Vragen van het lid Anker aan de minister van Justitie, bij afwezigheid gesteld aan de minister voor Jeugd en Gezin, over het voorkomen en bestrijden van mensenhandel en prostitutie van minderjarigen rond het komende WK-toernooi in Zuid-Afrika, met bijzondere aandacht voor de uitvoering van Nederlandse wetgeving inzake het strafbaar stellen van misbruik van minderjarigen in het buitenland.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Het WK voetbal in Zuid-Afrika staat voor de deur. Voor veel mensen is dat een prachtig feest, maar voor sommige mensen kan het WK ook een leven in uitbuiting gaan betekenen. Het afgelopen weekend hebben wij in het Nederlands Dagblad kunnen lezen dat mensenhandelaren inmiddels overuren maken om te zorgen dat er tijdens het WK voldoende vrouwen en kinderen worden aangeboden voor seksuele diensten. Het Nederlands Dagblad berichtte uitvoerig over de toegenomen mensenhandel, met name over de handel in minderjarige meisjes.

Dat is grimmig nieuws. De ChristenUnie dringt er daarom met klem op aan dat de regering zich tot het uiterste inspant om dit leed, waar mogelijk, te voorkomen en ervoor te zorgen dat Nederlanders die zich schuldig maken aan deze misdrijven gepakt worden. Daarom stel ik de volgende vragen.

Is de minister van mening dat misdrijven als kindersekstoerisme en mensenhandel een aantasting zijn van de menselijke waardigheid? Vindt de minister dat we de Nederlandse wetgeving op dit punt ook voor de misdrijven in het buitenland moeten handhaven? Er zullen de komende tijd Nederlanders afreizen naar Zuid-Afrika in verband met het WK voetbal. Wat doet de minister om de wetgeving op het terrein van strafbaarstelling van seksueel misbruik van minderjarigen in het buitenland te handhaven? Met betrekking tot reizen naar Thailand zijn er al maatregelen genomen om kindersekstoerisme op te sporen en te bestrijden. Zal de minister deze maatregelen ook toepassen voor vluchten van en naar Zuid-Afrika de komende zomer? Is de minister bereid om samenwerking te zoeken met de autoriteiten in Zuid-Afrika om mee te werken aan de bestrijding van mensenhandel? Zijn er in EU-verband afspraken met Zuid-Afrika over het opsporen en vervolgen van mensenhandel? Zijn er voor eventuele uitleveringen voldoende verdragen? Is dat van tevoren geregeld, zodat we niet achteraf met zaken worden geconfronteerd, zoals bij de Braziliaanse kinderpornozaak? Is de minister bereid om medewerkers van politie en justitie naar Zuid-Afrika te sturen om ter plaatse mee te werken aan het opsporen en bestrijden van mensenhandel en misbruik van minderjarigen? Ten slotte: zorgt de minister samen met de minister van Buitenlandse Zaken voor publieksvoorlichting aan mensen die het WK in Zuid-Afrika bezoeken door erop te wijzen dat prostitutie met minderjarigen strafbaar is?

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Ik dank de heer Anker voor deze vragen. Hij kwalificeerde de berichtgeving dit weekend als grimmig nieuws. Ik sluit mij daar direct bij aan. Het is natuurlijk schrijnend dat dit bij de voorbereidingen van een dergelijk sportevenement gebeurt en dat je moet vrezen voor wat zich dan af gaat spelen. Dus ik heb met dezelfde gevoelens kennisgenomen van de berichtgeving het afgelopen weekend. Met de Kamer is al eerder over dit soort situaties gesproken. Ik deel de opvattingen van de heer Anker, zoals eerder tot uitdrukking gebracht van de kant van de regering, waar het gaat om de kwalificatie van dit type misdrijven. Hij noemt dat een aantasting van de menselijke waardigheid. Ik sluit mij daarbij aan.

De heer Anker vraagt of wij in het buitenland gepleegde misdrijven in Nederland alsnog kunnen vervolgen. Hij vraagt of wij de Nederlandse wetgeving op dit punt moeten aanpassen of dat wij die kunnen handhaven voor misdrijven in het buitenland begaan. Het antwoord daarop is positief. In 2002 hebben wij een verruiming van de rechtsmacht op dit punt tot stand gebracht in de zin van de artikelen 5 en 5a van het Wetboek van Strafrecht aangaande de verruiming van de extraterritoriale rechtsmacht. Dat betekent inderdaad dat misdrijven die in het buitenland zijn gepleegd ook in Nederland alsnog vervolgd kunnen worden, zelfs als dat niet in beide landen strafbaar is gesteld. Dat is de normale eis bij misdrijven. Volgens de huidige rechtsmachtregeling van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 5 en 5a, bestaat rechtsmacht voor zedenmisdrijven, ontucht, verkrachting, kinderprostitutie en vervaardiging van kinderpornografie en dergelijke. Voor mensenhandel gepleegd tegen kinderen buiten Nederland door een Nederlander of door een vreemdeling die in Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, geldt het vereiste van dubbele strafbaarheid niet voor deze misdrijven. Voor alle duidelijkheid: voor deze misdrijven bestaat rechtsmacht, ook al zou het feit naar het recht van het plaats delict, in dit geval Zuid-Afrika, niet strafbaar zijn. Dat is een belangrijk gegeven in de bestrijding van kindersekstoerisme.

De heer Anker vroeg wat wij verder ondernemen met het oog op Zuid-Afrika. Hij verwees naar de reizen naar Thailand waarvoor maatregelen zijn genomen. Ik neem aan dat de heer Anker ook doelt op de maatregelen die in het kader van de douane en de KMar zijn genomen op Schiphol, ook wel aangeduid als de kidsdagen. Die aanpak richt zich op Nederlanders die naar Nederland terugkeren. Die aanpak is niet geschikt, zoals de heer Anker zal begrijpen, voor vertrekkende reizigers van Schiphol naar het buitenland. Bij terugkeer geldt natuurlijk wel het omgekeerde.

Verder vraagt de heer Anker naar de samenwerking tussen Nederland en Zuid-Afrika. Hij vraagt of medewerkers van politie en justitie daar naartoe kunnen om ter plaatse mee te werken. Wanneer Zuid-Afrika in concrete gevallen van mensenhandel of kindermisbruik om rechtshulp uit Nederland vraagt, zijn wij uiteraard bereid om die te verlenen. Het is natuurlijk ook zo dat opsporing en vervolging van misdrijven – in dit geval mensenhandel en kindermisbruik ter plaatse – in eerste instantie de verantwoordelijkheid is van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. Zoals dat ook bij eerdere grotere toernooien wel het geval is geweest, wordt er in EU-verband nog onderzocht op welke wijze de Nederlandse politie in samenspraak met de EU-partners ondersteuning kan verlenen tijdens het WK. Die zal zich echter niet specifiek richten op het aspect van het voorkomen en de bestrijding van deze misdrijven. Zodra Zuid-Afrika erom vraagt, kan daarover uiteraard met de EU-landen en dus ook met Nederland gesproken worden.

De heer Anker heeft ook nog gevraagd of er uitleveringsmogelijkheden zijn. Ja, afhankelijk van de aard van de feiten is uitlevering mogelijk onder het VN-verdrag tegen transnationale georganiseerde criminaliteit of het uitleveringsverdrag van de Raad van Europa.

Ten slotte ga ik in op de vraag over de voorlichting. In het kader van de bewustwording rondom het verschijnsel kindersekstoerisme is er in januari 2010 een grote bewustwordingscampagne gestart, inclusief een internethotline waarop heel veel informatie gevonden kan worden. Sindsdien kan – en dat lijkt me relevant – eenieder die kennis heeft van seksueel misbruik van minderjarigen in het buitenland waarbij een Nederlander betrokken is of een buitenlander met vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, daarvan melding maken op die website. Dat kan eventueel ook anoniem via Meld Misdaad Anoniem. Bovendien wordt dit in het kader van die campagne binnenkort voortgezet in de vorm van een samenwerking via een convenant met de reisbranche, zodat de relevante reisbureaus die reizen naar Zuid-Afrika organiseren, daarbij aangehaakt zijn. Die zullen vanaf de tweede of derde week van mei klanten die een reis naar één van de bronlanden van kindersekstoerisme boeken, voorzien van campagnemateriaal. Wij hebben reisbureauketens met het oog op het WK gevraagd om klanten die voorafgaand en tijdens het WK een reis naar Zuid-Afrika boeken, eveneens te voorzien van campagnemateriaal in het kader van de bewustwording, zodat zo nodig vervolging achteraf kan plaatsvinden.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik ben voor een groot gedeelte wel tevreden met de antwoorden van de minister. Toch zijn er nog een paar pijnpunten, allereerst met betrekking tot de rechtshulpverzoeken en de samenwerking van politie en justitie. De minister laat doorschemeren dat het initiatief daarvoor bij Zuid-Afrika moet liggen. Datzelfde artikel beschrijft echter ook dat waarnemers in Zuid-Afrika wat huiverig zijn om hier al te sterk op in te zetten, omdat zij het WK geen te negatieve beeldvorming willen meegeven. Het is mooi als de Nederlandse regering in dit licht zelf initiatief neemt. Ik krijg hierop graag een reactie.

Er zijn afspraken gemaakt met de reisbranche en het is goed dat de voorlichting op gang komt. Ik ben echter wel heel erg benieuwd of wij dat nog binnen een maand voor elkaar krijgen. Daarom krijg ik hierover graag een toezegging. Verder is Zuid-Afrika lange tijd geen bronland geweest. In het artikel wordt daarom ook gezegd dat de mensenhandel door het WK nu eindelijk eens op de kaart komt in Zuid-Afrika, uiteraard niet op een positieve manier. Er moet echter wel aandacht zijn voor de schrijnende situatie in dat land. Ik vraag mij dus af hoe snel de reisbranche die omschakeling richting Zuid-Afrika maakt. Heeft de branche hard toegezegd dat die zich inzet voor inlichtingen over Zuid-Afrika?

Minister Rouvoet:

Het is natuurlijk altijd zo dat een land kan vragen om rechtshulp en dat Nederland die dan verleent. Het is wel goed om daarbij te vermelden dat de Europese Unie in de afgelopen periode van drie jaar vrij fors – qua energie en financiële middelen – heeft geïnvesteerd in een groot project in Zuid-Afrika om wetgeving tot stand te brengen tegen het verschijnsel mensenhandel en de implementatie daarvan voor te bereiden. Het openbaar ministerie van Zuid-Afrika heeft dat project uitgevoerd. Het wetsvoorstel ligt inmiddels klaar in het parlement om te worden aangenomen. Nederland en ook de EU hebben in de afgelopen jaren de nodige inspanningen geleverd voor een concrete samenwerking gericht op de bestrijding van het fenomeen als zodanig. Daarnaast loopt er een grootschalig onderzoek naar mensenhandel in Zuid-Afrika, omdat er om de een of andere reden niemand over dergelijke data beschikte. De heer Anker benoemde al dat het voorheen geen bronland daarvan was. Het is goed dat dit onderzoek nu van start is gegaan. Dit onderzoek is alvast deels gepresenteerd met het oog op de komende evenementen. Het is echter nog niet volledig afgerond.

De heer Anker heeft verder nog gevraagd naar de reisbranche. Ik heb al gezegd dat dit in de tweede of derde week zou zijn geregeld; dit moet dus de komende weken rond zijn. Met de reisbranche is een convenant gesloten dat wordt geïmplementeerd langs de lijnen die daarin zijn vastgelegd en op basis van de toezegging van de reisbureaus.

Mevrouw Gerkens (SP):

De landen waar kindersekstoerisme en seksueel misbruik van minderjarigen plaatsvinden, zijn vaak landen waar de rechtshandhaving niet al te sterk is, om het zo te zeggen. Daarom is het fantastisch dat de wet ons in staat stelt om Nederlandse burgers in Nederland ter verantwoording te roepen voor daden die zij in die landen plegen. Het antwoord van de minister schiet in mijn ogen tekort als hij zegt dat Nederland verzoeken om rechtshulp afwacht. Zuid-Afrika staat al langer bekend als een land waar kindersekstoerisme plaatsvindt. Er zijn daar maatschappelijke organisaties die zich met dit onderwerp bezighouden. Waarom wordt er geen liaisonofficier naar Zuid-Afrika gestuurd net zo als er een liaisonofficier naar Thailand is gestuurd? Waarom worden de lokale ngo's niet gesteund om ervoor te zorgen dat zij de signalen kunnen verzamelen en, als de politie in Zuid-Afrika daar niets aan doet, die in ieder geval naar Nederland kunnen doorsturen, opdat Nederlanders die daar kinderen seksueel misbruiken, hier ter verantwoording kunnen worden geroepen?

Minister Rouvoet:

Ik begrijp de zorg waaruit deze vraag voortkomt, gelet op de reputatie van een aantal landen dat wij vanouds helaas moeten associëren met kindersekstoerisme. Hier gelden echter ook de normale procedures van de eigen rechtsmacht die voorop moeten staan. Zelfs met de opheffing van de dubbele strafbaarheid en de uitbreiding van de extraterritoriale rechtsmacht op basis van de artikelen 5 en 5a Wetboek voor Strafrecht voor deze delicten, blijft het uitgangspunt dat het land zelf de verantwoordelijkheid en het voortouw neemt bij het tegengaan, opsporen en vervolgen van strafbare feiten. Dit verdient ook de voorkeur, alleen al met het oog op de vergaring van bewijs.

De inspanningen van Nederland zijn er op gericht om, specifiek met het oog op dit voetbalevenement, alle assistentie te verlenen die nodig is. Daarvoor ben je in eerste instantie afhankelijk van het verzoek van het betreffende land; dit hangt samen met de rechtsmacht en de soevereiniteit en de rechtsmacht van dat land. Ook de inspanningen in EU-verband zijn hierop gericht, maar daarnaast heeft Nederland zijn eigen contacten. Ik voeg hieraan toe dat onder het Spaanse voorzitterschap de gesprekken worden voortgezet, onder andere over de mogelijkheid om liaisonofficieren te vestigen in Zuid-Afrika en over vormen van samenwerking van de politie voor de verschillende aspecten die nu aan de orde zijn gesteld. Die gesprekken zijn echter nog niet afgerond.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dit punt is ook aan de orde geweest in 2006 bij het WK voetbal in Duitsland en in 2008 bij het EK voetbal in Oostenrijk en Zwitserland. Daarover zijn toen onder meer door de fracties van de SGP en de Partij van de Arbeid Kamervragen gesteld aan de minister van Justitie. Toen kwam naar voren dat Europol hierbij een belangrijke rol vervulde, onder andere door het opstellen van risicoanalyses en dergelijke. Worden de mogelijkheden en ervaringen die Europol heeft, actief onder de aandacht gebracht van Zuid-Afrika om te voorkomen dat wij nu al op achterstand staan?

Verder sluit ik mij aan bij de vraag van mevrouw Gerkens of de mogelijkheid van liaisonofficieren al actief onder de aandacht kan worden gebracht van Zuid-Afrika.

Minister Rouvoet:

Het is mij bekend dat destijds bij de beantwoording van de vragen van onder andere de heer Van der Staaij over de ervaringen bij het EK voetbal 2008, terugkijkend naar het WK voetbal 2006, ook is ingegaan op de betrokkenheid van Europol. Ik heb op dit moment niet helemaal scherp of nu is voorzien in een plaats en een rol voor Europol. Het lijkt mij dat bij de communicatie door en het overleg met Europa over de mogelijke ondersteuning en samenwerking op dit gebied over alle aspecten van het evenement, die ervaringen zullen worden meegegeven aan de lokale autoriteiten. Dit lijkt mij op zijn minst relevant. Ik zal dit graag aan de betreffende instantie doorgeven. Dit geldt natuurlijk ook voor de mogelijkheden om, al of niet op initiatief van de Europese Unie, te werken met liaisons. Ik kan daarop nu echter nog niet vooruitlopen. Dit is besloten in het overleg dat op dit moment plaatsvindt onder Spaans voorzitterschap.

De heer Dibi (GroenLinks):

In het boek Mensenhandel op klaarlichte dag van Benjamin Skinner wordt pijnlijk duidelijk gemaakt dat slavernij in sommige delen van de wereld nog geen slechte herinnering is. Zuid-Afrika is een van die plaatsen en dit geldt dan met name rond de stadions waar het WK wordt gespeeld. Wij kunnen natuurlijk nu al aanvoelen dat het WK in Zuid-Afrika een feestje is voor mensenhandelaren. Het is een voedingsbodem voor allerlei zaken die wij onacceptabel achten. Nederland doet daar wel aan mee. Welke inzet kiest de Nederlandse regering in de gesprekken met Zuid-Afrika en het parlement van Zuid-Afrika om hiertegen op te treden? De schrijver van het boek deed een interessante suggestie. Hij zei namelijk: WK-voetballers, laat uw stem horen! Zou het niet interessant zijn als de minister in samenwerking met de KNVB zou proberen om met voetballers een duidelijk signaal af te geven tegen mensenhandel, seksslavernij en kinderprostitutie? Daarmee kunnen wij aangeven dat wij hiervan niet gediend zijn, hoewel wij wel meedoen met het WK, en dat wij alles doen om hiertegen op te treden.

Minister Rouvoet:

Dat laatste is evident. Vanuit Nederland doen wij alles wat wij kunnen. Aan onze kant is er de volle bereidheid om op alle mogelijke manieren bij te dragen aan het tegengaan van deze delicten en van dit verschijnsel, dat wij samen verafschuwen. Ik heb al aangegeven langs welke wegen wij dat doen en dit is onderdeel van het overleg met de Zuid-Afrikaanse autoriteiten. De heer Dibi vroeg op welke wijze wij dat doen, maar ik heb dat zo-even al aangegeven. Wij doen dat middels communicatie, zowel via de Europese Unie als via de contacten die wij zelf hebben. Het primaire spoor loopt via de Europese Unie. Ik heb reeds gewezen op het project van de afgelopen drie jaar, het voorbereiden van wetgeving en daarmee ook het "exporteren" van onze kennis. Daarnaast maken wij het publiek dat naar Zuid-Afrika gaat bewust, zodat dit publiek ook signalen kan doorgeven. We hebben de extraterritoriale rechtsmacht niet voor niets uitgebreid en de vervolging moet dan wel kunnen plaatsvinden.

Ik spreek hier natuurlijk ook als minister van Justitie, ad interim weliswaar. De heer Dibi vroeg naar een eventuele rol en verantwoordelijkheid van de spelers zelf. Het is voor mij wat moeilijk om op deze plaats een uitspraak te doen over wat tot hun verantwoordelijkheid gerekend zou moeten worden. Toch denk ik dat het duidelijk zou zijn om een signaal af te geven dat er ook voor de betrokkenen een belangrijke rol kan zijn weggelegd om het evenement te laten zijn waar het voor bedoeld is en die verschrikkelijke bijverschijnselen zo veel mogelijk te voorkomen.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Er zijn in dit vragenuur al meermalen woorden gevallen als "kindersekstoerisme", maar het ging ook over "mensenhandelaren". Het lijkt me heel goed om te zeggen dat het om slachtoffers en om een misdrijf gaat. Uitbuiting van minderjarigen is zelfs een ernstig misdrijf in Nederland. De minister zei zojuist dat in ieder geval ook via de reisbranche nog wat aan voorlichting gedaan zal worden. Is de minister met mij van mening dat het verstandig zou zijn als dit kabinet heel publiekelijk liet weten dat misbruik en seksueel misbruik van minderjarigen in Nederland een ernstig strafbaar feit is en dat het niet uitmaakt waar je dat pleegt, of het nu hier is of ergens in een ver buitenland? Men kan in het buitenland het gevoel hebben dat het aangeboden wordt en dus wel mag, maar ook in het buitenland is het een ernstig strafbaar feit dat wij hier berechten. Is de minister bereid om zelf daarop de nadruk te leggen?

Minister Rouvoet:

Daarover bestaat geen spoor van twijfel. Wij zijn het daarover zeer eens. Ik sprak reeds over een convenant dat is afgesloten tussen het Rijk en de branche. Dat betekent dat wij ons gezamenlijk richten op een adequate voorlichting aan de mensen die voorafgaand aan en tijdens het WK naar Zuid-Afrika gaan en ook aan de mensen die terugkeren. Wij zullen hun duidelijk maken dat het om ernstige misdrijven gaat; ik heb die term niet voor niets zelf in de mond genomen. Het is precies zoals mevrouw De Pater zegt. Mensen moeten ervan bewust worden gemaakt dat het niet uitmaakt of het hier gebeurt of in Zuid-Afrika. Als zij signalen hebben dat er Nederlanders betrokken zijn bij deze ernstige misdrijven, moeten zij ervoor zorgen dat die signalen ook in Nederland bekend worden. Wij kunnen dan ook in Nederland alsnog tot vervolging overgaan als dat in Zuid-Afrika niet gebeurd is.

De heer Waalkens (PvdA):

Los van de verbinding van kindermisbruik met het WK in Zuid-Afrika, moeten we ook Thailand in het vizier houden. Kort geleden hebben wij informatie gekregen over de liaisonofficer in Bangkok. Maar hoe werkt het in de praktijk? Het is een omvangrijk probleem. Het moet toch de hoogste prioriteit hebben om degene die seks met minderjarigen gewoon als plezier ervaart, vanuit Thailand hierheen te krijgen? Wat gebeurt er nu in de praktijk met de liaisonofficers en welke mogelijkheden zijn er dat Nederland en Thailand afspraken maken om tot rechtsvervolging te komen?

De voorzitter:

Ik snap uw vraag, maar eerlijk gezegd vind ik dat deze ver buiten de vraag van vanmiddag ligt. U vindt dat niet, mijnheer Dijsselbloem, maar ik wel. Ik kijk ook een beetje naar de klok. Tegen de minister zeg ik: een kort antwoord, alstublieft.

Minister Rouvoet:

Ik denk dat ik een kort antwoord kan geven. Mij is helder geworden dat hierover onlangs nog – uit mijn hoofd op 21 april – een uitvoerig algemeen overleg met de Kamer heeft plaatsgevonden. Ik weet niet of dat specifiek over Thailand ging, maar ik ben als ad-interimminister niet geprepareerd voor de precieze werkwijze van de liaisonofficiers in Thailand. Mocht er aanvullende informatie zijn, dan zal ik die graag schriftelijk aan de Kamer doen toekomen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben blij met de contacten die zijn gelegd en met het convenant met de reisbranche. Zijn er ook contacten met bijvoorbeeld de KNVB? Worden er afspraken gemaakt over voorlichting in het kader van preventie? Datzelfde geldt voor de landen van herkomst, waaronder ook enkele Europese landen. Ik denk aan een land als Bulgarije, waar potentiële slachtoffers worden geronseld om te worden ingezet in Zuid-Afrika. Het zou ontzettend mooi zijn als voor het WK voetbal juist in de landen van herkomst preventie veel aandacht krijgt. Is de minister bereid om dat punt aan te kaarten bij zijn Europese collega's?

Minister Rouvoet:

Het convenant spitst zich toe op de verhouding tussen het Rijk en de branchesector. Daar ligt ons primaat, onze focus, omdat daar de informatie kan worden verspreid die ons ertoe kan brengen om daadwerkelijk tot opsporing en vervolging over te gaan en om mensen bewust te maken van de mogelijkheden die daar liggen.

Verder sprak ik niet voor niets over het feit dat in EU-verband wordt samengewerkt met Zuid-Afrika. Het betreft dus alle Europese landen die daarin meedoen. Er is een aantal koplopers, maar ook de andere Europese lidstaten zijn erbij betrokken. Ik zal nog even specifiek kijken naar de rol van de landen die de Kamer noemt.

Naar boven