Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 februari 2010 over de Wadden.

De voorzitter:

Ik heet minister Verburg van LNV, die de minister van VROM vervangt, van harte welkom.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het VAO Wadden had al eerder moeten plaatsvinden. Dat is niet gebeurd vanwege een zeer drukke agenda. Het lijkt mij echter wel zinnig om hierover nog wat te zeggen. Het kabinet is sinds tweeënhalve week demissionair, maar de Kamer is dat natuurlijk niet. Wij hebben dus nog alle ruimte om problemen aan te pakken die om een oplossing schreeuwen. De scheepvaart in het waddengebied is daarvan een voorbeeld. Het is een prachtig gebied waarin echter bij slecht weer een soort Russisch roulette met zeecontainers wordt gespeeld. Het gaat dan helaas weleens mis. Containers slaan dan van veel te hoog opgetaste schepen en spoelen aan op de Waddeneilanden. Ik wil graag dat de minister met gezwinde spoed aan de slag gaat om aan dergelijke gevaarlijke situaties een einde te maken. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er met enige regelmaat containerschepen in de problemen komen ten noorden van de Wadden, waardoor er (gevaarlijke) stoffen en goederen aanspoelen op de Waddeneilanden en drijvende containers een gevaar vormen voor de scheepvaart;

overwegende dat de Waddenzee is aangewezen als een PSSA-gebied (Particularly Sensitive Sea Area), waardoor extra beschermende maatregelen kunnen worden genomen tegen negatieve invloeden van de internationale scheepvaart, zogenaamde APM's (Associated Protective Measures);

constaterende dat Nederland in maart 2010 aan de trilaterale regeringsconferentie met Denemarken en Duitsland over de Waddenzee deelneemt;

overwegende dat bijvoorbeeld het stellen van een maximum van drie lagen containers bovendeks, maar ook eisen aan het verankeren en stapelen van containers, zoals aanbevolen in het Marin-rapport, maatregelen kunnen zijn om het kwetsbare waddengebied te beschermen;

verzoekt de regering, met voorstellen aan de Kamer te komen om het waddengebied beter te beschermen tegen negatieve invloeden van de zeescheepvaart;

verzoekt de regering om zowel in trilateraal verband als in de Europese Unie deze voorstellen te agenderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79(29684).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Bij het algemeen overleg over de Wadden kwamen wij ook te spreken over de bouw van een totaal overbodige en zeer omstreden afvalverbrandingsoven in Harlingen. Concurrerende centrales weten nu al niet waar zij het afval vandaan moeten halen om te blijven draaien, maar huppekee, er wordt gewoon nog een bijgebouwd. Menig fractie in de Kamer voelde zich wellicht tot een week of wat geleden nog verplicht aan het kabinet om in te stemmen met de lijn van minister Cramer om deze allerlaatste afvalverbrandingsoven omwille van de lieve vrede met de branche af te bouwen. Nu is dat anders, hoop ik. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State de milieuvergunning voor de reststoffenenergiecentrale in Harlingen vernietigd heeft;

overwegende dat in Nederland nu al een overcapaciteit aan afvalverbranding bestaat en dat dit leidt tot hevige concurrentie tussen afvalverbrandingsinstallaties, waardoor de markt voor afvalrecycling onder druk staat en er onnodig met afval gesleept wordt;

overwegende dat de minister van VROM eind vorig jaar een convenant met de branchevereniging voor afvalverbranders heeft afgesloten, waarin is afgesproken dat er tot 2020 geen uitbreiding van de verbrandingscapaciteit zal plaatsvinden, maar dat de REC in Harlingen destijds helaas uitgezonderd bleef van het moratorium;

overwegende dat de regering subsidie heeft verstrekt voor de bouw van de reststoffenenergiecentrale;

verzoekt de regering, per direct de subsidie voor de reststoffenenergiecentrale in Harlingen in te trekken;

verzoekt de regering, in gesprek te treden met de provincie Friesland en opnieuw in gesprek te treden met de afvalbranche, teneinde de bouw van de reststoffenenergiecentrale in Harlingen definitief te annuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80(29684).

De heer Atsma (CDA):

Ik heb twee vragen. Beide moties raken aan de inhoud van het beleid. Vorige week hebben wij in verschillende procedurevergaderingen over alle waddendossiers gesproken. Ik weet in ieder geval zeker dat in de commissievergadering waarbij de fractie van GroenLinks aanwezig was dit onderwerp op de lijst met controversiële onderwerpen is gezet. Dan zouden wij hierover volgende week stemmen terwijl wij het onderwerp donderdag controversieel verklaren. Dat is een procedureel punt.

In de tweede plaats heeft de nog missionaire minister Cramer een brief toegezegd over de situatie in Harlingen, waarin zij ook in zou gaan op de gevolgen voor de burgers in Friesland als een en ander niet zou doorgaan. Heeft mevrouw Van Gent dat geduld nu ineens niet? Het kabinet heeft gezegd dat het die motie niet zal uitvoeren. Het kabinet is demissionair, maar mevrouw Van Gent zei terecht dat de Kamer zich daarvan niets hoeft aan te trekken. Wat verwacht zij nu echter van het kabinet? Dient zij deze motie soms in voor de bühne en denkt zij dat een volgend kabinet er maar naar moet kijken?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik dien helemaal geen moties in voor de bühne. De heer Atsma slaat de spijker op zijn kop: hij gaf mij net z'n portemonnee en hij geeft mij nu een bal die ik zal inkoppen. Ik dien deze moties in omdat ik meen dat de Kamer gewoon kan doorwerken. De Kamer kan haar mening uitspreken. Vervolgens kan het kabinet bezien wat het daarmee doet. Het betreft hier een aantal spoedeisende zaken waarvan ik vind: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Laat de Kamer gewoon haar verantwoordelijkheid nemen! Ik ken de heer Atsma als een verantwoordelijk man, dus hij moet niet aankomen met procedurele smoesjes.

De heer Atsma (CDA):

Dat doe ik ook niet. Ik heb overigens het geld in mijn portemonnee nog niet nageteld, maar het zal wel kloppen, ik vertrouw erop dat het allemaal goed zit.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben een heel eerlijk mens, al twijfelt u daar kennelijk aan.

De heer Atsma (CDA):

Ik ga nog even in op dat principiëlere punt. Mevrouw Van Gent zei vorige week heel dapper en stoer dat het kabinet niets meer mag doen. Voor een groot deel ben ik het daar zelfs mee eens. Vervolgens geeft zij via moties het kabinet opdrachten. Het is van tweeën één. Of je zegt tegen het kabinet: ga aan de slag, of je zegt tegen het kabinet: pas op de plaats.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Volgens mij begrijpt de heer Atsma heel goed wat ik zeg. Op deze twee punten zeg ik tegen het kabinet: ga aan de slag, en tegen de Kamer: doe hierover een uitspraak. Als het kabinet doet wat ik wil, dan staat hier een tevreden mevrouw namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Ik dien twee moties in. Het is van belang dat in ieder geval de eerste aan de orde wordt gesteld tijdens de komende conferentie over het zeemilieu.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat containerschepen een risico op onveilige situaties en (natuur)ongevallen vormen door hun route boven en dicht bij de Waddeneilanden;

constaterende dat Nederland in maart deelneemt aan een trilaterale regeringsconferentie over de Waddenzee;

overwegende dat vanuit het project LashingSea van onderzoeksinstituut Marin blijkt dat de verschillende standaarden en onduidelijke richtlijnen voor het zekeren van zeecontainers een van de redenen voor het overboord vallen van zeecontainers is;

overwegende dat het onderzoek van Marin heeft aangetoond dat het zogenaamde wringen van de schepen tijdens de vaart, een negatief effect heeft op de verankering van containers aan dek van schepen;

overwegende dat een van de aanbevelingen vanuit LashingSea is dat er een eensluidende interpretatie van internationale richtlijnen ontbreekt en dat hierdoor vele verschillende standaarden voor het zekeren van lading naast elkaar worden gebruikt;

overwegende dat het overboord slaan van containers een onaanvaardbaar risico voor het zeemilieu en de veiligheid op zee met zich meebrengt;

verzoekt de Nederlandse regering om in vervolg op de aanbevelingen van Marin en LashingSea het voortouw te nemen om internationaal tot eensluidende standaarden te komen op het gebied van het zekeren van containers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi, Roefs, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Neppérus en Polderman.

Zij krijgt nr. 81(29684).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de nieuwe zeeverkeerscentrale op Terschelling het menselijk visueel toezicht op de vuurtoren Brandaris moet gaan vervangen;

overwegende dat deze nieuwe zeeverkeerscentrale de veiligheid van alle typen scheepvaart moet verbeteren;

overwegende dat dit nieuwe systeem voor elk type scheepvaart apart wordt geëvalueerd, met gebruikers, recreanten, wadvaarders etc.;

overwegende dat ook de veiligheid van de wadlopers bij de evaluatie wordt betrokken;

overwegende dat alle belanghebbenden vanaf maart 2010 bij de opzet, de voorbereiding, de uitvoering en de uitwerking van de evaluatie worden betrokken;

verzoekt de regering, het menselijk visueel toezicht op de Brandaris te behouden als blijkt dat het systeem van de nieuwe zeeverkeerscentrale geen verbetering vormt voor de veiligheid van alle typen scheepvaart en de wadlopers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Atsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82(29684).

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Wij hebben inderdaad nog een overleg gehad met de volledige regering. Wij hadden dit VAO gepland toen de regering nog net niet gevallen was. Die viel echter vlugger dan wij dachten.

Het gaat over de Wadden en het broze evenwicht tussen de ecologische en de economische belangen. Een van de dingen die daar spelen, is de scheepvaart. Mijn collega's spraken ook al daarover. Het gaat mij niet zozeer om nieuw beleid, want dat is controversieel. Er moet echter geborgd worden dat er met name geen ladingen overboord vallen die voor het ecosysteem van negatief belang zijn. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - containerschepen met gevaarlijke stoffen een risico kunnen vormen voor kwetsbare natuurgebieden zoals de Wadden als zij hun route te dicht langs die gebieden kiezen;

  • - de internationale afspraken over de te kiezen routes niet eenduidig zijn;

constaterende dat het kiezen van de minst gevaarlijke route de risico's wel verkleint maar niet wegneemt;

verzoekt de regering, in internationaal verband maatregelen voor te stellen die voorschrijven dat containers met risicolading voor ecosystemen bij voorkeur niet bovendeks worden gesjord, en in ieder geval niet hoger dan één laag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83(29684).

Mevrouw de minister, het zijn vijf moties. U hebt ze waarschijnlijk nog niet allemaal in uw bezit. Ik schors enkele ogenblikken zodat u kennis kunt nemen van de ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de ingediende moties. Drie daarvan gaan over de veiligheid op het water en hebben te maken met de belasting van de schepen en met de wijze waarop schepen beladen en gesjord zijn. Ik heb in het algemeen overleg gezegd dat we in 2005 tijdens de trilaterale Waddenconferentie al aandacht hebben gevraagd voor de scheepsveiligheid. Ik heb toen ook gezegd dat dit onderwerp opnieuw op de agenda staat van de trilaterale conferentie van Duitsland, Denemarken en Nederland, die volgende week weer plaatsvindt. De punten die in de moties op stukken nrs. 79, 81 en 83 staan, zal ik bij dat overleg betrekken. Mijn collega van Verkeer en Waterstaat zal ik er overigens ook nog over raadplegen. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomsten van dat overleg, waarbij wij verder nagaan hoe wij gezamenlijk in Europa en internationaal de scheepsveiligheid kunnen bevorderen en de doelen kunnen bereiken die wij gezamenlijk gesteld hebben. Zonder precies op de methode in te gaan, kan ik de moties op stukken nrs. 79, 81 en 83 dus beschouwen als ondersteuning van het beleid. Ik zal ze aan de orde stellen tijdens de trilaterale conferentie en de Kamer daarover rapporteren na mij te hebben geïnformeerd bij de collega van Verkeer en Waterstaat.

De voorzitter:

Laat u het oordeel over deze moties aan de Kamer over?

Minister Verburg:

Nee, ik beschouw ze als ondersteuning van het beleid. Ik heb eerder toegezegd dat ik het gevraagde zou doen. Ik heb nu nog wat specificaties die ik in algemene zin zal bespreken op de conferentie, waarna ik aan de Kamer rapporteer. Daarbij zal ik ingaan op de vraag of en, zo ja, hoe dat internationaal verder vorm wordt gegeven.

Via de motie op stuk nr. 80 wordt het kabinet verzocht om in gesprek te treden met de provincie Friesland en om opnieuw in gesprek te treden met de afvalbranche om de bouw van de reststoffenenergiecentrale in Harlingen definitief te annuleren en om de subsidie voor de reststoffenenergiecentrale in Harlingen per direct in te trekken. Ik sta hier mede namens de demissionaire collega van VROM. Zoals de heer Atsma al zei, heeft zij de Kamer inderdaad toegezegd om voor het algemeen overleg van 23 maart aanstaande nog een brief te sturen. Als ik de indienster van deze motie mag verzoeken om de motie aan te houden totdat die brief er is, is mij dat iets waard. Dat advies geef ik graag. Als zij er toch op staat dat de subsidie per direct wordt ingetrokken en zij daarin persisteert, moet ik de aanneming van de motie ontraden vanwege het feit dat zij dan vooruitloopt op de toegezegde brief en de inhoud ervan. Dat zou jammer zijn, zou ik zeggen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag aan de minister, namelijk of de overcapaciteit wel betrokken wordt bij de informatie die de Kamer dan krijgt. Dat heb ik tijdens het algemeen overleg ook aangekaart. Verder hoop ik dat wij dan nieuwe informatie krijgen over wat de afvalbranche en de provincie Friesland hiervan vinden. De impact van mijn motie is namelijk dat wij iets gaan doen waarvoor al andere centrales bestaan. Dat heeft te maken met de overcapaciteit. Als de Kamer wordt toegezegd dat zij ook dergelijke informatie krijgt in de brief die zij voor 23 maart aanstaande ontvangt, ben ik bereid om deze motie aan te houden.

Minister Verburg:

Ik meen mij goed te herinneren dat de toenmalige minister Cramer juist die eerste informatie al heeft toegezegd. Verder zeg ik de Kamer toe dat ik mijn collega van VROM zal vragen om het tweede verzoek te betrekken bij de voor 23 maart aanstaande te schrijven brief.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Als dat zo is, houd ik mijn motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Gent stel ik voor, haar motie (29684, nr. 80) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Verburg:

Ik moet ten slotte nog reageren op de motie op stuk nr. 82, waarin de regering wordt verzocht om het menselijk visueel toezicht op de Brandaris te behouden als blijkt dat het systeem van de nieuwe zeeverkeerscentrale geen verbetering vormt voor de veiligheid van alle typen scheepvaart en voor de wadlopers. Dit gaat mij te ver. Ik krijg het nadrukkelijke verzoek of advies om niet vooruit te lopen op de evaluatie. Het is van tweeën één. Ik verzoek de indienster om de motie aan te houden tot de evaluatie heeft plaatsgevonden. Als dat niet gebeurt, moet ik de motie ontraden. Ik kijk naar de indienster en adviseer haar om de motie voor de veiligheid aan te houden. Het signaal dat zij met haar motie wil geven, is mij helder. Als zij er nu een stemming over wil aanvragen, dan ontraad ik het aannemen van de motie.

De voorzitter:

De leden kunnen hun afweging maken. Zij hoeven vandaag niet te melden wat zij met de motie willen doen, mevrouw de minister.

Minister Verburg:

Oké. Ik meende dat er een mogelijkheid zou zijn om nu ergens een klein stapje verder te zetten. Dat blijkt niet het geval te zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Naar ik aanneem, kunnen wij aanstaande dinsdag stemmen over de ingediende moties. Als een motie wordt aangehouden, kan dat vooraf worden gemeld.

Sluiting 16.23 uur

Naar boven