Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet geluidhinder (verduidelijking 12-dagenregeling met betrekking tot internationale racecircuits) (31998).

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent zal de race openen. Haar streeftijd zal vijf minuten zijn. Ik zal haar tijd niet met een vlag afzwaaien, ook niet voor de laatste minuut, maar ik zal haar "klokken".

Ik heet de minister van harte welkom.

Het woord is aan mevrouw Van Gent.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het is een tegenvaller dat u niet met de vlag wilt zwaaien, maar ik zal het ermee moeten doen.

Er zijn in Nederland veel mensen die houden van auto- en motorracen. Dat gunt GroenLinks de liefhebbers van harte. Wij zijn hierin niet roomser dan de paus, dus wij willen graag meedenken over dit soort activiteiten. Daar zijn natuurlijk wel grenzen aan. Ik zal straks spreken over het TT-circuit in Assen. Ik ben zelf opgegroeid in Assen, daar heb ik mijn middelbareschooltijd doorgebracht. Ik heb dus regelmatig het TT-circuit bezocht en vooral ook de TT-nacht; die is een aanbeveling waard. Ik kan mij dus wel degelijk iets voorstellen bij racen.

Nederland heeft twee grote internationale racecircuits. Ook de fractie van GroenLinks is van mening dat die gebruikt moeten kunnen worden, maar dan wel met respect voor de omgeving. Ik moet helaas vaststellen dat dit respect in het wetsvoorstel ver te zoeken is. Het is nogal wat om het aantal dagen waarop op de circuits onbeperkt herrie mag worden gemaakt, te verhogen naar twaalf dagen per jaar. In Zandvoort zijn het er op dit moment maar vijf, de zogenaamde UBO-dagen; zo heten ze in vaktermen. Mijn fractie vindt dat het voor omwonenden nogal wat uitmaakt of zij hooguit eens in de twee maanden een dagje hun huis ontvluchten vanwege de herrie, of dat dit elke maand gebeurt. Volgens mijn fractie dreigt de balans op dit moment een beetje zoek te raken, niet alleen de balans tussen wat goed is voor de circuits en wat goed is voor de omwonenden, maar ook de balans tussen verschillende soorten recreanten. Het racecircuit van Zandvoort bijvoorbeeld is omringd door prachtige natuurgebieden zoals het Kennemerland. Jaarlijks wandelen en fietsen meer dan 2 miljoen mensen door die prachtige natuurgebieden. Dat is heel wat meer dan de krap honderdduizend mensen die naar het autocrossen komen kijken. Waarom zou je dan meer ruimte geven aan de hobby van honderdduizend autosportliefhebbers, ten koste van de miljoenen natuurliefhebbers?

Dat is volgens ons niet alleen tamelijk onrechtvaardig, maar ook economisch niet verstandig. De regionale economie kan van al die wandelaars en fietsers meer geld opstrijken dan van de autosport. De minister interesseert dat kennelijk allemaal weinig, want zij schrijft: "Het wetsvoorstel is dan ook niet gebaseerd op specifieke financieel-economische cijfers." Eén ding is zeker: de cijfers die de gemeente Zandvoort heeft overgelegd, slaan volgens ons nergens op. Uit die cijfers zou blijken dat vijftigduizend bezoekers 25 mln. in het laatje brengen; zij zijn echt big spenders! Ten eerste komen er helemaal niet zo veel bezoekers op die wedstrijden af. Daarbij kun je ons niet wijsmaken dat die elk € 500 uitgeven.

In Assen is de situatie trouwens vergelijkbaar. Daar heeft een grote recreatieondernemer een bungalowpark onder de rook van het circuit. Zijn economische activiteiten hebben ernstig te lijden onder de groeiende activiteiten van het circuit. De minister is aanvankelijk enigszins krampachtig blijven volhouden dat de 12 dagenregeling niet meer is dan een verduidelijking van de huidige regels en dat er van verruiming geen sprake zou zijn. Nadat de Raad van State er in zijn zeer kritische commentaar echter op wees dat er niet zo zeer sprake is van een verduidelijking, maar vooral van een verruiming van de geluidsnormen, gaf de minister dit in het nader verslag min of meer schoorvoetend toe. Het valt trouwens niet te ontkennen, want de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak – dat is niet de eerste de beste, de minister zal dit met mij eens zijn – schreef al dat de geluidsniveaus op deze dagen "onaanvaardbaar hoog" zijn en dat de zeven dagen extra die situatie verder zouden verslechteren. Ik ontkom er niet aan, te vragen wat de minister van Milieu daartoe gebracht heeft. Gaan de leefomgeving en de natuur er dan op vooruit? Nee, natuurlijk niet. Zij zal dat moeten beamen. Wellicht kan zij mij een antwoord geven.

Ik ben bang dat de minister een heel slechte raadgever heeft gehad, namelijk premier Balkenende. Zo komt hij in dit debat ook weer aan de orde. Hij is gek op racen, zoals wij allemaal weten. Dat hebben wij in de krant kunnen lezen. Het is dus niet alleen nattevingerwerk. Vorig jaar was hij nog in Zandvoort op bezoek. Zandvoort ligt niet in Zeeland. Dat is wel een beetje een opluchting, maar hij beloofde de directie van het circuit om een goed woordje te doen bij de minister van VROM. Bij de alleingang van premier Balkenende met de brief over Natura 2000 kon de minister haar handen nog in onschuld wassen. Ik vraag de minister nu echter om opheldering over de actuele kwestie. Heeft zij zich dit allemaal wel gerealiseerd? Waarom zou de minister van Milieu in deze kwestie naar de pijpen van de minister-president dansen? Het is mij een raadsel welk van de belangen die het ministerie van VROM behoort te verdedigen, gebaat is bij het uitbreiden van de geluidsruimte.

De minister schrijft dat tijdens de twaalf dagen waarop de Wet geluidhinder niet geldt, ook bijvoorbeeld een popconcert gehouden kan worden. Wij vinden dat tamelijk bizar. GroenLinks heeft niets tegen popconcerten, integendeel. Als de gemeente Nijmegen echter in het Goffertpark een popconcert houdt, gelden er regels voor bijvoorbeeld het piekniveau. Dat gaat allemaal prima. Elke zomer hebben tienduizenden mensen het daar reuze naar hun zin. Ik vraag mij af, waarom voor Assen en Zandvoort deze rare uitzondering voor popconcerten geboden wordt.

De minister delegeert met de wetswijziging de hele regeling naar de provincies. Mijn fractie is daar niet voor. Het zint ons namelijk absoluut niet dat de minister niet kan aangeven of en hoeveel extra mensen er straks last krijgen van de nieuwe regeling. Ik ben er niet gerust op dat het goed komt, als de provincies de handhaving mogen gaan doen. Ook het antwoord van de minister op de opmerking van mijn fractie dat er aan dit wetsvoorstel toch op zijn minst maatregelen verbonden zouden moeten zijn om extreme geluidsoverlast tegen te gaan, is een veeg teken. De minister zegt namelijk dat "het bevoegd gezag" dit maar moet bepalen, de provincie dus. Gaat de provincie dat ook doen? Kan de minister dat garanderen?

Tot slot vraag ik de aandacht voor de mensen in de wijk Baggelhuizen in Assen. Die wijk ondervindt de meeste herrie van het TT Circuit, maar ook van de A28 en de N33. Nu wordt de N33 ook nog verbreed en de snelheid op die weg wordt verhoogd. Het lawaai stapelt zich op. De minister kan iets daaraan doen door met de provincie te kijken hoe die situatie in elk geval verbeterd kan worden. Het werk wordt nu uitgevoerd, dus er kan iets gedaan worden aan het extra lawaai door schermen te plaatsen of door een maximumsnelheid van 80 km/u te handhaven. Graag zou ik hierop een reactie van de minister ontvangen, want de fractie van GroenLinks overweegt een motie.

Dan mijn conclusie: GroenLinks is niet bereid om mee te werken aan dit soort gelegenheidswetgeving die de geluidsgrenzen voor de circuits van Zandvoort en Assen verder oprekt.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Grootschalige sportevenementen veroorzaken altijd een zekere mate van overlast voor omwonenden. Voorbeelden daarvan zijn wegafzettingen, parkeeroverlast, overvol openbaar vervoer en vervuiling van de openbare ruimte. Bij racecircuits komt de herrie daar nog bovenop. Je moet in dit soort gevallen het plezier van de een, in dit geval de raceliefhebbers, afwegen tegen de overlast van de ander, de omwonenden en de recreanten die rust zoeken in de aanpalende natuur. Dat is best lastig, zeker in situaties waarin heel mensen genieten van een evenement en minder mensen er last van ondervinden.

De SP-fractie vindt dat de overheid ruimhartig moet meewerken aan grootschalige evenementen – daaronder vallen deze evenementen ook – waaraan veel mensen plezier beleven. Wij vinden echter ook dat de bescherming van de veiligheid, de gezondheid en het welbevinden in brede zin, het verbinden van voorwaarden aan die medewerking rechtvaardigt. Daarmee kom ik op het wetsvoorstel. Wij hebben enkele kritiekpunten op de balans tussen enerzijds het faciliteren van internationale motor- en autosportevenementen en anderzijds de bescherming van omwonenden. Het circuit van Assen ligt in het buitengebied en het circuit van Zandvoort ligt aan de rand van de bebouwde kom, maar wel omgeven door de ecologische hoofdstructuur. Het is een kwetsbaar gebied, waarmee wij extra zorgvuldig moeten omspringen.

Mijn eerste kritiekpunt betreft het meeliften van andere evenementen op racecircuits met de ontheffingsregelingen. Het kabinet vindt dat internationale wedstrijden in Nederland onder gelijke condities moeten kunnen worden gehouden als in het buitenland. Dat wordt met het wetsvoorstel verzekerd. Waarom is het echter nodig dat wij gedeputeerde staten de mogelijkheid geven om ook voor allerlei andere evenementen op genoemde circuits vrijstelling te verstrekken van de normale milieueisen? Dat is onlogisch in het kader van het wetsvoorstel en wat de SP-fractie betreft ook onwenselijk. Vandaar mijn amendement op stuk nr. 7.

Het tweede kritiekpunt van de SP-fractie is het ontbreken van een inkadering van de vrijstellingsbevoegdheid door gedeputeerde staten. Een logische inkadering zou bijvoorbeeld zijn het stellen van venstertijden, waardoor evenementen niet 's avonds, 's nachts of op zondagochtend mogen plaatsvinden. Een grand prix is dan geen probleem, maar een nachtelijke grand prix, zoals de grand prix in Singapore of de 24 uur van Le Mans, mag niet. Wat ons betreft, zou in deze gevallen de gezondheid van de omwonenden moeten prevaleren boven de wensen van de raceliefhebbers. Mijn amendement op stuk nr. 8 regelt deze venstertijden.

Wij hebben begrepen dat er voor het circuit van Zandvoort lokaal draagvlak is voor twaalf herriedagen, mits die zouden worden gecompenseerd door wat strengere eisen gedurende de rest van het jaar. Op dit moment worden er door het jaar heen op het circuit allerlei activiteiten georganiseerd die ook lawaai maken en een permanente bron van irritatie zijn. Daarin zou wat compensatie kunnen worden gezocht, mits gedeputeerde staten tegelijk met dit wetsvoorstel de bestaande vergunning buiten de twaalf internationale racedagen aanscherpen. Wat vindt de minister van deze suggestie?

Daarmee kom ik bij mijn laatste vraag en kritiekpunt. Waarom moet de aanwijzing van eventuele nieuwe internationale racecircuits worden geregeld bij ministeriële regeling, terwijl de bestaande circuits nota bene in de wet verankerd zijn? Waarom gebeurt dit niet ten minste via een AMvB, zodat de Raad van State kan controleren of de benodigde zorgvuldigheid in acht is genomen en de volksvertegenwoordiging nog een duit in het zakje kan doen? Het is goed dat het kabinet ruimhartig meewerkt aan grootschalige evenementen, waaraan veel mensen plezier beleven. Ook in dergelijke gevallen moet er echter oog blijven voor het belang van anderen.

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Uit een enquête die is gehouden door de Zandvoortse Courant werd veel duidelijk. Op de vraag of de bevolking van Zandvoort het circuitpark Zandvoort belangrijk vindt, zegt 96,4% "ja". Op de vraag of men extra geluidsdagen een probleem vindt, stelt 94,3% dat geen probleem te vinden. Op de vraag of men geluidshinder ondervindt van het circuitpark Zandvoort stelt 95,3% geen geluidshinder te ondervinden. Dit is nu democratie ten voeten uit.

Vooropgesteld dat het met dit kabinet vaak kommer en kwel is, zit het hier op de goede lijn. Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat grote internationale topevenementen voor de circuits in Assen en Zandvoort veel gemakkelijker kunnen worden georganiseerd. Gezien het feit dat zulke evenementen slechts enkele malen per jaar en dan ook nog in lijn met de 12 dagenregeling plaatsvinden, kan men hier niet tegen zijn.

Wij zien de volgende voordelen. De topsport in Nederland wordt bevorderd. Wij trekken immers grote internationale evenementen naar de circuits van Assen en Zandvoort. Deze grote internationale evenementen zullen ook een positieve werking hebben op onder andere de sectoren toerisme en horeca. Directeur Peter Oosterbaan stelt dat het TT-circuit in Assen indirect verantwoordelijk is voor 2000 banen in Drenthe. Zowel directeur Peter Oosterbaan van de TT Assen als directielid Erik Weijers van het circuit Zandvoort stelt dat de mogelijkheid om twaalf dagen per jaar boven de grens van 55 dB te mogen komen, het internationale aanzien van beide circuits zal verhogen. Wellicht mogen wij dan zelfs hopen op de terugkeer van de Formule 1. Het is immers eeuwig zonde dat de grand prix van Nederland sinds 1985 niet meer is opgenomen in het wereldkampioenschap van de Formule 1. Helden als Niki Lauda vlogen daar in Zandvoort met een sneltreinvaart door de zogeheten Tarzanbocht, waarbij een beroep werd gedaan op de vaardigheden van de coureurs. Wat zouden de honderdduizenden fans van de Formule 1 blij zijn met de wederopstanding van de Dutch grand prix! Tot zover de nostalgie, die wij met deze wetswijziging nieuw leven kunnen inblazen.

Doordat het uiteindelijke fiat voor het verlenen van de vergunning ligt bij de provincies, wordt misbruik van de wetswijziging uitgesloten. De PVV-fractie zal voor de wetswijziging stemmen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. De afgelopen jaren is er veel verwarring geweest over de vraag wat er nu wel en niet mag in Zandvoort en in Assen. Als je de regels doorleest, zeg ik: die waren niet goed te begrijpen en dat gold dus ook voor de betrokken gemeenten en voor de provincie. Ik heb er waardering voor dat deze minister regels verduidelijkt. Met een paar ontheffingen op basis van al geldende regels zou je al dingen kunnen doen, maar gezien de verwarring wordt nu toch gewoon vastgelegd dat die twaalf dagen er komen. Ik vind die ruimhartigheid goed te verdedigen. Er zijn vele raceliefhebbers en je kunnen er grote evenementen mee naar Nederland halen.

Wij zijn ons ervan bewust dat het lawaai ook door mensen als hinderlijk zal worden ervaren, maar het plezier voor grote groepen mensen laten wij zwaarder wegen. Ik wil wel graag van de minister horen hoe het zit met de popconcerten. Het verhaal van de race-evenementen spreekt mijn fractie aan, maar dan wil ik wel uitleg over het diepere motief voor de popconcerten.

In Zandvoort is er een groot draagvlak. De provincies Drenthe en Noord-Holland zeggen dat zij op deze manier aan de slag kunnen. Ik vind het goed dat de provincie hierbij een rol speelt. Het zal duidelijk zijn dat mijn partij dit zal steunen. Ik heb dus nog wel een vraag over die popconcerten.

De heer Bilder (CDA):

Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel inzake de wijziging van de Wet milieubeheer is in de ogen van de CDA-fractie een goed voorstel. Het wegnemen van onduidelijkheden in de wetgeving is op zichzelf genomen al een goede zaak, maar wij waarderen het ook dat dit wetsvoorstel de ruimte biedt om op circuits in Assen en Zandvoort gedurende twaalf dagen per jaar grote evenementen te organiseren. De CDA-fractie draagt de topsport in het algemeen, maar zeker ook de auto- en motorsport een warm hart toe. Willen wij in de wereld van de auto- en motorsport internationaal goed blijven meedoen, dan is het van belang dat onze circuits over voldoende gebruiksmogelijkheden beschikken. Bovendien doet het bieden van deze mogelijkheden recht aan het plezier dat vele duizenden liefhebbers van deze sporten beleven aan de auto- en motorraces. Onduidelijkheden rond wet- en regelgeving, alsmede de vraag wie, wanneer en in hoeverre bevoegd gezag is, droegen hier niet toe bij. Gelukkig kan dit nu verleden tijd zijn. Wat ons betreft dus complimenten voor het kabinet, dat deze wetswijziging heeft voorbereid.

Ik deel de mening van de minister dat het rekening houden met lokale omstandigheden het beste door het ter plaatse bevoegde gezag, in casu gedeputeerde staten van de provincie, kan geschieden. Wat ons betreft is dat prima. Het past in de christendemocratische uitgangspunten van gespreide verantwoordelijkheid dat provincies in dit opzicht aan zet zijn. Ik vertrouw er daarbij op dat de provincies hun rol goed zullen invullen, door de ruimere mogelijkheden voor vergunningverlening op een verantwoorde wijze te gebruiken: goede afstemming met gemeenten, tijdige en heldere communicatie met belanghebbenden, rekening houden met de legitieme wensen van omwonenden; dat blijft ook met de nieuwe wet in de hand natuurlijk een noodzakelijkheid.

De heer Jansen (SP):

Het doet mij genoegen dat de heer Bilder het ook belangrijk vindt dat er goed wordt gekeken naar de belangen van omwonenden. Wij gunnen de raceliefhebbers, net als u, hun wedstrijden. Is het ook naar uw mening niet nodig om de vrijstellingsbevoegdheden van gedeputeerde staten nader af te bakenen, zoals overigens in de Wet milieubeheer heel gebruikelijk is op andere terreinen? Dan zouden wij bijvoorbeeld kunnen regelen dat men in bepaalde mate mag afwijken. Een voorbeeld hiervan is het amendement over venstertijden dat ik heb ingediend, waarmee je in elk geval voorkomt dat er nachtwedstrijden worden gehouden, wat nu in principe zou mogen. Hoe kijkt u daar tegenaan?

De heer Bilder (CDA):

Wat ons betreft, is het de verantwoordelijkheid van het provinciebestuur om die afweging te maken. Wij vinden het dus niet nodig om dat verder af te bakenen. Ik denk dat die ruimte aan het provinciebestuur gegeven moet worden. Nogmaals, die afweging moet evenzeer op het niveau van het bestuur van de provincie gemaakt kunnen worden.

De heer Jansen (SP):

Mag ik de heer Bilder dan vragen wat de consistentie van de CDA-fractie is? Op andere terreinen van de Wet milieubeheer stelt uw fractie als onderdeel van de Kamer immers ook kaders. In dit geval gebeurt dat klaarblijkelijk niet. Waarom specifiek op dit terrein niet en wel op andere terreinen?

De heer Bilder (CDA):

In zekere zin is hierbij sowieso al sprake van een verschil, omdat deze regeling slechts betrekking heeft op bijzondere omstandigheden, twaalf dagen per jaar. Hiermee wordt dus geen algemene lijn doorbroken. Ik herhaal dat het in het kader van de onderhavige regeling gaat over twaalf dagen per jaar. In verband met verduidelijking wordt wat ruimte aan de provincie gelaten. Ik zie niet in wat daar mis mee is.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Een laatste vraag op dit punt. Het wetsvoorstel zou volgens de memorie van toelichting betrekking hebben op het bieden van faciliteiten voor internationale races. Wat heeft dit te maken met andere evenementen, zoals popconcerten en wat dies meer zij? Kortom, wat lift mee met een wetsvoorstel dat daar niets mee van doen heeft?

De heer Bilder (CDA):

Ik denk dat het hierbij gaat om mogelijk andere vormen van gebruik. Dit wil niet zeggen dat sowieso twaalf dagen gebruik moet worden gemaakt van de regeling. Als op dit soort locaties op enig moment ook een andere activiteit wordt georganiseerd, zou die ruimte er wat ons betreft echter kunnen zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Op zich is dat gek, want voor popconcerten zijn vergunningen nodig. Dit geldt ook voor andere steden dan Zandvoort en Assen. Misschien kan de heer Bilder nog eens uitleggen waarom voor deze twee gemeenten daarop een uitzondering gemaakt moet worden.

Ik heb nog een vraag. U wilt het op deze manier regelen. Blijkbaar is de lobby geslaagd, maar dat terzijde. Denkt de CDA-fractie ook aan 2 miljoen recreanten in Kennemerland? Hoe belangrijk vindt u het dat zij met extra geluidsoverlast geconfronteerd worden? Maakt het CDA zich met de fractie van GroenLinks ook zorgen over de bewoners van de wijk Baggelhuizen in Assen? Zij worden geconfronteerd met een opeenstapeling van zaken, waaronder de uitbreiding van het aantal dagen. Ook zij worden dus geconfronteerd met enorme geluidsoverlast.

De heer Bilder (CDA):

Eerst iets over de popconcerten. Volgens mij zijn die niet genoemd als het enige voorbeeld, maar als "een" voorbeeld van mogelijk ander gebruik. In het voorstel is dus niet aangegeven dat daar popconcerten georganiseerd zullen worden. Nogmaals, popconcerten zijn genoemd als een voorbeeld van een andere vorm van gebruik. Wat mij betreft biedt dat dus de ruimte om een alternatief gebruik toe te staan. Nogmaals, het gaat niet specifiek om popconcerten; het gaat slechts om een voorbeeld.

Vanzelfsprekend hebben wij ook oog voor andere belangen. Men moet beseffen dat het hierbij in de eerste plaats gaat om verduidelijking van bestaande regelgeving en in de tweede plaats om een maximum van twaalf dagen waarvoor dit kán gelden. Gezien de belangen van de bewoonde omgeving lijkt het mij geen zaak om nu aan te geven dat met de onderhavige 12 dagenregeling die belangen onevenredig geschaad worden. Wat ons betreft, slaat de balans uit in het voordeel van deze regeling.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dit is weer zo'n fraai staaltje van praten met meel in de mond en gratis medeleven van de CDA-fractie. Ik vraag u of u zich daar wat bij kunt voorstellen. Ik krijg dan een heel verhaal, maar geen enkele concrete oplossing. Mijn vraag aan u is: hoe gaat u dat oplossen? Voor popconcerten of andere grootschalige evenementen op deze circuits wordt een uitzondering gemaakt. Voor andere evenementen moet gewoon een vergunning aangevraagd worden. Ik noem in dit verband een popconcert in het Goffertpark in Nijmegen; dat is terecht, want dan kan overal rekening mee worden gehouden. Dat hoeft bij deze regeling niet; dat lijkt mij al vreemd. Ik heb u nog een heel concrete vraag gesteld over Kennemerland en Baggelhuizen, maar u geeft daarop nog geen begin van een antwoord. Ik geef u graag een tweede kans om wel antwoord te geven.

De heer Bilder (CDA):

Het is de vraag of wat ik heb gezegd volgens u een voldoende antwoord is. Het is wel mijn antwoord. U kunt mij wel net zo veel kansen geven als u wilt, maar ik blijf bij het antwoord dat ik zojuist heb gegeven. Naar mijn idee was het zeker een voldoende antwoord. Daarbij komt dat de problemen voor de wijk Baggelhuizen, die u hebt genoemd, volgens mij veel verder gingen dan deze 12 dagenregeling. U had het namelijk ook over verkeersoverlast. Dat valt buiten de regeling die nu aan de orde is. Ik heb aangegeven dat de 12 dagenregeling niet een zodanige inbreuk doet op de belangen van omwonenden dat wij het er niet mee eens kunnen zijn. Sterker nog, om redenen die ik heb genoemd, hebben wij ervoor gekozen om achter dit voorstel te gaan staan.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat de heer Bilder zijn inbreng kan voortzetten.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat lijkt mij niet, voorzitter. Ik wil echt een antwoord op mijn vraag over de wijk Baggelhuizen. De heer Bilder zegt dat het en-en-en is. Inderdaad. Dit komt er dan nog eens bij, terwijl het water die mensen al tot de lippen staat. De heer Bilder laat hen gewoon in de kou staan. Ik heb een heel reële vraag gesteld. Die uitbreiding is de druppel die de emmer daar doet overlopen. Is de heer Bilder bereid om een voorstel over geluidsschermen of iets dergelijks te steunen? Ik zal hem zo een motie laten zien, want met alleen mooie woorden zijn deze mensen niet geholpen. Ik wil nog steeds graag een antwoord op mijn vraag over die 2 miljoen mensen die op dit moment recreëren in Kennemerland en die worden geconfronteerd met een uitbreiding van de geluidsoverlast. De heer Bilder zegt dat dit misschien niet zal gebeuren, maar waarom moet dan het aantal dagen worden uitgebreid als er toch wellicht geen gebruik van wordt gemaakt? Dat is toch flauwekul?

De heer Bilder (CDA):

Dat laatste heb ik helemaal niet gezegd. Ik heb u aangegeven dat het om een maximum van twaalf dagen gaat waarvan gebruik gemaakt kan worden. Dat zijn maar twaalf dagen op 365 dagen. Ik kan er heel lang met u over praten, maar wij worden het waarschijnlijk vanavond niet meer met elkaar eens. Dat geldt in elk geval voor dit thema, maar vermoedelijk ook voor een aantal andere thema's. Wat is heb gezegd, is mijn mening. U kunt de vraag blijven herhalen, maar ik vind deze twaalf dagen in het kader van de afweging van belangen te verdedigen ten opzichte van de belangen van omwonenden en recreanten. Dat is mijn antwoord op uw vraag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Laat de rest maar stikken. Daar komt het op neer.

De heer Bilder (CDA):

Dat kan zo zijn. Als ik mevrouw Van Gent blij maak, krijg ik waarschijnlijk problemen met heel veel andere mensen en zelfs met mijzelf.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Bilder (CDA):

Ik kom bij de afronding van mijn betoog. Wat ons betreft moet er ook aandacht zijn voor crossterreinen en circuits buiten Assen en Zandvoort. Op veel plaatsen in Nederland wordt op crossbanen motorcross beoefend. Dat gaat in veel gevallen goed, maar er zijn ook gevallen waarbij het bijna niet mogelijk is om het goed te regelen. In die gevallen wil men wel, maar kan het niet vanwege de regelgeving. Het gaat daarbij om amateursport.

Dat geldt zelfs voor het vliegen met modelvliegtuigjes. Soms wordt dat getolereerd, maar onder een aantal omstandigheden ook in het geheel niet. Soms zijn daarvoor goede redenen zoals natuurbelangen, veiligheidsredenen en volksgezondheid. Soms zijn die redenen er echter niet. Er zijn in Nederland meer dan 75 modelvliegclubs. Wij vinden dat ook modelvliegers de ruimte moeten krijgen om hun hobby uit te oefenen.

Ook voor sporten en hobby's die lawaai- of geluidsproductie met zich meebrengen, moet er in gepaste mate ruimte zijn. In een dichtbevolkt land als Nederland is daarbij goede afstemming en heldere regelgeving onontbeerlijk. Dat geldt echter ook voor een grondhouding van leven en laten leven.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Voorzitter. Het vergunningverlenend bevoegd gezag kan grote industriële inrichtingen toestaan om maximaal twaalf dagen per jaar activiteiten uit te oefenen die meer geluid veroorzaken dan de geluidsgrenzen voor de representatieve bedrijfssituatie uit een vergunning toestaan. Dat is de zogenaamde 12 dagenregeling. Hoewel het organiseren van motor- en autosportevenementen als zodanig logischerwijs tot de bedrijfsvoering van circuits behoort, is bij de internationale circuits van Assen en Zandvoort onduidelijkheid ontstaan over hetgeen bij die circuits tot de uitzonderlijke bedrijfsactiviteiten moet worden gerekend. Dit bemoeilijkt de toepassing van de 12 dagenregeling voor grootschalige internationale motor- en autosport­evenementen, omdat bij dergelijke grootschalige evenementen geen sprake zou zijn van activiteiten die niet de representatieve bedrijfssituatie weergeven. Concreet: op dit moment is de organisatie van enkele topsportevenementen voor de circuits in Assen en Zandvoort lastig of zelfs onmogelijk. Het is goed dat dit wetsvoorstel dat nu regelt en deze onduidelijkheid wegneemt.

Door het succesvol organiseren van grootschalige sportevenementen kan Nederland laten zien dat sport leeft. Het belangrijkste is dat dit wetsvoorstel niets verandert aan de geldende normen, maar praktische belemmeringen voor het organiseren van topsportevenementen wegneemt. Deze evenementen zijn uitzonderlijk van karakter en in lijn met de 12 dagenregeling dient hierbij inderdaad de uitzondering op het gebied van het geluid van toepassing te zijn.

Er komt nog wat anders bij. We geven dit niet zomaar weg. We maken het niet helemaal open. Het bevoegd gezag hiervoor blijft bij de provincie liggen. Er wordt dus niet ineens vergunningsvrij een aantal zaken toegestaan, zeker niet. De provincie blijft vergunning verlenen, ook voor bijvoorbeeld de organisatie van popconcerten. Dat is maar goed ook, want de geluidsoverlast, die er zeker zal zijn, beperkt zich vaak niet tot één gemeente. Een circuit veroorzaakt ook in de wijde omgeving turbulentie. Het is dus goed dat de provincie daar dan tussen zit om te bepalen of er te veel overlast is en onder welke voorwaarden een vergunning moet worden afgegeven.

Over de popconcerten zeg ik nog het volgende. De afweging of een popconcert ook onder de 12 dagenregeling kan worden gebracht, behoort bij de vergunningverlening door het bevoegd gezag. De desbetreffende provincie zorgt er dus voor. De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft enkele jaren geleden al voor het TT-circuit beslist dat een popconcert onder de uitzondering van de 12 dagenregeling mag worden gebracht. Dat is dus bestaande jurisprudentie. Aanneming van het amendement van de SP zou betekenen dat er zelfs een verslechtering optreedt ten aanzien van de bestaande situatie en ik kan me niet voorstellen dat de heer Jansen dat met zijn amendement heeft bedoeld.

De heer Jansen (SP):

Dat heeft de heer Jansen wel degelijk bedoeld. De SP en ook de PvdA zouden namelijk moeten proberen om een balans te vinden tussen aan de ene kant het faciliteren van internationale race- en motorsportevenementen – dat doen ook wij – en aan de andere kant het oog hebben voor omwonenden. Dit zou een kleine vorm kunnen zijn van compensatie en van verbetering van de rechtszekerheid van omwonenden. Voor wat hoort wat. Wat is daar mis mee?

De heer Boelhouwer (PvdA):

Op deze wijze wordt keurig het hiaat geregeld dat er kennelijk bestond ten aanzien van de uitvoering van de 12 dagenregeling. We hebben het echt niet over een grote uitbreiding. Als er een dag overblijft in de organisatie van de circuits, in de ruimte die ze hebben, is er wat de PvdA betreft niet veel op tegen om die ruimte desnoods met een popconcert op te vullen, binnen de grenzen en met het bevoegd gezag van de provincie dat daartussen zit, dat er een oordeel over geeft en dat een vergunning geeft. Het is niet vergunningsvrij. Dit betekent feitelijk geen uitbreiding, want het is een invulling conform de mogelijkheden die andere bedrijven ook hebben. Er lijkt ons niet zo vreselijk veel aan fout. Ook dat is een afweging waarbij je overlast voor omwonenden moet afwegen tegen het grote genoegen dat veel mensen eraan beleven.

De heer Jansen (SP):

De heer Boelhouwer zou nog een punt hebben als er geen alternatieven waren voor de popconcerten. Het aantal accommodaties dat daar, ook in het Noorden, geschikt voor is, is echter buitengewoon groot. In de afgelopen week hebben we nog een buitengewoon leuk evenement in Groningen gehad. Daarin zit het probleem dus helemaal niet. De heer Boelhouwer vindt het feitelijk goed dat hiermee de norm wordt opgerekt met pak hem beet 3 dB. Dat is een verdubbeling van de hoeveelheid geluid voor omwonenden, zonder enige vorm van compensatie. Ik begrijp niet van de PvdA dat zij dat zomaar accepteert. Ik heb voorgesteld om in de andere 353 dagen van het jaar, die dus buiten de 12 internationale racedagen vallen, een vorm van compensatie te geven, zodat het dan wat rustiger is. Dan kun je zeggen: voor wat hoort wat. Waarom is de heer Boelhouwer daartegen?

De heer Boelhouwer (PvdA):

Ik vind het een uitstekend idee, want de provincies gaan daar in alle gevallen over. Zij nemen de beslissing en maken de afweging. Zij zijn dus precies de bestuursorganisatie in dit land die ervoor is om te zorgen dat alle belangen keurig worden gewogen. Wij vinden het geen verstandig idee om dit via dit amendement feitelijk onmogelijk te maken en om langs de provincies te gaan en het bovenlangs te willen regelen.

De heer Jansen (SP):

Dan vraag ik ook de heer Boelhouwer, net zoals ik de heer Bilder vroeg, waarom hij dat in dit geval zo onredelijk vindt, terwijl in de milieuwetgeving overal wordt aangegeven: dit is de norm en als u wilt afwijken in specifieke situaties die in de wet worden omschreven, gelden daar deze maxima voor. Die kaders worden in de wet vastgesteld. Dat wordt ook niet aan de gedeputeerde van Drenthe of Noord-Holland overgelaten. Waarom daar wel en hier niet?

De heer Boelhouwer (PvdA):

Gezien het zeer beperkte aantal dagen waarover het gaat en de verantwoordelijkheid die wij graag ook in dit geval bij de regio leggen, vinden wij het verstandig dat de provincie die afweging maakt. Overigens ben ik benieuwd naar het oordeel van de minister over het amendement. Ik hoop dat zij haar oordeel daarover in haar antwoord betrekt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De heer Boelhouwer heeft het over het grote genoegen van veel mensen. Ook GroenLinks heeft aangegeven niemand zijn grote genoegen te willen ontnemen. Toch zou ik hem willen vragen hoe het zit met het grote genoegen van 2 miljoen mensen die in het Kennemerland recreëren, hoe het zit met de bewoners van de wijk Baggelhuizen in Assen of hoe het zit met het grote genoegen van degenen die gebruikmaken van het recreatiepark onder de rook van het TT-circuit waar de activiteiten alleen maar toenemen. Hoe staat het met het grote genoegen van mensen nu een opening wordt gecreëerd voor popconcerten, terwijl daarvoor normaal gesproken een vergunning moet worden aangevraagd? Dat dit grote genoegen voor anderen vaak een groot ongenoegen is, hoor ik helemaal niet terug in het verhaal van de heer Boelhouwer. Houdt hij daar wel rekening mee?

De heer Boelhouwer (PvdA):

Het aardige is dat de geachte afgevaardigde van GroenLinks nu voor de tweede keer in de fout gaat bij de popconcerten. Zij denkt dat die popconcerten daar gewoon zouden kunnen plaatsvinden, maar dat is niet zo. De provincie is daarvoor de vergunningverlenende instantie en moet de afweging maken wat betreft het geluid en de overlast voor omwonenden. Die popconcerten worden niet opeens, door dit voorstel tot wetswijziging, vergunningsvrij. Zij maakt nu echt voor de tweede keer een fout, want ik hoorde haar al eerder iets dergelijks in de richting van de heer Bilder zeggen.

Heel veel mensen ontlenen inderdaad heel veel genoegen aan het wandelen in natuurgebieden. Maar ook heel veel mensen beleven gedurende een beperkt aantal dagen per jaar genoegen aan het bijwonen van motorsport- of autosportevenementen. Als je echt een gloeiende hekel aan dat soort dingen hebt, moet je twaalf dagen per jaar niet in de natuur in die omgeving lopen. De rest van het jaar is dat geen enkel probleem, want er blijven nog 353 dagen over, en soms wel een dag meer, om het genoegen aan jouw kant te hebben.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is een antwoord, maar ik vind het nogal verbijsterend dat de PvdA er zo tegen aankijkt. Maar dat mag de PvdA lekker zelf weten. Wel wil ik graag een antwoord willen op de overlast die de bewoners van Baggelhuizen ondervinden, nu zij behalve de snelwegen die zij om zich heen hebben, ook nog eens een uitbreiding van activiteiten op het circuit krijgen. Is de heer Boelhouwer met mij van mening dat die mensen gecompenseerd dienen te worden door geluidswerende voorzieningen?

De heer Boelhouwer (PvdA):

De bewoners van Baggelhuizen worden ten aanzien van geluidsoverlast op een uitstekende manier bediend door de minister van VROM. Er is een voorstel ingediend – en het is voor het eerst sinds het begin van de geluidswetgeving dat een dergelijk voorstel wordt gedaan – dat ervoor zorgt dat, op het moment dat er sprake is van een in de loop der jaren toenemende geluidsoverlast door wegen, extra maatregelen worden genomen om de verkeersgeluidseffecten tot het oorspronkelijk gedachte niveau terug te brengen. Dat is een vorm van zekerheid die mevrouw Van Gent met haar partij nog nooit voor elkaar heeft gekregen. Het is een goede zaak dat de PvdA en haar minister met een dergelijk voorstel een stap nemen die zeer baanbrekend is op het gebied van bestrijding van overlast door verkeerslawaai. Mevrouw Van Gent mag dat allemaal niets vinden, maar de bewoners zullen daar zeker bij gebaat zijn, ook die andere 353 dagen per jaar dat er geen activiteiten op het racecircuit zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben blij dat de heer Boelhouwer zich hier zo over opwindt, want dat is zeer terecht als het gaat om de bewoners van Baggelhuizen. Ik heb informatie dat de zaken daar nog niet geregeld zijn. Ik wil de heer Boelhouwer er ook op wijzen dat hij niet in vak K zit en dat de minister straks prima voor zichzelf kan spreken. Ik wacht met groot ongeduld af of de minister mij nu gaat toezeggen dat, voordat de uitbreiding van de geluidsoverlast plaatsvindt, de geluidswerende maatregelen ten behoeve van de bewoners van Baggelhuizen zullen zijn gerealiseerd. Dat is wat ik wil. De heer Boelhouwer mag zich opwinden, maar ik zou zeggen dat hij zich niet boos moet maken over mij; laat hij zich liever opwinden over de bewoners van Baggelhuizen en de 2 miljoen mensen die nu genieten van het natuurgebied en die dat straks toch een aantal dagen minder kunnen doen.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Ik zit inderdaad niet in vak K en de minister kan heel goed voor zichzelf spreken. En dat is maar goed ook. De PvdA is wel trots op datgene wat bereikt wordt en op de ideeën om de overlast die mensen in Nederland bijvoorbeeld van verkeer ondervinden op een heel bijzondere manier terug te brengen en, als zij een keer in de overlast terecht zijn gekomen terwijl die vroeger niet voorzien was, daar nu iets aan te doen. Daar staan wij voor en wij zijn er ook bijzonder trots op.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de voortvarende behandeling van dit wetsvoorstel. Het beoefenen van topsport in Nederland is kabinetsbeleid. De Kamerleden zeiden dat ook. Sport moet binnen Nederland goed op de kaart staan en succesvol kunnen worden georganiseerd. Dat geldt ook voor grootschalige sportevenementen. Ik ben daar ook al op ingegaan in de memorie van toelichting. Dergelijke grootschalige evenementen worden onder andere georganiseerd op de internationale racecircuits in Zandvoort en Assen waarop dit wetsvoorstel betrekking heeft. In de jurisprudentie over de vergunningverlening aan beide circuits is onduidelijkheid ontstaan over de vraag welke activiteiten bij deze circuits tot de uitzonderlijke bedrijfsomstandigheden moeten worden gerekend. Hierdoor wordt de vergunningverlening, om precies te zijn de toepassing van de zogenaamde 12 dagenregeling, bemoeilijkt.

In lijn met het kabinetsbeleid is het mijn verantwoordelijkheid om de organisatie van grootschalige sportevenementen mogelijk te maken binnen duidelijke kaders. Zorgen voor eenduidige geluidsregelgeving is daarbij mijn primaire invalshoek. In grote lijnen gaat het om het volgende: een milieuvergunning bevat onder andere geluidseisen. In algemene zin is door de bestuursrechter geaccepteerd dat de twaalf meest lawaaiige dagen bij de toetsing aan de geluidsnormen buiten beschouwing mogen blijven. Deze twaalf dagen worden niet tot de representatieve bedrijfssituatie gerekend. Daarbij is niet relevant welke activiteiten op die twaalf dagen worden uitgevoerd.

Afwijkend van die algemene lijn heeft de Raad van State in eerste instantie bij de racecircuits anders geoordeeld. Voor racecircuits, en dat is heel belangrijk, zou de 12 dagenregeling niet gelden. Kort gezegd kwam de argumentatie erop neer dat men de corebusiness van het circuit buiten de beoordeling van de Wet geluidhinder laat. Die corebusinessactiviteiten waren nu net de reden om een circuit te bestempelen als A-inrichting en het circuit te onderwerpen aan de beoordeling op grond van de Wet geluidhinder. Kortom: de Raad van State zag zelf ook wel in dat dit een inconsistentie was en zei: als men dit anders wil, dan moet men de wetgeving verduidelijken. Daarmee heeft de raad aangegeven dat het aan de wetgever is om daarin verandering te brengen als die vindt dat het belang van de circuits dat rechtvaardigt. Dit wetsvoorstel dient om deze inconsequentie weg te nemen. Nogmaals: eenduidigheid in de regelgeving staat bij mij voorop. Met deze wetswijziging geeft het kabinet aan geen onderscheid te willen maken in het soort activiteit waarvoor de 12 dagenregeling geldt. Waarom zou de 12 dagenregeling wel gelden voor fabrieken of andere bedrijven en niet voor racecircuits? Het zou toch vreemd zijn om op politieke gronden aan het ene bedrijf andere eisen te stellen dan aan het andere bedrijf? Als minister van Milieu maak ik daarin geen onderscheid.

Als mevrouw Van Gent dit gelegenheidswetgeving wil noemen, laat ik dat oordeel graag voor haar rekening. In mijn woordenboek betekent eenduidigheid het niet maken van uitzonderingen. Mevrouw Van Gent wil nadrukkelijk wel een categorie uitsluiten. Dat is niet wat ik onder eenduidige regelgeving versta.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb toch nog wel een paar vragen over de Raad van State. Het kabinet heeft heel lang volgehouden dat deze regeling een verduidelijking zou zijn van bestaande regelgeving. Uiteindelijk heeft de minister, na het pittige commentaar van de Raad van State en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening, moeten toegeven dat de geluidsniveaus op de uitzonderingsdagen onaanvaardbaar hoog zijn en dat de zeven extra dagen de situatie verder verslechteren. Dat lijkt mij een belangrijk punt voor alle mensen die hiermee geconfronteerd worden. Veel hebben een pleziertje, maar veel hebben enorme overlast. Ik vraag de minister voor Milieu hoe zij daarmee omgaat en hoe zij dit punt van de Raad van State beoordeelt.

Minister Cramer:

Het gaat niet om verruiming, maar om verduidelijking. Dat is wat door de Raad van State naar voren is gebracht. Als het punt anders zou moeten worden gezien omdat het anders inconsistent zou zijn, zou het noodzakelijk zijn om de wetgeving dusdanig aan te passen dat die eenduidigheid verhelderd wordt. Dat is wat ik gedaan heb.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat klopt niet. In mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat dit oorspronkelijk de insteek van de minister was. Vervolgens geeft de Raad van State daar commentaar op. Hij zegt dat het gaat om een verruiming van de geluidsnormen. Ook de eerdergenoemde stichting – deze organen zijn allemaal niet van de straat – zegt dat het gaat om een verruiming van de geluidsnormen. De minister heeft dat zelf ook schoorvoetend toegegeven in het nader verslag. Ik wil er opheldering over. De minister kan dit niet met de mantel der liefde bedekken in de zin van: wij leggen het nog eens wat beter uit en verder maakt het geen verschil. Het maakt wel degelijk verschil, het is een verruiming. Voor degenen die met de overlast worden geconfronteerd, is het ook een verruiming. Daar wil ik gewoon een reactie op.

Minister Cramer:

De Raad van State heeft heel duidelijk gezegd dat het bij die twaalf dagen bij de racecircuits te maken heeft met de kernactiviteit. Meestal gaat het om uitzonderlijke bedrijfssituaties, maar hier gaat het dus om de kernactiviteit. Wat is op de keper beschouwd het verschil tussen het een en het ander? Daarover kregen wij discussie en niet over het oprekken, verruimen of wat dan ook. Hoe krijgen wij die verduidelijking erin dat het bij racecircuits weliswaar gaat om dezelfde kernactiviteit, maar dat het in het kader van grotere sportevenementen met wat meer volume gepaard gaat? Nogmaals, het is in principe dezelfde kernactiviteit. Ik kan het tien keer herhalen, maar dit is de essentie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is dezelfde kernactiviteit, maar zij wordt verruimd. Het gaat vaker plaatsvinden. Nogmaals, de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening, een belangrijke adviserende onderzoeksclub van de Raad van State, zegt dat de geluidsniveaus op deze dagen nu al onaanvaardbaar hoog zijn en dat de zeven extra dagen die situatie verder verslechteren. Ik wil van de minister van Milieu een reactie op deze uitspraak. Zij accepteert een uitbreiding van de onaanvaardbare hoge geluidsoverlast die er nu al is. Dat vindt u allemaal prima?

Minister Cramer:

Het gaat erom dat ik eenduidigheid wil in de interpretatie van de Wet geluidhinder. Er is een 12 dagenregeling die ik op een eenduidige manier wil uitleggen. Voor de grote industriële parken is de 12 dagenregeling vooral gekoppeld aan specifieke situaties die anders zijn dan normaal. In dit geval is sprake van een racecircuit waar naast die twaalf dagen ook geracet wordt, alleen in mindere mate. De uitzonderlijke situatie is dan die twaalf dagen dat grotere evenementen plaatsvinden. Die is dus vergelijkbaar met de uitzonderlijke situaties van die industriële parken. Daarmee heb ik het verhaal nu drie keer op dezelfde manier uitgelegd en ik ga dat geen vierde keer doen.

De heer Jansen (SP):

De essentie van de redenering van de minister is het adagium van gelijke monniken, gelijke kappen; aan de ene kant bedrijven en aan de andere kant racecircuits. De vraag is of er sprake is van gelijke monniken. De minister zou eens een voorbeeld moeten geven van bedrijven waarbij het verschil tussen de normale situatie – die 353 dagen per jaar – en die twaalf dagen uitzonderlijke situatie zo groot is als bij racecircuits. Ik denk dat zij een paar gevallen kan vinden waar het misschien 10 dB scheelt, bijvoorbeeld 55 dB en 65 dB. In dit geval is het 55 dB en 85 dB of 95 dB. Dat is kortom een gigantisch verschil. Volgens mij is er dus geen sprake van vergelijkbare situaties. Als dat wel zo is, zou ik graag willen dat de minister dit onderbouwt. Als de minister moet erkennen dat het zo is, zoals ik denk dat het is, rechtvaardigt dat natuurlijk wel een aantal aanvullende voorwaarden. Daarmee moet in ieder geval het bijkomende leed worden verzacht. De essentie van mijn inbreng is namelijk om door flankerend beleid te proberen een race mogelijk te maken, maar dat wel een beetje fatsoenlijk in te kaderen.

Minister Cramer:

Ik heb al gezegd dat het bij de twaalf dagen die uitgezonderd worden vooral gaat om situaties die lawaaiiger zijn dan gebruikelijk. Ik heb nu niet paraat hoeveel lawaaiiger het ene en het andere park is. Dat valt ook niet onder mijn verantwoordelijkheid. Het is mijn verantwoordelijkheid om het eenduidig te regelen. Ik kom er zo op terug wat aan het bevoegd gezag kan worden meegegeven, opdat zij dit additioneel nog regelen. Ik kom echter zo op het punt van de heer Jansen terug. Ik wil nu dus graag op de vragen ingaan, zodat ik vervolgens uitgebreid kan ingaan op de punten van de heer Jansen die zijn vervat in twee amendementen.

De heer Jansen (SP):

Ik neem het de minister uiteraard niet kwalijk dat zij niet direct de casuïstiek uit de mouw kan schudden, maar ik wil toch graag dat zij ingaat op de principiële vraag van "stel dat het zo is". Het lijkt mij dat zij dit voor de stemmingen kan uitzoeken. Het gat tussen de normale en de uitzonderlijke situatie is bij bedrijven volgens mij hooguit 10 dB. In dit geval is echter sprake van een verschil van 30 dB of misschien zelfs 40 dB. Daardoor is wel degelijk sprake van een groot verschil tussen de algemene situatie van bedrijven en de specifieke situatie van de twee circuits. Dat rechtvaardigt dat wij extra kritisch zijn op flankerende voorwaarden.

Minister Cramer:

Het is mijn taak om eenduidigheid te creëren in de Wet geluidhinder. Het is de taak van het bevoegd gezag, in dit geval de provincie, om in het kader van de uitvoering van deze wetgeving aanvullende maatregelen te nemen en de vergunningverlening daarop aan te passen, als zij dat wenst. Daarover ga ik verder niet. Dat is aan het bevoegd gezag. Ik vind het belangrijk dat het punt van de heer Jansen dan aan de orde komt. Dat zal ik ook zeker onder de aandacht brengen van het bevoegd gezag, maar het is niet mijn taak en het is niet de essentie van deze wetgeving.

De heer Jansen (SP):

Ik constateer dat de minister voor de derde keer geen antwoord geeft op de hamvraag, namelijk of de situatie van racecircuits nou wel of niet te vergelijken is met die van bedrijven. Is sprake van het adagium gelijke monniken, gelijke kappen? De minister ontloopt het antwoord op die vraag en ik constateer dat dit dus waarschijnlijk niet zo is en zij daarmee eigenlijk een ongelijke situatie wil bestendigen.

Minister Cramer:

Ik begrijp echt niet wat de heer Jansen nou zegt. Ik zeg nogmaals heel nadrukkelijk dat het bij de twaalf dagen gaat om extra lawaai. In dit wetsvoorstel wordt niet geregeld wat daarvan precies de plafonds zijn. Dat is niet vastgelegd, want dit wordt in een vergunning vastgelegd door het bevoegd gezag. Ik heb er dus niets mee te maken hoe ik dat moet vergelijken; dat is mijn taak helemaal niet. Dat heb ik nu drie keer gezegd.

Voorzitter. Dan heb ik nog een paar vragen van mevrouw Van Gent. Zij begon haar verhaal met haar eigen geschiedenis; dat zij is opgegroeid in Assen en dat zij het gebied van de TT Assen heel goed kent. Ik moet zeggen dat ik ben opgegroeid in de Kennemerduinen en het racecircuit van Zandvoort op mijn duimpje ken. Ik heb daar vele malen naar gekeken en geluisterd.

Nu naar de vragen. De eerste vraag was: gaat de provincie nadere voorwaarden stellen aan de vergunningen? Deze vraag heb ik zonet in wezen al beantwoord bij de heer Jansen. De implementatie en de handhaving zijn de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en dat is in dit geval de provincie.

De tweede vraag van mevrouw Van Gent was: waarom voorrang geven aan een paar racers boven 2 miljoen wandelaars? Wandelaars brengen daar meer tijd door enzovoort. Ik heb ook andere Kamerleden gehoord en ik was het met die reactie eens. Ik zal deze zelf ook verwoorden. Voorrang voor autoliefhebbers geldt ingevolge het wetsvoorstel maximaal twaalf dagen per jaar. De overige 353 dagen is hiervan echt geen sprake. Dat is wat mij betreft dan ook een goede balans.

Mevrouw Van Gent vroeg ook nog of de maximumsnelheid op de N13 gehandhaafd blijft. De maximumsnelheid is natuurlijk iets wat mijn collega Eurlings aangaat, maar het gaat ook om de geluidsnormen nabij Assen, die op dit moment zijn geregeld via de Wet geluidhinder en de Tracéwet. Zoals bekend is er een wetsvoorstel in voorbereiding en in behandeling bij de Kamer, SWUNG I, waarin dit soort zaken allemaal nog veel beter worden geregeld, dus het lawaai van de wegen eromheen is al via andere wetgeving geregeld.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Papier is geduldig. Ik weet dat dit allemaal in behandeling is. Applaus, zou ik zeggen. Mijn vraag is heel eenvoudig. De heer Boelhouwer zegt ook dat de minister heel goed bezig is als het gaat om geluidshinder en -schermen. Kan de minister garanderen dat voordat de geluidsoverlast in de wijk Baggelhuizen toeneemt door de uitbreiding van activiteiten op het TT-circuit, de bewoners van de wijk Baggelhuizen hun geluidsschermen hebben?

Minister Cramer:

Als u ervoor zorgt dat de wetgeving snel door de Kamer is, kunnen wij het snel regelen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ja, maar dat kunt u nu ook al bij de huidige wetgeving doen. Dat is natuurlijk compleet flauwekul. Ik heb begrepen dat het nu allemaal veel beter gaat. Dan lijkt het mij dat er niet aan de ene kant activiteiten met ernstige, zware geluidsoverlast worden uitgebreid en aan de andere kant een behoorlijke wijk met de gebakken peren zit. Bij een opeenstapeling van zaken is dat nu niet geregeld. Dat kan de minister ook met de huidige wetgeving prima organiseren, dus het is een beetje flauw dat de minister dit nu als uitwijk kiest. Volgens mij vliegt ze toch een beetje uit de bocht en dat vind ik jammer.

Minister Cramer:

Wij hebben nu wet- en regelgeving, maar deze wordt nog beter, ook voor de bewoners daar, als SWUNG I wordt aangenomen. Dat is ook een punt waaraan ik zeer veel aandacht besteed, want geluidshinder is een van mijn prioriteiten, zoals men weet. De uitvoering is geregeld zodra de wetgeving is aangenomen in beide Kamers.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is mijn punt niet. Het gaat erom in welke volgorde je wat doet. Dat is mijn vraag aan de minister. Het is nu zo dat de wijk Baggelhuizen wordt geconfronteerd met extreme geluidsoverlast, die alleen maar groter wordt door deze voorstellen, en dat geldt ook voor het recreatiepark dat vlak bij de TT-baan ligt. Ondertussen moeten ze maar geduldig afwachten totdat dit eens wordt opgelost voor hen. Mijn stelling is: als aan de ene kant wordt uitgebreid, is het toch niet te veel gevraagd om aan de andere kant deze wijkbewoners en het recreatiepark tegemoet te komen en voor hen die geluidsschermen te regelen? Dat is het enige wat ik vraag.

Minister Cramer:

Ik zeg het nog één keer. Wij zijn bezig met die wetswijziging en wij lopen al vooruit op de uitvoering daarvan. Er is in Assen dus wel degelijk initiatief genomen om voorbereidingen te treffen voor alles wat nodig is om onder de plafonds te blijven die binnenkort worden gesteld. Neem van mij aan dat wij er alles aan doen om de geluidsoverlast, ook voor de mensen daar, te beperken tot wat volgens de normen mag.

Mevrouw Van Gent had nog een vraag over de vergelijking met popconcerten in Nijmegen. Ook mevrouw Neppérus heeft hierover een vraag gesteld, maar dan in iets andere zin. Ik zal eerst de vraag van mevrouw Van Gent beantwoorden. De regels die voor Nijmegen gelden, gelden ook voor Assen. De vergunning blijft. Er kunnen ook eisen worden gesteld aan piekgeluid van popmuziek, maar het is aan de provincie om dat te doen. Waarom is geen vergunning nodig voor popconcerten in Nijmegen, maar wel voor popconcerten elders? Deze interpretatie van mevrouw Van Gent is echt een misverstand. Ook hier is sprake van een vergunningplicht, want de twaalf dagen worden geregeld in een overkoepelende vergunning voor beide circuits. Deze vergunning kan eisen bevatten voor geluid. Dat moet dan door het bevoegd gezag verder geregeld worden. In het wijzigingsvoorstel dat nu aan de orde is, is geregeld dat het bevoegd gezag eisen kan stellen.

Mevrouw Neppérus vroeg waarom de twaalf dagen ook voor popconcerten gelden. Dat was het enige punt dat zij nog verduidelijkt wilde zien, verder had zij geen specifieke vragen. De intentie van het wetsvoorstel is om ook sportevenementen mogelijk te maken. Het gaat om eenduidigheid. Het is aan het bevoegd gezag om te beslissen welke activiteiten precies onder die twaalf dagen toegestaan zijn. Met andere woorden: ook in andere situaties zijn die twaalf dagen niet gespecificeerd. Als je dat hiervoor wel zou doen, dan zou je niet eenduidig zijn. Vandaar dat in het wetsvoorstel staat dat deze regeling geldt voor de racecircuits, maar dat, als het bevoegd gezag binnen die twaalf dagen één of twee popconcerten wil toestaan, dit in principe mogelijk is. Voor piekbelastinglawaai kunnen nog extra eisen in de vergunning worden opgenomen. Zo zit het in elkaar.

De heer Jansen heeft twee amendementen ingediend, die ik meteen bij mijn antwoord zal betrekken. Zij zijn in een vragende vorm gegoten, dus ik behandel ze ook als vragen. Met het amendement op stuk nr. 7 wil de heer Jansen de 12 dagenregeling beperken tot grootschalige internationale racewedstrijden, met uitsluiting van andere activiteiten. Hiermee gaat hij eigenlijk in op hetzelfde punt als de popconcerten. Ik heb al uitgelegd dat voor de 12 dagenregeling nu in de wetgeving is vastgelegd dat het aan het bevoegd gezag is om te bepalen welke activiteiten plaatsvinden; die worden dus niet gespecificeerd.

Met het amendement op stuk nr. 8 wil de heer Jansen de 12 dagenregeling beperken tot dagperioden en zondagmiddagen. Ook nu moet het bevoegd gezag hieraan invulling geven. Wij moeten dit niet wettelijk regelen, want dan ontstaat er weer inconsistentie in de algehele wetgeving. Daarom ontraad ik de aanneming van beide amendementen.

De heer Jansen heeft verder gevraagd waarom de overige circuits niet bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen. Eerlijk gezegd zie ik daar het nut niet van. Er is nu een wet waarin alles wordt geregeld. Voor alle circuits kan nu een regeling worden getroffen zoals in de wet is vastgelegd. Dit kan dan via een ministeriële regeling verlopen. Ik zie de meerwaarde daarvan niet in.

Verschillende woordvoerders hebben gevraagd of er een wijziging komt in de bezwaar- en beroepsmogelijkheden van omwonenden. Ik moet heel nadrukkelijk stellen dat het wetsvoorstel geen wijziging brengt in het recht van belanghebbenden om bezwaar te maken en eventueel beroep in te stellen tegen de vergunningverlening voor door hen ongewenste activiteiten op het circuit. Wel zal het voorliggend wetsvoorstel als kader gelden bij de vergunningverlening en dus ook bij de beoordeling daarvan door de bestuursrechter. Activiteiten die onder de 12 dagenregeling vallen, zullen dus niet worden betrokken bij de bepaling van de geluidsbelasting van het gezoneerde industrieterrein waarop het circuit in kwestie ligt.

De vraag van de heer Bilder ging er met name over dat er geen aanwijzing is voor lawaaigebieden voor sporten en voor hobby's. Kunnen er naast stiltegebieden ook gebieden worden aangewezen waar juist meer geluidsproductie wordt toegestaan, bijvoorbeeld voor sporten en hobby's? Dat zou een situatie zijn die omgekeerd is aan het beleid over stiltegebieden dat is vastgelegd in de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder. Voor stiltegebieden geldt een duidelijk beleid. Lawaaigebieden worden via het ruimtelijk beleid geregeld. Een gemeente of provincie heeft de mogelijkheid om zelf in het kader van de ruimtelijke inrichting gebieden aan te wijzen.

Hiermee heb ik eigenlijk alle vragen beantwoord, want de heer Boelhouwer had geen vragen. Hij betuigde alleen zijn steun voor dit wetsvoorstel. Ik wil tot slot de opmerking maken dat mogelijkerwijs mevrouw Van Gent in de toekomst dit wetsvoorstel wel zal onderschrijven, namelijk wanneer wij alle racecircuits zullen gebruiken met toepassing van elektrische raceauto's of raceauto's op zonne-energie.

De voorzitter:

Er is behoefte aan een tweede termijn. Ik geef het woord aan mevrouw Van Gent. Niet zo snel, ik ben geen racevoorzitter.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nee, gelukkig niet, voorzitter. U bent altijd de rust zelve. Dat waardeer ik enorm.

Ik wil de minister hartelijk bedanken voor haar antwoord. Ik kom even op de laatste opmerking terug. Ik snap dat de minister mij nog probeert te verleiden. Dat waardeer ik op zich. Het gaat echter om de volgorde die je kiest. Laten wij eerst die auto's omvormen en dan kijken welk circuit daarvoor nodig is. Je kunt ook een deal sluiten over bijvoorbeeld trapauto's, steppen of wat dan ook. Afhankelijk van hoe je dat doet, valt er natuurlijk met GroenLinks te praten. Ik wil onderstrepen dat wij helemaal niet tegen de circuits en het racen zijn, maar wij willen dit wel binnen de juiste kaders organiseren. Daarover maak ik mij toch zorgen. Het is duidelijk dat de minister door de bocht is. De aanwezige coalitiepartijen zijn door de bocht. De PVV vindt het allemaal prachtig. De VVD heeft iets van: nou ja, doe dan maar. Het gaat dus gewoon gebeuren. Ik vind dat heel jammer.

Er kan worden geschermd met enorme percentages, maar je moet altijd rekening houden met minderheden die enorm lijden onder de overlast. De Raad van State gebruikt termen als "onaanvaardbaar hoog". Een onaanvaardbaar hoge geluidsoverlast wordt gewoon uitgebreid. Dat is geen verduidelijking maar een verruiming van de geluidsnormen en het aantal dagen. De minister heeft dat zelf schriftelijk schoorvoetend toegegeven; nu draait zij een beetje om de hete brij heen. Ik betreur dat enorm.

Met de geluidsschermen is er toch een probleem. De heer Boelhouwer zegt dat het nu allemaal fantastisch is geregeld, met grote dank aan de minister. Natuurlijk zijn er zaken ingezet om het te verbeteren. Ik heb dat nog even gecheckt bij de heer Jansen, want ik wilde precies weten hoe het zit. Het kan echter nog best lang duren voordat het allemaal gerealiseerd is. Ik hoor als termijn 2020. Ik hoop niet dat die termijn geldt voor de bewoners van Baggelhuizen en zo zijn er een heleboel voorbeelden van mensen die zo lang moeten wachten. Ook hier geldt in welke volgorde je wat doet. Ik vind dat de minister daarover te gemakkelijk doet en dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat omwonenden in de omgeving van Assen-Zuid niet alleen geluidsoverlast ondervinden van het TT-circuit, een schietbaan en een militair oefenterrein, maar ook van de A28 en de N33;

constaterende dat die situatie door het intensievere gebruik van het TT-circuit in combinatie met de verbreding van de N33, de bouw van een fly-over naar de A28 en de mogelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein en leisure zone verder verslechtert;

overwegende dat een dergelijke stapeling van lawaaibronnen niet wenselijk is en het rijksbeleid – mede op grond van gezondheidsoverwegingen – streeft naar vermindering van geluidsoverlast;

verzoekt de regering, gezamenlijk met de provincie Drenthe en de gemeente Assen geluidsreducerende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de geplande activiteiten en (rijks)investeringen geen extra lawaaioverlast geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(31998).

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat de SP-fractie vindt dat de overheid ruimhartig moet meewerken aan grootschalige evenementen zoals race- en motorsportwedstrijden. Daarover zijn wij het eens. Ik heb in de interrupties echter moeite gekregen met de manier waarop de minister vervolgens zegt dat alle negatieve effecten moeten worden overgelaten aan lagere overheden. Zij gaat zich daarmee niet bemoeien. Ik vind de argumentatie die zij daarvoor heeft, niet overtuigend. Zij heeft namelijk zelf gezegd dat zij race- en motorsportevenementen wil faciliteren binnen duidelijke kaders. Ik vraag mij af welke duidelijke kaders dat zijn. Behalve de twaalf dagen zie ik geen enkel kader dat zij creëert. Zij laat immers alles over aan gedeputeerde staten van de desbetreffende provincies. Dat doet zij op andere terreinen van de milieuwetgeving ook niet. Ik snap eerlijk gezegd niet waarom zij voor afwijkende gevallen niet een aantal venstertijden meegeeft waaraan men zich moet houden. Dat is dan een soort extra beveiliging voor de omwonenden dat het niet te gek wordt.

Wij hadden een discussie over gelijke monniken, gelijke kappen. Het lijkt mij dat het wel wat uitmaakt of de uitzondering op de regel, de twaalf dagen, 10 dB boven het normale niveau zit, zoals bij bedrijven het geval is, of 30 dB tot 40 dB, zoals het geval is bij de circuitwedstrijden. 10 dB is een verdubbeling van het lawaai, terwijl 30 dB tot 40 dB een verachtvoudiging of verzestienvoudiging van het lawaai betekent. Dat is heel veel, ook voor twaalf dagen per jaar. Ik voorspel dat omwonenden van het circuit planschadeclaims gaan indienen. Dat zit er dik in. Ik vraag dan ook wie die planschade gaat betalen. Is dat de belastingbetaler of de desbetreffende gemeente of is geregeld dat de circuits daarvoor opdraaien? Het zou chiquer zijn als de minister nu duidelijk is en vanwege de bijzondere situatie van de circuits voor het grote verschil tussen de normale bedrijfsvoering en de twaalf dagen waarop geracet wordt, enkele bijzondere voorwaarden stelt.

De minister zegt dat gedeputeerde staten aanvullende eisen kunnen stellen. Stel dat gedeputeerde staten een maximale eis aan het geluid stellen. Dan gaat het evenement niet door, want dat maximale geluid hoort bij een racewedstrijd. De enige mogelijkheid die gedeputeerde staten hebben, is om venstertijden in te stellen, zodat men bijvoorbeeld niet 's nachts mag racen, zoals op Le Mans of in Singapore. Gedeputeerde staten kunnen ook besluiten om niet allerlei evenementen te laten meeliften, waarvoor prima accommodaties zijn, ook in Noord-Nederland, zoals de Euroborg. Dat is nog een betere accommodatie ook. Wij gaan geen oneigenlijk gebruik maken van deze wetgeving. Volgens de memorie van toelichting gaat het om internationale racewedstrijden. Dat zijn geen anderen evenementen.

De minister gebruikt als specifiek argument tegen het amendement over de venstertijden dat wij ook geen venstertijden vaststellen voor bedrijven. Laat de minister dan eens ingaan op het feit dat er bij bedrijven geen sprake is van een extreem groot gat tussen de normale geluidsbelasting en de geluidsbelasting in deze situatie. Voor Schiphol worden ook venstertijden gehanteerd. Dat is niet voor niets en het komt doordat er een enorm gat is tussen wat er normaal gesproken bij bedrijven aan lawaai naar buiten komt en het lawaai als er een vliegtuig overkomt. Er is alle reden om hier speciaal naar te kijken.

De minister zei dat zij geen meerwaarde zag in een AMvB ten opzichte van een ministeriële regeling. Ik zie die meerwaarde wel, want in een ministeriële regeling kan de minister onbeperkt nieuwe locaties aanwijzen voor internationale race-evenementen. Dat lijkt mij niet gewenst. Het lijkt mij op zijn minst gewenst dat de volksvertegenwoordiging van te voren een oordeel kan geven over de vraag of dit wel wenselijk is. Ik denk dat het juist wenselijk is om die evenementen te concentreren, gezien de vormen van overlast.

De minister sloot af met de wens dat er ooit nog eens races met elektrische auto's zouden worden gehouden in Assen of in Zandvoort. Dat zou best kunnen, want die kunnen tegenwoordig ook aardig hard. Het zou echter een stuk praktischer zijn als de minister zou zeggen dat Nederland ervoor gaat pleiten dat er bij Formele 1-races of A1 GP-races grenzen worden gesteld aan het geluid van raceauto's. Als lezer van menig autoblad kan ik u zeggen dat dit een fluitje van een cent is. Er worden op dit moment ook eisen gesteld aan het energieverbruik van raceauto's. Binnen twee jaar heeft dit tot spectaculaire resultaten geleid. Het is dus heel goed denkbaar dat ook de internationale raceorganisaties op dit punt hun maatschappelijke verantwoordelijkheid gaan nemen. Uiteindelijk blijkt het erom te gaan dat er gelijke condities zijn voor iedereen die aan de race meedoet. Het lijkt mij dat Nederland ervoor zou kunnen pleiten om de lat op het gebied van het geluid iets lager te leggen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De heer Jansen begon met de term ruimhartig, maar daarna heeft hij drieënhalve minuut alleen maar over mogelijke beperkingen gesproken. Wat betekent zijn ruimhartigheid dan? Als hij gewoon bedoelt dat hij tegen verruiming is, dan is het uiteraard zijn volste recht om dat te zeggen. Maar nu botst een en ander met elkaar. Graag wil ik daarover uitleg.

De heer Jansen (SP):

Ik word in die rol gedwongen door de minister van VROM. Normaal gesproken zou ik verwachten dat de minister van milieu voor het evenwicht staat. Dat betekent aan de ene kant het bieden van ruimte voor race-evenementen. Daar zijn wij ook voor, maar ik zou dan graag zien dat er ter compensatie op de 353 andere dagen van het jaar iets wordt teruggedaan voor de mensen. Ik zie nu helemaal niets. Ik zie alleen dat de deur wordt opengezet voor van alles en nog wat, zonder enige beperking. Daar is de SP-fractie tegen. Het is ook niet in lijn met wat het wetsvoorstel zegt te beogen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Toch blijf ik het vreemd vinden. De heer Jansen maakt één opmerking over ruimhartigheid en daarna heeft hij het drieënhalve minuut lang over alle mogelijke beperkingen. Waar is dan de balans in zijn eigen betoog?

De heer Jansen (SP):

Nogmaals, als Kamerlid en volksvertegenwoordiger word ik geacht op te komen voor de belangen van alle Nederlanders; niet alleen voor de raceliefhebbers, maar ook voor de mensen die om de circuits heen wonen en voor de recreanten. Ik probeer dat naar eer en geweten te doen. Ik constateer tot mijn verbazing dat andere volksvertegenwoordigers op dit punt verstek laten gaan. Ik had verwacht dat u in uw bijdrage op dat punt ook wat meer balans zou brengen. Ik moet daar dan meer aan doen. In mijn eigen termijn heb ik gezegd dat wij graag willen dat er in Nederland ruimte is voor auto- en motorsportevenementen. Graag, maar wel op een nette manier.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Noch de Wet geluidhinder noch de Wet milieubeheer kennen een planschaderegeling. Die kennen wij wel in de Wro, maar niet in die andere wetten. Waarop baseert u uw dreigement tegenover de belastingbetaler?

De heer Jansen (SP):

Ik ben geen jurist, maar de heer Boelhouwer is hier vast beter in. Als dit zo is, vind ik het eigenlijk nog erger en dan zou de heer Boelhouwer nog minder onzorgvuldig moeten zijn ten opzichte van de mensen die eromheen wonen. Zij lijden evident schade. U hebt het over slechts twaalf dagen per jaar, maar u zult er zelf om de hoek wonen. Krijgen zij dan niet de mogelijkheid om planschade te claimen? Dat is ook niet zo sterk, mijnheer Boelhouwer!

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wetswijziging een stap in de goede richting is om internationale evenementen naar de circuits van Assen en Zandvoort te halen;

overwegende dat Nederland al sinds 1985 niet meer is opgenomen in het Wereldkampioenschap van de Formule 1;

overwegende dat honderdduizenden fans van de Formule 1 blij zouden zijn met een terugkeer van de "Dutch Grand Prix";

verzoekt de regering, in overleg te treden met beide circuits om te onderzoeken welke andere maatregelen nog nodig zijn om weer Formule1-wedstrijden op Nederlandse bodem te laten rijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(31998).

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor het antwoord op mijn vraag; dat was voldoende verduidelijkend. Ik denk dat wij met dit wetsvoorstel wat meer helderheid krijgen over wat nog wel en niet mag. Dat hing altijd in de lucht. Welnu, die duidelijkheid komt er.

Ik heb er vertrouwen in dat de provincie als bevoegd gezag daar goed naar kijkt. Dat wil ik dan ook rustig afwachten.

Als VVD laten wij het plezier van velen zwaar wegen, al hoop ik wel dat wij binnen een aantal jaren daar ook anderen daadwerkelijk zien rijden. Het zou dan voor iedereen even prettig zijn.

De heer Bilder (CDA):

Voorzitter. Ook ik spreek mijn dank en waardering uit voor de beantwoording door de minister. Wat mij betreft, is dat een heel duidelijk verhaal. Wij praten nu over een regeling die een en ander vooral verduidelijkt. Dat was ook het doel.

Wat mij betreft, is het een duidelijke uitspraak over het vertrouwen in gedeputeerde staten om deze zaken te beoordelen. Wij moeten tegen deze achtergrond ook steeds voor ogen houden dat niet alleen wij in Den Haag, maar ook andere overheden democratisch zijn gelegitimeerd en op een verantwoorde wijze te werk gaan. Voor zover de verantwoordelijkheid bij gedeputeerde staten ligt, is die wat ons betreft in vertrouwde handen.

Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Boelhouwer over planschade. Planschade heeft inderdaad te maken met het wijzigen van een bestemmingsplan, maar dat is hierbij niet aan de orde. Wij moeten ook steeds voor ogen houden dat het hierbij uiteindelijk gaat om een verduidelijking van een bestaande regeling. Daaruit kan helemaal geen schade voortvloeien.

Wat mij betreft, is deze verduidelijking een verbetering. Daarom zal dit wetsvoorstel de steun van de CDA-fractie krijgen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb toch nog een vraag. Het is mij helder, maar de heer Bilder heeft het nu ook over verduidelijking. Dat zijn weliswaar mooie woordspelletjes van de heer Bilder, maar het is volstrekte flauwekul. Ik wil dan ook graag dat de heer Bilder ingaat op wat de Raad van State heeft opgemerkt. De Raad van State kan op zich wel voor zichzelf opkomen, maar die opmerkingen worden hier nu in een zwiep de zaal uit gesmeten. De Raad van State heeft wel glashelder aangegeven dat het hierbij gaat om een verruiming van de geluidsnormen. Dit is ook door de minister schoorvoetend toegegeven in het verslag. Dan is mijn vraag aan de heer Bilder: wat zijn dit voor spelletjes om dit gewoon te ontkennen?

De heer Bilder (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik maak ernstig bezwaar tegen dit soort aantijgingen. Mevrouw Van Gent is daar de hele avond al mee bezig. Zij begint daarmee met de opmerking dat de minister waarschijnlijk de mogelijkheden voor de uitoefening van een hobby van de minister-president aan het verruimen is. Zij zegt nu dat het om woordspelletjes gaat. De minister heeft zojuist "in drie termijnen" duidelijk gemaakt wat aan de orde is; dit staat ook heel duidelijk in de gewisselde stukken. Nogmaals, het gaat in de kern om een verduidelijking van de bestaande regelgeving; die leidt ertoe dat de mogelijkheid ontstaat om maximaal twaalf dagen in een jaar bepaalde evenementen te organiseren die boven de gebruikelijke geluidsnormen uitgaan. De zaak is in die zin klip-en-klaar. Dat heeft niets te maken met woordspelletjes, maar met het opheffen van bestaande onduidelijkheden. Ik kan er ook niet meer van maken. U wilt het niet begrijpen en daarin zal ik vanavond waarschijnlijk geen verandering brengen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het staat gewoon op papier. Ik lees echt mijn stukken wel, maar het is maar net wat je wilt negeren. Laat ik het zo zeggen.

Ik waag een volgende poging. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak, waarover ik het al een paar keer heb gehad, geeft glashelder aan dat de geluidsniveaus op de huidige dagen onaanvaardbaar hoog zijn en dat de zeven extra dagen – dat heeft niet met duidelijkheid te maken, want dat zijn gewoon extra dagen – de situatie verder verslechteren. Daarop wil ik nu toch eens een reactie, want anders houden wij elkaar hier een beetje voor de gek. Daar ben ik niet voor.

Op het punt van de minister-president gaf u zelf een suggestie, mijnheer Bilder. U zei: als ik mevrouw Van Gent blij maak, dan maak ik anderen wellicht minder blij. Ik weet niet op wie u doelde, maar ik dacht even aan de minister-president, die zelf in Zandvoort reclame heeft gemaakt voor de zaak. Nu de heer Bilder weer.

De heer Bilder (CDA):

Ik begrijp dat ik van mevrouw Van Gent het woord weer krijg. U moet alle stukken lezen, mevrouw Van Gent. De zaak is in drie rondes door de minister onder woorden gebracht. Ik probeer niet om dat te verbeteren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat kan u ook niet.

De heer Bilder (CDA):

Nee, ik beweer ook helemaal niet dat ik de minister kan verbeteren. Absoluut niet. De zaak is helder in de zin dat het om een verduidelijking gaat van de bestaande regelgeving rond die twaalf dagen. Dat is steeds de essentie geweest. Ik verander dat nu niet. Omdat die onduidelijkheid er was, leidt dat in de praktijk tot het gebruik van die twaalf dagen. Dat is de kwestie.

Dan kom ik op dat blij maken. Ik heb geprobeerd om in mijn eerste termijn duidelijk te maken dat er tussen uw vertrekpunt en het mijne grote verschillen bestaan. Op het moment dat wij op één lijn zitten, ben ik waarschijnlijk losgekomen van mijn eigen uitgangspunten. Ik heb er ook bij gezegd dat ik er zelf niet blij van zou worden. Het ging hierbij dus niet om de minister-president, maar om hetgeen waarvoor je staat. Ik sta voor de vertrekpunten die horen bij mijn politieke partij. Dat houdt dus ook in dat de mensen ruimte wordt geboden om hun sport te beoefenen. Er moet een afweging van belangen worden gemaakt. Het gaat hierbij in de kern om de mogelijkheid om op twaalf dagen in het jaar iets te doen. Er zijn dus 353 dagen per jaar uitgezonderd van diezelfde activiteiten.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind het toch jammer dat ik geen antwoord krijg op mijn vraag over het punt van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak. Die stichting geeft heel helder aan dat het hierbij gaat om een verruiming van de onaanvaardbaar hoge geluidsoverlast die nu al plaatsvindt. Ik wil graag een bewijs van de heer Bilder. Dat lijkt mij een redelijke vraag als hij zoveel poeha maakt dat het niet in de stukken zou staan. Het staat er wel degelijk in en daaraan gaat hij volledig voorbij.

De heer Bilder (CDA):

Ik wil u absoluut tot kampioen kronen op het punt van poeha maken, mevrouw Van Gent. U bent pas tevreden met een antwoord als ik zeg wat u wilt. Dat doe ik niet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee, mevrouw Van Gent, u hebt ten opzichte van elkaar geen recht op antwoorden. Dat is bekend.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

U hebt dus ook wel door dat ik nog steeds geen antwoord heb gekregen, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, nu legt u mij iets in de mond.

De heer Bilder (CDA):

Ik denk dat ik u voldoende heb meegegeven, mevrouw Van Gent. Als u vanavond nog steeds niet begrijpt hoe de zaak in elkaar steekt, dan moet u bij uzelf te rade gaan en niet bij mij.

De voorzitter:

Mijnheer Jansen.

De heer Jansen (SP):

Volgens de heer Bilder is dit wetsvoorstel een verduidelijking en geen verruiming van de geluidsnormen. Betekent dit dat, naar de mening van de CDA-fractie, de geluidsemissies van de circuits per saldo ongeveer hetzelfde blijven?

De heer Bilder (CDA):

Nee, dat betekent het niet. Ik heb al een groot aantal keren herhaald dat er door die verduidelijking ruimte ontstaat om die twaalf dagen te benutten. Het is ten diepste een verduidelijking. Daarom gaat het.

De voorzitter:

Ik heb het idee dat ik iedere keer hetzelfde rondje hoor. Een circuit heeft dan ook dat kenmerk.

De heer Jansen (SP):

Ik heb nog een nieuw argument, voorzitter. Ik sprak deze week met de adviseur van de Nederlandse Stichting Geluidshinder. Ik hoorde dat de CDA-fractie recentelijk bij die stichting advies heeft gevraagd over het wetsvoorstel over modernisering van het geluidsbeleid. Dat is het wetsvoorstel waarover de minister zojuist sprak. Dat is die grote sprong voorwaarts. De CDA-fractie heeft blijkbaar groot vertrouwen in de Nederlandse Stichting Geluidshinder. Dat hebben wij ook. De Nederlandse Stichting Geluidshinder zegt dat het wetsvoorstel over de circuits een aantal grote problemen oplevert. De SP-fractie probeert daaraan flankerend iets te doen. Waarom heeft de CDA-fractie nu bij dat wetsvoorstel wel groot vertrouwen in de Stichting Geluidshinder maar in dit geval geen enkel vertrouwen?

De heer Bilder (CDA):

Als je politiek bedrijft en bezig bent met het beoefenen en beoordelen van wetsvoorstellen, laat je je adviseren. Dat wil echter niet zeggen dat je altijd datgene doet wat je adviseurs aangeven. Die afweging maken wij zelf. Dat is de kwestie. Aan die afweging heb ik in mijn eerste termijn mijns inziens al voldoende woorden besteed. Bij die afweging van belangen gaat het er uiteindelijk om of je bereid bent om de twaalf dagen te accepteren of niet. Die som is vanavond al diverse malen gemaakt. Wat ons betreft gaat in de balans tussen een groot aantal mensen met de wens om hun sport, hun hobby te beoefenen en andere mensen die daarvan mogelijk wat overlast ondervinden, de rekensom op dat het daarbij gaat om twaalf dagen op een totaal van 365 dagen. Wat ons betreft is het dus een verantwoorde keuze om achter dit wetsvoorstel te gaan staan. Wij doen dat van harte.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersoon voor de beantwoording. Laat ik proberen, al was het maar voor de rechtsgeschiedenis, het debat van vanavond in één zin samen te vatten. Daaruit wordt dan meteen duidelijk waarom de fractie van de Partij van de Arbeid voorstemt. De wijziging creëert duidelijkheid en eenduidigheid over de ruimte van de wettelijk vastgestelde 12 dagenregeling die vervolgens, net als bij alle andere inrichtingen in Nederland, bij vergunningverlening door het bevoegd gezag wordt ingevuld. Daar gaat het om. Die ruimte geven wij het bevoegd gezag graag, met alle vertrouwen dat dit in redelijkheid en met inachtneming van alle belangen wordt afgewogen.

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik ga meteen over tot het beantwoorden van de vragen en bespreken van de moties.

Mevrouw Van Gent vroeg – eigenlijk was het meer een opmerking – of de geluidsbelasting niet onaanvaardbaar hoog is. Die zorg werd in verschillende bewoordingen naar voren gebracht. Deze zorg moet ik natuurlijk serieus nemen, maar ik zeg er onmiddellijk bij dat alles wat er gebeurt moet passen binnen onze geluidswetgeving en binnen de gestelde normen. De kwalificatie "onaanvaardbaar" kan ik dus echt niet plaatsen, want alles moet gewoon binnen de regelgeving passen. SWUNG I, de nieuwe regelgeving, zal als alles goed loopt in 2011 of 2012 in werking kunnen treden, mits de behandeling daarvan snel geschiedt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Heeft de minister dan geen vertrouwen in de onderzoeksclub van de Raad van State, de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak? Die heeft namelijk aangegeven dat bij de huidige activiteiten de geluidsniveaus op die dagen onaanvaardbaar hoog zijn en dat de zeven extra dagen de situatie verder verslechteren. Dat "onaanvaardbaar" heb ik niet even met de natte vinger bedacht, maar dat is van een gerespecteerde club, die hierover gerapporteerd heeft. Daarop wil ik graag een reactie. Dit kan de minister toch niet zomaar wegvegen?

Minister Cramer:

Wij hebben de hele avond gesproken over de 12 dagenregeling. Daar past dit gewoon in. Dat is mijn antwoord en daarmee heb ik dit punt echt voldoende toegelicht.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat is geen antwoord op mijn vraag.

De voorzitter:

U krijgt echt een antwoord.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nee. De minister zegt dat zij het er zes keer over heeft gehad. Zij begint er nu zelf weer over, maar geeft gewoon geen antwoord. Ik vraag gewoon een antwoord over het advies van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak, die spreekt van "onaanvaardbaar hoog". Is de minister dat bekend en wat vindt zij daarvan?

Minister Cramer:

Als het gaat om de twaalf dagen, mag er inderdaad een piekbelasting qua geluid optreden. Dat is het hoofdpunt. Dan is het aan bevoegd gezag om daar nog specifieke regels aan te stellen. Dat is alles waar het vanavond over gaat.

De motie op stuk nr. 9 van mevrouw Van Gent ontraad ik. Het gaat in de motie om cumulatie van lawaaioverlast. Die wordt betrokken bij de besluitvorming over bijvoorbeeld de reconstructie van wegen. Dat onderwerp is niet aan de orde, want alle zaken die met geluidshinder rondom wegen te maken hebben, staan niet op de agenda. Ik ben mevrouw Van Gent al ter wille geweest door haar duidelijk te maken dat ook op dat punt gewoon aan wetgeving moet worden voldaan.

De heer Jansen bracht zijn zorgen nogmaals naar voren. Ik heb daar op zichzelf wel begrip voor, want ik begrijp waar hij naar zoekt. Maar nogmaals – de heer Boelhouwer heeft dit ook nog eens benadrukt – wij hebben het over de wetgeving, terwijl het bevoegd gezag in het kader van de vergunningverlening verder invulling geeft aan de wetgeving. Dat is niet aan mij als minister. Zo wil ik het ook houden, want dat is staatsrechtelijk zuiverder. Ik zou nog kunnen herhalen wat de amendementen van de heer Jansen inhouden, maar dat heb ik in eerste termijn al gedaan.

De heer Jansen vraagt ook waarom er geen kaders of richtlijnen worden gegeven. Nogmaals, dat doen wij in andere situaties ook niet. Ik wilde duidelijkheid creëren in de wetgeving waar wij vanavond over spreken. Als je voor de circuits wel venstertijden gaat vaststellen terwijl je dat in het kader van de wetgeving geluidshinder verder niet doet, ben je weer onduidelijk bezig. Dat soort zaken laten wij over aan het bevoegd gezag.

De planschade is een zaak die niet wordt geregeld in de Wet geluidhinder of de Wet milieubeheer, maar in de Wet ruimtelijke ordening. Ik ga daar nu niet op vooruitlopen. Bij de voorliggende wetswijziging ga ik ervan uit dat de circuits aan de regels voldoen. De bestuursrechter moet dat controleren.

Het is zeker niet zo dat er een toename van geluid optreedt in de orde van 10 dB. Wat is toegestaan, is sterk afhankelijk van de vergunning. In het ongunstigste geval zal er sprake zijn van een toename van enkele dB's.

De heer Jansen (SP):

Dat is een misverstand. De minister spreekt over enkele dB's. Dat is het jaargemiddelde en in die zin klopt het. Maar op de racedagen gaat het om een toename niet van 10 dB zoals dat in de industrie het geval is, maar van 30 dB à 40 dB. De piekwaarde ligt dus een aantal malen hoger dan in de industrie. De discussie gaat dus over de situatie op de racedagen en niet over het jaargemiddelde.

Minister Cramer:

Volgens mijn informatie is dat niet juist en ligt het anders. Als wij het hier over hebben, kom ik terug op wat ik zojuist gezegd heb.

De heer Jansen (SP):

Dan krijg ik graag de toezegging van de minister dat wij over de feiten worden geïnformeerd. Hoe hoog liggen de piekniveaus op racedagen? Hoe ligt het bij bedrijven? Ik zou graag van de hoed en de rand weten: waar liggen de verschillen dan wel de overeenkomsten? Ik denk dat ik wat de globale analyse betreft redelijk dicht bij de realiteit zit. Als dat niet zo is, zou ik graag zien dat de minister dat met feiten onderbouwde.

Minister Cramer:

Daar ga ik niet op in, want ook nu weer is het een zaak die het bevoegd gezag aangaat, omdat het bevoegd gezag de vergunning verleent en moet beoordelen welke piekbelasting in een specifieke situatie acceptabel is.

Het verzoek van de motie van de heer De Mos ligt eigenlijk buiten het bereik van de wetgeving waar wij over spreken. Ik zou het meer een particulier initiatief willen noemen. Een dergelijk verzoek hoort bij mij niet thuis. Ik zou de heer De Mos daarom willen verzoeken om dit punt misschien in te brengen bij VWS. Ik ontraad in het kader van dit wetgevingsoverleg de motie.

Ik wil eindigen met een punt waar we ons misschien op termijn allemaal in kunnen vinden, namelijk de opmerking van mevrouw Neppérus over Nuna op de circuits. Ik ben het er helemaal mee eens dat dit de richting is. Vergeet niet dat bij de innovatie van motoren en auto's juist raceauto's vooroplopen in de vernieuwing. Dat is het aardige van deze ontwikkeling. Misschien kunnen we over 25 jaar op een duintopje in de Kennemerduinen kijken naar raceauto's die totaal geen lawaai maken.

De heer Jansen (SP):

In het kader van die innovatie had ik nog gevraagd waarom wij er dan niet voor pleiten dat die innovatie wordt gericht op reductie van de geluidsemissies van racewagens. Dat lijkt me een heel haalbaar doel.

Minister Cramer:

Dit was natuurlijk een opmerking om te laten zien dat we met ontwikkelingen bezig zijn die beide kunnen verenigen op een nog betere manier dan we dat nu kunnen doen via wetgeving. We zijn ook al met universiteiten bezig met ontwikkelingen à la de Nuna zonnewagen. Wij gaan de ontwikkelingen natuurlijk stimuleren, maar we hebben het hier over wetgeving voor de huidige situatie, die nog niet de realiteit is van de Nuna.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over het wetsvoorstel en over de moties vinden aanstaande dinsdag plaats.

Sluiting 21.51 uur

Naar boven