Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES (32282).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij nu behandelen ziet toe op de toelating en uitzetting van vreemdelingen op de BES-eilanden. Omdat het wetsvoorstel niet van toepassing was op Nederlanders, en de behandeling van het voorstel inzake de rijkswet personenverkeer nog niet is afgerond, heeft de regering, in navolging van het advies van de Raad van State, besloten het wetsvoorstel aan te vullen met een overgangsregeling voor de toelating van Nederlanders tot de openbare lichamen.

Het is niettemin glashelder dat de Raad van State er uitdrukkelijk de voorkeur aan had gegeven, het voorliggende wetsvoorstel te beoordelen in samenhang met de voorstellen inzake de rijkswet personenverkeer en de Rijksvisumwet, omdat "de hoofdlijnen met betrekking tot het visumbeleid en de regels de toegang tot het Koninkrijk worden gesteld bij voornoemde rijkswetten". De Raad van State behoudt zich zelfs het recht voor om bij advisering over voornoemde rijkswetten terug te komen op aspecten die met het voorliggende wetsvoorstel samenhangen.

De VVD-fractie deelt dit oordeel van de Raad van State. Wij voelen er op voorhand niet veel voor om het voorliggende wetsvoorstel als een stoplap af te stempelen, zonder gelijktijdig inzicht in en behandeling van met name de rijkswet personenverkeer. Dit standpunt kan voor de regering geen verrassing zijn, want zoals de regering bekend is, wil de VVD-fractie al heel lang op basis van wederkerigheid een toelatings- en terugkeerregeling van Antillianen en Arubanen in Nederland, zoals die nu ook geldt voor Nederlanders op Aruba en in de Antillen via de landsverordeningen inzake toelating en uitzetting. In de motie-Luchtenveld uit 2006 werd daarop al aangedrongen. In diverse debatten inzake de herstructurering van het Koninkrijk heeft mijn fractie daarop wederom aangedrongen. De regering weet dat het ontbreken van de rijkswet personenverkeer, inclusief een toelatings- en verblijfsregeling, voor de VVD onlangs een belangrijke reden was om tegen de wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden te stemmen.

Voor ons is de datum van 10 oktober, waarop het gehele herstructureringsproces moet zijn afgerond, dan ook niet heilig. Wij willen absoluut dat een rijkswet personenverkeer, inclusief de reeds lange tijd door mijn fractie gewenste regeling, wordt ingediend en besproken voordat het herstructureringsproces wordt afgerond. In dat verband vraag ik de minister, wanneer het inwerkingtredingsbesluit in het kader van de voorhangprocedure naar de Kamer komt, zoals door de staatssecretaris in april is aangegeven.

Ik zei het al: het voorliggende wetsvoorstel verandert op voorhand niets aan het standpunt van de VVD-fractie. De landsverordeningen worden immers grotendeels gehandhaafd en opgenomen in de bijlage bij de invoeringswet. Dat betekent dat voor Nederlanders de vestigings- en verblijfsbeperkingen op de eilanden blijven gelden, terwijl Antillianen en Arubanen zich vrij in Nederland kunnen blijven vestigen. Die overgangsregeling is dus niet gelijkwaardig, en dat was en is voor mijn fractie niet bevredigend.

Zoals bekend, wil de VVD-fractie de toestroom van kansarme en laagopgeleide migranten naar Nederland stoppen. Dat geldt wat ons betreft ook voor Antillianen en Arubanen. Laat ik om te beginnen zeggen dat het met veel Arubanen en Antillianen in Nederland natuurlijk heel goed gaat. Zij hebben een baan of een bedrijf of zij volgen een opleiding. Wie echter de werkloosheids- en criminaliteitsstatistieken bekijkt, kan niet anders dan constateren dat het met te velen helaas nog niet goed gaat. Zo zijn Antillianen zes keer vaker verdacht van een misdrijf dan autochtonen. In de leeftijdscategorie tussen 12 en 60 jaar komen Antillianen drie maal zo vaak met justitie in aanraking als autochtonen. De eerste generatie Antillianen doet zeventien keer vaker een beroep op de bijstand dan autochtonen. 16,6% van de Antillianen is werkloos, tegen 9,2% van de autochtone jongeren. De Taskforce Antilliaanse Nederlanders dat de sociaaleconomische positie van Antilliaanse Nederlanders in de afgelopen 15 jaar niet wezenlijk is verbeterd.

De VVD wil dat mensen die ervoor kiezen om naar Nederland te komen, ook een reële kans hebben om volwaardig in onze samenleving mee te draaien. Voor ons is niet te verteren dat te veel Antillianen in de marge van onze samenleving verdwijnen. Om deze problemen te kunnen aanpakken en verdere opeenstapeling van problemen in de toekomst te voorkomen, wil de VVD-fractie een toegangs- en verblijfsregeling die het mogelijk maakt dat alleen Antillianen en Arubanen worden toegelaten die een reële kans van slagen hebben om volwaardig mee te draaien in onze samenleving. Bovendien begrijpen wij niet waarom een dergelijke regeling wel voor Nederlanders op de Antillen en Aruba geldt maar niet omgekeerd.

De heer Brinkman (PVV):

Ik dacht even dat ik mijn collega, de heer Fritsma, hoorde praten, maar het is warempel de heer De Krom van de VVD-fractie. Naar mijn idee biedt dat perspectief. Mijnheer de Krom weet ongetwijfeld ook dat de Antillen de afgelopen vijftien jaar bijna 80.000 criminele Antillianen met subsidie naar Nederland hebben gestuurd. De vlucht is gewoon betaald door de Antilliaanse overheid. Is het niet een idee om al die criminelen op te sporen en ze te stimuleren, zo niet te dwingen, terug te gaan naar de Antillen?

De heer De Krom (VVD):

Ik dank de collega voor zijn vraag, maar de inzet van de VVD-fractie is ook hem bekend. Mijn voorganger, de heer Remkes, heeft die inzet immers meerdere malen tijdens debatten naar voren gebracht. Wij willen een regeling op basis van wederkerigheid, die geldt voor alle landsdelen van het Koninkrijk. Dat moet worden geregeld in de rijkswet personenverkeer. Wij willen inderdaad dat mensen die naar Nederland komen, een reële kans hebben om hier volwaardig mee te draaien. We zouden dezelfde eisen kunnen stellen die nu op de Antillen en Aruba gelden. Dat is de regeling waaraan wij denken.

De heer Brinkman (PVV):

U spreekt over een regeling op basis van wederkerigheid. U wilt dat de Nederlanders op de Antillen wat dat betreft dezelfde rechten krijgen als de Antillianen in Nederland. Dat is prima, maar dat neemt niet weg dat de Antillianen met een crimineel verleden in Nederland kunnen verblijven. Dat moeten wij volgens mij niet willen.

De heer De Krom (VVD):

Ik stel mij voor dat dit in overgangsregelingen moet worden geregeld. Ik kan me ook voorstellen dat een dergelijke regeling alleen geldt voor nieuwe gevallen. Dat alles moet in een dergelijke regeling worden uitgewerkt. De doelstelling van de VVD-fractie is volstrekt helder. Zij wil niet dat de bestaande problemen van sommigen uit de Antilliaanse gemeenschap groter worden. Ik zeg er dus nadrukkelijk bij dat het wat ons betreft een toelatings- en terugkeerregeling wordt. Laat ik het zo formuleren.

In dat verband is essentieel dat de regering naar aanleiding van het advies van de Raad van State expliciet heeft bevestigd dat beperkingen om zich vrij tussen de landsdelen te verplaatsen, nog steeds zijn toegelaten middels aanpassing van de territoriale verklaring bij het vierde protocol bij het EVRM en het voorbehoud bij het IVBPR. De verschillende landsdelen blijven daarbij als "separate territory" aangemerkt. Beperkingen inzake toegang en verblijf kunnen dus voor de verschillende landsdelen over en weer gelden. Zo begrijp ik het althans en de Raad van State geeft dat ook aan. Juridisch staat er volgens mij dus niets in de weg om op basis van wederkerigheid beperkingen te stellen aan de toelating en het verblijf van Antillianen en Arubanen in Nederland. Kan de regering mijn conclusie bevestigen?

De regering beargumenteert verder dat vrij personenverkeer niet betekent dat er helemaal geen voorwaarden kunnen worden gesteld, namelijk in die gevallen waarin er voor het ontvangende land – in dit geval gaat het om Nederland – sprake zou zijn van onevenredige lasten. Kan ik dit vertalen als dat Nederland ook eenzijdig voorwaarden aan het personenverkeer kan stellen? Ik vraag dat de regering uitdrukkelijk, omdat al meer dan tien jaar geleden in de nota migratie Antilliaanse jongeren werd geconcludeerd dat het uit juridisch oogpunt mogelijk is om voor Nederland een toelatingsregeling te maken. Mocht dat het geval zijn, waarom doet de regering dat dan niet?

Graag wil de VVD-fractie van de bewindslieden een nadere toelichting op de gevolgen van het nieuwe artikel 12a, dat de toelating van vluchtelingen tot de BES-eilanden regelt. De Raad van State wijst terecht op de politieke instabiliteit, de hoge werkloosheid en de lage leefstandaard in delen van Zuid-Amerika, wat de regering overigens erkent. Daardoor ligt een grote toeloop van economische vluchtelingen op de loer. Dat zou voor de VVD-fractie volstrekt onaanvaardbaar zijn, niet in de laatste plaats overigens voor de eilanden zelf, want die kunnen zo'n eventuele grote toestroom natuurlijk niet aan.

Weliswaar begrijpt mijn fractie dat met de onderhavige wet het vreemdelingenregime tot op bepaalde hoogte gelijk wordt gesteld met dat in Nederland, maar tegelijkertijd verbazen wij ons erover dat, terwijl Nederland al zo veel moeite heeft met het voeren van een restrictief vreemdelingenbeleid en gelet op alle wetgeving die in Nederland van kracht is, wij nu een deel van die moeilijke wetgeving lijken te exporteren naar de eilanden, waarmee wellicht het risico van ongecontroleerde toestromen naar die eilanden verder zou kunnen toenemen. Zo worden, naar ik heb gelezen, de rechtswaarborgen uitgebreid en wordt het Vluchtelingenverdrag van toepassing, terwijl dit nu niet het geval is. Waarom doet de regering dit allemaal? Ligt het niet voor de hand om te veronderstellen dat die toestroom en dat risico hiermee alleen maar groter worden?

Wat betekent het nieuwe artikel 12a – ik lees het maar even als een eenvoudige implementatie van artikel 3 EVRM – in combinatie met het van toepassing worden van het Vluchtelingenverdrag en het protocol, wederom gelet op het risico van een grotere toestroom uit Zuid-Amerika? Hoe denkt de regering met de invoering van deze wet, met al die extra waarborgen en verdragen die worden geïntroduceerd, die massale eventuele toestroom te voorkomen? Welke garanties kan de regering geven?

Een technische vraag: waarom wordt de strekking van artikel 8 EVRM vastgelegd in een circulaire en niet in de wet zelf? Waarom worden EVRM-bepalingen nu expliciet in de wet en de circulaire opgenomen, terwijl dat voorheen niet zo was? Waarom wordt het Vluchtelingenverdrag van toepassing, terwijl dit in de huidige situatie niet zo is of niet noodzakelijk is? Is dat een noodzaak als gevolg van de herstructurering of is dit een uitdrukkelijke beleidskeuze?

Het is ook in het Nederlandse belang dat wij een toestroom naar de eilanden vanuit Zuid-Amerika voorkomen. Ik weet dat men met een verblijfsvergunning niet kan doorreizen naar Nederland. Toch vraag ik me af of het gevaar dan niet op de loer ligt dat mensen straks weer een Nederlands paspoort krijgen, en dat daarmee de weg naar Nederland met alle bijbehorende voorzieningen toch weer helemaal open ligt. Graag krijg ik daarop een reactie. Ook door de uitbreiding van het aantal rechtswaarborgen zou het aantal vreemdelingenrechtelijke beroepszaken stevig kunnen stijgen. Dat is ook een risico dat, zo heb ik gelezen, door de regering wordt onderkend. De vraag die zich vervolgens voordoet is wat mij betreft: hoe groot is dat risico, en waarom worden die rechtswaarborgen dan uitgebreid? Graag krijg ik daarop een toelichting.

Waarom kan artikel 29 van de Vreemdelingenwet, eerste lid, onder c en d, buiten toepassing blijven? Wij hebben dat in Nederland immers ook, maar kennelijk is er geen internationaalrechtelijke bepaling die zulks gebiedt. Waarom kan het dan op de eilanden buiten toepassing blijven?

Enkele wijzigingen van artikel 26 hebben ten doel de strafbaarstelling van illegaal verblijf op te heffen, teneinde de situatie gelijk te trekken met de situatie in Nederland en Aruba. Dat gaat, wat de VVD-fractie betreft, precies de verkeerde kant op, want wij willen juist ook in de andere landsdelen, om te beginnen in Nederland, illegaliteit strafbaar stellen. Die wet doet dus eigenlijk precies het omgekeerde van wat wij graag zouden willen. Ik zou graag een nadere toelichting willen hebben waarom de regering hiervoor kiest. Daarentegen heb ik gelezen dat de strafbaarstelling van ongewenstverklaarden weer wel wordt gehandhaafd, zoals wij die in Nederland juist weer wel hebben.

Een ander punt dat mij is opgevallen is dat de glijdende schaal niet van toepassing is. De regering kiest ervoor om de huidige regeling, waarbij een verblijfsvergunning kan worden ingetrokken na onherroepelijke veroordeling tot een gevangenisstraf van drie maanden of langer, te handhaven. Mijn vraag is nu waarom de regering dit handhaaft, terwijl in Nederland door dit kabinet ontzettend moeilijk werd gedaan om de glijdende schaal aan te scherpen. Ik zou het op prijs stellen als de regering daarop kan ingaan.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Çörüz van de CDA-fractie. Tijdens zijn loopje zeg ik dat we gaan proberen om er met zijn allen om half zeven mee klaar te zijn. Dat is een uitdrukkelijke wens van de regering. Ik denk dat ons dit gezien de spreektijden en de materie moet gaan lukken. Met de steun van de Kamer gaat dit lukken.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. In de schriftelijke voorbereiding heeft de CDA-fractie al te kennen gegeven dat zij de strekking van het wetsvoorstel onderschrijft. Niettemin heeft onze fractie nog enkele opmerkingen en vragen.

Net als de regering is de CDA-fractie van mening dat de toegang en de toelating van Nederlanders tot de verschillende delen van het Koninkrijk in beginsel overal aan dezelfde voorwaarden moeten zijn onderworpen. Niettemin gelden er beperkende voorwaarden voor toelating van Nederlanders tot de eilanden. De argumentatie daarvoor is gelegen in de veronderstelde risico's van een onevenwichtige, eenzijdige toestroom van Nederlanders naar deze eilanden en de ontwrichtende gevolgen die dit in economisch en sociaal opzicht kan hebben, gezien de beperkte oppervlakte, de beperkte bevolkingsomvang en het beperkte absorptievermogen van de eilanden. Voor de BES-eilanden is daar misschien nog iets voor te zeggen, maar ontwrichtende gevolgen laten zich ook in Nederland laten zien. Zie de problematiek van de Antilliaanse risicojongeren die zich het afgelopen decennium in toenemende mate in de 22 Antillianengemeenten in ons land – in 1998 waren dat er nog slechts zeven – is gaan aftekenen. Vanuit dat oogpunt bezien zou het stellen van beperkende voorwaarden aan de toelating gerechtvaardigd kunnen zijn. Hoe kijkt de minister daartegen aan?

De discussie over toelatingsvoorwaarden en wederkerigheid zal ongetwijfeld terugkomen bij de bespreking van de rijkswet personenverkeer. Maar volgens mij komt deze discussie al eerder aan de orde. Volgende week staat namelijk het Ontwerpbesluit onderstand BES op de agenda. Dan zal ook het onderwerp van de wederkerigheid terugkomen. Als je als Nederlander vraagt om bijstand, kan dit gevolgen hebben voor je verblijfstitel. Daarom zou je wederkerigheid van toepassing moeten verklaren, zodat in Nederland dezelfde regels gelden.

Vandaag gaat het om een wetsvoorstel dat in het kader van de voortgang van het staatkundig hervormingsproces moet worden afgehandeld. Vandaag concentreren we ons op de BES-eilanden. Ik heb daarover nog een enkele vraag, naar aanleiding van het verslag. Het betreft de grensbewaking. Het vreemdelingentoezicht en het terugkeerproces worden geïntensiveerd, staat er. Dat is een verbetering. Dat is van belang, niet alleen met het oog op het tegengaan van illegaal verblijf, maar ook in verband met een eventuele doorreis naar Nederland van vreemdelingen met een verblijfsvergunning. De regering geeft immers zelf ook aan dat het niet is uit te sluiten dat migranten het feit dat de openbare lichamen onderdeel worden van het Nederlandse staatsbestel en dat het Vluchtelingenverdrag en het protocol zullen worden toegepast, zullen aangrijpen om langs die weg toelating te krijgen in de openbare lichaam, al dan niet met het oog op doorreis naar Europa. Een goed functionerend grenstoezichtsysteem, snelle afdoening van aanvragen en snelle uitvoering van terugkeer en vertrek, zo onderschrijven wij de stelling van de regering, moeten ervoor zorgen dat de migratiestromen beheersbaar blijven.

Ik kom te spreken over de illegalenregeling, het Brooks Tower-akkoord. Het stelt vooralsnog gerust dat het aantal illegalen dat op grond van dat akkoord een aanvraag heeft ingediend en een verblijfsvergunning heeft gekregen op de BES-eilanden, zeer beperkt is. Maar hoe ligt dat op Curaçao, Sint-Maarten en Aruba? Het Brooks Tower-akkoord zal voor 10 oktober 2010 worden afgerond, zo is het streven. Kan de Kamer kennisnemen van het eindresultaat?

De heer Brinkman (PVV):

Kennisnemen van het eindresultaat is wat de PVV betreft absoluut niet voldoende. De heer Çörüz beseft heel goed dat 40.000 tot 60.000 illegalen op de Antillen na vijf keer verlenging van de verblijfsvergunning daar en het aanvragen van een Nederlands paspoort kan betekenen dat we hier een verkapte vorm van een generaal pardon krijgen. Ik zou daarom heel graag van de heer Çörüz horen dat hij daartegen is en dat hij te allen tijde die verkapte vorm van een generaal pardon tegengaat.

De heer Çörüz (CDA):

Er is geen sprake van een generaal pardon. Daar hebben we er één van gehad en we worden nog steeds geconfronteerd met de naweeën ervan. Volgens mij is er geen enkele onduidelijkheid over de positie van het CDA ten aanzien van migratie in het algemeen of van het Nederland binnenkomen. Dat is wat ons betreft restrictief. Of het nu indirect of direct is: we moeten het gewoon goed controleren. Het kan niet zo zijn – ik kom hier later nog op terug – dat via een U-bochtconstructie allerlei mensen eerst daar komen en via die lijn naar Nederland gaan. Daarom denk ik ook dat dit wetsvoorstel snel door de Tweede Kamer moet en dat we niet kunnen wachten op die rijkswet.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben altijd een beetje voorzichtig met het CDA. Het was namelijk ten tijde van dit kabinet dat het generaal pardon er doorheen kwam. Ik wil de heer Çörüz daaraan herinneren. Feit blijft dat bijvoorbeeld de 60.000 illegalen op Sint-Maarten over 5 jaar een Nederlands paspoort kunnen krijgen. Hoe zorgen wij ervoor dat deze mensen Nederland niet binnen zullen komen? Als dat namelijk gebeurt, is het een verkapte vorm van een generaal pardon, hoe je het ook wendt of keert.

De heer Çörüz (CDA):

Laat ik die vraag doorspelen, want ik weet niet wat de getallen op de andere eilanden zijn. Ik heb net doorgekregen dat het bij andere BES-eilanden om een zeer beperkt aantal mensen gaat.

De heer Brinkman (PVV):

Daar gaat het niet om.

De heer Çörüz (CDA):

De heer Brinkman zegt dat het daar niet om gaat, maar ik wil niet dat degenen die geen toegang hebben tot Nederland, via een U-bochtconstructie of via allerlei indirecte wegen Nederland binnenkomen. Daar kan ik klip-en-klaar over zijn. Volgens mij is er op dit punt geen verschil tussen de VVD, het CDA, de PVV of de andere partijen. Volgens mij is er een unaniem gevoelen in de Kamer dat mochten er gaten zijn, wij die moeten afdichten.

De voorzitter:

Mijnheer Çörüz, u gaat richting afronding.

De heer Çörüz (CDA):

Gesteld wordt dat het land Nederlandse Antillen voornemens is stevig op te treden tegen vreemdelingen die niet aan de voorwaarden voldoen en die de Nederlandse Antillen bijgevolg moeten verlaten alsmede tegen werkgevers die illegalen tewerkstellen. Hoe wordt dit concreet opgepakt?

Ik kom bij mijn voorlaatste punt. In de nota van wijziging staat dat onderzoek ter verificatie of de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de onderlinge betrekkingen van de landen of de internationale betrekkingen, kan gebeuren door op systematische basis de registers te raadplegen die door de openbare lichamen worden aangehouden en waarin signaleringen zijn opgenomen met betrekking tot personen aan wie de toegang dient te worden geweigerd dan wel ter opsporing van personen die worden verdacht van het gepleegd hebben van strafbare feiten. Op onze vragen of deze registers op de BES-eilanden op orde zijn en voldoen aan de in het Europees deel van het Koninkrijk geldende maatstaven en op welke wijze thans van deze registers gebruik wordt gemaakt in verband met onderzoek van fraude en aspecten van openbare orde, wordt slechts summier medegedeeld dat er in het kader van de transitie en de overname van taken in afstelling met de andere Antilliaanse eilanden wordt geïnvesteerd in het op orde brengen van de registers en de toepassing ervan, conform afspraken neergelegd in de onderlinge regeling Vreemdelingenketen. Dat is een hele mondvol, maar wat bedoelt de minister hiermee precies? Ik wil graag een concreet antwoord van hem krijgen.

Ten slotte. Kan de minister concreet aangeven wat het op de transitiedatum van 10-10-2020 betekent als we dit wetsvoorstel niet door de Kamer krijgen? Ik kijk daarbij ook internationaal, naar EVRM-bepalingen en vluchtelingenbepalingen, zoals de heer De Krom al zei, maar ook naar de positie van Nederlanders die daar al zitten. Kan de minister gewoon in twee, drie zinnen duidelijk maken wat het betekent als dit niet doorgaat? Sommige collega's zullen misschien stellen dat we moeten wachten op de rijkswet. Ideaal zou wellicht zijn geweest als de twee samen waren gegaan. Er ontstaat onzes inzien echter een lacune op 10-10-2010. Dan worden enkele eilanden openbare lichamen. Om te voorkomen dat vanuit landen als Venezuela personen naar die eilanden gaan om vervolgens via die omweg naar Nederland te komen, is dit wetsvoorstel volgens mij nodig. Zo heb ik het begrepen. Is dat correct, minister? Wat zijn de eventuele gevaren als we dit niet doen en blijven wachten op de rijkswet? Laten we dat vanmiddag goed toelichten.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. En toen kwam er toch een referendum! De bestuurders op Bonaire wilden eerst dat de mensen op Bonaire zich konden uitspreken over de nieuwe staatkundige verhoudingen en stelden voor om een referendum te houden. Dat referendum kwam er echter niet. Daarna kwam een delegatie van het bestuur van Bonaire speciaal naar de Tweede Kamer, waar ze mij vertelde dat ze toch een referendum wilde. Maar ze kon mij niet vertellen wanneer, terwijl ik toch een besluit moest nemen over een hele stapel wetten over de toekomst van Bonaire. De dag voor de stemmingen heb ik nog gevraagd aan het bestuur van Bonaire of er een referendum kwam. Ik heb helemaal niets gehoord. Toen kwam de mededeling dat er toch geen referendum komt op Bonaire, en nu heb ik via de pers weer vernomen dat er toch weer wél een referendum komt op Bonaire.

Laat ik nu eens geen oordeel uitspreken, maar de minister vragen een oordeel te geven over deze bestuurlijke gang van zaken. Is het misschien niet zo dat de bestuurders op Bonaire weer eens haarfijn hebben aangetoond dat zij volkomen incapabel zijn? Kan de minister bevestigen dat dit referendum er nu wel zal komen en, zo ja, wanneer?

De heer Brinkman (PVV):

De heer Van Raak weet dat ik een groot voorstander ben van referenda en dat ik het nut van een referendum op Bonaire altijd onderstreept heb. Maar ik moet heel eerlijk zeggen: laten we er alstublieft mee ophouden. Ik heb namelijk echt het idee dat wij een beetje gepiepeld worden door een aantal bestuurders die dit referendum gewoon als wisselgeld willen gebruiken. Denkt de heer Van Raak dat zelf ook niet een beetje?

De heer Van Raak (SP):

Laat ik dan wel een oordeel geven over de bestuurders op Bonaire. Ik vind het schandalig! Ik vind het schandalig zoals zij omgaan met de bewoners op Bonaire. Ik vind het een grof schandaal zoals zij omgaan met ons. Ik vind ze compleet incapabel. Ze zetten telkens onze regering voor schut. Ik heb zelf ook wel eens kritiek op de regering, maar zo erg heb ik het nog nooit gemaakt. Ik vind het echt schandalig, incapabel. Maar op het moment dat de bevolking moet spreken, is het aan de volksvertegenwoordigers om te zwijgen. Daarom stel ik de Kamer voor om de behandeling van dit wetsvoorstel aan te houden totdat de mensen op Bonaire hebben gesproken. We doen het voor hen. We doen het niet voor onszelf, niet voor de minister, maar voor hen. We laten hen spreken en vervolgens kunnen we deze wetsvoorstellen behandelen. Het is hun land, hun toekomst. Ik wil nog wel van de minister weten wanneer het referendum gehouden wordt.

De heer Brinkman (PVV):

Zo ken ik de heer Van Raak weer. Ik ben blij dat ik hem een omschrijving van het bestuur van Bonaire heb kunnen uitlokken, een waar ik overigens geheel achter sta. Hij heeft onze steun voor het aanhouden van het wetsvoorstel. Dus: prima, ga zo door!

De voorzitter:

Wij gaan gewoon door met de behandeling van dit wetsvoorstel. Na afloop van de beraadslagingen – ik heb al gezegd: liefst vóór 18.30 uur – bezien wij of wij er morgen over stemmen. U bent daar allemaal zelf bij. Daar gaan we nu nog geen oordeel over vellen.

De heer Van Raak (SP):

Twee fracties willen de behandeling aanhouden om de bevolking van Bonaire dat te geven waar ze recht op heeft, eindelijk. Als de bestuurders op Bonaire er een potje van maken, laten wij dan proberen om helderheid te geven.

De voorzitter:

Ik ga als voorzitter niet in op de inhoudelijke argumenten. Morgen bij de regeling van werkzaamheden kan elke fractie vragen om de stemmingen uit te stellen en dat zelfs aan de minister vragen. Dat is de procedure die daarvoor staat.

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb toch nog enkele opmerkingen over de wet, of eigenlijk over het ontbreken van de wet. Nederland krijgt mogelijk drie nieuwe grenzen, rondom Bonaire, Saba en Statia. Die nieuwe grenzen zijn uitermate kwetsbaar. Ze liggen in een gebied met veel internationale criminaliteit, maar ook met veel migrantenstromen.

De eilandsbesturen van Saba, Bonaire en Statia zijn zwak. De organisatie van de politie is daar nog lang niet op orde. De grensbewaking is grotendeels afhankelijk van de Nederlandse inbreng van de kustwacht en de marechaussee. De verschillen tussen Nederland en de eilanden zijn groot. Daarom heeft de minister ook gekozen voor verschillende regelingen. Wij krijgen binnen ons land mogelijk twee fiscale stelsels, twee sociale stelsels en twee juridische stelsels. De minister wil de nieuwe staatkundige verhouding binnen het Koninkrijk op 10 oktober 2010 in werking laten treden. Ik wees er eerder al op dat heel veel wetten nog niet klaar zijn. De noodzakelijke herziening van de Grondwet is er nog niet. De gewenste herziening van het Statuut moet nog beginnen, evenals de discussie over de waarborgfunctie, in dit verband toch van belang. Ook de rijkswet personenverkeer is nog lang niet klaar. De wet die wij vandaag behandelen is dan ook een noodwet, een overgangsregeling, het zoveelste gapende gat in het toch al wankele wettelijke huis. Waarom maakt de regering niet gewoon eerst een goede rijkswet personenverkeer? Waarom ligt in deze Kamer weer een sterk staaltje wettelijk kunst- en vliegwerk voor? Waarom? Dat moet deze minister toch ook zijn eer te na zijn.

De minister heeft voor deze overgangsregeling zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de regelingen die nu op Bonaire, Saba en Statia gelden. Kan hij een overzicht geven – want dat ben ik kwijt – van de belangrijkste verschillen? Welke beperkingen gelden straks voor inwoners van Bonaire, Saba en Statia die naar het Europese deel van Nederland gaan? En welke beperkingen gelden voor de inwoners van het Europese deel van ons land die straks naar Bonaire, Saba en Statia gaan? Wat zijn precies de belangrijkste verschillen?

Volgens de minister hebben Bonaire, Saba en Statia op dit moment te maken met een overzichtelijk aantal vluchtelingen en migranten. Hij spreekt van 5000 aanvragen per jaar. Dat is wel heel erg veel voor eilanden waarop ongeveer 20.000 mensen wonen. De minister zegt dat mensen die een vergunning hebben gekregen voor Bonaire, Saba en Statia niet kunnen doorreizen naar Europa, maar weten die mensen dat zelf ook? Of zullen zij toch een gokje wagen, want migrantenstromen volgen vaak beelden. Deelt de minister mijn vrees dat veel migranten Bonaire, Saba en Statia straks in de beeldvorming toch zullen zien als een tussenstop op weg naar Nederland, en dat dit dus een grote stroom migranten, vluchtelingen op gang kan brengen? De regering zegt zelf dat dit een "ernstige ontwrichting van de eilanden tot gevolg zal hebben". Ik heb nog niet veel concreets gehoord over de grensbewaking. Ik heb weinig concreets gehoord over de behandeling van asielaanvragen. Ik heb weinig concreets gehoord over het gevangenzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers en het uitzetten van illegalen. In Nederland verloopt dit al uiterst moeilijk, terwijl wij van onszelf toch vinden dat wij goed zijn georganiseerd. Hoe moet dat dan op de veel minder goed georganiseerde eilanden? Dit kan niet anders dan tot veel ellende leiden. Welke regeling voor personenverkeer we uiteindelijk ook krijgen, er zal blijvend verschil worden gemaakt tussen het Caribische en het Europese deel van Nederland. De regering zal duidelijk moeten maken waarom hier geen sprake is van discriminatie met het oog op het Statuut, de Grondwet, het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het verdrag betreffende de status van vluchtelingen. Die uitwerkingen heb ik nog nergens gezien. Kan de minister die alsnog geven?

De SP wil graag goedkeuring geven aan een rijkswet personenverkeer, maar die is er niet. Evenmin zijn er de herzieningen van de Grondwet en van het Statuut, terwijl de bewoners van Bonaire zich, zoals gezegd, nog moeten uitspreken. Ik kijk de minister even aan en vraag hem of het ondertussen niet wat al te gortig wordt, wetstechnisch en politiek? Is het niet al te zeer een rommeltje? Is het ondertussen niet heel hard nodig, gezien ook de recente ontwikkelingen op de verschillende eilanden, om even pas op de plaats te maken?

Ik las vandaag in het Antilliaans Dagblad dat wat betreft de politie, in ieder geval Curaçao en Sint-Maarten nog lang niet klaar zijn en dat Nederland de boel daar moet gaan overnemen. Geldt dat trouwens ook voor de marechaussee? Dat is in dit verband relevant. Wij zijn allemaal zo ver nog niet. Ik wil dan ook een dringend beroep op mijn collega's en op de minister doen. Hou deze wet nu aan, kom met volwassen, goede wetten, een wet persoonsverkeer, zorg dat wij investeren in de eilanden en dat wij de diensten en het bestuur op orde maken, zorg dat de mensen een toekomst hebben en sla dat dan pas af met wetgeving.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Het aanhouden waarover de heer Van Raak spreekt is interessant. Dat betekent wel dat wij het niet redden voor 10 oktober. Ik wordt een beetje mal van die datum 10-10-10. Alsof dat het doel moet zijn van deze wetgeving. Ik heb af en toe wel dat idee, maar dat lijkt me geen goed plan.

De PVV is een tegenstander van de wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES. Ten eerste is zij van mening dat de behandeling van de wetgeving in het kader van de staatkundige hervorming van de eilanden moet worden gestaakt tot er een nieuw kabinet is dat over dit proces moet oordelen. Wij zijn ook zeer benieuwd naar het beloofde referendum op Bonaire. Wij vinden, net als de SP, dat de wens van het volk gehonoreerd moet worden. Ten tweede is onze fractie van mening dat de nieuwe openbare lichamen zich zo volledig mogelijk moeten confirmeren aan de bestaande Nederlandse wetgeving – mocht dit proces doorgang vinden – in dit geval aan de Vreemdelingenwet 2000.

De minister geeft aan dat de bestaande Nederlandse wetgeving te veelomvattend en te complex wordt geacht voor de openbare lichamen gelet op de schaalgrootte ervan. Daarom heeft het kabinet besloten om de Vreemdelingenwet niet van toepassing te verklaren in de openbare lichamen en de bepalingen van de Landsverordening toelating en uitzetting grotendeels te handhaven. Ook is het meer efficiënt om deze landsverordening aan te passen aan de Nederlandse wetgeving dan om de Nederlandse wetgeving aan te passen. De PVV vindt het eigenlijk een heel vreemde redenatie die leidt tot rechtsongelijkheid binnen het land Nederland. De BES-eilanden zouden toch een onderdeel worden van Nederland? Zij dienen zich dus aan te passen aan onze wetgeving. Dat is de keuze die men heeft gemaakt. Niet alleen de lusten, maar ook de lasten. Het is toch van de gekke dat in de openbare lichamen straks andere wetgeving geldt? De PVV is tegen alle nieuwe wetgeving die verschilt van de Nederlandse, tenzij het in ons voordeel is uiteraard. De Nederlandse wetgeving moet uniform worden ingevoerd op de eilanden. Duidelijkheid en de zekerheid dat strikte vreemdelingenwetgeving adequaat wordt ingevuld, zijn primaire aandachtspunten. Daar zou deze minister absoluut niet tegen zijn, denk ik. De vermeende complexiteit en veelomvattendheid van de bestaande Nederlandse wetgeving mag dus wat ons betreft geen reden zijn. Overigens, hoe complex kan het zijn om bestaande wetgeving gewoon te incorporeren in de nieuwe gebieden? Dat lijkt me helemaal niet complex. Rechtsongelijkheid binnen ons land is dus niet aanvaardbaar.

Hoe zien de toelatingsgronden er precies uit? Kunnen vreemdelingen via de BES-eilanden eenvoudig een verblijfsvergunning krijgen? Ik doel op de te verwachten stroom aan gelukzoekers. De minister geeft aan dat een aanzienlijke stroom van immigranten een ernstige ontwrichting van de maatschappij tot gevolg zou kunnen hebben. Kan de minister specifiek aangeven hoe de Nederlandse regering er zorg voor draagt dat die immigratiestroom, ik zou niet willen zeggen "beheersbaar wordt", maar er gewoon niet komt? De minister spreekt over gemiddeld 5000 aanvragen per jaar. Dat is nogal wat. Graag krijg ik hierop een reactie. De PVV is van mening dat de instroom op de eilanden moet worden geminimaliseerd. De doorreis naar Nederland moet in zijn geheel onmogelijk worden gemaakt. De PVV is dan ook blij dat vreemdelingen met een verblijfsvergunning enkel recht hebben op verblijf in de openbare lichamen. Hoe zit het met de mogelijkheid tot het aanvragen van een paspoort na jarenlange verlenging? Ik kom daar straks nog op terug.

Wij zien dat het Europese deel van de IND bijstand moet leveren aan de openbare lichamen. Deze bijstand is ongewenst en moet wat ons betreft overbodig worden gemaakt. Dat zou mooi zijn. Er wordt gerept over een immigratiestroom die de openbare lichamen te boven gaat en over het feit dat personeel en materieel vanuit Nederland wordt overgevlogen om bij te springen. Volgens de PVV moet alles in het werk worden gesteld om die situatie te voorkomen. Hoe is de grensbewaking ingericht? Collega Van Raak sprak er ook al over. Zijn die 50 KMar-militairen wel genoeg om de grensbewaking en uitzetting goed in te vullen? Ik vrees het ergste. Daarnaast is de PVV van mening dat vóórdat de BES-eilanden binnen Nederland als een openbaar lichaam worden geïncorporeerd zij eerst geheel doorzocht moeten worden op illegalen. Nederland behoort geen gebieden over te nemen – zo noem ik het maar even – waarin nog illegalen verblijven. Alle illegalen op de BES-eilanden behoren wat ons betreft te zijn opgespoord en uitgezet.

De PVV heeft enorme problemen met de rijkswet personenverkeer, want die is er niet. Ten eerste omdat deze dus niet tegelijkertijd met onderhavige wetswijziging wordt ingevoerd en dat er nu voor een overgangsregeling wordt gekozen. Zo ken ik deze minister niet. Waarom geen gelijktijdige inwerkingtreding zoals eerder bedoeld? Wat dat betreft, zal de PVV het voorstel van de heer Van Raak ondersteunen. De VVD gehoord hebbend, denk ik dat zij dat ook zal ondersteunen. Waarom toegeven aan het verzoek van de Antillianen om door te gaan met het staatkundige proces zonder te wachten op de totstandkoming van de rijkswet personenverkeer, die de VVD ook graag gezamenlijk met deze wetgeving behandeld had willen hebben? Is de minister zo'n slechte onderhandelaar die zich laat leiden door de intensiteit van de discussie over dit voorstel, zoals hij zelf aangeeft? Of is toch die datum waar ik het in het begin over had zo ongelofelijk belangrijk? Ik zou graag een eerlijke reactie willen.

Inhoudelijk is de rijkswet personenverkeer wat dat betreft een gedrocht, waarbij Nederlanders niet alleen binnen het Koninkrijk, maar nu zelfs binnen hun eigen land worden gediscrimineerd. Momenteel kennen de Antillen en Aruba hun eigen strenge toelatings- en verblijfseisen voor Nederlanders. De toegang tot Nederland voor Antillianen en Arubanen daarentegen is vrij. Dat is discriminatie ten top en echt een grof schandaal. Dit bestaande regime in de vorm van de landsverordening van het land Nederlandse Antillen wordt voorlopig gehandhaafd, ook voor de BES-eilanden. De minister geeft aan dat deze regeling binnen de Grondwet valt, aangezien er geen sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen, maar van ongelijke behandeling van ongelijke gevallen ter bescherming van de BES-eilanden. De PVV is het hier natuurlijk totaal mee oneens en wijst op de rechtsongelijkheid binnen Nederland. Er is namelijk geen sprake van ongelijke gevallen; er is namelijk maar één Nederland. Kan de minister deze motivering nog even heel helder toelichten? Ik denk dat ik straks daar ga staan.

De PVV vindt het een gemiste kans dat de terugzendregeling voor Antillianen en Arubanen, die gebaseerd was op een in 2006 in de Kamer aangenomen motie, geen onderdeel uitmaakt van deze wijziging van de wet. Als wij die toch aanhouden, zou ik de minister willen adviseren: spring erop in en maak uw werk goed af. Hoe worden kansarme jongeren van de BES-eilanden zonder voldoende opleiding of werk nu uit Nederland geweerd? Graag krijg ik een reactie.

Ten slotte heeft onze fractie grote moeite met artikel 26, waarbij de strafbaarstelling van illegaal verblijf wordt opgeheven. De VVD heeft het er ook over gehad. Hierbij wordt aangesloten bij Nederlandse wetgeving, maar die was al slecht; dat hadden wij al niet moeten doen. Met andere woorden, bezint eer ge begint en zorg dat dit wel strafbaar blijft.

Echt ten slotte – dat kan, zie ik – maakt de PVV zich ook grote zorgen over het grote aantal illegalen op Sint-Maarten en Curaçao; ik heb het er in een interruptiedebatje met collega De Krom al over gehad. Er wordt gesproken over tussen de 40.000 en 60.000, alleen op Sint-Maarten. Dit zijn officiële cijfers. Wij kennen allemaal de bewegingen van deze eilanden om door middel van registratie te komen tot een toelating, tot een verblijfsvergunning. Het is een verkapt generaal pardon. Dit registreren betekent dat op een termijn van vijf jaar deze illegalen door de aanvraag van een Nederlands paspoort toch legaal kunnen worden; met andere woorden, gewoon in Nederland kunnen komen. Dit zijn Caribische illegalen die eigenlijk gewoon het land uitgezet hadden moeten worden, die daar weliswaar misbruikt en geëxploiteerd worden door de bevolking van Sint-Maarten en Curaçao; het zal allemaal. Maar hoe je het wendt of keert, zij moeten het land uit. Zij doen het niet, zij kiezen voor een generaal pardon en u mag raden wie er over vijf jaar de dupe van is: dat zijn wij. Vervolgens staat enkel een flinke vulkaanuitbarsting hen nog in de weg om in het walhalla van de uitkeringen, dus Nederland, met de poten omhoog verder van het leven te genieten. Ik pas daarvoor. Wij zijn toch gekke henkie niet? Ik wil van deze minister graag horen hoe hij hiertegen actie gaat ondernemen. Ik zou het wel weten. Ik zou van de Antillen eisen dat al die geregistreerde mensen ons ter kennis komen en ik zou een zwarte lijst met al die namen opzetten, zodat deze mensen in de toekomst geen Nederlands paspoort krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was de inbreng van de heer Brinkman van de PVV-fractie.

Ik geef nu het woord aan de heer Recourt, die zijn maidenspeech gaat houden. Dat zien wij alleen al doordat er allerlei PvdA-leden bijeen vlokken, die natuurlijk van harte welkom zijn bij dit debat. Het is gebruik in de Kamer dat wij u niet interrumperen. Het is een gebruik, dus ga uw gang.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Dank voor het woord en dank voor dat gebruik. Die luxe heb ik een keer en ik wil er dan maar van genieten. Ik ben zeer vereerd dat ik hier het woord mag voeren namens de fractie van de PvdA over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES. Zoals u al zei, betreft het mijn maidenspeech. Ik zal mij de komende tijd op mijn manier inzetten voor "een Nederland waarin iedereen meetelt", zoals ook de slogan van de PvdA in de verkiezingstijd luidde. Die slogan moet nu natuurlijk in daden worden omgezet. Nederland moet een land zijn waarin wij de problemen eerlijk benoemen en ze samen met alle betrokkenen proberen op te lossen, altijd zoekend naar balans.

De overheid zal hierbij vaak het voortouw moeten nemen, maar niet alvorens geluisterd is naar de mensen die het probleem ervaren en niet zonder te pogen deze mensen actief bij de oplossing te betrekken. De overheid is in de eerste plaats dienstbaar aan de burger. Dat geldt in het bijzonder voor een lid van de Tweede Kamer. De burger moet op zijn of haar beurt zo mogelijk ook zelf bijdragen aan de oplossing van zijn of haar probleem. Dat is het beste recept voor duurzame en structurele oplossingen en een fatsoenlijke samenleving.

U zult mij, met dit ideaal als uitgangspunt, in de toekomst vooral tegenkomen op het terrein van justitie, maar ook de overzeese rijksdelen liggen mij na aan het hart. Ik mis namelijk nog iedere dag de zon en de wind die zo eigen zijn aan die eilanden. Ik heb er de afgelopen vier jaar gewoond, in het bijzonder op Aruba. Ik ben echter ook veel op de andere eilanden geweest, vooral op Curaçao. Op de eilanden ben ik rechter geweest. Met die ervaring in het achterhoofd heb ik het onderhavige wetsvoorstel beoordeeld.

De volgende opmerkingen zijn iets specifieker, maar nog steeds algemeen van aard. In het algemeen geldt voor het opstellen van regelgeving voor de BES-eilanden dat deze regelgeving moet passen bij de kleine schaal van die drie samenlevingen. Het inwoneraantal van elk van deze eilanden is vergelijkbaar met dat van een Nederlands dorp. Dat is de schaal waarover we het hebben. Wetgeving dient derhalve praktisch en eenvoudig te zijn, waarbij rechtsstatelijke en verdragsrechtelijke grenzen uiteraard dienen te worden gerespecteerd. Er moet geen onnodige juridisering plaatsvinden.

De relatieve eenvoud van regelgeving is voorts wenselijk omdat op termijn die regelgeving binnen de vereiste kwaliteitsnormen zoveel mogelijk moet worden uitgevoerd door lokale mensen. Dat vergroot het draagvlak en beperkt op termijn de bestuurslasten, ook voor Nederland. Ten slotte zal nieuwe regelgeving voor de BES-eilanden worden beoordeeld aan de hand van de culturele eigenheid van alle drie de eilanden. Uiteraard moet er geen wetgeving per eiland komen, maar hoe kleinschalig ook, het is wenselijk dat de lokale bevolking nieuwe wetten zoveel mogelijk als eigen ervaart. Voorlichting in de eigen taal en betrokkenheid bij de totstandkoming zijn derhalve noodzakelijk.

Als ik deze algemene noties tegen het voorliggende wetsvoorstel afzet, resulteert dat in de volgende vragen en opmerkingen die ik de minister voorleg. De PvdA kan er begrip voor opbrengen dat de regering in afwachting van de rijkswet personenverkeer heeft gekozen voor het in aangepaste vorm overnemen van de Landsverordening toelating en uitzetting van de Nederlandse Antillen. De datum van 10 oktober 2010 komt met rasse schreden naderbij. Het wederom uitstellen van de inwerkingtreding is onwenselijk. Ik reageer meteen op collega Van Raak als ik zeg dat het onwenselijk en niet verstandig is om het referendum in Bonaire af te wachten. We moeten ons geen nieuwe stokken in het wiel laten steken. Laten we onze lijn gewoon voortzetten.

Ten aanzien van het deel van de wet dat ziet op asielaanvragen, kan ik kort zijn. Het aantal asielaanvragen op de BES-eilanden in de afgelopen tien jaar is nul. Er was geloof ik één aanvraag, maar die is uiteindelijk ingetrokken. Wij hebben het dus over een nu nog niet bestaand probleem. Er moet echter worden voorkomen dat als gevolg van de staatkundige verandering een aanzuigende werking ontstaat. Door de toegang tot het grondgebied van de BES-eilanden te beperken, denkt de regering dit probleem te ondervangen. Is dat standpunt reëel? Bij een relatief beperkte toestroom zullen de gebiedsdelen zelf die vreemdelingen immers niet meer kunnen opvangen. Procedures zullen dan niet meer snel kunnen worden doorlopen. Bij een crisis in de regio zullen de aantallen mogelijk nog groter zijn. Is Nederland dan niet verplicht om al dan niet op grond van verdragen de vreemdelingen in het Europese deel op te vangen?

Het praktisch nut van het thans voorliggende wetsvoorstel is vooral gelegen in de toelating van vreemdelingen op andere gronden, zoals gezinshereniging of een tijdelijke verblijfsvergunning op basis van werk. Ook hier is gekozen voor een insteek van vergunningen voor bepaalde tijd, met een looptijd van een jaar. Dat is naar de mening van de fractie van de PvdA een juiste keuze. De kleine schaal van de BES-eilanden maakt dat men elkaar veelal kent en dat de autoriteiten dus veelal weten wie er geen verblijfsstatus heeft. Grote aantallen illegale inwoners zijn daarom niet te verwachten. Die zijn er nu ook niet. Men kan, anders dan in Nederland, niet gemakkelijk verdwijnen in de illegaliteit.

Er zijn per jaar ongeveer 5000 aanvragen. Uit mijn eigen ervaring zeg ik dat die vermoedelijk voor het overgrote deel in Bonaire zijn gedaan, maar ik hoor graag van de minister of dat juist is. Die aanvragen zullen met name gedaan zijn door werkers in de toeristenindustrie. Klopt dat? Kan de minister aangeven hoeveel van die tijdelijke verblijfsvergunningen uiteindelijk in de afgelopen jaren zijn omgezet naar de Nederlandse nationaliteit en hoeveel van die werkers gewoon zijn teruggegaan naar hun thuisland?

Een volgend punt van zorg betreft de betrokkenheid van de lokale bevolking. Die kan voor dit wetsvoorstel nog worden vergroot door voorlichting in de plaatselijke taal. De regering lijkt deze wens te delen, maar heeft nog niet aangegeven hoe daaraan vorm wordt gegeven. Kan de minister dat alsnog wat concretiseren?

Op dit moment zijn de BES-eilanden voor hun functioneren voor een belangrijk deel afhankelijk van Curaçao en wat betreft de Bovenwindse Eilanden, van Sint-Maarten. Deze afhankelijkheid zal, als gaat gebeuren wat het voornemen is, worden doorbroken op 10 oktober 2010. Het lijkt echter verstandig om afhankelijkheid om te zetten in samenwerking. Dure voorzieningen kunnen dan worden gedeeld, zoals thans reeds het geval is met het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De fractie van de Partij van de Arbeid verzoekt de minister om toe te lichten of en, zo ja, hoe bij die praktische invulling van de wet waar wij het nu over hebben, efficiencywinst kan worden behaald door samenwerking tussen Sint-Eustatius en Saba met Sint-Maarten en Bonaire met Curaçao en Aruba. Is de regering voornemens om ook intensieve samenwerking tussen het uitgezonden personeel in al deze gebiedsdelen, op al deze eilanden te bewerkstelligen?

Als aanvulling op het voorgaand het volgende. Deelt de minister de wens van mijn fractie dat op termijn de uitvoering van deze wet zo veel mogelijk door lokale mensen wordt uitgevoerd? Zo ja, wordt met de implementatie van deze wet reeds aan dit voornemen uitvoering gegeven, bijvoorbeeld door twinning of opleiding?

Tot slot dank ik u voor uw aandacht. Ik ben heel verheugd dat ik in dit huis voor het eerst het woord heb mogen voeren. Ik wacht het antwoord van de minister af. Ik kijk uit naar een goede en constructieve samenwerking met mijn collega's.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Recourt. U krijgt een kleine ovatie van niet alleen de fractie van de Partij van de Arbeid, maar ook van anderen. De heer De Krom doet gezellig mee.

Ik wil u van harte feliciteren met uw maidenspeech. Zo'n eerste speech is altijd memorabel. Die zal u altijd bijblijven. Het is extra aangenaam dat het bij een onderwerp is waar u zo mee begaan bent. U vertelde in uw verhaal al dat u rechter bent geweest op de eilanden. Dat is een persoonlijk engagement dat u goed bij dit dossier kunt gebruiken. Ik denk dan ook dat het fantastisch is om het zo te doen.

U was puntig en over het algemeen vrij kort. Zo hebben wij dat hier graag. Ik hoop daar zelf ook een voorbeeld aan te kunnen nemen. Ik zie al direct ironische blikken. Het is mij een grote eer dat ik u als fungerend voorzitter als eerste de hand mag schudden. Daarna kunnen de politieke bloedgroepen mij daarin volgen.

De vergadering wordt van 17.17 uur tot 17.25 uur geschorst.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de gelukwensen aan het adres van de heer Recourt, die zojuist zijn maidenspeech heeft gehouden. Ik heb hem al persoonlijk mogen gelukwensen, maar ik herhaal dat graag van regeringszijde, nu ik als eerste hier het woord mag voeren. Ik feliciteer de fractie van de Partij van de Arbeid ook met het feit dat zij nu, als ik het goed heb geteld, na enige jaren te zijn verstoken van een jurist in de fractie, maar op het terrein van Justitie uitstekend vertegenwoordigd te zijn geweest door de heer Heerts, minstens drie juristen heeft.

De heer Recourt (PvdA):

Vier!

Minister Hirsch Ballin:

Vier zelfs. Ik feliciteer de fractie van de Partij van de Arbeid daarmee. Ik heb het genoegen om twee van hen al veel langer te kennen. Ik heb zojuist kennis gemaakt met de heer Recourt en ben benieuwd naar de vierde. Ik bedank de heer Recourt voor de doorleefde bijdrage. Hij putte daarvoor uit zijn ervaring als rechter op de Nederlandse Antillen. Ik hoop dat de gedeelde ervaring met betrekking tot de vragen over het onderwerp van dit wetsvoorstel, een bijdrage zal leveren aan het kiezen van een gezamenlijke weg bij dit onderwerp. Het wetsvoorstel gaat over de toelating en uitzetting van vreemdelingen en de positie van Nederlanders. Wij hebben namelijk één staatsburgerschap in het Koninkrijk der Nederlanden: wij zijn allemaal Nederlanders. Er gelden echter bepaalde beperkende regels op het vlak van het personenverkeer in de Nederlandse Antillen en op Aruba.

Ik heb goed begrepen dat verschillende leden van de Kamer liever hadden gezien dat wij nu hadden kunnen spreken over een voorstel voor de rijkswet personenverkeer. Ik laat er geen twijfel over bestaan dat ook ik dat nu liever had gedaan. Het is een onderdeel van het coalitieakkoord van het nog zittende kabinet – de kabinetsformatie is intussen gaande – dat zo'n rijkswet tot stand wordt gebracht. Het was ook niet zonder reden dat wij voorstelden om een rijkswet personenverkeer tot stand te brengen. Het is namelijk een ordelijk kader voor het, in uitgangspunt natuurlijk, vrije recht van Nederlanders om zich te bewegen tussen de verschillende delen van het Koninkrijk, maar met een voorziening voor de gevallen dat een van de samenlevingen van het Koninkrijk geconfronteerd wordt met iemand die ernstige problemen voor de openbare orde in juridische zin teweegbrengt. Dat is dus vergelijkbaar met de manier waarop wij het vrije personenverkeer in de Europese Unie laten gelden: vrijheid van personenverkeer staat voorop, maar er kunnen beperkingen zijn. Dit is de regeling die mij voor ogen stond en staat; daarover wil ik geen misverstand laten bestaan.

Zoals de Kamer weet – wij hebben dat ook meer dan eens met de Kamer gedeeld – was er echter geen sprake van een situatie waarin het vereiste overleg met de andere delen van het Koninkrijk op gang kon komen. Die situatie begint nu te veranderen, maar het is inmiddels niet meer doenlijk om het voorstel voor het einde van deze kabinetsperiode aan de Kamer voor te leggen, ook al weten wij natuurlijk niet precies wanneer die kabinetsperiode eindigt. Er moet dus een voorlopige regeling worden getroffen. Ik ben het met verschillende Kamerleden eens dat het beter zou zijn als we een rijkswet personenverkeer zouden hebben – de heer De Krom is het debat daar vanmiddag mee begonnen – maar na de kritische beschouwingen van sommigen hoop ik straks duidelijk te kunnen maken dat dit wetsvoorstel in de huidige situatie next best is en dat we beter met deze regeling de overgang kunnen maken dan zonder deze regeling.

Natuurlijk heb ik ook gehoord dat sommigen vroegen of, omdat die rijkswet personenverkeer er nog niet is, de hele transitie naar de nieuwe staatkundige verhoudingen van de Nederlandse Antillen niet beter kan worden uitgesteld. Ik moet niet daaraan denken. Ik zeg dit in alle duidelijkheid mede namens mijn collega, staatssecretaris Bijleveld-Schouten, die de eerste verantwoordelijkheid voor het hervormingsproces van de Nederlandse Antillen heeft genomen en namens het kabinet. Wij moeten er niet aan denken, want het proces is nu al zover gevorderd. Bovendien speelt er zich feitelijk ook al zo veel af. Dit leidt ertoe dat wij binnenkort niet meer kunnen werken met een voortbestaan van het Nederlands-Antilliaanse staatsverband. Het uitstellen van de transitie zou de slechtste van alle denkbare benaderingen zijn. Natuurlijk moeten er in de Eerste Kamer nog besluiten worden genomen. Als deze Kamer of de Eerste Kamer op welk moment dan ook anders besluit, dan heb ik dat in goede staatsrechtelijke verhoudingen te accepteren. Uit het oogpunt van wat er nodig is voor goed en ordelijk bestuur en de voor de verdere ontwikkelingen van de Nederlandse Antillen en Aruba zou dat echter een heel erg zorgelijke ontwikkeling zijn.

De heer Van Raak (SP):

Op dit moment heb ik zitten wachten vanaf het moment dat ik eind 2006 Kamerlid werd. Dit moment zat er namelijk levensgroot aan te komen. Ik zag dit aankomen. Hier is de fuik. Dit is de fuik. Dit is onacceptabel voor de Kamer of in ieder geval voor mij. Het is een fuik als wij zeggen: wij gaan dit eens doen, wij gaan dat eens doen, de Kamer moet daar ja tegen zeggen en daar ja tegen zeggen. Nu komt het moment dat wij zeggen: ja, maar wij zijn nu al zover dat wij niet meer terug kunnen. Ik laat mij niet chanteren. Dat heb ik tegen de staatssecretaris gezegd en nu zeg ik het tegen de minister. Het gaat niet alleen om deze rijkswet personenverkeer. De minister moet niet doen alsof wij alles moeten afblazen omdat de rijkswet personenverkeer nog niet klaar is. Er is heel veel niet klaar. De Grondwet is niet klaar. Het Statuut is niet klaar. De waarborgfunctie is niet klaar. De referenda zijn niet klaar. De politie op Curaçao is niet klaar. De politie op Sint-Maarten is niet klaar. Het gevangeniswezen en al die andere dingen zijn niet klaar. Er is bijna niets klaar. Mijn opmerking is dus: ik laat mij niet chanteren.

De voorzitter:

Dat is geen vraag maar een opmerking, een mededeling.

De heer Brinkman (PVV):

Iedereen weet dat ik mij ook niet laat chanteren. Ik wil echter wel graag concreet weten van de minister wat hij precies bedoelt. Hij komt namelijk met allerlei algemeenheden, maar het is een feit dat heel veel zaken niet geregeld zijn. Mijn indruk is – ik zeg het eerlijk – dat 10 oktober 2010 een magisch getal is. Die datum moet gewoon doorgaan. Kennelijk heeft een aantal bewindslieden de eigen positie daarop gespind en dat wordt nu leidend. Ik vraag mij echt af in hoeverre dat nu wel zo wijs is. Het gaat immers om wetgeving. Minister, komt u nu eens met concrete voorbeelden van zaken die spaak lopen als het niet 10 oktober wordt, maar 10 januari.

Minister Hirsch Ballin:

Om te beginnen zeg ik tegen de heer Van Raak dat ik mij ook niet laat chanteren. Die benadering is ook de enige juiste voor iemand die een publiek ambt vervuld. Ik doe het ook niet. Ik chanteer de heer Van Raak niet en hij doet dat omgekeerd vast ook niet. Wij hebben hier een uitgebreid debat gehad over de beslissing over de hoofdzaken met de vertegenwoordigers van de Staten van de Nederlandse Antillen en Aruba. Op dat moment hebben wij de principiële beslissingen genomen over het staatkundig hervormingsproces.

Op de vraag van de heer Brinkman zal ik concreet ingaan. Hij heeft natuurlijk helemaal gelijk. Dit was een algemene inleiding en nu kom ik op de specifieke punten rondom dit wetsvoorstel. Het uitgangspunt bij het vaststellen van de wetgeving die op de BES-eilanden gaat gelden, is dat het bestaande Nederlands-Antilliaanse recht zo veel mogelijk van kracht blijft, omgezet in een Nederlandse wet, een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling. Conform dat uitgangspunt wordt door aanvaarding van de Invoeringswet BES, de IBES, de tekst van de bestaande Landsverordening toelating en uitzetting van de Nederlandse Antillen als Wet toelating en uitzetting voor de BES-eilanden van toepassing.

De voorzitter:

De heer Brinkman is niet tevreden met deze inleiding tot het antwoord op zijn vraag.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ken de minister ondertussen een klein beetje en ben bang dat hij doorgaat met de beantwoording van de andere vragen en probeert om het antwoord op mijn vraag daarin te incorporeren. Dat is niet de bedoeling. Ik wil concreet weten: welke dingen lopen spaak op het moment dat 10-10-10 niet doorgaat en het bijvoorbeeld 10 januari wordt? Gaan dan ineens de grenzen dicht, of wordt er geen geld meer gedrukt? Wat gaat er gebeuren?

Minister Hirsch Ballin:

Dit is een algemene vraag, van de soort die de heer Brinkman al meer dan eens aan collega Bijleveld heeft gesteld en waarop hij antwoord heeft gekregen. Ik wil graag – wij staan tenslotte voor één beleid – zijn vraag nogmaals kort beantwoorden.

Het staatkundig hervormingsproces vergt uiteraard een aantal voorbereidingen, in bestuurlijke en organisatorische zin. Indien in weerwil van het tijdschema waarop men zich heeft ingesteld – de datum 10-10-10 heeft daarin een zekere symboolwaarde gekregen – een aanzienlijke vertraging optreedt, zouden taken waarvan de verwachting bestond en bestaat dat die kunnen worden overgenomen door de land geworden eilanden en waarbij Nederland zich heeft voorbereid om die over te nemen op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, in een vacuüm terechtkomen, of in ieder geval in een onvoldoende geordende situatie. Dit is geen voorstel van rijkswet maar een voorstel van Nederlandse wet. In dat licht hebben wij voor Bonaire, Saba en Sint-Eustatius voorbereidingen getroffen, met inzet van de heer Kamp en een groot aantal medewerkers ter plaatse, om op die datum de verantwoordelijkheid over te nemen. Je maakt de dingen echt niet beter door de datum uit te stellen. Natuurlijk, er moet nog worden gesproken over mogelijke aanvullende voorzieningen op een aantal terreinen. Hiervoor is een procedure vastgesteld, in het kader waarvan de staatssecretaris voor nader overleg naar de Antillen gaat. Ook bij dit onderwerp geldt – ik zal dit dadelijk nog tot in detail toelichten – dat het wetsvoorstel verbeteringen brengt in vergelijking met de situatie die anders zou ontstaan.

Het gaat om een verbetering van de op dit moment geldende wetgeving. De huidige landsverordening krijgt dan de kracht van een wet voor de eilanden Bonaire, Saba en Sint-Eustatius. Het uitgangspunt is het laten gelden van die landsverordening als wet, maar dan met een aantal verbeteringen. Dit is de doelstelling van het wetsvoorstel dat wij vanmiddag bespreken. In die zin is het een beperkte doelstelling. Het is niet alvast de rijkswet personenverkeer, maar het is beter dan verder werken met de oorspronkelijke wet.

Het integraal van toepassing verklaren van de Vreemdelingenwet 2000 op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius was geen alternatief. Ik noem hiervoor twee redenen. Vanuit het oogpunt van organisatie en toerusting zou dit heel veel meer hebben gevergd dan op korte termijn op deze drie eilanden valt te realiseren. Verder is onze vreemdelingenwetgeving in hoge mate bepaald en ingekaderd door het recht van de Europese Unie. Dit geldt juist niet op deze drie eilanden, die vooralsnog de status houden van landen en gebieden overzee. Op langere termijn kan dat anders worden. Er is een termijn afgesproken waarin wordt bekeken of de overgang naar de status van ultraperifere gebieden van de Europese Unie kan worden gemaakt. Nu is dat echter niet het geval.

Indien het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken, niet in werking is getreden op de transitiedatum, dan zou onverkort de ongewijzigde WTU-BES gelden, de tot wet omgezette huidige landsverordening. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor de toegang en toelating van Nederlanders het oude regime van de Landsverordening toelating en uitzetting van de Nederlandse Antillen van kracht blijft. Daarmee komen Nederlanders in dezelfde situatie te verkeren als voorzien in het wetsvoorstel, maar het zal vervolgens ontbreken aan een deugdelijke overgangsregeling voor de Nederlanders die nu al op die drie eilanden wonen maar er niet zijn geboren. Zij zouden dan in een nadelige positie terechtkomen. Degenen die bezorgd zijn over bewegingen van migratie naar Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, geef ik uitdrukkelijk mee dat het ook zou betekenen dat alle landskinderen van de Nederlandse Antillen zich op de BES-eilanden kunnen vestigen – ook als zij bijvoorbeeld op Curaçao of Sint-Maarten zijn geboren – zonder dat er een beschermende regeling geldt voor deze toch bepaald kleinschalige eilanden. Dat zou ongewenste gevolgen kunnen hebben voor de situatie op die eilanden.

Wat de positie van vreemdelingen betreft, wijzigt dit wetsvoorstel op een aantal punten de bestaande LTU, die dus WTU zou worden. Dat gebeurt onder andere door de invoering van regels over de machtiging tot voorlopig verblijf en het terugkeervisum. Er waren Kamerleden die tijdens de aankondiging dat Bonaire, Saba en Sint-Eustatius delen worden van het Nederlandse staatsbestel, bezorgd waren over een migratiebeweging in die richting. Ik wijs die leden erop dat juist het wetsvoorstel dat wij vanmiddag bespreken, voorziet in het van toepassing worden van de regeling voor machtiging tot voorlopig verblijf, namelijk de MVV-regeling en van de regeling voor het terugkeervisum. Het wetsvoorstel voorziet ook in een grondslag voor de legesheffing ter afdoening van aanvragen voor regulier verblijf. Als we dit ordelijk willen regelen, moeten we ook voorzien in de wettelijke verankering van verdragsverplichtingen. Ik noem het EVRM en het Vluchtelingenverdrag. Het wetsvoorstel introduceert vrijheidsbeperkende en -ontnemende maatregelen, alsmede de daarbij behorende rechtsbescherming. Er wordt een nieuw hoofdstuk ingevoerd over maatregelen van toezicht. Dat behoort tot de praktische verbeteringen die dit wetsvoorstel tot stand brengt – die zijn buitengewoon relevant – in vergelijking met de situatie zonder dit wetsvoorstel, namelijk de ongewijzigde verdere gelding van de LTU als WTU.

Niet onbelangrijk is dat dit wetsvoorstel voorziet in een herschikking van taken en bevoegdheden van de bestuursorganen die met de uitvoering van de wet zijn belast. Het zijn niet meer de gezaghebber en de procureur-generaal die bevoegd zijn om deze regels uit te voeren, toe te passen, de beslissingen te nemen en te handhaven – dat zou het gevolg zijn van de LTU die WTU wordt – maar dat wordt de bevoegdheid van de minister van Justitie. Dat zal ook in Nederland gelden en in het Europese deel van Nederland, zoals we dat in de nieuwe verhoudingen moeten zeggen. Ook dat is praktisch van groot belang. De situatie met dit wetsvoorstel zal veel beter zijn.

De heer Van Raak (SP):

We hebben weinig tijd, maar ik stel deze minister toch een vraag. Hij is jurist en liefhebber van wetgeving. Misschien is het een gewetensvraag: als de minister het gehele wetgevingsproces betreffende de staatkundige verhoudingen overziet, is hij dan van mening dat we daar trots op moeten zijn? Is dat een voorbeeld van goede wetgeving, of is dat het meest rommelige proces dat de minister ooit heeft meegemaakt?

Minister Hirsch Ballin:

Het antwoord op de vraag of dit goede wetgeving is, is ja. Dit is niet het meest rommelige wetgevingsproces dat ik ooit heb meegemaakt. Nee, het is helemaal niet rommelig. Het is eigenlijk een heel interessante afstemming van het wetgevingsproces, rijkswetgeving, met een heel complex bestuurlijk hervormingsproces. Mijn collega, staatssecretaris Bijleveld, heeft wat dat betreft bewonderenswaardig goed werk verricht. Ik ben dus ook trots op mijn collega. Dat heeft ertoe geleid dat we nu zo ver zijn dat we deze verandering kunnen doorvoeren. Ik hoop dat de heer Van Raak mij nu niet vraagt of ik wel eens een rommelig wetgevingsproces heb meegemaakt, want dan zou ik diep in mijn geheugen moeten graven.

De heer Van Raak (SP):

Mag ik er dan op wijzen dat we het Statuut hebben aangenomen? We hebben heel veel wetten aangenomen, terwijl veel wetten nog niet klaar waren. Ik doel op de rijkswet personenverkeer, maar vooral op het fiscale stelsel. Daarover moeten we nog spreken. We hebben heel veel wetten aangenomen en het proces hier als het ware feestelijk afgerond, terwijl heel veel belangrijke wetten nog niet klaar waren. We hebben wetten aangenomen, terwijl de regering die daarna nog kon veranderen. Ik noem de IBES als voorbeeld. We hebben heel veel gaten gezien en werden met veel problemen geconfronteerd. De minister kan toch niet volhouden dat dit wetstechnisch de schoonheidsprijs verdient? Dit is toch niets anders dan een rommeltje? Het feit dat er vandaag geen wet voorligt, dat er weer een noodverband moet worden aangelegd terwijl de bevolking nog moet spreken, zegt genoeg.

Minister Hirsch Ballin:

Ik weet dat de heer Van Raak in sommige omstandigheden dingen graag van de zonnige zijde bekijkt. Dat doet hij vandaag dus niet. In een dergelijke complexe situatie ook nog met een doordachte wettelijke regeling komen, ad interim? Natuurlijk zal het nog enige tijd duren voordat de rijkswet personenverkeer er is. Dat wij er nu in slagen om in een geordend proces ook een aantal verbeteringen van belang aan te brengen ten opzichte van de WTU, is iets waarop je trots mag zijn. Ik zie een voorzichtige glimlach op het gelaat van de heer Van Raak verschijnen. Dat is ook voor mij een mooi moment in dit debat.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Wij houden het hierbij, want wij doen het in twee rondes.

De heer Van Raak (SP):

Mag ik nog één voorbeeld geven?

De voorzitter:

Nee, nee, wij gaan geen voorbeelden geven. Dat gaan wij nu niet doen. Iedereen heeft de keuze gekregen om twee keer vragen te stellen. U hebt nog een tweede termijn. Dan kunnen wij zien waarop uw glimlach in de richting van de minister was gestoeld en of dit positief of negatief was.

Minister Hirsch Ballin:

Wat betreft het referendum op Bonaire: daarover zal de eilandsraad vrijdag beslissen.

Wat betreft de beoordeling van de bestuurders van Bonaire: die geschiedt in de eilandsraad van Bonaire en voor zover nodig in andere kaders, maar niet in mijn dialoog met de Kamer over dit wetsvoorstel. Wij werken uiteraard samen met de gekozen vertegenwoordigers van de eilanden en van de andere landen van het Koninkrijk.

De heer De Krom stelde een vraag over de reikwijdte hiervan. Ik heb, denk ik, al duidelijk genoeg aangegeven dat het streven wat mij betreft onverminderd gericht blijft op het tot stand brengen van een bredere regeling rijkswet personenverkeer. Ik zou er wel op willen wijzen dat inmiddels tot stand is gekomen, wet is geworden, de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap, die voorziet in de taaleis van Nederlands voor elke verkrijging van Nederlanderschap in alle delen van het Koninkrijk, hetgeen ik als een belangrijke verbetering zie.

Ik kom op de uitvoeringsmaatregelen om een grote instroom van vreemdelingen op de eilanden te voorkomen en ervoor te zorgen dat die beheersbaar blijft. Om te beginnen is daar natuurlijk voor nodig de inrichting van de grensbewaking. Daarnaast wordt een IND-BES-unit ingericht, die conform de regeling zoals wij die hopelijk na aanneming van deze wet tot stand kunnen brengen, vakkundig de aanvragen zal behandelen, waarbij een vertrektermijn van vier weken wordt gegund. De activiteiten ten behoeve van terugkeer zullen dan ook in gang worden gezet met als uitgangspunt, zoals ook in onze wetgeving, zelfstandige terugkeer, maar als dat nodig is zijn de Koninklijke Marechaussee en de Vreemdelingenpolitie beschikbaar om daarbij te assisteren en zo nodig ook dwang toe te passen.

Daarnaast is de samenwerking binnen de vreemdelingenketen van belang, te weten die tussen de Dienst Burgerzaken, politie, Koninklijke Marechaussee, Dienst Justitiële Inrichtingen en het gerecht, en er zal bijvoorbeeld ten aanzien van de IND en de Dienst Burgerzaken zo veel mogelijk sprake zijn van een eenloketsituatie. Die is al gerealiseerd op Bonaire, en op Saba en Sint-Eustatius zal die zo gauw mogelijk volgen. Die eenloketsituatie houdt in dat de Dienst Burgerzaken en de dienst die belast is met de afhandeling van aanvragen voor tewerkstellingsvergunningen, gebruikmaken van één loket, waarbij zowel de aanvraag voor toelating als die voor een tewerkstellingsvergunning wordt ingediend. Na beoordeling wordt de verleende vergunning ook via hetzelfde loket uitgereikt. Daarbij geldt wel dat de betreffende diensten gescheiden organisaties blijven.

De heer Çörüz heeft gevraagd of het risico bestaat dat vreemdelingen via de BES-eilanden eenvoudig een verblijfsvergunning kunnen krijgen om vervolgens door te reizen naar het Europese deel van Nederland. De vraag van de heer Çörüz raakte ook punten die zijn aangesneden door de heer De Krom en door de heer Brinkman. Nee, ik acht het geen noemenswaardig risico dat vreemdelingen via de BES-eilanden eenvoudig verblijf krijgen om daarna door te reizen naar het Europese deel van Nederland, en wel om twee redenen. Ten eerste is het niet eenvoudig om in de openbare lichamen een verblijfsvergunning te krijgen, omdat er in beginsel een MVV-plicht gaat gelden – ik wees daar al op; dat is een van de praktische voordelen van deze regeling – en er daarnaast strenge verblijfsvoorwaarden gaan gelden. Ten tweede geeft de afgegeven verblijfsvergunning alleen recht op verblijf op de BES-eilanden en juist niet in het Europese deel van Nederland. Daar kan ook op worden toegezien bij het verkeer tussen de Caribische delen van Nederland in de nieuwe situatie en het Europese deel. Daarop wordt natuurlijk goed gecontroleerd.

De heer Çörüz (CDA):

Dit is wel belangrijk. Zij die bang zijn dat er ongelimiteerde migratiestromen via de BES-eilanden naar Nederland zouden komen, zouden dus eigenlijk voor dit wetsvoorstel moeten zijn en dit niet moeten aanhouden of uitstellen. Begrijp ik dat goed? Als het wetsvoorstel er niet is, is de MVV-verplichting immers niet aan de orde, en dan is het makkelijker om via die lijn naar Nederland te komen. Is dat een logische redenering van mijn kant?

Minister Hirsch Ballin:

Helemaal, en daarom verdedig ik dit wetsvoorstel uit volle overtuiging, ook tegenover degenen die net zorgen hebben geuit.

De heer De Krom heeft een lans gebroken voor de wederkerigheid. Dit is in mijn oren een sympathiek betoog, maar we moeten daarbij bedenken dat de situatie op de BES-eilanden op relevante punten verschilt van die hier te lande. Ze zijn veel kleinschaliger. Daarom heb ik er ook op gewezen dat het voor de BES-eilanden echt een bezwaar wordt als daar een onbeperkte bevoegdheid tot vestiging zou blijven gelden vanuit Curaçao en Sint-Maarten. Het ligt daarom ook niet voor de hand dat wij nu van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba vragen om Nederlanders op te nemen op dezelfde schaal als het Europese deel van het Koninkrijk Antillianen en Arubanen opneemt. Ik wil daarmee geen antwoord geven op het sympathieke uitgangspunt dat de heer De Krom hanteerde. Wanneer de zaken zijn geconsolideerd en er een stabiele situatie is gecreëerd, kunnen wij daar zeker nog over denken. In die zin is er ook een "blessing in disguise", omdat we nog even tijd kunnen nemen om over dit aspect van de rijkswet personenverkeer na te denken. Het wetsvoorstel is tenslotte nog in het stadium van onderhandeling. Maar op dit moment zou het niet wenselijk zijn om zo'n situatie te doen ontstaan. Het is gewoon te riskant, hoe sympathiek in mijn ogen deze gedachte van wederkerigheid ook is.

Ik wil nu ingaan op de vraag van de heer De Krom over de toelaatbaarheid van een eenzijdige toelatingsregeling voor Nederland. Deze vraag is al vaker gesteld en is, ook onder juristen, een punt van discussie gebleven. De vraag is voor het eerst gesteld in de jaren die voorafgingen aan de onafhankelijkheid van Suriname. Toen is dit al een punt van gesprek en discussie geweest. Dit was ten tijde van het kabinet-Den Uyl. Ik merk op dat binnen de grenzen van het EVRM en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) een zekere vrijheid bestaat om dit te regelen. Er is een voorbehoud gemaakt ten aanzien van het vrije personenverkeer bij het betreffende protocol van het EVRM, maar dat betekent niet dat dit een onbeperkte vrijheid is. Deze vrijheid zal moeten voldoen aan bepaalde vereisten van gerechtvaardigd-zijn, binnen de grenzen van het gelijkheidsbeginsel. We hebben tenslotte één staatsburgerschap. Het wetsvoorstel voor de rijkswet personenverkeer is weliswaar nog niet ingediend en vergt verdere bespreking met de Nederlandse Antillen en Aruba – straks met Curaçao, Sint-Maarten en Aruba – maar ik zou wel alvast willen opmerken dat de benadering die mij daarin voor ogen staat en die dus veel gelijkenis vertoont met de benadering die geldt bij het vrije personenverkeer tussen de landen van de Europese Unie – vrij verkeer staat voorop, maar is niet onbeperkt – zeer goed te verdedigen en te rechtvaardigen lijkt ten opzichte van de eisen die het EVRM, het IVBPR en onze eigen Grondwet stellen.

De heer De Krom (VVD):

Dit roept natuurlijk de vraag op waar de grenzen precies liggen als je zou willen streven naar een toelatingsregeling en een verblijfsregeling. Ik ben daarnaar op zoek, ook omdat dit een alternatief zou kunnen zijn als de rijkswet in gemeen overleg niet tot resultaat leidt.

Minister Hirsch Ballin:

Het gaat niet om een voorstel voor een consensusrijkswet. Uiteraard voeren we overleg over een rijkswet, maar zoals het mij voor ogen staat, is het een regeling, die gebaseerd is op artikel 3 van het Statuut. Uiteraard hoort er behoorlijk overleg te zijn. De geschillenbeslechtingsprocedure geldt zo nodig ook voor gewone voorstellen van rijkswet, maar ik heb het niet over een consensusrijkswet.

De heer De Krom (VVD):

Maar de vraag blijft waar de grenzen precies liggen. Is het mogelijk om in gemeen overleg tussen landsdelen verder te gaan dan wat onder internationale regelgeving mogelijk is?

Minister Hirsch Ballin:

Wat ik daarover wil zeggen, zal de heer De Krom niet alleen begrijpen, maar ook delen. Ook gemeen overleg kan niet afdoen aan de individuele fundamentele rechten van staatsburgers. Dus ook de vereisten van de Grondwet en de verdragsbepalingen moeten in acht worden genomen, ook als in een hypothetische situatie in gemeen overleg tussen de verschillende landen van het Koninkrijk een regeling tot stand zou komen. Het lijkt mij echter niet zo zinvol om te spreken over een wetsvoorstel dat zelfs nog niet in het begin van procedure is gekomen. Ik wilde wel naar behoren reageren op de opmerking van de heer De Krom over wederkerigheid als uitgangspunt.

De voorzitter:

Dank daarvoor. Ik kijk op de klok, mijnheer de minister. We hebben nog 35 minuten voordat we aan de door u gewenste eindtijd toekomen.

Minister Hirsch Ballin:

Jawel, voorzitter. Ik heb nog enkele opmerkingen.

De heer de Krom heeft een vraag gesteld over de aanvragen om bescherming, artikel 12a, lid 1. Ik wil erop wijzen dat ook nu geldt dat op grond van het EVRM bescherming wordt gegeven. Weliswaar is het Vluchtelingenverdrag niet van toepassing, maar artikel 3, EVRM geldt wel voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Het EVRM is ook voor die delen van het Koninkrijk bekrachtigd. Dat leidt tot vergelijkbare resultaten, inclusief de sequelen die dat heeft in verband met de positie van gezinsleden. Daarop is ook het EVRM van toepassing. Ik denk dat het een groot voordeel is indien dit in artikel 12a van het wetsvoorstel een ordelijke regeling krijgt.

Ik heb al een opmerking gemaakt die ook antwoord geeft op de vraag van de heer Van Raak naar de taak van de Koninklijke Marechaussee op het gebied van grensbewaking. Hij onderstreept terecht het belang van dit punt. Het is echter ook van belang dat hiervoor een goed wettelijk kader is. De ambtenaar met de grensbewaking belast, zal volgens dit wetsvoorstel vergelijkbare bevoegdheden krijgen als voor Nederland gelden.

De heer Çörüz vraagt om concreter geïnformeerd te worden over de signaleringsregisters. Via het Border Management Systeem kan al een signaleringssysteem worden geraadpleegd. Na de transitie zal Nederland met name investeren in goede vulling van het register, zodat de handhaving waar de heer Çörüz in zijn interruptie op wees, is verzekerd.

De heer Brinkman vraagt naar de aanpak van het probleem van de illegale vreemdelingen op de BES-eilanden. Ten aanzien van vreemdelingen die na 2006 zijn binnengekomen en niet voor verblijf in aanmerking komen, bestaat op Bonaire een lijst met enkele tientallen namen. De meesten van deze mensen zijn inmiddels al vertrokken. Deze lijst is samengesteld door de huidige toelatingsorganisatie. Daarnaast zijn er nog enkele vreemdelingen op de eilanden die geen verlenging van hun verblijfsvergunning hebben aangevraagd. Voor deze drie eilanden gaat het dus om een zeer beperkt aantal.

De vraag over strafbaarstelling van illegaal verblijf beantwoorden we zoals we dat ook voor Nederland hebben gedaan. Weliswaar is er geen strafbaarstelling, maar er zijn wel andere handhavingsinstrumenten, zoals we die ook consequent in Nederland toepassen.

Dan het punt van de glijdende schaal. Gezien de omvang van de instroom wilden we het beleid in een eenvoudig kader houden. Dat is echter zeker niet minder zorgvuldig. In het kader van een niet met een nadere regeling, zoals een glijdende schaal, opgezet systeem, kunnen de specifieke individuele omstandigheden nauwgezet worden meegewogen. Ik zeg graag tegen de heer De Krom dat dit niet alleen geldt ten gunste, maar ook ten nadele van de betrokkene, als daar reden toe is zoals crimineel gedrag.

Dan kom ik op de vraag van de heer Brinkman over de migratie naar de BES-eilanden. Hiervoor is juist de MVV-vereiste van groot praktisch belang. Ik hoop dat dit hem tot de gedachte brengt dat het goed is om dit wetsvoorstel te steunen, welke wensen hij wellicht verder ook heeft.

De heer Çörüz heeft een vraag gesteld over de Brooks Tower-situatie. Tot nu toe hebben 22 illegale vreemdelingen op de BES-eilanden een beroep gedaan op basis van de Brooks Towers-regeling. Ook daarvoor geldt dus dat het om een zeer beperkt aantal gaat. Deze aanvragen worden uiteraard beoordeeld door de lokale autoriteiten.

De heer Recourt heeft een vraag gesteld over de IND-unit in oprichting. Bij deze unit wordt gebruik gemaakt van de deskundigheid van mensen die reeds op de eilanden wonen. Het zijn uiteraard allemaal Nederlanders, maar er wordt gebruikgemaakt van lokale expertise. Dat is ook van belang, juist bij het met realiteitszin voeren van beleid. De betrokkenheid van de inwoners van de eilanden waar de heer Recourt terecht naar vroeg, wordt mede bevorderd met voorlichtingsbijeenkomsten en met schriftelijke en mondelinge informatie. Mondelinge informatie speelt zeker een belangrijke rol. Het lijkt mij ook goed om dat in het oog te houden. Deze zorg van de heer Recourt hoop ik daarmee weg te kunnen nemen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik stel toch nog even een vraag over iets waarover de minister met geen woord rept. Ik heb aangegeven dat zowel Sint-Maarten als Curaçao bezig is zijn illegalen te administreren en een verblijfsvergunning te geven. Na vijf jaar kunnen deze mensen een Nederlands paspoort aanvragen. Wat gaat de minister daaraan doen?

Minister Hirsch Ballin:

De vraag van de heer Brinkman is al eerder ter sprake gekomen toen de regeling net was aangekondigd. Ik heb toen gezegd dat het mij niet realistisch lijkt om ervan uit te gaan dat de regeling op enorme aantallen mensen van toepassing zal zijn. Daar gelden allerlei beperkingen voor. Ik gaf net de aantallen mensen om wie het nu in feite gaat. Die heb ik nagevraagd naar aanleiding van de vragen over de Brooks Tower-regeling. Ik maak daarbij nog twee opmerkingen. Ten eerste: toelating tot de Nederlandse Antillen betekent geen toelating tot alle delen van het Koninkrijk. Vreemdelingen blijven dus vreemdeling en om als vreemdeling naar Nederland te komen, moet men een Nederlandse verblijfsvergunning aanvragen. Ten tweede: voor de mogelijkheid dat men op een gegeven moment, na ingeburgerd te zijn, het Nederlanderschap aanvraagt, zal de wijziging gelden van de rijkswet personenverkeer die zojuist tot stand is gekomen. Herstel, ik bedoel de Rijkswet op het Nederlanderschap. Soms is de wens wellicht de vader van de gedachte. Ik bedoel het in de Eerste Kamer aanvaarde wetsvoorstel dat nu wet is geworden. Die wet stelt de taaleis van het Nederlands, in tegenstelling tot de bestaande situatie, ook voor deze mensen.

De heer Brinkman (PVV):

Dat was een mooie freudiaanse verspreking van de minister. De minister heeft een aantal voorbeelden genoemd, maar hij noemde voorbeelden van Bonaire. Met alle respect, maar dat zijn cijfers van Bonaire. Ik heb het over 40.000 tot 60.000 illegalen uit Sint-Maarten en naar schatting 30.000 tot 40.000 illegalen uit Curaçao. Daar rept de minister niet over. Hij noemt de taaleis. Hartstikke mooi. Al die illegalen hebben vijf jaar de tijd om aan die taaleis te voldoen. En dan zegt de minister: dan krijgen ze toch evengoed een mooi Nederlands paspoort en kunnen ze zo met z'n allen, huppetee, Nederland binnenkomen en een uitkering aanvragen. Dat vindt de minister dus kennelijk allemaal goed. Hij heeft daar geen wetgeving voor in petto. Dat stelt mij buitengewoon teleur.

Minister Hirsch Ballin:

Ik weet niet of ik de heer Brinkman nog kan geruststellen of dat een geruststelling een teleurstelling zou zijn, maar het gaat echt niet om grote aantallen. Dat heb ik hem net duidelijk gemaakt. Hij noemt aantallen van illegalen op Sint-Maarten, maar op lang niet allen van hen is de Brooks Tower-regeling van toepassing. Die is veel beperkter dan de heer Brinkman lijkt te denken.

De voorzitter:

Dat was het antwoord van de minister in eerste termijn. We gaan direct door met de tweede termijn. Ik verzoek u allen om het zo kort mogelijk te houden.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. In eerste termijn heb ik gezegd dat de datum van 10-10-2010 voor mijn fractie niet heilig is en dat in dit proces zorgvuldigheid boven snelheid moet gaan. Ik heb, in aansluiting op de Raad van State, aangegeven dat wij eraan hechten om voorliggend wetsvoorstel in samenhang te beoordelen met de rijkswet personenverkeer. Die is er dus niet. De minister zegt dat de procedure zorgvuldig was, maar laten we niet vergeten dat het een weloverwogen politieke keuze was om het wetsvoorstel rijkswet personenverkeer vooruit te schuiven vanwege de weerstand tegen die rijkswet vanuit de Antillen. In die zin had het wetsvoorstel wel hier voor kunnen liggen, mits het kabinet een andere keuze had gemaakt. Althans, zo heb ik dat altijd geïnterpreteerd.

Ik heb natuurlijk goed naar de minister geluisterd, maar alles overwegende houd ik wel vast aan het uitgangspunt van mijn fractie dat we dit wetsvoorstel het liefste aanhouden totdat de rijkswet personenverkeer er is. Ik dien daarom de volgende motie in.

De De KromKamer,

gehoord de beraadslaging,

besluit, de behandeling van de Wijziging van de Wet toelating en uitzetting BES (32282) aan te houden, in ieder geval totdat de rijkswet personenverkeer en de rijksvisumwet bij de Tweede Kamer zijn ingediend en behandeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom, Van Raak en Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13(32282).

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. Het is goed dat de minister staccato de voordelen van dit wetsvoorstel, een soort interim-wetje, heeft opgenoemd. Wij moeten er nuchter naar kijken en niet politiseren. Er moet namelijk wel iets geregeld zijn op de datum 10-10-2010. Een rijkswet was het meest ideaal geweest, maar het is een feit dat die er niet is, terwijl er wel iets geregeld moet zijn. De minister introduceert met dit wetsvoorstel de machtiging voorlopig verblijf. Je kunt daar toch niet tegen zijn, juist vanwege het tegengaan van ongecontroleerde migratiestromen van daar naar hier. Ook de positie van Nederlanders aldaar wordt erdoor verbeterd. Het wetsvoorstel sluit daarnaast ook nog aan bij het EVRM. Dit wetsvoorstel brengt die extra's met zich, en daar kun je toch niet tegen zijn. Ik geef de collega's mee om dat nog eens te overwegen.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Mijn collega suggereert dat wij er allemaal tegen zijn, maar het gaat om iets anders. In mijn motie wordt tot uitdrukking gebracht dat wij een beoordeling wensen in het kader van de rijkswet personenverkeer. Dat is zorgvuldig.

De heer Çörüz (CDA):

Feit is dat die rijkswet er niet is. Wij zitten ook met het feit dat de BES-eilanden per 10-10-2010 een openbaar lichaam van Nederland worden. Voor die datum moet er wel iets geregeld zijn, anders zitten we met een aantal witte vlekken. Die witte vlekken worden met dit wetsvoorstel ingevuld.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Misschien moet je een minister geen gewetensvraag stellen zolang hij nog minister is, en zeker niet in de openheid van deze Tweede Kamer, maar ik geloof er niets van dat hij trots is op deze wetten. Eerst zou een herziening van de Grondwet niet nodig zijn. De Tweede Kamer heeft daar ernstige twijfels over gehad en vervolgens bleek dat herziening van de Grondwet wel nodig was. Wij moesten toen toch met alle geweld de wetten aannemen, terwijl de herziening van de Grondwet nog moest komen. Daar kan de minister toch niet trots op zijn!

Het Statuut is gewijzigd. Tijdens de behandeling daarvan werd door het CDA en door de regering al gezegd: ja, maar wij gaan nu werken aan een heel ander Statuut. Tijdens de behandeling van het Statuut werd gezegd: dit Statuut moeten jullie aannemen, maar het is niet goed, want wij willen een heel ander Statuut. Daar kan de minister toch niet trots op zijn!

De waarborgfunctie is heel belangrijk want daarin wordt eigenlijk de verantwoordelijkheid van Nederland en van de eilanden zelf geregeld. De discussie over de waarborgfunctie is niet afgerond, maar moet nog beginnen. Er is geen wet personenverkeer. Er is geen fiscaal stelsel, niet eens een slecht fiscaal stelsel; landen zonder fiscaal stelsel, dat kan niet lang goed gaan. Het is er niet. Ik vind het heel dom dat deze Kamer de Invoeringswet BES heeft aangenomen. Dat hoort een parlement niet te doen, want daardoor kan de regering de wet naar believen veranderen. Dat gebeurt vandaag dan ook. Bovendien komt er nog een referendum op Bonaire. Als de bevolking spreekt, hebben volksvertegenwoordigers, maar ook ministers te zwijgen. Daarom steun ik van harte het voorstel van de VVD om dat niet te doen. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Tweede Kamer dat voorstel zal aannemen. Ik geef mijn steun daaraan, want wij zitten bijna aan het einde van de fuik. Ik heb deze fuik vanaf het begin zien aankomen en wij zitten nu aan het eind. Als Kamer zitten wij vast in de fuik, maar de Kamer heeft een schaar. Ik wil dat wij die schaar nu gebruiken en onszelf bevrijden uit de fuik. Die fuik heet: 10-10-10. De Kamer mag zichzelf nooit zo in een fuik laten lopen. De regering behoort dat niet voor te stellen, maar een parlement behoort dat zeker niet te accepteren.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Laat ik beginnen met het ergste: de minister heeft mij absoluut niet kunnen overtuigen van de consequenties van een mogelijk verkapt generaal pardon over vijf jaar. Hij zegt dat het niet om veel mensen gaat. Al is het er één, dan is dat er mij één te veel. De minister zegt dat ze moeten voldoen aan een taaleis. Die illegalen hebben vijf jaar de tijd om de taal te leren. Laat deze minister alsjeblieft niet opnieuw Nederland de dupe laten worden van een volgend generaal pardon. Iedereen weet dat elke gelukzoeker in het Caribisch gebied het kleinste gaatje naar het walhalla genaamd Nederland gaat opzoeken. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, alle juridische en feitelijke maatregelen te treffen waardoor Nederland niet de nadelen ondervindt van een verkapt generaal pardon van Curaçao en Sint-Maarten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het Brinkmanlid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14(32282).

De heer Brinkman (PVV):

De minister gaf aan dat het in het geval van de BES-eilanden gaat om enkele tientallen. Ook hier geldt dat de BES-eilanden als een soort magneet binnen het Caribisch gebied zullen gaan fungeren. Daarom moet illegaliteit actief opgespoord worden en moeten deze mensen van het eiland worden gezet als de BES-eilanden binnen Nederland als openbare lichamen gaan functioneren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mogelijk de BES-eilanden als een soort openbaar lichaam deel gaan uitmaken van Nederland;

overwegende dat er vanaf de eilanden Curaçao en Sint-Maarten en vanaf mogelijk andere eilanden in het Caribische gebied, een grote trek van illegalen naar de BES-eilanden valt te verwachten;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat, voordat de BES-eilanden bij Nederland worden gevoegd, alle illegalen op de BES-eilanden zijn opgespoord en van de eilanden zijn gezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15(32282).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse Antillen en Aruba strenge toelatings- en verblijfseisen voor Europese Nederlanders kennen en dit bestaande regime in de vorm van de landsverordening van het land Nederlandse Antillen voorlopig wordt gehandhaafd, ook voor de BES-eilanden;

overwegende dat de toegang tot Nederland voor Antillianen en Arubanen vrij is en bovenstaande handhaving door de afwezigheid van wederkerigheid een discriminatoire regeling impliceert voor Europese Nederlanders;

overwegende dat op deze wijze de rechtsongelijkheid binnen het Koninkrijk en binnen Nederland wordt aangetoond;

verzoekt de regering, zo snel mogelijk afstand te doen van dit bestaande regime en de discriminatie van Europese Nederlanders hiermee te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(32282).

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Rond de datum 10-10-10 zijn twee benaderingen van de transitie mogelijk. Je kunt de transitie ingaan als alles gereed is, maar je kunt ook een datum stellen en op die manier druk op het proces houden. Op een eerder moment is voor de tweede lijn gekozen.

Zijn er op dit moment zwaarwegende argumenten om die lijn los te laten? Nee. Is dat gelegen in het wetsvoorstel? Nee. Er ligt een heel pragmatisch wetsvoorstel om de zaken in ieder geval tijdelijk op te lossen. Is dat gelegen in het referendum op Bonaire? Nee. Wij kennen de uitslag daarvan niet. Laten wij die eerst rustig afwachten. Laten wij echter wel de druk op het proces houden, want anders kan dat door iedere mogelijke chicane verder worden gefrustreerd en wordt het tot in het oneindige uitgesteld.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik heb met dankbaarheid gehoord dat er herkenningspunten waren in het antwoord dat ik in eerste termijn heb gegeven. De heer De Krom heeft er in tweede termijn mee volstaan te zeggen dat het hem beter lijkt om de behandeling van dit wetsvoorstel aan te houden totdat de rijkswet personenverkeer en de rijksvisumwet bij de Tweede Kamer zijn ingediend en behandeld. Hij heeft daartoe een motie ingediend, samen met de heren Van Raak en Brinkman. De rijksvisumwet is nabij, de rijkswet personenverkeer niet. De vraag is nu of dat een draaglijke wijziging is. Ik zou u sterk willen ontraden om de behandeling van dit wetsvoorstel aan te houden.

De voorzitter:

Dat begrijp ik, maar misschien wil de heer De Krom een toelichting geven op de motie.

De heer De Krom (VVD):

Heel kort. Procedureel gaat de Kamer er zelf over of zij de behandeling van het wetsvoorstel aanhoudt. Het is geen verzoek aan de regering; zo is het ook niet geformuleerd. Het is geformuleerd als een besluit dat de Kamer zelf neemt.

De voorzitter:

Dat heeft de heer De Krom goed geformuleerd. Zo staat het er: het is een verzoek aan onszelf. Ik stel dan ook voor dat deze motie als eerste in stemming wordt gebracht voordat wij het wetsvoorstel in stemming brengen. Dat is de normale procedure en zo zal ik het laten geschieden. De minister kan altijd zijn oordeel over een motie geven, ook al gaat hij er niet over. Hij kan laten zien hoe onwenselijk of wenselijk het zou zijn dat de Kamer deze motie aanvaardt.

Minister Hirsch Ballin:

Zeker, iets anders deed ik ook niet. Tenslotte heb ik overeenkomstig het Reglement van Orde van uw Kamer hier de mooie taak om uw Kamer van advies te dienen. Mijn advies is om het wetsvoorstel wel af te handelen en, sterker nog, om het ook aan te nemen.

Naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen wil ik erop wijzen dat de situatie die zou ontstaan wanneer deze wet niet tot stand komt heel veel slechter is dan wanneer deze regeling wel tot stand komt. Ik ontzeg de heer De Krom uiteraard absoluut niet de wens – sterker nog, ik deel die in hoge mate – dat die andere wetten tot stand komen. Maar wij weten allemaal hoeveel tijd ermee gemoeid is. Precies op de punten waarover zorgen zijn uitgesproken, ontstaat er dan een slechtere situatie. Daarom adviseer ik de Kamer om deze motie niet aan te nemen en om wel over te gaan tot afhandeling van dit wetsvoorstel. Ik wijs op de verbeterde mogelijkheden tot handhaving, op de duidelijkere aanwijzing van de bevoegde organen, op de aanwijzing van de minister van Justitie als degene die daarmee belast is en op de mogelijkheden die uw Kamer daarmee krijgt om verantwoording te vragen aan de minister van Justitie bij de uitvoering van deze wet. Ik wijs erop dat met deze wet een beperking wordt gesteld aan de interne migratie vanuit Curaçao en Sint-Maarten naar Bonaire, Sint-Eustatius en Saba: degenen die als landskinderen het recht zouden houden om naar de andere eilanden te gaan. Ik wijs op het toetsingskader dat daarmee in de wet is gegeven. Ik wijs op het vereiste van een machtiging tot voorlopig verblijf. Ik wijs op het terugkeervisum. Het zijn allemaal redenen waarom, precies vanwege de zorgen die hier zijn geuit, de situatie zonder deze wet echt heel veel onwenselijker is dan met deze wet. Ik denk dat ik hiermee het belangrijkste heb gezegd naar aanleiding van een deel van de betogen.

Ik heb uiteraard goed gehoord dat de heer Brinkman een gelijkenis ziet met de regeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet: een pardonregeling die niet het brede, ruime, zeer veelomvattende karakter draagt die de heer Brinkman bij het begin van deze kabinetsperiode vreesde. We zijn ook geheel gebleven binnen de verwachtingen over de aantallen die gebruik zouden maken van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet. Bovendien kan de tijdelijke vergunning op grond van het Brooks Tower-akkoord helemaal niet de enorme aantallen betreffen die de heer Brinkman lijkt te vrezen, laat staan dat zij de voortgezette effecten zou kunnen hebben van verkrijging van het verblijfsrecht in Nederland, het Nederlanderschap, enzovoorts. De tijdelijke vergunning volgens het Brooks Tower-akkoord geldt alleen voor het eiland waarvoor de vreemdeling heeft aangetoond aan de criteria te voldoen.

Dat is reden te meer om het belangrijk te vinden om deze scheiding van verantwoordelijkheden zo gauw mogelijk tot stand te brengen. In het betreffende jaar kan de vreemdeling een vervolgaanvraag doen voor een reguliere vergunning tot tijdelijk verblijf. Daarvoor zullen de gebruikelijke voorwaarden gelden. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn dat de regels van deze wet. Ik vind dat de heer Brinkman zijn zorgen veel te zwaar aanzet en dat hij aantallen en verwachtingen noemt die niet reëel zijn, maar ook als ik me even probeer te verplaatsen in deze zorgen, lijkt het mij goed om deze regeling tot stand te brengen met de beperkingen die erin vervat zijn.

Uiteraard waardeer ik de wens van de heer Van Raak om ook in de Grondwet een regeling te treffen, maar in de verhouding tussen Statuut en Grondwet wordt daarvoor een voorziening getroffen met de wijziging van het Statuut die de Kamer onlangs nog heeft aanvaard. Daarin worden de waarborgen gegeven. Ik heb geluisterd naar het vurige pleidooi dat de heer Van Raak hield toen de Kamer vol was, ook met de leden van de delegaties van de Staten van de Nederlandse Antillen en Aruba. Ik had nu even het gevoel dat hij die discussie aan het heropenen was met zijn woorden, maar die discussie is afgerond met de aanneming door de Kamer van de consensusrijkswetten en van de wijziging van het Statuut.

De heer Van Raak (SP):

Dat is niet waar, want anders hadden we de Grondwet niet hoeven te veranderen. Bovendien is tijdens de behandeling van het Statuut al aangekondigd dat er een ander statuut moet komen. Dat kan toch niet?

Minister Hirsch Ballin:

Er is niet aangekondigd dat er een ander statuut moet komen. Er is evenmin gezegd dat deze wijziging van het Statuut niet beantwoordt aan de eisen die daaraan moeten worden gesteld. We hebben over een wijziging gesproken in verband met onze visie op de toekomst. Gedachten hierover werden overigens breed gedeeld en niet alleen door de heer Van Raak naar voren gebracht; absoluut niet. Ik heb ze zelf ook naar voren gebracht. Ik heb gezegd dat het goed zou zijn om na deze stap de verhoudingen in het Koninkrijk verder te ontwikkelingen. Dat kan inderdaad ook leiden tot een verdergaande wijziging. Deze weergave van de parlementaire historie leidt bij mij zogezegd tot een andere lezing dan die van de heer Van Raak.

De voorzitter:

Ten slotte geef ik de heer Van Raak nog eenmaal het woord.

De heer Van Raak (SP):

Daar kunnen we nog over discussiëren. Er is echter nog geen wet voor het personenverkeer, er is geen fiscaal stelsel en er worden wetten aangenomen die door de regering weer kunnen worden veranderd zonder dat de Kamer erin wordt gekend. Over die feiten valt niet te discussiëren. Een heleboel zaken zijn wetstechnisch gezien zeer wankel. Ik heb er zeer veel vertrouwen in dat de dames en heren senatoren dit nog eens zeer kritisch tegen het licht zullen houden.

Minister Hirsch Ballin:

Zoals gezegd: een aantal dingen die de heer Van Raak naar voren heeft gebracht, zie ik echt anders. Ik wijs de heer Van Raak nogmaals op het volgende: in de situatie die ontstaat wanneer dit wetsvoorstel niet wordt afgehandeld, missen we een aantal heel belangrijke bevoegdheden en verbeteringen die de heer Van Raak toch ook zou moeten wensen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, ik zie u weer bij de interruptiemicrofoon staan, maar we gaan zo niet door. We hebben hierover al genoeg gediscussieerd. U kunt uw mening over het wetsvoorstel kenbaar maken via de moties en de wetsartikelen zelf waarover u morgen gaat stemmen.

Minister Hirsch Ballin:

Ik ga nu in op de tweede motie die de heer Brinkman heeft ingediend. Ik blijf erbij dat de dingen ten aanzien van het Brooks Tower-akkoord feitelijk en juridisch echt anders liggen dan hij veronderstelt. Daarom ontraad ik zijn motie over dit onderwerp. Ik ontraad haar deels ook omdat zij uitgaat van veronderstellingen die ik niet kan delen.

De heer Brinkman heeft zijn motie over de opsporing van illegalen aan mij en dus aan het adres van de Nederlandse regering gericht, terwijl we het juist hebben over het moment waarop de Nederlandse regering verantwoordelijkheid krijgt voor de opsporing van illegalen. Daarvoor is dit wetsvoorstel van belang. Vandaar dat ik ook deze motie moet ontraden.

Ten slotte kom ik toe aan de motie van de heer Brinkman over de discriminatie van Europese Nederlanders. Naar aanleiding van het betoog van de heer De Krom heb ik al gezegd dat zijn uitgangspunt van de wederkerigheid ook het mijne is, maar we hebben nu te maken met een overgangssituatie. Juist om onbalans in de werking van de wetgeving te voorkomen, is het goed dat we dit wetsvoorstel hebben. Daarom wil ik deze motie ontraden.

De heer De Krom heeft een vraag gesteld over de Statuutwijziging. De voorhang van het inwerkingtredings-KB kan pas plaatsvinden als de Statuutwijziging door de Eerste Kamer en de Staten van de Nederlandse Antillen en Aruba is aanvaard. De voorhang dient plaats te vinden vóór de op 9 september geplande rondetafelconferentie (RTC), want het is van belang dat de Nederlandse regering daarbij het mandaat van de Tweede Kamer heeft. Daarom zouden wij deze Kamer zeer erkentelijk zijn als zij haar medewerking wil verlenen aan een tijdig debat over het inwerkingtredings-KB, bij voorkeur in de week voorafgaande aan de RTC, of anders direct na het zomerreces. Onmiddellijk na het overleg dat de staatssecretaris binnenkort voert op de Nederlandse Antillen en Aruba zullen wij het nodige doen om dat aan de Kamer te kunnen voorleggen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister en zijn ambtenaren voor de beantwoording van de vragen van de leden van deze Kamer, die zeer gedisciplineerd waren, zodat wij perfect op tijd klaar zijn.

Morgen zal over het wetsvoorstel en de ingediende moties worden gestemd, te beginnen met de motie-De Krom c.s., omdat daarin wordt gevraagd om het wetsvoorstel aan te houden.

De vergadering wordt van 18.26 uur tot 19.30 uur geschorst.

Voorzitter: De Krom

Naar boven