Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Sterk aan de minister van Justitie over het bericht dat het Europees Hof het Nederlandse migratiebeleid heeft afgewezen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Als wij de afgelopen jaren één ding hebben geleerd, dan is het wel dat het niet helpt om migranten die wij naar Nederland laten komen, onmiddellijk in een zacht bed van de sociale uitkering te laten vallen. Daarom is de CDA-fractie bijvoorbeeld ook voor een ingroeimodel voor de sociale zekerheid en heeft zij inkomenseisen gesteld aan mensen die een partner uit het buitenland naar Nederland willen laten komen. Dat garandeert immers dat zij de volledige kosten op zich kunnen nemen en geen beroep kunnen doen op bepaalde aanvullende financiën.

Inmiddels is er een arrest van het Europees Hof gekomen dat belangrijke kanttekeningen plaatst bij deze regeling die Nederland heeft vastgesteld. Hierin wordt gesteld dat er een te strikt onderscheid wordt gemaakt tussen gezinsvorming en gezinshereniging en dat inzake de eis dat de partner in Nederland over stabiele en regelmatige inkomsten beschikt om te kunnen voorzien in zijn algemene noodzakelijke kosten van bestaan en in die van zijn gezinsleden, sprake moet zijn van een individuele beoordeling.

Wat is precies het probleem? Dat wij in de eisen die wij stellen een onderscheid maken tussen gezinsvorming en gezinshereniging? Of ligt het probleem in de inkomenseis? Wij willen dat de minister hierop uitgebreid ingaat. Wat betekent het dat er een individuele beoordeling plaats moet vinden van elk geval? Op basis waarvan moet beoordeeld worden welk inkomen blijkbaar wel geschikt is of welk toekomstperspectief de migrant in Nederland heeft? Wat houdt deze uitspraak van het Hof precies in? Wat zijn de consequenties ervan?

Het mag duidelijk zijn dat het CDA graag vasthoudt aan de eisen die wij gesteld hebben. Wij hebben deze niet zomaar gesteld, maar juist omdat ze bijdragen aan een goede integratie van nieuwe Nederlanders.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Ik bedank mevrouw Sterk voor haar vragen. Naar aanleiding van deze vragen over een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 maart zal ik definitief de indruk kunnen wegnemen dat er in Nederland onvoldoende acht geslagen wordt op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Het tempo van mevrouw Sterk heb ik desalniettemin proberen te overtreffen. Immers, daags nadat de uitspraak was gedaan, heb ik mij met mijn medewerkers beraden op de gevolgen ervan. Uiteraard houdt Nederland zich aan rechterlijke uitspraken, daar kan geen twijfel over bestaan. De uitspraak is duidelijk, ook in dat wat niet aanvaard wordt. Ik zal dadelijk ingaan op wat wel aanvaard wordt. Het gaat dus niet om "kanttekeningen" – ik gebruik even het woord dat mevrouw Sterk gebruikte – die het Hof plaatst, maar om een uitspraak die gedaan is en waaraan Nederland uiteraard gebonden is.

Hier zit inderdaad een aantal problemen aan vast voor de tot dusver in Nederland gehandhaafde en gehanteerde regeling; dat moeten wij onderkennen. Ik realiseer mij terdege – mevrouw Sterk verwees er ook naar – dat dit onderwerp verband houdt met een onderwerp waarover ik samen met twee van mijn toenmalige collega's een brief heb gericht aan de Kamer, namelijk de vraagstukken in verband met integratie en gezinsvorming en gezinshereniging. In deze brief zijn wij uitgebreid ingegaan op vraagstukken die wij tegenkomen rond integratie, voldoende vertrouwdheid met de Nederlandse taal, mogelijkheden om eigen inkomsten te verwerven en ook op vragen die er zijn in verband met gezinsvorming en gezinshereniging: gearrangeerde, gemanipuleerde of zelfs afgedwongen huwelijken.

Ik hecht eraan te onderstrepen dat hetgeen in die brief staat voor mij volledig overeind staat, ook na de uitspraak van het Europees Hof van Justitie. De vraag waarvoor we ons gesteld zien, is dus wat we moeten doen om uiteraard te respecteren wat de rechter heeft uitgesproken maar tegelijkertijd geen afbeuk doen aan de beleidsdoelstellingen die de Kamer kent uit onze brief. Dit betekent dat we moeten kijken naar twee elementen in de uitspraak.

Het eerste element is de inkomenseis. Het arrest van het Europees Hof staat niet in de weg dat er stabiele en regelmatige inkomsten moeten worden aangetoond door de aanvrager, in dit geval de referent. Dit staat ook uitdrukkelijk in de betreffende richtlijn van de Europese Unie. Echter, die inkomsten stellen op een normbedrag dat 20% boven het minimumloon ligt, met uitsluiting van mogelijkheden die er zijn gegeven op het punt van omstandigheden van bijzondere bijstand – dat was de achterliggende gedachte – gaat niet meer op de manier waarop het tot nu toe is gedaan. Daarmee zullen we dus rekening moeten houden. Het tweede element is dat er geen onderscheid meer mag worden gemaakt tussen gezinsvorming en gezinshereniging. In onze Nederlandse regels was er een onderscheid in de leeftijdsgrens. We stelden een leeftijdsgrens van 18 jaar bij gezinshereniging en van 21 jaar bij gezinsvorming, om redenen die mevrouw Sterk en degenen die onze brief hebben gelezen, kennen.

Ik ben van plan om aanstaande vrijdag in de ministerraad de manier te bespreken waarop wij uitvoering zullen geven aan hetgeen voortvloeit uit het arrest van het Europees Hof. Ik denk dat ik er goed aan doe om op dit moment alvast aan te geven, ook omdat het nogal voor de hand ligt, in welke richting mijn gedachten gaan.

Uiteraard zullen we de eis van 120% niet meer kunnen stellen. De eis van stabiele en regelmatige inkomsten kunnen we wel stellen. Een en ander vereist inderdaad dat er wordt gekeken naar het individuele geval. Dat betekent dus dat we de eis van 120% zullen moeten laten vallen. Tegelijkertijd ben ik van mening dat we er goed aan doen om bij het gelijktrekken van de leeftijdsgrenzen niet naar de lagere leeftijd te gaan maar naar de hogere, dus naar een leeftijdsgrens van 21 jaar. Mijn verwachting is dat met deze tweeledige reactie op het arrest van het Hof we zo dicht mogelijk blijven bij de doelstelling die de Kamer kent uit onze brief.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Er blijven bij mij echter nog wel enkele vragen over.

Uit de antwoorden van de minister is het mij nog steeds onduidelijk waarom er gekozen wordt om op het minimumloon te gaan zitten. De redenering achter de 120% is dat mensen helemaal zelfstandig de komst van een nieuwe partner naar Nederland kunnen opvangen. De minister weet dat bij een minimumloon er nog steeds kortingen worden gegeven door gemeenten en dat er aanvullende toeslagen mogelijk zijn. Het minimumloon is blijkbaar onvoldoende om in een aanvaardbaar inkomen te kunnen voorzien, zeker als er nog een partner is en je de zorg voor kinderen draagt. Wat mijn fractie betreft, blijven we kijken naar de eis van 120%. Ik vraag of de minister toch nog kan onderzoeken waarom de eis niet naar de 120% zou kunnen. Ik begrijp dat de minister een brief aankondigt. Ik zou graag willen dat hij daarin expliciet aandacht geeft aan dit punt.

Ik ben wel blij dat het onderscheid tussen gezinsvorming en gezinshereniging blijkbaar niet gemaakt mag worden. Eerder hebben Kamerleden daarover overigens al vragen over gesteld. Zij stelden dat het wel zou kunnen. Het schijnt ook met derdelanders te gebeuren. De minister zegt nu in ieder geval de grens op 21 jaar te gaan stellen. Destijds hebben we die grens ingesteld omdat er kwetsbare partners naar Nederland komen. Door de grens op 21 jaar te stellen, kun je in ieder geval voorkomen dat al te kwetsbare vrouwen, die in onwenselijke situaties terechtkomen, naar Nederland komen. Ik ben dus blij dat de minister deze leeftijdsgrens ondersteunt.

Als ik het arrest goed lees, blijkt de richtlijn voor gezinshereniging het probleem te zijn. Wat gaat de minister in Europees verband ondernemen om daar mogelijk een aanpassing voor te regelen? De richtlijn voor gezinshereniging wordt binnenkort geëvalueerd. Ik begrijp dat ook andere landen min of meer door het Europees Hof op de vingers zijn getikt. Welke landen zijn dit? Is de minister bereid om met deze landen in overleg te treden om na te gaan wat de mogelijkheden zijn om vast te houden aan het ingezette kabinetsbeleid? Ik begrijp dat de minister daar nog steeds achterstaat.

Minister Hirsch Ballin:

In mijn eerste antwoord aan mevrouw Sterk heb ik al gezegd dat ik helemaal achter de lijn sta zoals verwoord in de brief over huwelijksmigratie. Ik dank mevrouw Sterk voor haar steun voor het verhogen van de leeftijdsgrens. De redengeving daarvoor is precies zoals mevrouw Sterk zojuist heeft aangegeven, namelijk dat wij niet willen dat mensen in een kwetsbare positie er op welke wijze dan ook toe worden gebracht om naar Nederland te komen. Dat blijft overeind staan.

Mevrouw Sterk sprak over de argumenten voor de eis van 120%. Dit zijn nu juist de argumenten die in de procedure van Nederlandse zijde zijn aangevoerd, maar door het Hof zijn gewogen, getoetst en te licht bevonden. Het opnieuw hanteren van die argumenten zou neerkomen op het negeren van de uitspraak van het Hof. Dat kunnen en mogen wij uiteraard niet doen.

Wij moeten dus rekening houden met de uitspraak van het Hof. Wij doen dat op een manier die overeenkomt met de lijn van de brief over huwelijksmigratie. Wij zullen dit alles aanstaande vrijdag in het kabinet bespreken en daarna krijgt de Kamer daar een brief over.

De heer De Krom (VVD):

Ik kan het niet anders zien dan dat met deze uitspraak een enorm gat in onze migratiewetgeving is geschoten. In Nederland hebben wij deze wetgeving juist opgetuigd om de immigratie van kansarmen naar Nederland en de sociale gevolgen daarvan te beperken. En nu schiet het Europese Hof daar een gat in. Als de minister zegt dat hij zich daar dan maar bij neerlegt, hijst hij daarmee de witte vlag. Dat is onacceptabel voor de VVD-fractie. Wij vinden dat de regering vast moet houden aan de eis van 120%. Als daarvoor de richtlijn moet worden gewijzigd, dan moedig ik de regering aan om dit dan ook te doen en om daar de nodige initiatieven voor te nemen. Mijn concrete vraag is dan ook of de minister bereid is om dit onderwerp als een vitaal belang van Nederland in de Raad van ministers te bespreken.

Minister Hirsch Ballin:

Ik wijs erop dat nog steeds onverkort geldt dat het beroep op de bijstand gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht. Wij nemen de eis van een stabiel en toereikend gezinsinkomen serieus. Daar zal niet aan worden afgedaan.

De richtlijn moet worden geëvalueerd. In de brief die ik samen met twee van mijn toenmalige collega's aan de Kamer heb gericht, is ingegaan op onze wensen voor de verdere ontwikkeling van het Europese recht. Zoals ik al tegen mevrouw Sterk heb gezegd, staat dit recht overeind. Daar kan zij mij aan houden.

Ik voeg eraan toe dat ik hoop dat de brief over huwelijksdwang en aanverwante onderwerpen kan worden besproken. Ik realiseer mij dat de Kamer een afweging heeft moeten maken inzake de vraag welke onderwerpen wel en welke onderwerpen niet kunnen worden behandeld. Ik zou het op prijs stellen als wij de onderwerpen die samenhangen met het beleid op het gebied van huwelijksmigratie kunnen bespreken langs de lijnen die de Kamer van mij kent.

Dan de vraag naar de overige gevolgen. Ik heb al gezegd dat wij de richtlijn in Europees verband aan de orde zullen stellen. Wij blijven handelen in de geest van het beleid dat ook door de heer De Krom wordt gesteund. Dat beleid houdt in dat wij ons verzetten tegen gearrangeerde huwelijken die ertoe dienen om een verblijfsrecht te verkrijgen zonder afbreuk te doen aan het fundamentele recht van ieder mens op een huwelijksleven. In die lijn werk ik verder aan dit onderwerp. Daaraan doen wij recht door aan de ene kant de leeftijdsgrens te verhogen, ook voor gezinshereniging. In vergelijking met de huidige situatie is er sprake van een beperking. Aan de andere kant houden wij rekening met de vereiste individualisering van het gezinsinkomen. Ik zei al dat het beroep op de bijstand nog steeds gevolgen kan hebben voor het verblijfsrecht.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik was altijd in de veronderstelling dat het minimuminkomen is ingesteld om voor "jezelf en de jouwen" te kunnen zorgen. Blijkbaar geldt dit niet voor mensen die hun gezin willen herenigen, want dan heb je plotseling meer geld nodig. Ik ben dan ook blij met de antwoorden van het Europese Hof op deze prejudiciële vragen. Daarmee wordt in ieder geval de eis van 120% van het minimumloon lekgeschoten. Wil de minister heroverwegen of die eis niet op 100% van het minimuminkomen kan worden gesteld? Dat inkomen moet voldoende zijn om "jezelf en de jouwen" te bedruipen. Als dat niet zo is, dan moet de minister maar eens nadenken over het verhogen van het minimumloon. In beide gevallen zou ik de minister willen vragen om het vrijdag op de agenda te zetten en de Kamer te berichten over hoe hij daarover denkt.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw Van Velzen trekt dit onderwerp breder. Er zijn natuurlijk vragen die in het arrest van het Hof van Justitie aan de orde komen over het doel van deze inkomenseis, te weten een stabiel, toereikend gezinsinkomen. Dat is inderdaad wat in zo'n situatie wordt verlangd. Dat vergt weliswaar een individuele beoordeling, wat wil zeggen dat je de ogen niet moet sluiten voor de bijzondere omstandigheden van een individuele persoon. Maar naar mijn voorlopig inzicht staat dat het daarbij hanteren van bepaalde vuistregels niet in de weg. Die vuistregels zullen er natuurlijk toe moeten dienen om de uitvoeringspraktijk voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst hanteerbaar te houden. Dat onderwerp zullen wij in de komende dagen verder bekijken. De Kamer zal de contouren ervan vinden in de brief die ik hoop te kunnen bespreken met mijn collega's in de ministerraad van aanstaande vrijdag.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. De PvdA is altijd voor de oude onderhoudsplicht geweest, waarbij mensen in Nederland die een partner uit het buitenland willen halen voor een aantal jaren de onderhoudsplicht hebben voor zichzelf, maar ook voor die partner. Ik denk dat wij daarnaar terug moeten en dat de verhoging die later erbovenop is gekomen, onredelijk was. Daar is nu ook een streep door gezet.

In de brief die de minister heeft gestuurd over de problematiek van huwelijksmigratie stond ook een alternatieve weg aangekondigd die wij zeer zouden willen steunen. Daarbij gaat het over de eisen vooraf aan het kennisniveau dat mensen meebrengen als zij naar Nederland komen. Er waren een verhoging van de exameneisen en een alfabetiseringstoets aangekondigd. Ik zou u en het demissionaire kabinet willen uitnodigen daarmee snel te komen.

Minister Hirsch Ballin:

Ik proef in de benadering van de heer Dijsselbloem in wezen hetzelfde als in die van mevrouw Sterk. Dat is prima. Hij bevindt zich dus nog steeds op de lijn die ik samen met mijn toenmalige collega's mevrouw Albayrak en de heer Van der Laan heb geschetst in onze brief aan de Kamer. Dat is niet zonder reden. Wij hebben ons inderdaad ten doel gesteld om een einde te maken aan oneigenlijk gebruik van de huwelijksmigratie, dus een eind te maken aan huwelijksmigratie die onder omstandigheden tot accumulatie van problemen leidt. Dat doel staat voor mij volledig overeind. Ik ben blij dat de heer Dijsselbloem dat net zo benadert als ik.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben blij dat de minister van Justitie inderdaad rechtelijke uitspraken houdbaar acht en er niet tussenuit glipt, zoals de fracties van CDA en VVD hier lijken te bepleiten.

Mijn eerste vraag betreft de gevolgen van deze rechtelijke uitspraak voor de mensen die in de afgelopen tijd een aanvraag hebben gedaan en te licht zijn bevonden, dus minder dan de 120%-norm hebben verdiend en daarom zijn afgewezen.

De tweede vraag is rondom de ruilhandel die de minister nu voorstelt door de eis van 21 jaar nu ook voor gezinshereniging in te stellen. Welke gevolgen heeft dat voor alle vormen van gezinshereniging? Kan de minister daarop nader ingaan? Als dat hier niet uitgebreid kan, dan in ieder geval in een brief op korte termijn aan de Kamer.

De voorzitter:

Het is het vragenuur. Graag kort, mijnheer de minister.

Minister Hirsch Ballin:

Ik zal de vraag van mevrouw Azough proberen kort te beantwoorden. De inkomenseis die erin vervat is, heeft, wat ik net ook in antwoord op de vragen van de collega's van mevrouw Azough omschreef, als doel om het een begaanbare weg te maken, ook voor de samenleving waarin betrokkenen moeten integreren. De gevolgen voor voorheen afgewezen aanvragen kan ik niet in algemene termen uitleggen. Men kan een nieuwe aanvraag indienen en die zal dan naar de huidige omstandigheden moeten worden beoordeeld. Dan zal moeten worden beoordeeld of men voldoet aan de criteria zoals die na het arrest van het Hof van Justitie worden gesteld. Het is geen ruilhandel; het ligt wel in het verlengde van de brief dat wij op het punt van de leeftijdseis niet te laag willen zitten. Wij hebben in de brief zelfs aangegeven dat wij die 21 jaar aan de lage kant vinden. Dat ligt dus in het verlengde van wat staat in de brief.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Het kabinet-Balkenende IV, het CDA en de PvdA hebben een desastreus immigratiebeleid gevoerd, werkelijk. Tienduizenden mensen komen op dit moment Nederland weer binnen in het kader van gezinshereniging en gezinsvorming, en daar is deze CDA-minister ook verantwoordelijk voor. Jammer, jammer, en een ramp voor het land. Hij wringt zich nu in allerlei juridische bochten om maar duidelijk te maken dat hij eigenlijk van die eis van 120% af wil. Waarom wil hij afstappen van die 120%? Het was een van de eisen in het totaal aan eisen dat wij wilden stellen aan mensen die in het kader van gezinsvorming en gezinshereniging Nederland binnenkomen. Waarom die ene belangrijke eis van 120% laten vallen?

In artikel 7, want daarover praten wij, staat inderdaad dat mensen een stabiel en regelmatig inkomen moeten hebben. Maar daar staat ook in: zonder een beroep te doen op het stelsel voor sociale bijstand van de betrokken lidstaat. Dat doet de man in dit geval wel, want hij krijgt bijzondere bijstand. Hoe moet ik op basis van de richtlijn de interpretatie van de uitspraak van het Hof verstaan?

Tot slot. De uitspraak van de rechter staat. Ik wil daarop graag een toelichting van de minister. Wij kunnen daar niks meer aan doen. Hij kan over deze richtlijn echter wel onderhandelen met zijn collega's. Ik wil het nog sterker vragen. Waarom zeggen wij deze richtlijn niet gewoon op, als er zulke gaten ingeschoten kunnen worden?

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Richtlijnen kunnen niet worden opgezegd. Ik weet niet of mevrouw Verdonk nu eigenlijk bepleit om uit de Europese Unie te treden. Dan moet zij dat uitspreken, maar dat zou nogal vergaand zijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ik vraag wat ik vraag. Ik koop niks voor dit soort antwoorden. Ik koop wat voor een serieuze minister die het immigratiebeleid als een serieuze zaak beschouwt.

De voorzitter:

Dat is helder. De minister is aan het woord.

Minister Hirsch Ballin:

Voorzitter. Misschien vergt het enige uitleg dat ik de vraag of wij de richtlijn kunnen opzeggen, serieus heb genomen. Nee, richtlijnen van de Europese Unie kunnen niet worden opgezegd.

Ik kom op de vraag over handhaving van de eis van 120%. Toen deze eis destijds werd ingevoerd, was in de advisering van de Raad van State reeds de vraag opgeworpen of deze juridisch houdbaar zou zijn. Wij kennen nu het antwoord op deze vraag, namelijk "nee". Je kunt dat betreuren, maar dat helpt verder niet zo veel. Wij moeten daarmee rekening houden.

Ik kom op de vraag over het beroep op de bijstand. Ik zei zojuist al dat het verblijfsrecht wel kan worden aangetast als er een beroep wordt gedaan op de bijstand. Dat antwoord herhaal ik graag bij dezen.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik heb een vraag aan mevrouw Sterk van het CDA. Deze uitspraak van het Europese Hof in Luxemburg slaat natuurlijk weer een gigantische bres in die toch al zwakke bescherming die ons land geniet tegen de immigratiegolf uit niet-westerse landen. Het CDA heeft altijd vooraan gestaan bij het overdragen van bevoegdheden van Nederland op Europa op dit terrein. Dat het CDA juist nu in dit vragenuur over de uitspraak van Europese Hof aan de bel trekt, is net zo iets als de pyromaan die de brandweer belt. Mijn vraag aan mevrouw Sterk van het CDA is dus: ziet het CDA nu eindelijk in dat het een heel foute koers was, een blunder, om op dit terrein bevoegdheden uit handen te geven en aan Europa toe te kennen?

(geroffel op de PVV-bankjes)

De voorzitter:

Ik stel mevrouw Sterk in staat om antwoord te geven op deze vraag.

Mevrouw Sterk (CDA):

Zoals altijd liggen zaken net iets genuanceerder dan de PVV stelt. Wat dat betreft, zijn wij blij dat wij terrorisme nu keihard kunnen aanpakken op Europees niveau en volgens mij zou de PVV dat ook moeten zijn. Er zijn echter ook zaken die wij op Europees niveau moeten aanpakken. Vandaar mijn vragen. De minister is nog niet ingegaan op mijn vraag om in overleg te treden met de andere landen waar dit ook speelt en waar die richtlijn er is.

De voorzitter:

Nee, nee, we gaan niet nog een keer een vragenronde eraan ...

Mevrouw Sterk (CDA):

Dit is het antwoord op de vraag van de PVV. Wij denken dat daar belangrijke winst gehaald kan worden. Vandaar dat ik vandaag de mondelinge vragen heb gesteld.

De voorzitter:

Ik dank u wel. Ten slotte geef ik het woord aan de heer Anker voor een vraag aan de minister van Justitie.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Voor de zekerheid heb ik nog de volgende vraag aan de minister van Justitie. Zo'n Europees Hof doet die uitspraak, omdat het het recht op gezinsleven behoorlijk serieus neemt. Ik vraag de minister om, mede met het oog op wat hij vrijdag in de ministerraad zal bespreken, in de brief die uiteindelijk aan de Kamer zal worden gezonden, het recht op gezinsleven serieus te nemen. Wij moeten niet proberen om daar zo veel mogelijk onder vandaan te komen, want wij mogen er trots op zijn.

Minister Hirsch Ballin:

Het antwoord op de vraag van de heer Anker kan een welgemeend "ja" zijn. Ik verwijs nogmaals naar de brief over de huwelijksmigratie die ik samen met mijn toenmalige collega's aan de Kamer heb gestuurd. De evaluatie van de richtlijn willen wij overigens in Europees verband bespreken, ook met het oog op ons beleid. Ik heb dat al gezegd, maar ik onderstreep het graag nog eens. Daarin zit de volledige erkenning van het recht op gezinsleven, maar ook onze plicht om misbruik van deze bepalingen tegen te gaan.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Justitie.

Naar boven