Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2011 (32500 I);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken en van het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2011 (32500 III);

het wetsvoorstel Slotwet van het Huis der Koningin 2009 (32360 I);

het jaarverslag over het Huis der Koningin (32360 I, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het Huis der Koningin 2009 (32360 I, nr. 2);

het wetsvoorstel Slotwet Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2009 (32360 III);

het jaarverslag van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (32360 III, nr. 1);

het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van Algemene Zaken, het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2009 (32360 III, nr. 2).

De voorzitter:

Ik heet de minister-president van harte welkom.

Van een aantal leden heb ik nog niet de verdeling van de spreektijd. Ik vraag hun, die alsnog te melden aan de griffier.

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

De heer Heijnen (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. In 2015 vinden op alle centrale pleinen van dorpen en steden in Nederland feesten plaats. Gevierd wordt dat het Koninkrijk der Nederlanden 200 jaar bestaat. Als staatshoofd bezoekt Willem de Vierde of gewoon Beatrix de oudste en jongste inwoner van ons land, alsmede Den Haag als regeringsstad. Het feest wordt in de avond afgesloten met een nationale viering in Amsterdam als hoofdstad. Het koningschap is gemoderniseerd. Als staatshoofd is hij het symbool van de continuïteit en eenheid van ons land. Hij vertegenwoordigt ons land in het buitenland en hij vertegenwoordigt de Staat der Nederlanden voor alle burgers daarvan. In voorkomende gevallen adviseert hij individuen of groepen burgers, hoort hen aan, troost en bemoedigt. Hij adviseert en bemoedigt niet langer de regering. Het overleg met de minister-president gaat over de functies van het staatshoofd en de raakvlakken daarvan met het regeringsbeleid en niet meer over het regeringsbeleid als zodanig.

In de jaren daarvoor is het kabinet-Rutte opgevolgd door een kabinet van nu nog onbekende samenstelling. Het kabinet-Rutte was geen succes. Het bleek een kabinet van de kleine dingetjes; een beetje harder rijden, wat roken in kleine kroegjes, een beetje minder bewindspersonen, een beetje zwaarder regime voor tbs'ers enzovoort enzovoort. Maar ex-premier Rutte zou toch buitengewoon positief de geschiedenisboekjes ingaan. Hij had in juni 2011 een notitie uitgebracht over de modernisering van het koningschap. Hij had daarmee de basis gelegd voor een debat daarover in de Tweede Kamer. De Tweede Kamer werd het unaniem eens over modernisering van het koningschap. Partijen sprongen over hun schaduwen en opstellingen heen en vonden elkaar in een brede consensus over het belang van modern koningschap dat bijdraagt aan een sterker Nederland in de 21ste eeuw.

Mevrouw de voorzitter. Dit wens ik de premier oprecht toe. Dat hij ingaat op de roep vanuit de Kamer en samenleving om het koningschap te moderniseren, dat hij daaraan leiding gaat geven, dat hij niet kiest voor de verleiding om zijn vingers er niet aan te branden. Dat zou onverantwoordelijk zijn. Het koningshuis is sinds het uitkomen van de notitie-Kok in 2000 te vaak onderwerp van publiek debat. Vanwege incidenten op zichzelf niet zo vreselijk maar wel symptomatisch. 2010 is echt anders dan 2000 toen de politieke verhoudingen in Nederland en Europa minder heftig waren dan nu. Als ergens een handreiking op zijn plaats is naar politiek, samenleving en het Koninklijk Huis dan is het bij dit onderwerp. Niet alleen als handreiking naar de actualiteit, maar ook als handreiking naar de toekomst van ons bestel. Is de premier bereid om de Kamer een dergelijke notitie te doen toekomen? Is hij bereid hierin aandacht te besteden aan de rol van de Koning binnen de regering, de ministeriële verantwoordelijkheid, de fiscale vrijstellingen en de communicatie? De Partij van de Arbeid hecht aan modern koningschap. Dat wil zeggen: koningschap zonder de schijn van politieke invloed dat breed gedragen wordt in samenleving en politiek.

De heer Van Raak (SP):

Dat is nou doorpakken op zijn PvdA's: vragen om een notitie. Nee, wij zijn hier met een debat bezig over de toekomst van de monarchie. Wat wil de PvdA nu? Want de geluiden zijn bepaald niet helder. Een motie om het Koninklijk Huis te moderniseren wordt niet gesteund. De heer Cohen zegt dat hij het toch wil en de heer Heijnen wil een notitie. Ik vind dat elke partij hier vandaag helderheid moet bieden. Wat is de opvatting van de PvdA? Wil de PvdA ja of nee een ceremonieel koningschap?

De heer Heijnen (PvdA):

Zoals ik al zei, de Partij van de Arbeid wil modern koningschap. Modern koningschap dat bindt, zodat het staatshoofd er is voor alle Nederlanders, en dat juist om die reden iedere schijn van politieke invloed aflegt. Dat is in beginsel in de wetgeving aardig geregeld, maar tegelijkertijd geldt nog steeds het geheim van Noordeinde. De vraag is of en in hoeverre de Koning gebruikmaakt van zijn recht om advies te geven, te bemoedigen, te luisteren en vragen te stellen aan de regering. Die schijn van politieke invloed van het staatshoofd, dat boven de politiek staat, willen wij wegnemen. Hoe dat moet, is inderdaad iets wat we met elkaar hier moeten vaststellen; wat ons betreft breed: van PVV tot SP en alles ertussen. Waarom? Omdat wij niet acht jaar lang met het oog op een mogelijke grondwetswijziging het koningschap onderwerp van publiek debat willen laten zijn, maar daar bijvoorbeeld in 2011 een punt achter willen zetten, wanneer Rutte ons meeneemt in een nieuwe basis voor modern koningschap.

De heer Van Raak (SP):

Ja, moderniseren, het ligt er maar net aan wat dat is. Wat wil de Partij van de Arbeid met het Koninklijk Huis? Moet de koningin in de regering? Moet zij voorzitter zijn van de Raad van State? Moet zij belastingen gaan betalen, zoals elke Nederlander? Moet de heer Rutte elke maandag naar Paleis Huis ten Bosch? Wat betekent modernisering voor de PvdA? Vandaag moet er helderheid komen.

De heer Heijnen (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Het spijt mij, maar ik ben zo helder als ik kan en wil zijn. Modern koningschap impliceert: geen schijn van politieke invloed, boven de partijen staan en het binden van alle Nederlanders aan dit fantastische land. Hoe dat precies tot uitdrukking komt in al die aspecten die de heer Van Raak noemt, daar willen we graag met iedereen over praten, maar we willen dat niet bij voortduring, ieder jaar weer bij de begroting AZ het debat van het jaar laten zijn over het koningshuis. Dat verdient het koningshuis niet, dat verdient het parlement niet en dat verdient ons volk niet.

De heer Van Raak (SP):

Met alle respect, maar dit kan dus echt niet. Je kunt niet in de Tweede Kamer een oproep doen tot modernisering van het koningschap, zonder dat je een idee hebt wat dat concreet moet betekenen. Dit moet meer zijn dan loze kreten. We moeten de bevolking, de leden van het Koninklijk Huis en de regering duidelijkheid bieden. Dit moet niet in de lucht blijven hangen. Welke concrete voorstellen heeft de Partij van de Arbeid? Anders stelt die hele modernisering helemaal niets voor.

De heer Heijnen (PvdA):

Zoals ik al zei, ik ben zo duidelijk als ik kan en wil zijn. Wij moeten het koningschap zo inrichten dat er niet de schijn van politieke invloed van uitgaat. Het koningschap moet boven de partijen staan en niet ertussen. Dat is wat wij willen, maar het primaat ligt bij de premier om ons mee te nemen en de weg te wijzen in de discussie over hoe dat precies wordt ingevuld in wet- en regelgeving.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De heer Heijnen had een verrassende start over hoe premier Rutte in de toekomst bekend zal staan. We leren hem bij deze begroting Algemene Zaken kennen als een begenadigd sprookjesverteller. Dat is bijzonder. Even terug naar het verleden. Hij haalde de notitie van minister-president Kok uit 2000 aan. Ik heb deze nog even zitten nalezen. Vindt hij ook dat dit eigenlijk een heel wijs verhaal is?

De heer Heijnen (PvdA):

Er zijn twee dingen veranderd sinds die tijd. We leven in veel heftigere politieke tijden dan in 2000, zoals de heer Van der Staaij niet zal zijn ontgaan, en de notitie gaat nog uit van een lidmaatschap van de regering. Dat impliceert het recht om geraadpleegd te worden, om aan te moedigen en om informatie te verkrijgen. Daar gaat de suggestie vanuit alsof de Koning zich bemoeit met datgene wat de regering doet en wat wij controleren. Juist ter bescherming van het koningschap willen wij die schijn van politieke invloed wegnemen. Op dat punt zal de notitie van Kok moeten worden herzien in een notitie van Rutte.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dan is de vraag of de heer Heijnen wil tornen aan die drie klassieke rechten van het staatshoofd.

De heer Heijnen (PvdA):

Dat klopt, daar willen wij aan tornen, omdat daar de suggestie van uitgaat – u weet het niet, ik weet het niet – dat de Koning zich bemoeit met het regeringsbeleid en daar mag iedereen zich mee bemoeien, behalve de Koning.

De heer Van der Staaij (SGP):

In welke zin zou de heer Heijnen dat dan willen veranderen?

De heer Heijnen (PvdA):

Dat is iets wat wij met elkaar moeten uitzoeken. Voor de Partij van de Arbeid staat voorop dat dit steun krijgt van links tot rechts in de Kamer, en niet alleen nu, maar ook met het oog op een mogelijk andere samenstelling van de Kamer in de toekomst. De neiging is groot om precies aan te geven of de Koning wel of niet voorzitter moet zijn van de Raad van State, wat een ceremoniële functie is, en of hij wel of niet lid moet zijn van de regering, maar dat is voor ons ondergeschikt aan het principe van het bindend koningschap, boven de partijen en los van de partijen. Dat betekent het wegnemen van de schijn van politieke invloed, want of deze wordt uitgeoefend, dat weten we niet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik verwachtte dat de heer Heijnen zijn sprookje zou beginnen met: er was eens, nog niet zo heel lang geleden, een ouderwetse koning. Dat is een beetje de strekking van zijn verhaal. Kennelijk vindt hij het koningschap nu ouderwets, want hij wil het moderniseren.

Hij verwijst naar de notitie van oud-premier Kok en zegt dat de situatie is veranderd nu wij tien jaar verder zijn. Overigens ga ik ervan uit dat die notitie destijds namens het hele kabinet is geschreven. Ik zou graag van hem horen welke argumenten in die notitie zijn achterhaald en daarom niet meer gelden voor de Partij van de Arbeid. Dan weet de nieuwe minister-president ook waarop hij moet inzoomen om de heer Heijnen alsnog te overtuigen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik heb gezegd wat naar onze mening de crux is. De crux is dat die notitie niet uitsluit dat er een schijn is van politieke beïnvloeding door het politieke staatshoofd. Wij willen graag een notitie waarin die schijn wordt weggenomen, omdat wij van mening zijn dat modern koningschap met zich brengt dat wij het de Koning niet mogen aandoen dat hij onderwerp wordt van politiek debat, zeker in een tijd waarin de politieke verhoudingen eerder polariseren dan dat ze bij elkaar worden gebracht.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is natuurlijk een heel sympathieke gedachte dat wij dat de Koning niet mogen aandoen, maar er is helemaal geen debat als de PvdA-fractie en een aantal andere fracties dit onderwerp niet periodiek opvoeren bij de behandeling van deze begroting. Je komt dit in de samenleving niet tegen. De heer Heijnen begon met te zeggen dat er te veel discussie is. Ik zou zeggen: laten wij er dan mee stoppen, want volgens mij zijn wij de enigen die hier een probleem zien, althans de heer Heijnen ziet hier een probleem.

Ik kan hem in ieder geval nu al beloven dat die unanimiteit er niet komt. Mijn fractie voelt er helemaal niets voor om in die lijn mee te gaan. Ik zal daarover straks zelf nog iets zeggen.

Nu nog even over de schijn van politieke beïnvloeding. Het sterke van de notitie van oud-premier Kok was naar mijn mening nu juist dat hij schrijft dat daar helemaal geen probleem zit, omdat er altijd een ministeriële verantwoordelijkheid is voor elke invloed die er kan zijn. De heer Heijnen kan beïnvloed worden door familieleden of vrienden met wie hij spreekt. Dat is geen probleem, want hij legt hier verantwoording af over zijn standpunt. Hetzelfde geldt voor ministers en ook voor de minister-president. Volgens mij is er dus geen probleem op het punt van politieke beïnvloeding zo lang er een sluitend systeem is van ministeriële verantwoordelijkheid en parlementaire controle. Als de heer Heijnen een punt heeft, moet hij aangeven waar het gat in dat systeem zit.

De heer Heijnen (PvdA):

Met alle respect voor de opvatting van de heer Rouvoet, het probleem is dat de opvattingen in de Kamer zeer uiteenlopen. Sinds 2006 wil een meerderheid van de partijen in ieder geval iets veranderen. Die meerderheid is in 2010 alleen maar groter geworden. De ChristenUnie en een aantal andere partijen kunnen zeggen: het gaat allemaal goed en wij veranderen niets, maar als zij dat doen, nemen zij een grote verantwoordelijkheid op zich. Zij willen hun vingers niet branden aan die roep in de politiek en in de samenleving om de positie van de Koning nader te definiëren als onafhankelijk Staatshoofd dat alle Nederlanders verenigt en zelf geen onderdeel is van het politieke debat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is precies die Koning zoals wij die al hebben, die wordt beschreven in de notitie van de heer Kok. Daaraan hoeft niets meer te worden veranderd, maar de heer Heijnen duikt voor mijn vraag. Mijn vraag was niet wat de heer Heijnen van mijn standpunt vindt, maar waar het gat zit in het systeem van ministeriële verantwoordelijkheid en de parlementaire controle daarop dat hem brengt tot de stelling dat wij iets moeten repareren om die schijn van invloed weg te nemen. Als hij zoiets voorstelt, en hij stelt wel degelijk iets voor, is hij gehouden om aan te geven wat hij wil veranderen en wat het probleem is. Dat heeft hij tot nu toe niet gedaan; hij duikt voor mijn vraag.

De heer Heijnen (PvdA):

Nee, ik wil het geheim van Noordeinde wegnemen, in die zin dat er geen geheim meer is omdat iedereen weet dat de Koning niet langer in de positie verkeert om de minister-president van advies te voorzien.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nog een slotvraag. Is er in het sprookje 2015 nog ministeriële verantwoordelijkheid voor de leden van het Koninklijk Huis of niet meer?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik meen dat in de notitie-Kok op dit punt een aantal behartigenswaardige opmerkingen wordt gemaakt, namelijk dat de onschendbaarheid van de Koning binnen de ministeriële verantwoordelijkheid waarschijnlijk meer geborgd is dan wanneer de Koning geen deel uitmaakt van de regering.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik vroeg of er dan nog ministeriële verantwoordelijkheid is.

De heer Heijnen (PvdA):

Het antwoord is ja.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit betekent dat er nog steeds discussie kan zijn en zich incidenten kunnen voordoen waarvoor de minister-president verantwoording komt afleggen. Er verandert dus in dat opzicht niets?

De heer Heijnen (PvdA):

Zeker, wat dat betreft verandert er niets.

Mevrouw Smilde (CDA):

Mijn vraag sluit hierbij aan. Ik zie met de heer Rouvoet ook dat gat in het systeem nog niet. De heer Heijnen zegt dat hij het debat over het koningschap wil stoppen. Dit debat laait altijd op rond de behandeling van de begroting van Algemene Zaken. Maar valt in een ceremonieel koningschap het debat wel te stoppen? In Zweden is er een ceremonieel koningschap en volgens mij is daar ook nog altijd debat over het koningshuis. Hoe ziet u dat? Verder zou ik graag horen wat de minister-president in die notitie zou moeten aangeven. Dat is mij namelijk niet duidelijk.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik heb gevraagd of de minister-president bereid is om aandacht te besteden aan de rol van de Koning binnen de regering, de ministeriële verantwoordelijkheid, de fiscale vrijstellingen en communicatie. Dat zijn allemaal onderwerpen waarover met enige regelmaat debat is. Net zo min als wij het Koninkrijk der Nederlanden ter discussie willen hebben, willen wij de Koning, als symbool daarvan, voortdurend ter discussie hebben. Dat kan wanneer de minister-president zich zou inspannen om de Kamer mee te nemen in de invulling van een modern koningschap, dat bestand is tegen de 21ste eeuw, waarin burgers democratisch zijn en politiek verwachten van hun gekozen volksvertegenwoordigers en de weer door hen gekozen bestuurders, en niet meer door een Koning die door overerving zijn positie bekleedt.

Mevrouw Smilde (CDA):

En het antwoord op mijn vraag of het debat daarmee zou zijn afgelopen?

De heer Heijnen (PvdA):

Debat zal er altijd zijn, maar laten we het gedoe proberen te beperken dat de afgelopen jaren te veel aan de orde was. Dat is namelijk niet goed voor de Koning en niet goed voor ons bestel.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik vraag me af of de heer Heijnen werkelijk denkt dat het gedoe en het debat over het koningshuis is afgelopen, als er bijvoorbeeld ook incidenten zijn met het ceremonieel koningschap. Hoe ziet hij dat, ook in relatie tot de constitutionele verandering die hij wil? Welk gedoe zouden we niet meer hebben met die constitutionele verandering naar een ceremonieel koningschap? 2015 zal hij niet eens voor elkaar krijgen met de tweede lezing van de Grondwet, maar dat ter zijde. Waar zit het verschil, welk gedoe zouden we niet meer hebben na die constitutionele verandering?

De heer Heijnen (PvdA):

Zoals ik zei – en ik moet in herhaling treden – kiezen burgers in dit land de volksvertegenwoordiging, die weer de bestuurders benoemt. Burgers in dit land zijn trots op de Koning, die het symbool is van de verbondenheid van alle burgers in dit land. Daarom moet die Koning buiten iedere schijn van politieke discussie blijven, en daar worden geplaatst waar dit nu nog in onvoldoende mate het geval is.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Enige tijd geleden steunde de Partij van de Arbeid de motie van de PVV over de rol van de Koningin bij de formatie niet. De heer Cohen zei toen dat het kinnesinne van de PVV was om daarmee te komen en de Partij van de Arbeid steunde de motie toen dus niet. Begrijp ik goed uit het verhaal van de heer Heijnen dat die fase van kinnesinne en verwijten nu voorbij is, en dat hij een handreiking aan de PVV doet om samen te werken en samen op te trekken om tot een oplossing te komen voor deze situatie?

De heer Heijnen (PvdA):

Op die laatste vraag is mijn antwoord zonder meer "ja". Wij willen iedereen, alle volksvertegenwoordigers in dit huis, meenemen in een discussie over modern koningschap. Wat uw eerste vraag betreft, of ik terugkom op de eerdere afwijzing van de motie van de PVV: dat is niet het geval. Die motie was heel kaal: de Koning moest uit de regering, punt, zonder een idee van hoe het dan wel zou moeten. U neemt ons wellicht niet kwalijk dat wij zo'n motie niet los konden maken van de context destijds, waarin uw aanvoerder na een kersttoespraak van de koningin zei dat deze "als een haas" de regering uit moest. Wij willen anders omgaan met ons staatshoofd, wij willen op een zakelijke manier kijken naar de modernisering van het koningschap en daarin graag met u samenwerken.

De heer Bontes (PVV):

U zegt dat de motie te kaal was, maar dat argument heb ik nergens kunnen waarnemen. Het ging kennelijk echt om de timing, de PVV die wraak wilde nemen of haar gram wilde halen op de rol van de koningin bij de formatie. U geeft nu een andere reden, maar die herken ik niet.

De heer Heijnen (PvdA):

De Partij van de Arbeid is zuinig op de instituten, zuinig op wat ons land heeft gebracht tot wat het nu is. Daarbij hoort ook het koningschap en daarom willen wij op een rustige, verstandige en weloverwogen manier omgaan met de modernisering ervan. Ik begrijp best dat u daar anders tegen aankijkt, maar wij interpreteren uw motie toch tegen de achtergrond van wat heftigere opvattingen over de rol van de koningin en daarmee waren we het niet eens.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. De heer Heijnen zegt dat hij zuinig is op onze instituten, dus ook op het koningshuis. Nu verbaast het me dat we in de media de afgelopen tijd tegengestelde berichten hebben. Aan de ene kant zegt de heer Heijnen dat zijn partij de ministeriële verantwoordelijkheid belangrijk vindt; aan de andere kant heb ik in de media gelezen dat zijn partijleider heeft gezegd dat de Koningin uit de regering zou moeten. Wat wil de heer Heijnen nu eigenlijk? Ik denk dat hij heel duidelijk moet aangeven welke kant hij op wil. Hij geeft echter een heel algemene richting aan. Deze uitlatingen zijn wel gedaan in de media.

De heer Heijnen (PvdA):

Dat moet mevrouw Van der Burg mij dan maar laten zien. De uitspraken van mijn partijleider gingen over de formatie; daar kom ik straks op. Voor het overige: vorig jaar heeft mijn collega Timmer in een debat met de voormalige premier Balkenende steun verleend aan het verzoek van de heer Van der Ham om een notitie te maken over modern koningschap. Wat dat betreft is er geen verandering in onze opstelling.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Vorig jaar ging het debat over vliegen; het lijkt wel of het bij de PvdA-fractie nu over duiken gaat!

Het is mij niet helemaal duidelijk wat de PvdA-fractie wil. Wil zij van het kabinet een papieren tijger – dan vraag je om een notitie en wacht je af wat erin komt te staan – of wil zij echt iets veranderen? Het lijkt op één grote langzaamaanactie. Wij willen wel hom of kuit hebben.

De heer Heijnen (PvdA):

Wij zijn zuinig op ons bestel en de instituties daarbinnen. Dat verander je niet in één klap; dat moet zich ontwikkelen. Dat gaat genuanceerd, met een poging om een heel breed draagvlak te creëren. Het is niet zo zwart-wit als mevrouw Van Gent misschien denkt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind dat de heer Heijnen zich er met een jantje-van-leiden vanaf maakt. Buiten de Kamer wordt er volop discussie gevoerd, ook door de leden van de PvdA-fractie en haar fractievoorzitter. Het enige wat de heer Heijnen nu doet, is een notitie vragen. Wat is zijn reactie als de premier zegt: bekijk het maar met die notitie, ik zal dat gewoon niet doen? Moet hij dan zelf geen stappen zetten in de Kamer? Wij kunnen immers zelf initiatieven nemen. Dat weet de heer Heijnen toch?

De heer Heijnen (PvdA):

Daar zal ik mij dan op moeten beraden. Vooralsnog ga ik ervan uit dat de heer Rutte zijn verantwoordelijkheid neemt. Gelet op de verdeelde opvattingen over de wijze waarop het verder moet met het koningshuis, verwacht ik dat hij zijn rol neemt als premier en ons betrekt bij die discussie. Mocht hij ons daarin niet tegemoetkomen, dan zou ik dat zeer betreuren. Dan moeten wij ons erop beraden of wij zelf, met het oog op de situatie dat onze partij weer in de regering zit, een verstandige aanpassing van het koningshuis kunnen voorstellen, zodat het bestand is tegen de uitdagingen van de 21ste eeuw.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wat is volgens de PvdA-fractie dan een verstandige aanpassing? Als je om zo'n notitie vraagt, moet je het kabinet duidelijk maken wat je daarin in ieder geval geregeld wilt zien. Dat weten alle leden van de Tweede Kamer. Anders blijft het één grote langzaamaanactie van de PvdA-fractie, waarbij gevraagd wordt om niets. In het politieke debat is dat niet zuiver. Wij willen echt hom of kuit van de heer Heijnen. Ik verzoek hem daar dringend om.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik zie niet in wat er onduidelijk is aan de stellingname van de Partij van de Arbeid. Wij hechten aan de Koning als staatshoofd van alle Nederlanders. Wij hechten aan het verbindende karakter van het koningschap voor alle Nederlanders. Wij hechten aan de rol die daaruit voortvloeit jegens de inwoners van Nederland en jegens het buitenland. Daarom vinden wij dat anno 2010 zorgvuldig moet worden gekeken naar de schijn van politieke invloed die nog steeds rond het koningshuis hangt. Daar willen wij vanaf om het modern koningschap alle kans te geven.

Ik zou willen dat mevrouw Van Gent daarin meegaat, in plaats van ons aan te spreken op onduidelijkheid. Het is immers zo duidelijk als maar zijn kan. Wij zeggen niet: wel of niet dit van de Raad van State, wel of niet dat van de regering, wel of niet dit of dat. Wij moeten het met elkaar zien vast te stellen. Dat vergt een draagvlak van hier tot gunter. Mocht het leiden tot een duurzame wijziging van de Grondwet, dan zijn twee lezingen nodig. Dat zullen wij allemaal bezien. Onze opstelling als wij het alleen voor het zeggen zouden hebben, is volstrekt helder. Daarover bestaat geen misverstand. Wij hechten aan het staatshoofd; zijn rol wordt via de ministeriële verantwoordelijkheid op een goede manier geregeld. Daarbinnen moet de reikwijdte van de politieke invloed van de Koning worden beperkt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Heijnen heeft volgens hem niet de uitspraak gedaan dat de Koningin niet in de regering zou moeten zitten. In de Volkskrant van 13 november staat echter zijn uitspraak opgetekend dat het in ieder geval ter discussie zou moeten worden gesteld. In de Kamer zegt hij nu weer dat de ministeriële verantwoordelijkheid moet blijven bestaan en dat betekent gewoon dat de Koningin in de regering moet blijven. Graag duidelijkheid.

De heer Heijnen (PvdA):

Essentieel is de rol van het staatshoofd. In de notitie-Kok staan goede argumenten om die rol via de ministeriële verantwoordelijkheid te organiseren en dus via het lidmaatschap van de Koning aan de regering. Het kan ook daarbuiten! Het kan ook daarbuiten, maar dan moet wel de politieke invloed van de Koning, althans de schijn daarvan, worden weggenomen. Daaraan is de precieze positionering ondergeschikt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

U zegt zuiver te zijn, maar u doet uitspraken in de krant die u vervolgens in de Kamer nuanceert.

U zegt dat het ook mogelijk is dat het staatshoofd buiten de regering plaatsneemt. Ik zou graag willen weten hoe u dat denkt te gaan regelen.

De heer Heijnen (PvdA):

Dat is een reden waarom wij geen steun verlenen aan een kale motie met de oproep het staatshoofd buiten de regering te plaatsen. Een dergelijke motie van de PVV hebben wij vorig jaar niet gesteund en ook dit jaar hebben wij een motie met gelijke strekking bij de algemene beschouwingen niet gesteund. Dat laat onverlet dat wij bereid zijn om aan de hand van de premier na te denken over alle mogelijkheden om het staatshoofd die rol te geven die wij graag zien.

De heer Pechtold (D66):

Ik ga niet aan het handje van de premier lopen! Ik begrijp inmiddels goed waarom mijn collega's, van links tot rechts, zich zo irriteren. De collega's die wat willen veranderen, zullen zich zo langzamerhand wel afvragen wat zij aan de PvdA hebben, maar dat geldt ook voor degenen die de huidige situatie willen behouden. D66 heeft ook slechte ervaringen met de PvdA en grondwetswijzigingen, zeker als het daarbij om het koningshuis gaat. Mijn voorganger Thom de Graaf kwam met een voorstel en toen werd hij met de vraag om een notitie weggestuurd. Ik aarzel dan ook of u wel een betrouwbare partner bent. Ik zou het heel graag met u willen regelen, maar ik ben bang dat dit niet zal gebeuren. De volgende keer zit u weer in de regering en dan doet u het weer niet. Wij kunnen natuurlijk ook zelf een notitie opstellen en daarom ben ik benieuwd of u niet alleen om een notitie vraagt, maar ook concrete voorstellen, bijvoorbeeld voor de formatieperiode, gaat steunen. Wij kunnen vandaag zaken doen en hoeven helemaal niet aan het handje van de premier.

De heer Heijnen (PvdA):

Nu breekt mijn klomp, want de heren Pechtold en Van der Ham hebben de vorige premier keer op keer gevraagd de Kamer een notitie te doen toekomen over modern koningschap. Nu vraag ik daar namens de PvdA om en dan is het weer niet goed.

De heer Pechtold (D66):

Integendeel, het is fantastisch! Als wij erom vroegen, steunde u ons, maar als wij even later omkeken, was het: waar is de PvdA? Dan was u gewoon weggelopen!

De heer Heijnen (PvdA):

Dat is niet waar. Vorig jaar heeft mijn collega Timmer steun verleend aan dat verzoek.

De heer Pechtold (D66):

Maar als het erop aankomt, dan geeft de PvdA niet thuis. Dat is de ervaring van de afgelopen jaren.

Ik ga u steunen bij iets wat wij al 40 jaren willen, namelijk het ceremonieel koningschap. Om u te testen vraag ik u toch wat u gaat doen met de moties die GroenLinks, de PVV en ikzelf straks gaan indienen. Met die moties kunnen wij zaken regelen die morgen al effect hebben. Voor die moties is namelijk geen grondwetswijziging nodig. Het gaat om zaken waarbij de Kamer aan zet is, bijvoorbeeld de formatie. Krijgen wij dan de steun van de PvdA of moeten wij wachten op dat droombeeld van ooit?

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Over de formatie kom ik nog te spreken. Misschien is de heer Pechtold bereid om daarop te wachten?

De heer Pechtold (D66):

U kunt ook een keer ja zeggen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ga toch zeker niet ja zeggen tegen moties die ik nog niet ken. Me dunkt, dat zou u ook niet doen.

De heer Pechtold (D66):

U klinkt echt als de woordvoerder van een regeringspartij.

Als wij straks rond de thee zitten en afscheid hebben genomen van de premier, heeft hij dan een notitie toegezegd, van de meerderheid van de Kamer een motie aan zijn broek gekregen of hebben wij dan zaken gedaan? Mijn vraag is dus eigenlijk hoe wij dit debat verder ingaan. Gaan wij werken aan een concrete uitkomst, aan zaken die wij morgen al kunnen veranderen of aan een notitie, waarbij wij maar moeten hopen dat er ooit iets mee wordt gedaan.

De heer Heijnen (PvdA):

Vanmiddag om vijf uur weten wij dat.

Voorzitter. Ik heb vier specifieke vragen. Mijn eerste vraag is waarom de begroting van de Koning is uitgezonderd van de extra doelmatigheidstaakstelling uit het regeerakkoord van 1,5% per jaar vanaf 2012, die verder voor alle departementen en alle Hoge Colleges van Staat geldt.

Mijn tweede vraag betreft de voorlichting. De fractie van de Partij van de Arbeid had geen enkele behoefte om zich uit te spreken over de plannen van leden van het Koninklijk Huis voor het landgoed De Horsten, een zaak tussen de familie en de gemeente. De acties van de Rijksvoorlichtingsdienst nopen ons nu echter wel daartoe. Vindt de premier het normaal dat onder zijn verantwoordelijkheid wordt gecommuniceerd op een wijze zoals dit de afgelopen tijd is gebeurd, eerst met een op de site gecorrigeerd artikel en vervolgens met een weinig fatsoenlijke tweet? Was de minister-president van plan om dit verder toe te staan? Ik kan het mij niet voorstellen. Is hij met ons van mening dat dit niet bijdraagt aan het gezag van de Rijksvoorlichtingsdienst en van het Koninklijk Huis?

Mijn derde vraag betreft de spelregels voor het aannemen van geschenken door leden van het Koninklijk Huis, hoe privé ook. Politici en bestuurders mogen door het aannemen van geschenken nooit de indruk wekken bij wie dan ook in het krijt te staan. Zelfs de schijn daarvan moet worden vermeden. Daarvoor bestaan terecht strenge regels. Hoe zit dat met de leden van het Koninklijk Huis? Bestaan daarover afspraken? Zo niet, wordt het dan niet tijd om tot afspraken te komen?

Mijn vierde vraag is of de premier daadwerkelijk voorbereidingen wil treffen voor de viering van 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden in 2015.

Bij de formatie is op ten minste drie punten spanning ontstaan met de ongeschreven formatieregels. Voor alle duidelijkheid: dat ligt niet aan koningin Beatrix. Wij mogen dat allemaal onszelf aantrekken. Mijn fractie wil die spanningen onder ogen zien en ervan leren. Waar gaat het om? In de eerste plaats om de formulering van de informatieopdracht. "Vruchtbare samenwerking" bleek voor meerderlei uitleg vatbaar. Ook noem ik het openbaar maken van adviezen met betrekking tot de namen van informateurs en de gang van zaken na het afbreken van de eerste informatiepoging van informateur Opstelten. Dat moet in de toekomst anders. Mijn fractie wil dat de Kamer onderzoekt welke regels dergelijke spanningen in de toekomst kunnen voorkomen. Zij denkt dat een debat door de nieuwe Kamer voorafgaand aan de informatie, zoals bepleit door de collega's Van der Ham en Van Gent, altijd moet plaatsvinden. In de tweede plaats denkt mijn fractie dat het mogelijk moet zijn om strikte formuleringen te vinden voor de te onderscheiden informatieopdrachten die niet voor meerderlei uitleg vatbaar zijn. In de derde plaats wil mijn fractie graag vastleggen dat informaties altijd eerst worden afgerond in een debat in de Kamer alvorens nieuwe stappen worden gezet.

In het politieke bestel van Nederland zal het eerder uitzondering dan regel zijn dat een verkiezingsuitslag slechts één mogelijk kabinet oplevert. De vraag is of de Kamer zonder hulp van buiten het informatieproces in goede banen kan leiden. Daarom zien wij een onafhankelijke procesbegeleidende rol voor hetzij de Koning hetzij de vicevoorzitter van de Raad van State hetzij een onmiddellijk na de verkiezingen door de nieuwe Kamer aan te wijzen persoon. Ik nodig mijn collega's graag uit, met ons mee te denken in een tijdelijke parlementaire werkgroep. Ik ben vanzelfsprekend ook geïnteresseerd in de reactie van de premier.

Mevrouw Smilde (CDA):

In het voorjaar heeft de Kamer de nota besproken van de heer Van der Ham en nog een paar anderen. Op grond daarvan en op grond van de motie-Kolfschoten c.s. uit 1971 was het al mogelijk geweest om na de verkiezingen een debat te houden en pas daarna de formatie te starten. Dat kon al, maar daartoe heb ik de PvdA-fractie geen initiatieven zien nemen.

De heer Heijnen (PvdA):

Nee, dat klopt. Wij hebben wel gestemd voor het voorstel tot aanpassing van ons Reglement van Orde om dat debat verplicht te stellen. Omdat het een kanbepaling was, heeft mijn fractie er bij de laatste formatie geen gebruik van gemaakt. Wij hebben met zijn allen een formatieproces doorgemaakt dat mijn partijleider kwalificeerde als een rommeltje. Ik vind dat wij daarvan moeten leren. Daartoe wil ik graag met collega's in gesprek, om te kijken of wij de ongeschreven regels voor een deel moeten opschrijven zodat chaos in de toekomst kan worden voorkomen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Is dit toch niet een wat bijzondere redenering? De heer Heijnen zegt dat de mogelijkheid tot een debat direct na de verkiezingen er al was, maar dat zijn fractie dat niet wilde. Daarom moeten wij nu maar gaan regelen dat wij het moeten.

De heer Heijnen (PvdA):

Het is de afgelopen veertig jaar niet gebeurd, terwijl het al sinds de motie-Kolfschoten c.s. kon. Het is natuurlijk van belang om naar de meest recente informatie te kijken, maar wij kunnen ook vaststellen dat het buitengewoon moeilijk is voor een politiek verdeelde Kamer om het op basis van de verkiezingsuitslagen op een goede manier te doen zonder dat wij daarvoor regels stellen. Laten wij proberen elkaar te vinden in het opstellen van regels waarmee wij in de toekomst in ieder geval helder maken wat wij moeten doen.

De heer Van Raak (SP):

Eerst een stuk van de minister-president en nu een tijdelijke parlementaire commissie; deze Kamer kan niet de interne problemen van de Partij van de Arbeid oplossen. Dat moet de Partij van de Arbeid zelf doen. Als u geen standpunten hebt, moet u dat zeggen. U kunt echter niet zeggen: ik wil met de Tweede Kamer gaan praten om een goed standpunt voor de Partij van de Arbeid te formuleren. Al 150 jaar lang kan de Tweede Kamer het initiatief nemen tot de vorming van een kabinet. Wij hebben dat echter nooit gedaan. De SP wil dat wel. De Partij van de Arbeid wil het wel of niet, maar doet het in ieder geval niet. Ik zou zeggen: ga er zelf eens over nadenken en probeer in tweede termijn met een standpunt te komen.

De heer Heijnen (PvdA):

Daar heb ik de tweede termijn niet voor nodig, want ik heb het zojuist in eerste termijn al gedaan. Wij vinden dat de Kamer altijd een debat moet voeren om de verkiezingsuitslag te duiden, met het oog op de vorming van een kabinet. Wij vinden dat wij een aantal informatieopdrachten moeten formuleren, die voor minder uitleg vatbaar zijn dan nu te doen gebruikelijk is. Wij vinden dat wij het welke procesbegeleider dan ook, of het nu de Koningin is of iemand anders, niet kunnen aandoen dat deze nog bezig is adviezen in te winnen van fractievoorzitters, terwijl de Kamer ondertussen vrolijk doorgaat met informeren. Daar moeten spelregels voor komen. Wij moeten dat onder ogen willen zien; dat is volstrekt helder. Het lijkt mij dat aan de duidelijkheid van wat ik nu heb gezegd niet te twijfelen valt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Op zichzelf genomen is dat een legitiem verzoek. Terecht richt u het aan de Kamer en niet aan de regering, want het gaat over de werkwijze van de Kamer. Maar dit is natuurlijk niet een debat over de werkwijze van de Kamer. U zult uw redenen hebben om het bij dit debat, dat gaat over de begroting van het ministerie van Algemene Zaken en het Huis van de Koning, aan de orde te stellen. U benadrukte het belang van een onafhankelijke procesbegeleider. In een bijzin zei u: of dat nu de Koning is of bijvoorbeeld de vicepresident van de Raad van State. Ik was een beetje geïntrigeerd door het bijzinnetje, want op dit moment is duidelijk wie de onafhankelijke procesbegeleider is, waarop de Kamer vaak in grote dankbaarheid op terugvalt als zij er zelf niet uitkomt. U gaf dat terecht aan. Wat had u voor met het vermelden van alternatieven voor de huidige rol van het staatshoofd bij kabinetsformaties?

De heer Heijnen (PvdA):

Het zou het beste zijn als de Kamer zelf haar informatieproces zou vormgeven. Daarover bestaat geen misverstand. De uitkomst van verkiezingen in Nederland maakt dit echter vaak heel erg moeilijk. Tegen die achtergrond denk ik dat het van belang is, iemand van buiten de Kamer te zoeken. Dat kan iemand zijn die dit qualitate qua, dat wil zeggen vanuit zijn functie, doet. Er kan ook ad hoc iemand worden gezocht. Waar zou onze voorkeur dan liggen? Niet bij de Koning, omdat aan de rol van procesbegeleider bij een informatie ook de suggestie van politieke invloed hangt. Tegelijkertijd geldt voor bijna alle andere functies dan die van het staatshoofd dat men niet zo boven en tussen de partijen staat als het staatshoofd. Wij willen er graag met een zo breed mogelijke meerderheid uit zien te komen en daarom zijn wij graag bereid om niet onze voorkeur de uitkomst te laten zijn van het proces in de tijdelijke parlementaire werkgroep.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Inmiddels stelt u met deze zinnen wel de rol van het staatshoofd bij de kabinetsformatie ter discussie.

De heer Heijnen (PvdA):

Zeker.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Eigenlijk suggereert u dat de Koning in die rol misschien wel politieke invloed uitoefent, en dat wilt u niet.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik wil de schijn vermijden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Zit dat niet vast aan de vicepresident van de Raad van State of aan een andere procesbegeleider? Welk probleem wilt u oplossen door de rol van het staatshoofd bij de kabinetsformatie impliciet ter discussie te stellen?

De heer Heijnen (PvdA):

Wij willen niet dat het staatshoofd schade oploopt door het informatieproces. Als wij iemand van buiten nodig hebben, zouden wij graag zien dat dit iemand anders is. Wij kunnen ons voorstellen, zeker als wij daar heel goede regels voor maken, dat het wel het staatshoofd is, zeker omdat alle mensen in alle andere functies minder boven en tussen de partijen staan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Misschien mag ik, afrondend, de heer Heijnen een suggestie meegeven: als hij wil voorkomen dat het staatshoofd schade oploopt, zou hij een einde moeten maken aan alle suggesties dat er voortdurend politieke invloed wordt uitgeoefend die hij niet kan controleren. Daarmee richt hij schade toe aan het instituut van het koningschap. Ik zou dat niet doen, als ik de heer Heijnen was.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Ik begrijp dat de heer Heijnen de rol van het staatshoofd bij de formatie ter discussie wil stellen. Wat ik niet begrijp is het volgende. Wij zijn de Tweede Kamer en we hebben de mogelijkheid om zelf een informateur aan te stellen. Dat kan via het Reglement van Orde dat net is aangepast, en het kan, zoals mijn collega ook al aangaf, sowieso al vanwege de motie-Kolfschoten. De partij van de heer Heijnen heeft daar bij mijn weten geen initiatief toe genomen na de laatste verkiezingsuitslag. Hij wil dat gaan regelen in de parlementaire commissie, terwijl het nu al in het Reglement van Orde een mogelijkheid is. Als daar een meerderheid voor is in de Kamer, dan kan het gewoon. Ik begrijp dus niet wat hij nu wil regelen.

De heer Heijnen (PvdA):

Machtsvorming na verkiezingen is een heftig proces. Je kunt van tevoren vaststellen wat wenselijk is om te doen, maar in de praktijk werd daar tot nu toe na verkiezingsuitslagen vaak geen gevolg aan gegeven. Vandaar dat wij de wenselijkheid van hoe het zou kunnen, willen veranderen in een verplichtend kader van regels waar wij ons dan ook aan te houden hebben. Dat is heel verstandig, zeker als je in aanmerking neemt dat hetgeen wij afgelopen zomer hebben meegemaakt rondom het informatieproces nu niet direct moeders mooiste was.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Illustreert u hiermee niet de eigen onkunde? U kunt een kanbepaling niet invullen als volksvertegenwoordiger.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben veel ruimer ingegaan op het informatieproces en het was uw partij, die samen met een aantal andere, terwijl de Koningin nog fractievoorzitters ontving om adviezen in te winnen, al naar buiten bracht dat de voormalige informateur maar weer aan het werk moest gaan. Als er nu iemand is die het niet past om ons verwijten te maken dat wij het rondom de informatie beter hadden kunnen doen, dan is het wel de VVD, lijkt mij.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Volgens mij hebben we het debat gehad over die gang van zaken en de omstandigheden die daaraan ten grondslag lagen, dus dat vind ik een beetje makkelijk. Ik vraag u waarom u zelf niet in staat bent om na de verkiezingen – u bent toch een rationele, helderdenkende partij, mag ik aannemen – dit gewoon in een debat in de Kamer aan te kaarten, als u dat zo graag wilt?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben daartoe in staat, maar ik moet in historisch perspectief vaststellen dat geen van de partijen daar in het verleden een meerderheid voor heeft kunnen vinden en dat heeft gedaan.

Voorzitter. Mijn laatste puntje. De rol van de premier in Europa is na de verdragswijziging alleen maar toegenomen. In de organisatie van het kabinet is daarentegen niets veranderd. Er is nog steeds een staatssecretaris voor Europese Zaken, een minister van Buitenlandse Zaken en een minister-president, die alle drie iets te zeggen hebben over ons Europees beleid. Ik citeer: "De minister-president is lid van de Europese Raad en coördineert de voorbereiding daarvan. De staatssecretaris is belast met de coördinatie van het regeringsbeleid met betrekking tot de EU, met uitzondering van de voorbereiding van de Europese Raad. De minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de geïntegreerde besluitvorming onder zijn verantwoordelijkheid, ook van het Europees beleid." Dit klinkt niet erg doelmatig en transparant. Leg dat maar eens uit in binnen- en buitenland!

Wordt het niet eens tijd om de organisatie van ons Europees beleid tegen het licht te houden, zeker in een tijd waarin op alle ministeries bezuinigd moet worden? Toegegeven, op binnenlands beleid zijn er minder bewindspersonen, maar op buitenland is er geen sprake van vermindering. Gek eigenlijk voor een kabinet dat steunt op een gedoogpartner die weinig op heeft met het buitenland. Is de minister-president bereid om de organisatie van ons Europees beleid tegen het licht te houden?

Vorig jaar is door mijn toenmalige collega Timmer aandacht gevraagd voor diversiteit bij topfuncties bij de Hoge Colleges van Staat en bij de ministers van staat. Wil de premier zich inspannen om naast de zeven mannelijke ministers van staat op zoek te gaan naar vrouwelijke kandidaten?

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. De spreker gaf zojuist aan dat de PVV weinig op heeft met het buitenland. Ik wil daar toch even een correctie op aanbrengen en ik wil een toelichting van hem. De PVV is voor economische en monetaire samenwerking in Europa en de PVV is voor handelszones met de hele wereld. Wat dat betreft, willen wij gewoon in het belang van Nederland een goede economische en monetaire binding, zeker met Europa, maar ook met andere landen. Dus waar baseert de heer Heijnen zijn stelling op dat de gedoogpartner, de PVV, weinig op zou hebben met het buitenland?

De heer Heijnen (PvdA):

Me dunkt dat de PVV niet altijd blijk geeft van oog voor de wereld, Europa en de relatie van Nederland daarmee, of het nu gaat om ontwikkelingssamenwerking, om inspanningen teneinde de internationale rechtsorde overal in de wereld te vestigen of om verdergaande Europese integratie in het belang van de markt die wij daarin voorstaan. Dat is alleen niet het punt dat ik wil maken. Ik maak het punt dat er minder bewindspersonen zijn en dat het dan vooral om bewindspersonen gaat die takenpakketten op binnenlands gebied hadden. Op buitenlands gebied is er geen sprake van minder bewindspersonen. Dat vind ik gek tegen de achtergrond van een kabinet dat vooral de ogen op Nederland heeft gericht en in mindere mate op het buitenland. Het is vooral gek, omdat het Europese Verdrag van Lissabon de rol van de Europese Raad versterkt en de positie van de premier verandert, waardoor zelfs de vraag rijst of die positie van de premier nog wel past bij de grondwettelijke positie van de premier in dit land, namelijk van coördinator van de eenheid van regeringsbeleid, maar niet meer een zelfstandige positie. In de Europese Raad moeten daar op ieder moment beslissingen over worden genomen. Ik vraag mij hoe dat wordt voorbereid in de mêlee van bewindspersonen die daarover allemaal iets te zeggen hebben. Laten wij dus vaststellen dat wij hierover van inzicht verschillen, maar laten wij ook samen eens aan de minister-president vragen hoe hij de organisatie van het Europese beleid effectiever kan maken dan nu het geval is.

De heer Bontes (PVV):

Ik mis de samenhang tussen het betoog van de heer Heijnen en de PVV, die niets met het buitenland zou hebben. Ik mis die samenhang, ook al luister ik naar de voorbeelden die de heer Heijnen noemt. Dit heeft te maken met een bepaald inzicht en niet met de veronderstelling dat de PVV niets met het buitenland op heeft. Als je in mindere mate voorstander bent van ontwikkelingshulp of ontwikkelingssamenwerking, wil dat niet zeggen dat je niets op hebt met het buitenland.

De heer Heijnen (PvdA):

Pakken we het gedoogakkoord, dan zien we dat er een viertal hoofdstukken instaat en dat de hoofdstukken buitenlands beleid, ontwikkelingssamenwerking, defensie en Europa ontbreken. Dat feit stelt mij in staat om via de voorzitter tegen u te zeggen dat mij niet opvalt dat de PVV een warm hart heeft voor hoe het verdergaat in Europa en de wereld.

De heer Bontes (PVV):

Er is een groot verschil tussen "niets op hebben met" en "een warm hart". Daar zit nog iets tussen: rationaliteit. Die kunt u mij wel toedichten.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Ik laat mij daarvan graag overtuigen, maar het gedoogakkoord kent geen hoofdstukken die daarop betrekking hebben.

De voorzitter:

Mijnheer Heijnen, we hebben uw tijd inmiddels weer opgezocht. U hebt nu nog 40 seconden.

De heer Heijnen (PvdA):

Dat treft, want dat is precies wat ik nodig heb.

Er is wat discussie ontstaan over het afstoten, respectievelijk het op afstand zetten van zakelijke en financiële belangen van bewindspersonen. Dat is schadelijk voor hen en voor het aanzien van de politiek. Een van de aspecten is dat nieuwe bewindspersonen de inhoud van de zakelijke en financiële belangen die zij afstoten, niet hoeven te melden; dit vanwege het belang van de bescherming van hun privacy. Wij menen dat substantiële belangen, al worden ze afgestoten of op afstand geplaatst, wel gemeld moeten worden. Er is niets mis met een minister die een bedrijf of onroerend goed heeft of heeft gehad, maar transparantie vergt wel dat dit gemeld wordt.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Dit is een bijzonder moment voor mij, omdat ik dit debat voor het eerst met een liberale premier mag voeren.

De VVD vindt de rol die het koningshuis in Nederland heeft prima en heeft waardering voor de wijze waarop de Koningin deze vervult. De VVD is ook tevreden dat het inzicht in en de transparantie van de begroting van de Koning enorm is verbeterd. In de begroting voor 2011 is voor het eerst echt duidelijk wat het Koninklijk Huis kost en voor welk soort taken welke kosten worden gemaakt. Kan de minister-president toezeggen dat hierover in het jaarverslag even transparant en inzichtelijk verantwoording wordt afgelegd?

De VVD heeft met instemming kennisgenomen van het feit dat, in lijn met het financieel statuut, de kring van leden van het Koninklijk Huis die vrijstelling van de schenkingsbelasting genieten, wordt beperkt tot alleen de drie uitkeringsgerechtigde leden en dat dit ook voor de kosten van privévluchten geldt. Ook waardeert de VVD het dat de Koningin in deze moeilijke tijden zelf het initiatief heeft genomen om de kosten voor het groot onderhoud van De Groene Draeck voor haar rekening te nemen. Het is ook een goede zaak dat ook de kosten voor het onderhoud van paleizen zijn verlaagd.

De heer Pechtold (D66):

Het valt mij tegen dat de VVD-fractie begint met de opmerking dat wij voor het eerst sinds 1918 weer een liberale premier hebben, maar dat zij vervolgens gelijk naar boven schakelt naar de Koningin. Dit is toch dé mogelijkheid om de nieuwe frisse premier eens te vragen wat hij gaat doen, hoe hij in de komende jaren transparantie zal bevorderen, hoe hij zijn kabinet zal aansturen, welke punten hij in Nederland en Europa naar zich toetrekt? Maar nee, mevrouw Van der Burg gaat meteen verder met de Koningin. Wat verwacht zij van deze premier?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb niet zoveel spreektijd en daarom beperk ik mij tot de rol van de Koningin. In het regeerakkoord staan een heleboel zaken waarin de rol en de ambitie van dit kabinet heel duidelijk verwoord zijn. Ik begrijp dat de heer Pechtold daarover nog een heleboel informatie wil hebben, maar voor mijn fractie is het behoorlijk duidelijk.

De heer Pechtold (D66):

Dat valt dadelijk ontzettend tegen, want ik praat straks ook even over de Koningin. Dat doen wij al 40 jaar en ik hoop dat wij nu de partners hebben om echt iets te kunnen veranderen. Wij willen dat graag langs de koninklijke weg doen.

Mevrouw Van der Burg, wij spreken over de begroting van Algemene Zaken. U kunt zich toch niet beroepen op spreektijd? Kom zeg, u hebt drie keer zoveel spreektijd als wij. Nee, wat wordt de rol van deze liberale premier? Zal hij het voortouw nemen bij maatschappelijke issues? Zal hij de transparantie bevorderen, bijvoorbeeld bij het beantwoorden van vragen van de Kamer? Wat doet hij met de Wet openbaarheid van bestuur? Dat zijn allemaal zaken waarover ik dadelijk kom te spreken. Hoe kijkt u als liberaal, nu u eindelijk de kans hebt na negentig jaar, tegen het premierschap aan? Het premierschap is in Nederland op een redelijk zwakke manier geregeld, want helaas hebben wij een systeem waarin de premier vrij weinig zelf kan doen. Ik vraag hem daar dadelijk naar, maar wat is uw visie?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Onze visie is dat de premier een van de ministers is met een specifieke positie. Wij achten het belangrijk dat deze premier orde op zaken stelt, gegeven de financiële problemen waarmee het land te maken heeft. Mijnheer Pechtold, het is prima dat u in uw termijn over allerlei vernieuwingen en aanpassingen zal spreken, maar willen wij nu dat er in Nederland orde op zaken wordt gesteld. Ook moeten wij de financiële taken en de hervormingen die nodig zijn – daarover zullen wij een apart debat voeren – voor elkaar krijgen.

De heer Pechtold (D66):

Het komt een beetje onvoorbereid over en qua improvisatie is het ook niet heel krachtig. In deze begroting wilt u eigenlijk niets veranderen aan de positie van de Koningin en u voert op dit punt dadelijk misschien een minderheidsachterhoedegevecht. Ik vraag u naar de democratie en de premier. Wij kunnen de premier nog niet kiezen, al wilde de VVD dat ooit wel, maar dat plan is ook weer wat teruggetrokken. Wij kunnen deze premier een positie geven waarin hij in de komende jaren mooie dingen kan gaan doen, maar u komt met "orde op zaken stellen". Was dat niet gewoon een campagnekreet? Wat gaan wij doen?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dat staat heel duidelijk in het regeerakkoord. De VVD heeft aangegeven heel strikt te volgen of het regeerakkoord wordt gerealiseerd en dat daarmee tempo wordt gemaakt. Ik kan constateren dat dit kabinet in elk geval met een boel meer daadkracht is begonnen dan het vorige kabinet, dat eerst honderd dagen het land inging.

Het is heel interessant dat u over vernieuwingen wilt spreken, maar u weet voor welke opgave wij staan en die heeft voor ons prioriteit. Het is zaak om dat voor elkaar te krijgen in de komende vier of vijf jaar.

De heer Pechtold (D66):

Het heeft het kabinet nog even aan daadkracht ontbroken. Als u bedoelt dat het kabinet met een hoop lawaai is begonnen, dan geef ik u gelijk. Dit kabinet is namelijk met een hoop lawaai begonnen en dat lijkt nog niet te stoppen.

Ik stelde een serieuze vraag. Laat ik een voorbeeld noemen. Ministers beantwoorden brieven en vragen van Kamerleden beroerd laat. Vindt u dat de premier een rol heeft om te zeggen: als dat gebeurt, dan stuur ik een minister naar de Kamer of grijp ik zelf in en zorg ik ervoor dat zo'n ministerie vragen beantwoordt? Dat is leiderschap, dat is een sturingsmechanisme om transparantie te vergroten. De premier kan ook de oekaze-Kok dat ambtenaren niet met ons mogen praten, eens omzetten van "nee, tenzij" naar "ja, mits".

Het zijn allemaal discussies die al jaren spelen. De vorige premier wilde helemaal niets – hij wilde bijvoorbeeld geen verantwoording afleggen over de oorlog Irak – maar nu is er een nieuwe premier. Ik grijp dit moment met u als liberaal aan om nu eindelijk eens te laten zien – nu hebben wij die sociaaldemocraten en christendemocraten een tijdje gehad – wat modern leiderschap is en wat dat in Nederland kan zijn. Graag uw visie.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Laat ik er heel duidelijk over zijn. Als wij vragen stellen of brieven toegezegd krijgen, vind ik gewoon dat die op tijd moeten zijn. Daarop kunnen wij de betreffende ministers aanspreken. U kunt wel op alles de premier aanspreken, maar dat gaat toch een beetje lastig worden in deze wereld. Dus ik vind dat wij als Kamerleden mans genoeg zijn. Ik heb de vorige periode ook meegemaakt dat wij gewoon de ministers naar de Kamer riepen om die vragen dan mondeling te stellen. Ik denk dat dat een mechanisme is, dat de Kamervoorzitter ook heel goed in werking heeft gesteld. Ik vind dan ook dat wij zelf als Kamer een verantwoordelijkheid hebben om ons niet te laten piepelen. Dat moeten wij met elkaar invullen. U kunt wel bij alles naar de premier kijken, maar dat lijkt mij niet zo'n zinnige vorm.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben het toch wel met de heer Pechtold eens dat wij hier weer een staaltje van verkiezingsretoriek horen over orde op zaken stellen, refererend aan de financiële crisis. Dat zijn ferme woorden, maar als wij ons realiseren dat het Koninklijk Huis bijna 40 mln. per jaar kost en er slechts 0,93% op wordt bezuinigd, dan vraag ik mij af welke orde op zaken er eigenlijk wordt gesteld als iedereen de broekriem moet aanhalen, maar het Koninklijk Huis wordt ontzien door deze premier.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik weet niet of u bij het debat was over het financieel statuut. Daar zijn afspraken gemaakt over de hoogte en de soort vergoedingen. Daar zijn ook afspraken gemaakt over de transparantie. Vorig jaar is een debat in de Kamer gevoerd dat een aantal van die zaken niet goed geregeld was, of onvoldoende. Daarover wilden veel partijen in de Kamer meer duidelijkheid. Dat is nu gebeurd. Ik denk dat dat een goede zaak is.

Bovendien is ook nog eens de kring van uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis heel zuiver beperkt. Dus ik vind dat zij wel degelijk een bijdrage hebben geleverd. U kunt dat niet voldoende vinden, maar ik vind dat wij afspraken met elkaar hebben gemaakt. Wij hebben een uitgebreid debat gevoerd en wij kunnen wel ieder jaar weer zeggen dat er nog meer af moet. Dat is dan voor uw verantwoordelijkheid. Zo gaan wij er niet mee om.

Ik heb overigens nog wel een aantal punten, maar daar kom ik zo op.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mevrouw Van der Burg kan het nu wel hebben over transparantie, maar in mijn eigen bijdrage zal ik nog wel aangeven dat die transparantie absoluut nog niet op orde is. Het gaat er niet alleen om dat mensen te weten komen waaraan het geld wordt uitgegeven, maar ook dat er 40 mln. wordt uitgegeven aan dit Koninklijk Huis, terwijl iedereen hier wordt gekort. Subsidies worden afgeschaft, uitkeringen worden niet meer gegeven aan mensen die die heel hard nodig hebben. Dan vind ik het echt vreemd als de VVD zegt: wij moeten allemaal de broekriem aanhalen en ik wil dat iedere burger gelijk is, maar wel een uitzondering maakt voor de Koningin.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Er zijn een aantal uitgaven waarover wij inderdaad met elkaar hebben gesproken. Er staan ook een aantal zaken op de begroting die te maken hebben met onderhoud van paleizen. Daar hebben wij voor een deel toegang toe, dus daar zit ook een breder aspect aan. Als het nu gaat om de toelage voor de Koningin, pleiten wij bijvoorbeeld voor de nullijn van de ambtenaren. In elk geval staat dat ook in het regeerakkoord. Wij staan daar als VVD vierkant achter. De Koningin is een trendvolger geworden, net als wij hier in de Tweede Kamer ook dat beleid volgen. Dus op het moment dat de nullijn wordt afgesproken, geldt die ook voor de Koningin. Zij draagt dus ook haar deel bij.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Maar er wordt nog steeds geen antwoord gegeven op mijn vraag hoe het kan dat de Koningin nog steeds 40 mln. kan ontvangen, terwijl wij nu juist de broekriem moeten aanhalen en moeten gaan bezuinigen. Waarom kan het Koninklijk Huis wegkomen met 0,93% bezuinigingen, terwijl overal fors wordt gekort? Dat is toch niet uit te leggen aan het volk?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Mevrouw Thieme doet net of de Koningin dat privé ontvangt. Dat ontvangt zij voor alle taken die zij verricht en wat daarbij komt. Zij krijgt privé een toelage voor het werk dat zij doet. Dat is een schijntje van het bedrag van mevrouw Thieme noemt, die dat ook heel goed weet.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. De VVD betreurt het dat de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis nog steeds een nettovergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. De VVD is er al jaren voorstander van dat deze vergoeding wordt gebruteerd, zodat deze leden van het Koninklijk Huis net als elke burger hierover inkomstenbelasting betalen. Hoe staat deze liberale premier daartegenover?

Ook wil de VVD graag van de minister-president weten waarom voor de begroting van de Koning voor de onderdelen personeel en materieel de taakstelling voor 1,5% voor 2012 en verder niet is opgelegd. Deze is toch aan alle departementen opgelegd in verband met het niet realiseren van de nullijn door het vorige kabinet bij het crisispakket? Zou dat dan ook niet voor deze onderdelen van de begroting, de Koning, moeten gelden? Graag een reactie.

Ten slotte pleit de VVD ervoor dat de beëdiging van bewindslieden voortaan in het openbaar plaatsvindt. Is de minister bereid dit te realiseren?

De heer Pechtold (D66):

Wat u voorstelt, beperkt zich toch niet hiertoe? Ik heb twee concrete voorstellen gehoord. Het eerste voorstel is dat Hare Majesteit eerst een loonsverhoging van 52% krijgt om die vervolgens weer in te kunnen houden. Bruteren is namelijk dat je uiteindelijk hetzelfde krijgt. Dat is symboliek. Het tweede wat u voorstelt, is dat bij de beëdiging van ministers de camera het paleis inkomt dan wel de ministers buiten gaan staan. Is dat alles waar u mee komt?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ja. Ik heb al in het begin gezegd dat wij vinden dat de rol van het koningshuis prima is geregeld. Wij hebben daar ook een debat met de heer Heijnen over gevoerd. Hij vindt: wel of niet in de regering. Wij vinden dat het goed geregeld is dat de Koningin formeel deel uitmaakt van de regering. Zij heeft ook belangrijke ceremoniële taken. Juist omdat zij onderdeel uitmaakt van de regering is er ministeriële verantwoordelijkheid. Dat hebben wij dus democratisch goed geregeld. Daarom zien wij ook geen enkele reden om die rol te veranderen. Wij hebben tot dusver in het debat geen argumenten gehoord waarom het anders moet.

De heer Pechtold (D66):

Dit is de begroting van Algemene Zaken. Die gaat niet alleen over het koningshuis. U komt met een belastingvoorstelletje dat uiteindelijk niks betekent en u komt met een fotomoment binnen of buiten. Toen ik minister werd, was ik er niet zo blij mee want ik struikelde over de drempel. Dus ik was heel blij dat er geen camera bij was. Maar als dat alles is wat u hier aan veranderingen hebt, dan vind ik dat mager. Neem nou de afgelopen zomer. Toen moest onder leiding van de VVD en het CDA de ene informateur, Lubbers, verplicht opschrijven hoe de volgende informateur, Opstelten, moest heten. Daar was Hare Majesteit niet zo blij mee. De aanstaande premier heeft toen 's avonds nog uren in het paleis gezeten om – ja, wij kunnen niet helemaal weten wat daar gebeurd is – iets in de trant van een schrobbering te ondergaan. Moeten wij dat niet anders regelen? Moeten wij dat niet langs de koninklijke weg doen, die door de leden Van der Ham en Van Gent is voorgesteld in de Kamer? Wat is uw mening daarover?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Nee, dat vind ik niet. Wij hebben dat al geregeld in de Kamer. Wij kunnen dat met elkaar bepalen. De heer Van der Ham, van uw eigen partij, heeft met mevrouw Van Gent het Reglement van Orde nog voor de verkiezingen aangepast en vervolgens maakt geen enkele partij daar gebruik van. Dan is daar kennelijk geen behoefte aan. Het is dan heel makkelijk om te zeggen: wij gaan het in regels zetten. Kennelijk vinden de partijen het op dat moment niet belangrijk genoeg om dat te regelen.

De heer Pechtold (D66):

Nee, omdat u het tegenhield. Wij hadden het graag gehad. Maar mijn vraag aan u is: bent u tevreden met hoe het van de zomer ging? Bent u er tevreden mee dat wij het staatshoofd kwetsbaar maken door dat politiek gekrakeel achter de deuren van het paleis te houden in plaats van hier transparant een debat in de Kamer te voeren? En inderdaad, dat kunnen wij als Kamer zelf doen maar u hield het tegen. Of is uw mening nu: nee, de volgende keer steunt de VVD dat en gaan wij het staatshoofd daar niet meer mee in de problemen brengen? Dat is deze zomer onder andere door uw partij gebeurd. Zegt u nu dat wij dat debat hier gaan voeren, transparant, zoals een liberaal dat zou moeten voorstaan?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Wij hebben daar niet voor gestemd omdat wij de meerwaarde niet zien van hier zelf een informateur aanwijzen. U weet zelf hoe de verkiezingsuitslagen zijn. Die zijn buitengewoon moeilijk. En u hebt grote woorden over transparantie maar u weet net zo goed wat er gebeurt als er een debat in de Kamer komt. Dan is vooraf geregeld wie de informateur wordt. Dan voeren wij hier een debat voor de bühne. Ik vind het heel wat transparanter als de fractievoorzitters met hun advies naar de Koningin gaan en direct nadat zij uit de paleispoort komen, aangeven wat zij geadviseerd hebben. Als de Kamer een eensluidend advies geeft of in elk geval in meerderheid een duidelijk advies geeft, dan zit daar geen enkele schijn van politieke beïnvloeding aan, wat nu wordt gezegd. De Koningin heeft wat dat betreft helemaal geen ruimte. Alleen als er heel verschillend gedacht wordt, zal zij een oordeel moeten vellen over een tussenfase of wat dan ook. Dat is de afgelopen periode ook gebeurd toen de ontwikkelingen over elkaar heen vielen. Dat is uiteindelijk netjes opgelost. Wij hebben er dus geen behoefte aan om dat te veranderen. Wij zien namelijk niet dat de andere vorm tot meer transparantie en openheid leidt.

De heer Pechtold (D66):

Ik zal een concreet voorbeeld geven. Als we als Kamer praten over de uitslag van verkiezingen en over welke informateur we hebben, zouden we bijvoorbeeld aan een informateur kunnen vragen of hij behoefte of ambitie heeft om bewindspersoon te worden. We hadden dat kunnen vragen aan bijvoorbeeld de heer Rosenthal of de heer Opstelten. Partijen die onder zo'n informateur moeten werken, kunnen dan nagaan of zo iemand misschien uiteindelijk ook zelf ambitie heeft, waardoor een belangenverstrengeling in het vooruitdenken niet helemaal ondenkbeeldig is. Dat is een van de transparantiedingen die we – afgaand op afgelopen zomer – als partijleiders in een openbaar debat, wanneer we met een kandidaat-informateur komen, aan elkaar kunnen vragen. Een vraag kan zijn of zo iemand er alleen bij zit voor het voorzitterschap of voor zijn kennis van economie of: dreigt diegene daarna minister te worden? Dat zijn precies de zaken die we allemaal niet weten maar die nu achter de paleisdeur plaatsvinden.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb duidelijk gemaakt dat wij geen behoefte hebben aan die andere rol. De Kamer kan het regelen. Als u daar een meerderheid voor krijgt, dan krijgt u uw zin.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik vraag mevrouw Van der Burg hoe zij terugkijkt op de formatie. Vindt zij dat het allemaal hartstikke goed is gegaan?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Nee. Wij hebben in de Kamer ook al over het moment gesproken dat de fractievoorzitters het advies hadden uitgebracht aan de Koningin en tussentijds een andere situatie ontstond. Dat heeft niet de schoonheidsprijs verdiend. Om dat staatsrechtelijk zo goed mogelijk in orde te maken, is een tussenperiode ingelast met de heer Tjeenk Willink. Wij zijn er open over dat dit niet zo ging zoals het hoorde. Maar dingen willen zich weleens op een bepaalde manier ontwikkelen. We hadden ook een debat in de Kamer kunnen voeren terwijl we net deden of die nieuwe ontwikkeling er niet was. Dat zou ook heel raar geweest zijn.

De heer Heijnen (PvdA):

We kennen de situatie nog. Ik ben blij dat de VVD bij monde van mevrouw Van der Burg ook zegt dat het beter had gekund. Vervolgens zegt zij erbij dat het gelukkig allemaal is hersteld; allemaal prima. Is de VVD bereid om met de PvdA en de andere partijen in deze Kamer na te denken over de wijze waarop we dat in de toekomst kunnen voorkomen in plaats van dat achteraf te herstellen?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Tot nadenken zijn wij altijd bereid, mijnheer Heijnen. Het lijkt mij heel erg raar als wij dat niet zouden zijn. We vragen ons wel heel ernstig af – die positie heb ik nu ook ingenomen – hoezeer we dat anders zouden moeten doen om dat te voorkomen. Er gebeuren nu eenmaal dingen in het leven die je niet kunt voorzien. Ik heb er heel grote twijfels over of een andere vorm dat had kunnen voorkomen.

De heer Heijnen (PvdA):

Dat vind ik toch een beweging van de kant van de VVD. Ik ben er blij mee dat de VVD bereid zegt te zijn om met andere partijen, in elk geval met die van mij – we moeten kijken of er nog meer zijn – na te denken over regels rondom het formatieproces om te voorkomen dat mensen in de positie komen zoals de afgelopen tijd het geval is geweest. Ik ben blij om dat te horen. Dan mijn ...

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Mag ik ...

De heer Heijnen (PvdA):

... tweede punt. O, ik begrijp dat mevrouw Van der Burg wil reageren. Graag.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Als dat mag van de voorzitter.

De voorzitter:

Ja, natuurlijk. Maar ik vind het een beetje onhandig dat u elkaar onderbreekt. Als u nu een antwoord afmaakt, kan de heer Heijnen nog één keer een vraag stellen of een conclusie trekken.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik begrijp dat de heer Heijnen de conclusie in zijn richting trekt. Ik heb alleen gezegd dat wij altijd bereid zijn om na te denken over zaken. Wij hebben alleen geen voorstel gehoord waarvan wij nu denken: dat voorkomt dit in de toekomst. Mijn standpunt is dat ik op dit moment geen voorstel kan bedenken dat dit soort situaties in de toekomst zou kunnen voorkomen. Ik vind de conclusie van de heer Heijnen nogal vergaand. Ik houd mij bij mijn eigen woorden.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik zal één voorbeeld noemen. We kunnen afspreken, in regels vastleggen, dat we geen nieuwe informatiepoging starten voordat de Kamer heeft gedebatteerd met de informateur over de informatiepoging die is afgesloten. Dat zou een heel logische stap zijn die het probleem dat zich nu heeft voorgedaan, had voorkomen. Dat gezegd hebbend, ik heb nog een tweede vraag aan mevrouw Van der Burg. Gelet op de uiteenlopende opvattingen over modernisering van het koningschap, vindt mevrouw Van der Burg, als verantwoordelijke partij, de grootste partij van het land op dit moment, met mij dat het noodzakelijk is om te kijken of die brede meerderheid te vinden is voor aanpassing van het koningschap op de punten waarover we het eens zouden kunnen worden?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb net gezegd dat wij tevreden zijn over de rol die het Koninklijk Huis vervult. Ik heb ook in uw inbreng geen goede argumenten gehoord waarom u dat zou willen veranderen. Sterker nog, ik heb allemaal argumenten in de krant gelezen waarom het de ene of de andere kant op zou moeten gaan. Ik heb er een van geciteerd. Wij zijn van mening dat het koningshuis goed ingebed is in ons democratisch bestel. Het koningshuis buiten de regering plaatsen leidt ook tot een heel eigen dynamiek. Wij vinden het een goede zaak dat de minister-president daarvoor ministerieel verantwoordelijk is, zodat hij hier ook verantwoording kan afleggen. Volgens mij is dat democratisch goed gelegitimeerd.

De heer Heijnen (PvdA):

Dat is mijn vraag niet. Mijn vraag is simpel. Een flink aantal partijen in deze Kamer zegt dat de Koning uit de regering moet, terwijl andere partijen zeggen dat de Koning in de regering moet blijven. Mijn partij zegt dat wij toe moeten naar modern koningschap. Dan past het de grootste partij naar mijn smaak niet om, even los van uw opvatting, die ik respecteer, te zeggen dat zij niet thuis geeft en dit debat keer op keer te laten plaatsvinden. Het zou u passen om met mij aan de premier te vragen om nu eens helderheid te scheppen over hoe wij dat de komende decennia zullen doen. Dat zou de VVD sieren en ik hoop dat u dat alsnog gaat doen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik ben er niet toe bereid om dat alsnog te doen. Als je zo'n notitie vraagt, vind ik dat het ergens over moet gaan. Dan moeten we ervoor zorgen dat we weten waar de lacunes zitten. Ik zie die lacunes niet, dus dan lijkt zo'n notitie mij niet zo zinvol, maar uiteraard is het uw goed recht om deze wel te vragen.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ongeschreven regels worden ook ongeschreven veranderd, dat bleek weer eens tijdens de formatie van dit kabinet. VVD, CDA en PVV riepen de hulp in van de koningin, die een informateur moest benoemen, maar vervolgens gingen Rutte, Verhagen en Wilders hun eigen weg. Zij maakten hun eigen regering en trokken zich weinig aan van de door de koningin benoemde informateur. De heer Rutte is een revolutionair. In één dag heeft hij de functie van de monarchie veranderd. De rol van het staatshoofd tijdens de formatie lijkt uitgespeeld.

Met deze uitkomst is de SP tevreden. Wij vinden het goed dat de Kamer na de verkiezingen zelf een regering vormt. Het is goed dat enkele politieke leiders die verantwoordelijkheid nemen, maar het was wel halfslachtig en niet helemaal eerlijk ten opzichte van de koningin. Zij moest een formateur aanwijzen, maar naar haar werd niet geluisterd. De koningin werd wel uitgenodigd, maar niet binnengelaten. Hoe kijkt de minister-president zelf terug op de formatie en op de rol van de koningin?

Nederland wil een monarchie in een democratie. Dat kan eigenlijk alleen als het staatshoofd geen politieke functies heeft, zoals in Zweden al sinds 1975 het geval is. Sommige politieke functies zijn een gewoonte, zoals de rol van de koningin in de formatie, maar ook het wekelijkse bezoek van de minister-president aan de koningin. Ik weet dat het premierschap een overvolle baan is. Hoeveel tijd is de premier kwijt aan die bezoekjes aan de koningin? Gaat hij die traditie voortzetten?

Andere politieke functies van het staatshoofd zijn vastgelegd in de Grondwet. Zij maakt deel uit van de regering en is voorzitter van de Raad van State. In deze Kamer lijkt nu een meerderheid voor een ceremonieel koningschap. De Partij van de Arbeid moet nog even uit de kast komen. Ik hoop dat dit vandaag lukt. En dan moeten we de Grondwet veranderen. Is de minister-president bereid een wijziging van de Grondwet voor te bereiden? Zo nee, dan kom ik zelf met een voorstel.

Voorzitter: Schouw

De heer Van Raak (SP):

De kroonprins heeft zich in het verleden weleens laatdunkend uitgelaten over het ceremoniële koningschap. Hij wil geen lintjesknipper zijn. Volgens mij onderschat de kroonprins daarmee het belang van deze functie; om Nederland te vertegenwoordigen, symbool te zijn van eenheid, misschien zelfs een samenbindende figuur. Deelt de premier deze opvatting?

Wat voor soort Koning we ook hebben, de monarchie verdraagt geen gedoe over politieke uitspraken, dubieuze belastingconstructies of onverantwoorde vastgoedprojecten. Dat doet het aanzien van het Koninklijk Huis geen goed. Als wij binnen onze democratie een monarchie willen, zal de minister-president richting moeten geven en grenzen moeten stellen. Is hij daartoe bereid?

Leden van het Koninklijk Huis zijn bijzonder, maar voor de belasting zijn wij allemaal gelijk. Waarom betalen de leden van het Koninklijk Huis geen inkomstenbelasting, geen vermogensbelasting of belasting over erfenissen? Veel Nederlanders vinden dat onbegrijpelijk. Kan de minister-president eens precies op een rijtje zetten welke belastingen de leden van het Koninklijk Huis allemaal niet betalen? De VVD is het hiermee eens, maar dan moeten wij wel de Grondwet wijzigen. Is de minister-president bereid een wijziging van de Grondwet voor te bereiden zodat de leden van het Koninklijk Huis fiscaal hetzelfde worden behandeld als alle andere Nederlanders? Wij overwegen ook op dit punt een motie in te dienen als de minister-president dit niet wil doen.

Voorzitter: Verbeet

De heer Van Raak (SP):

Mensen die zich bijzonder voor de samenleving hebben ingezet, krijgen een koninklijke onderscheiding. Na overlijden moeten die decoraties worden ingeleverd. Om de onderscheiding toch te behouden, moeten mensen veel geld betalen, soms meer dan € 2000. Dat is toch vreemd. Een onderscheiding is toch een teken van waardering, een cadeau, zo u wilt? Is de minister-president bereid te bevorderen dat onderscheidingen na het overlijden voortaan niet meer actief worden teruggevorderd, opdat de blijk van waardering blijft bestaan? Ik hoop dat hij dit wil doen, anders zal ik hiervoor een voorstel indienen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit was niet helemaal een nieuw geluid van de SP, maar ik heb toch een vraag aan de heer Van Raak. Ik heb achtereenvolgens genoteerd dat hij het koningschap wil terugbrengen tot een ceremonieel koningschap, het bekende lintjes knippen, een tak van sport op zichzelf. Daarnaast wil hij dat de minister-president niet meer met de koningin gaat overleggen, want je weet maar nooit wat er allemaal besproken wordt. Hij kan natuurlijk altijd vragen wat dat betekent voor het beleid. Hij wil echter dat er niet langer overleg is tussen het staatshoofd en de minister-president. Hij wil eigenlijk ook geen incidenten meer en daar moet de minister-president natuurlijk wel bovenop zitten, was vervolgens zijn waarschuwing. Dit kan natuurlijk ook telefonisch, maar de vraag is of de SP eigenlijk de monarchie wil afschaffen. Zeg dat dan in de Kamer en geef die instructie mee aan de minister-president.

Hoe kijkt de heer Van Raak aan tegen de ministeriële verantwoordelijkheid. Blijft die in het systeem of niet? Zo ja, zou het dan niet verstandig zijn om aan de minister-president over te laten hoe hij dit invult?

De heer Van Raak (SP):

De meeste Nederlanders vinden een monarchie in een democratie vreemd. Er zijn echter maar heel weinig Nederlanders die het Koninklijk Huis willen afschaffen. Het is onze taak om dit goed te regelen. Een ceremonieel koningschap is naar mijn mening een goede oplossing voor dit moment. Het valt mij tegen dat de heer Rouvoet dit afdoet als lintjesknipperij. Nederland vertegenwoordigen, symbool zijn van Nederland, wellicht een samenbindende figuur; die symbolische functie is belangrijk, misschien alleen al omdat de minister-president die functie niet heeft.

Het gaat mij om het standaard op bezoek gaan elke maandag. Ik weet dat het staatshoofd het druk heeft en ook de minister-president heeft het druk en dan is de vraag of dat nodig is. Ik vraag daarom aan de minister-president of hij die traditie wil voortzetten en of dat nodig is. Dat is wat anders dan de regie nemen. De vorige minister-president ging ook elke maandag op de thee en toch waren er incidenten met politieke uitspraken, met belastingconstructies en met vastgoedprojecten. Dat heeft dus niet geholpen; op de thee gaan is niet hetzelfde als de regie nemen. Daarom vraag ik via de heer Rouvoet hoe de minister-president die rol zal invullen om de regie te voeren en ervoor te zorgen dat er geen gedoe ontstaat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb in het voorjaar een interessant onderzoek gezien waaruit blijkt hoe groot het vertrouwen is van de Nederlandse bevolking in het functioneren van het staatshoofd, ook als deel van de regering. Die cijfers stel ik graag ter beschikking. Het antwoord van de heer Van Raak was wat lastig te volgen omdat het geen rechtstreeks antwoord was op mijn vraag. Daarom probeer ik het nog een keer. Hij wil geen incidenten, geen gedoe. Veronderstelt dat niet dat er contact is tussen de ministerieel verantwoordelijke bewindspersoon, in casu de minister-president, en degene voor wie hij verantwoordelijkheid draagt? De heer Van Raak is vast ook een heel druk mens, maar hij voert met iedereen overleg. Ik ga niet over zijn agenda en volgens mij gaan wij ook niet over de agenda van de minister-president. Mijn vraag is of de heer Van Raak nog steeds de minister-president ter verantwoording wil kunnen roepen voor uitspraken en gedragingen van leden van het Koninklijk Huis, ook in het door hem geschetste toekomstplaatje.

De heer Van Raak (SP):

Ook in een ceremonieel koningschap blijft de ministeriële verantwoordelijkheid, want de politiek moet ook een mening hebben over en richting kunnen geven aan het symbool van Nederland en de invulling van die symboliek. In eerste instantie moet de minister-president dat doen en als wij vinden dat dit niet goed gaat, moeten wij de minister-president daarop kunnen aanspreken.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is een helder antwoord. U wilt een staatshoofd, een Koning, die samenbindt, die er voor het hele volk is, een symbool. Hebben we die in uw ogen niet nu al?

De heer Van Raak (SP):

Ja, en daarom is die politieke functie overbodig. Als mensen denken aan het Koninklijk Huis, denken zij juist aan die symbolische functie. Het gaat mij vooral om de regievoering, gedoe voorkomen met belastingen, vastgoedprojecten, onhandige politieke uitspraken. Dat politieke is achterstallig onderhoud. Dat maakt de zaken moeilijker, en als er problemen zijn, maakt dat deze groter. Als er onhandige politieke uitspraken zijn, is dat nu een uitspraak van een lid van de regering; dat is straffer dan wellicht bij een ceremonieel koningschap, onverlet de ministeriële verantwoordelijkheid.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nog even een zin ter correctie. Mag ik verwijzen naar de notitie van oud-premier Kok, waarover al eerder is gesproken en waarin een en ander uitvoerig uiteen wordt gezet? De politieke verantwoordelijkheid ligt bij het kabinet in de Trêveszaal en daar zit de Koningin niet bij. En verder zou u moeten weten dat de Koningin geen zelfstandige staatsrechtelijke bevoegdheden vervult. Het probleem dat u probeert te signaleren, bestaat dus niet; er is geen politieke bevoegdheid of aparte positie van de Koningin.

De heer Van Raak (SP):

De rol in de formatie lijkt mij uitgespeeld, juist door het optreden van de partijen die de Koningin die rol willen geven: juist CDA en VVD hebben die rol van de Koningin uitgehold. Daarom noemde ik de heer Rutte ook een revolutionair. Het is iets anders dat de Koningin lid is van de regering; dat is overbodige ballast voor de ceremoniële functie. Het is ook nog een rare figuur dat de Koningin lid is van de regering en zelf ook adviseert als voorzitter van de Raad van State. Dat is allemaal overbodige ballast, dat zijn dingen uit het verleden. Ik ben erg voor het behoud van dingen die goed zijn, maar af en toe moet je de ballast uit het verleden durven afwerpen. In de 21ste eeuw is een monarchie ceremonieel. Om een monarchie in een democratie mogelijk te maken, moet je die politieke functies er dus afhalen. Dat maakt haar zuiverder, dat maakt haar beter en ik denk ook dat de toekomstige Koning daar beter mee uit de voeten zou kunnen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter. Wij verwachten veel van de opvolger van de liberale premier die in het begin van de 20ste eeuw zorgde voor de pacificatie van het onderwijs. Ook de Nederlandse samenleving van de 21ste eeuw kan namelijk wel wat pacificatie gebruiken. Dat hebben we de afgelopen maanden gezien in de reacties op de vorming van dit kabinet en het regeerakkoord. Voor sommigen is het gewenst beleid, anderen staan sceptisch, zo niet negatief tegenover de plannen van het kabinet. Behalve de bijzondere samenwerking van een minderheidskabinet met parlementaire steun van een partij die niet in het kabinet zit, gaat het met name om beleid om de overheidsfinanciën gezond te krijgen.

Zoals altijd als de maatschappelijke veranderingen snel gaan, is er behoefte aan zekerheid. Juist die zekerheid valt niet te geven, omdat iedereen het effect van de ombuigingen zal merken. Mensen weten dat en dat maakt het van groot belang dat er perspectief wordt geboden. Regeren is meer dan 18 mld. bezuinigingen binnenhalen. Wij vragen de minister-president hoe hij dat ziet.

In het regeerakkoord staat dat mensen niet worden beoordeeld op hun afkomst, maar op hun toekomst. Hoe kunnen mensen die als nieuwkomer hun weg hier proberen te zoeken, mensen die moeite hebben om op de arbeidsmarkt hun plaats te vinden, deze toekomst in handen nemen? De premier van alle Nederlanders moet er ook voor staan dat mensen in vrijheid hun leven kunnen leiden, hun zegje kunnen doen, hun geloof kunnen belijden. Het regeerakkoord geeft aan dat de vrijheid is begrensd door wettelijke regels. Daar is juridisch geen speld tussen te krijgen, maar er is nog meer. Wordt de vrijheid van iemand niet begrensd waar hij de vrijheid van een ander raakt? Het voluit respecteren van de vrijheid van anderen valt toch niet in wettelijke regels vast te leggen? Dat zou echt te beperkt zijn. Volgens ons ligt dáár de crux voor mensen om zich werkelijk thuis te voelen in ons land; of ze nu nieuwkomers zijn, moeite hebben hun opleiding af te maken, een baan te vinden of moeten leven met een handicap of chronische ziekte. Zal de minister-president zich daarvoor inzetten, of vindt hij het inderdaad voldoende dat de vrijheid wordt beperkt door wettelijke regels? Welke kwalificatie ambieert hij in dit opzicht voor zijn premierschap? Wat wil hij concreet aan het einde van de kabinetsperiode hebben bereikt behalve verbeterde overheidsfinanciën?

De minister-president is ook het gezicht van Nederland in het buitenland. Wij zijn benieuwd naar de manier waarop hij dit zal vormgeven. Zijn voorganger had een goede naam in het buitenland. Zo is Nederland een aantal malen uitgenodigd voor de G20-bijeenkomsten. Zelfs na de deuk die wij hebben opgelopen door in een referendum het grondwettelijk verdrag te verwerpen, heeft de vorige premier toch kans gezien om de Nederlandse positie in de Europese Unie te verstevigen. Zoiets smaakt naar continuering! Hoe gaat deze premier de internationale positie van Nederland handhaven? Welk profiel kiest hij in het buitenland en welke doelstellingen wil hij realiseren?

Het vorige kabinet is voortvarend aan de slag gegaan met betere dienstverlening door de overheid. Ik denk bijvoorbeeld aan formulieren in begrijpelijke taal en aan de website www.mijnoverheid.nl, waar de burger zijn eigen gegevens kan opvragen. Dat vereist echter medewerking van alle ministeries. Nu weten wij dat allerlei ministeries bij elkaar zijn gevoegd; iedereen is druk bezig zijn eigen huis in te richten. Wij zijn bang dat hierdoor het ingezette beleid en daarmee de betere dienstverlening aan de burger in het gedrang komt. Wij willen graag een toezegging van de minister-president om de vaart erin te houden.

De premier krijgt ook te maken met ombuigingen op zijn departement. Hoe wil hij deze regelen, bijvoorbeeld bij de Rijksvoorlichtingsdienst? Dit debat gaat over de begroting van Algemene Zaken, het departement van de minister-president. Voor het CDA is dit een moment om na te gaan hoe hij deze taak zal invullen. Wij zijn benieuwd naar zijn visitekaartje.

De heer Heijnen (PvdA):

Mevrouw Smilde sprak over de opdracht voor de eerste liberale premier in de 21ste eeuw tot pacificatie. Zij refereerde daarbij aan de pacificatie van de 20ste eeuw. Vindt mevrouw Smilde dat die pacificatie ook betrekking moet hebben op de visies op het koningschap?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik begrijp dat de heer Heijnen wil interrumperen over het koningschap en dat hij daarvoor een aanknopingspunt zoekt in mijn woorden. Ik probeer hem te volgen. Ik heb helemaal niet het idee dat er betreffende het koningschap iets gepacificeerd moet worden. Ik heb een aantal voorbeelden uit de samenleving gegeven die een grondige aanpak vereisen en die urgenter zijn dan een discussie over het koningschap, hoe goed het ook is om die discussie zo nu en dan te voeren.

De heer Heijnen (PvdA):

Mevrouw Smilde doelt op de tegenstellingen tussen groepen in de samenleving en op slachtoffers van het beleid van dit kabinet. Prima allemaal! Het punt is echter dat er in de politiek een groot verschil van opvatting is over modern koningschap. Mevrouw Smilde roept de premier op om voor punten die verdeeld liggen in de samenleving een rol op zich te nemen. Strekt deze rol zich dan ook uit tot de opvattingen over het koningschap?

Mevrouw Smilde (CDA):

Voor zover die discussie niet slechts plaatsvindt in de Kamer, maar heel breed in de samenleving, meen ik dat die rol zich daar inderdaad toe uitstrekt.

De heer Heijnen (PvdA):

Dat is in ieder geval een begin.

Hoe kijkt mevrouw Smilde terug op de formatie­periode? Is zij bereid om met de Partij van de Arbeid na te gaan of wij door middel van regels de chaos van de afgelopen maanden in de toekomst kunnen voorkomen?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik heb nooit het idee gehad dat regels zaken aan alle kanten kunnen voorkomen. Wij hebben een mogelijkheid gehad om de formatie in te luiden met een debat. Ik constateer dat dit niet gebeurd is. Wij hadden te maken met een buitengewoon ingewikkelde verkiezingsuitslag, waarin de Koningin naar mijn idee prudent haar weg heeft gezocht. Op verschillende wijzen is al aangegeven dat het op momenten in de formatie een beetje stroef liep. Juist op die momenten is de majesteit naar mijn mening zeer verstandig geweest door haar vaste adviseurs in te schakelen. Als het in de formatie schuurde, was het dus juist de koningin die de koe bij de horens vatte. Zo heeft ze haar vaste adviseur, de vicepresident van de Raad van State, en een minister van staat ingeschakeld. In dit ingewikkelde formatieproces heeft zij er dus blijk van gegeven de juiste route te kunnen aangeven.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben het er graag mee eens dat de majesteit het goed heeft gedaan, maar moeten wij niet trachten te voorkomen dat het haar in de toekomst weer zo moeilijk wordt gemaakt?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik gaf aan dat de koningin het heel goed heeft gedaan en ik vraag mij echt af of het zo veel beter was gegaan als wij het in de Kamer hadden besproken.

U hebt om een notitie gevraagd, maar ik heb nog geen idee wat er volgens u in die notitie moet komen te staan.

De voorzitter:

Via de voorzitter.

Mevrouw Smilde (CDA):

Pardon, voorzitter.

Ik heb van de heer Van Raak gehoord dat hij een ceremonieel koningschap voorstaat, maar ik heb ook in zijn geval geen goed beeld van wat hem nu precies voor ogen staat. Ik wacht dan ook eerst maar eens de beantwoording van de minister-president af. Ik zie geen enkele aanleiding om op dit moment het koningschap ter discussie te stellen. Premier Kok zei in 1990: Het constitutionele koningschap en de wijze waarop koningin Beatrix invulling geeft aan haar verantwoordelijkheden, mogen zich verheugen in brede instemming van de bevolking. Volgens mij geldt dat in 2010 nog steeds.

Het koningschap is de afgelopen jaren voortdurend geactualiseerd. Zo hebben wij het koningshuis inmiddels in de begroting van de minister-president ondergebracht. De financiën van het koningshuis zijn volstrekt transparant. Mevrouw Van der Burg heeft daar uitvoerig over gesproken en kortheidshalve sluit ik mij daarbij aan. Wij weten wat wij hebben en wij weten niet wat wij krijgen! Het CDA is er dus helemaal niet van overtuigd dat een ceremonieel koningschap, hoe dat er dan ook uit moge zien, betekent dat wij van alle gedoe af zijn.

De heer Van Raak (SP):

Volgens het CDA heeft de koningin prudent haar weg gezocht. Nee! Ze is er gewoon uitgezet door VVD en CDA. Deze partijen hebben haar het huis uitgezet en dan zou het het CDA sieren als het voor een nieuw huis voor de koningin zorgt. De rol van de Koningin is veranderd. Dat heb ik niet gedaan. Dat heeft de premier gedaan met hulp van het CDA. Wat is de opvatting van het CDA over dat nieuwe koningschap?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik heb een probleem met deze vraag, want ik deel het uitgangspunt van de heer Van Raak niet. Hij stelt dat de rol van de Koningin de afgelopen maanden is veranderd en die visie deel ik niet. De koningin heeft mijns inziens in het ingewikkelde formatieproces prudent haar staatsrechtelijke rol ingevuld. En dat was op bepaalde momenten zeker niet eenvoudig! Ik ben het met de heer Van Raak wel eens dat het op bepaalde momenten in de formatie schuurde. Maar juist op die momenten heeft de koningin bewezen dat zij in haar rol van onpartijdige procesbegeleider heel goed functioneert.

De heer Van Raak (SP):

Dat is niet helemaal waar. Informateur Lubbers zei: Ik kon niet anders. Hij kon niet anders, ook al had hij een andere optie voor ogen. De heer Rutte, de heer Verhagen en de heer Wilders wilden echter per se deze regering, wat de informateur ook zei. Dat vind ik niet erg. Ik had wel liever gezien dat het in de Tweede Kamer was besproken, want dan was het in ieder geval transparant gegaan. Het is ook niet erg dat politieke leiders hun verantwoordelijkheid nemen. Ik heb de koningin echter niet buitengezet. Het CDA heeft de koningin buitengezet en dan moet mevrouw Smilde haar ook iets nieuws aanbieden. Zij komt namelijk niet weg met de opmerking dat de koningin het allemaal netjes heeft opgelost. Dat heeft ze zeker, maar dat deed ze wel, ondanks het optreden van het CDA.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik blijf problemen houden met de heer Van Raak, want hij zegt nu weer: dat is niet waar. Ik moet hem corrigeren: wij zijn een andere mening toegedaan. Het is namelijk onze mening dat de koningin op momenten dat het in de formatie schuurde, haar rol goed heeft ingevuld. Klaarblijkelijk verschillen wij daarover van mening.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil mevrouw Smilde een vraag stellen over een andere kwestie. Zij heeft het uitgebreid gehad over de rol van de premier, maar ik zit mij af te vragen wat het CDA zelf wil. Moet de nieuwe premier, zo vraag ik aan u, voorzitter, een soort Jan Peter Rutte worden? Moet er een enorme metamorfose plaatsvinden om de huidige premier om te vormen tot de vorige premier? Ik krijg hierover graag meer informatie, want het blijft voor mij nog onduidelijk. Vindt mevrouw Smilde het dan ook pijnlijk dat Nederland deze keer niet voor de G20 is uitgenodigd?

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter, ik begrijp dat u moet antwoorden? Ik was even in verwarring of mevrouw Van Gent de vraag aan mij stelde of aan u.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik moet mijn vragen altijd via de voorzitter stellen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Dat begrijp ik, maar ik hoorde u zeggen "zo vraag ik aan u, voorzitter". Ik werd daardoor op het verkeerde been gezet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

"Via u".

Mevrouw Smilde (CDA):

Juist omdat wij nu een heel andere premier hebben, ben ik heel benieuwd hoe hij dat zal invullen. Wat ik wil, is wel duidelijk. Ik heb namens de CDA-fractie gezegd dat ik wil dat het kabinet meer doet dan alleen 18 mld. bezuinigen. Wij willen in 2015 kunnen zeggen dat wij de bezuinigingen hebben gehaald of – liever nog – dat wij de overheidsfinanciën weer gezond hebben gemaakt, maar wij willen ook dat de premier kan zeggen dat hij premier van alle Nederlanders is geweest en dat hij kan zeggen waar wij dat aan kunnen zien. Dat is in essentie wat ik hem vraag, omdat ik vind dat het kabinetsbeleid meer moet zijn dan alleen bezuinigen. Dat is het uitgangspunt. En ja, het is jammer dat wij niet voor de G20 zijn uitgenodigd. Er is echter bijna het gehele jaar een demissionair kabinet geweest, er is een ingewikkelde formatie geweest en de ministers zijn net aangetreden. Ik realiseer mij dat er even wat tijd overheen gaat voordat iedereen is ingewerkt. Juist gezien het belang van het buitenland voor Nederland vraag ik de minister-president hoe hij dit gaat vormgeven.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het lijkt mij interessant om straks te horen hoe de nieuwe premier hierop reageert. Als wij het toch hebben over de 18 mld., heb ik ook nog wel een vraag. U zei tussen neus en lippen ...

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent, nu gaan wij deel 1 van de cursus oefenen. Als u "u" zegt, hebt u het tegen mij.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dan wil ik namens de voorzitter vragen ...

De voorzitter:

Dat zou ik nu niet namens mij gaan vragen, want dan wordt het helemaal ingewikkeld.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Via de voorzitter, voorzitter. Ik heb een beetje kort geslapen, voorzitter, neemt u mij niet kwalijk. Ik zal echt mijn best doen.

De voorzitter:

Ik heb gezien dat u laat naar bed ging.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Zeker, maar dat is mijn probleem; dat snap ik ook.

Ik vraag mevrouw Smilde naar de plannen van de CDA-fractie omtrent de Rijksvoorlichtingsdienst, want tussen neus en lippen door heeft zij wat laten vallen. Wil de CDA-fractie de Rijksvoorlichtingsdienst moderniseren of saneren? Dat is mij niet helemaal helder.

Mevrouw Smilde (CDA):

Wij hebben de vraag gesteld omdat wij van de minister-president willen weten hoe hij de bezuinigingen op zijn departement wil halen. Onderdeel daarvan is de Rijksvoorlichtingsdienst. Of die moet worden gemoderniseerd is een vraag die ik aan de minister-president voorleg. Dat zou kunnen. Het kan ook zijn dat het minder ingrijpend hoeft. Ik laat dat aan hem over.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik moet dan vaststellen – ik vind dat altijd zo jammer in dit soort debatten – dat de CDA-fractie eigenlijk geen mening heeft. Heeft het CDA hierover zelf geen ideeën?

Voorzitter: Bosma

Mevrouw Smilde (CDA):

Op dit moment wacht ik de beantwoording van de minister-president af.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Een nieuwe premier. Ik gaf al aan: bij ons liggen de verwachtingen hoog. Hij zelf maakt graag de vergelijking met Cort van der Linden. Wij hebben nu weer een premier met het predicaat liberaal. Dat kabinet Cort van der Linden liet wel iets groots na. Zoals u weet hing hier in de Tweede Kamer tot 1992 een schilderij van 2 bij 4 meter van het kabinet-Cort van der Linden door Piet van der Hem. Dat is na de verbouwing nooit meer teruggevonden. Het schijnt met het oude tapijt te zijn afgevoerd. Ik gun u beter dan dat, zeg ik tegen de premier.

Over het algemene beleid van de minister-president en de hervormingen praten wij ook op andere momenten, maar toch wil ik vandaag bij de behandeling van deze begroting stilstaan bij zaken waarvan ik het gevoel heb dat deze premier er nu eens iets aan kan veranderen: meer verantwoording afleggen, meer regisseren, meer agenderen en de rol binnen de Europese Unie. Ik merkte dat bij het CDA mevrouw Smilde tot nu toe eigenlijk de enige was die dit soort vragen stelde. Ik vraag aan de premier: hoe gaan die frisheid in uw voorkomen en stijl nu ook leiden tot een verandering en tot de daadwerkelijke wens tot moderniseren?

De persconferentie verhuist naar Nieuwspoort. Daarvan zeg ik: dat zijn punten, als het gaat om de symboliek. Maar wat doen wij nu vervolgens aan de transparantie? mag ik een voorbeeld noemen? De Wet openbaarheid van bestuur. Het is mijn fractie al jaren een doorn in het oog dat dit in Nederland allemaal zo traag en slecht geregeld is. Als je bij de FBI – toch niet de meest transparante organisatie – vraagt of een stuk openbaar is of niet, dan krijg je dat als journalist of in welke hoedanigheid dan ook binnen vier uur te horen. In Nederland duurt zoiets weken. Heeft de minister-president de ambitie om de WOB aan te pakken?

Archieven zijn ons ook een doorn in het oog. Wij hebben verschillende archieven, zoals staatsarchieven en het Koninklijk Huisarchief. Die kennen allemaal verschillende termijnen. Of een rapport in dit of dat archief zit, kan een enorm verschil uitmaken. Ik vind dat er in bijvoorbeeld het Koninklijk Huisarchief een scheiding moet zijn tussen dat wat privé is – daar hebben wij dan ook niets mee te maken en daar hoeven wij dan ook niet voor te betalen– en dat wat van de Staat is. Dat laatste hoort eigenlijk in het nationale archief. Hoe kijkt de premier daar tegenaan?

Wat wordt rol van de premier bij het beantwoorden van vragen? Ik had het daar zojuist in een interruptie al over. Ik vind dat de minister-president, verantwoordelijk voor algemeen beleid, met het oog op de rol van de Kamer en de mogelijkheid van de Kamer om te controleren, veel meer er bovenop moet zitten dat zijn collega's het ook echt gaan doen. Ik zou graag van deze minister-president echt een koerswijziging willen wat betreft de manier waarop hij daarmee omgaat. Het is mij en vele fracties een doorn in het oog. Ik ben niet voor een tweede vragenuurtje. Ik heb liever dat de minister-president gewoon zijn werk kan doen, maar ik wil wel dat vragen worden beantwoord op termijnen waarop wij er wat aan hebben om ons werk te kunnen doen.

Om het wat concreter te maken, geef ik een wensenlijstje van zaken op het gebied waarvan ik denk dat deze nieuwe premier iets zou moeten gaan doen. Ik heb vragen gesteld over de integriteitscode voor ministers, maar die is er niet. In het Verenigd Koninkrijk is er de "ministerial code". Alle belangen van ministers en staatssecretarissen worden daarin op een heel transparante wijze geregeld. Wij hebben dat sinds kort wel voor ambtenaren, maar wij hebben het in Nederland niet voor bewindslieden. In de stukken lees ik dat de heren Hillen, Leers, Bleker, Zijlstra en Atsma hun belangen op afstand hebben gezegd. Maar de heren Rosenthal en Knapen hebben een onafhankelijke derde ingeschakeld. Wat is het verschil en kunnen wij dit niet gewoon goed regelen? Als wij het voor ambtenaren streng regelen, moet wij het ook voor ministers gebeuren. Ik pleit voor een integriteitscode.

De oekaze-Kok gaat over de manier waarop wij omgaan met informatie. Het gaat dan om de vraag of wij als parlementariërs met ambtenaren kunnen praten. Ondanks jarenlang debat geldt nog steeds: nee, dat mag niet, mits ... Ik zou dat, alleen al voor de symboliek van dat woord, willen omdraaien in: ja, tenzij. Ik vraag aan deze minister-president: kunt u nu niet eens regelen dat wij andere regels krijgen en dat er niet altijd toestemming nodig is? Kunt u regelen dat het praten met ambtenaren zich niet hoeft te beperken tot strikt feitelijke zaken en dat het niet altijd in aanwezigheid van de bewindspersoon hoeft te gebeuren? Het lijkt mij dat dit op een transparantere, meer bij deze tijd passende manier kan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik heb een kleine feitelijke vraag. De heer Pechtold spreekt over de oekaze-Kok. Dat was toch de oekaze van het kabinet waarmee PvdA, VVD en D66 met elkaar overeenkwamen dat het een zinnige manier van opereren was?

De heer Pechtold (D66):

Ja, en ik kijk er anders tegenaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U bent nu op andere gedachten gekomen?

De heer Pechtold (D66):

Neen, ik vind dat mijn voorganger dat veel te gemakkelijk heeft laten liggen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dus op zichzelf zinnige vragen, maar er is toen wel de volle verantwoordelijkheid voor genomen in het kabinet met D66.

De heer Pechtold (D66):

Ja, natuurlijk, maar dat is vijftien jaar geleden. Mag ik daar inmiddels anders tegenaan kijken? Hoe oud was ik toen? Toen zat ik nog op school, zo ongeveer, al was ik geen schooldirecteur.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Natuurlijk gun ik de heer Pechtold het volste recht om een paar van de ideeën waar hij al 44 jaar aan vasthoudt, tot nu toe vergeefs, een keer in te wisselen.

De heer Pechtold (D66):

Je moet daar helemaal niet moeilijk over doen. Dit is een geval waarin je moet zeggen: dat deden ze toen zo en ik vind dat het anders moet. Dat mag je na vijftien jaar – of wat is het inmiddels – best wel zeggen.

De Grondwet is nog zo'n punt waar ik de premier voor nodig heb. In artikel 100 regelen we hoe we aan een conflict gaan deelnemen, een oorlog of een gewapend conflict, waarvoor we mensen moeten inzetten. Nu regelen we fantastisch hoe wij daar naartoe gaan, maar de verantwoording achteraf, zo hebben we bij de Irakoorlog gezien, vergt zestien debatten, een hoop pijn en een hoop politiek gedoe. Ik zou willen dat het kabinet-Rutte zegt: die transparantie, die verantwoording, die gaan we standaard op een andere manier regelen, of we nu in Afghanistan zitten of waar dan ook. Heb ik de premier daarin aan mijn zijde?

Veel is al gesproken over het koningschap. Ik wil met D66 na 40 jaar graag eens een stap verder, maar dan wel op een verantwoorde manier. De koninklijke weg. Het staat in ons verkiezingsprogramma en ik heb expres wat kritisch gereageerd op de PvdA, want ik kom niet verder met weer een notitie. Ik wil dingen echt regelen. Ik vind het prima dat de premier de PvdA bij de hand neemt om een en ander nog eens te inventariseren, maar ik heb liever gewoon resultaat aan het einde van de dag. Voor D66 heeft dat er alles mee te maken dat wij vinden dat de wieg niet mag leiden tot politieke invloed. Je moet niet omdat je ergens geboren bent, uiteindelijk in je leven iets bereiken. Dat doen we in het bedrijfsleven ook niet meer zo. Of je nu Heineken of Albert Heijn of wat dan ook heet: het gaat om kwaliteit. Waarom zou dat dan niet ook bij de politiek moeten? Daarom pleiten wij voor verandering. Ik ben dus voor een notitie, maar ik ben nog veel meer voor echte verandering. Laat ik ook daarin heel concreet worden. De formatie, vind ik – ook gezien de afgelopen zomer – kunnen wij zelf regelen. Daar hebben we de premier niet voor nodig. Dus mijn collega's Van der Ham en Van Gent kunnen wat mij betreft zelf weer met een voorstel komen, maar ik wil wel graag van het kabinet horen dat men die ruimte ook aan de Kamer wil geven. Van de collega's wil ik in hun tweede termijn horen dat wij dat nu dan ook eens goed gaan regelen.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben erg voor moderniseren, zeker van het koningschap, maar regels opstellen voor dingen die al kunnen, dat weet ik niet. Het is geloof ik al meer dan 150 jaar zo dat dit parlement een informateur kan aanwijzen. Dat dit in de praktijk nog niet gebeurt, is een andere zaak, maar om daar nu een voorstel voor in te dienen? Het kan, maar het hoeft niet, want het kan allang. Dus waarom wil de heer Pechtold een voorstel indienen voor iets wat allang kan?

De heer Pechtold (D66):

Omdat het niet gebeurt.

De heer Van Raak (SP):

Denkt de heer Pechtold nu echt dat het wel gebeurt als je een voorstel indient? Nee, het gaat erom dat we dat met zijn allen afspreken en dat we het dan ook gaan doen. Na de verkiezing zal de SP-fractie aan alle andere fracties vragen om een en ander nu eens gewoon in alle openheid van de Tweede Kamer te regelen. Het vastleggen van iets wat al kan, is volgens mij het vangen van gebakken lucht. Dat gaat niet lukken.

De heer Pechtold (D66):

Ik snap uw chagrijn niet. Ik was lijsttrekker en ik heb op 10 juni tegen de collega's gezegd: zullen we een debat hebben? Een aantal collega's dat dit voor de verkiezingen had aangegeven, bleek in een overleg met de Kamervoorzitter, mevrouw Verbeet, het idee trouw te blijven. Dat geldt voor mevrouw Halsema en de SP wilde het inderdaad ook. Toen was het helaas de heer Wilders die ineens niet meer wilde. Dus ik wil het graag in regels vastleggen, omdat ik collega's daar dan aan kan houden. Heb ik daarmee zekerheid dat het gebeurt? Nee, maar het is wel een belangrijke stap.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik ben op zichzelf niet tegen een discussie in eigen huis over de vraag hoe we moeten omgaan met de kabinetsformatie en over de rol van de Kamer daarin. Dat lijkt me een legitieme discussie. Op het gevaar af dat ik van de heer Pechtold weer te horen krijg dat hij van gedachten is veranderd: in het debat over de notitie van toenmalige minister-president Kok is door de SP-fractie een motie ingediend die precies vastlegt wat u nu wilt. Dat is tien jaar geleden. De heer Pechtold zegt: dat hebben we altijd al gewild, laten we nu die stap een keer zetten. Toch stemde hij toen tegen. Had dat ermee te maken dat hij daar toen anders over dacht? Er werd voorgesteld, een procedure af te spreken voor het direct na de verkiezingen houden van een openbaar debat. Toen was u tegen. Hield dat verband met andere inzichten of met een andere positie, namelijk kabinetslid?

De heer Pechtold (D66):

Nee, voorzitter. Mevrouw Van Gent is hierbij mijn getuige. Zij heeft al in de vorige periode dit voorstel met Van der Ham gedaan. Het is ook behandeld. Ik meen dat het om artikel 138 gaat. Zeg ik dit uit mijn hoofd goed? Nee, dat betreft godslastering.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat is artikel 147.

De heer Pechtold (D66):

Kijk, dan zie je weer wat het verschil is met een kunsthistoricus.

Mij gaat het er gewoon om dat we het regelen. In de vorige periode is dat al geprobeerd. Wij zijn hiermee namelijk al jaren samen met GroenLinks bezig en gaan er trouwens ook lekker mee door.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Toen was u ertegen, hè? Toen was u tegen, want u hebt tegengestemd, net als overigens mijn toenmalige fractie. Wij waren het toen eens.

De heer Pechtold (D66):

U kunt van dingen uit de afgelopen veertig jaar proberen te zeggen dat ik inconsistent ben.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit gaat om tien jaar.

De heer Pechtold (D66):

Ja, nou ja, u houdt al 2000 jaar aan dingen vast.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ja, ik ben ook van plan om dat voorlopig te blijven doen. Ik kan u dat van harte aanbevelen, want het zijn vaste waarheden. Daar komt u een heel eind mee.

Mij gaat het erom dat u iedere keer uitgebreid het verhaal houdt dat D66 dit altijd heeft gevonden, maar hierin alleen staat, en dat de rest nog in beweging moet komen. Ik wijs alleen op een inconsistentie in uw optreden. Toen u in het kabinet zat, zei u over deze discussie aan de hand van een stuk: laten we dat maar niet doen. Toen liep u braaf aan het handje van de minister-president, destijds de heer Kok. Nu zegt u, in uw nieuwe positie: wij vinden dit altijd al. Een beetje consistentie, mijnheer Pechtold!

De heer Pechtold (D66):

Ik snap het chagrijn van de heer Rouvoet echt helemaal niet. Er is niets inconsequents. Drie of twee jaar geleden hebben mevrouw Van Gent en de heer Van der Ham dit voorstel gedaan. Dat is hier behandeld. Ik zat toen in de fractie van D66; het is onder mijn leiding gebeurd. Ik was de enige die er na de verkiezingen van 10 juni jongstleden bij de collega's op terugkwam. Samen met mevrouw Halsema en de heer Roemer heb ik het toen geprobeerd. We hebben er toen geen meerderheid voor gekregen. Dat was jammer; nu gaan we er gewoon mee door.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik heb in dat debat inderdaad enkele mooie citaten van Van Mierlo naar voren gehaald. Hij vond dit soort ideeën zo ontzettend halfbakken dat hij er niets voor voelde, maar dat terzijde. Mij gaat het nu om het volgende. Is het niet raar om te zeggen: we moeten het nu als Kamer imperatief, dus gebiedend in ons Reglement van Orde gaan vaststellen, terwijl een meerderheid dat kennelijk niet wil? Als een meerderheid van de Kamer het niet wil, moet je dat dan niet gewoon respecteren? Is dat ook niet de kern van democratie?

De heer Pechtold (D66):

Je kunt best blijven proberen om zaken te veranderen, al loopt het stroef. Er zijn elke keer meerderheden, maar als puntje bij paaltje komt, lijken ze er weer niet te zijn. Wij zorgen ervoor dat het voorstel-Van der Ham/Van Gent opnieuw wordt ingediend. Ik hoor inmiddels de SP, de PVV en de PvdA en zie een meerderheid. Wij gaan dat regelen. En overigens ga ik over de schriftlezing van Van Mierlo.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is nog maar de vraag. Als het publieke uitlatingen zijn, gaan wij daar met elkaar over.

De heer Pechtold (D66):

Maar u handelt er ook wel eens selectief in. Dat bedoel ik.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik reik u het citaat graag nog eens aan.

We blijven van mening verschillen over de vraag of het logisch is om iets wat al kan, maar om bepaalde redenen niet gebeurt, imperatief, dus gebiedend, te gaan formuleren. Laten we de discussie breder voeren. We hebben het nu zowel over de rol van de Koning in de kabinetsformatie, over zijn rol als vicepresident van de Raad van State en over het feit dat hij deel uitmaakt van de regering. Precies die drie punten zaten ook in de notitie van het kabinet-Kok, waarin D66 in 2000 zat. Heb ik goed gehoord dat u precies deze punten opnieuw opvoert?

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Laten we het nog breder trekken. Tien à twintig jaar geleden was er een verkiezingsuitslag, waarbij een partij 40 tot 50 zetels had en overduidelijk de winnaar was. Voor de majesteit was de ronde niet zo verrassend, hooguit de naam nog, want de verkiezingsuitslag had al uitgewezen of het een sociaaldemocraat of een christendemocraat werd. Wat hebben we nu? Een versplinterd landschap met tien partijen, waarbij de grootste partij nog nooit zo klein is geweest en het verschil tussen de grootste partijen een zetel is. Daar wordt de majesteit ingetrokken. Deze zomer – dat kunt u zich als SGP'er toch ook niet als een hoffelijke procedure en periode herinneren – werd het staatshoofd wel van advies voorzien, maar konden we allemaal vaststellen dat sommige van die adviezen binnen 24 uur ineens omsloegen, waardoor we onverhoopt weer allemaal naar het paleis toe moesten. Ik kan mij herinneren dat u daarvan ook een paar keer dacht: het lukt mij niet eens om daarvoor van vakantie of van andere bezigheden terug te komen. Dat vindt u vervelend, net als ik. We hebben meegemaakt dat de eerste informateur, eigenlijk een beetje onder druk van partijen, moest opschrijven hoe de volgende moest heten. Dat vond ik allemaal geen prettige zaken. Ik merkte in de media rumoer. Waar vroeger een heel enkele keer over de vorige koningin, Juliana, werd gezegd dat ze misschien wel een politieke kleur had, was het nu een kwetsbaarheid, waarmee ik als republikein – ik pleit namens D66 voor een ceremonieel koningshuis – problemen had. De koningin, het staatshoofd, is de enige in Nederland die geen vrijheid van meningsuiting heeft. Dat valt namelijk onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Je dient er dus zorgvuldig mee om te gaan en in 2010 te bekijken of er geen zaken zijn die de kwetsbaarheid op een onnodige manier vergroten. Dienen wij niet zelf verantwoordelijkheid te nemen als wij zelf voor problemen zorgen? D66 zegt: ja, want het is een openbaar en transparant debat. Ik zeg tegen de heer Van Raak dat wij het realiseren in de regeltjes en dat wij ervoor pleiten als het zover is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik stel vast dat de kern van het probleem is dat de verkiezingsuitslag lastiger is dan in het verleden. Dat los je niet op met een andere rol voor de Koning.

De heer Pechtold (D66):

D66 streeft er ook naar dat de verkiezingsuitslag zo helder is, dat wij er een belangrijke rol in krijgen. Daarnaast bestaat ook het streven om in voorkomende situaties, zoals deze zomer, de kwetsbaarheid te verkleinen en de democratie en transparantie te vergroten. Dat moet de premier met mij eens zijn.

Voorzitter. Naast de formatie heb ik een ander punt waarover wij volgens mij gelijk zaken kunnen doen. Ik doel op de scheiding van kerk en staat in relatie tot het staatshoofd.

De heer Heijnen (PvdA):

Dit lijkt mij het moment om het een en ander aan de heer Pechtold te vragen.

Wij zullen het heel snel eens worden over regels voor de formatie. Wij verlenen steun aan het initiatief van de collega's Van der Ham en Van Gent en de heer Pechtold kijkt met mij mee of er nadere regels in het Reglement van Orde kunnen worden opgenomen om de formatie de volgende keer goed te regelen.

De heer Pechtold (D66):

Deal!

De heer Heijnen (PvdA):

Nu kom ik op het koningschap. D66 wil daaraan al veertig jaar of misschien langer van alles veranderen. De PvdA wil kijken naar een modern koningschap. Wij kunnen allemaal vasthouden aan die opvatting en elkaar daarop aanspreken, maar wij kunnen ook bekijken of wij daar ooit iets van kunnen realiseren. Het is niet anders, maar voor dat laatste is het nodig dat alle partijen die de volgende keer ook weer in het parlement zitten, voor zover de wijzigingen tot een grondwetswijziging leiden, daaraan meedoen. Mijnheer Pechtold, deelt u die analyse? Zo ja, vindt u dan niet met mij dat het voor de hand ligt dat de premier een notitie schrijft waarin hij op zoek gaat naar brede steun in de Kamer voor aanpassingen van het koningschap, in plaats van dat u blijft persisteren in het eigen gelijk van D66?

De heer Pechtold (D66):

Mijnheer Heijnen, u staat op glad ijs. U vraagt mij of ik bereid ben om niet alleen een notitie te steunen – dat is prima – maar of D66 in de toekomst als het op stemmen aankomt, of D66 wel of niet in de regering zit, bij grondwetswijzigingen hetzelfde wil doen als wat wij afspraken? Dat vraagt een PvdA'er mij?

Ik zei zojuist al dat wij samen optrekken als het erop aankomt. Laat ik een voorbeeld noemen. Als wij bijvoorbeeld stemmen over een voorstel dat de koningin de burgemeester niet meer benoemt – dat is iets moderns – dan kijk ik achterom en wat zie ik? De PvdA stemt tegen! De PvdA dacht hiermee namelijk een kabinetje in problemen te kunnen brengen.

Ik doe met u zaken, ja graag. Ik wil graag een grondwetswijziging over dit soort zaken, maar dan moeten wij wel samen volhouden.

De heer Heijnen (PvdA):

De heer Pechtold ontwijkt het antwoord op mijn vraag. Gegeven de situatie dat er verschillende opvattingen bestaan over de vraag of er überhaupt sprake moet zijn van een wijzing van de Grondwet op het punt van de Koning. Gaat de heer Pechtold mee in een poging om een breed draagvlak te zoeken in beide Kamers, duurzaam en op langere termijn, om modernisering van het koningschap te bewerkstelligen of houdt hij vast aan zijn oorspronkelijke punten – ik heb daar respect voor – en volstaat hij daarmee?

De heer Pechtold (D66):

U hebt mij aan uw zijde. Er is bij mij geen chagrijn omdat wij 40 jaar lang iets bepleiten, maar dat daarvan veel niet is gelukt. Dat geldt ook voor de modernisering van het koningschap, in mijn woorden wordt het uiteindelijk ceremonieel. Ik steun graag uw idee dat de premier daarover een notitie schrijft, maar ik wil voorkomen dat het een oefening op papier wordt. Daarom stel ik u ook de vraag: bent u bereid om een aantal zaken te steunen, zoals het voorstel over het formatieproces van mijn collega Van der Ham en mevrouw Van Gent? Dat geldt voor nog een aantal zaken waarvan ik denk: laten wij elkaar nog eens de nieren proeven om, los van grondwetswijzigingen, dingen te regelen. Dan ben ik het met u eens dat wij de rest van dat verhaal in samenhang gaan bespreken, met draagvlak en wat mij betreft zelfs in samenspraak met het opvolgend staatshoofd. Kroonprins Willem-Alexander moet wat mij betreft betrokken worden, niet als een soort inspreker, bij wat hij zelf vindt passen. Misschien zijn er wel dingen waarvan hij zelf inmiddels zegt: ik voel mij er kwetsbaar door, ik voel mij er ongemakkelijk bij, kunnen wij dat niet veranderen? Dus laten wij dat brede maatschappelijk draagvlak zoeken, maar laten wij nu ook eens een keer resultaat boeken.

De voorzitter:

Ik verzoek de heer Pechtold om te antwoorden via de voorzitter. Heeft de heer Heijnen nog een vervolgvraag? Nee? Dan is het woord aan de heer Rouvoet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

In zijn laatste woorden, waarin hij sprak over de formatie, verbond de heer Pechtold eigenlijk opnieuw de begrippen "transparantie" en "formatieproces" aan elkaar. Ik heb de heer Pechtold vandaag in dit debat drie keer horen zeggen dat hij gewoon zaken wil doen. Ik wil met hem zaken doen over een voor mij heel schimmige, intransparante fase van dat formatieproces, namelijk de onderhandelingen over Paars-plus. Bent u nu bereid om openbaarheid te geven, transparantie te betrachten, over de inbreng van D66, over wat u – volstrekt legitiem – hebt prijsgegeven in dat onderhandelingsproces in die achterkamertjes? Bent u bereid om van uw kant te laten zien dat dit beter kan dan hoe het nu geregeld is en aan de Kamer te vertellen hoe bijvoorbeeld die 12 mld. of 13 mld. was opgebouwd waarover u al overeenstemming had? Dat zou helpen om een beeld te krijgen van hoe het zou zijn als wij het anders organiseren door verantwoordelijkheden bij partijen, bij de Kamer te leggen. Of wij dan inderdaad een heel transparant, openbaar proces van kabinetsformatie krijgen.

De heer Pechtold (D66):

U kunt mij iedere vraag stellen over mijn inbreng. Voor de uitkomst van de onderhandelingen van vier partijen heb ik ook de toestemming van de andere drie nodig, maar mijn bereidheid daartoe is er. Ik heb al eens een keer voorgesteld, toen een journalist mij voor de zoveelste keer benaderde met de vraag of ik bereid was om terug te kijken op die werkdagen van paars: zullen wij eens voor een kerstnummer met de vier hoofdrolspelers om de tafel gaan zitten, maar dan niet die vier gesprekjes naast elkaar, maar gewoon met zijn vieren aan tafel zeggen wat er is gebeurd? Ik ben daarvoor te porren. Als de andere drie dat ook doen, doe ik het. Ik denk dat mevrouw Halsema het doet, maar ik ben benieuwd of de andere twee het doen, die op dat moment nee zeiden toen de voortgangsvraag werd gesteld. Als u mij vraagt: wat is uw inzet op de arbeidsmarkt, of op de woningmarkt, vraag het maar.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dat weet ik, want ik ken uw verkiezingsprogramma. Wat ik graag wil weten, is het stukje dat wij niet weten, namelijk wat u aan het onderhandelen was.

De heer Pechtold (D66):

Stel eens een vraag! Test mij eens!

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Wat had u al prijsgegeven van uw voorstellen waarvan u zegt: dat moest ik prijsgeven? Ik hoef niet te weten wat de anderen hebben prijsgegeven of binnengehaald, maar wat hebt u nu losgelaten waarvan u zei: ik ben bereid om die prijs te betalen om in dat kabinet te komen? Wij kunnen zaken doen. Het mag in tweede termijn, maar geeft u nu eens een overzichtje. Dan kunnen wij vandaag zaken doen. Wat hebt u losgelaten uit uw verkiezingsprogramma? Dat weet ik niet. Uw verkiezingsprogramma ken ik wel. Interessant. Mevrouw Van Gent ga ik straks hetzelfde vragen. Zij is alvast gewaarschuwd.

De heer Pechtold (D66):

Zij zat er niet bij. Ik kan mij herinneren dat toen nog collega Rutte als het om integratie en immigratie ging, verbaasd was. Dat heeft hij ook na afloop aangegeven. Verbaasd dat D66, GroenLinks en de PvdA toch bereid waren – in ieder geval GroenLinks en D66 – om een steviger agenda te voeren als het gaat om het realistisch omgaan met immigranten. Dat kansarm niet kansloos moet worden, dat er strengere regels moeten komen. Wij waren afspraken aan het maken over taal en dat soort dingen. Dat was nog niet in budgetten gevat. Laat ik eens een ander punt noemen, de JSF had ik liever helemaal op de plank, maar wij dreigden naar iets te komen als: op dit moment niet. Dat begon een beetje iets te worden waarvan ik dacht: dat is prima. Dat zijn allemaal dingen waar ik niet zo moeilijk over ben. Die 0,7% van ontwikkelingssamenwerking ik denk dat er bij ons ook wel iets uit was gekomen in die trant. Daar hadden wij nog geen afspraken over, maar het ging wel die kant op. Vond ik het vervelend dat het geen 0,8% meer was? Ja. Maar kon ik dit verdedigen? Ik denk het wel in totaal, ja.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Dit is een beginnetje.

De heer Pechtold (D66):

Het is een beetje een rare plek.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is een lastige vraag, maar u pleit heel erg voor openbaarheid. Geeft u ons nu een lijstje waarvan u zegt: in die 12 mld. of 13 mld. zaten de volgende onderwerpen, die wilde ik niet, maar ik had die al toegegeven. Dat bevordert de transparantie van het formatieproces. U wilt dat graag. Straks zegt u weer: kom nu niet met een chagrijnige vraag, maar iedere kritische vraag die wij stellen, moet u niet beantwoorden met chagrijn.

De heer Pechtold (D66):

Ik zal u zo dadelijk een mooie foto op mijn telefoon laten zien van de droppot die daar op tafel staat. Ik wil u die ook nog wel laten zien, want die hebt u waarschijnlijk nooit gezien.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Die droppot ken ik. Ik kreeg geen kans om erbij te komen, er waren anderen die op dat punt sneller waren. In die droppot ben ik niet geïnteresseerd, maar wel in wat u hebt prijsgegeven in het onderhandelingsproces. Nu even boter bij de vis. U dringt bij iedereen aan op openbaarheid en transparantie. Ik vraag u: wees nu transparant, geef ons nu een lijstje – wat verzet zich daartegen? – en als GroenLinks dat ook wil doen en de VVD en de PvdA ook, dan weten wij ook weer wat er in die intransparante fase van de kabinetsformatie is gebeurd.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw Van Gent is laat naar bed gegaan, ik zag de heer Rouvoet en mevrouw Van Gent samen op tv, maar ik heb het idee dat u met het verkeerde been uit bed bent gekomen. Ik vind het zulke chagrijnige vragen die de heer Rouvoet stelt. Ik doe zojuist een aanbod aan journalisten die het horen. Ik ben helemaal in voor een kerstnummer. Laten we gezellig met Rutte, Cohen en Halsema bij elkaar gaan zitten met een kop koffie en laten we dan eens vertellen hoe we die twaalf dagen hebben beleefd. Is dat de transparantie die de heer Rouvoet wenst? Hij kan die van me krijgen. Op de eerste concrete vraag die hij me stelt, geef ik zojuist gewoon antwoord. Ik wil echter niet de behandeling van de begroting van Algemene Zaken gebruiken om de vraag te gaan beantwoorden waarom de onderhandelingen van twaalf dagen tussen vier partijen zijn mislukt. Ik wil de heer Rouvoet er alles over zeggen. Ik hoop dat hij zich ook zo transparant opstelt. Als vicepremier deed hij dat een stuk minder.

De voorzitter:

Het lijkt nu alsof we een aflevering van Andere Tijden met elkaar gaan samenstellen en de formatie gaan overdoen.

De heer Pechtold (D66):

Dat programma valt straks ook onder de 19%.

De voorzitter:

De heer Rouvoet stelt nog één afsluitende vraag.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik vraag mij af of het stellen van één afsluitende vraag ons veel verder zal brengen. Ik stel vast dat de heer Pechtold nu precies doet wat hij anderen weleens verwijt. Nu hij namelijk een vraag krijgt waarmee hij iets minder gemakkelijk uit de voeten kan, zegt hij: u bent met het verkeerde been uit bed gestapt. Ik stel de heer Pechtold een open vraag. Ik spreek hem aan. Laat hem doen wat hij zegt. Dit hoeft helemaal niet in de tweede termijn van dit debat, want ik ben ook al tevreden met een lijstje. Ik zit helemaal niet te wachten op een kerstnummer of een kerstspecial. De heer Pechtold wil niet wachten op een notitie en ik wil niet wachten op een kerstspecial. Ik confronteer hem met zijn eigen aandringen op openbaarheid. Laat hem ons dan gewoon inzicht geven in wat hij heeft prijsgegeven en losgelaten bij de kabinetsformatie over Paars-plus. Dat helpt mij om de kabinetsformatie meer transparant te maken. Laat hem niet zo chagrijnig doen!

De heer Pechtold (D66):

Nu begint u te insinueren, mijnheer Rouvoet. Nu is het mooi geweest! Stelt u één vraag. Ik zeg al: als die vraag over mijn inzet gaat, zal ik hem beantwoorden. Als u vraagt om iets waarvoor ik eerst aan de andere drie toestemming moet vragen, dan wil ik eerst die toestemming vragen. Dat is doodnormaal, want je onderhandelt met zijn drieën. Ik gun u de vooruitblik. Als u nu geen enkele vraag kunt stellen, moet u niet zeuren en zelfs insinueren. Kom toch! Mijn volgende onderwerp gaat over de scheiding tussen kerk en Staat; dat gaat u zeer interesseren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Iedereen kan vaststellen wie hier nu echt chagrijnig is.

De heer Pechtold (D66):

Ja, ik ben chagrijnig geworden!

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik moet zeggen dat ik me nog vrij monter voel, maar de heer Pechtold reageert nu knap chagrijnig.

De heer Pechtold (D66):

Dan zijn de rollen omgedraaid.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik stel één vraag. Die gaat over de samenstelling van de 13 mld. waarover hij het eens was. Met welke elementen daaruit was D66 niet blij, omdat ze strijdig waren met het verkiezingsprogramma? Dit is een eenvoudige vraag waarop een eenvoudig antwoord mogelijk is. De heer Pechtold mag ook schriftelijk antwoorden.

De heer Pechtold (D66):

Dit is nu typisch iets dat we met zijn vieren hebben moeten bereiken. Ik voel dus gewoon niet de vrijheid om deze vraag te beantwoorden. Verder ga ik nu de rollen chagrijnig en blij weer omdraaien, want ik ga het hebben over de scheiding tussen kerk en Staat.

Onze wetsartikelen beginnen met "Wij, Beatrix, bij de gratie Gods". Dit is de aankondigingsformulering. Als je daarna de wetstekst helemaal hebt gelezen, volgt uiteindelijk de Koninklijke boodschap die luidt: "En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming." In geen enkele wet staat dat we dit zo moeten doen. Er is daarover ook geen enkele regel. Ik kan mij zo voorstellen dat in 2010 niet iedereen zich hierbij nog prettig voelt, zeker liberalen en seculieren niet. Wij hebben al eens een dergelijke discussie gevoerd. Toen ging het over het randschrift op onze munten. Op de munt van één euro is dit randschrift verdwenen, maar op de munt van twee euro staat nog "God zij met ons". Het lijkt mij prima als uit de wetten, die voor ons allemaal gelden, deze formuleringen gewoon verdwijnt. Ik hoor graag een reactie van de minister-president.

Iets anders wat we volgens mij zo kunnen regelen, is de vraag hoe het precies zit met de strijdende belangen. Dit kwam naar voren bij de discussie over de vakantiewoning in Mozambique van de kroonprins van Oranje. Het ging daarbij om privacy en ministeriële verantwoordelijkheid. Dat heet voorlichting. Dat hebben wij gevraagd bij de Raad van State. Op een site lees ik dat het advies over de voorlichting al zes maanden aanhangig is. Hoe zit het met die strijdige belangen? Hoe staat het ermee? Hoe staat het verder eigenlijk met de verkoop van dat huis in Mozambique? Is er voortgang? Zo lang kan dat toch niet duren?

Het predicaat Koninklijk is ook iets dat we eens tegen het licht moeten houden. Is dat nog wel van deze tijd? De KLM heeft dat predicaat, maar heeft inmiddels vele boetes moeten betalen voor kartelvorming. Shell heeft dat predicaat ook, terwijl dat bedrijf schikkingen heeft moeten treffen in Nigeria vanwege problemen daar. De NMa heeft verder vele bouw- en baggerbedrijven iets opgelegd die dat predicaat hebben. Dat leidt tot kwetsbaarheid. Er zijn nog geen al te grote rellen uit voortgekomen. Dit predicaat leidt volgens mij bovendien tot concurrentievervalsing. Ik vind dat we dat eens moeten veranderen.

Ik noem tot slot op dit punt de thesaurier. Dat is iemand die op de begroting staat die wij vandaag behandelen. De thesaurier wordt dus betaald uit de begroting van de Koning. Ik lees echter op de website van het Koninklijk Huis dat deze thesaurier ook de financiën doet van de hele koninklijke familie. Er is zelfs sprake van één aangifte. Ik ga ervan uit dat hij dit in de toekomst alleen voor de leden van het Koninklijk Huis zal doen, ook in het kader van beperking van de kosten. De eenheid van aangifte leidt bovendien niet tot transparantie. Ik ga ervan uit dat wij ook dat zullen veranderen. Ik krijg op dit punt graag een toezegging van de minister-president. Zo'n puntje moeten wij gewoon eens meenemen. Dit hoeft allemaal niet erg ingewikkeld te zijn.

Voorzitter. Nogmaals, ik wens deze premier veel leiderschap en transparantie toe. Morgen gaan wij het met hem over zijn "hervormini's" hebben, want hervormingen kan ik nog niet echt aantreffen. Zijn rol en de frisheid waarmee hij hiermee start, wil ik ook graag wat meer in de transparantie zien terugkomen. Een notitie over veranderingen vind ik dan ook prima, maar concrete resultaten beter. Of het nu gaat om de transparantie van de Wet openbaarheid bestuur, het beantwoorden van vragen, de archieven of tal van andere zaken die ik vanochtend heb benoemd, ik doe hierover graag zaken met deze premier.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Ik begin met het Koninklijk Huis. De PVV is trots op het Koninklijk Huis, laat daar geen misverstand over bestaan. Neem de troonrede. Mensen staan rijen dik in Den Haag, er is veel belangstelling voor en het leeft ontzettend. Het Koninklijk Huis heeft een heel belangrijke functie in Nederland. De bindende factor is zeker ook aanwezig. Samengevat: de PVV is niet tegen het Koninklijk Huis. Sterker nog, de PVV is voor het Koninklijk Huis. Wij zijn er trots op.

Ondanks dat is het wel tijd voor modernisering van het Koninklijk Huis in het staatsbestel. Het kan niet zo zijn dat je op basis van erfopvolging lid bent van de regering. Anno 2010 kan dat niet. Om dat om te buigen en daar een andere koers in te gaan varen, komt de PVV met een voorontwerp voor een wet. Bij dat voorontwerp willen wij graag samenwerken met andere partijen. Wij willen dit nog breder trekken: er moet ook een breed maatschappelijk debat komen. Het is een zeer gevoelige kwestie die zeer zorgvuldig moet gebeuren. Daarom is het voorstel: nauw samenwerken met andere partijen en een breed maatschappelijk debat voeren over dit onderwerp. Het vereist zorgvuldigheid.

Ik moet hierbij wel opmerken dat de koningin uit de regering het uitgangspunt is, laat ik daar duidelijk in zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Interessant dat er een voorontwerp van wet is en dat er een aanbod is om samen te werken. Ik heb echter nog niets gezien, maar dat kan aan mij liggen. Krijgen wij dat voorontwerp van de PVV-fractie dadelijk? Misschien kan er alvast een tipje van de sluier worden opgelicht over wat daar in staat?

De heer Bontes (PVV):

Met dat voorontwerp gaan wij aan de slag. Daar zal enige tijd overheen gaan. Mevrouw Van Gent krijgt het dus niet nu. Het komt wel, maar het kan enkele maanden duren. Wat het tipje van de sluier betreft, ons uitgangspunt is dat de koningin geen deel uitmaakt van de regering. Alle andere zaken moeten wij met elkaar bespreken. Ik kan er zo tien of twintig opnoemen waarvan wij zeggen: laten wij het daar eerst met elkaar over hebben voordat het een feit wordt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik moet het dus zo begrijpen dat van het aangekondigde voorontwerp voor een wet nog geen letter op papier staat en dat alles eigenlijk nog openligt in afwachting van overleg met andere partijen?

De heer Bontes (PVV):

Ja, dat klopt. Alles ligt open. Ik heb het uitgangspunt duidelijk gemaakt. Het is niet voor niets een voorontwerp. Voor een voorontwerp heb je een breed draagvlak nodig.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dan is het dus meer een vooraankondiging dan een voorontwerp, lijkt mij. Bij een voorontwerp staat immers al een aantal zaken op papier, inclusief de precieze punten die de PVV wil aanpassen. Ik ben wel benieuwd welke punten dat precies zijn. Zijn dit alle punten die in de Grondwet staan betreffende de Koning, zoals het tekenen van wetten, de Raad van State et cetera, zaken die nu vallen onder de ministeriële verantwoordelijkheid? Wil de PVV deze punten afschaffen?

De heer Bontes (PVV):

Daar gaan wij het juist over hebben. Dat vereist een debat. Ik kan nog tien voorbeelden noemen. Men kan het ook hebben over de financiering, over successierecht, erfrecht, belastingontheffing of de Raad van State. Wij moeten het hierover met elkaar hebben. Ik kan nu geen uitsluitsel geven wat erin komt te staan. Immers, daar moet je het met elkaar over hebben, dat vereist zorgvuldigheid. Ik heb de ondergrens, de bottom line aangegeven. Daar moet u het voorlopig even mee doen.

De heer Van Raak (SP):

De PVV moet een beetje oppassen dat zij niet te veel op de PvdA gaat lijken want wetten gaan maken en nog niet weten wat er in moet, klinkt wel heel erg PvdA. Ik vind het trouwens goed dat de PVV dat initiatief neemt maar als zij een wet aan het schrijven is, moet zij ook ongeveer weten wat er in komt. Ik noem een aantal punten. De koningin gaat uit de regering. Dat hebt u gezegd. Dat is een standpunt. Geldt dat ook voor de Raad van State? Gaan de leden van het Koninklijk Huis ook gewoon alle belastingen betalen? Dat zijn drie punten. Daar kunt u gewoon ja of nee op zeggen.

De heer Bontes (PVV):

Ik heb daar zojuist antwoord op gegeven. De ondergrens is de koningin uit de regering. Alle overige punten zoals de Raad van State, belastingen, successierechten en erfrecht worden nader uitgewerkt. Verder laat ik het erbij.

De heer Van Raak (SP):

De PVV is altijd zo helder. Wij moeten helder zijn naar de kiezers en naar de minister-president want die denkt nu ook: wat moet ik allemaal verwachten? Ook moeten wij helder zijn naar de leden van het Koninklijk Huis. Ik vind het dus niet kunnen dat je zegt: ik ga een wet maken maar ik weet nog niet precies wat erin komt.

De heer Bontes (PVV):

Dat klopt. Dat kun je zeker zeggen. De zorgvuldigheid wil ik nog een keer benadrukken want alle eerdere acties in dit huis zijn mislukt. Om dit te voorkomen moet je daar met volledige zorgvuldigheid mee aan de slag gaan en daar hebben wij de SP ook hard voor nodig. Maar laten wij niet op de zaken vooruitlopen. Enkele zaken zijn prematuur. Ik ben zo helder als glas want ik zeg wat de ondergrens is. Alles wat daarboven komt, is bespreekbaar.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het is mij destijds opgevallen dat de kritische houding jegens het koningshuis van met name uw fractievoorzitter, de heer Wilders, is ontstaan na een bepaalde kersttoespraak. Staat het houden van kersttoespraken ook op uw lijstje?

De heer Bontes (PVV):

Het houden van kersttoespraken is ook zo'n mooi onderwerp waar je het met elkaar over moet hebben. Maar dat is een veel te klein voorbeeld om het hele plan op te bouwen.

De heer Heijnen (PvdA):

De PVV en de Partij van de Arbeid zijn in de regel in dit huis niet elkaars vrienden. Wij denken over heel veel dingen heel verschillend. Maar vandaag hoor ik de PVV zeggen trots te zijn op het Koninklijk Huis en te hechten aan de bindende factor. Als dat betekent dat er geen termen meer in de mond worden genomen als "als een haas uit de regering" en "het deugt allemaal niet", dan zouden wij inderdaad samen kunnen optrekken met dien verstande dat het doel is modern koningschap zonder politieke invloed of de schijn daarvan. Daar zijn wij het over eens. Maar zou u in die zoektocht naar brede overeenstemming in de Kamer, die wij delen, dan niet ten minste ook het middel van uit de regering ter discussie willen brengen bij de andere partijen om het doel te bereiken van modern koningschap zonder de schijn van politieke invloed?

De heer Bontes (PVV):

Zoals ik al gezegd heb, is de koningin uit de regering de bottom line. Dat is het uitgangspunt. Over wat dat precies betekent en hoe je dat formuleert, kun je het met elkaar hebben maar dat is wel het uitgangspunt.

De heer Heijnen (PvdA):

Laat ik dan dit zeggen: ik vind in het betoog van de PVV-fractie tot nu toe aanknopingspunten om samen te werken aan modernisering van het koningschap. Ik hoop dat anderen over hun schaduw en hun principiële stellingname willen springen, net zozeer als u en ik dat doen, zodat wij het trots zijn op en het verbinden door het Koninklijk Huis nog heel lang kunnen beleven.

De heer Bontes (PVV):

Voorzitter. Verder wil ik de minister-president nog een paar kernpunten meegeven om 18 mld. aan bezuinigingen, wat zwaar en hard is, te realiseren. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid bestaat nog steeds en is nog steeds een papierfabriek. Het meest verschrikkelijke rapport is nog steeds Identificatie met Nederland, waarin de Nederlandse identiteit ter discussie werd gesteld en stond dat wij het maar niet meer moesten hebben over de verbinding tussen de EU, Turkije en de islam. Als ik dat zo bekijk en je toch moet bezuinigen, dan is dit een mooi instituut om op te heffen en onder te brengen bij de CTIVD (Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten). Dat zou een bezuiniging op kunnen leveren.

Verder is de PVV het volgende opgevallen aan de vacatures bij de overheid. In sommige gevallen worden gigantische campagnes opgestart voor een paar vacatures. Daar gaat enorm veel geld in om. Kijk naar de campagne Werken bij het Rijk, een megacampagne op alle stations voor 59 vacatures. In een tijd van 18 mld. bezuinigen en de broekriem aanhalen zijn dat nu juist de dingen waarop je kunt bezuinigen en die voor de beeldvorming ontzettend slecht zijn.

Het ministerie van Algemene Zaken is het op één na duurste ministerie geweest wat betreft de inhuur van privéjets. Uit onderzoek van RTL blijkt dat dit bijna 1 mln. heeft gekost. De PVV verzoekt de minister-president om daar toezicht op te houden en om ervoor te zorgen dat de coördinatie efficiënter en effectiever wordt, opdat het regeringsvliegtuig of vliegtuigen van Defensie optimaal en maximaal benut worden en opdat er geen geld over de balk gesmeten wordt voor allerlei vluchten met privéjets die dan ook nog eens vlak bij de woonplaats van de bewindspersonen hun landingsplaats proberen te realiseren.

Dit zijn heel concrete punten waarop heel snel bezuinigd zou kunnen worden, zodat de 18 mld. te realiseren is, maar ook in de beeldvorming naar de kiezer beter overkomt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het ambt van minister-president is op het oog overzichtelijk. De minister van Algemene Zaken is politiek verantwoordelijk voor het Koninklijk Huis en behoudt de eenheid van het kabinetsbeleid. Hij is dus zo'n beetje de regisseur, je zou kunnen zeggen de artistieke leiding van de royals en de regenten. In de afgelopen jaren is gebleken dat dit geen sinecure is. Ook nu is het niet altijd eenvoudig, zo hebben de afgelopen weken aangetoond.

Als Tweede Kamerlid had de huidige minister-president forse kritiek op zijn ambtsvoorganger. Ik citeer bijvoorbeeld uit de Handelingen van de algemene politieke beschouwingen van september 2009: "Nederland wordt niet geregeerd. Vak K, het regeringsvak, is weliswaar gevuld, maar eigenlijk zijn dit algemene beschouwingen zonder kabinet." Volgens fractievoorzitter Rutte indertijd schoot zijn ambtsvoorganger tekort in leiderschap, visie en, jawel, regie. Fractievoorzitter Rutte stelde zelfs de vertrouwenskwestie. Dit roept de vanzelfsprekende vraag of minister-president Rutte het beter zal doen. Maakt minister-president Rutte de door zichzelf gewekte verwachtingen wel waar?

Het Torentje was nog niet door de nieuwe huurder betrokken of de heibel begon. De staatssecretaris van VWS blijkt een dubbele nationaliteit te hebben. Minister Leers heeft moeite om zijn zakelijke belangen te bedwingen en verzeilde in de eerste veertien dagen al in meerdere debatten met de Kamer. Minister Kamp ligt op ramkoers met de vakbonden. En tot overmaat van ramp ligt het aanzien, het draagvlak en het voortbestaan van het kabinet in de waagschaal door de affaires bij de PVV. Maar tot nu toe stond de minister-president erbij en keek hij ernaar. Ik zou toch graag willen weten hoe hij dit de komende jaren wel goed gaat aanpakken en hoe hij wel de regie gaat nemen.

Ik kan mij aansluiten bij de opmerkingen van de heer Pechtold over de Wet openbaarheid van bestuur. Mijn college Mariko Peters is daar ook al heel pittig mee bezig.

Over de zakelijke belangen van bewindspersonen gesproken, iedereen onderschrijft het belang van de ministerscode. De strikte scheiding tussen publieke en particuliere zakelijke belangen voorkomt de schijn van belangenverstrengeling. De uitvoering van de code is tot nu toe een vertrouwenskwestie gebleken. Als Kamer duiken we niet de registers in om belangen uit te rechercheren. Blijkbaar is dat wel gewenst, want minister Leers regelt zijn zaakjes niet volgens de regels en de minister-president haalt daar zijn schouders over op. Uit de beantwoording van de gestelde vragen blijkt dat de landsadvocaat een aantal aanwijzingen heeft gegeven, maar schimmig blijft het allemaal wel. Ons voorstel is om de zakelijke belangen van aantredende bewindspersonen openbaar te maken en aan te geven hoe erin is voorzien om belangenverstrengeling te vermijden. De minister-president staat hiervoor in en neemt daarvoor de nodige doortastende maatregelen. Graag een reactie daarop.

Dan een aantal opmerkingen over het koningschap. Minister-president Rutte is Hare Majesteits vijfde premier, na Van Agt, Lubbers, Kok en Balkenende. Zijn intrede ten paleize zal de majesteit waarschijnlijk nog lang heugen. Niet eerder is het staatshoofd zo frontaal en publiek buiten haar eigen formatieproces gemanoeuvreerd. Niet eerder stonden de koninklijke bevoegdheden zo onder druk als vandaag de dag. En het lijkt vrijwel zeker dat deze kabinetsperiode de troonswisseling zal plaatsvinden. De facto is de koningin dus al geen formatiepartner meer. Dan kunnen wij dat, het oorspronkelijke initiatief-Van der Ham/Van Gent indachtig, snel gaan regelen en wij zullen dat initiatief ook opnieuw gaan indienen, al blijft het een beetje raar dat de VVD dit initiatief destijds te ver vond gaan en de PVV juist niet ver genoeg.

Als het aan de GroenLinksfractie ligt, zouden wij nu als tussenstap willen komen tot een louter ceremonieel koningschap. Dat betekent voor ons uiteindelijk dat de Koning niet langer deel uitmaakt van de regering, de Koning en de erfopvolger niet langer het voorzitterschap zal bekleden respectievelijk lid zal zijn van de Raad van State, de Koning niet langer wetten en besluiten ondertekent en bewindspersonen niet langer de eed of verklaring en belofte afleggen jegens de Koning. Dat zijn allemaal artikelen die in de Grondwet staan. De verdere invulling van het koningschap blijft in de Grondwet geregeld. Welbeschouwd kunnen wij er dus nu voor kiezen om bij democratisch besluit het koningschap met uitzondering van de grondwettelijke beperkingen tot ceremoniële taken te beperken. De GroenLinksfractie is daar voor.

Bij Prinsjesdag is aangekondigd dat de koninklijke vrijstelling van schenkbelasting in de Successiewet 1956 aangepast wordt. De Koning en de troonopvolger betalen geen schenkingssuccessierechten en overgangsbelastingen over wat zij door de verevening of schenking krijgen van een ander lid van het Koninklijk Huis. Dat stelsel moet wat ons betreft gladgestreken worden. Alle inwoners van Nederland zullen wat ons betreft belasting betalen op gelijke voet. Graag krijg ik hierop de reactie van de minister-president.

Het koningschap vraagt natuurlijk veel meer. Al honderden jaren gaan er de wildste verhalen over de rijkdom van de Oranjes. Op speculaties gaan wij natuurlijk ook niet in, maar wij houden dan maar even aan de Quote 500 waarin het vermogen geschat wordt op 800 mln. Het gaat erom dat het koningshuis zijn vermogen ethisch, duurzaam en verantwoord belegt om, zeg maar, het goede voorbeeld te geven. Dus dat wij naast de Groene Draeck en de "groene koets", getrokken door paardenkrachten, ook een groene koningin krijgen. Deze kwestie is natuurlijk actueel gelet op de plannen bij het landgoed De Horsten, waar toch ook monumentale gebouwen in het geding zijn. Ook denk ik aan Machangulo en investeringen in Argentinië. Het is toch zaak dat alles goed in de gaten te houden.

Het geeft ook geen pas om, zoals de vorige week bekend werd, tijdens een huwelijksreis gefêteerd te worden op een schip van ondernemer Joep van den Nieuwenhuyzen. Ik wil de premier vragen of het niet beter zou zijn a. om dit niet te accepteren en b. om wanneer er dan toch geschenken worden aangenomen, dit in een openbaar register op te nemen.

Ik heb nog een vraag over de rol van de Rijksvoorlichtingsdienst. Overigens lijkt het meer op de "rijksvoorlichtingsdoofpot", zou ik willen zeggen. Is de minister-president bereid om dit eens nauwkeurig onder de loep te nemen?

Ik sluit af met de opmerking dat als het gaat om het aantreden van nieuwe bewindspersonen, de GroenLinksfractie van mening is dat transparantie, openbaarheid en integriteit daarbij van groot belang zijn. Daar valt dus onder de manier waarop ze hun zakelijke belangen hebben ondergebracht. Dat alles zou dus vrij op tafel moeten komen te liggen. Ik overweeg op dat punt een motie in te dienen samen met de heer Pechtold. Ik zou de premier willen vragen hoe hij hiertegen aankijkt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is kennelijk weer het seizoen. De jacht is weer geopend, in dit geval op het koningshuis. Eens in de zoveel jaren gebeurt dat en het is kennelijk weer tijd daarvoor. Ik vind dat jammer en ik vind dat ook onterecht. Ik voel mij eerlijk gezegd goed thuis bij de woorden die oud-minister-president Kok destijds schreef in de beruchte, de beroemde notitie die hier al vaak is aangehaald. Juist vanuit de concepten van eenheid, continuïteit en onpartijdigheid sprak hij over een waardevolle rol van het koningschap. Ik citeer: "Deze plaats en positie van de Koning binnen de regering heeft een duidelijke positieve waarde en betekenis voor bestuur en samenleving, die behouden dient te blijven." Dat lijkt mij een nuchtere conclusie van een nuchtere notitie. Wij zijn er wel klaar mee. Wat mij betreft geen donquichotterie, geen probleem zoeken bij een veronderstelde oplossing. Kortheidshalve vraag ik de minister-president om zich te scharen achter de conclusie die ik zojuist citeerde en vierkant achter – of misschien moet ik zeggen: voor – het staatshoofd te gaan staan in deze discussie.

Ik heb nog twee punten die ik kort zal aanstippen. Het eerste is de beleidsagenda van de minister-president zelf. Ik hoor graag hoe hij zijn persoonlijke beleidsagenda gaat neerzetten, naast het kabinetsbeleid. De huidige minister-president vond in zijn vorige bestaan dat de toenmalige minister-president ten minste twee derde van zijn tijd aan innovatie moest besteden. Bij het debat over de regeringsverklaring antwoordde hij op mijn vraag hierover dat hij vooral op zoek zou gaan naar de pareltjes; de sectoren waar heel bijzondere dingen gebeuren. Ik vraag de minister-president om nader te specificeren wat voor de komende tijd zijn persoonlijke doelstellingen zijn, vooral binnen het dossier van innovatie, en hoe hij deze praktisch vorm zal geven.

Het is gebruikelijk om bij de begroting van Algemene Zaken in te gaan op de rapporten van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, die vaak interessant zijn, al zijn ze soms interessanter dan anders. Op 27 september is een heel interessante bundel verschenen, waarin de WRR uiteenzet hoe een goede toekomstverkenning een bijdrage kan leveren aan een beter beleid, met als titel: Uit zicht, toekomstverkennen met beleid. De WRR zegt dat een goede toekomstverkenning ook vraagt om acceptatie van onzekerheid en enthousiasme voor openheid. Dat houdt ook in dat de toekomst niet slechts mag worden gezien als de politiek gewenste toekomst die in de lijn van het regeerakkoord ligt, aldus de WRR.

Dit is een interessant rapport, gezien de opgaven waar wij met elkaar voor staan, als het gaat om de haalbaarheid van ons zorgstelsel, de woningmarkt en vele andere terreinen. Ik vraag de minister-president om op korte termijn het hoofdbetoog van dat rapport te voorzien van een beleidsreactie en de Kamer te laten weten hoe hij dat bij zijn beleidsvorming gaat toepassen.

De voorzitter:

Mijnheer Rouvoet, u had nog zes seconden over. Dat hebt u netjes gedaan. Ik zal onthouden dat u deze erbij krijgt in tweede termijn.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik doe het niet dagelijks, maar laat ik eens beginnen met een citaat van een communistisch Kamerlid. Ik citeer een van onze voorgangers in dit huis: Joop Wolff. Hij was Kamerlid voor de CPN van 1967 tot 1982. In 1981 merkte hij bij de behandeling van de begroting van Algemene Zaken op "dat het ambt van minister-president in zijn uitoefening boeiender is dan zijn begroting".

Ik moest aan deze woorden denken toen ik de stukken doornam die vandaag op de agenda staan. Het is zelfs nog minder boeiend dan anders, omdat deze begroting is opgesteld door de vorige premier, die gezien de demissionaire status van zijn kabinet nu eenmaal een beleidsarm stuk moest produceren. Welnu, we kunnen vaststellen dat dit uitstekend is gelukt.

Dat deze begrotingsbehandeling toch nog de nodige aandacht trekt, is vooral "te danken" aan de tegelijk geagendeerde begroting van de Koning. Met dank overigens aan de uitzonderlijke coalitie van de fracties van de PVV en D66. Hoe je het ook wendt of keert, wat we hebben mogen aanschouwen bij de debatten over de regeringsverklaring is toch hoogst opmerkelijk, om niet te zeggen verbazingwekkend. De twee grootste kemphanen in deze vergadering, ideologisch de grootste tegenstrevers die elkaar te vuur en te zwaard bestrijden, D66 en de PVV, hebben een waar monsterverbond met elkaar gesloten. En wat wil deze gelegenheidscoalitie bewerkstelligen? Dat om het in de woorden van de heer Wilders te zeggen: ons staatshoofd "als een haas" uit de regering wordt gezet.

Aanleiding is onder meer de kabinetsformatie. De insteek van D66 daarbij is het vullen van het zwarte gat in de kabinetsformatie. Voor de PVV is het een brug te ver dat het staatshoofd invloed kan uitoefenen bij de formatie van een nieuw kabinet.

Voorzitter. Over de rol van het staatshoofd bij de formatie kan ik kort zijn. Wij zijn niet zulke zwartkijkers en worden evenmin geplaagd door argwaan. Onze stelling is dat de speelruimte van de koningin tijdens de formatie vooral wordt bepaald door onszelf, de Kamer. Wijzen de adviezen die Hare Majesteit krijgt één richting op, dan volgt zij in de praktijk de richting van die adviezen. Anders is het als de politici er niet uitkomen, als de formatie op een dood punt zit. Dan is er iemand nodig om de door de politici in de politieke blubber gereden kar weer in beweging te krijgen. Die "iemand" is in de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen de koningin. En dan zeg ik: wie kan dat eigenlijk beter doen dan ons staatshoofd, de boven de partijen tronende koningin? Zij geniet breed vertrouwen bij de bevolking al was het maar omdat in Nederland niemand beter getraind is in bovenpartijdigheid dan koningin Beatrix. Daarom zeg ik tegen iedereen die de rol van de koningin ter discussie stelt: steek uw hand in eigen boezem. De Kamer heeft de mogelijkheid gehad; het Reglement van Orde voorziet in de mogelijkheid om zelf te komen met een duidelijke aanbeveling en wellicht met een kandidaat-informateur, maar dat is niet gebeurd.

Door P&W – dat heb ik hier zo staan maar daarmee doel ik niet op Pauw en Witteman maar op de heren Pechtold en Wilders – is ook een brede discussie aangezwengeld over de vraag of de monarchie moet worden gemoderniseerd. Ik loop hier inmiddels ook al weer een aantal jaren rond en ik stel vast dat deze discussie een zo'n hoog oude-koeien-uit-de-slootgehalte heeft dat ik moet glimlachen om het woord modernisering. Het zal u wellicht verbazen, maar voor ons standpunt hierover verwijs ik naar de minister-president van het tweede paarse kabinet, de heer Kok. Hij presenteerde in 2000 zijn notitie Beschouwing over het koningschap. De conclusie van dit stuk, dat mede onder verantwoordelijkheid van D66 werd gepresenteerd: "Het constitutionele koningschap en de wijze waarop koningin Beatrix invulling geeft aan haar verantwoordelijkheid, mogen zich verheugen in brede instemming van de bevolking. Heden en verleden hebben laten zien dat het koningschap zich tijdig kan vernieuwen en aanpassen aan de veranderende samenleving." De SGP was en is het daarmee van harte eens.

Ik beklemtoon nog eens dat ons constitutionele bestel, zeker als het gaat om de rol van het staatshoofd, heel afgewogen is en ruimte laat om te evolueren, ook zonder maar een letter aan de wet te veranderen. Ons geschreven en ongeschreven staatsrecht zit vol checks and balances, om het in goed Nederlands te zeggen. Het biedt in wezen voldoende ruimte om in te springen op de ontwikkelingen in de maatschappij. Wij zien dan ook niets in een traject om de koningin via een grondwetswijziging te onttronen.

De heer Pechtold (D66):

Dit is nu de zoveelste defensieve reactie van iemand die toch langzamerhand begint te zien dat er wat verandert. Als ik zo tel in de Kamer, zie ik dat 92 zetels zich organiseren voor een verandering. Wordt het niet tijd dat de heer Van der Staaij meedenkt in plaats van al die oude koeien uit de sloot te halen?

De heer Van der Staaij (SGP):

Oude koeien uit de sloot halen is in dit debat de specialiteit van D66. Het is wat vreemd om mij dit nu te verwijten. Alle punten die vandaag zijn genoemd, zijn in het verleden aan de orde gesteld. Toen is gevraagd of er niet eens een notitie moest komen. Die is in 2000 uitgebracht door het paarse kabinet dat toch niet kan worden beticht van een overdreven hang om vast te houden aan het oude. Dit heeft toen een goede balans opgeleverd en wij zouden blij moeten zijn dat het goed functioneert. Ik denk dat er onder de bevolking soms meer waardering is voor de wijze waarop de koningin functioneert dan voor de manier waarop politici soms hier opereren. Laten wij daar zuinig op zijn, juist in tijden dat er al genoeg verwarring en toestanden zijn.

De heer Pechtold (D66):

Ik hoorde de heer Van der Staaij toch zojuist in zijn bijdrage ook zeggen dat het deze zomer en deze formatieperiode niet alles was. Dat is nu het verschil tussen conservatief en progressief. Hij wil het houden zoals het was en hij staat niet open voor de kwetsbaarheden die door een veranderende maatschappij inmiddels intreden. Ik raad de heer Van der Staaij aan: denk mee want anders halen wij u een keer in.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijn stelling is dat het een gezond conservatief standpunt is dat je alleen verandert als er een reden is om te veranderen. Als je ziet dat dingen goed lopen, moet je niet krampachtig naar verandering streven. Wat D66 nu naar voren brengt, is moderniseren om het moderniseren. Daar passen wij voor.

Tot slot: in het koningschap, de Grondwet en zaken als de formulering van de aankondiging van wetten, heeft de wijsheid van generaties zijn beslag gekregen. Wij moeten oppassen om dat al te gemakkelijk aan te passen aan de wensen van vandaag, want voordat je het weet wordt daardoor onherstelbare schade aangericht. Aanpassen aan de werkelijke eisen van deze tijd, zeker, maar altijd ook die behoedzaamheid van de overgeleverde wijsheid de generaties door. Misschien is het mooiste beeld daarbij een bericht dat ik vanochtend in het nieuws hoorde. Het zal de heer Pechtold als cultuurhistoricus aanspreken. Er is een schilderij gevonden dat van grote waarde blijkt te zijn, maar het was achteloos aan de kant gezet omdat iemand dacht dat er nodig moest worden gemoderniseerd. Dat beeld van dat schilderij wil ik graag vasthouden in dit debat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Een suggestie aan de heer Van der Staaij: ik zou het compliment dat de heer Pechtold net maakte, dankbaar incasseren. Hij zei namelijk: pas op, we halen jullie nog een keer in. Dat betekent dat zij tot nu toe bij hem achterlopen! Die zou ik incasseren als ik hem was.

De heer Van der Staaij (SGP):

Die incasseer ik graag.

De voorzitter:

Dat is genoteerd.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ons koningshuis is het op een na duurste koningshuis van Europa: komend jaar kost het ons weer 39,17 mln. Nederland verkeert in economisch zwaar weer en door de voorgenomen bezuinigingen wordt iedereen getroffen. Volgens het regeerakkoord moet het huishoudboekje van de Staat, van ons allemaal dus, in balans komen. Ook wil het kabinet, ik citeer: "op tal van terreinen orde op zaken stellen en de balans tussen rechten en plichten herstellen", "gelijkwaardigheid van alle mensen staat voor het kabinet centraal", "het kabinet beoordeelt mensen niet op hun afkomst", "de overheid behandelt alle burgers en ingezetenen van ons land gelijk en discrimineert niet". Gaat dit ook gelden voor de leden van het Koninklijk Huis? Gaan de koningin en de waarschijnlijke troonopvolger vanaf nu ook loon- en inkomstenbelasting betalen, en successierechten? En hoe zit het met de vermogensheffing, schenkingsrechten, invoerrechten en de belasting op personenauto's? Gaat het kabinet zich inzetten om deze niet meer uit te leggen vormen van bevoordeling te beëindigen? Graag een reactie.

Zowel koningin als kroonprins zitten ruimt boven de balkenendenorm, hoewel zij functies binnen de publieke sector bekleden. De koningin krijgt komend jaar € 829.000. Voor haar personeel en materiële kosten krijgt ze nog eens 4,4 mln. Vloeit het geld dat daarvan niet wordt gebruikt, aan het eind van het jaar terug naar de schatkist? Wordt over het bestede bedrag verantwoording afgelegd en worden de uitkeringen voor de leden van het Koninklijk Huis ook de komende twee jaar gelijkgehouden, zoals bij de ambtenaren het geval is?

Dit kabinet gaat stevig snijden in de uitgaven van de overheid; zo worden de salarissen van de ambtenaren de komende twee jaar niet meer verhoogd. Ik zie in de begroting dat we in 2011 17,5 mln. kwijt zijn aan de kosten van het personeel van de dienst van het Koninklijk Huis. Blijft voor de mensen van de dienst van het Koninklijk Huis het inkomen ook hetzelfde in de komende twee jaar?

Het is duidelijk: de Partij voor de Dieren staat kritisch tegenover de hoge uitgaven ten bate van ons koningshuis. Het feit dat komend jaar 0,93% wordt bezuinigd op de uitgaven is een te kleine stap in de goede richting. Ik hoor graag of deze trend de komende tijd wordt doorgezet en dat het tempo wordt versneld.

Nu de kwestie rond het ceremonieel koningschap en de formatieprocedure. Mijn fractie is voorstander van het ceremonieel koningschap. Daarnaast vindt mijn fractie dat de formatie in handen moet komen te liggen van de Kamer. De VVD-fractie complimenteerde in eerste termijn de premier vanwege de transparantie met betrekking tot de uitgaven van het Koninklijk Huis. Ik wil hier duidelijk maken dat dit allerminst het geval is. Als we over het Koninklijk Huis spreken, kunnen we immers niet voorbijgaan aan Kroondomein Het Loo, een "gebied al ruim 300 jaar verbonden met het Huis Oranje-Nassau. De verbintenis met de Oranjes heeft Kroondomein Het Loo gevormd tot wat het nu is: een meer dan 10.000 hectare groot landgoed met een rijke cultuurhistorie, grote biologische diversiteit en veel landschapsschoon. Hiermee heeft Kroondomein Het Loo een unieke positie op de Veluwe en in Nederland". Tot zover de tekst op de website van het kroondomein. Veel meer kennis is er op dit moment namelijk niet, omdat het kroondomein is gesloten voor het publiek, van 15 september tot 25 december, wegens het genot van de jacht. En dat terwijl het gebied nota bene is geschonken aan de Nederlandse bevolking; dezelfde Nederlandse bevolking wordt nu gewoon geweerd uit haar eigen natuurgebied. Graag een reactie. Dit schitterende gebied kent een duistere keerzijde: de jacht op edelherten, damherten, reeën, wilde zwijnen en moeflons. Daarom een aantal vragen over hoe en in hoeverre de hardwerkende Nederlander dit via de belasting, direct dan wel indirect, subsidieert. In 2007 werden door de Staat de salarissen, sociale lasten en pensioenbijdragen van zeven jachtopzichters betaald. Dat was een bedrag van € 395.544, om precies te zijn. Als ik mij niet vergis, zijn dit de kosten voor de jachtopzichters die werkzaam zijn op het eigenlijke kroondomein – dat is het deel van het gebied waarvan de koningin de vruchtgebruiker is – en in Hoog Soeren. Hoe verhoudt dit zich tot het antwoord van de minister in 2007 dat het eigenlijke kroondomein door de koningin wordt geëxploiteerd, waarbij alle lasten en baten voor haar rekening komen? Moeten dan niet ook de personeelskosten, in dit geval de kosten voor de jachtopzieners die hieraan verbonden zijn, betaald worden door de kroondrager zelf? Hiervoor moet toch geen belastinggeld worden gebruikt? Graag krijg ik een reactie.

Hetzelfde geldt voor de materiële kosten van het Koninklijk Jachtdepartement. In 2006 werd hieraan € 83.955 uitgegeven. Is dat voor 2011 eenzelfde bedrag? Wij kunnen het niet terugvinden. Worden van dit budget ook de kosten betaald die gemaakt zijn ten behoeve van het eigenlijke kroondomein? Waarom horen die dan niet thuis bij de baten en lasten van de koningin? Het blijft voor mijn fractie onduidelijk. Ik lees in de schriftelijke beantwoording van eerder door mij gestelde vragen dat de koningin privaatrechtelijk vruchtgebruiker is van het eigenlijke kroondomein. Wat houdt dit concreet in als de lasten van wildroosters, personeel en natuurbeheer door de Staat worden betaald? Graag krijg ik een reactie.

In de eerdere antwoorden van de minister lees ik dat de jachtopzieners worden betaald door de Staat omdat zij niet alleen verantwoordelijk zijn voor de jacht, maar ook het terrein onderhouden. Dat is voor recreatiedoeleinden zeker nodig. Vervolgens zie ik in de ontheffing voor het afschot op het kroondomein dat twee parkwachters en drie opperboswachters ook tot afschot gemachtigd zijn. Worden deze mensen ook betaald door de Staat? Vallen zij onder de dienst van het Koninklijk Huis, het Koninklijk Jachtdepartement, of horen zij tot een terreinbeherende instantie? Hebben de parkwachters en opperboswachters daarnaast ook de taak om in het eigenlijke kroondomein toezicht te houden en dit terrein te onderhouden? Er is sprake van opperboswachters; zijn er dan ook andere door de overheid betaalde mensen werkzaam in dat gebied?

Het is mijn fractie niet duidelijk welke mensen waar werken en wie dat betaalt. Het kabinet heeft een- en andermaal verzuimd die duidelijkheid te geven. Daarom stel ik opnieuw de vraag: kan de minister-president een klip-en-klaar overzicht geven van het aantal mensen dat belast is met het onderhoud van en het toezicht op het eigenlijke kroondomein en kan hij aangeven wie deze mensen betaalt? Het kroondomein is het terrein waarvan de baten en de lasten voor de koningin zijn. Dat geldt ook voor het staatsdomein Hoog Soeren en het staatsdomein Paleispark.

Het lijkt mijn fractie een overkill in de meest letterlijke zin van het woord dat er zeven door de Staat betaalde jachtopzieners rondlopen als er ook nog parkwachters, boswachters en opperboswachters zijn. Daarom wil ik graag het verschil in werkzaamheden weten. Als er boswachters actief zijn in het eigenlijke kroondomein, zie ik de noodzaak van het betalen van zeven jachtopzieners niet. Het lijkt mij dat het Nederlandse volk er niet heel gelukkig van wordt als wij in tijden van economische teruggang jachtopzieners en anderen betalen om grote aantallen dieren neer te schieten op uitjes met de koninklijke familie, zeker omdat een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking tegen de plezierjacht is.

Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De voorzitter:

Dit was de laatste bijdrage van de Kamer in eerste termijn. Na de schorsing verwachten wij de antwoorden van onze opperboswachter, staatsrechtelijk bekend als de minister-president.

De (algemene) beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.15 uur tot 13.50 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven