Aan de orde is het debat over de rellen in Culemborg.

De voorzitter:

Ik heet welkom de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie. Er geldt een spreektijd van vier minuten per fractie.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Wij kunnen ons allemaal nog herinneren wat er de afgelopen jaarwisseling gebeurde in Culemborg. Vijf Marokkaanse jongeren reden doelbewust in op een vijftienjarig meisje dat de aanslag gelukkig overleefde. Dit meisje raakte een paar dagen later echter nog een keer gewond, toen bij haar thuis de ruiten werden ingegooid. Zij en haar gezin waren in eigen huis niet veilig voor de terreur, terwijl de ME in de buurt was. Rond deze gebeurtenissen werd Culemborg dagenlang geteisterd door chaos, vernielingen en gevechten. Hoe heeft dit zo lang voort kunnen woekeren? Waarom kon niet meteen orde op zaken worden gesteld door de onruststokers snel op te pakken en aan te pakken?

De ongeregeldheden waren de climax van problemen die al heel lang bestonden in Culemborg en nooit goed zijn aangepakt. Eerder werden bijvoorbeeld al kermisexploitanten door Marokkanen de stad uitgejaagd en vonden Marokkanen het zelfs nodig om een lijkwagen te slopen, waardoor het stoffelijk overschot van een vrouw niet kon worden vervoerd. Met name Marokkaanse straatterroristen zetten de boel al jarenlang op stelten in de stad. Zij doen dit vaak ook nog ongestraft, omdat door de voortdurende intimidatie de aangiftebereidheid onder slachtoffers niet groot zou zijn. Wat wil je immers, als zelfs een verklaring van een getuige als een bijlage bij pamfletten wordt verspreid? Ik vraag het kabinet hoe het nu met de aangiftebereidheid zit. Is die verbeterd? Klopt het dat de politie het vijftienjarige meisje over wie ik het net had, heeft geadviseerd om in verband met haar veiligheid af te zien van het doen van aangifte? Dit zou natuurlijk pure capitulatie van de politie voor geweld zijn. Welk gevolg gaat de minister daaraan geven? Ook wil ik weten hoeveel geweldplegers tot nu toe zijn opgepakt. Hoe kan het dat alleen Molukkers gevangenisstraffen hebben gekregen, aangezien dit nu nog steeds relevant is?

Culemborg staat symbool voor problemen die zich in heel Nederland voordoen. Daarom is dit debat ook hoogst actueel. Overal in Nederland verzieken vaak Marokkaanse agressievelingen het dagelijks leven. Homo's worden uit hun wijk weggetreiterd, vrouwen worden vaak betast en voor "hoer" uitgemaakt; de berovingen, bedreigingen en geweldplegingen zijn gewoon niet meer te tellen. Het zijn de trieste gevolgen van de voortgaande massa-immigratie, met name van de desastreuze partner- en gezinsmigratie uit landen als Marokko en Somalië. Aan de minister voor WWI vraag ik of hij dat erkent en of hij beseft dat het tijd is om die immigratie nu eindelijk eens fors te beperken. Dweilen met de kraan open werkt immers niet bij het oplossen van problemen.

Als ik de kabinetsstukken over Culemborg en andere halve oorlogsgebieden lees, zakt de moed mij vaak in de schoenen. Terwijl iedereen elke dag weer de ernst van alle ellende ziet of voelt, komt het kabinet aanzetten met straatcoaches of gezinsmanagers. Het kabinet kiest nog steeds voor niet werkende "pappen en nat houden"-maatregelen die ons land werkelijk naar de rand van de afgrond brengen. Ik roep het kabinet ertoe op om nu echt orde op zaken te stellen ten opzichte van het tuig dat nu gewoon de baas lijkt te zijn op straat. De PVV weet wat er moet gebeuren. Wij willen 10.000 extra agenten van wie er 1000 een speciale opdracht moeten krijgen in de vorm van een straatterreureenheid. Deze eenheid zou onder een nieuw op te zetten ministerie van veiligheid moeten vallen en beschikbaar moeten zijn om snel in te grijpen op elke plek in Nederland waar problemen zijn zoals wij in Culemborg hebben gezien. Vier of vijf officieren van justitie moeten de eenheid bijstaan en na bestraffing moeten daders met een dubbele nationaliteit hun Nederlanderschap kunnen verliezen, waarna uitzetting plaatsvindt. Die uitzetting moet ook plaatsvinden bij iedereen die een verblijfsvergunning heeft en één misdrijf heeft gepleegd. Graag krijg ik daarop een reactie.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Een ruzie van een paar jongens in Culemborg over een broodje shoarma in september 2009 leidt tot grote chaos in de wijk Terweijde. Iedereen herinnert zich nog de beelden van de roadblocks, de ME in de wijk, de woedende buurtbewoners en de angst. Toen ik de beelden thuis op tv zag, was ik geschokt en verdrietig. Verschillende bezoeken aan de wijk en gesprekken met bewoners leerden mij dat het probleem niet is veroorzaakt door een broodje shoarma. Was het maar zo simpel. Bewoners spreken van een structuur van wetteloosheid, een kleine, maar harde kern criminelen, handel in drugs, onderbezetting van de politie, segregatie, forse opvoedingsproblemen en een falende overheid. Kan de minister dit beeld bevestigen? Wat zeggen politie en justitie over de drugshandel in de buurt? Wat gebeurt ertegen?

Iedere keer als de boel volledig is geëxplodeerd, gebeurt er in ieder geval wel iets. Dan wordt logischerwijs geprobeerd om brandjes te blussen. Zouden wij branden echter niet moeten voorkomen? Het ergst vind ik nog de angst van sommige bewoners. Zij hebben angst voor vergelding en angst om aangifte te doen. Het is onacceptabel dat getuigen een steen door de ruit krijgen. Het is onacceptabel dat de volledige aangifte van een bewoonster op straat is beland, inclusief haar foto, en huis aan huis is verspreid. Eén antwoord blijft de minister mij schuldig. Waarom kreeg deze mevrouw niet per direct bescherming van de politie? Hoe zit het bovendien met de aangiftebereidheid?

Sommige moeders houden hun kinderen thuis – en dit is echt niet alleen in Terweijde het geval – omdat zij bang zijn dat zij anders meedoen aan de criminaliteit. Dat is ook onacceptabel en beschamend. Ik citeer een bewoner: degenen die opgesloten moeten zitten, lopen vrij rond; degenen die vrij rond mogen lopen, zitten opgesloten. Zij zitten opgesloten in hun eigen buurt, in hun eigen huis nog wel.

Ik heb mij laten vertellen dat een handvol jongens uit een aantal gezinnen de wijk terroriseert. Minister, hoe kan het dat het dan toch niet lukt om de overlast, de vernielingen en de inbraken te stoppen, niet alleen in het hier en nu, maar voor altijd en structureel? Een lik-op-stukbeleid is in ieder geval nodig. Criminelen moeten direct worden aangepakt. Drugshandel moet worden gestopt. Ik hoor graag van de minister of alle relschoppers zijn aangepakt. Of komen zij weg met hun gedrag? Hoeveel mensen zijn voorgeleid? Hoeveel mensen zijn vervolgd in de periode voor de rellen, maar ook daarna?

Er zijn tijdelijk meer agenten ingezet. Dat is mooi, maar waarom zijn er dan eerst agenten weggestuurd vanwege bezuinigingen? Er was ooit een politiepost in de wijk. Die post was tijdelijk en werd in de fik gestoken. Die is nu al enkele jaren weg. Er is slechts één politiebureau in Culemborg en dat ligt ongeveer drie kilometer buiten Terweijde. 's Nachts is daar bovendien niemand. Dan moet de politie van elders komen. Wat vindt de minister daarvan? Kan de minister ook reageren op het feit dat drie van de vier politieagenten uit Culemborg aangeven dat kleine politieposten de veiligheid in de buurt kunnen vergroten? Zes van de zeven agenten vinden bovendien dat de wijkagenten onvoldoende tijd hebben om in de buurt aanwezig te zijn. Vindt de minister dat wij goed bezig zijn?

De bewoners hebben gesproken. Ik ook. De relschoppers moeten gestopt worden. Terweijders moeten veiligheid, vrijheid en een mooie toekomst krijgen. Dit geldt ook voor andere buurten van Nederland. Het woord is daarom nu aan de minister.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Het is weer rustig in Terweijde, althans dat moeten we geloven. Ik hoor graag van de beide ministers of dat zo is. Is de rust inderdaad weergekeerd, bijna een halfjaar na wat wij daar hebben meegemaakt?

In april hebben wij in de media gelezen dat verdachten voor de rechter zijn gekomen. Hebben die zaken geleid tot onherroepelijke veroordelingen? Waarvoor zijn verdachten veroordeeld? Om welke aantallen gaat het en om welke strafbare feiten?

Er is een groot aantal aanbevelingen gedaan. Heeft de gemeente Culemborg inmiddels maatregelen genomen? Hebben burgemeester en wethouders die aanbevelingen overgenomen?

Misschien wel het belangrijkste is dat de rotte appels eruit geplukt zijn. Hebben de ministers de indruk dat de ernstigste raddraaiers zijn opgespoord en vervolgd?

Het is vijfenhalve maand na dato en nog steeds praten wij over Culemborg. Vanmiddag zei iemand tegen mij: je kunt in de Kamer ook wel gaan praten over de invasie van de Noormannen. Je kunt natuurlijk overal over praten, maar deze vergelijking gaat toch wel mank. Het is juist goed om zoals vanavond eens in retrospectief in alle rust – destijds was die er niet – terug te kijken. Wat is er wel goed gegaan? Wat is de kop ingedrukt? Waar lopen wij nog risico's?

Het wetsvoorstel 31467 over onder meer de voorbereidingshandelingen met betrekking tot het veroorzaken van ernstige overlast of ernstig belastend gedrag is nog bij de Eerste Kamer in behandeling. Het wordt wel de "voetbalwet" genoemd, maar het kan ook voor andere zaken worden gebruikt. Aan de minister van Justitie vraag ik: hoe is de stand van zaken bij die wet? Wat moet er nog gebeuren en wanneer valt te verwachten dat de Eerste Kamer doorgaat met haar werk en dit afrondt? Welke bezwaren zijn er nog tegen het strafbaar stellen van dit soort voorbereidingshandelingen? Waarop kan het nog afketsen? Denkt de minister ook niet dat als deze wet al in werking was getreden, in Culemborg in een vroeg stadium strafrechtelijk had kunnen worden ingegrepen? Zeker bij de informatieverzameling had dit een hoop problemen kunnen voorkomen.

Ik verbaas me er vanavond niet over dat collega Fritsma van de PVV problemen aan orde stelt. Andere fracties doen dat ook en de problemen zijn reëel. Zijn toonzetting verbaast mij wel. Nu de verkiezingen zijn geweest en ook de PVV wellicht een bijdrage gaat leveren aan het landsbestuur, zou je verwachten dat je ook eens hoort waar het naartoe moet. De heer Fritsma moet niet alleen kijken naar de ministers maar ook de visie van de PVV geven: hoe moet het concreet worden opgelost? Eigenlijk heb ik geen vraag aan hem; ik zie de heer Fritsma naar voren lopen. Het is zomaar een gedachte die bij me opkomt als ik zijn bijdrage vandaag weer een aanhoor.

De heer Fritsma (PVV):

Ik wil daar graag op reageren, want die visie is er wel degelijk. De afgelopen jaren zijn de problemen alleen maar groter geworden. Nogmaals, overal en niet alleen in Culemborg maar ook in Den Haag, Rotterdam, Zaltbommel, noem maar op, verzieken vooral Marokkaanse straatterroristen het dagelijks leven. Het kabinet heeft de problemen niet opgelost; er is daadkracht nodig. Ik pleit voor die daadkracht. Dat betekent niet alleen dat je harder moet straft en het tuig eerder van straat haalt. Als mensen een verblijfsvergunning hebben, trek je die in en zet je hen het land uit. Dat schrikt af! Ik weet zeker dat de problemen dan minder worden en kunnen worden opgelost. Hetzelfde geldt voor mensen met een dubbele nationaliteit: trek het Nederlanderschap in en zet ze het land uit. Dan kunnen ze die onrust niet meer veroorzaken. Dat is de PVV-aanpak en de PVV-visie. Dit werkt beter dan de pappen-en-nathoudenaanpak van bijvoorbeeld dit kabinet.

De heer Teeven (VVD):

Het is altijd interessant om met de heer Fritsma in discussie te gaan. Het roept echter wel vragen op. De problemen zien wij beiden en dat geldt voor iedereen om ons heen. Daarover verschillen wij in deze Kamer niet van mening. De PVV heeft voorgesteld om een straatterreureenheid op te richten. De heer Brinkman heeft gezegd dat de kennis van lokale politiemensen van belang is om te voorkomen dat er problemen ontstaan. Op zich is er misschien niets tegen zo'n eenheid, maar hoe zit het dan met die lokale bekendheid? Ik vraag de PVV-fractie eigenlijk om eens consistent te zijn in alle bijdragen van de verschillende woordvoerders. De heer Fritsma spreekt vanavond over een straatterreureenheid. Collega Brinkman heeft het over bekendheid in de wijk, omdat daarmee is te voorkomen dat er problemen ontstaan. Het een is niet het ander. Een straatterreureenheid op landelijk niveau is totaal iets anders dan de wijkagent waarover bijvoorbeeld mevrouw Karabulut spreekt. De SP-fractie geeft in ieder geval haar visie. Ik ben het niet volledig met die visie eens. Misschien ben ik het wat meer eens met de visie van de heer Fritsma, maar ik hoor echter wel dat zijn collega hem tegenspreekt. Daarmee heb ik het een beetje moeilijk, omdat wij in de nieuwe regering misschien samen iets aan dit probleem moeten doen. De heer Fritsma vraagt het van deze ministers. Dat doe ik niet, want zij zijn zo demissionair als maar kan. Het gaat nu om een nieuwe regering, dus wat is de visie van de PVV?

De heer Fritsma (PVV):

Mijn inbreng staat niet haaks op die van de heer Brinkman. Je kunt de visie van de heer Brinkman, waarbij inderdaad bekendheid in de wijk een rol speelt, combineren met mijn visie ten aanzien van een straatterreureenheid. Bijvoorbeeld in Gouda, waar een slappe burgemeester de boel laat verslonzen in plaats van dat hij optreedt, moet het mogelijk zijn om een beroep te doen op een straatterreureenheid. Dan moet je die eenheid de wijk in kunnen sturen om het tuig van de straat te laten halen. Hetzelfde geldt voor Culemborg, waar veel te lang de problemen niet zijn aangepakt. Dus zelfs als burgemeesters het niet willen, is het mogelijk om een dergelijke eenheid in te zetten met als doel, die problemen op te lossen. Daarvoor kan een minister met doorzettingsmacht zorgen. Dat kan parallel lopen aan datgene wat de heer Brinkman schetst. Nogmaals, het een sluit het ander niet uit.

De heer Teeven (VVD):

Ik hoorde de heer Fritsma dit vanavond zeggen en neem daar kennis van. Ik ben er voorstander van om niet alles aan demissionaire ministers te vragen. Ik wil dat deze Kamer probeert om meerderheden te creëren met als doen, in dit land problemen op te lossen. De VVD-fractie denkt aan serieuze oplossingen, evenals de PVV-fractie. Ik hoop dat we dat blijven doen en dat er geen rare vragen worden gesteld aan twee demissionaire ministers.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Aan overlast en ongeregeldheden moet snel en op adequate wijze iets worden gedaan. In de eerste plaats dient dat te gebeuren voor bewoners en in de tweede plaats voor hard werkende Molukse en Marokkaanse jongeren die in een negatief daglicht komen te staan en die als lastpakken worden beschouwd als gevolg van het gedrag van een kleine groep. Natuurlijk willen wij ook voorkomen dat problemen van de ene wijk of stad zich verplaatsen naar een andere gemeente. Daarbij gaat het om een combinatie van zorg, stevig straffen en voorkomen dat er problemen ontstaan.

Inmiddels is er in Culemborg extra geld uitgetrokken, zijn er straatcoaches aangesteld en zijn er nieuwe maatregelen van kracht om overlast tegen te gaan. Die aanpak lijkt zijn vruchten af te werpen. Dat neemt niet weg dat er nog steeds punten van zorg zijn. Die zorgpunten spelen niet alleen een rol in Culemborg, maar ook in Gouda, Ede, Zaltbommel en in andere steden waar groepen jongeren zich negatief manifesteren.

Ik constateer dat gemeenten te lang wachten voordat zij tot actie overgaan. In Culemborg smeulde het al jaren. Collega's refereerden daar al aan. Verhalen van bewoners waaruit blijkt dat de politie het advies geeft om geen aangifte te doen, dragen niet bij tot de oplossing van problemen. Heeft de minister van Justitie goed zicht op de gemeenten die kampen met problemen die worden veroorzaakt door specifieke groepen, zoals Marokkanen, Antillianen en Molukse jongeren? Oud-minister Van der Laan schreef een brief over Marokkanen die problemen veroorzaken. Hebben de gemeenten die problemen daadwerkelijk aangepakt? Voeren zij wat dat betreft inmiddels proactief beleid? Welke rol speelt het door de minister ingestelde interventieteam daarbij? Ik doel op het interventieteam dat ingezet kan worden om hulp te bieden als het ergens smeult.

FORUM pleitte ervoor om analoog aan het fysiek rampenplan een sociaal rampenplan op te stellen waarin de gemeente vastlegt hoe moet worden opgetreden in geval van sociale onlusten, zoals in Culemborg en in andere steden. Graag wil ik een reactie van de minister op dit pleidooi.

Ik ga in op de recidive. De PvdA-fractie constateert dat met name het gedrag van de harde kern van criminele jongens eerder ernstiger wordt dan minder ernstig. Een feit is ook dat het na een boete, straf of detentie vaak weer misgaat met deze jongens. Daarom pleiten wij ook voor slimme straffen: na de bak aan de bak, naar werk of school, en een intensief begeleidingstraject. Werk je niet mee, dan weer als straf in de bak, zodat er een stok achter de deur is. Graag zouden wij ook op dit punt een reactie van de minister krijgen.

In relatie hiermee nog dit: wij hebben begrepen dat een aantal veroordeelde, in dit geval Molukse, mannen in afwachting van hoger beroep weer terug mag naar de eigen wijk. Wij vragen ons af of dit wijs is, ook omdat ons signalen bereiken dat er weer provocerend gedrag plaatsvindt. Zou het niet wijs zijn, zo vraag ik aan de minister van Justitie, om die mensen in ieder geval tijdelijk, totdat het hoger beroep gediend heeft, niet in de eigen wijk te laten terugkeren?

Zoals ik al zei: na de bak, of ter voorkoming van erger, moeten jongeren aan de bak. Jongeren moeten dus ook verplicht naar school of naar werk. Ons bereiken echter signalen dat de jongeren vaak wel ingeschreven staan bij een roc, maar dat jongeren die slecht gedrag hebben vertoond, die crimineel zijn geweest, op een wachtlijst worden gezet, omdat er zogenaamd geen plaats meer zou zijn; men heeft geen trek meer in deze jongens. Ik zou graag van de minister horen in hoeverre deze signalen kloppen. Ook krijg ik graag de toezegging om dit nader te onderzoeken.

In Culemborg en in andere wijken met problemen zijn één of enkele gezinnen vaak de bron van het probleem. In Gouda is onlangs een gezin om die reden in samenspraak met omliggende gemeenten naar een andere gemeente verplaatst, dus letterlijk uit zijn huis gezet en ergens anders gehuisvest. Wij vinden dat een goede ontwikkeling en wij zouden graag zien dat dit in andere gemeenten navolging krijgt.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. In Culemborg wonen 27.000 mensen, van wie 1000 van Molukse oorsprong en 2000 van Marokkaanse oorsprong. Een groep jongeren van Marokkaanse en Molukse komaf verpest het voor iedereen. Zij veroorzaken overlast, maken zich schuldig aan vandalisme en/of echte criminaliteit, intimideren bewoners en zijn agressief en gewelddadig tegen politie en hulpverleners.

Respectvol in het leven staan is iets wat je mee moet krijgen in je opvoeding. De ongeregeldheden tijdens de jaarwisseling, Hoek van Holland, Gouda, Ede, Nijmegen en Culemborg zijn onzes inziens allemaal voorbeelden van gebrek aan respect voor andermans leven of spullen. Opvoeden, respect bijbrengen, gezag accepteren, dat is de eerste stap. Dat lijkt wel eens vergeten te worden. Men roept om hard optreden. De ME moet komen! De fase daarvoor, respect voor het mijn en het dijn, moet niet worden overgeslagen. Direct in de slachtofferrol schieten, zoals sommige Marokkanen proberen te doen, moet worden afgeleerd.

Terweijde is een knooppunt van problemen: groepscultuur, territoriumdrift, vooral van jongeren, schooluitval, drop-outs en werkloosheid. Dit proces wordt nog eens als volgt versterkt: Molukkers vinden dat zij destijds aan hun lot werden overgelaten en dat Marokkanen worden gepamperd. Van alleen straf lijken deze jongeren niet echt onder de indruk. Inmiddels lijkt de situatie genormaliseerd. Het lijkt een breekbare rust.

Mijn partij, het CDA, wil een tweesporenbeleid. Dat komt aardig in de buurt van wat in Culemborg "de zoet-zuurbenadering" heet, naar ik me heb laten vertellen. Wij willen enerzijds investeren in mensen, in de lokale binding. Hierbij hebben in de eerste plaats ouders een belangrijke rol. Een probleem is echter dat in Culemborg veel ouders van Marokkaanse afkomst analfabeet blijken te zijn en geen vat hebben op hun kinderen. Als je het gedrag van de jongeren wilt veranderen, moet je het perspectief vanuit de ouders – "wat niet weet wat niet deert" – keren. Gedwongen naar alfabetiseringscursussen: het CDA wil dat de minister er scherp op toeziet dat gemeenten hun analfabeten daarheen sturen en vervolgens naar een inburgeringscursus. Daarnaast hebben maatschappelijke organisaties en instellingen zoals scholen, woningcoöperaties, sportclubs en welzijnsorganisaties een belangrijke taak om jongeren te vormen tot verantwoorde burgers. Een goed initiatief is dat partijen in Culemborg een brede school willen oprichten. Anderzijds wil het CDA voor diegenen die hun kansen weigeren te pakken duidelijke grenzen stellen. Dit kabinet heeft met de Kamer van alles in gang gezet om op lokaal niveau raddraaiers aan te pakken. Straffen, lik-op-stukbeleid, heropvoeden in een campus, dwingende psychologische dan wel psychiatrische hulp en vooral plukken, de patser aanpakken, ouders aanpakken, pijnmaatregelen, voorwaardelijke ots, burgemeestersbevoegdheden uitbreiden; dit hebben we allemaal gedaan. We willen weten hoe dit in de praktijk heeft uitgepakt.

Het CDA wil dat elk gezin wordt aangepakt en niet meer wordt losgelaten, totdat de problemen zijn opgelost. We willen op alle mogelijke manieren voorwaarden stellen aan kinderbijslag, verplichte opvoedingsondersteuning bieden en werk maken van de heropvoeding van jeugdigen. Desnoods moeten zij verplicht verhuizen en stellen wij ouders aansprakelijk. Alles moet uit de kast worden gehaald. Ik vraag de minister van Justitie naar de rol van veiligheidshuizen daarin.

Ik kom tot een afronding en stel drie concrete vragen. Dinsdag verscheen in de krant een uitspraak van de Hoge Raad. Het samenscholingsverbod in Utrecht is van de baan. Er zijn althans problemen mee. Wat zijn precies de problemen rond het opzetten van het samenscholingsverbod? Dat kan toch een goed middel zijn, ook in Culemborg?

De CDA-fractie vindt dat de veroorzakers van overlast de verhuiskosten moeten betalen van degenen die door hun toedoen moeten verhuizen.

Tot slot noem ik iets waarover ik mij vaker heb verbaasd. Wij gaan niet over rechterlijke uitspraken. Het Hof van Arnhem wordt ook wel het hof van barmhartigheid genoemd. Wij hebben een aantal uitspraken gehoord die betrekking hebben op de opgepakte raddraaiers. Ik wil er maar één pakken en betrek daarbij ook de minister van Justitie. Een groepje van 30 man gooit stenen naar een politieauto. De politieagent die voorin zit, krijgt de steen die door de ruit ging op zijn schoot. Andere stenen raakten de auto. Vier werden er veroordeeld. Alleen aan de politieman die voorin zat, tussen het glas, werd een vergoeding betaald, van wel € 100. Er waren vier veroordeelden. Elke veroordeelde moest dus € 25 betalen. De Kamer heeft met de minister de afspraak gemaakt dat dubbele straffen worden geëist. Maar dan moet de uitspraak ook geloofwaardig zijn en moet de straf ook als een straf gevoeld worden. Nogmaals, ik kan niet op de stoel van de rechter zitten, maar ik wil de minister van Justitie een concrete vraag stellen. De rechterlijke macht zou komen met een richtlijn voor zwaardere straffen. Hoe staat het daarmee?

De heer Fritsma (PVV):

Ik hoorde de heer Çörüz net iets vreemds zeggen. In zijn visie moeten mensen die anderen de buurt uit pesten, hun verhuiskosten betalen. Daar moet je niet eens over nadenken, want dat is de wereld op z'n kop. Je moet ervoor zorgen dat de overlastveroorzakers de wijk uitgaan. Je moet ervoor zorgen dat het niet zover komt dat slachtoffers de buurt uit getreiterd worden. De heer Çörüz denkt aan een fase die je helemaal niet moet willen bereiken.

De heer Çörüz (CDA):

Volgens mij sluit het een het ander niet uit. Volgens mij is de minister van Justitie bezig met een wetsvoorstel om wijkverboden in het leven te roepen. Dat vind ik een heel goed idee. Mevrouw Kuiken refereerde er ook al aan. Maar waarom zou de veroorzaker van ellende niet de kosten betalen van degene die door hem moet verhuizen? Oké, als je de veroorzaker laat verhuizen, ben je misschien van de ellende af. Dat kan ook, mijnheer Fritsma. Maar wat mij betreft sluit het een het ander niet uit. Als de veroorzaker toch blijft zitten, laat hem dan in ieder geval opdraaien voor de kosten.

De heer Fritsma (PVV):

Nogmaals, dit is de wereld op z'n kop. Je moet juist alles op alles zetten dat de onruststokers de wijk uit gaan. Nu laat de heer Çörüz mensen het slachtoffer worden van de onruststokers, omdat zij de wijk uit moeten. Sorry hoor, maar dat zij de verhuiskostenvergoeding betaald krijgen doet niets af van het leed van mensen die de buurt uit getreiterd worden. Dat moeten we voorkomen. De visie van de heer Çörüz zou erop gericht moeten zijn om dit ten koste van alles te voorkomen.

De heer Çörüz (CDA):

De heer Fritsma en ik praten over verhuiskosten in een situatie waarin dingen al zijn gebeurd. Ik wil echter met name veel meer inzetten op opvoeding, het leren van mijn en dijn, respect et cetera. Ik hoop, met de heer Fritsma, dan helemaal niet in die situatie van verhuizen te komen. We redeneren nu van achter naar voren: als er dingen zijn gebeurd, kijken we naar allerlei oplossingen. Ik wil echter veel meer inzetten op het verantwoordelijk stellen van de ouders die nu wegkijken. Daar moeten we de winstpunten pakken in plaats van te twisten over de vraag wie er moet betalen en of verhaalkosten mogelijk zijn als de ellende en het leed al zijn geschied. Laten we met name inzetten op de ouders, die verantwoordelijk zijn voor de jeugdigen. Hetzijn immers heel vaak minderjarige kinderen. Ik wil met name daar de winstpunten pakken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De gedachtegang van de heer Çörüz, de veroorzaker betaalt, is natuurlijk sympathiek en geldt ook meestal. In dit geval echter is het lastige juist dat moeilijk te bewijzen schijnt te zijn wie precies de overlastveroorzaker is. De heer Çörüz is het toch met mij eens dat op het moment dat we dat helder hebben, het de overlastveroorzaker moet zijn die verhuist en niet degene die de overlast ervaart?

Via de heer Çörüz wil ik een relevantere vraag stellen, namelijk, waarom is het zo lastig om te bewijzen wie nu precies de veroorzaker is? Kennen we goede voorbeelden van gevallen waarin toch dit soort overlastgevende gezinnen of raddraaiers uit de wijk worden verhuisd? Kunnen we die voorbeelden overnemen, stimuleren en faciliteren?

De heer Çörüz (CDA):

Ja, daar zijn voorbeelden van. Als ik mij niet vergis, heeft in Rotterdam een aantal asogezinnen moeten verhuizen. Het kan dus. Maar nogmaals, voordat we in die eindsituatie komen, wil ik met name insteken op het voortraject. Natuurlijk, als mensen willen blijven en we de keuze hebben tussen de overlastveroorzaker of degene die getreiterd wordt, dan kies ik met u allen natuurlijk ervoor dat de veroorzaker verhuist, als dat tot de mogelijkheden behoort. Dat lijkt me de eerste volgorde der dingen. Als dat niet lukt en degene moet verhuizen die wordt getreiterd, vind ik daarbij ook, ten tweede, dat die persoon dan niet voor de verhuiskosten moet opdraaien. Als het kan, moet je dan die verhuiskosten proberen te verhalen.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Het blijft een gekke redenatie. Als je namelijk kunt bewijzen dat iemand overlast veroorzaakt heeft en er voldoende bewijs is om hem of haar te laten betalen, heb je ook voldoende bewijs om te zeggen: nu kappen of anders de wijk uit. Ik snap de redenatie van de heer Çörüz, maar die deugt niet.

De heer Çörüz (CDA):

Ik weet niet of die niet deugt. Het is moeilijker om iemand te laten verhuizen dan om iemand financieel aansprakelijk te stellen. Het is makkelijk gezegd: u bent veroorzaker. Ik denk helemaal mee met mevrouw Kuiken en ben het helemaal met haar eens in die zin, laat daar geen misverstand over bestaan. Stel echter dat je zo'n gezin moet verhuizen. Dan moet je wel een plaats vinden, wellicht in een andere gemeente, waar men hen wil hebben. Daar zitten nog aardig wat haken en ogen aan, terwijl misschien het neerleggen van verhaalschade, zodat mensen de rekening in de portemonnee voelen, wat makkelijker is.

Mevrouw Karabulut (SP):

Als de heer Çörüz de situatie in Culemborg en in deze gezinnen kent: ik denk niet dat er heel veel te halen valt uit de portemonnee van deze jongeren. Het lijkt me dus niet heel erg effectief.

Ik wil terugkomen op een ander punt. De heer Çörüz heeft het over aanpakken, problemen oplossen bij de oorzaak en een tweesporenbeleid. Dat is prachtig; ik krijg er bijna tranen van in mijn ogen! Mijn vraag is echter hoe het dan kan dat onder het CDA, dat jarenlang in het kabinet heeft gezeten, er toch agenten zijn verdwenen. Hoe kan het dat in deze buurt in Culemborg, hel concreet, de politie-inzet, de formatie, is versmald en er een politiepost is verdwenen?

De heer Çörüz (CDA):

Als mevrouw Karabulut het voorgaande debat had meegemaakt, had zij geweten dat ik de cijfers heb gegeven. Van 2002 tot 2009 is het aantal agenten van zo'n 49.000 naar 53.000 gegaan. Het aantal agenten is alleen maar toegenomen. Ik weet dus niet waar zij haar getallen haalt. Dit zijn overigens niet mijn getallen. Het RTL-nieuws, een neutrale bron, kwam een paar maanden aanzetten met het nieuws dat er 7000 agenten meer zijn. Hoe komt mevrouw Karabulut er dus bij dat er minder agenten bij zijn gekomen? Dat verhaal klopt helemaal niet!

Mevrouw Karabulut (SP):

Als de heer Çörüz zijn hoofd in het zand blijft steken, komt hij met dit antwoord. Ga nu eens in op mijn vraag, mijnheer Çörüz. In Gouda maar ook in Culemborg zijn er gewoon agenten verdwenen. Politieposten in de buurt, waar agenten die jongens konden volgen, zijn verdwenen. Dat is allemaal gebeurd onder leiding van het CDA.

De heer Çörüz (CDA):

Onder leiding van het CDA is vanaf 2002 het aantal "blauwen" alleen maar toegenomen. Ik steek mijn kop niet in het zand. Dat zijn gewoon de feiten en de statistieken waar mevrouw Karabulut ook eens naar moet kijken. Zij zoekt de oplossing opnieuw alleen in meer geld. Dat weten we. Maar het is niet alleen een kwestie van blauw. Het is met name een kwestie van verantwoordelijkheid nemen voor de jeugdigen, want die worden niet van vandaag op morgen crimineel of overlastgever. Daar gaat meestal een tijd aan vooraf.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Hartelijk dank voor de gelegenheid om te reageren op de opmerkingen die zijn gemaakt over gebeurtenissen die inderdaad alweer vijf maanden achter ons liggen en over op wat daarop is gevolgd.

Ik wil allereerst waardering uitspreken voor degenen die zich hebben ingezet in Culemborg, bij de gemeente, bij de politie en bij de justitie, om in deze situatie verandering te brengen, om verder te kijken dan de ernstige gebeurtenissen die zich toen hebben voorgedaan en zich te verdiepen in achtergronden en in wat er structureel moet gebeuren. Gerichtheid op de langere termijn is vereist.

Voor Terweijde is een plan van aanpak gemaakt dat een aantal sporen volgt. Het eerste spoor is gericht op het terugdringen van overlast en het niet accepteren van normoverschrijdend gedrag. Het tweede spoor is gericht op individuele problemen, zoals gebrekkige opvoeding, financiële problemen en langdurige werkloosheid. Dat zijn voor een deel zaken die alleen op lange termijn effect hebben, maar die moeten gebeuren. Het gaat ook om wat er gebeurt bij gedragsproblemen die zich in het onderwijs manifesteren en wat dan de rol kan zijn van speciaal onderwijs. Dat betreft het zo vroeg mogelijk erbij zijn als zich problemen aandienen. Dus: voorkomen als devies, ook soms bij kinderen nog onder de twaalf jaar. Daarom, en de Kamer weet dat van mij, vind ik het belangrijk dat een goed en gericht beleid wordt gevoerd voor kinderen onder de minimumleeftijd voor strafrecht; de 12-minners, zoals we ze zijn gaan noemen.

De sociale samenhang in de wijk verbeteren, inclusief een zinvolle tijdsbesteding, is het derde spoor. Het vierde spoor, en dat is iets wat ook het werkterrein raakt van mijn collega voor Wonen, Wijken en Integratie, betreft het actief betrekken van de bewoners bij de planvorming en de uitwerking van de plannen. Die benadering legt een verbinding tussen wijkenbeleid en preventie.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dat vierde spoor spreekt me zeer aan. Tegelijkertijd hoor ik uit open steden, waar we het ook vandaag weer over hebben gehad, dat juist die bewonersparticipatie zeer te wensen over laat.

Minister Hirsch Ballin:

Zoals gezegd, dat is iets waar mijn collega voor WWI ongetwijfeld graag op zal ingaan. Maar ik wil graag van mijn kant ook melden dat wij de ervaring hebben dat alle betrokkenen – gemeente, politie, justitie – hun verantwoordelijkheid nemen.

Daarvoor is ook nog vanuit het ministerie van BZK, samen met de collega voor WWI, een praktijkteam ingezet met expertise, ook van buiten de overheid. Ik noem ook – de heer Çörüz heeft daar terecht de aandacht op gevestigd – het belang van de veiligheidshuizen, waarvan we vorig jaar een landelijk dekkend netwerk hebben gerealiseerd, conform het beleid dat aan het begin van de kabinetsperiode was uitgezet. Daar kan zeer concreet, dus echt in een bespreking per probleemgeval, worden bepaald wat er moet gebeuren met mensen die problemen veroorzaken. Er heeft dus een ontschotting plaatsgevonden. We weten dat dit op veel plaatsen tot effectieve resultaten heeft geleid.

Naar aanleiding van de vragen van de heer Çörüz: op 9 december 2012 is het veiligheidshuis Rivierenland geopend. Daar valt ook Culemborg onder. Er zijn in het veiligheidshuis casusoverleggen gestart, gericht op meer dan 70 gezinnen met meervoudige problematiek; een persoonsgerichte aanpak met aandacht voor het gezinssysteem. Culemborg heeft extra geld gekregen voor de aanpak van de overlast. Mijn collega zal ingaan op de 1 mln. die hij voor Culemborg beschikbaar heeft gesteld. Verder krijgt Culemborg uit de Van Montfrans- en leefbaarheidsmiddelen nog extra bedragen van twee maal (2010 en 2011) tegen de € 200.000. Daarnaast zijn er de middelen voor straatcoaches. In de jaren 2010-2012 betekent dat in totaal € 390.000.

Culemborg is ook opgenomen in het samenwerkingsverband aanpak Marokkaans-Nederlandse risicojongeren. Collega Van Middelkoop en ik hebben daarover vorige week overleg gevoerd met de betrokken gemeentebesturen. Op dit moment zien wij een stabilisering. Dat betekent niet dat alles gedaan is, om elk misverstand te voorkomen. Dit vergt langdurig volgehouden aandacht. Daarbij is zeker van belang de nieuwe wetgeving, die nu bij de Eerste Kamer in behandeling is. Ik hoop zeer – de heer Teeven vroeg hiernaar – dat het wetsvoorstel ter bestrijding van overlast met inbegrip van vormen van voetbalvandalisme en de maatregelen die daarin voorzien zijn volgende week door de Eerste Kamer zal worden aanvaard. De heer Teeven vraagt het nu aan mij, maar hij heeft daarover ongetwijfeld ook contacten met zijn zusterfractie in de Eerste Kamer. Ik hoop zeer dat dit wetsvoorstel ook daar, evenals in deze Kamer het geval was, brede steun zal krijgen. Ik zal daarover volgende week met uw collega's in de Eerste Kamer spreken.

Daarmee kom ik op het arrest van de Hoge Raad, waarnaar de heer Çörüz vroeg, over het samenscholingsverbod in Utrecht. Ik heb dat arrest nog niet kunnen bestuderen. Het heeft mij net als nieuwsbericht bereikt. Het laat eigenlijk zien hoe belangrijk het is dat die wetgeving, waar ook de heer Teeven naar vroeg, spoedig tot stand komt.

De heer Fritsma heeft gevraagd waarom dit allemaal pas op gang is gekomen naar aanleiding van deze rellen. Door de politie is een regionaal draaiboek voor de jaarwisseling gemaakt voor de regio Gelderland-Zuid. Dit is allemaal besproken in de districtelijke driehoek met de Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden. Dat heeft geleid tot het plaatsen van camera's, maar ook tot de aanwijzing door de burgemeester van Terweijde als veiligheidsrisicogebied. Nogmaals, dat maakt het belang van de wetgeving waarover ik zojuist sprak duidelijk. Er is dus wel degelijk geleerd uit eerdere ervaringen. Mijn bedoeling is, de Kamer duidelijk te maken dat er veel is gedaan naar aanleiding van wat er is gebleken. Wij zeggen nu niet dat het klaar, afgewerkt is. Het vergt voortgezette aandacht.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Op het moment dat de ongeregeldheden zich voordoen, wordt iedereen wakker. De uitdaging is nu dat wij niet meer van incident naar incident hobbelen, maar dat er proactief wordt gekeken in welke wijken de potentiële problemen zitten en welke aanpak nodig is om het vuur, de vlam in de pan te voorkomen.

Minister Hirsch Ballin:

Ik ben dat zeer met mevrouw Kuiken eens. Wij hebben daarover de afgelopen jaren vaker van gedachten gewisseld. Mevrouw Kuiken en ik hebben vele malen gedeeld dat een van de redenen waarom de aanpak in de veiligheidshuizen zo belangrijk is, is dat je in een vroeg stadium zicht krijgt op degenen die de problemen veroorzaken. Op eerste meldingen, ook ten aanzien van 12-minners, een punt van aandacht van mevrouw Kuiken, moet gereageerd worden op het moment dat de eerste tekenen van een mogelijk ernstiger, meervoudig probleem zichtbaar worden.

De heer Fritsma, mevrouw Karabulut en de heer Teeven hebben gevraagd naar de opsporing en vervolging van daders. Op 3 januari zijn twee aanhoudingen verricht. Die hielden overigens geen verband met het incident met de auto. Er zijn groepen uit de Marokkaanse en Molukse origine uit omliggende plaatsen naar Culemborg gekomen. Daarna was er het patroon van vernielingen van woningen, auto's, enzovoort. Er zijn sinds 1 januari 2010 in totaal 41 aanhoudingen verricht. Die betreffen er negen in het kader van opsporingen en 32 in het kader van openbareordedelicten. Van die 41 aanhoudingen worden er negentien verdachten vervolgt. Achttien zijn inmiddels op de zitting geweest. Er zijn dertien veroordelingen uitgesproken. In drie zaken is de behandeling aangehouden. In één zaak is de dagvaarding nietig verklaard. In één zaak heeft alleen nog een regiezitting plaatsgevonden, de inhoudelijke behandeling daarvan volgt nog. Acht verdachten hebben een transactie aangeboden gekregen. Dertien zaken zijn geseponeerd. Eén zaak moet nog worden beoordeeld. Over de negen zware zaken kan ik melden dat van de vijf Marokkaanse Nederlanders die zijn aangehouden vanwege het met de auto inrijden op hun Molukse medeburgers, in de zaak tegen de bestuurder op 14 april een regiezitting door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden. De inhoudelijke behandeling moet nog plaatsvinden. Tegen de andere inzittenden was onvoldoende bewijs voor medeplegen. Dat heeft tot een sepot geleid. De twee Molukse burgers die de in het feit hiervoor beschreven twee Marokkaanse inzittenden hebben mishandeld zijn door de meervoudige kamer veroordeeld tot vrijheidsstraffen, net als de andere twee Molukkers die de Marokkaanse eigenaar van de auto hebben mishandeld waarbij ze eerst een ruit hebben vernield van de auto. Voorzitter, ik hoop hiermee naar aanleiding van de vraag wat er strafrechtelijk met hen is gedaan aan mijn inlichtingenplicht te hebben voldaan in een, naar ik meen, tamelijk ongewone detaillering.

Dan kom ik op de vraag van de heer Fritsma naar de aangiftebereidheid. Dat is zeker een vraag van belang. Zoals mevrouw Kuiken net aangaf, is het belangrijk om tijdig te reageren op aanwijzingen dat er iets ontregelt en op voortekenen die duiden op iets wat veel ernstiger kan worden. De gemeente heeft in samenwerking met de politie huis aan huis informatie verspreid over de mogelijkheden om anoniem aangifte te doen als men zich onveilig voelt. Ik heb nog geen evaluatie van hoe dat werkt, maar er zijn wel degelijk dingen op gang gekomen.

Mevrouw Karabulut had het over de wijkagenten. Dat begrijp ik. Ze zei dat zij meer de buurt in moeten. Ja, dat is de taak van de wijkagent. De wijkagent moet de buurt in of de buurtagent moet de wijk in; het is maar hoe je het bekijkt. Dat ligt voor de hand. Ik denk dat mevrouw Karabulut bedoelde dat er minder bureauwerk in moet zitten. Ik kijk haar even aan of ze dat inderdaad bedoelde.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb een aantal vragen gesteld en die waren duidelijker dan de minister ze nu omschrijft, maar ik wil ze met alle liefde herhalen.

Het eerste punt betrof het feit dat er een politiepost was. Die was weliswaar tijdelijk, maar is dus verdwenen. Drie op de vier buurtagenten in Culemborg zegt dat politieposten in de buurt de veiligheid kunnen verbeteren. Mijn vraag aan de minister was wat hij daarvan vindt en of wij ervoor gaan zorgen dat er weer een politiepost in de buurt komt. Het politiebureau ligt drie kilometer buiten de wijk en 's nachts is er niemand.

Het tweede punt was dat zes op de zeven wijkagenten uit Culemborg vindt dat ze te weinig tijd hebben om hun werk te doen. Daar kan de minister wel een klein beetje grappig over doen, en wij kunnen zeggen dat wij dat allang weten, maar toch is dat nog steeds de praktijk. En dat kan niet, zeker niet in een buurt waar zo ontzettend veel problemen zijn.

Mijn derde vraag geldt meer in het algemeen. Ik ben blij dat de minister zegt dat er meer sporen bewandeld moeten worden. Wij moeten voorkomen en opleidingen en kansen zijn heel belangrijk. Daarnaast moeten wij straffen. Daarvoor heeft de minister samen met de minister voor WWI veel middelen vrijgemaakt. Natuurlijk moeten wij investeren in mensen en buurten, maar mag ik dan van hem vragen wat zijn doelen zijn voor de komende jaren? Waar staan wij over twee à drie jaar met Culemborg?

Minister Hirsch Ballin:

De laatste vraag van mevrouw Karabulut is eigenlijk de meest verreikende en in zekere zin de allerbelangrijkste. Die vraag heeft veel te maken met het punt dat ik net aansneed toen ik reageerde op mevrouw Kuiken en de heer Çörüz over de jeugdproblemen en de veiligheidshuizen. Wij moeten niet alleen in Culemborg, maar in het hele land een situatie realiseren waarin vroeg wordt gereageerd op overlast en op crimineel gedrag, op de beginpunten van wat vaak een criminele carrière wordt. Die werkwijze is inmiddels tot toepassing gekomen in de veiligheidshuizen, die er al langer zijn. Ik heb samen met mijn toenmalige collega staatssecretaris Albayrak in deze kabinetsperiode het landelijk dekkend netwerk van veiligheidshuizen gerealiseerd, dat een grotere dichtheid heeft dan bijvoorbeeld de politieregio's. Ik had het net al over het veiligheidshuis Rivierenland. Ze staan dichterbij de lokale situatie en de lokale problemen. In Culemborg zijn er bijvoorbeeld 70 probleemgezinnen. Daarop moet eerder en doeltreffend worden gereageerd. Deze werkwijze, die in de reeds langer werkzame veiligheidshuizen tot toepassing is gekomen, leidt ook tot resultaten. Wij hebben bijvoorbeeld bij geweldscriminaliteit gezien dat de dadergerichte aanpak zeer werkzaam is. Wij willen de zorg en preventie verbinden met de bestraffing en de reacties die nodig zijn.

De vraag is welke rol wijkagenten daarin kunnen spelen. Zij hebben een buitengewoon belangrijke signalerende functie. De wijkagent is in feite een specialisme binnen de lokale basispolitiezorg. Ik heb net met de heer Van Raak, fractiegenoot van mevrouw Karabulut, van gedachten gewisseld over de politie, de tijdsbesteding van de politie en dergelijke. Natuurlijk moet alles daarin wat overhead is worden teruggedrongen, zodat een groter deel van de politiebudgetten beschikbaar komt voor de operationele taken, waaronder surveillance in de wijk.

Ik weet dat er vragen zijn over de wijkpost, een gebouw. Ik kan goed begrijpen dat mensen het prettig vinden, als die zichtbare nabijheid er is. Ik heb in het vorige debat al gezegd dat ik heel goed zie dat er in de voorbereiding van de nieuwe kabinetsperiode gesproken zal moeten worden over veranderingen, mogelijk ook ingrijpende veranderingen, in het organisatiepatroon van de politie. Maar ik denk niet dat wij de pretentie moeten hebben dat wij hier in Den Haag van regeringszijde gaan beslissen of er op een bepaalde plaats in Culemborg een wijkpost is. Dan doen wij echt afbreuk aan datgene wat door de lokale driehoek in de lokale verantwoordelijkheid moet worden besproken. Dat kan in de gemeenteraad van Culemborg aan de orde komen en dat moet de burgemeester van Culemborg bespreken in de lokale driehoek. Het zou mij echt te ver gaan om hier te bepalen waar wijkposten moeten zijn.

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister stelt mij echt enorm teleur. Natuurlijk gaan wij hier niet voor ieder puntje van Nederland uitstippelen hoeveel agenten er waar komen en welke politieposten er moeten komen. Maar dit gaat om meer dan alleen Culemborg; dit gaat ook om Gouda. Daar was precies hetzelfde aan de hand. Hier gaat het erom dat er structureel is bezuinigd op de politie, dat de gemeenten vervolgens minder politie-inzet hebben en dat er politieposten verdwijnen. Het is wel degelijk onze verantwoordelijkheid om dat goed te regelen. Als de minister zegt dat hij problemen structureel wil oplossen, dat hij af wil van het alleen maar brandjes blussen en dat hij branden wil voorkomen, is hij mijn grootste vriend. Maar dan moeten wij wel de concrete stappen daartoe zetten. Ik wil heel graag van hem horen dat er juist in dit soort buurten agenten moeten komen.

Ik heb de minister gevraagd wat zijn doelstelling is met het geld dat wij nu hebben vrijgemaakt voor Culemborg. Wat gaan wij over twee, drie jaar daarvan zien? Hoeveel minder criminelen zijn er, hoeveel jongeren zijn er aan een baan geholpen, hoeveel buurtagenten hebben wij? Dan zouden wij misschien die politiepost kunnen regelen.

Minister Hirsch Ballin:

Ik heb net aan mevrouw Karabulut het grondigste antwoord gegeven dat zij zich kan wensen. Ik ben ingegaan op de hele methodiek van de aanpak hiervan. Wij zijn hier niet in de gemeenteraad van Culemborg. Ik vind het buitengewoon belangrijk wat er in Culemborg is gebeurd en ik heb u schriftelijk en bij deze gelegenheid ook graag mondeling van antwoord gediend. Maar ik wil heel graag mevrouw Karabulut en anderen in de Kamer van antwoord dienen over de methodiek die wij hanteren. Dat moet ook voor Culemborg betekenis krijgen. Ik heb net melding gemaakt van de 70 multiprobleemgezinnen die daar worden aangetroffen. Ik zal u uitleggen welke werkwijze wij hanteren om een en ander te bereiken.

Ik heb overigens ook al aangegeven wat ik al heb bereikt op het punt van het veiligheidshuis en de nabijheid daarvan door het landelijk dekkend netwerk. In het vorige debat, waarin de fractiegenoot van mevrouw Karabulut het woord voerde, hebben we het gehad over de inzet van de politiecapaciteit en dergelijke. Wat ik nog wil bereiken is klip-en-klaar. Ik wil bereiken dat zulke probleemgezinnen niet pas in het vizier komen wanneer zich ernstige problemen voordoen van het type dat zich in januari 2010 voordeed. Ze moeten heel veel eerder in het vizier komen, zodat preventief kan worden opgetreden. Dat wil ik bereiken. Ik heb mevrouw Karabulut al van antwoord gediend over de aanpak die ons voor ogen staat. Daarbij is een extra impuls voor Culemborg inbegrepen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb nog steeds geen antwoord, maar mag ik in ieder geval een antwoord op de vraag welke doelen u hebt met de middelen die u hebt vrijgemaakt voor Culemborg? Kunnen wij die doelstellingen krijgen?

Minister Hirsch Ballin:

Ik ga hier niet voorschrijven wat de regionale driehoek dient te doen, maar ik herhaal graag nog eens mijn antwoord aan mevrouw Karabulut. Ik zei net al dat er een situatie is waarin deze regionale driehoek en alle regionale driehoeken in het land tijdig zullen kunnen reageren op probleemgezinnen en op situaties die zich aan hen voordoen. Bij het begin van deze kabinetsperiode heb ik landelijk gespecificeerde doelstellingen van ons kabinetsbeleid gegeven. Ik ga die nu niet per gemeente geven, zelfs niet voor een gemeente als Culemborg, waar zich deze problemen hebben voorgedaan.

De heer Fritsma (PVV):

De minister gaf net aan dat aangiftebereidheid een relevant punt is. Ik wil graag weten wat de rol van de politie daarin is. Is het waar dat de politie in Culemborg op enig moment mensen heeft ontmoedigd om aangifte te doen? Als dat zo is, is er bij die politie toch een raar cultuurprobleem. Ik doel hierbij specifiek op verslagen die ik in de media heb gelezen over het vijftienjarige meisje dat slachtoffer was van die aanslag met die auto. Zij kreeg een steen door de ruiten. Klopt het dat gezegd is: doe maar geen aangifte in verband met je veiligheid? Of is het in andere gevallen meegedeeld? Nogmaals: heeft de politie het doen van aangifte op enig moment ontmoedigd? Als dat zo is, is er namelijk iets goed mis.

Minister Hirsch Ballin:

Zoiets is mij niet gemeld. Ik kan dit dus niet bevestigen, maar als de heer Fritsma concrete aanwijzingen heeft dat zoiets zich zou hebben voorgedaan, hoor ik dat buiten de vergadering graag met de grootst mogelijke precisie van hem. Uiteraard heeft de politie niet tot taak om aangiften te ontmoedigen, maar om ze op te nemen. Bovendien dient zij een oplossing te vinden voor eventuele zorgen over de persoonlijke veiligheid van de aangever.

De heer Fritsma (PVV):

Die signalen waren er. Er waren namelijk verslagen dat dit aan de hand zou zijn ten aanzien van dat vijftienjarige meisje. Zou de minister dat kunnen nagaan en eventueel in een later stadium kunnen terugkoppelen? Ik vind het namelijk belangrijk om te bekijken wat hier precies aan de hand is.

Minister Hirsch Ballin:

Ik herhaal mijn verzoek aan de heer Fritsma. Hij heeft het over "signalen", maar dat is in dit verband een beetje een moeilijk hanteerbaar begrip. Als hij preciezere aanwijzingen heeft dan hij nu uitspreekt, stel ik het op prijs als hij die wil geven. Als de bescherming van persoonlijke contacten vereist dat dit in een rechtstreeks contact geschiedt, hoor ik dat graag van de heer Fritsma. Ik heb duidelijk aangegeven wat de reactie van de politie moet zijn ten aanzien van aangevers die zich bedreigd voelen.

De heer Fritsma (PVV):

Ik kom hier eventueel later op terug.

Minister Hirsch Ballin:

De heer Teeven heeft een vraag gesteld over de aanbeveling. Er is in Culemborg een integrale persoonsgerichte aanpak gestart. Ik wees al op de aandacht die er moet zijn voor gezinsproblemen, of gezinssystemen, zoals de hulpverleners het noemen. Ook wees ik reeds op de inzet van straatcoaches in het belang van het casusoverleg en het veiligheidsoverleg.

Mevrouw Karabulut heeft gevraagd naar drugshandel in de wijk. In het verleden zijn vier grote onderzoeken verricht naar drugshandel. Het OM zet dan ook fors in op deze delicten. Mevrouw Kuiken stelde een vraag over de uithuisplaatsing van gezinnen. Uithuisplaatsing bij ernstige overlast is een van de maatregelen die de gemeente Culemborg bereid is te nemen. Vandaar het belang van nieuwe wetgeving op dit terrein. Mevrouw Karabulut heeft gevraagd naar de bescherming van de Culemborgse die getuige had willen zijn. Daags na de verspreiding van de pamfletten op 28 april is contact geweest met deze vrouw, wat heeft geleid tot beoordelingen van dreiging, en van de noodzaak om veiligheidsmaatregelen te nemen. Periodiek wordt dat opnieuw beoordeeld. Over de inhoud daarvan moet ik uiteraard grote terughoudendheid betrachten.

Mevrouw Kuiken vroeg naar de recidive en de mogelijkheid om mensen opnieuw vast te zetten. Ik wijs op de mogelijkheden die de voorwaardelijke bestraffing en de voorwaardelijke invrijheidstelling bieden. Daarbij kunnen verschillende soorten voorwaarden worden gesteld, zoals gedragstraining, maar ook straatverbod, contactverbod, alcoholverbod, meldingsplicht, schadevergoeding, storting in het Schadefonds, reclasseringstoezicht en uiteraard ook andere gedragsaanwijzingen.

De heer Çörüz stelde een vraag over de verhuiskosten. Op dit moment heb ik daarvan geen voorbeelden. Ik denk dat daaraan civielrechtelijk gezien een aantal haken en ogen vastzit. Maar ik zal de gedachte graag op me laten inwerken. Wellicht zijn er gemeenten die bij wijze van tegemoetkoming verhuiskosten of een deel daarvan vergoeden aan slachtoffers. Ik denk dat het een goede zaak is om dat in het komend overleg met de betrokken gemeente(n) aan de orde te stellen. Ik dank de heer Çörüz voor zijn suggestie op dit punt.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Als mensen in beroep gaan en in afwachting van het hoger beroep de straat weer opgaan, kan de rechter dat dan tegenhouden? Hoe staat u daarin?

Minister Hirsch Ballin:

De vraag is vooral hoe de rechter daarin staat. In een van de gevallen waarop u doelt heeft de rechter niet de opvatting van het OM gevolgd. Overeenkomstig de uitgangspunten van ons staatsbestel is dat aan de rechter ter beslissing, rekening houdend met wat het OM aan overwegingen naar voren brengt.

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. In aanvulling op mijn collega, de minister van BZK en van Justitie, van mijn kant nog het volgende. We zien inderdaad terug op gebeurtenissen in en na de nieuwjaarsnacht in Culemborg. We zijn inmiddels een half jaar verder maar, zeg ik met de heer Fritsma: het is wel een uitbarsting geweest met een voorgeschiedenis, die dus niet helemaal uit de lucht kwam vallen. Laten we het daarbij laten. Als de heer Teeven ook nog het voornemen heeft om de inval van de Noormannen te agenderen, hoop ik dat hij niet mij naar de Kamer haalt, maar de minister van Defensie.

Door mijn ambtsvoorganger voor WWI, de heer Van der Laan, is naar aanleiding van de incidenten intensief overleg gevoerd over de situatie in Culemborg met de burgemeester, met collega-ministers, met FORUM, en ook met de partners in het Landelijk Overleg Minderheden. Daarnaast is overleg gevoerd met het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders en met het Platform voor Molukkers BUAT. Daaruit valt een aantal conclusies te trekken. In de eerste plaats ging het om een ruzie tussen jongeren en een klein aantal families in een kansarme wijk. Hun herkomst is niet zozeer de oorzaak van het conflict, het is een lokale aangelegenheid die ook lokaal moet worden opgelost, wat nog lastig genoeg is. De aanpak loopt langs het justitiële spoor waarover mijn college het nodige heeft gezegd, en waarbij het ook gaat om het herstel van vertrouwen tussen de bevolkingsgroepen in de wijk. Daar ligt geen primaire verantwoordelijkheid van het Rijk. Wel voelen en weten wij ons betrokken – wij uiten dat ook – bij de lokale problematiek. Er zijn heel veel lokale actoren die daarbij wel een rol willen spelen. Ik noemde het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders al, waarvan ook Culemborg deel uitmaakt, en BUAT, organisaties die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het in staat stellen van de lokale gemeenschap het conflict snel te de-escaleren. Ook FORUM heeft op de achtergrond veel gedaan, met name door kennis en expertise aan de gemeente beschikbaar te stellen. Tegen mevrouw Kuiken kan ik zeggen dat het interventieteam daar ook daadwerkelijk is ingezet en dus datgene heeft gedaan waarvoor het ooit in het leven is geroepen.

Het is ook belangrijk om er nog eens op te wijzen dat de bewoners van de wijk Terweijde direct na de incidenten in actie zijn gekomen. Ongeveer 200 bewoners van die wijk hebben de week na de incidenten een verzoeningstocht gelopen. Daarna zijn zij met initiatieven gekomen om de veiligheid op straat te waarborgen. Het is natuurlijk allereerst aan het lokaal bestuur om daarbij aansluiting te vinden. Dat is ook gebeurd, maar het is goed om dat nog eens met waardering uit te spreken. Ik heb groot respect voor wat de bewoners van Terweijde en alle betrokken Culemborgers hebben gepresteerd, want het zijn geen gemakkelijke problemen waarmee zij zijn geconfronteerd.

Wij moeten wel beseffen dat de problemen nog niet zijn opgelost. Dit was een uitbarsting, maar de aanpak heeft de problemen nog niet definitief opgelost. Wat nodig is, is een integrale aanpak met een lange adem om van de wijk Terweijde weer een vitale en leefbare wijk te maken, waar alle jongeren weer het gevoel hebben dat ze meedoen in de samenleving. In de integratiebrief die destijds door mijn voorganger is geschreven, is aangegeven hoe dat moet: aan de ene kant grenzen stellen en aan de andere kant ook perspectief bieden. Wij kunnen, zoals de heer Fritsma doet – dat is niet voor het eerst dat ik dat van hem hoor – de massa-immigratie wegwensen, maar dat neemt de actuele verantwoordelijkheid niet weg, zeker niet die van het lokaal bestuur.

In Culemborg heeft men last gehad – dat is een understatement – van risicojongeren in een kansarme wijk. Zij hebben voor overlast gezorgd. Er was weinig voor nodig om met elkaar in conflict te komen. Het gaat om jongeren die op straat hangen en strijden om wie de baas is op straat. Deels gaat het om jongeren van Marokkaanse komaf en deels om jongeren van Molukse komaf, zoals de heer Çörüz zorgvuldigheidshalve memoreerde. Het zijn groepen die cultureel gekenmerkt worden door een sterk eergevoel, een neiging om snel fysiek te reageren op problemen en een sterke groepsbinding. De heer Çörüz wees daar ook op.

De leefbaarheid in Terweijde is niet goed en is de afgelopen jaren achteruitgegaan. Jonge middenklassers zijn weggetrokken en de laagopgeleide, kansarme bewoners bleven achter. Het is belangrijk om ook in Terweijde snel tot investeringen te komen. Dat wil de gemeenten Culemborg ook. Culemborg is dan ook een van de gemeenten die een aanvraag hebben ingediend voor geld voor de zogenaamde 40-pluswijken. Zeer recent, bij besluit van 2 juni jongstleden, heeft Culemborg van mij een bedrag van 1 mln. gekregen voor een aanpak die gericht is op het verbeteren van de leefbaarheid van die wijk. Voordat ik dat geld kon geven, moest Culemborg wel een plan van aanpak indienen dat op alle relevante aspecten geloofwaardig was, want wij geven dat geld niet zomaar. Culemborg heeft zijn verantwoordelijkheid genomen. Ik ben blij dat dat geld beschikbaar kon worden gesteld.

Er zijn wel degelijk problemen met Marokkaans-Nederlandse jongeren in Culemborg. Het gaat om zo'n 50 jongeren, die overigens voldoende overlast kunnen veroorzaken, zeg ik tegen mevrouw Karabulut. Het zijn vaak ook jongeren met een criminele inslag. Dat is echter nog geen reden om ze straatterroristen te noemen. Als de heer Fritsma van mij wil horen – ik ga nu even terug naar mijn eerste ministerspost – wat terroristen zijn, wil ik hem dat graag uitleggen, maar ik zou iets zuiniger zijn met die taal als het gaat om jongeren die over de grens gaan.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil nog even terugkomen op het vorige punt. Ik had het daar zojuist met de minister van Justitie ook al over. Er is een plan van aanpak ingediend en er is een budget van 1 mln. overgemaakt aan de gemeente Culemborg. De minister kan mij vast wel vertellen waarvoor dat geld is bestemd en wat de resultaten over een aantal jaren zullen zijn.

Minister Van Middelkoop:

Ik voel mij zeer gevleid dat mevrouw Karabulut mij zo'n grote gave van voorspellen en profetie toedicht. Het lijkt mij echter lastig om een voorspelling te doen van wat er over een aantal jaren zal zijn bereikt. Ik kan wel zeggen wat de beleidsinzet is. Die sluit aan bij wat de gemeente Culemborg zelf heeft geïdentificeerd. De heer Çörüz had het al over het zoetzure spoor. Ik wil het nog even preciseren. Bij het plan van aanpak hoort het betrekken van zo veel mogelijk de bewoners van de wijk bij de planvorming van en voor de wijk. Het zure spoor heeft als doel om de overlast in de wijk terug te dringen. Er is ook nog een zorgspoor – dit is de taal uit het plan van aanpak van de gemeente Culemborg – met als doel om op individueel niveau problemen te signaleren en te helpen oplossen. Daarbij praten wij over de gekende achterstanden zoals we die in veel gebieden kennen, namelijk opvoedingsproblemen, communicatieproblemen, slecht ontwikkelde vaardigheden, financiële problemen, enzovoorts. Dan is er ook nog een spoor om de sociale samenhang van de wijk te verbeteren en ten slotte is er het zogenaamde woonspoor, waarbij ernaar gestreefd wordt om de wijk in zijn architectonische structuur en compositie gedifferentieerder en aantrekkelijker te maken. Zo is het ingediend door de gemeente Culemborg, naast veel andere gemeenten. De commissie, die mij daarover heeft geadviseerd, was erg enthousiast over hetgeen Culemborg heeft voorgesteld. Op grond daarvan heb ik het besluit genomen om, naast vele andere gemeenten, Culemborg aan te merken voor 1 mln. extra.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit klinkt allemaal goed, maar ik wil een stapje verder gaan. Bij deze onderdelen gaat het steeds over de vraag wat er moet gebeuren en waarop inzet moet worden gepleegd. Als je een beleidsinzet hebt, kun je met elkaar afspreken waartoe dat dan moet leiden. Dat is geen voorspellen. Hoeveel jongeren zitten er straks daadwerkelijk op school of hebben een baan? Hoeveel is de overlast afgenomen? Ik vraag dat van de minister, omdat ervaringen uit het verleden leren dat dit soort tijdelijke projectgelden anders misschien een tijdje goed werkt, maar daarna weer verdampt. Dat zouden wij met elkaar niet moeten willen.

Minister Van Middelkoop:

Ik heb niet zoveel behoefte om mevrouw Karabulut op dit punt tegen te spreken, maar zou het niet goed zijn om hier met elkaar, op het Binnenhof, enig vertrouwen uit te spreken in de gemeenteraad en de gemeente Culemborg? Als één gemeente weet wat het betekent om zoveel narigheid binnen de eigen grenzen te hebben, is het die gemeente wel. Ik herken in dat plan van aanpak een geëngageerde gemeente die weet waarover het gaat. Het is voor haar geen academische aangelegenheid. Laten wij ook het vertrouwen uitspreken in de gemeenteraad, die ongetwijfeld ook verantwoording zal vragen wat de besteding van de gelden voor Culemborg betreft.

De heer Fritsma (PVV):

De minister nam net afstand van de term "straatterreur". Ik vraag hem om dat juist niet te doen, omdat het zo wordt ervaren door de bewoners in Culemborg. Als je een auto op je af krijgt, als je stenen door de ramen krijgt, als je constant te maken hebt met bespugingen en berovingen, wordt dat terecht ervaren als terreur. Ik vraag de minister om dat gevoel te erkennen.

Minister Van Middelkoop:

Ik heb geen behoefte om met de heer Fritsma in debat te gaan over het onaangename karakter van dat soort handelingen. Dat kan inderdaad zeer intimiderend zijn. De heer Fritsma sprak echter voortdurend over "straatterroristen". Dan zeg ik: wees een beetje zuinig met de taal. Als wij in dit land daadwerkelijk te maken krijgen met terroristen, hebben wij met een ander type problemen te maken dan waar de gemeente Culemborg mee te maken had, hoe serieus die problemen ook zijn; laat daar geen misverstand over bestaan.

De heer Fritsma (PVV):

Het zijn straatterroristen, want het wangedrag, de criminaliteit en de agressie van deze vaak Marokkaanse jongeren zijn met geen pen te beschrijven. Ik heb hier overigens nog een vervolgvraag op. Het verbaast mij dat de minister net zei dat het niet zozeer de herkomst is, maar de lokale context. Minister, het is geen toeval dat het overal Marokkanen zijn die de boel op stelten zetten. Het zijn geen Cubanen of Canadezen. Dat moet de minister ook erkennen. Vervolgens moet de minister erkennen dat deze problemen niet los zijn te zien van massa-immigratie, want die conclusie ontweek de minister ook. Ik wil dus graag een klip-en-klaar antwoord van de minister op de vraag of hij erkent dat problemen zoals deze in rechtstreeks verband staan met de voortgaande massa-immigratie.

Minister Van Middelkoop:

Dat is echt een redenering van "grote stappen, snel thuis". Er zijn in ons land een heleboel gemeenschappen, dorpen en steden waar mensen wonen als gevolg van – nu citeer ik even de heer Fritsma, want ik vind dat een veel te groot woord – die "massa-immigratie", waar mensen goed met elkaar samenleven en waar die problemen niet bestaan. De heer Fritsma zal dus met mij ook de lokale omstandigheden en geschiedenis in ogenschouw moeten nemen. Daarnaast zijn er – en dit was de volgende zin van mijn betoog – ook Molukse jongeren die mede debet zijn aan de escalatie. Ik ken de voorkeur van de heer Fritsma om naar de Marokkaanse jongeren te wijzen. Zijn analyse zou echter iets breder moeten zijn, want het gaat om verschillende groepen van verschillende komaf. Dit zij erkend, maar dat maakt het probleem er niet minder op. Wij weten niet precies wie er begonnen is. Dat is ook niet zo belangrijk. Het gaat erom dat dit een keer ophoudt.

De gemeente, de bewoners en de betrokken gemeenschappen zijn volop bezig. Wij constateren dit met dankbaarheid en waardering. Het doel is het voorkomen van een herhaling en ook om op de langere termijn de leefbaarheid in de wijk te verbeteren. De inzet van de Marokkaanse en Molukse gemeenschap in Culemborg is daarbij zeer belangrijk. Dit beseft men in Culemborg echter als geen ander.

Tegen de heer Çörüz zeg ik dat het inderdaad cruciaal is om daar ook in het bijzonder de ouders bij te betrekken. De problematiek is namelijk voor een deel een jongerenproblematiek. Naar een ander segment uit mijn portefeuille kijkend, ben ik ervan overtuigd dat inburgering ook een belangrijke bijdrage kan leveren tot het voorkomen van dit soort problemen. Ik ga hierbij uit van de veronderstelling dat wie goed ingeburgerd is, eerder geneigd zal zijn om te streven naar een gepacificeerde samenleving dan wie niet goed ingeburgerd is. Ik heb er vertrouwen in dat de stappen die zijn gezet en die nog worden gezet op basis van het plan van aanpak, tot resultaten zullen leiden. Laten wij Culemborg daarin steunen.

De heer Çörüz (CDA):

Ik onderschrijf dat volledig en daarom wil ik het concreet maken. Ik heb gesproken over de analfabete ouders. De minister sprak over 70 gezinnen. Als er in die gezinnen analfabete ouders zitten, kunnen wij dan met die 1 mln. extra beleidsinvestering ervoor zorgen dat er in die 70 gezinnen over twee of drie jaar in ieder geval geen enkele analfabete ouder meer is? Dan hebben wij een heel concrete beleidsslag gemaakt en de extra gelden goed geïnvesteerd.

Minister Van Middelkoop:

In het verlengde van de opmerking van mijn collega van zojuist, vind ik dat wij moeten uitkijken om hier voor te schrijven wat men in Culemborg moet doen. Ik doe niks af aan de goede intentie van de woorden van de heer Çörüz. Hij zal met mij aannemen dat de gemeente meeluistert of later meeleest. Ik vraag de gemeente Culemborg natuurlijk ook om zo veel mogelijk aan inburgering te doen. Het gaat niet om de verplichte inburgering, want daar zit niet het grootste probleem, maar om de vrijwillige inburgering. Als dit een element kan zijn van een goede aanpak in Culemborg, dan zal de gemeente na deze stimulans ongetwijfeld bereid zijn om dit uit te voeren.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De Kamer heeft in de loop der jaren, maar ook in de afgelopen vier jaar weer, een batterij aan maatregelen om overlast aan te pakken beschikbaar gesteld aan de gemeenten. Hoe denkt de minister dat het gesteld is met de kennis van die maatregelen bij de gemeenten? Die maatregelen gaan van gebiedsverbod tot uithuisplaatsing en alles wat daartussenin zit.

Mij bereiken verder signalen van jongeren die naar school moeten. Zij staan wel ingeschreven bij een roc, maar zij worden op een wachtlijst geparkeerd onder het mom van: wij hebben nu geen plaats. Men wil die jongeren echter niet op het roc hebben. Men houdt dus de schijn op dat die jongeren naar school gaan, maar er gebeurt niets. Ik snap dat de minister wellicht niet direct een antwoord heeft op deze vraag. Graag krijg ik echter een toezegging dat hij hiernaar kijkt en op korte termijn hierop terugkomt.

Minister Van Middelkoop:

Mevrouw Kuiken heeft heel goed begrepen dat zij mij met die laatste vraag overvalt. Ik heb op dit moment geen kennis daarvan. Ik zal navraag doen en de Kamer daarover informeren.

De eerste vraag van mevrouw Kuiken raakt ook het terrein van collega Hirsch Ballin. Het is lastig om een algemene uitspraak te doen over hoe het met de kennis van gemeenten over al die maatregelen gesteld is. Het zijn er namelijk nogal wat. Ik hoorde zo-even collega Hirsch Ballin de serie maatregelen van de laatste jaren opnoemen. Ik was er bijna van geschrokken dat de staat inmiddels zo veel mogelijkheden heeft om in het leven van gewone mensen te interveniëren. Dat wilde ik even zeggen. Wij praten nu echter over Culemborg. Het is belangrijk om te constateren dat Culemborg zich heeft aangesloten bij een samenwerkingsverband van zogenaamde Marokkaanse gemeenten. Vorige week hebben die in Rotterdam met elkaar gesproken. Burgemeester Van Schelven van Culemborg was daar ook. Die gemeenten zitten daar allereerst bij elkaar vanwege welbegrepen eigenbelang. Van die gemeenten mag mevrouw Kuiken veronderstellen dat zij weten waar wat op de plank ligt om te gebruiken in hun gemeente. Als mevrouw Kuiken serieuze aanwijzingen heeft – ik wil best constructief zaken doen – voor hoe het beter kan, ben ik niet te beroerd om als minister voor WWI nog eens te proberen om tot een verbeterslag te komen naar de gemeenten toe. Vooralsnog heb ik echter geen informatie op grond waarvan ik kan zeggen: ze doen te weinig terwijl er heel veel meer kan. Nogmaals, het eigenbelang van die gemeenten en – dat mag ik toch veronderstellen – een aansturende gemeenteraad zullen er toch echt wel voor zorgen dat ze tot een goede aanpak komen. Het plan van aanpak van de gemeente Culemborg, dat ik heb "beloond" met 1 mln., geeft mij voldoende vertrouwen in de kennis en de inzet van deze gemeente.

De voorzitter:

Ik dank de regering voor de antwoorden in tweede termijn. Ik kijk naar de leden om te zien of er behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie de heer Fritsma knikken, dus ik geef hem het woord voor een inbreng in tweede termijn met een spreektijd van één minuut.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, die ene minuut gebruik ik dan voor het indienen van de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse samenleving Fritsmaernstig wordt ontwricht door veelal Marokkaanse straatterreur;

constaterende dat het bestaande, veel te softe beleid dit grote probleem niet oplost omdat het straattuig dat voor deze terreur verantwoordelijk is, niet onmiddellijk en hard wordt aangepakt;

overwegende dat daadkrachtige maatregelen noodzakelijk zijn die erop gericht zijn, het tuig van de straat te halen;

verzoekt de regering, over te gaan tot het oprichten van een speciale, uit duizend agenten bestaande politie-eenheid, de zogenaamde straatterreureenheid, die te allen tijde op verzoek van burgemeesters of op verzoek van de daartoe bevoegde minister inzetbaar is om snel en op iedere plaats in Nederland in te grijpen teneinde straatterreur aan te pakken en te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 277(28684).

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Nu de tweede termijn beperkt blijft tot het indienen van een motie door de heer Fritsma, wil ik graag nogmaals mede namens collega Van Middelkoop onze erkentelijkheid uitspreken over de invalshoek die in de meeste bijdragen is gekozen bij de bespreking van dit onderwerp. Wij delen de overtuiging die spreekt uit de overwegende teneur in dit debat dat het tegengaan van criminaliteit en ernstige overlast een consequent volgehouden inzet vergt, waarbij tijdig op probleemsituaties de aandacht wordt gericht. Ook op langere termijn moet met een langdurig volgehouden beleid dit soort ernstige problemen worden voorkomen.

Dit geldt natuurlijk niet alleen voor Culemborg. Ik had even een kleine discussie met mevrouw Karabulut over de vraag in hoeverre wij hier ook moeten spreken over het gemeentelijke beleid. Als minister van BZK reken ik het ook tot mijn verantwoordelijkheid te waken over de waarde van de lokale autonomie en de regionale functie. Dit zeg ik niet omdat ik nu deze functie heb, want ook als minister van Justitie was ik er zeer van overtuigd dat wij lokaal en regionaal een goede afstemming nodig hebben tussen gemeenten en de politionele en justitiële autoriteiten. Ik onderstreep dat graag nogmaals, omdat ik in dit debat al met al heel veel meer gezamenlijkheid heb onderkend dan scheidingspunten.

Ik ga in op de motie-Fritsma. Ik ben bang dat die meer bijdraagt tot scheiding van geesten dan tot het vinden van een gezamenlijke aanpak voor dit soort problemen. Uiteraard geef ik desondanks mede namens collega Van Middelkoop mijn reactie op die motie. Misschien is het goed om ook kort de aandacht te richten op de overwegingen van de motie in plaats van alleen op het dictum.

In de eerste overweging van de motie staat dat er sprake is van ontwrichting door veel Marokkaans straatterreur. De volgende opmerking maak ik alleen om misverstanden te voorkomen. In ons beleid letten we natuurlijk ook op culturele factoren die een rol spelen, maar we beperken ons daarbij niet tot één bevolkingsgroep. Ik wijs hier in alle helderheid een benadering af die inhoudt dat een bepaald deel van onze bevolking, van onze medeburgers, op basis van herkomst of herkomst van de ouders als het ware apart wordt gezet en wordt verbonden met het begrip "straatterreur". Ik zeg dit, nog afgezien van het feit dat we het over iets anders hebben als we spreken over terreur. Collega Van Middelkoop merkte dat al op. Verderop in de motie worden ook de woorden "het tuig" en "het straattuig" gebruikt. In elke overweging komen die woorden terug. We maken problemen niet beter hanteerbaar door scheldwoorden te gebruiken. We maken die wel beter oplosbaar door doelgericht en daadkrachtig beleid te voeren. "Daadkrachtig" is overigens het enige woord in de motie waarvan ik met instemming kennis heb genomen. Ons beleid is dan ook daadkrachtig. Ik mocht de heer Fritsma en anderen bij veel gelegenheden informeren over de daadkracht en de doelgerichtheid van ons beleid.

Het zou ongebruikelijk zijn om de Kamer te ontraden voor de motie te stemmen, louter op basis van de overwegingen. Het dictum houdt in dat er een speciale politie-eenheid, de zogenaamde straatterreureenheid, moet komen die duizend agenten omvat. De hele Nederlandse politie heeft tot taak om op te treden tegen criminaliteit en overlast. Als de heer Fritsma de hele Nederlandse politie een "zeer speciale eenheid" wil noemen, vind ik dat prima, maar dit is een soort benadering dat ons werkelijk geen stap verder brengt in het oplossen, aanpakken en voorkomen van het soort problemen dat wij in Culemborg en elders voor ons zien. Ik zou deze motie dan ook, mede namens collega Van Middelkoop, willen ontraden.

De heer Fritsma (PVV):

Wat ons geen stap verder brengt in het oplossen van de problemen is de ontkenning dat veel van deze problemen worden veroorzaakt door straatterroristen die vaak van Marokkaanse komaf zijn. Als je naar de statistieken kijkt, zie je, werkelijk waar, horrorcijfers. Van Rotterdam is bijvoorbeeld bekend dat van de jongeren tussen 18 en 24 jaar meer dan de helft door de politie is verdacht van het plegen van een delict. Loop dus alstublieft niet voor die werkelijkheid weg, zo vraag ik de minister. Ten aanzien van de oproep in de motie, het inzetten van die eenheid, geeft de minister aan dat dat geen nut heeft, omdat wij al een opererende politie hebben. Maar het probleem is juist dat die politie vaak tekortschiet. Problemen zoals in Gouda of in Culemborg liggen soms aan falende burgemeesters, soms aan andere dingen, maar feit is dat die problemen niet worden opgelost door de politie aldaar. Als je een eenheid opricht die speciaal tot taak heeft om die problemen wel snel op te lossen, ook al heb je van die onwillige burgemeesters, smoor je de problemen in de kiem. Dat is de opzet. De minister kan dus niet terugvallen op het bestaande politieoptreden, omdat dat duidelijk tekortschiet.

Minister Hirsch Ballin:

Het optreden van de politie schiet niet tekort. Ik heb in mijn antwoorden ook duidelijk gemaakt op welke manier het optreden van de politie, in samenspel met de gemeentelijke autoriteiten, in samenspel met het Openbaar Ministerie, in samenspel ook met de mensen die in het onderwijs en anderszins actief zijn, daadwerkelijk worden verbeterd. Dat is daadkrachtig, dat is doelgericht. Dat is ook realistisch. Met het verbinden van kwalificaties of diskwalificaties aan bevolkingsgroepen komen wij echt geen stap verder. Waarmee wij wel verder komen, is een op de gedragsproblemen en de oorzaken zich richtende aanpak. Daar sta ik voor, ook vanavond.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de bewindslieden hartelijk voor hun aanwezigheid en voor hun beantwoording. Ik dank de leden voor hun inbreng. Over de motie wordt morgen gestemd.

Sluiting 22.23 uur

Naar boven