Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 22 juni 2010 over het MIRT.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Gisteren hebben wij het algemeen overleg in een razend tempo moeten voeren. Het gevolg is wel dat wij het gevoel hebben dat wij op een aantal onderwerpen iets missen, dat wij hadden moeten doorvragen, dat er nog wat puntjes op de i moeten. Vandaar dat ik hier sta met een aantal moties.

De eerste gaat over de binnenstedelijke verdichting. Die zien wij graag tot stand komen, vandaar de volgende motie. Het kabinet wil de keus aan het volgende kabinet overlaten, maar wij vinden dat er nu ruimte moet zijn om dingen te onderzoeken, ter voorbereiding op de te maken keuzes.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de stuurgroep Onorthodoxe maatregelen geen algemeen onderzoek uitvoert naar fiscale maatregelen;

overwegende dat verstedelijkingsopgaven steeds complexer worden en dat juist financiering van gewenste binnenstedelijke verdichting met voldoende kwaliteit in vergelijking met uitleglocaties vaak het probleem is;

verzoekt de regering, een algemeen onderzoek te doen naar mogelijke fiscale maatregelen die de verstedelijkingsopgaven en de kwalitatieve opgaven in stedelijk gebied ondersteunen waardoor binnenstedelijke verdichting aantrekkelijker wordt, en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 116(32123 A).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De ChristenUnie is zeker niet tegen een nieuwe westelijke oeververbinding, integendeel. Maar wij hechten wel aan zorgvuldige procedures. Vandaar dat u straks een motie zult zien, ondertekend door mijzelf en collega Dijksma.

Het is goed om te merken dat de minister positief staat tegenover de verhoging van de treinfrequentie tussen Leeuwarden en Zwolle, maar ook hier willen wij een paar puntjes op de i zetten, om de keuzes scherper naar voren te brengen en in het najaar eventueel te kunnen doorpakken. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de provincie Fryslân de treinfrequentie tussen Leeuwarden en Zwolle wil verhogen van twee naar vier treinen per uur;

constaterende dat voor deze frequentieverhoging aanpassing of vernieuwing nodig is van de brug over het Van Harinxmakanaal en aanpassing van het goederenspoor bij Steenwijk;

overwegende dat er in de motie-Koopmans c.s. (27658, nr. 41) gelden beschikbaar zijn gekomen voor de spoorwegdriehoek Groningen/Leeuwarden/Zwolle;

verzoekt de regering:

  • - er bij NS op aan te dringen, in ieder geval de derde trein te introduceren bij de start van de Hanzelijn eind 2012 en in overleg met de regio en NS zo spoedig mogelijk vier treinen per uur te realiseren tussen Leeuwarden en Zwolle;

  • - de financiering voor de noodzakelijke fysieke aanpassing of vernieuwing van de spoorbrug over het Van Harinxmakanaal en de aanpassing van het goederenspoor bij Steenwijk ten laste te brengen van de restgelden van de motie-Koopmans met inachtneming van de scope en doelen van de bestaande projecten van de motie-Koopmans, en de Kamer hierover voor het bestuurlijk overleg MIRT najaar 2010 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en De Rouwe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 117(32123 A).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

De ChristenUnie is erkentelijk voor het feit dat er inmiddels het een en ander is gebeurd rond het spoor en de relatie tot de A27, maar zij is nog niet tevreden. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering het voorkeursalternatief A27 gefaseerd wil realiseren;

constaterende dat de minister onderzoek heeft gedaan naar het "niet onmogelijk maken" van een spoorlijn langs de A27 door het voorkomen van nieuwe grote barrières;

constaterende dat de regio onderzoek zal doen naar Wiegman-van Meppelen Scheppinkwat het "niet onmogelijk maken" extra zou kunnen betekenen;

overwegende dat er nog onvoldoende onderzoek is gedaan naar de mogelijke synergievoordelen door bij de verbreding van de A27 rekening te houden met een toekomstige spoorlijn met name bij de rivierkruisingen;

overwegende dat de mogelijke gefaseerde aanpak van de A27 meer mogelijkheden geeft om dit te onderzoeken zonder vertraging voor de procedures voor de A27;

verzoekt de regering, in het vervolg van de procedures voor de A27 te onderzoeken welke synergievoordelen mogelijk zijn en specifiek de mogelijkheden bij de brug bij Gorinchem breed te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 118(32123 A).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Tot slot het station Lisse. Ook voor dit onderwerp geldt dat de ChristenUnie de beantwoording van de minister niet bevredigend vond. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat NS geen bedieningsgarantie wil geven voor station Lisse Keukenhof;

overwegende dat NS het openen van dit station als evenementenhalte blijkens zijn eigen onderzoek niet aandurft omdat op 10 dagen per jaar dit station te veel reizigers zal trekken;

overwegende dat er budget beschikbaar is voor het station in het budget voor Actieplan Spoor;

overwegende dat het station kan voldoen aan de voorwaarde van het Actieplan Spoor dat plannen uiterlijk in 2012 moeten zijn uitgevoerd;

overwegende dat het station volgens variant 2 inpasbaar is in de dienstregeling, indien de wissels worden vervangen door snellere exemplaren en de seinplaatsing wordt geoptimaliseerd;

verzoekt de regering, uiterlijk september 2010 het aanlegbesluit te nemen van station Lisse Keukenhof en hiervoor budget beschikbaar te stellen uit het budget Actieplan Spoor en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 119(32123 A).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteren hebben wij een interessant debat gehad over het MIRT. Dit debat was echter te kort om alle onderwerpen uitgebreid met elkaar te kunnen bespreken.

De GroenLinks-fractie staat een beetje dubbel in dit debat, omdat wij eigenlijk vinden dat deze demissionaire minister zeer terughoudend moet zijn met het zetten van de schop in de grond, zeker als het gaat om asfalt. De minister kijkt mij verbaasd aan, maar hij weet heel goed hoe ik hierover denk. Voor het verkiezingsreces hebben wij hierover een heel interessant debat gevoerd. In dit door de GroenLinks-fractie aangevraagde debat hebben wij aangegeven dat het beter zou zijn dat de minister zich terughoudend opstelt en niet over zijn politieke graf heen probeert te asfalteren. De minister gedraagt zich echter nog steeds als een big spender.

Een en ander geldt wat minder voor OV-investeringen. De afweging dat er meer geld moet naar openbaar vervoer en minder naar asfalt zou ons namelijk best welkom zijn, zeker als het gecombineerd zou worden met een kilometerheffing en normen voor luchtkwaliteit. Als wij daarvoor zouden kiezen, zouden wij pas echte stappen zetten op weg naar een duurzame toekomst en minder files. Asfalteren lost de files namelijk niet op, iets wat de minister ook heel goed weet. Tegen beter weten blijft hij echter op zijn manier de schop in de grond steken.

Mijn fractie vindt het van belang dat een nieuw kabinet, hoe het er ook uit mag komen te zien, een eigen afweging kan maken en zelf kan beslissen waarin het wel en waarin het niet wil investeren. Wij weten bovendien allemaal dat wij in de huidige moeilijke tijden ook nieuwe afwegingen moeten maken bij het MIRT en dit soort investeringen.

Voorzitter. Vandaar dat het mij een grote eer is om de volgende motie in te mogen dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de komende jaren vele miljarden bezuinigd zullen moeten worden, waarbij bezuinigingen op het MIRT niet vallen uit te sluiten;

overwegende dat het demissionaire kabinet zo min mogelijk besluiten moet nemen die de keuzevrijheid van een volgend kabinet beperken;

verzoekt de regering, uiterste terughoudendheid te betrachten bij het nemen van verdere besluiten over infrastructuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de Van Gentleden Van Gent, Dijksma en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 120(32123 A).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben ook gesproken over het binnenstedelijk bouwen en bouwen in het open landschap. Daarbij zijn wij onder meer ingegaan op de vraag hoe de kosten op een goede manier in kaart kunnen worden gebracht. Mevrouw Wiegman sprak er zojuist ook al over.

Voorzitter. Daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat binnenstedelijk bouwen in absolute termen duurder is dan bouwen in het open landschap;

constaterende dat de Kamer aanzienlijke bouwopgaven heeft vastgesteld voor binnenstedelijk bouwen (al dan niet in de Randstad) zonder dat daar voldoende geld voor beschikbaar is;

overwegende dat binnenstedelijk bouwen relatief goedkoper wordt als de kosten voor infrastructuur, die met buitenstedelijk bouwen gemoeid zijn, in de projectkosten zouden worden meegenomen;

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de budgetten voor ruimtelijke ordening en infrastructuur meer in samenhang bezien kunnen worden, zodat meer realistische afwegingen gemaakt kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 121(32123 A).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Tot slot dien ik een motie in over de problematiek rond Muiderberg. Mijn fractie beschouwt dat als een ernstig punt en wil dat er ruimhartigere oplossingen komen voor de leefbaarheidsproblemen aldaar. De minister heeft daarover zelf al eerder gesproken, maar gaat daar naar mijn mening toch iets te gemakkelijk mee om.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het besluit om de A6-A9 langs het Naardermeer niet aan te leggen aanzienlijke negatieve gevolgen met zich brengt voor de omwonenden van de te verbreden A1 en A6 bij Muiderberg;

constaterende dat de effecten op de leefbaarheid de afgelopen jaren door de groei van Almere sowieso al zeer fors waren;

constaterende dat de minister van Verkeer en Waterstaat heeft toegezegd, ruimhartig te zijn bij het zoeken naar oplossingen om de gevolgen van de wegverbreding voor luchtkwaliteit en verkeersgeluid voor de omwonenden te beperken;

overwegende dat het reëel is, de gevolgen voor de leefbaarheid van de uitbreiding van weg en spoor in samenhang te bezien;

overwegende dat maatregelen als (tijdelijke) verlaging van de maximumsnelheid en hogere geluidsschermen een bijdrage kunnen leveren aan de leefbaarheid;

verzoekt de regering, ruimhartiger oplossingen te zoeken voor de leefbaarheidsproblemen ten gevolge van de geplande infrastructuur rond Muiderberg en de mogelijkheden voor extra inpassingsmaatregelen te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Wiegman-van Meppelen Scheppink en Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 122(32123 A).

Het woord is aan de heer Sharpe, die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Sharpe (PVV):

Voorzitter, wat een mooi moment. Dank u wel. Ik ben er erg trots op vandaag mijn debuut te mogen maken in de mooiste politieke arena van Nederland, de plenaire zaal van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Dit is een fantastisch moment. Ik zie ook uit naar een prettige samenwerking met mijn mede-Kamerleden en vooral naar de constructieve debatten. Laten wij bovenal een volksvertegenwoordiging zijn. Ondanks de grote verschillen in partijstandpunten zijn wij verplicht om de wil van het volk op een waardige manier in de Kamer te reflecteren.

Voorzitter, back to business. Ik dank de minister vanaf deze plek voor de inzet en daadkracht waarmee meer dan ooit "schoppen in de grond zijn gezet", zoals hij dat zelf zegt. Ik spoor hem aan om daarmee tot het gaatje door te gaan. Ik geef hem daarbij graag mee dat in plaats van alle energie en geld te steken in het afzichtelijke project rekening rijden er beter meer wegen aangelegd hadden kunnen worden. In tijden van economische malaise is het van levensbelang om investeringen in de aderen van onze economie, onze wegen, te maximaliseren om zodoende de gestagneerde economie aan te zwengelen. Met de bezuinigingsdruk op de schouders moeten er keuzes worden gemaakt: uren stilstaan in de file, genietend van de ecoducten, of soepeltjes doorrijden naar klant of kantoor om zodoende een bijdrage te leveren aan het herstel van de economie. Er is naar mijn mening crisismanagement nodig, ofwel maatregelen die de BV Nederland erbovenop helpen, ook als dat ten koste van een koolmeesje of twee gaat. No hard feelings, Wouter.

De PVV-fractie is ervan overtuigd dat de keuzes die moeten worden gemaakt logisch en simpel zijn: meer asfalt in een zo kort mogelijke tijd. Een goed en duidelijk voorbeeld van hands on oplossen op de PVV-manier is de file top-50, een initiatief van onze vriendelijke Europarlementariër Barry Madlener. Het is fijn om te constateren dat de file top-50 in het MIRT is opgenomen waardoor de problemen in elk geval inzichtelijk zijn geworden. Wij bewegen de minister er graag toe, meer schoppen in de grond te steken om de projecten rondom deze knelpunten zo snel mogelijk op te leveren. Het goede nieuws is dat ik gisteren, tijdens mijn eerste algemeen overleg, van de minister heb begrepen dat inmiddels 48 van de 50 knelpunten zich in de planfase of in de realisatiefase bevinden, maar echt tevreden zijn wij natuurlijk pas als alle 50 projecten daadwerkelijk zijn opgeleverd. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de file top-50 elke dag voor vele kilometers file zorgt en dat dit de Nederlandse economie vele honderden miljoenen per jaar kost;

constaterende dat de aangenomen motie-Madlener heeft geresulteerd in het opnemen van de file top-50 in het MIRT;

verzoekt de regering, de file top-50 prioriteit te geven binnen het MIRT,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sharpe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 123(32123 A).

Mijnheer Sharpe, ik feliciteer u als eerste met uw maidenspeech. Ik schors de vergadering om ook de andere aanwezige leden in de gelegenheid te stellen, u geluk te wensen met uw maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Allereerst wil ik de heer Sharpe feliciteren met zijn maidenspeech. Hij nodigde de Kamer uit om in de komende jaren goed in debat te gaan met de PVV-fractie. Daar gaan wij zeker gebruik van maken. Eigenlijk zijn wij daarmee al gestart gisteren. Ik denk dat de deur wat dat betreft altijd openstaat. Overigens ben ik ook zeer benieuwd naar de bijdrage van de heer Dijkgraaf die wij zo dadelijk horen.

Een van de onderwerpen die bij het MIRT een rol spelen, is trillingsoverlast van het spoor. Dat onderwerp is actueel, omdat er steeds meer overlast is in verband met meer goederenvervoer. Daar is een tijd geleden al een motie over ingediend door de heer Aptroot, samen met de heer Roemer en een aantal andere Kamerleden. De minister heeft naar aanleiding daarvan gezegd: wij gaan 15 mln. opzij zetten – een redelijk bedrag – voor flankerend beleid om trillingshinder te beperken. Wat de minister niet wil, is op dit moment een wettelijke basis creëren voor de bescherming van omwonenden tegen trillingshinder. Die houding lijkt de SP-fractie niet verstandig, omdat de bescherming ook bij andere vormen van hinder wettelijk is vastgelegd. Ik wijs op geluidhinder en op de recentelijk bijna Kamerbreed aangenomen motie over het geluid van windmolens in de nacht. Ook daarvoor moeten we een goed kader creëren. Het lijkt ons goed om die bescherming in de wet op te nemen. Er dient zich in de komende maanden een kans aan in de vorm van een wetsvoorstel dat nu in behandeling is, de Wijzigingswet Wet geluidhinder en de integratie daarvan in de Wet milieubeheer. Dat lijkt ons een goede gelegenheid om die bescherming bij nota van wijziging toe te voegen. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met intensiever gebruik van het spoor er klachten zijn over geluid en trillingen langs het spoor;

constaterende dat er geen wettelijke normen zijn voor trillingen veroorzaakt door treinvervoer;

overwegende dat er naar aanleiding van de motie-Aptroot c.s. (32123-A, nr. 51) wel een inventarisatie van de klachten rond de IJssellijn komt, maar wettelijke normen nog niet worden opgesteld;

verzoekt de regering, wettelijke normen te stellen voor trillingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 124(32123 A).

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Ik moest even bijkomen toen ik "wettelijke normen" hoorde en daarbij de VVD-fractie op het lijstje zag staan, maar daar gaan we nu maar geen discussie over voeren.

Allereerst feliciteer ik vanaf deze plaats de heer Sharpe met zijn maidenspeech. Daar komen wij misschien nog wel op terug. Op een goede samenwerking. Ik zie met u een goede periode tegemoet.

Ik heb een tweetal moties. Laat ik maar beginnen dichtbij mijzelf, althans geografisch gezien. Wij hebben gisteren breed met de commissie gesproken over de vaarwegen in het Noorden. Wij hebben breed geconstateerd dat er toch wel verschil van mening zit tussen de bestuurders uit het noorden en het Rijk. Nu heeft deze Kamer, denk ik, niet de behoefte om heel erg uit te gaan kauwen wie er waarmee gelijk heeft. Er zitten op dit moment heel veel ondernemers op te wachten dat er eindelijk onderhoud gepleegd kan worden op een aantal vaarwegen. Daarover dien ik de volgende motie in.

De De RouweKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er met betrekking tot de vaarwegen in Noord-Nederland in 2007 een intentieovereenkomst is getekend en in 2008 een bestuursakkoord is gesloten omtrent beheer, financiering en exploitatie en onderhoud;

overwegende dat de vaarwegen Winschoterdiep en Van Harinxmakanaal kampen met substantieel achterstallig onderhoud, hetgeen leidt tot druk op de economische activiteiten van de daar gevestigde ondernemingen en beperkingen in de doorvaart;

overwegende dat hiervoor in de Nota Mobiliteit 34 mln. is gereserveerd en dat nu daadkracht getoond moet worden om het achterstallig onderhoud op deze vaarwegen weg te werken binnen de afgesproken kaders;

verzoekt de regering:

  • - de door het Rijk gereserveerde middelen ad 34 mln. voor het achterstallig onderhoud direct beschikbaar te stellen;

  • - opnieuw met de provincies Groningen en Fryslân in overleg te treden over de uitvoering van de reeds gemaakte afspraken en om de Kamer over het resultaat hiervan bij de behandeling van het MIRT-projectenboek 2011 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe, Neppérus, Jansen, Dijkgraaf en Wiegman-van Meppelen Scheppink.

Zij krijgt nr. 125(32123 A).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil best meetekenen. Wel vraag ik mij af of deze motie niet een beetje overbodig is. De minister heeft dit gisteren al letterlijk toegezegd, ook na vragen van mij. Wat voegt dit toe aan de toezegging die de minister gisteren heeft gegeven?

De heer De Rouwe (CDA):

Die vraag stelde ik mijzelf gisterenavond ook: wat is er nu precies toegevoegd en toegezegd? Ik zag aan een aantal non-verbale reacties van mensen uit het noorden dat dit niet het antwoord was dat zij nodig hadden. De crux van dit debat is een combinatie van enerzijds de 34 mln. die beschikbaar gesteld moet worden en anderzijds, daaropvolgend, directe afspraken over hoe, wat en verder. Mijn angst, die van de medeondertekenaars en die van de noordelijke bestuurders is hetzelfde. Daarom wil ik met deze motie heel helder stellen dat er nu eenmaal bestuurlijke discussies moeten plaatsvinden tussen het noorden en het Rijk, maar dat het glashelder moet zijn dat die 34 mln. zo snel mogelijk ter beschikking wordt gesteld. Er moet niet worden gekeken of dit met allerlei U-bochtconstructies kan worden gelinkt aan andere dossiers, want dat is nu juist precies het probleem.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Als de portee van de motie is dat de 34 mln. wordt overgemaakt zonder nieuwe voorwaarden – ik zie de heer De Rouwe knikken, zo zeg ik ten behoeve van het verslag – dan wil ik de motie wel meetekenen.

De heer De Rouwe (CDA):

Mijn dag kan haast niet meer stuk, mevrouw de voorzitter. Het is dan bij dezen een aangepaste motie.

De voorzitter:

Deze motie-De Rouwe c.s. (32123-A, nr. 125) is ook ondertekend door het lid Van Gent.

De heer De Rouwe (CDA):

Voorzitter. Ik kom bij mijn tweede en laatste motie. Ik had tot op heden mijn stropdas nog niet omgedaan, maar toen ik begreep dat voor deze motie een meerderheid was, dacht ik: ik doe hem maar om. Het is namelijk een heel belangrijke motie over de Crisis- en herstelwet. Daarover is veel discussie geweest. Ook de afgelopen dagen is erover gesproken. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Crisis- en herstelwet belangrijke bureaucratische hobbels wegneemt bij de realisatie van voorgenomen projecten;

overwegende dat bij de totstandkoming van deze wet het bestrijden van de huidige economische crisis aanleiding was;

overwegende dat het ook na de crisis zinvol kan zijn om een snellere aanleg van projecten waartoe al besloten is, te bevorderen;

verzoekt de regering, te onderzoeken of de Crisis- en herstelwet of relevante onderdelen daaruit een permanent karakter zouden kunnen krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Rouwe, Neppérus, Sharpe en Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126(32123 A).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik verbaas mij toch wel wat over de motie, want dit punt is gisteren goed bediscussieerd. De RouweDe minister van VROM heeft heel duidelijk gezegd dat de Crisis- en herstelwet wordt geëvalueerd en dat pas dan wordt gekeken wat zal worden gecontinueerd. Vanwaar toch op dit moment deze motie, terwijl wij bij de behandeling van de Crisis- en herstelwet heel duidelijk hebben gezegd dat van dingen die goed lopen en een permanent karakter moeten krijgen, straks moet worden bezien of wij ermee verder kunnen gaan?

De heer De Rouwe (CDA):

Een motie wordt in het parlement ingediend op het moment dat je het niet of niet helemaal eens bent met het standpunt van de regering. Dat werd gisteren ook zichtbaar. De CDA-fractie wil graag door met de Crisis- en herstelwet. Uiteraard is er een evaluatie ingebracht; dat vinden wij prima. Die evaluatie doet wat ons betreft echter niets af aan de politieke wil om door te gaan met de Crisis- en herstelwet. Deze motie geeft een signaal dat wij graag willen kijken wat wij kunnen doen. Zij geeft daarmee een heel belangrijk signaal over hoe wij verder willen. Natuurlijk geeft de motie de ruimte voor nuancering en voor onderzoek. Mijn fractie en andere fracties willen vandaag echter een signaal geven dat de crisis niet alleen economisch is, maar ook bureaucratisch. Met de Crisis- en herstelwet willen wij daarin een doorbraak. Daarom geven wij vandaag dit heldere politieke signaal.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Wat is dan de waarde van een evaluatie, zou ik aan de heer De Rouwe willen vragen. Dan kunnen we net zo goed zeggen: we doen het niet, we gaan er gewoon mee verder en we zien het wel. Ik denk dat we onszelf als Kamer dan ook niet serieus nemen in het wetgevingstraject dat we hebben gehad. Daarin hebben we namelijk gesteld dat er een evaluatie moest komen alvorens te kijken hoe verder te gaan. Nu draait de heer De Rouwe de volgorde om. Daarmee neemt hij zichzelf en de evaluatie eigenlijk niet serieus.

De heer De Rouwe (CDA):

Het kan hier niemand ontgaan zijn dat ook mijn partij in de afgelopen verkiezingstijd duidelijk heeft gezegd, door te willen gaan met de Crisis- en herstelwet. Uiteraard wordt die geëvalueerd. Daarmee heb ik geen moeite. Die evaluatie kan zeker leiden tot hier en daar een aanpassing. Voor mijn partij, voor het CDA, is alleen de enorme kracht die nu al van de Crisis- en herstelwet uitgaat, van groter belang. Die wet geeft bouwers en mensen die graag door willen gaan met infrastructuur enorm veel hoop. Dat signaal is voor mijn partij veel relevanter dan een evaluatie. Dat die komt, is prima. Dat die kan leiden tot aanvullingen of wijzigingen is ook prima. Dat sluit deze motie ook helemaal niet uit. Het is prima. Dat was ook de terechte opmerking van mevrouw Wiegman gisteren. Ik doe daar niets aan af. Het politieke signaal is alleen dat wij verder willen gaan met de Crisis- en herstelwet en dat dit echt even belangrijker is dan wel of geen evaluatie. Wat mij betreft komt die er, maar staat die een voortgang in welke vorm dan ook – voor discussie daarover is wat mij betreft best ruimte – dat politieke verhaal niet in de weg.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Als uit die evaluatie blijkt dat het onverstandig is om de Crisis- en herstelwet na 2014 te verlengen – daar hebben we het dan over – legt u die uitkomst dus op voorhand naast u neer?

De heer De Rouwe (CDA):

Op voorhand geeft de CDA-fractie en geven andere fracties vandaag het signaal dat zij vertrouwen hebben in de Crisis- en herstelwet. Overigens zien we dat die nu al haar vruchten afwerpt. Ik sta open voor wat er uit de evaluatie voortkomt. Ik heb daar vertrouwen in. Het is ook volstrekt niet aan de orde of nodig om nu al de suggestie te wekken dat die niet zou werken, anders zouden mevrouw Dijksma en ik haar destijds ook niet hebben ingediend.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Maar het bijzondere is nu juist dat de heer De Rouwe kennelijk geen vertrouwen in die evaluatie heeft, anders had hij die motie niet ingediend. Als hij vertrouwen had in de evaluatie waaruit zou blijken dat het nuttig kan zijn om bijvoorbeeld een deel van dat wetsvoorstel permanent te maken, hoefde hij nu dit signaal niet af te geven.

De heer De Rouwe (CDA):

Wat het CDA betreft, is de evaluatie geen stoplichtmoment. Het CDA heeft tijdens de verkiezingen duidelijk aangegeven, door te willen gaan met de Crisis- en herstelwet. Daarom is dit het moment om dat in de praktijk, hier, terug in te brengen. Dat die evaluatie komt, is prima. Dat die kan leiden tot hier en daar een wijziging is ook prima. Dat sluit deze motie ook helemaal niet uit. Voor het CDA geldt alleen het politieke signaal dat het vandaag aan anderen wil afgeven. Als de evaluatie ertoe leidt dat dingen aangepast moeten worden, vind ik dat prima. Dat bekijken we dan wel. Ik heb er het volste vertrouwen in – daarom hebben wij, u ook, die wet ingediend – dat die gaat werken. Dat zien we nu al. Laten we die zegeningen maar tellen. Wat het CDA betreft gaan we ermee door, ietwat gewijzigd of in haar huidige vorm.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Uiteindelijk gaat het er bij de Crisis- en herstelwet natuurlijk om dat je in het licht van deze tijd een aantal dingen buiten beschouwing plaatst, waaronder het zoeken naar draagvlak onder de bevolking. Die dingen zijn ook heel belangrijk. Het verbaast mij wel dat de CDA-fractie dat bij sommige onderwerpen heel belangrijk vindt, bijvoorbeeld als het gaat om de effecten van de aanleg van nieuw spoor of het gebruik van nieuwe spoorrails. Nu zegt zij eigenlijk al op voorhand: het deel betreffende de aanleg van infrastructuur gaan we langere tijd van de agenda houden.

De heer De Rouwe (CDA):

Wij hebben in dit land een heel stroperige bureaucratie als het gaat om de aanleg van wegen. Dat vindt en vond vrijwel iedereen in de Tweede Kamer. Uiteraard kwam deze component terug in de Crisis- en herstelwet. Wij vinden dat de besluitvorming anders en beter moet. Een van de punten van de commissie-Elverding zien wij terug in de Crisis- en herstelwet, namelijk dat je juist in het voortraject nagaat waar de bezwaren zitten en dat je breed begint, maar dat het niet eindeloos en eindeloos door kan gaan en er in dit land allerlei rechtszaken worden aangespannen als er eenmaal besluiten zijn genomen, democratisch, hier in dit parlement, dus als wij een goede belangenafweging hebben kunnen maken. Dan kunnen wij eindelijk doorgaan met het aanleggen van spoor, wegen en vaarwegen. Dat is wat ons betreft de zeer grote winst van deze wet die wij graag continueren.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Een belangrijk deel van het MIRT-overleg heb ik gisteren als voorzitter doorgebracht, maar ik heb toen uiteindelijk ook zelf het woord gevoerd. Dat leidt mij tot twee moties.

De eerste motie betreft het punt dat wij het als VVD juist goed vinden dat de minister bezig is en dat plannen die zijn besproken in de Kamer ook gewoon doorgaan. Deze motie is medeondertekend door de heer De Rouwe en de heer Sharpe, die ik nog gelukwens met zijn maidenspeech van een kwartiertje geleden.

De andere motie zal gaan over de RijnlandRoute.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het MIRT-projectenboek, dat alle ruimtelijke programma's en projecten in kaart brengt, is besproken en goedgekeurd door de Kamer;

constaterende dat het kabinet in demissionaire status door kan gaan met uitvoering van reeds besproken programma's en projecten;

verzoekt de regering, onverkort vast te houden aan de gemaakte afspraken en op de ingeslagen weg voort te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Neppérus, De Rouwe en Sharpe. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127(32123 A).

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik kom dan bij de andere motie, over de RijnlandRoute, een provinciale autoweg die de A4 en de A44 met elkaar zou moeten verbinden. Het voorstel zoals het nu voorligt, met voorlopig slechts een enkele rijstrook, is voor de VVD-fractie volstrekt onvoldoende. Dat brengt ons tot de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de door de minister gekozen variant voor de RijnlandRoute slechts 2x1 rijstrook kent en nog onvoldoende wordt ingepast bij de Leidse wijk Stevenshof en in Voorschoten;

overwegende dat dit geen duurzame oplossing is voor de verkeersdoorstroming en het woon- en leefmilieu;

voorts overwegende dat de RijnlandRoute met 2x2 rijstroken nu al noodzakelijk is voor de bereikbaarheid en ontwikkeling van de Leidse regio en de Duin- en Bollenstreek en dat de realisatie van deze weg een strikte voorwaarde is voor de start van woningbouw op voormalig vliegkamp Valkenburg;

verzoekt de regering, met de regio nader te overleggen over de realisatie van een duurzame variant met in ieder geval 2x2 rijstroken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Neppérus en Aptroot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128(32123 A).

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Laat ik beginnen met de heer Sharpe te feliciteren met zijn maidenspeech. Ik wil voorstellen om hem de verzamelde literatuur cadeau te doen over het klimaateffect. Dan heeft hij in het zomerreces nog het een en ander te lezen en dan kunnen wij daarna nog de nodige debatten met elkaar voeren, waarop ik mij zeer verheug. Wij hebben gisteren al een eerste debat gevoerd. Dat komt wel goed.

Richting de heer Jansen merk ik op dat dit geen maidenspeech is. Wat het wel is, weet ik niet. Die hoop ik morgenochtend te houden. Bedankt vast voor de reclame daarvoor, iedereen hartelijk welkom.

Ik wil deze gelegenheid gebruiken om aan het adres van de minister het belang van de RijnlandRoute nogmaals te onderstrepen. Wij hebben het er gisteren ook al uitgebreid over gehad, maar ik onderstreep hier nogmaals dat er 83 mln. tekort is voor de versie die draagvlak heeft. Ik vraag de minister om een maximale inzet via drie routes.

De eerste is het beantwoorden van een vraag van mij of het niet logisch is om de ambtelijke kosten van de provincies ook in de rekensom mee te nemen. Nu worden die kosten van Rijkswaterstaat wel meegenomen, maar die van de provincies niet. Als je dan daar een fiftyfiftyverdeling op loslaat, zou dat al een stuk schelen. Het lijkt mij dat consistente en integrale berekeningen daar op hun plaats zijn.

In de tweede plaats doe ik een beroep op de grote creativiteit, de inzet en het enthousiasme van de minister, waarin wij allen vertrouwen hebben. Dat zou al een stuk kunnen schelen.

De derde route om het gat van 83 mln. is een motie die ik hierbij graag indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de RijnlandRoute noodzakelijk is en dat integrale aanleg in één keer de voorkeur verdient;

overwegende dat de betrokken gemeenten het uiterste doen om financieel bij te dragen aan de aanleg van de RijnlandRoute;

overwegende dat ook de provincie bereid is, een flinke bijdrage te leveren aan de aanleg van de RijnlandRoute;

constaterende dat er voor een variant F regionaal, provinciaal en landelijk politiek draagvlak te vinden Dijkgraaflijkt, maar een tekort resteert van 83 mln.;

constaterende dat in de begroting en cofinancieringssystematiek voor de RijnlandRoute ook de financiering voor een stuk bovenliggend wegennet is opgenomen, niet behorende tot de verantwoordelijkheid van de regio;

verzoekt de regering, de financiering van de verbreding van de A4 niet te betrekken bij de cofinancieringssystematiek van de RijnlandRoute en daarmee het financieringstekort met ruim 32 mln. te verkleinen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129(32123 A).

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Tot slot verzoek ik u om aan de minister te vragen om, wanneer mijn collega's daartegen geen bezwaar hebben, eerst een reactie op deze motie te geven omdat ik naar een algemeen overleg moet. Als daartegen wel bezwaar zou bestaan, hoor ik dat natuurlijk graag.

De voorzitter:

Wij zullen de minister dit verzoeken.

Ik geef nu het woord aan mevrouw Dijksma die zal spreken namens de Partij voor de Arbeid.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Gisteren hebben wij een in mijn ogen pittig, maar noodzakelijk debat met de minister van Verkeer en Waterstaat gevoerd over zijn plannen voor de toekomst. Niet zijn persoonlijke plannen, maar de plannen ten aanzien van de infrastructuur en het spoor. Wij hebben hem gevraagd om enige terughoudendheid te betrachten bij het aangaan van nieuwe verplichtingen. Hij heeft gesteld dat hij niet van mening was dat hij daarmee iets zou moeten doen. Wij vragen dat niet omdat wij op voorhand allerlei projecten zouden willen aanwijzen waarvan wij nu al zeggen dat je er niet mee verder zou moeten gaan. In het licht van deze tijd, waarin het economisch gezien geen vetpot is en de honderden miljoenen niet over de plinten klotsen, is het verstandig om deze terughoudendheid op te brengen in het licht van een aantal afwegingen die eventueel door een nieuw kabinet zullen moeten worden gemaakt. Of wij dat nou leuk vinden of niet, zeg ik er maar bij.

Je zou denken dat het feit dat verkiezingen hebben plaatsgevonden een soort aansporing vormt om met elkaar deze terughoudendheid te betrachten. Kijkend naar de jongste motie van de heer De Rouwe lijkt het erop dat in ieder geval de CDA-fractie het meer ziet als een aansporing om allerlei zaken waarvan men denkt het nog even snel te moeten regelen, door de Kamer te loodsen. Parlementair gezien is dat uiteraard het goed recht van de fractie. Politiek gezien merk ik op het onverstandig te vinden om het debat op deze manier te voeren, omdat wij de ruimte om een aantal afwegingen te kunnen maken uiteindelijk zullen moeten behouden. Mevrouw Wiegman heeft terecht opgemerkt dat als je een evaluatie hebt afgesproken, je deze al of niet serieus neemt, maar het lijkt mij geen goede zaak om de uitkomst van een evaluatie te dicteren.

Voordat ik mijn termijn besluit, wil ik nog een motie indienen. Deze motie gaat over de nieuwe westelijke oeververbinding Rotterdam. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er door de minister van VenW, de stadsregio Rotterdam, Rotterdam en de provincie Zuid-Holland een Masterplan Rotterdam Vooruit is gemaakt waarin voor een tweede oeververbinding als een van de alternatieven voorgesteld wordt, de Blankenburgtunnel aan te leggen;

constaterende dat in dit proces de meest betrokken gemeenten, Maassluis, Midden-Delfland, Schiedam en Vlaardingen, niet betrokken zijn;

constaterende dat de minister voornemens is, op korte termijn een voorkeursvariant te kiezen voor de nieuwe westelijke oeververbinding Rotterdam;

constaterende dat de onderzoeksresultaten van de MKBA nog niet beschikbaar zijn en de kosten van de varianten nog niet duidelijk zijn, maar de Westflankpartijen wel worden geacht al op 30 juni een voorkeursuitspraak te doen;

overwegende dat, omdat dit project is aangemerkt als Crisis- en herstelwet-project, draagvlak bij de betrokken overheden in het voorproces des te meer van belang is;

verzoekt de regering, bij dit project de aanbevelingen van Elverding ter harte te nemen en te gaan werken met een brede verkenningsfase waarin bewoners, decentrale overheden en milieuorganisaties ruim betrokken worden, er sprake is van een gebiedsgewijze benadering en heldere tijdsafspraken, waarbij de verkenningsfase wordt afgesloten met een voorkeursbesluit, goed te keuren door de Staten-Generaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijksma en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130(32123 A).

Mevrouw Neppérus (VVD):

Mijn interruptie gaat niet over de motie, maar over een eerdere opmerking van mevrouw Dijksma. Er zijn dingen afgesproken. De Tweede Kamer heeft zaken goedgekeurd. Die zijn democratisch vastgesteld en moeten worden uitgevoerd. Ik heb er dan moeite mee als de PvdA daar al voor het verkiezingsreces opeens vraagtekens bij plaatst. Gisteren werd de minister daar ook heel stevig op aangesproken. Ik ga ervan uit dat ook mevrouw Dijksma ermee instemt dat besluiten, als die eenmaal zijn genomen, ook worden uitgevoerd. Anders kunnen alle begrotingen wel in de prullenbak.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Het laatste lijkt mij Dijksmaheel onverstandig. Dat moeten wij vooral niet doen. In de afgelopen weken zijn echter nog voor heel veel bedragen toezeggingen gedaan. Als je juridische bindende, verplichtende afspraken aangaat, is de speelruimte voor het eventueel maken van andere afwegingen, mocht dat noodzakelijk zijn, heel beperkt. Ik verzoek de minister wat dat betreft om voorzichtig te zijn. De VVD wil overigens nog veel meer bezuinigen dan mijn partij. Ik stel mij wat dat betreft dus nog bescheiden op. Wij zullen dat geld dan namelijk toch moeten vinden. Ik sluit ook niet uit dat dit binnen het Infrafonds moet gebeuren. Het is dan onhandig als alles juridisch met stoom en kokend water lijkt te worden verplicht.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik blijf bij mijn punt. Stel dat er in het begrotingsoverleg iets is afgesproken. De PvdA was daar vorig jaar in alle gevallen bij. Als de PvdA daar nu op terugkomt, wat kan ik dan nog meer verwachten in de Kamer?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Ik geef gewoon het standpunt van mijn fractie weer. Volgens ons moet er nu terughoudend worden opgetreden bij dit soort zaken. Wij willen die ruimte voor ons allen behouden, zodat wij, als dat eventueel nodig is, andere afwegingen kunnen maken. Gisteren werd een systeem beschreven van projecten die nog in de pijplijn zitten. Wij hebben voor een deel daarvan vastgesteld, maar daar is mevrouw Neppérus het misschien niet mee eens, dat het voor de Kamer heel moeilijk te achterhalen is waar die projecten precies zitten en wie op welk moment waar een go voor geeft, waarom en waarom wel het ene project en het andere niet.

De heer De Rouwe (CDA):

Ik wil bezwaar maken tegen de kennelijke verwijten die hier gemaakt worden. Mevrouw Dijksma, als u stelt dat het CDA hard doordraaft, dan heeft dat niet zozeer met ons tempo te maken als wel met de stilstand die u hebt ingezet. Voor de verkiezingen hebt u immers steun gegeven aan alle projecten die tot op de dag van vandaag worden uitgevoerd. Na de verkiezingen hebt u kennelijk een ander verhaal. Dan moet u ons geen verwijten maken, maar eerlijk zeggen dat u op de rem bent gaan staan. Dat mag, dat is niet erg, maar kom dan niet bij ons. Gisteren was het debat pittig. Dat kwam door de uitspraak van mevrouw Dijksma in de media dat deze minister zijn boekje is gegaan. Ik heb het u gisteren gevraagd, mevrouw Dijksma, maar u gaf geen antwoord, dus vraag ik het u opnieuw: waar is deze minister in uw ogen zijn boekje te buiten gegaan en welke consequentie verbindt u daaraan?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Het is jammer dat ik het bewuste AD-interview niet bij de hand heb, want dan zou ik van harte en met instemming de door mij gedane uitspraken kunnen voorlezen. Ik heb niet gesproken over "boekjes te buiten gaan". Ik heb gezegd – ik herhaal het hier – dat ik vind dat het onverstandig is om op dit moment zo veel beloftes aan de regio's te doen, terwijl je daar later misschien op terug moet komen. Ik wil de minister oproepen – ik heb dit met mijn motie en mijn steun aan de motie van mevrouw Van Gent gedaan – om terughoudendheid te betrachten. Wij zijn het daar niet over eens. Dat kan, maar dat is een volstrekt legitieme politieke positie. Het gaat mij erom dat de Kamer kan vragen naar de stand van zaken van een aantal projecten. Waarom gaan bepaalde projecten wel door en andere niet? Dat is een vraag die u zelf ook gesteld hebt, mijnheer De Rouwe. U hebt zelfs moties ingediend over projecten waar u iets anders mee wilt en die ongetwijfeld ook in de pijplijn zitten.

De heer De Rouwe (CDA):

Dan is voor het verslag in ieder geval duidelijk dat de PvdA heeft aangegeven dat de minister zijn boekje de afgelopen periode niet te buiten is gegaan. Dat zou ik graag nog eens van u willen horen, mevrouw Dijksma. Ik snap hoe interviews werken en dat er soms teksten omheen kunnen ontstaan. Het was echter wel de kern van het artikel. U stelt vandaag dus dat de minister zijn boekje niet te buiten is gegaan?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Ik vind dat u moet ophouden om er de hele tijd een woordenspel van te maken. Mijn politieke boodschap vandaag is glashelder. Ik vind namelijk dat de minister inzake infrastructurele projecten moet stoppen met het aangaan van almaar nieuwe verplichtingen, terwijl dat in het licht van deze tijd heel onverstandig is. Dat heb ik gezegd en daar blijf ik bij; ik neem er geen woord van terug.

De heer Sharpe (PVV):

Mijn "maideninterruptie". Het volgende begrijp ik niet helemaal. Wij leven in een tijd van crisis. In dit geval gaat het om een Crisis- en herstelwet. Hoe kan mevrouw Dijksma dan beweren dat de minister zijn boekje te buiten gaat, terwijl hij juist probeert om projecten in het kader van de Crisis- en herstelwet uit te voeren? Zijn wij niet aan het volk verplicht om Nederland weer uit de crisis te halen?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Natuurlijk moet de minister een aantal projecten uitvoeren. De afgelopen jaren heeft hij dat zeker met verve gedaan; geen misverstand daarover. Daar gaat de discussie niet over. De discussie gaat over het volgende. Een stapel projecten staat in de wachtrij. Volgens mijn stelling is het niet verstandig om op dit moment ten aanzien van al die projecten een juridisch bindende afspraak met de regio aan te gaan. Zoals wij hier bij elkaar zitten kunnen wij allemaal op onze klompen aanvoelen dat er een moment kan komen dat een en ander opnieuw afgewogen moet worden. Ik vind het dan ook merkwaardig om kort voor het einde van een kabinet een en ander door te laten gaan in het tempo waarin de minister dat doet. Dat heb ik gezegd.

De voorzitter:

Nog één keer kort, mijnheer Sharpe.

De heer Sharpe (PVV):

Ik wil mevrouw Dijksma graag meegeven dat het kabinet weliswaar demissionair is, maar de crisis niet.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Daar hebt u volstrekt gelijk in, mijnheer Sharpe, dat is een scherpe waarneming. De portemonnee van de burger is echter ook niet demissionair. Dat betekent dat wij linksom om rechtsom keuzes moeten maken, binnen de portefeuille van Verkeer en Waterstaat. Maar misschien mag ik u erop wijzen dat dit ook tussen onderwerpen zal moeten gebeuren. Er staan nog wel een paar thema's op de agenda waarvoor investeringen nodig zijn of waarbij wij misschien minder zouden willen bezuinigen dat men ons nu voorstelt. Die politieke afweging maken wij allemaal verschillend. Ik heb dat gezien. Ik weet dat de PVV van de filebestrijding een belangrijk punt wil maken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Eurlings:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdrage en hun talrijke moties naar aanleiding van het gisteravond gehouden overleg over het MIRT. Ik ga geen inleidingen houden, maar gelet op de tijd direct over tot de beantwoording, de reactie van de regering op de ingediende moties.

Ik kom op de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink op stuk nr. 116 over een algemeen onderzoek naar mogelijke fiscale maatregelen die verstedelijkingsopgaven en de kwalitatieve opgaven in stedelijk gebied ondersteunen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik herinner aan het verzoek van collega Dijkgraaf om eerst op zijn motie in te gaan vanwege een algemeen overleg.

Minister Eurlings:

Excuus. U hebt helemaal gelijk.

In de motie op stuk nr. 129 roept de heer Dijkgraaf op om de financiering van de verbreding van de A4 niet te betrekken bij de cofinancieringssystematiek van de RijnlandRoute en daarmee het financieringstekort te verkleinen. Als ik de motie lees, ga ik ervan uit dat hij bedoelt dat ik wel de hele rijksbijdrage handhaaf, maar vervolgens niet de A4-verbreding daaruit financier. Dat komt per saldo toch neer op een verhoging van mijn bijdrage, want de verbreding van de A4 is keihard nodig. Dat is ook een van de aanleidingen voor het Rijk om mee te financieren in dit totale project, want de RijnlandRoute is geen landelijke weg. De Kamer weet dat. Zij heeft hier jarenlang voor gepleit. Zodoende zijn wij tot de megabijdrage van 422 mln. gekomen. Bij de RijnlandRoute gaat het om een pakket van maatregelen met onderlinge samenhang. Verkeerstechnisch kun je er niet zo maar één element uitlichten. Omdat ik echter geen extra geld in mijn begroting heb, moet ik deze motie helaas ontraden. De A4-verbreding kost overigens 65 mln.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat laatste klopt. De 32 mln. die ik noem, is juist de helft van die 65 mln. successievelijk op basis van die 55% financiering. Het gaat om 32,5 mln. voor het Rijk. Ik heb de rekensom nog, mocht die achteraf nodig zijn. Ik begrijp de redenering. Tegelijkertijd zou die hele verbreding van de A4 los van de RijnlandRoute toch plaats moeten vinden. Die zou dus gefinancierd moeten worden door het Rijk. Daar komt nog bij dat je je van de verbinding tussen de A4 en de A44 zou kunnen afvragen of dat niet een pakkie-an is voor het Rijk. Mijn belangrijkste argument is echter dat de verbreding van de A4 toch wel zou moeten plaatsvinden, ook als wij het niet over de RijnlandRoute zouden hebben. Verkeerstechnisch gesproken ben ik akkoord, maar als je die 55% gaat berekenen zou je de financiering toch eruit kunnen halen?

Minister Eurlings:

Het is enigszins vreemd als je zegt dat de A4-verbreding sowieso zou moeten plaatsvinden en je vervolgens de financiering daarvan wegneemt. In de motie wordt er immers toe opgeroepen dat wij dat geld niet meer gebruiken voor de verbreding, maar voor de RijnlandRoute zelf. Dat kan niet, ook niet op basis van wat u zelf zegt, namelijk dat de A4-verbreding moet plaatsvinden. Dat betoog ik hier net in verkeerskundige zin. Ik snap dat wij de eindjes nog aan elkaar moeten knopen en dat dat niet gemakkelijk is. Wij zetten alles op alles om voor het eind van het jaar de zaak op de rails te hebben, wat ikzelf als minister nog een aantal maanden mag begeleiden. Maar het gaat wel om een landelijke bijdrage van 422 mln. voor een weg die niet eens landelijk is. Veel regio's zouden jaloers zijn op zo'n geste van de overheid, want in veel regio's gaat het om projecten van tientallen miljoenen en niet honderden miljoenen. Het is een mega-investering van het Rijk in een project dat aan het begin van mijn periode niet eens op de lijst van de projecten van het programma Randstad Urgent gezet was door de regio zelf. Ik hoop dat wij die verhouding een beetje blijven zien, want ik ben soms in regio's bezig met 50 à 60 mln. voor een project dat jarenlang sleept, en hier hebben wij het in één klap over 422 mln. Die verhoudingen moeten wij een beetje blijven zien.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Kort graag, want we gaan geen debatten overdoen. Hier is gisteren waarschijnlijk ook al over gesproken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ga het niet overdoen. Ik luister alleen.

Minister Eurlings:

Ik begrijp de bedoeling. Het zou alleen een financieel gat slaan in de verbreding van de A4. We zijn in dat geval verder van huis. Ik begrijp de intentie – die is goed – maar ik moet helaas de aanneming van de motie ontraden.

Voorzitter. In de motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Van Gent op stuk nr. 116 wordt de regering verzocht, een algemeen onderzoek te doen naar mogelijke fiscale maatregelen die de verstedelijkingsopgaven en de kwalitatieve opgaven in stedelijk gebied ondersteunen. Inhoudelijk kan ik zeggen dat de lijn is dat fiscale maatregelen met een negatief gevolg voor de rijksbegroting in principe nu niet aan de orde zijn. Laat ik er alleen niet te veel inhoudelijk op ingaan. Omdat het kabinet demissionair is, zou mijn eerste lijn zijn dat ik de motie voor kennisgeving aanneem. De Kamer zal moeten stemmen, waarna de motie naar het bord van de informateur of formateur dient te gaan.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik wijs de minister erop dat ik nadrukkelijk niet voorstel dat dit kabinet al fiscale maatregelen moet nemen. Ik besef dat dit namelijk een financieel beslag heeft. Dit kabinet moet daar terughoudend mee zijn. Er zou echter wel ruimte voor onderzoek moeten zijn.

Minister Eurlings:

Zo'n groot onderzoek naar fiscale maatregelen – ik heb al vaak gezegd dat dit nog wel een aantal maanden zal duren – lijkt mij eerstens iets voor de nieuwe formatie. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer over. Ik heb hierbij wel mijn waarschuwing geuit – anders krijg ik ruzie met de huidige demissionaire minister van Financiën – dat het huidige demissionaire kabinet bezwaar maakt tegen fiscale maatregelen met een negatief financieel effect. Als mevrouw Wiegman de motie brengt als een gedachte richting de formatie van het nieuwe kabinet, dan zal de Kamer erover moeten stemmen. Als de motie wordt aangenomen, dan zal zij richting het bordje van de formateur gaan, alwaar hij ergens in de tijd tot behandeling zal komen.

Voorzitter. De motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/De Rouwe op stuk nr. 117 betreft het introduceren van de derde trein in het noorden des lands bij de start van de Hanzelijn en betreft verder afspraken over wat daarna dient te gebeuren. Kort en goed, ik zie deze motie als ondersteuning van beleid. Onderzoek naar en overleg over deze uitbreiding van het aantal treinen in Fryslân loopt. Daarbij komen eventuele daarvoor uit te voeren infrastructuurmaatregelen, zoals het aanpassen van de spoorbrug, aan de orde. Uit overleggen en onderzoeken zal moeten blijken wat de mogelijkheden zijn, zowel inhoudelijk als financieel. Ik heb wel één principieel, inhoudelijk, punt. Als er budget aangevuld dient te worden, dan zal daar in de huidige begroting dekking voor gezocht moeten worden. Het is dan mede aan de Kamer om te kijken waar we dat geld moeten halen. Die opmerking wil ik wel gemaakt hebben, want op dit moment is dat budget gewoonweg niet voorzien. Dat gezegd hebbend, zie ik deze motie als ondersteuning van beleid.

De motie-Wiegman-van Meppelen Scheppink/Van Gent op stuk nr. 118 betreft een onderzoek naar welke synergievoordelen mogelijk zijn als bij de A27 Lunetten-Hooipolder rekening wordt gehouden met een spooruitbreiding. We discussiëren hier al een heel lange tijd over. Ik ben het spoor bepaald niet negatief gezind, zoals de Kamer toch zou moeten concluderen uit het besluit om nog maar eens 3 mld. in het hoogfrequent spoor te steken voor drie corridors, nadat we al pak 'm beet 1,4 mld. hadden gereserveerd voor het spoor van Schiphol richting Almere. Dat is 4,5 mld. Dat is niet niks. We hebben het nu over een spoorlijn met heel hoge kosten en, zoals blijkt uit de onderzoeken, een relatief beperkte extra vervoerswaarde. Maar goed, daar kunnen we van mening over verschillen. Dit blijkt tot nu toe uit onderzoeken. Het ging mij om het zoeken naar synergievoordelen: als je de weg aanlegt, kun je dan niet ook al prepareren voor het spoor? Dat pleidooi heb ik altijd serieus genomen. We hebben dit uit-en-te-na laten onderzoeken. Uit onderzoek is al gebleken dat er weinig synergievoordelen te behalen zijn. Met de regio is wel afgesproken dat hij rond Gorinchem gaat kijken welke ruimtelijke consequenties een eventuele spoorlijn zou hebben. Dit is in goed overleg gegaan. Als de motie een onderzoek naar de ruimtelijke consequenties inhoudt, zoals ik met de regio heb afgesproken, dan zie ik de motie als ondersteuning van beleid. Dan zal ik zorgen dat het goed gaat en de Kamer daar uit-en-te-na over wordt geïnformeerd. Als wij terug moeten uit het overleg en allemaal nieuwe onderzoeken moeten doen etc., dan moet ik de motie helaas ontraden. Ik heb liever het eerste dan het tweede, maar dan moeten wij wel een beetje aansluiten bij hetgeen wij intussen met de regio zelf hebben afgesproken. Ik wil dat niet doorkruisen, maar dan is de motie van mevrouw Wiegman een extra oproep om dat heel serieus op te pakken en krijgt de Kamer daarover bericht.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik laat niet graag moties ontraden. Ik ben daarom geneigd om met de eerste uitleg van de minister mee te gaan, al was het alleen maar om in gesprek te blijven op dit punt. Wij moeten elkaar weten vast te houden, omdat het een beetje een gesteggel blijft over de vraag hoe wij "niet onmogelijk maken" interpreteren en welk onderzoek dat vraagt. Als wij op deze manier verder kunnen gaan en het onderwerp bespreekbaar en op de agenda houden, dan ben ik op dit moment enigszins gerustgesteld.

Minister Eurlings:

Prima. Dank daarvoor, want dan betreft het dus een onderzoek naar de ruimtelijke consequenties. Dat is ook met de regio besproken. Dan kunnen wij de motie zo interpreteren.

Ik kom op de volgende motie van het lid Wiegman-van Meppelen Scheppink over het station Lisse Keukenhof. Er is geld voor de aanleg van het perron en de halte in het Actieplan Groei op het Spoor. Dat is niet de enige voorwaarde om deze halte te kunnen realiseren. Deze moet ook in de dienstregeling ingepast kunnen worden. Dit is door de NS onderzocht en blijkt niet zonder meer mogelijk. Er zijn namelijk allemaal negatieve effecten voor andere treindiensten tot Haarlem en andere grote stations aan toe. Om deze negatieve effecten tegen te gaan, zijn heel wat meer investeringen nodig dan eerder is voorzien. Daarnaast is de businesscase van de NS voor de evenementenhalte die alleen in het seizoen open is, niet al te best. Dat leidt tot een heel wat negatiever beeld rond dit plan. Daar zit ik mee, want dit is de feitelijkheid die de onderzoeken hebben opgeleverd. Ook hierbij wil ik bekijken of wij vriendelijk voor elkaar kunnen zijn. Ik wel best een poging doen om tussen nu en het najaars-MIRT nog één keer in overleg te gaan en bewust te bekijken of daarvoor niet iets mogelijk is. Daarom vraag ik mevrouw Wiegman deze motie op dit moment aan te houden, dan komt de discussie daarbij ultiem terug. In het huidige beeld zijn de kosten en baten heel erg uit balans en moet ik deze motie ontraden.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Daartoe ben ik op zich bereid. Ik wil de minister voor het overleg wel graag het volgende meegeven. Het argument is dat het niet in de dienstregeling valt in te passen, maar dat heeft te maken met de wissels en seinplaatsingen. Op het moment dat je daarin geld investeert dat daarvoor beschikbaar zou moeten zijn, ontstaat er wellicht een veel positievere situatie.

Minister Eurlings:

Laten wij het als volgt afspreken. Als mevrouw Wiegman haar motie aanhoudt, zal ik de Kamer uiterlijk bij de presentatie van het MIRT uit-en-te-na berichten over de argumenten. Ik zal laten weten of dit inderdaad zo is, wat de kosten zijn etc., zodat de Kamer meer en detail inzicht heeft. Dan kan de eindbeslissing worden genomen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik dank de minister. Ik houd deze motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink en mevrouw Van Gent stel ik voor, hun motie (32123-A, nr. 119) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Eurlings:

Voorzitter. Ik ga verder met de discussie over keuzevrijheid en de vraag wat ik als demissionair minister nog mag doen. In deze Kamer heeft iedereen het volste recht om daarover te beslissen. Ik hecht er wel aan om een paar zaken hier heel helder te concluderen.

Allereerst heeft de Kamer zelf, met nadrukkelijke steun van de Partij van de Arbeid, mij in maart van dit jaar de ruimte gegeven om vol door te gaan met het uitvoeren van plannen. De Kamer heeft daarover plenair gesproken. Mevrouw Roefs, toenmalig woordvoerder van de Partij van de Arbeid, heeft dat volledig ondersteund. Daarom ben ik doorgegaan. Ik heb naar eer en geweten gehandeld. Ten tweede heb ik niets anders gedaan, ook met de convenanten die zijn afgesloten, dan de uitvoering van staand beleid: 3 mld. voor het spoor en 700 mln. extra voor de tekorten voor de wegverbreding rond Amsterdam.

Dan kom ik op de wat kleinere knikkers. Alhoewel, na een jarenlang slepend proces, waarvoor de Kamer zo vaak aandacht heeft gevraagd, hebben wij afspraken gemaakt over de N33 in Groningen. Ik verwijs naar de zo belangrijke haak rond Leeuwarden, de N35 in Gelderland en Overijssel waarvoor de Kamer zo vaak per motie aandacht heeft gevraagd en het project voor Maastricht waarover de Kamer al vanaf het MIRT 2008 met mij heeft gepraat. Wij hebben dus gewoon geprobeerd om het tempo er in te houden. Het betreft dus uitvoering van staand beleid.

Nu kan het zo zijn dat de Kamer aangeeft dit niet meer te willen. Ik zou dat jammer vinden. Ik ben het eens met de heer Sharpe die zegt dat de crisis niet demissionair is. Ik vind het ook fijn dat wij nu op tempo zijn en dat wij nu veel meer presteren qua productie dan heel veel jaren hiervoor. Ik zou het dan ook jammer vinden als de Kamer nu op de rem zou gaan staan. Maar goed, dat recht heeft de Kamer. Tot het moment dat de Kamer vindt dat niet meer vol mag worden doorgegaan, ga ik graag vol door. Ik ben aangenomen en ik heb deze post geaccepteerd om zaken te versnellen. Ik zou dat het liefste tot mijn allerlaatste dag als minister blijven doen.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Dijksma nu bij de interruptiemicrofoon staan. Aangezien de sprekers voor het volgende debat inmiddels al meer dan een half uur zitten te wachten, sta ik de leden nu geen interrupties meer toe. Ik vraag de minister om kort op de moties te reageren. Aan de interrupties zie ik namelijk dat wij het debat gewoon overdoen. En dat is niet de bedoeling.

Minister Eurlings:

Sorry. Excuseert u mij dan, maar ik wilde het wel even kwijt. Het is de Kamer die aangeeft wat ik kan doen en de Kamer heeft nadrukkelijk gezegd dat ik datgene mocht en zelfs moest doen, hetgeen ik ook gedaan heb de laatste maanden. Dat wil ik hier wel "for the record" gezegd hebben, omdat sommige beelden heel anders suggereerden.

Vervolgens ga ik in op de motie van de leden Van Gent, Dijksma en Jansen over het niet meer maken van regionale afspraken met regionale bestuurders. De besluitvorming over de invulling van de heroverweging is aan het volgend kabinet, maar het land gaat niet op slot. Ik ben via de Tracéwet gemachtigd om otb's en tracébesluiten te nemen, ook in demissionaire status. Ik ben door de Kamer nadrukkelijk gemachtigd om die nieuwe verplichtingen binnen de ruimte van de begroting aan te gaan. Dat heeft de Kamer besloten in maart van dit jaar. Het gaan ook over projecten en verkenningen waarover al vele jaren in het kader van het MIRT is gediscussieerd. Daarbij proberen wij met de regio afspraken te maken over voorkeursrichtingen en worden ook vanuit het Rijk de financiële verplichtingen aangegaan voor zover ze passen binnen de begroting waarvoor de Kamer mij heeft gemandateerd. Ik stuur de voorkeursbesluiten in de geest van "Sneller en beter" aan de Kamer om het debat daarover te voeren. Dat heb ik ook de afgelopen weken gedaan. Mocht de Kamer het met een project niet eens zijn, in de zin dat zij er eerder wel voor was in het kader van het MIRT maar inmiddels niet meer, dan mag dat. Dan moeten die projecten ook gewoon benoemd worden. Dan kan de Kamer daarover stemmen en dan zal ik mij natuurlijk neerleggen bij het besluit dat zij dan neemt. Ik voer dus gewoon uit wat de Kamer zelf met mij in gang heeft gezet. Ik neem alle besluiten overeenkomstig de begrotingsregels. De door mij ondertekende convenanten geven eveneens uitvoering aan staand beleid. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om het afhechten van eerder gemaakte bestuurlijke afspraken en deels zelfs over het uitvoeren van moties van deze Kamer. Ikzelf ga dus het liefste tot de laatste dag daarmee door omdat ik denk dat ons land het nodig heeft dat wij doorpakken. Ik heb dat de laatste jaren geprobeerd vorm te geven. Het is aan de Kamer om daar verder over te beslissen. Zij is daarover de baas. Vanuit mijn eigen mindset vind ik het echter niet goed om nu te stoppen en dien ik dus deze motie te ontraden.

Dan kom ik te spreken over de motie die gaat over het in samenhang brengen van de budgetten voor ruimtelijke ordening met die voor infra. Als ik de motie zo mag lezen dat wij nog meer de synergie proberen te zoeken – de ingroei naar integraliteit zit er steeds meer in – dan zie ik deze motie als ondersteuning van beleid. Echter, als de motie bedoelt te zeggen dat budgetten niet meer gescheiden moeten blijven en niet meer op de huidige hoofdstukken en artikelen zouden moeten slaan maar dat wij er één financiële potpourri van zouden moeten gaan maken, dan ben ik er zelf geen voorstander van. Dat was het afgelopen kabinet van CDA, PvdA en ChristenUnie ook niet. Dan zou ik de motie dus vanuit de visie van het vorige kabinet dienen te ontraden. Het is natuurlijk aan de Kamer om daarover te beslissen. Hoe zij daarover dan besluit, zal worden meegegeven richting de formatie. Dat gaat namelijk over mijn financiële graf heen.

De voorzitter:

Dus oordeel Kamer?

Minister Eurlings:

Inhoudelijk ontraad ik de motie op basis van het standpunt van het vorige kabinet, maar het is aan uw Kamer om erover te beslissen. Als de motie wordt aangenomen, zal ik die meegeven richting de formatie. Ik heb al gezegd dat als je er één financiële potpourri van maakt, het de vraag is of je echt synergie bereikt.

Nu de motie over het besluit om de A6 en A9 niet langs het Naardermeer aan te leggen en de extra ruimtelijke oplossingen voor de leefbaarheid van Muiderberg. Ik ben blij met het otb: een belangrijke stap voor de bereikbaarheid en leefbaarheid. Er is zeer veel aandacht gegeven aan inpassing, ook bij Muiderberg. Wij zijn daar echt zeer ruimhartig geweest. Ik heb het precieze bedrag niet in mijn hoofd dus pakt u mij daar niet op, maar volgens mij gaat het om 100 mln. aan extra inpassingen in die streek! Zet dat eens af tegen sommige projecten in andere provincies, die in hun totale kosten vaak veel minder zijn dan die 100 mln. We zijn dus zeer ruimhartig geweest en dat hebben we met graagte gedaan; wij wilden het goed ingepast opleveren. Wij hebben met de regio afspraken gemaakt over de inpassing, inclusief Muiderberg. Bij Muiderberg komen geluidsschermen tegen het geluid van de weg en van het spoor. Verdere maatregelen lijken me buiten het onderhandelingsresultaat met de regio te staan, lijken me niet doelmatig en ik heb daar ook geen geld meer voor beschikbaar. Deze motie dien ik dus te ontraden.

Mijn hartelijke gelukwensen aan de heer Sharpe voor zijn maidenspeech. Bij mij duurde het maanden voordat ik mijn maidenspeech mocht houden. Ik kan mij nog herinneren dat ik toen behoorlijk zenuwachtig was. Het ging hem in ieder geval zeer goed af. Ik ben ook zeer blij met zijn inhoudelijke opmerkingen. Hij sprak zijn waardering uit voor het doorpakken en voor de schoppen in de grond. Ik kan hem slechts "kussen en sepen" voor die prachtige bewoordingen; de heer Sharpe weet dan wel wat ik bedoel. Zoals men gisteren heeft begrepen, is het mij ook ernst met het oplossen van die vijftig knelpunten. Ik heb aangegeven dat we met 48 daarvan concreet bezig zijn, en dat ook voor die andere twee het proces is ingezet. Hij wil dat ik daarop doorpak, ik wil dat graag doen. Ik zie zijn motie dus als ondersteuning van het beleid. Inderdaad is het goed dat de heer Madlener de file top-50 extra accentueerde. U bent daarin dus consistent.

Verder de negende ingediende motie, van de leden Jansen en Neppérus. Ik kon me de opmerkingen van de heer De Rouwe wel voorstellen, die schrok van alwéér allerlei wettelijke regelingen et cetera. Wordt ons land daar niet te stroperig van, en te aangenaam voor juristen die stokjes willen steken, zeker als wij op een andere manier een goedwerkende aanpak kunnen realiseren? Gisteren heb ik geprobeerd uit te leggen dat wij dit op een andere manier kunnen realiseren. Daarom ben ik geen voorstander van wettelijke normen voor trillingen. Er zijn normen en deze worden gehanteerd. Ik vind het niet nodig om dit zwaar wettelijk op te tuigen. Laten wij toch eens proberen om dit op een lichtere, maar inhoudelijk wel scherpe manier te doen. Na een of twee jaar kunnen we dan kijken of zoiets voldoende werkt, of toch weer het juridische pandemonium over ons moeten afroepen. Ik ontraad deze motie dus.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Als indiener van de motie heb ik een vraag. Realiseert de minister zich dat op dit moment het proces rond het wetsvoorstel over de integratie van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer loopt? En dat het, kortom, dus met die bureaucratie wel meevalt? Dit kan gewoon worden meegenomen in dat wetsvoorstel, het valt dus reuze mee met die regeldrift. Vandaar dat ook de VVD vond dat dit makkelijk kan.

Minister Eurlings:

Het probleem is dat het in ons land helemaal niet zo meevalt met die regeldrift. Ik heb daar zelf jarenlang tegen gevochten. Iedere keer weer zie je dingen ontstaan waarin direct juridische haakjes kunnen worden geslagen. Alles kan, maar de vraag is of je het zou moeten willen. Laten we het nu gewoon proberen op de manier die wij hebben voorgesteld en over een of twee jaar kijken of het werkt. Ik heb er het volste vertrouwen in dat het ook kan zonder er weer een juridisch pandemonium van te maken. Maar zonder enige twijfel zal dat ook niet de bedoeling zijn van de heer Jansen.

De tiende ingediende motie gaat over Groningen en Fryslân. Gisteren had ik na het MIRT-overleg nog een aangenaam overleg met de gedeputeerde, waarbij ook de top van mijn ambtelijke staf aanwezig was. Dat was een vruchtbaar samenzijn. Ik ben het ermee eens dat het achterstallige onderhoud op de vaarwegen niet mag leiden tot beperkingen in de doorvaart op het Winschoterdiep en het Van Harinxmakanaal, noch mag dit tot druk op economische activiteiten leiden. Ik heb de Kamer gisteren geïnformeerd over het eerder door mij aan de provincie gedane voorstel over het totale beheer en onderhoud en de beheerssituatie van de Fries-Groningse kanalen. Het inlopen van het achterstallige onderhoud aan het Winschoterdiep en het beschikbaar stellen van financiële middelen, de genoemde 34 mln., maken onderdeel uit van mijn voorstel. De provincies hebben mij gisteravond nog een keer nadrukkelijk gezegd dat zij op zeer korte termijn met een reactie zullen komen. Er bestaat e-mailverkeer tussen ons en wij gaan heel snel het totale voorstel bespreken.

Ik snap de drive van de heer De Rouwe en begrijp waarom er wat hem betreft geen sprake meer mag zijn van lang uitstel. Misschien mag ik hem vragen om zijn motie heel kort aan te houden, omdat wij wellicht volgende week en anders in een van de weken daarna tot elkaar kunnen komen. Als de heer De Rouwe zijn motie niet aanhoudt, dan wil ik hem vragen om zijn motie zo te mogen interpreteren dat de Kamer vindt dat er zeer spoedig overeenstemming moet worden bereikt over het onderhoud aan en beheer van de Fries-Groningse kanalen, maar dat ik wel nog een keer mag proberen om met de provincies het beheer te stroomlijnen. Ik vraag hem met andere woorden de gelegenheid te krijgen om samen met de provincies overeenstemming te bereiken volgens de afspraken die ik gisteren met hen heb gemaakt.

De heer De Rouwe (CDA):

Zonder overleg met de medeondertekenaars te hebben gevoerd durf ik de minister wel te zeggen dat wij de motie aanhouden tot de laatste stemmingen voor het zomerreces. De minister moet dan wel heel snel gaan e-mailen.

Minister Eurlings:

Wij doen ons best.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Rouwe stel ik voor, zijn motie (32123-A, nr. 125) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Eurlings:

In de elfde motie wordt de regering gevraagd om de Crisis- en herstelwet een permanent karakter te geven. Het oordeel over deze motie van de heer De Rouwe is natuurlijk aan de Kamer. Wij hebben aangegeven dat er sowieso een evaluatie komt, maar blijkbaar vindt de heer De Rouwe de wet zo goed dat hij hoe dan ook een permanent karakter moet krijgen. Ik heb hard meegewerkt aan deze wet en ik vind het ook een goede wet. Ik ben heel blij dat minister-president bij deze wet de kar heeft willen trekken. Het zal dan ook geen verbazing wekken dat ik sympathiek sta tegenover het idee om de wet een permanent karakter te geven. Ik laat het oordeel echter aan de Kamer, want als lid van een demissionair kabinet kan ik over deze motie geen oordeel geven. Als de Kamer de motie steunt – ik hoop dat men het sympathieke timbre in mijn stem hoort – dan zal de motie bij de formatie worden meegenomen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Dit roept toch echt vragen op over de eenheid van het kabinetsbeleid in dezen. Gisteren heeft de minister van VROM namelijk in niet mis te verstane bewoordingen gezegd dat zij de evaluatie serieus wenst te nemen en die dan ook wenst af te wachten. Nu zegt deze minister echter dat hij eigenlijk vindt dat wij het gewoon moeten doen. Hij wil het alleen nog net niet hardop zeggen.

Minister Eurlings:

Nee. Mevrouw Dijksma snoept nu een beetje van twee walletjes. Eerder zei zij namelijk dat zij, anders dan drie maanden geleden, nu wel vindt dat ik plannen waarmee wij al jarenlang bezig zijn, niet meer mag uitvoeren.

Wij hebben een evaluatie aangekondigd. De heer De Rouwe wil echter nu al verder gaan. Ik laat het oordeel over dit voorstel over aan de Kamer, want hierover hoort het volgende kabinet te beslissen en ik wil niet over mijn graf heen regeren. Ik zeg dus geen ja en geen nee. Minister Cramer was zeer actief betrokken bij de Crisis- en herstelwet en ik was dan ook niet de enige die het wel een sympathieke wet vond. De beslissing hierover is echter aan de Kamer. Als mevrouw Dijksma op de evaluatie wil wachten, dat moet ze gewoon tegen de motie stemmen. Ik stel mij echt neutraal op door het oordeel aan de Kamer te laten. Sorry dat ik af en toe laat blijken waar mijn sympathie ligt.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Dat is helder. Het ging er mij om dat wij bijna een opdracht kregen van de minister van VROM om de evaluatie serieus te nemen. Het leek er even op dat de minister daarvan weg probeerde te komen.

Minister Eurlings:

Na een evaluatie bekijk je of een wet moet worden aangepast of aangescherpt. De vraag of een wet een meer permanent karakter moet krijgen, staat dan ook los van de inhoudelijke evaluatie en het oordeel of een wet moet worden aangescherpt of afgezwakt. Maar goed: wij kunnen hierover heel lang blijven debatteren, het oordeel is en blijft aan de Kamer. Als de motie wordt aangenomen, zal ik haar natuurlijk aan de informateur of de informateur doorspelen.

De voorzitter:

Het is helder. Het debat hierover moeten wij nu echt sluiten. Wij gaan door naar de volgende motie.

Minister Eurlings:

Voorzitter. De Kamer is de baas.

Dan nu de motie van mevrouw Neppérus, de heer De Rouwe en de heer Sharpe. In deze motie wordt de regering gevraagd, onverkort vast te houden aan de gemaakte afspraken en op de ingeslagen door te gaan. Dit is wat uw Kamer op 26 maart, op de fractie van GroenLinks na, bijna Kamerbreed heeft besloten. Ik heb zojuist geconstateerd, net als gisteravond, dat mevrouw Dijksma nu een andere lijn kiest. Dat mag. Uw Kamer moet oordelen, maar u zult begrijpen dat ik vanuit mijn portee liever deze lijn volg dan de lijn die mevrouw Dijksma voorstaat. Ik kenschets deze motie dan ook als een ondersteuning van mijn beleid. Ook op dit punt is uw Kamer de baas. Als uw Kamer zegt dat ik mag doorgaan, dan ga ik graag door, maar als uw Kamer nu zegt, anders dan drie maanden geleden, dat ik pas op de plaats moet maken, dan moet ik dat accepteren. Ik doe dat dan echter wel met frisse tegenzin, om het voorzichtig en vriendelijk te zeggen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Interpreteert de minister de motie zo: ik houd mij aan de afspraken en de spelregels? Als dat zijn interpretatie is, dan is dat conform hetgeen de Kamer steeds heeft aangegeven. Dan is dat voor mij helder.

Minister Eurlings:

Dit is het kardinale punt. Het enige wat ik de laatste maanden heb gedaan, is het beleid uitvoeren en doorgaan als minister van Verkeer en Waterstaat. Dat heeft de Kamer ook gezegd: binnen de begrotingsregels en binnen het MIRT. Die ruimte is mij gegeven en ik was daar blij mee. Ik houd mij natuurlijk aan de begrotingsregels en aan hetgeen de Kamer geaccordeerd heeft. Daarbij komt dat de Kamer mij bij elke afspraak die ik maak, kan terugfluiten. Als de Kamer vindt dat een project niet goed is of te ver gaat – ik denk aan die 3 mld. spoor of een wegproject – dan heeft zij de ruimte om mij terug te fluiten. Ik doe geen gekke dingen. Ik heb gisteren ook gezegd dat ik mijn ministerie verantwoord overdraag aan mijn opvolger; geen rammelkast maar een verantwoord financieel huis. Ik houd mij volstrekt aan hetgeen binnen de begrotingsregels past en met de Kamer is afgesproken.

De voorzitter:

Ik sta geen interrupties meer toe. De minister is naar mijn mening duidelijk genoeg geweest. Wij gaan nu verder met het oordeel van de minister over de twaalfde motie.

Minister Eurlings:

Ik denk de dertiende, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Excuus.

Minister Eurlings:

De motie op stuk nr. 128 is ingediend door de leden Neppérus en Aptroot en betreft de RijnlandRoute. Ik vraag mij af hoe ik deze motie moet interpreteren. Als er wordt gesteld dat de RijnlandRoute sowieso in één keer moet worden gerealiseerd, dan is er een probleem. Uit het debat dat wij gisteren voerden, werd duidelijk dat in de regio daartoe onvoldoende middelen aanwezig zijn. Als de Kamer aangeeft waar aanvullende middelen gevonden kunnen worden, dan kunnen wij verder. Als dat de lijn is van de indieners, dan ontraad ik het aannemen van de motie. Als ik de motie echter zo mag interpreteren dat alleen de delen van de RijnlandRoute gerealiseerd worden die duurzaam zijn en op basis van twee keer twee rijstroken worden aangelegd, dan beschouw ik haar als een ondersteuning van mijn beleid voor een gefaseerde realisatie. De kans is daarbij echter groot dat een en ander resulteert in het scenario dat de verbinding A4-A44 op korte termijn niet wordt gerealiseerd. Daarvoor is het geld dan gewoon niet voorhanden. Als ik langs die tweede lijn mag interpreteren, dan ondersteun ik de motie. Anders moet ik het aannemen ervan vanwege het financiële gat ontraden.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik begrijp het financiële punt van de minister. Dat is mij helder. Wij merken alleen op dat er nu een scenario F in de discussie is gebracht waarbij wordt gewerkt met 2x1-baan in plaats van 2x2. Wij zeggen daarover: dat moet je niet doen, dat is niet acceptabel. Laat de regio's eerst praten over wat zij willen, maar wij gaan in elk geval niet akkoord met een 2x1-bak.

Minister Eurlings:

Daarmee zegt u eigenlijk dat alleen de delen van de RijnlandRoute gerealiseerd worden die duurzaam zijn en 2x2-rijstroken hebben. Maar goed, ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer. Ik snap evenwel wat u bedoelt en dat komt neer op een gefaseerde aanpak. Ik kan dan sympathieker tegenover de motie staan dan in het geval van het miskennen van het financiële gat. Dat wil ik niet.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het probleem van het financiële gat bestaat. Daarover moeten wij helder zijn. Een groot deel van de regio wil met die 2x1-variant gaan werken. Wij vinden dat dat niet moet gebeuren. Dan moet eerst verder worden gekeken naar betere oplossingen.

Minister Eurlings:

Of faseren. Dat sluit u dan ook niet uit.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik sluit niets uit, maar dat 2x1 moeten wij in ieder geval niet hebben.

Minister Eurlings:

Goed. Ik laat het oordeel aan de Kamer, maar ik sta er zo sympathieker tegenover dan als de motie anders geïnterpreteerd was. Ik hoop dat mevrouw Neppérus mij daarin goed begrijpt.

Voorzitter. Ik kom bij de laatste motie, de motie op stuk nr. 130 over de nieuwe westelijke oeververbinding. De partijen zijn er wel degelijk goed bij betrokken. Wij willen tempo maken, maar tegelijkertijd – zo zeg ik tot mevrouw Dijksma – moet zorgvuldigheid natuurlijk vooropstaan. Juist met de nieuwe westelijke oeververbinding proberen wij volgens het Elverding-traject te werken: een brede verkenning met participatie en daarna proberen te komen tot een voorkeursbeslissing. Ik zeg mevrouw Dijksma toe dat wij dat gedegen zullen doen. Wij kennen de gevoeligheid, dus wij zijn in goed contact en proberen er met de regio goed mee om te gaan. Vervolgens zullen wij de Kamer een heldere voorkeur voorleggen, waarover zij dan natuurlijk in alle openheid en expliciteit haar mening kan geven. Dit gezegd hebbende, kan ik de motie in die zin zien als ondersteuning van beleid. Dit punt zal de komende maanden terugkomen. Wij zullen dan nader over het project spreken.

Voorzitter. Ik ben hiermee gekomen aan het einde van mijn beantwoording. Ik dank u vriendelijk.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Van der Ham

Naar boven