Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een schriftelijk overleg over de informele Sportraad van 20 en 21 april 2010 (2010D18779).

De voorzitter:

De spreektijd bedraagt twee minuten per fractie. Het woord is aan mevrouw Leijten.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Wij hebben een schriftelijk overleg gehad over de naderende informele Sportraad, waar deze minister voor het eerst naartoe mag. Dat is toch erg leuk! In het Verdrag van Lissabon, de oude Europese grondwet, is een artikel opgenomen dat over sport gaat. Nu heeft de Commissie direct besloten dat er dus ook allerlei beleid moet worden gemaakt. Samenwerken op sportgebied is volgens de SP altijd noodzakelijk geweest. Samenwerken op onderwerpen als de transfers van jonge voetballers, dopingvoorschriften en noem het allemaal maar op: daar is niets mis mee. In het schriftelijk overleg hebben wij echter wel aan de minister gevraagd of hij zich zal verweren tegen samenwerking op het gebied van actieprogramma's, nieuwe subsidiepotten en dergelijke. Maar nee, de minister ziet daar eigenlijk wel een kans. Daarom dien ik de volgende motie in, om de minister ons standpunt mee te geven: dat gaan wij niet doen, geen nieuwe subsidiepot, geen nieuw rondpompcircus van geld!

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een brede wens leeft om te stoppen met het rondpompen van Europees geld en de verspilling die ermee gemoeid gaat;

constaterende dat er in Europees verband plannen zijn om een actieprogramma voor de sport te maken, met mogelijk meer subsidiemiddelen;

van mening dat daarmee Europees geld dreigt te worden ingezet voor zaken die veel beter nationaal kunnen worden bekostigd;

van mening dat het Frans-Nederlandse memorandum uitspreekt dat de EU op het terrein van sport de subsidiariteit in het oog dient te houden;

verzoekt de regering, zich te verzetten tegen een structurele uitbreiding van de Europese sportgelden, subsidies, fondsen of andere vormen waarmee geld wordt rondgepompt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(21501-27).

Dan is het woord aan mevrouw Van Dijken.

Mevrouw Van Dijken (PvdA):

Gezien de motie en de tekst die daar bij hoorde, wil ik afzien van mijn eigen woordvoering op dit moment. Ik neem kennis van de motie.

Minister Klink:

Voorzitter. Ik begrijp dat ik dit keer zittend moet antwoorden, omdat het mechanisme van het spreekgestoelte kapot is. Dat is helemaal niet erg. Ik weet niet in hoeverre dit een unicum is, maar ik moet denken aan mijn Duitse collega Schäuble die dat altijd moet doen.

In de motie van mevrouw Leijten wordt de regering verzocht om zich te verzetten tegen een structurele uitbreiding van de Europese sportgelden. Ik wil de aanvaarding van deze motie ontraden. Ik ben het op zichzelf wel eens met de algemene strekking van haar opmerking dat het subsidiariteitsbeginsel ook bij de sport in acht moet worden genomen. Ik ben het ook eens met de opmerking dat voor zover Europa initiatieven ontplooit, er altijd sprake moet zijn van een meerwaarde. Het moet dan echt niet op nationaal niveau te realiseren zijn. Gegeven die kanttekening wil ik toch echt per keer bekijken welke initiatieven Europa ontplooit. Op andere domeinen, zoals dat van voeding en preventie, heb ik mij een buitengewoon kritisch lid van de Europese Unie betoond door vrij stelselmatig melden dat Nederland en de lidstaten daar als eerste aan zet zijn, en niet Europa. In die zin kan mijn voorgeschiedenis mevrouw Leijten enige geruststelling bieden met betrekking tot mijn kritische vermogen in de richting van Europa. Er kunnen echter momenten zijn waarop zaken wel van meerwaarde zijn. Deze motie heeft een dusdanige algemene strekking dat ik mij dan gebonden voel om daar "nee" tegen te zeggen. Dat wil ik niet. Ik wil in dat opzicht de handen vrij houden. Ik wil mij echter wel aansluiten bij een van de overwegingen in de motie, namelijk dat het subsidiariteitsbeginsel leidend zal zijn.

Mevrouw Leijten (SP):

De SP-fractie heeft in het schriftelijke overleg gevraagd of de minister hier ook niet het gevaar van het rondpompen van geld en een nieuwe subsidiepot in ziet. Hij zegt dat dit gevaar er niet is. Dat vind ik op zijn minst opmerkelijk, omdat wij tegelijkertijd uit onze sportbonden de roep om een nieuwe subsidiepot horen. Wat is er nu op tegen om als Nederlandse overheid aan te geven dat het prima is om samen te werken en te kijken waar wij dingen van elkaar kunnen leren, maar dat er in principe geen structureel geld voor wordt uitgetrokken, tenzij dat echt nodig is? Dat is toch een prima houding? Die is in lijn met de motie. Dan hoeft de minister die ook niet te ontraden.

Minister Klink:

Ik zal mij buitengewoon kritisch opstellen in de richting van Europa. Ik vind dat zaken zo veel mogelijk voorbehouden dienen te zijn aan de lidstaten. Dat neemt niet weg dat Europa soms van meerwaarde kan zijn. Die balans zoek ik. Ik vind deze motie, waarin de regering wordt verzocht om zich altijd te verzetten tegen een structurele uitbreiding van Europese sportgelden, subsidies, fondsen of andere vormen waarmee geld wordt rondgepompt, te blokkerend.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Er zal aanstaande dinsdag worden gestemd over deze motie. Ik dank de minister voor zijn bereidheid om hier te zijn. Ik nodig hem wel uit om de volgende keer gewoon zijn das om te doen. Dan is het helemaal correct en dan zorgen wij ervoor dat het spreekgestoelte weer in orde is.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik heb het de Kamer niet aan willen doen om nog vanavond te stemmen, omdat wij al gestemd hebben en omdat iedereen al afspraken had. De Kamer stemt dus dinsdag aanstaande over de motie. Ik ga er wel van uit dat de minister de uitslag van die stemming uiterst serieus zal nemen.

De voorzitter:

De minister is hier nog. Ik neem aan dat hij uw boodschap heeft begrepen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven