een ander licht werpen op de maatschappelijke kosten. In het wetgevingsoverleg heb ik aangegeven dat ik bereid ben om de mrb-verhoging voor motoren mee te nemen in de startbrief, maar misschien moet ik die meenemen in het autodossier. Dan kan er tegelijk worden ingegaan op de scooters en de brommers, die door de heer Braakhuis zijn genoemd.

Ik ben al ingegaan op het amendement van de heer Slob over de werkkostenregeling. Ik zal dat niet herhalen. Ik heb ook gesproken over edelweiss. Het amendement 32500-V, nr. 21, van CDA, VVD en PvdA gaat over de jaarloonuitvraag. Volgens mij hebben wij daarover tijdens het wetgevingsoverleg goede afspraken gemaakt. Ik kan leven met een inperking van de verlengingstermijn van drie naar één jaar. Ik heb echter wel aangegeven dat wij dit dossier tussentijds heel goed tegen het licht houden.

Voorzitter. Ik heb een fout gemaakt, excuus. Ik was in de war met een ander amendement dat eerder door deze drie partijen is ingediend. Dat ging echter over de dwangsom bij niet tijdig beslissen. Daar hebben wij goede afspraken over gemaakt. Het amendement over de jaarloonuitvraag is van de heer Omtzigt. Door dit amendement wordt de mogelijkheid afgeschaft dat de inspecteur jaarloongegevens opvraagt van inhoudingsplichtigen in de gevallen waarin tijdvakgegevens van een inhoudingsplichtige ontbreken, onjuist, onvolledig of onbruikbaar zijn. Het kabinet is voorstander van een tijdelijke verlenging van de regeling zoals ik die heb voorgesteld. Het is juist dat de inspecteur de inhoudingsplichtige ook kan verzoeken de gegevens per maand te corrigeren. Toch zijn er argumenten om jaarherstel te laten prevaleren. Bepaalde fouten kunnen alleen na afloop van het jaar worden geconstateerd, bijvoorbeeld door wissels in het salarispakket en fusies van bedrijven. De Belastingdienst kan alleen via uitvraag jaarloon tijdig de onjuiste aangiften corrigeren. Voor fiscale jaarloongegevens is dit noodzakelijk, bijvoorbeeld voor het vaststellen van toeslagen en het teruggeven van de bijdrage zorgverzekeringswet. Anders kunnen toeslagen en teruggaven onjuist worden vastgesteld. De uitvraag jaarloongegevens is dan ook een efficiënter en doeltreffender correctie-instrument en er is niet gebleken dat er bij inhoudingsplichtigen brede weerstand bestaat tegen deze jaarloonuitvraag. Het is voor inhoudingsplichtigen zelfs veel eenvoudiger om achteraf via een uitvraag jaarloongegevens de aangifte te corrigeren.

Ik wil ook nog opmerken dat de uitvraag door de Belastingdienst sterk afneemt. Ik begrijp dat die zorg in de loop der jaren bij de Kamer is ontstaan. In 2006 bedroeg het aantal uitgevraagde gegevens 108.000. Dat is natuurlijk heel erg veel. Inmiddels is dat voor het jaar 2009 teruggebracht tot 10.000. Het middel wordt dus echt niet naar believen gebruikt. In het regeerakkoord is afgesproken dat ik voortvarend te werk ga met de aanpak van de loonsomheffing. Dat zou mogelijk invloed kunnen hebben op de maandelijkse aangifte. Binnenkort verschijnt er in het kader van de operatie rondom de eenduidige loonaangifte een toegezegd onderzoek naar de polisgegevens. Dat is een thema waarvan ik weet dat het de bijzondere aandacht van de heer Omtzigt heeft. Hierin komen ook de correctieberichten aan bod. Ik zou de heer Omtzigt, de heer Groot en mevrouw Neppérus willen voorstellen mij de kans te geven om bij deze onderwerpen te bezien wat een structurele en effectieve oplossing is voor dit probleem. Er is echt geen sprake van onwil bij mij, maar de uitvraag jaarloon is op dit moment nodig omdat zaken niet tijdig en niet volledig worden aangeleverd bij de Belastingdienst. Dan is dit het meest effectieve middel. Het wordt echt heel gericht ingezet.

Bovendien moet ik in het voorjaar een specifiek besluit nemen waarbij ik er natuurlijk op zal letten dat wat betreft die aantallen die een paar jaar geleden begonnen bij 108.000 en nu gedaald zijn tot 10.000, het streven erop gericht is die nog verder omlaag te brengen. Als we die afspraak met elkaar kunnen maken, zou ik de leden in overweging willen geven hun amendement in te trekken. Anders zal ik het moeten ontraden.

De heer Omtzigt (CDA):

De ambtsvoorganger van de staatssecretaris heeft gezegd dat dit een tijdelijke regeling was. Dat staat er ook nog steeds boven: tijdelijke regeling jaarloonuitvraag. De staatssecretaris spreekt over het niet tijdig en niet volledig aanleveren van gegevens, maar daar heeft hij deze wetswijziging helemaal niet voor nodig. Hij kan ook gewoon om die gegevens vragen. Ook in onderling overleg kan hij vragen om jaarloongegevens aan te leveren. Daar gaat niemand bezwaar tegen maken. Dit is uitsluitend bedoeld voor de gevallen waarin de Belastingdienst het veel te laat opmerkt. Daarom is er met de Kamer de afspraak gemaakt om dit slechts tot 2011 door te laten gaan. Nu komt er niet één jaar bij, maar drie jaar. Daarom heb ik de volgende vraag aan de staatssecretaris als hij in het voorjaar toch met een evaluatie komt. Waarom verlengen we dit nu niet gewoon met één jaar? Het is namelijk niet onze bedoeling hem totaal in de problemen te brengen. Het moet echter wel de ambitie zijn dat dit binnenkort afgelopen is. Dan kunnen we in het voorjaar bekijken welke maatregelen nodig zijn.

Staatssecretaris Weekers:

We kunnen het met één jaar verlengen. Als we dan in het voorjaar nog geen afdoende oplossing hebben, kom ik er volgend jaar bij de overige fiscale maatregelen weer op terug. Dan hebben we de discussie opnieuw. Dat heb ik niet willen doen omdat we zo meteen toch met het wetsvoorstel uniformering loonbegrip komen. In het regeerakkoord staat dat we willen toewerken naar zo'n hybride loonsomheffing. Dat werpt straks ook weer een heel ander licht op de zaak. Dan hebben we dit achter de hand. Het streven is om hiervan zo min mogelijk gebruik te maken. Hopelijk hebben we dit straks met de nieuwe wetten ook niet meer nodig. Ik zou er de voorkeur aan geven om dat nu voor drie jaar te doen. Maar als de Kamer zegt "wij gunnen u een jaar, want wij willen er per se in het voorjaar met u over spreken", kan ik daar uiteindelijk ook mee leven.

Ik kom bij de drie amendementen van de heer Slob. Op grond van zijn amendement op stuk nr. 32401, nr. 9, wordt een integrale doorschuifregeling voor de inkomstenbelasting ingevoerd, indien aanmerkelijkbelangaandelen van de eerstervende echtgenoot bij overlijden worden verkregen door de langstlevende echtgenoot. Hierdoor wordt de doorschuifregeling in dergelijke situaties verruimd voor het aan de aandelen toe te rekenen beleggingsvermogen, aldus de toelichting op het amendement. Ik acht dit amendement niet wenselijk. Hiermee wordt de doorschuifregeling verruimd voor het aan de aandelen toe te rekenen beleggingsvermogen; dat is niet het ondernemingsvermogen. Daarvoor is de doorschuifregeling niet bedoeld. De bedoeling van de doorschuifregeling is dat een onderneming gemakkelijk kan worden doorgeschoven, niet het beleggingskapitaal dat erin zit. Ondernemingsvermogen kan bij vererving worden doorgeschoven vanwege het belang van de economische bedrijvigheid en de gebondenheid van dat ondernemingsvermogen. Dit belang en die gebondenheid ontbreken bij het beleggingsvermogen. Verder uitstel is niet evenwichtig ten opzichte van de belastingheffing op andere beleggingen van particulieren, zoals beleggingen in box 3, die jaarlijks in de heffing worden betrokken. Je creëert een onrechtvaardigheid met vergelijkbare gevallen waarbij beleggingsvermogen niet in het ab-pakket zit.

Bovendien kan het amendement ertoe leiden dat economisch gewenste bedrijfsopvolging, bijvoorbeeld van ouders op kinderen, wordt uitgesteld tot het overlijden van de langstlevende echtgenoot. Het beleggingsvermogen dat daarin zit, vormt dan een eigenstandige prikkel om maar niet door te schuiven in de richting van de kinderen. Dat lijkt ook niet wenselijk.

Het amendement leidt ook tot een onevenwichtige behandeling van gehuwden ten opzichte van ongehuwden die een samenlevingsovereenkomst met een verzorgingsgedachte hebben gesloten. Het amendement heeft tot gevolg dat voor overlijdensgevallen in 2010 een strikter regime gaat gelden dan daarna en ervoor. Dit is voor de introductie van het nieuwe erfrecht uit-en-ter-na besproken. Als wij dit nu aanpassen in de richting zoals de heer Slob wenst, brengt dat een aantal onevenwichtigheden en onrechtvaardigheden mee voor gevallen in 2010 en ook voor mensen die geen beleggingsvermogen in de ab-sfeer hebben, maar in een andere sfeer. Daarom moet ik het amendement ontraden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben teleurgesteld in dit antwoord, omdat de staatssecretaris niet ingaat op de argumentatie die ik zelf heb gegeven, zowel in het wetgevingsoverleg als gisteren hier in de Kamer. Je moet het de langstlevende, een weduwe of een weduwnaar, niet aandoen dat men al zo snel geld moet vrijmaken uit de bv om de ab-heffing of het successierecht te voldoen. Wij hebben het ongestoord voortleven gekozen als uitgangspunt voor het erfrecht. Dat staat op gespannen voet met datgene wat de huidige wetgeving met zich brengt. Ik heb een dekkend en dus budgettair neutraal amendement ingediend. Het klopt helemaal. Wij lossen een probleem op. Wij voorkomen dat, als iemand op het sterfbed ligt, nog even snel de huwelijksgoederengemeenschap moet worden verdeeld en de notaris erbij moet worden gehaald. Ik heb dat in het eerste wetgevingsoverleg gezegd. Dat zijn toch ongewenste situaties? Het is een dekkend amendement, wij kunnen het probleem oplossen en wij doen recht aan het uitgangspunt van ongestoord voortleven dat wij voor het erfrecht hebben geformuleerd. Ik snap echt niet waarom de staatssecretaris nu helemaal aan de andere kant gaat hangen.

Staatssecretaris Weekers:

Nee, hier is geen sprake van onwil. Ik heb het punt van dekking ook niet opgeworpen, want dit is keurig gedekt. Als de Kamer vindt dat dit moet gebeuren, zal ik in elk geval vanuit budgettaire overwegingen geen bezwaren opwerpen. Ik wijs er wel op dat de Kamer dan heel goed moet bekijken wie nadeel ondervindt van het voorgestelde dekkingsalternatief; daarop ben ik nog niet ingegaan. Maar toen ik de heer Slob de eerste keer hoorde, dacht ik: daar zit best wat in. Ik ben er dieper ingedoken en daarbij bepaalde onevenwichtigheden tegenkomen. Daardoor zeg ik dat dit mij, alles afwegende, niet raadzaam lijkt. Ik heb dus niet gezegd dat ik dit amendement ontraad met de grootste stelligheid. Als ik de afweging moet maken, zou ik het niet willen doen om de redenen die ik heb genoemd, maar als de Kamer er anders over denkt, is dat uiteraard aan de Kamer. Zij moet dan wel de consequenties daarvan onder ogen zien.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben blij met deze reactie van de staatssecretaris. Hij zegt dat hij alles afwegende die keuze zelf niet zou maken. Dat klinkt iets minder massief dan zijn eerdere woorden. Ik hoop op enige wijsheid bij mijn collega's voor de stemmingen van morgen.

Staatssecretaris Weekers:

Er zijn nog twee andere amendementen.

De voorzitter:

Mag ik vragen heel kort te zijn in uw reactie daarop?

Staatssecretaris Weekers:

Dat zou ik heel graag willen, maar het zijn buitengewoon complexe en technische amendementen. Ik kijk even in de richting van de heer Slob en in de richting van mijn ambtelijke ondersteuning, want ik zou ook de argumenten waarom ik beide argumenten niet wenselijk acht, op schrift aan de Kamer kunnen geven, als ik de voorzitter daarmee help en als de heer Slob daarmee zou kunnen leven.

De voorzitter:

U helpt vooral uzelf ermee. Ik had gezegd dat er een pauze zou zijn tot 20.45 uur. Inmiddels zijn we een halfuur uitgelopen en beginnen we weer om 21.00 uur. Als ik van dit aanbod gebruik kan maken, doe ik dat dus vooral voor u allen.

De heer Slob (ChristenUnie):

De amendementen hangen ook met elkaar samen, want als het ene wordt aangenomen, hoeft het andere niet meer in stemming te komen. Ik zou het wel op prijs stellen om de argumenten van de staatssecretaris schriftelijk te ontvangen.

Staatssecretaris Weekers:

Dan zal ik het zo doen. Er staan ook nog een paar moties open, maar omdat er in tweede termijn ook nog moties kunnen worden ingediend, stel ik voor dat ik de resterende moties in tweede termijn van commentaar voorzie.

De vergadering wordt van 19.40 uur tot 21.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan verder met de tweede termijn van het debat. Ik bepaal de spreektijd op twee minuten per fractie. Dat moet kunnen, want er is al lang over het Belastingplan gedebatteerd.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Ik hou het heel kort, want er is al heel veel besproken. Wij hebben twee keer vele uren wetgevingsoverleg gevoerd. Daarnaast is gisteren de Kamer uitgebreid aan het woord geweest en heeft vandaag de staatssecretaris uitgebreid geantwoord. De punten die mijn fractie naar voren heeft gebracht, staan nog overeind. Gisteren heb ik vier moties ingediend. Vandaag heb ik geen nieuwe moties, omdat het debat mij daartoe geen aanleiding heeft gegeven.

Bij het veelbesproken thema van de btw op podiumkunsten is verschillende malen gezegd dat de PVV eropuit zou zijn om de kunstsector te treffen. Ik benadruk dat dat aperte flauwekul is. Politiek is een kwestie van keuzes maken. Het debat over het Belastingplan is misschien wel het belangrijkste debat van het jaar, want het gaat over het verdelen van een grote pot met geld waar in Nederland alles van betaald moet worden. Als je medeverantwoordelijkheid neemt in de vorm van een gedoogakkoord, ontkom je niet aan het maken van politieke keuzes. Drie partijen hebben hun handtekening gezet. Het is geen PVV-issue, het is een bezuinigingsissue van drie samenwerkende partijen. Je ontkomt niet aan keuzes. Ook wij – ik durf dat hier echt te zeggen – dragen kunst een warm hart toe, maar je ontkomt niet aan keuzes.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Ik heb er Kamervragen over gesteld. Wij hebben het erover gehad tijdens een wetgevingsoverleg. En nu kom ik met een motie. De willekeurige afschrijving in combinatie met beleggingen in schepen zorgt voor veel misleiding. Er worden gouden bergen beloofd die niet waargemaakt worden. Als je € 15.000 in zeeschepen investeert, krijg je gegarandeerd minstens € 18.000 terug van de Staat, zo wordt geadverteerd. Ik vind dat wij dit niet fiscaal moeten subsidiëren. Van het ministerie van Financiën heb ik begrepen dat er een mogelijkheid gevonden is om deze belastingconstructie tegen te gaan. Je kunt ib-ondernemers namelijk specifiek uitsluiten van de willekeurige afschrijvingen voor investeringen in scheepvaartmaatschappen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regeling tijdelijke willekeurige afschrijving mede gebruikt wordt om beleggingsproducten in zeeschepen voor particuliere investeerders vorm te geven waarbij de fiscale teruggave in beginsel meer bedraagt dan de inleg;

constaterende dat dit een ongewenst effect is van de regeling tijdelijke willekeurige afschrijving, daar het doel van deze regeling niet is het tot stand brengen van fiscaal gesubsidieerde beleggingsproducten;

overwegende dat een uitzondering op de regeling tijdelijke willekeurige afschrijving voor investeringen in zeeschepen door ib-ondernemers het ongewenste effect tenietdoet;

overwegende dat een dergelijke uitzondering in de praktijk vooral particuliere investeerders in zeescheepvaartmaatschappen treft;

verzoekt de regering, zo snel mogelijk een uitzondering op de regeling tijdelijke willekeurige afschrijving voor investeringen in zeeschepen door ib-ondernemers te maken,Bashir

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bashir, Braakhuis, Koolmees, Slob en Groot.

Zij krijgt nr. 55(32504).

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Op 4 december 2009 heb ik Kamervragen gesteld die op 17 december 2009 zijn beantwoord. In die beantwoording wordt gemeld dat deze regeling 60 mln. kost voor 2009 en 2010. Als je dat door zou trekken, zou het in 2011 nog eens 30 mln. kosten. De motie die ik nu heb ingediend en de kleinebanenregeling kunnen er volgens mij voor zorgen dat wij het invoeren van het verhoogde btw-tarief voor podiumkunsten en verzamelobjecten kunnen uitstellen met in ieder geval een jaar. Je moet volgens mij een sector niet aandoen dat er zo maar een belastingverhoging van 13% komt, met alle gevolgen van dien.

Tot slot wil ik nog even ingaan op de Edelweissroute.

De voorzitter:

U moet nu wel gaan afronden, want u bent al over uw twee minuten heen.

De heer Bashir (SP):

Dit is wel een heel belangrijke zaak.

De voorzitter:

Wij hadden twee minuten afgesproken.

De heer Bashir (SP):

Ik zal afronden.

De staatssecretaris zei dat 99,9% van de mensen normaal belasting betaalt. Dat ben ik helemaal met hem eens. Volgens mij is dat aantal zelfs groter. Maar stel dat die 0,1% van de mensen – dat zijn dus 16.000 mensen – niet aan hun verplichtingen zou voldoen, dan is dat toch een heel groot aantal mensen dat geen belasting betaalt. Volgens mij is dat aantal van 16.000 echter te hoog geschat. Laten wij uitgaan van 2000 mensen. Als die ieder 10 mln. buiten het zicht van de fiscus zouden houden, dan hebben wij het over een bedrag van 20 mld. Minstens, want als je 10 mln. buiten het zicht van de fiscus houdt, moet je meer geld hebben om deze constructie te kunnen gebruiken. Wij vinden dat ook die 2000 mensen, net als alle andere 16 miljoen mensen, gewoon belasting moeten betalen. Vandaar dat wij ons amendement om de Edelweissconstructie tegen te gaan, handhaven.

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik zal ook proberen om binnen die twee minuten te blijven.

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden en ook de heer Van Vliet voor zijn inbreng. Ik had een pittig tekstje voorbereid over de btw voor de kunsten, maar gezien de handreiking die de heer Van Vliet doet, zal ik die inslikken. Een zin wil ik nog wel even zeggen. Ik kreeg bijna het gevoel dat zelfs als er een miljardair zou zijn in dit land die zou aanbieden om die extra btw op de kunst te betalen, de coalitie nog steeds zou zeggen: wij houden ons aan het regeerakkoord.

De heer Van Vliet (PVV):

Ik hoop dat die miljardair zich aanbiedt.

De heer Groot (PvdA):

De proof of the pudding is het amendement dat nu in voorbereiding is. Wij zullen zien of dat het gaat halen. Ik hoop van harte van wel.

Er zijn heel veel moties ingediend. Ik hou het echter bescheiden op één motie. Die motie sluit aan bij mijn betoog van gisteren en strekt ertoe om aandacht te vragen voor het massale rondpompen van geld, waarvan sprake is in Nederland. Aan de ene kant zien wij dat de regering allerlei vormen van sparen fiscaal stimuleert, maar aan de andere kant moedigt de fiscus ook het financieren met vreemd vermogen aan. Dat kost uiteindelijk zowel de Belastingdienst als de burger veel geld. De motie strekt ertoe hiervoor aandacht te vragen bij de komende startnotitie over de hervorming van het belastingstelsel.

De staatssecretaris heeft opgemerkt dat hij mijn betoog op dit punt onduidelijk vindt. Het gaat erom fiscale faciliteiten voor sparen en schulden in samenhang te bezien. Het hoeft dan niet alleen te gaan om het inbouwen van het eigen huis, maar het kan ook gaan om het inbouwen van bijvoorbeeld levensloopregelingen. Ik denk dat al die slimme mensen bij het departement van Financiën daar wel raad mee weten. Ik voel mij ook in die gedachte gesterkt door ...

De voorzitter:

Misschien moet u nu overgaan tot het voorlezen van de motie.

De heer Groot (PvdA):

Nog twee zinnen en dan ben ik klaar.

De voorzitter:

Dan bent u ook door uw tijd heen.

De heer Groot (PvdA):

Dan ben ik door mijn tijd heen en dan ben ik ook klaar.

Ik voel mij gesterkt in die gedachte door de heer Koolmees, een oud-ambtenaar van Financiën, die de motie mede heeft ondertekend. Daarmee geeft hij er blijk van dat hij zich veel bij deze gedachte kan voorstellen.

De voorzitter:

Nu moet u echt uw motie gaan voorlezen.

De heer Groot (PvdA):

Dat zal ik doen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Nederland enerzijds uitgebreide fiscale faciliteiten bestaan voor financiering met schulden en anderzijds ook voor vele vormen van sparen;

overwegende dat deze combinatie leidt tot een aanzienlijke uitholling van de belastinggrondslag;

overwegende dat deze samenloop kan leiden tot het overmatig rondpompen van geld in de financiële sector, wat niet in het belang is van burgers en bedrijfsleven;

verzoekt de regering, bij de voorbereiding van de belastingherziening de fiscale faciliteiten voor sparen en schuldfinanciering in samenhang te bezien met als oogmerk verbreding van de belastinggrondslag en bevordering van de welvaart,Groot

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Groot en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 56(32504).

De heer Koolmees (D66):

Voorzitter. Allereerst bedank ik de staatssecretaris voor zijn antwoorden. In deze korte twee minuten ga ik in op twee punten, namelijk de versobering van de hypotheekrenteaftrek en de btw op de kunsten.

Ten aanzien van de hypotheekrenteaftrek bedank ik de staatssecretaris nogmaals voor zijn toezegging van technische assistentie bij het initiatiefwetsvoorstel. Ik blijf het belangrijk vinden dat wij het hebben van schulden niet langer stimuleren; vandaar dat ik de motie van de heer Groot heb meeondertekend. Ik neem aan dat de staatssecretaris dat standpunt met mij deelt. Ik ga samen met collega Verhoeven en met de heer Slob van de ChristenUnie de handschoen oppakken die het kabinet laat liggen. Omdat er ook een motie is aangenomen in de Eerste Kamer en omdat de staatssecretaris in zijn eerste termijn heeft aangegeven dat hij er in het kabinet nog eens over gaat spreken, hoop ik echter toch nog stiekem een beetje dat het in de startnotitie voor het eerste kwartaal van 2011 terugkomt. Ik wens de staatssecretaris daarbij veel wijsheid toe.

Over de btw is zowel binnen als buiten deze Kamer veel te doen. Het kabinet wil dat de sector op eigen benen gaat staan, maar een sector kan niet binnen drie maanden leren lopen en alle processen en verdienmodellen aanpassen. Daarom hebben wij de afgelopen weken, tijdens de wetgevingsoverleggen, een vijftal alternatieven neergelegd om deze verhoging van de btw op kunsten terug te draaien. Er komt er overigens nog eentje bij, want vanavond hebben wij samen met de heren Braakhuis, Groot en Bashir een amendement ingediend om één jaar uitstel voor de btw-verhoging op de kunsten te vragen in ruil voor het afschaffen van de kleinebanenregeling. Dat bleef hangen op 10 mln. Het is jammer dat de staatssecretaris niet nog ergens 10 mln. kon vinden. Daarom hebben wij het amendement hierover nu aangepast. Wij stellen voor om de btw-verhoging op de podiumkunsten een jaar uit te stellen en die op de kunst- en verzamelobjecten in te laten gaan per 1 oktober van volgend jaar. Dat levert naar ons inzicht precies 80 mln. op. Het amendement wordt nu uitgewerkt en straks uitgedeeld. Dan hebben wij in ieder geval een beetje ruimte om er nog eens goed over na te denken of wij dit nog structureel gaan regelen en of wij dit wellicht een zachte landing kunnen geven of beter kunnen organiseren. Ik hoop dat de coalitie hiermee kan instemmen, zodat wij alsnog dit onzalige plan van tafel kunnen krijgen.

De voorzitter:

Ik meen dat de kleinebanenregeling morgen op de agenda staat. Dat punt komt dan nog wel terug.

De heer Koolmees (D66):

Daarvoor heb ik overigens al een amendement ingediend.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris in ieder geval hartelijk danken voor het hele traject tot nu toe. Dit is mijn eerste debat als belastingwoordvoerder geweest en ik heb het als buitengewoon leerzaam en vooral als heel prettig ervaren. Gelukkig hebben wij hier een fantastische keuken; ik bedank ook de mensen daar hartelijk.

Ik houd het heel kort, want we hebben het meeste al gezegd. Ik ga alleen nog in op de groenregelingen. Het doet GroenLinks nog altijd zeer dat wij dat punt niet hebben kunnen binnenhalen. Althans, ik vermoed dat wij dit punt niet kunnen verzilveren. Ten overvloede heb ik hier een grafiek waarin de staatssecretaris duidelijk het verschil kan zien tussen het rendement op groenfondsen op de korte en de langere termijn en het rendement op traditionele fondsen op korte en langere termijn. Ik vestig de aandacht in ieder geval op het grote Fortis OBAM-fonds, dat het meest verhandeld wordt, en op het Triodos Groenfonds. Dit ter onderstreping van de argumenten die wij allemaal naar voren hebben gebracht.

Ik maak van deze termijn graag gebruik om een motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kunstensector van het nieuwe kabinet nauwelijks tijd heeft gekregen om aan zijn eigen verdiencapaciteit te werken om de klap van de btw-verhoging op te vangen;

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat zich bij ongesubsidieerde podiumkunsten een relatief groot prijsuitvaleffect voordoet en daarmee omzetverlies met alle risico's van dien voor faillissementen en werkgelegenheid;

constaterende dat de gesubsidieerde podiumkunsten tegelijkertijd rekening moeten houden met een grote daling van subsidie-inkomsten;

van mening dat het wenselijk is dat de kunstensector de kans krijgt, extra te werken aan zijn eigen verdiencapaciteit en daarom de maatregel voor de podiumkunsten ten minste een jaar uit te stellen en voor kunst- en verzamelobjecten driekwart jaar, zoals uitgesproken in het amendement-Koolmees c.s.;

van mening dat het om diverse redenen tegelijkertijd onwenselijk is, de kleinebanenregeling te verlengen zoals uitgesproken in het amendement-Hamer c.s.;

verzoekt de regering om het komende jaar de ontwikkeling van de verdiencapaciteit in de kunst en podiumkunst nauwlettend in de gaten te houden en deze te evalueren en de Kamer hierover te rapporteren bij het Belastingplan 2012, en hierbij de afweging te maken of de maatregel van een btw-verhoging over een jaar verantwoord is, of dat er alternatieven zijn die op bredere steun vanuit de Tweede Kamer kunnen rekenen,Braakhuis

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Braakhuis, Groot, Koolmees en Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 58(32504).

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik heb nog enkele punten. Als ik het goed heb begrepen, zit groen beleggen in de overgangsregeling om het langzaam af te bouwen, zacht te laten landen. Er is kennelijk toch een zekere consensus ontstaan tussen de heer Slob en de staatssecretaris. Heb ik dat goed begrepen? Als dat het geval is, zou ik dat positief nieuws vinden. Ik hoor dus gaarne een bevestiging hiervan.

Ik hoop dat de staatssecretaris echt meer duidelijkheid kan geven over Edelweiss. De VVD-fractie vindt de constructie zoals die beschreven is uiterst ongewenst, laat dat helder zijn. De kans is echter dat je weer een doel voorbij schiet of met een kanon op een muis schiet. Het klinkt mij in de oren als iets wat moet worden aangepakt, dus ik wil daar de beloofde duidelijkheid over hebben.

De heer Bashir heeft een motie ingediend over de scheepvaart-cv's. Na zijn opmerkingen hierover in de eerdere termijn ben ik de radio maar eens wat beter gaan volgen. Ik moet zeggen: je gaat je gewoon groen en geel ergeren als je eenmaal die advertentie gewoon herkent. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op deze motie. Wat goed bedoeld is en goede ondernemers trekt die echt willen investeren, trekt blijkbaar ook gewoon gelukszoekers.

In een interruptiedebat met de staatssecretaris heb ik al gesproken over het mkb. Ik begrijp dat hij enorm aanhikt tegen de uitvoerbaarheid van het voorstel, dat hij zegt dat het veel te veel gedoe geeft. Het gaat de VVD-fractie juist om de vraag hoe mkb-ondernemingen eenvoudiger eigen geld kunnen krijgen. Ik hoor graag concreet wat de staatssecretaris de komende maanden wil gaan doen op dit terrein. Dat is van belang voor het eindoordeel van mijn fractie over dit voorstel.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitgebreide beantwoording, vooral in eerste termijn. Ik dank hem ook voor een aantal toezeggingen, maar dat heb ik tijdens het debat ook al gedaan. Ik wil nog op een paar dingen terugkomen.

Wij hebben een nieuw amendement ingediend – dat is het amendement op stuk nr. 54, dat in plaats komt van het amendement op stuk nr. 21 – over de OFM. Wij stellen daarin dat er nog één jaar gegevensuitvraag mag plaatsvinden.

Wij hebben nog geen antwoord gehad op de vraag over accijnzen voor historische vliegtuigen.

Eigenlijk waren wij meer tevreden over het schriftelijke antwoord van de staatssecretaris op de vragen over afvalstoffen dan over het mondelinge antwoord. In de schriftelijke antwoorden stond wel duidelijk dat de staatssecretaris monostromen mag aanwijzen. Is hij bereid om daar waar hij merkt dat er op een gegeven moment onbedoelde export van afvalstoffen plaatsvindt, en er dus helemaal geen inkomsten uit belasting meer zijn, te overwegen of monostromen aangewezen dienen te worden in samenspraak met de sector? Dat dient zeker niet tot een bedrag van 12 komma zoveel mln. per jaar te gaan.

In aanvulling op de woorden van mevrouw Neppérus zeg ik dat ik ook zeer benieuwd ben naar het antwoord op de scheepvaart-cv's. Ook ik verbaas mij over de vele reclames. Daarbij zeg ik dat het bedrag van 2 mln., de raming, mij erg klein lijkt als dit teruggedraaid zou worden. Volgens mij hebben ze namelijk al meer dan 2 mln. uitgegeven aan advertenties. Ik weet niet welke kranten de staatssecretaris leest, maar die advertentieruimte is ontzettend duur. Ze zullen daaraan vast en zeker iets overhouden. Dat mag ik althans hopen.

Ik kom op het amendement over het mkb, waarover de staatssecretaris zei dat hij de Kamer ontraadt om dat aan te nemen. Ik heb zijn argumenten goed gehoord. Het vervelende is dat er in dat amendement een Koninklijk Besluit is opgenomen. De staatssecretaris moet dus zelf bepalen dat het ingaat. Uit de woorden van deze staatssecretaris maak ik op dat hij dat niet snel zal doen. Ik zal dus overwegen wat wij gaan doen. Kan de staatssecretaris in deze termijn precies herhalen hoe hij – mevrouw Neppérus zei dat zo netjes – ervoor gaat zorgen dat het probleem wordt opgelost dat het mkb geen kapitaal kan aantrekken? Het mkb zucht daarvan. Het krijgt geen leningen bij de banken. Hoe gaat de staatssecretaris concrete maatregelen nemen om dit probleem op te lossen? Hij doet iets om de belastingen te verlagen en er worden allerlei andere maatregelen genomen, maar juist dit probleem verdient onze volledige aandacht.

Op de twee punten die ik genoemd heb, dien ik moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat mensen geen extra belasting moeten betalen op het moment dat zij trouwen of wanneer een huwelijk/samenlevingscontract ontbonden wordt;

van mening dat de vorige motie over de trouwtaks onvolledig beantwoord is;

van mening dat de trouwtaks volgens een voorbeeld van de regering kan oplopen tot € 4000 op jaarbasis;

verzoekt de regering, voor 1 maart 2011 een overzicht aan de Kamer te doen toekomen van situaties waarin mensen zware perverse financiële prikkels hebben om zich wel of niet als (fiscale) partners te registreren met voorstellen om die weg te nemen, zodat de fiscaliteit min of meer neutraal staat ten opzichte van de leefvorm,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 59(32504).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat maatschappelijke organisaties en verenigingen zoals sportverenigingen, niet-commerciële buurt- en dorpshuizen, jeugdgroepen en cultuurverenigingen van onschatbare waarde zijn voor de samenleving;

van mening dat wanneer burgers en bedrijven goede doelen zoals voornoemde organisaties en verenigingen, willen steunen, de overheid hierbij een fiscale faciliteit dient te bieden, zodat zij aan het beoogde doel schenken en niet aan de Belastingdienst;

constaterende dat het voor voornoemde maatschappelijke organisaties en verenigingen van belang is dat de Successiewet 1956 en de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 enkele faciliteiten voor Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI's) en Sociaal Belang Behartigende Instellingen (SBBI's) bevatten;

verzoekt de regering om na de startbrief nog voor het zomerreces 2011 met een voorstel tot wet voor een geefwet te komen, zodat die wet uiterlijk op 1 januari 2012 zal ingaan en daarbij de volgende zaken mee te nemen:

  • - goede registratie van SBBI's, net als bij ANBI's, zodat onomstotelijk vaststaat welke organisaties die status hebben;

  • - een faciliteit waarmee het bedrijfsleven verleid wordt om ook langjarig goede doelen te ondersteunen;

  • - facilitering van investeringen in een revolving fund voor deze sectoren;

  • - het stimuleren van geven aan of beleggen in wetenschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Neppérus en Slob. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60(32504).

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. We hebben inderdaad al heel wat uren met elkaar doorgebracht over het Belastingplan en dat is zeer noodzakelijk, gezien de omvang en de impact van de besluiten die we met elkaar nemen. Ik denk dat we een goede uitwisseling van opvattingen hebben gehad, ook over een aantal voorstellen van het kabinet waarin de ChristenUniefractie zich niet altijd kon herkennen. Het gaat met name om de wijzigingen die waren toegepast door het nieuwe kabinet.

Ik deel mee dat ik mijn amendement op stuk nr. 37 intrek nadat ik van de staatssecretaris heb gehoord dat er absoluut geen sprake is van versobering van het telewerken, dat er op iets andere wijze voorzieningen getroffen zijn en dat die zelfs positiever zijn vanwege het feit dat daaraan niet allerlei regelgeving verbonden is. Daar houden wij hem aan. Ik neem aan dat wij in de komende periode nog wel zullen terugkomen op het thuiswerken en het telewerken.

De voorzitter:

De heer Slob wenst het amendement op stuk nr. 37 (32504) in te trekken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben blij met de afspraken die wij uiteindelijk hebben kunnen maken rond de groenregeling. Om alle misverstanden te voorkomen: het was niet ons voorstel om dit met ingang van 2011 abrupt stop te zetten. Wij hebben daarin wel meegedacht, omdat wij de problemen zagen waarmee ondernemers, met name in de glastuinbouw maar ook daarbuiten, zouden worden geconfronteerd. Dat vonden wij niet aanvaardbaar. Ik ben blij dat wij er op deze wijze uit zijn gekomen. Dat is in die zin bijzonder dat dit ook een wijziging betekent van het regeerakkoord op dit punt, in ieder geval in de tijd. Ik zeg dit ook vanuit een andere verantwoordelijkheid die ik in de jaren hiervoor heb gehad. Bij dit onderwerp houd ik me maar even vast aan de woorden van wijlen minister De Koning: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Dit leek mij een heel goede oplossing.

Tot slot plaats ik nog een opmerking over de doorschuif van de ab-claim en de cumprefs. Ik vond de argumentatie waarmee de staatssecretaris de amendementen hierover heeft ontraden, niet overtuigend. Ik was wel blij met het feit dat hij uiteindelijk zei: dit is mijn afweging, maar het kan zijn dat de Kamer daarin een andere afweging maakt. De amendementen zijn dan in ieder geval solide gedekt. Ik hoop dat mijn collega's nog even goed nadenken over de uitgangspunten van het erfrecht: het ongestoord kunnen voortleven. Dat willen wij met deze amendementen echt waarborgen. Daarom vraag ik nogmaals aandacht voor deze amendementen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik probeer gelijk om het snelheidsrecord hier te vestigen. Ik dank de staatssecretaris voor zijn goede toezeggingen op nagenoeg alle punten die ik heb ingebracht. Het is jammer dat de eigen woning niet wordt meegenomen. Dat moet de Kamer dan op een andere manier oppakken.

Er blijft één punt over. Ik had gevraagd of bij de notitie ook de effectiviteit van de verschillende heffingskortingen in kaart zou worden gebracht. Ik hecht daaraan, zodat de Kamer op basis van evidence een beslissing kan nemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dit was inderdaad heel snel. Ik begrijp dat de staatssecretaris nog niet alle moties heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij beginnen met de tweede termijn van de staatssecretaris. Aan de orde zijn de moties. Ik heb hem aangemoedigd om een beetje efficiënt door de moties heen te gaan. Ik vraag dit ook aan de deelnemers van dit debat, want er staat voor vanavond nog een ander debat gepland.

Staatssecretaris Weekers:

Voorzitter. Ik zal in elk geval mijn best daarvoor doen. Ik dank de Kamer voor de inbreng in de tweede termijn. Er waren nog enkele puntjes blijven liggen van de eerste termijn. Ik ben tijdens de dinerschorsing in ieder geval schriftelijk teruggekomen op de amendementen van de heer Slob, voor zover ik die nog niet mondeling had besproken. De Kamer heeft daar kennis van kunnen nemen. Mijn oordeel is dat ik de amendementen in elk geval niet wenselijk vind. De redenen hiervoor staan op papier. Verder heb ik tijdens de schorsing nog een nota van wijziging ingediend omdat onder meer de heer Omtzigt heeft gevraagd om het tarief voor de assurantiebelasting weer op 9,5% te zetten, als het budgettaire probleem van de overgangsregeling is opgelost. Dat kan met ingang van 1 januari 2015. Dat is bij dezen dus ook gebeurd.

Ik was de heer Braakhuis nog een antwoord schuldig wat betreft de architecten. Ik heb nog heel even gekeken wat wel en niet mogelijk is en kan nu duidelijkheid verschaffen. Ik betwijfel echter of de heer Braakhuis daar blij mee is. Op basis van de btw-richtlijn kan het verlaagde btw-tarief voor renovatie alleen worden toegepast op renovatie- en herstelwerkzaamheden. Een voorbeeld hiervan zijn de werkzaamheden van een loodgieter of een schilder. Het is dus niet mogelijk om voorbereidende of ondersteunende diensten die met renovatie samenhangen, zoals de diensten van architecten, onder het verlaagde btw-tarief te brengen.

Er is nog een vraag van de heer Omtzigt blijven liggen uit de eerste termijn. Mijn excuses hiervoor. Die vraag had betrekking op de historische vliegtuigen. De heer Omtzigt kent waarschijnlijk al het antwoord dat ik zal geven, omdat hij daar door de vorige staatssecretaris ook al over is geïnformeerd bij de behandeling van het Belastingplan 2010. De motie is in 2009 ingevuld door ophoging en verbreding van een revolving fund van OCW voor de restauratie van mobiel erfgoed. Daar is toen 1 mln. extra voor beschikbaar gekomen. Ik kan mij herinneren dat de oorspronkelijke motie vroeg om een regeling in de accijnssfeer, maar dat was uiteindelijk niet mogelijk. Een dergelijke belastinguitgave paste namelijk niet in het toetsingskader dat met de Kamer was afgesproken. Uiteindelijk er is dus gekozen voor een regeling in de subsidiesfeer. Ik neem dat dit antwoord op dit moment voldoende is.

De heer Bashir stelde een vraag over de willekeurige afschrijving binnen de zeescheepvaart. Hij vroeg met name wat die opbrengt. Hij had in stukken van het ministerie van Financiën namelijk ergens een bedrag van 60 mln. gelezen. Dit vraagt om nadere uitleg. Het bedrag van 60 mln. betrof het kaseffect van de willekeurige afschrijving van zeeschepen in de eerste twee jaar. Na twee jaar vloeit die 60 mln. geleidelijk weer terug in de schatkist. Als je in één keer de hele afschrijving van de winst haalt, kost dit in dat jaar veel geld. In de jaren daarna is echter er geen afschrijving meer. Dan is de belastbare winst dus een stuk groter. Daardoor vloeit het geld geleidelijk aan weer terug in de schatkist. Het relevante budgettaire effect bestaat uit het rentevoordeel als gevolg van het schuiven van belasting in de tijd. Dit rentevoordeel is begroot op 2 mln. Als de heer Bashir dit wil inzetten voor alternatieven, moet hij bedenken dat de dekking slechts 2 mln. is.

De heer Bashir heeft in dit kader een motie ingediend op stuk nr. 55. In die motie verzoekt hij de regering om zo snel mogelijk een uitzondering op de regeling tijdelijke willekeurige afschrijving voor investeringen in zeeschepen door ib-ondernemers te maken. Dit zijn de beleggers die je in het normale spraakgebruik niet als echte ondernemer zou aanmerken. Ik heb daar tijdens het wetgevingsoverleg al iets over gezegd. De willekeurige afschrijving is een crisismaatregel geweest, die nu een jaar wordt verlengd om de economische activiteit in ons land verder aan te zwengelen. Dit komt namelijk tegemoet aan liquiditeitsbehoeften in het bedrijfsleven. Dat vervolgens allerlei creativiteit wordt losgelaten door middel van onder meer deze scheeps-cv, is een niet rechtstreeks bedoeld effect, maar we moeten natuurlijk niet ontkennen dat er enige economische activiteit mee samenhangt. Er wordt namelijk geld opgehaald voor een bepaald doel. Daar wordt als het goed is een schip van gebouwd, voor een deel met geld dat is ingelegd door beleggers die kunnen genieten van deze fiscale faciliteit en voor een deel met geld uit een scheepshypotheek die daarvoor wordt afgesloten.

Velen zeggen dat mensen op het verkeerde been worden gezet door allerlei advertenties waarin wordt beloofd dat zij meer van de fiscus terugkrijgen dan zij zelf inleggen. Ik kan mij wel iets bij dat soort gedachten voorstellen. De Autoriteit Financiële Markten is uitermate alert op misleidende reclame. Ik weet niet of deze reclame misleidend is. Ik denk van niet. Er wordt gezegd: u krijgt in het eerste jaar meer van de fiscus terug dan u inlegt. Wel, dat klopt. Dat heb ik in de schriftelijke beantwoording ook uiteengezet. Er wordt alleen niet bij vermeld welke aansprakelijkheid mensen op hun schouders nemen. Er wordt ook niet bij vermeld dat er in latere jaren geen fiscale faciliteiten meer zijn. Sterker nog, ten opzichte van een normale situatie moet er dan meer geld van de winst worden afgedragen aan de schatkist. Willen mensen dat echt doorzien, dan zullen zij in de stukken moeten kijken die ik aan de Kamer heb gestuurd, waarin ik dit fenomeen uitleg. Ze kunnen ook kijken op de website van de Belastingdienst. Het allerbelangrijkste is dat zij de prospectus goed lezen. De AFM is daar natuurlijk buitengewoon alert op.

Ik vraag de heer Bashir om de discussie over de zienswijze van de AFM met de minister te voeren. Dit onderwerp zit namelijk in zijn portefeuille. Als mij heel concreet zou worden gevraagd om een uitzondering op de regeling te maken voor investering in zeeschepen door ib-ondernemers, de cv-ondernemers zeg maar, dan sta ik daar niet onsympathiek tegenover. Ik heb in mijn brief wel aangegeven waar mogelijk beren op de weg lopen. Ook sluit ik niet uit dat met dit soort investeringen reële economische activiteiten plaatsvinden, bijvoorbeeld bij werven in het Noorden van het land.

Ik vraag aan de heer Bashir om mij de ruimte te geven om dit in de komende weken te onderzoeken. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Bashir met het sluiten van de scheeps-cv met ingang van volgend jaar werkgelegenheid in Nederland teloor wil laten gaan. Als de heer Bashir mij de ruimte laat om in de genoemde gevallen geen invulling te geven aan zijn motie, dan kan ik er prima mee leven. Ik denk namelijk dat wij het er wel over eens zijn dat als een fiscale faciliteit op deze wijze toch wel heel erg creatief wordt uitgelegd, je jezelf de vraag moet stellen of je dit wel echt wilt. Uiteraard zal ik hierover berichten. Als de heer Bashir mij deze ruimte laat, kan ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laten.

De heer Bashir (SP):

Ik wijs erop dat gewone investeringen wel aftrekbaar zijn, maar dan niet willekeurig zoals het nu geregeld wordt. Als mensen willen investeren, kunnen zij het nog steeds blijven aftrekken, alleen in de loop der tijd, zoals het normaal ook zou gebeuren. Ik ben uiteraard bereid om de staatssecretaris de ruimte te geven. De staatssecretaris mag de motie op die wijze interpreteren.

Staatssecretaris Weekers:

Dank. Als ik de motie vanwege die ruimte uiteindelijk niet uitvoer, zal ik de Kamer daarover uiteraard berichten. Anders zal ik gevolg geven aan het gevraagde in de motie. Er zijn ook nog andere faciliteiten om de scheepsbouw te stimuleren, zoals de tonnageregeling. Er zijn tal van faciliteiten voor schepen, daar heb je dit specifieke instrument niet echt voor nodig.

Mevrouw Neppérus en de heer Omtzigt zijn ingegaan op het Alternextamendement betreffende mkb-beleggingen, omdat ik mij daar nogal heftig tegen had verzet in mijn vorige termijn. Zij vragen wat ik precies kan doen om het eigen vermogen in het mkb te stimuleren. Ik kan refereren aan het bestaande instrumentarium dat specifiek gericht is op het vergroten van het eigen vermogen, de groeifaciliteit voor het eigen vermogen die onder verantwoordelijkheid van de minister van ELI valt. Ik heb daar al eerder naar verwezen. Budgettaire ruimte om op dit moment echt iets te doen voor investeringen – het aantrekken van eigen kapitaal door mkb-ondernemers – heb ik niet.

Ik zie het onderliggende probleem van startende en vooral doorgroeiende ondernemingen die moeilijk aan kapitaal, eigen vermogen, kunnen komen echter wel, zeker als die bedrijven een behoorlijke buffer nodig hebben om een groeispurt te maken. Ik wil toezeggen dat ik begin volgend jaar samen met de sector, onder meer MKB-Nederland en het ministerie van ELI en uiteraard mijn eigen ministerie, bekijk wat er mogelijk is als alle creativiteit wordt aangewend. Er is in Nederland natuurlijk kapitaal beschikbaar – of je het nou over private equity in de oude of de nieuwe zin van het woord hebt – bij families die over kapitaal beschikken, die vroeger een onderneming hebben gehad en die best bereid zijn dat geld in mkb-bedrijven te steken. We zullen bekijken of we dat op een of andere manier kunnen stimuleren. We moeten niet onmiddellijk met een zak met geld zwaaien noch allerlei garantiefaciliteiten uitbreiden. De heer Omtzigt kent immers ook het rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte, waarin staat dat we de garantiefaciliteiten juist moeten inperken. Ik ben echter wel bereid om met creatieve mensen om tafel te gaan zitten om te bekijken hoe we het onderliggende probleem kunnen aanpakken. Het is mij een lief ding waard om daarmee aan de slag te gaan, want dan proberen we te bereiken wat we samen heel graag willen, zonder dat ik nu word belast met een amendement dat het mij in de uitvoering nogal moeilijk zal maken.

Dit is mijn handreiking; ik hoor wel wat de Kamer ervan vindt. Als de Kamer nog suggesties heeft, wil ik die er graag bij betrekken. Wanneer we straks in het kader van de startnotitie een grotere schuif kunnen maken van directe naar indirecte belastingen, waarvan ook een stuk bij het bedrijfsleven neerslaat, is daar misschien ook ruimte te vinden om een goede faciliteit in het leven te roepen. Die moet dan wel getoetst worden aan het woord "eenvoud".

Mevrouw Neppérus heeft gevraagd of er overeenstemming is tussen de ChristenUnie en de staatssecretaris over de zachte landing. Dat gaat met name over de heffingskortingen. Daar bestaat zeker overeenstemming over nu. We hebben uitvoerige, stevige discussies gehad. Ik denk dat we uiteindelijk tot een aanvaardbaar resultaat zijn gekomen voor iedereen. Je kunt zeggen dat het regeerakkoord is opgerekt of aangepast op dit punt, maar waar het mij om gaat, is dat we met elkaar het gevoel hebben dat we na een goede discussie uiteindelijk tot een verantwoord besluit komen. Daarvoor zitten we hier met zijn allen.

De heer Omtzigt heeft bij motie gevraagd om de geefwet voor de zomer van 2011 naar de Kamer te sturen. Het is lastig om voor de zomer al een wetsvoorstel af te hebben. Het regeerakkoord vraagt daar ook niet om. Geef mij eens even de ruimte om daar uiterlijk in de startbrief op terug te komen. Ik neem de wensen van de heer Omtzigt mee. Ik vraag hem om de motie aan te houden. Ik begrijp zijn ongeduld. Dat zou ik ook voelen. Ik kan alleen geen ijzer met handen breken. Er is interdepartementaal overleg nodig. Ik ben van goede wil, maar als ik iets toezeg met een bepaald tijdstip erbij, moet ik er zelf ook van overtuigd kunnen zijn dat ik het waar kan maken. Dat kan ik nu nog niet.

De heer Omtzigt (CDA):

De bedoeling is niet zozeer dat het wetsvoorstel wordt ingediend voor het zomerreces als wel dat het ingaat per 1 januari 2012. Als de staatssecretaris met die doelstelling kan leven, en hij is niet tot het onmogelijke gehouden, zijn we het eens over het traject dat we willen doorlopen.

Staatssecretaris Weekers:

De voorstellen voor de geefwet moeten we sowieso uitwerken. Als ik bij startnotitie voldoende inzicht kan geven in hoe dat zou moeten gebeuren, en de Kamer is ermee akkoord dat dit bijvoorbeeld in het kader van het belastingplan of overige fiscale maatregelen kan worden meegenomen, kan het inderdaad ook wel per 1 januari 2012. Maar dat is dan wel onder die voorwaarde. In een apart wetstraject lijkt me dat moeilijk, gelet op de volledige advisering door de Raad van State, die normaal gesproken meer tijd kost dan in het kader van een belastingplan, de interdepartementale afstemming et cetera. Als de heer Omtzigt mij de ruimte geeft dat het desnoods bij het belastingplan kan, prima.

De heer Omtzigt heeft nog een motie ingediend over de trouwtaks. Ik deel met hem de analyse dat het niet goed is, zeker niet als per 2012 ook de toeslagen onder hetzelfde partnerbegrip dat we nu introduceren, komen te vallen, dat er in echt vergelijkbare gevallen zulke grote verschillen bestaan. Die kun je met recht "zware perverse financiële prikkels" noemen. We delen dus de analyse. Ik acht de motie overbodig, omdat ik al heb toegezegd dat het thema "leefvormneutraal" in de startnotitie voorkomt. Ik heb ook al toegezegd om volgend jaar met de minister van SZW te zoeken naar een oplossing voor de samengestelde gezinnen. Je zou kunnen zeggen dat de motie overbodig is of ondersteuning van beleid. Er zijn nog genoeg momenten om hierop terug te komen. Volgens mij hebben wij beiden dezelfde ambitie.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik snap de opmerking over de startnotitie, maar ik wil de motie toelichten. In het debat dat we gevoerd hebben over de trouwtaks kwam ook de eigen bijdrage AWBZ aan de orde. Ook die verschilt enorm ...

De voorzitter:

U moet het kort houden. Er volgt hierna nog een debat.

De heer Omtzigt (CDA):

Daarom zie ik de motie als een aanmoediging voor de staatssecretaris om niet alleen in zijn eigen dossier te kijken, maar ook een paar andere dossiers te lichten.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan niet verder springen dan mijn polsstok reikt. Wij kunnen er alles bijhalen. Alleen al op mijn eigen terrein is het uitermate complex. Ik zal dit samen met Sociale Zaken en Werkgelegenheid moeten oppakken. Ik ben van harte bereid om de collega-bewindspersonen van VWS hierop te attenderen. Wij staan echter voor een gigantische klus om voor het eind van het eerste kwartaal met een fatsoenlijke startnotitie te komen. Door de wensen van de Kamer wordt die notitie al veel zwaarder opgetuigd dan ik aanvankelijk van plan was. Ik zou dan ook willen zeggen: vraag van mij niet het onmogelijke.

De heren Groot en Koolmees hebben een motie ingediend waarin wordt gevraagd om bij de voorbereiding van de belastingherziening de fiscale faciliteiten voor sparen en schuldfinanciering in samenhang te bezien met als oogmerk verbreding van de belastinggrondslag en bevordering van de welvaart. Ik heb al toegezegd dat ik in de startnotitie inga op het thema eigen en vreemd vermogen in de ondernemingssfeer. Ik heb gezegd dat ik opensta voor concrete ideeën voor het bevorderen van het in het eigen huis steken van spaargeld. De heer Groot heeft die ideeën echter nog niet erg concreet gemaakt. Als het zijn idee is om de hypotheekrenteaftrek te ondermijnen, te ondergraven of onderuit te halen, dan is dat in strijd met het beleid van het kabinet. Dan zou ik aanneming van die motie ontraden. Als het niet de bedoeling is van de heer Groot om de hypotheekrenteaftrek ter discussie te stellen, maar wel om aandacht te vragen voor die andere elementen, dan is de motie overbodig, want dat heb ik reeds toegezegd.

De heer Braakhuis heeft in samenhang met een amendement een motie ingediend die erop ziet om de verhoging van de btw op podiumkunsten met een jaar en de maatregel voor het in het economisch verkeer brengen van kunstvoorwerpen met negen maanden uit te stellen. De dekking daarvoor is gevonden in de kleinebanenregeling. Ik heb al gezegd dat de dekking op zich deugdelijk is. Het ter discussie stellen van de verhoging van de btw voor podiumkunsten is in strijd met het regeerakkoord. Bovendien ga ik niet over de kleinebanenregeling. Dat debat moet worden gevoerd met Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De voorzitter:

Dat debat wordt morgen gevoerd, zo kan ik u verzekeren.

Staatssecretaris Weekers:

Als dat debat voor de stemmingen van morgen wordt gevoerd, kan wellicht nog iets groeien in de Kamer.

De voorzitter:

Dat debat wordt morgenmiddag rond de lunchpauze gevoerd.

Staatssecretaris Weekers:

Dus voordat er over het Belastingplan wordt gestemd. De Kamer zal het debat dan verder moeten voeren. Het past mij nu niet, een oordeel te geven over de inhoud van de dekking, want dat is een zaak die op het terrein ligt van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Zo meteen geef ik een oordeel over een aantal moties dat gisteren is ingediend. Eerst wil ik nog de Edelweissroute bespreken. Dat is ook een belangrijk punt.

De voorzitter:

Ik verzoek u om dat wel enigszins binnen te perken te houden qua tijd.

Staatssecretaris Weekers:

Ja, voorzitter. De Edelweissroute. Eerst moet ik andermaal opmerken dat erven die op een aangifte niet mee tekenen omdat de executeur de aangifte doet, ook nu wel aangifteplichtig zijn. Daar lijkt een misverstand over te bestaan. Daarmee zijn zij ook strafrechtelijk en fiscaalrechtelijk aansprakelijk voor de aangifte. Ik heb dat een- en andermaal gezegd. Het enkel verder ondertekenen brengt dus in de aansprakelijkheidsvraag geen verschil. Wel zie ik de ernst van de situatie in. Als ik zou denken dat met de amendementen een verbetering ten opzichte van de huidige situatie wordt bewerkstelligd, zou ik die amendementen van harte omarmen. Ik heb nu alleen een paar juridische vragen rondom het voorstel om de aangifte door alle erven gezamenlijk te laten ondertekenen. Wat gebeurt er als niet alle erven meetekenen? Is er dan nog sprake van een geldige aangifte? Wat is het risico van dit voorstel voor bestaande, normale gevallen, voor iedereen die netjes de belasting afdraagt zoals het in de wet staat? En tot welke extra last leidt dit voor de bestaande gevallen en dus ook voor de Belastingdienst? Daarbij blijkt bij eerste toetsing dat het voorstel leidt tot een ingrijpende wijziging bij de Belastingdienst in het aangifteproces en het aangifteformulier, waardoor de amendementen, zo wordt mij gemeld, niet voor 2013 uitvoerbaar zouden zijn.

Ik zou de vragen en deze zaak wel verder willen uitdiepen, want de urgentie die door de Kamer naar voren is gebracht, voel ik zelf ook. Dat is niet zozeer omdat wij het vermoeden hebben dat hier op grote schaal gebruik van wordt gemaakt, maar omdat het gewoon oneerlijk is, al is het maar één geval. Dat moet je aanpakken. Die ruimte zou ik dus graag willen krijgen van de Kamer. Daar zou ik dan ook graag de zaak bij de Hoge Raad bij willen betrekken waar de heer Bashir het over had. Ik begrijp namelijk dondersgoed dat de handtekening onder een aangifte wanneer die aangifte door een ander wordt gedaan – zo wordt dat ervaren in het maatschappelijk verkeer – een grotere betrokkenheid bij die aangifte meebrengt. Die ander, de executeur die tekent, heeft weliswaar het mandaat en de belastingplichtige is er daarmee toch wel strafrechtelijk en fiscaalrechtelijk aan gehouden, maar ik snap goed dat er, als de handtekening zelf is gezet, misschien nog eens extra over wordt nagedacht.

Ik zou dus graag de tijd krijgen om samen met de Kamer alle mogelijkheden te verkennen om deze fraude aan te pakken, want ik wil graag dat iedereen die de schatkist tilt, aan de schandpaal wordt genageld. Ik stel daarom voor om zo snel als verantwoord mogelijk is – wat mij betreft is dat begin volgend jaar – met een aparte brief te komen om deze constructie waar mogelijk grondig aan te pakken. Daarbij zal ik de suggesties betrekken die de Kamer via de amendementen heeft gedaan. Ik zal zelf ook uitermate creatief hierover nadenken. In de tussentijd zal de uitvoering niet worden belemmerd, want we gaan natuurlijk door met het vervolgen van dergelijke fraude en van de fraudeurs die er zich schuldig aan maken. De Kamer en ik trekken dus aan dezelfde kant van het touw. Ik vraag de Kamer echter om mij nu niet op te zadelen met een gereedschapskist waarvan het gereedschap misschien wel mooi oogt, maar waar ik uiteindelijk weinig aan heb en die, sterker nog, als een loden last om mijn schouder hangt. Kunnen we dus de afspraak maken dat we hier snel, dus begin volgend jaar, op terugkomen met een goede brief van mijn kant, daar alle tijd voor uittrekken en het fenomeen grondig trachten aan te pakken?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik was getriggerd door de uitspraak van de staatssecretaris dat hij belastingfraudeurs stevig aan de schandpaal wil nagelen. Dat klinkt mij als muziek in de oren. Welke zaken die nu niet aan de schandpaal worden genageld, omdat ze geheim blijven, zullen binnen de komende vier jaar wel aan de schandpaal worden genageld?

Staatssecretaris Weekers:

Daar ga ik nu even niet op in.

De voorzitter:

Dat lijkt me bijna in de vraag ingesloten te zitten.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik snap dat het nu niet onmiddellijk gebeurt, maar er ligt hier nog een behoorlijk aantal vragen over belastingrecht. Zelfs als gemeenten veroordeeld worden, wordt dat niet openbaar. Als de staatssecretaris fraudeurs aan de schandpaal wil nagelen, heeft hij onze steun om daar in de startnotitie of op een ander moment een keer op terug te komen.

Staatssecretaris Weekers:

Daar ben ik al op ingegaan. Ik kijk even naar mijn ambtenaren. Volgens mij heb ik enkele weken geleden een reactie daarop naar de Kamer gestuurd. Ik ben namelijk met de heer Omtzigt van mening dat er veel meer openbaarheid in fiscale zaken moet komen. Volgens mij ligt het bij de Kamer, maar dat zal ik checken. Als dat niet het geval is, zal het er morgen liggen. Ik heb de stukken getekend.

De heer Bashir (SP):

De staatssecretaris stelde een aantal terechte juridische vragen. Ik kan in ieder geval op een van die vragen antwoord geven, namelijk op de vraag wat het betekent als niet alle handtekeningen op tijd verzameld kunnen worden. Dan val je terug op artikel 39 van de Successiewet. Dat bepaalt dat je nog steeds zonder de executeur gezamenlijk aangifte kunt doen. Al die anderen kunnen dan apart aangifte doen, wat nu ook al mogelijk is. Met artikel 72 lid 1 wordt nu een extra mogelijkheid gegeven aan de executeur om een aangifte namens de erfgenamen te doen, waardoor hij in feite de handtekening kan zetten namens alle erfgenamen. Daardoor is hij weliswaar aansprakelijk, maar de erfgenamen ook, terwijl zij niet eens voor die executeur hebben gekozen.

Een ander aspect van wat de staatssecretaris net zei, is het volgende. Hoewel de erfgenamen op dit moment niet tekenen, zijn ze nog steeds aansprakelijk. Volgens mij is dat juist een van de redenen om dit te veranderen. Iemand doet namens jou aangifte, terwijl je niet eens hebt gekozen voor die persoon. De erflater kiest namelijk de executeur en niet de erfgenamen. Het is allemaal ingewikkeld, maar er is goed over nagedacht. Deze twee amendementen zijn een extra knuppel achter de deur. Zij zorgen er in feite voor dat deze constructie gedicht wordt.

De voorzitter:

Ik ga u nu toch vragen om allemaal wat korter te zijn. U hebt een tweede termijn gehad en de amendementen zijn toegelicht. De staatssecretaris kan nu kort reageren op wat u hebt gezegd. Ik weet niet wat mevrouw Neppérus nog wil toevoegen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik heb de simpele vraag of de staatssecretaris bereid is in januari gewoon snel met een brief te komen. Als het dan nodig is, hoop ik dat hij bereid is snel met wetgeving te komen om eventuele gaten te repareren. Het wordt alleen maar ingewikkelder vanavond.

Staatssecretaris Weekers:

Ik kan kort antwoorden op die vraag: ja.

De voorzitter:

Dat is een heldere toezegging. De staatssecretaris vervolgt zijn betoog snel en efficiënt.

Staatssecretaris Weekers:

Dan kom ik op de ingediende moties. De motie van de heer Van Vliet op stuk nr. 38 over de voorlopige teruggaaf Vpb moet ik ontraden. Ik zou kortheidshalve willen verwijzen naar wat ik daar al eerder over heb gezegd. Ik heb daar een uitvoerige argumentatie bij gegeven.

De motie van de heer Van Vliet over btw over andere belastingen moet ik ook ontraden. Over dit onderwerp heeft mevrouw Neppérus ook vragen gesteld. Ik zie daar simpelweg geen ruimte voor. Ik heb een ander beeld bij de stelling dat EU-wetgeving niet altijd verplicht tot het heffen van omzetbelasting over andere belastingen zoals accijnzen en energiebelasting. Als de heer Van Vliet dingen ziet die ik misschien over het hoofd heb gezien, hoor ik dat graag. Zoals wij ertegen aankijken, doen wij echter precies wat de Europese wetgever van ons vraagt. Ik heb daar zelf geen discretionaire bevoegdheid in.

De heer Van Vliet heeft ook een motie ingediend over de BelastingTelefoon. Volgens mij ben ik hem tijdens het wetgevingsoverleg al in vergaande mate tegemoetgekomen voor zover het gaat om de strekking en geest van zijn opmerkingen. Als iemand met een probleem zit rondom zijn aangifte, zeker als er sprake is van complexiteit, moet het niet zo zijn dat hij door de BelastingTelefoon wordt afgehouden en zodoende niet door het loket van de Belastingdienst heen kan breken. In 2011 kan er doorverbonden worden met de tweede lijn, gespecialiseerde mensen bij de Belastingdienst. Dat is niet noodzakelijkerwijs de inspecteur, maar wel een gekwalificeerde medewerker die gemandateerd is door de inspecteur, die in de aangifte et cetera kan meekijken, mutaties kan doorvoeren en namens de inspecteur bepaalde afspraken kan maken. Mocht de zaak nog een stuk complexer zijn zodat de inspecteur hoogstpersoonlijk contact moet opnemen, dan gebeurt dat nadat er een melding is gemaakt. Dat zal dan snel gebeuren. Tot zo ver kan ik gaan. De heer Van Vliet vraagt in zijn motie dat iedereen eigenlijk maar een telefoonnummer moet krijgen van zijn eigen belastinginspecteur. Dat kan niet, want niemand heeft een eigen belastinginspecteur. Het is een massaproces; er zijn meerdere mensen bezig, ook afhankelijk van de werkdruk bij deze of gene. Ik zou de motie ook niet letterlijk kunnen uitvoeren, behalve wanneer de Kamer mij extra middelen fourneert om de Belastingdienst verder uit te breiden. Maar met wat ik nu lees in het regeerakkoord ben ik toch genoodzaakt om de Belastingdienst in te krimpen. Om die reden moet ik de motie ontraden, als ik mij zou moeten houden aan de letterlijke tekst. Anders is ze overbodig, gelet op mijn toezegging.

De heer Van Vliet heeft een motie ingediend over luxe afkickklinieken. Ik heb er wat moeite mee, omdat het in het kader van het streven naar vereenvoudiging niet past om een enkele specifieke aftrekpost af te schaffen. Ik zou liever breder kijken naar alle aftrekposten of onderdelen daarvan. Het gaat hierbij over specifieke zorgkosten gericht op de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten, de buitengewone-uitgavenregeling. Ik ben bereid om in zijn algemeenheid te kijken naar de aftrekbaarheid van specifieke zorgkosten en de wenselijkheid om bepaalde uitgaven van de aftrek uit te sluiten. Om die reden zou deze motie niet mijn voorkeur hebben, maar ik zit er ook niet zo in dat ik die stevig moet ontraden. Vandaar dat ik het oordeel aan de Kamer overlaat.

De motie van de SP, GroenLinks en de SGP over belasting op het verbranden van afval heb ik in de spreektekst al behandeld.

Ik ontraad de motie over de heffings- en invorderingsrente. Het zou in strijd zijn met het regeerakkoord, als ik de motie precies zo zou moeten uitvoeren. Ik kan wel toezeggen dat ik mij zeer binnenkort beraad over de precieze uitwerking en de vraag of er niet een beter alternatief te bedenken valt dan de letterlijke tekst in het regeerakkoord. Ik zal erop terugkomen. Er is in elk geval alle gelegenheid voor de Kamer om zich over een definitieve regeling uit te laten, voordat wij die invoeren.

De heer Braakhuis en de heer Groot hebben een motie ingediend met het verzoek om een gedetailleerde studie om de koopkrachteffecten in beeld te brengen rondom de alleenstaandeouderkorting. Heel specifiek worden tien casusposities gevraagd. Ik dacht dat mevrouw Sap dat zelf ook heel goed kon doen; dat heeft zij eerder bewezen. Ik moet deze motie ontraden, want voordat wij het weten gaan wij bij elke maatregel veel verder dan de gebruikelijke puntenwolken. Maar voordat wij deze maatregel doorvoeren, zullen wij natuurlijk kijken naar een verantwoord koopkrachtbeeld en ontstaat er voor de Kamer alle ruimte om zich hierover verder uit te laten. Mochten wij zien dat dit niet past binnen een verantwoord koopkrachtbeeld dan wel dat het bijvoorbeeld de arbeidsparticipatie in de flank raakt, dan zullen wij moeten kijken of een verstandigere oplossing mogelijk is. Ik zou de heren Braakhuis en Groot dus willen vragen om deze motie aan te houden of in te trekken. De discussie wordt in elk geval vervolgd. Er is uiteindelijk nog geen besluit genomen.

Er is ook een motie ingediend over rode diesel. Ik kan daarover een heel betoog houden, maar dat zal ik niet doen. We hebben geen voornemen om rode diesel af te schaffen. Daarom ontraad ik deze motie, want zij leidt tot lastenverzwaring voor een specifieke groep ondernemers.

De heer Braakhuis en de heer Koolmees hebben een motie ingediend over energiebelasting in de hoogste schijf. Daarover kan ik kort zijn. Ik wil best in beeld brengen, in de Voorjaarsnota of omstreeks de tijd dat ik die zal toezenden, hoe het internationale speelveld rondom dergelijke energiebelastingen in elkaar zit. Als ik ruimte zie voor verdere vergroening, als dat de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven niet schaadt, wil ik die ruimte best opzoeken. Dat heb ik tijdens het wetgevingsoverleg al aangegeven. Daarvoor heb ik zelf ook inzicht nodig in de internationale situatie. Om daaraan echter nu al de conclusie te verbinden dat er in het voorjaar concrete maatregelen moeten worden aangekondigd, gaat mij te ver. Het tweede deel van de motie vraagt dat. Als de indieners het tweede deel schrappen, kan ik de motie overnemen of, zo zij dat wensen, het oordeel aan de Kamer laten. Anders moet ik haar echter ontraden.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Naar aanleiding van de woorden van de staatssecretaris hebben we overlegd en besloten deze motie aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Braakhuis stel ik voor, zijn motie (32504, nr. 48) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Weekers:

Ik stel dit zeer op prijs. Dit debat zal nog ten volle worden gevoerd, naar ik aanneem niet één keer, maar vaker. Het is ook een interessant debat.

Voorzitter. De laatste motie die nog ter beoordeling openstaat gaat over de snorfietsen, scooters en bromfietsen op tweetakt. Ik voel weinig voor uitvoering van deze motie. Het lijkt me weinig zinvol om onderzoek te doen naar een aanschafbelasting voor brommers. In de fiscale vergroeningsbrief van 30 mei 2008 is al uitvoerig ingegaan op een brommerbelasting. Mijn voorganger, die bekend staat om zijn fiscale vergroening in de mobiliteit, was geen voorstander van een brommerbelasting.

Ik noem een paar punten uit zijn brief. De aankoopbelasting zal een zeer bescheiden milieueffect hebben omdat de nieuwe verkopen klein zijn ten opzichte van het hele brommerpark. Het kan bovendien slechts om een niet naar milieukenmerken gedifferentieerde heffing gaan, want de milieukenmerken zijn niet geregistreerd; daarbij lopen we dus gewoon tegen de beperkingen van de techniek aan. De aankoopbelasting van 20% à 30% van de waarde levert een jaarlijkse opbrengst op van 9 mln. à 12 mln.; de uitvoeringskosten zullen daarentegen hoog zijn en niet in verhouding staan tot de opbrengst. Voor de onderbouwing hiervan verwijs ik naar de brief uit 2008.

Er wordt nog door het kabinet bezien of er andere, niet-fiscale maatregelen zijn te nemen om het brommerpark zuiniger en schoner te krijgen, bijvoorbeeld door toename van het aantal elektrische brommers te bewerkstelligen. Hieraan wil ik nog iets toevoegen. Een aanschafbelasting op alleen tweetaktbrommers – dus niet op viertaktbrommers en niet op elektrische, als dat al zou worden geregistreerd – zou een nog lagere belastingopbrengst genereren. Bovendien wordt de aanschaf van elektrische brommers en scooters al fiscaal gestimuleerd via de MIA-regeling voor bedrijven. Die stimuleert in elk geval de keuze voor schone en geluidsarme brommers en scooters. Omdat elektrische bromfietsen niet langer duurder zijn dan gewone bromfietsen, is deze stimulans sinds kort beperkt tot bromfietsen met een lithiumaccu.

Om die redenen voel ik weinig voor deze motie. Toen dit verzoek werd gedaan door de Kamer, vond ik het eigenlijk niet zo'n gek verzoek. Ik wilde het toen meenemen in het voorjaar, als we ook het autodossier gaan bekijken. Toen ik echter de argumenten tot mij nam en de brief van mijn voorganger nog eens las, besloot ik dat ik beter duidelijk kon zijn. Uiteindelijk biedt dit weinig soelaas. Daarom moet ik de motie ontraden. Mocht de Kamer haar aannemen, dan raad ik in elk geval aan om dit punt in het voorjaar bij het autodossier te betrekken, maar ik zou me met de beperkte middelen het liefst op de hoofdzaak richten. Ik ben ervan overtuigd dat de Kamer dat ook wil.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Er wordt gesproken van een belastingverhoging van 30% tot 40% van de nieuwwaarde. Toen ik de motie indiende, sprak ik over het gebruiken van de rationale die ligt onder het autopark. Die houdt in dat de maatschappelijke kosten van het bezit van een auto worden omgezet in een belasting. Dat betekent niet dat een tweetaktbelasting tot 30% à 40% zal leiden. Als wij de werkelijke maatschappelijke kosten pakken, hebben wij het over veel meer. En dan wegen de opbrengsten al snel op tegen de kosten. Er is mij alles aan gelegen – dat zal duidelijk zijn – om die dingen uit het straatbeeld te krijgen.

Staatssecretaris Weekers:

Dat is helder. Ik heb er het mijne over gezegd. Ik hoor wel wat de Kamer er uiteindelijk van vindt. Ik heb aangegeven op welk moment ik zal rapporteren als de motie wordt aangenomen. Ik hoor graag hoe de andere fracties hiertegen aankijken, voordat ik überhaupt nog dieper in het dossier ga duiken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik heb gevraagd of de staatssecretaris bij de startnotitie de effectiviteit van de heffingskortingen wil betrekken. Ik neem aan dat hij daartoe bereid is.

Staatssecretaris Weekers:

Ik vraag mij even af wat wij daar uiteindelijk aan hebben. Volgens mij hebben wij vandaag in goed overleg gezorgd voor een zachte landing van de heffingskorting. Als wij dat in de startnotitie nog eens allemaal overdoen, dan zie ik dat eerlijk gezegd niet zitten. Als de vraag erop gericht is om mij aan te zetten om naar de resterende vrijstellingen te kijken ...

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik wil niet dat de discussie van vandaag wordt overgedaan. Het gaat mij om de andere heffingskortingen, bijvoorbeeld de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het gaat mij niet om box 3, maar om de inkomstenbelasting.

Staatssecretaris Weekers:

Als u mij vraagt om in de startnotitie terug te komen op datgene wat de studiegroep allemaal heeft besproken, vind ik dat terecht.

De voorzitter:

Volgens mij heeft de heer Dijkgraaf een toezegging binnen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven