Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (31904).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken welkom.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. De wens van de fractie van de ChristenUnie is dat voorrang van duurzame energie op het net snel praktijk zal worden, zeker nu congestie dreigt in enkele delen van het land. Het zou voor mijn fractie onverteerbaar zijn als wij dit principe daar niet zouden kunnen toepassen. Het is dan ook goed dat wij vandaag spijkers met koppen kunnen slaan. Tijdens de discussie over de ministeriële regeling werd al snel duidelijk dat voorrang voor duurzaam snel gerealiseerd zou moeten worden. Wat toen ook al duidelijk werd, was dat het niet de eenvoudigste materie voor een Kamerlid is.

De minister heeft kortgeleden een aantal aanvullingen en wijzigingen aangebracht in het wetsvoorstel. Verder is de beleidsbrief over voorrang voor duurzaam toegevoegd aan de stukken. Met die wijzigingen en aanvullingen is de fractie van de ChristenUnie hartstikke blij. Wij ondersteunen ze dan ook van harte. Zo is het voortrekken van wkk-stroom een belangrijke maatregel. Dat geldt ook voor de daarbij horende volgordelijkheid en de realisatie van de eerder door mijn fractie uitgesproken wens om de kosten neer te leggen bij de deelnemers aan het congestiemanagement oftewel, kort gezegd, de grijze producten.

De keuze voor dit systeem van congestiemanagement is, gezien de ervaringen in andere landen, een logische. Uit het huidige voorstel vloeit voort dat tijdens congestie de producent met de laagste marginale kosten uiteindelijk zal op regelen. Omdat de ChristenUniefractie graag verder kijkt dan alleen de kosten, kijken wij ook naar de gevolgen voor mens en milieu. Met het oog daarop stel ik voor om ook het CO2-aspect hierbij te betrekken. Het ziet er nu naar uit dat er scheve situaties kunnen ontstaan. Zo kan het gebeuren dat de 4000 MW gas-wkk in het congestiesysteem het onderspit delft tegen een kolencentrale met een twee tot vier keer zo hoge CO2-uitstoot. Hoe beoordeelt de minister dit effect? Is zij het verder met mij eens dat juist regelbaar gasvermogen goed past bij het toekomstige energieplaatje, naast groene productie en dan in het bijzonder windenergie? Vanmorgen ontspon zich al een interessante discussie over de vraag hoe je dat zou moeten doen en ik krijg dan ook graag een reactie van de minister.

Een ander belangrijk aspect is dat wkk-vermogen inmiddels als een basislast kan worden beschouwd, gezien het grote aandeel in de Nederlandse energieproductie. Het argument van de onbetrouwbaarheid van een groot aandeel grijs lijkt daardoor niet zo heel relevant meer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp heel goed waarom u deze vragen stelt over de CO2-aspecten van de door de minister voorgestelde biedladdersystematiek. Als u dit echt een probleem vindt, kan het bijna niet anders of u trekt de conclusie dat wij naar een ander systeem toe moeten. Het biedsysteem van de minister voor af te regelen centrales verhoudt zich immers niet met een optimaal CO2-rendement. Dat gaat nu eenmaal niet samen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik heb hiermee inderdaad geworsteld. Het deed mij dan ook goed om vanmorgen te merken dat ik niet de enige ben. Zo hebben andere Kamerleden in dit debat de mogelijkheid naar voren gebracht om een soort CO2-ladder in te voeren. Collega Jansen wees er overigens terecht op dat die mogelijkheid onverwachte gevolgen kan hebben. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je een kolencentrale voor een uurtje uitschakelt? Ik zeg u eerlijk dat ik op dit moment nog geen concreet alternatief in de vorm van een amendement bij de hand heb. Vandaar dat ik de minister vraag of er mogelijkheden bestaan om iets met deze effecten te doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw Wiegman redeneert vanuit het belang dat de CO2-uitstoot van het Nederlandse energiepark zo laag mogelijk wordt. Als dat je leidende principe is, waarom zou je dan niet tegen de vervuilendste producent kunnen zeggen: als er sprake is van congestie ga jij uit? Als je een hoogvervuilende centrale hebt met een maximale CO2-uitstoot, moet je volgens mij in Nederland maar op de koop toe nemen dat je bij congestie het grootste risico loopt. Wat zou de ChristenUniefractie daar op tegen kunnen hebben?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Wat mij erg aanspreekt in het wetsvoorstel is de balans tussen duurzaam, betrouwbaar en kostenefficiënt. Die balans is een belangrijk onderdeel om vast te houden. Ondertussen moeten we wel nadenken over hoe we op bepaalde deelterreinen wellicht nog betere effecten kunnen bereiken. Dat vind ik een boeiende vraag. Vandaar dat ik deze vraag hier vandaag in het midden leg en ook bij de minister neerleg.

De heer Van der Ham (D66):

U zegt dat we ook moeten kijken naar de kostenefficiency. Daar ben ik het helemaal mee eens: daar moet je óók naar kijken. Maar als we onze energiehuishouding werkelijk willen verduurzamen, dan weegt het feit dat kolen wat goedkoper zijn, soms niet het zwaarste. Dan kunnen we onder bepaalde omstandigheden zeggen dat zo'n kolencentrale het moeilijker heeft en dat we deze gewoon uitzetten. Daarmee stimuleren we energieproducenten om niet te investeren in toekomstige nieuwe kolencentrales, maar om juist te investeren in gascentrales. We moeten het dus in een breder perspectief plaatsen. Bent u het hiermee eens?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik ben het absoluut eens met dat bredere perspectief. Daarom is het vandaag ook belangrijk om dat bredere perspectief vast te houden. We hebben het over een groot wetsvoorstel en een belangrijke beleidsbrief, maar we hebben ondertussen ook te maken met doelstellingen op het gebied van CO2-reductie, en met de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie. We moeten van alle kanten die prikkels geven om tot een duurzame en schone energievoorziening te komen.

De heer Van der Ham (D66):

De kostenefficiency is dus voor de ChristenUniefractie niet altijd de meest doorslaggevende factor, als het gaat over welke grijze vorm voorrang heeft boven een andere grijze vorm. Begrijp ik dat goed?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ja precies, niet altijd de meest doorslaggevende factor. Vandaar dat ik net ook tegen de heer Vendrik iets zei over de balans die steeds voor ogen moet worden gehouden.

Producenten waar congestiemanagement op van toepassing is, betalen de kosten hiervan. Gezien de doelstelling om een voorrangspositie te bereiken voor duurzaam opgewekte energie, mogen groene producenten niet alsnog de rekening gepresenteerd krijgen van drukte op het net. De ChristenUnie acht deze maatregel rechtvaardig in het licht van doelstellingen op het gebied van duurzame opwekking. Dat neemt niet weg dat de wettelijke taak van de netbeheerder, het aansluiten van nieuw vermogen, overeind blijft. We hebben natuurlijk liever geen congestie. Als deze optreedt, ga ik ervan uit dat het tijdelijk is.

Ik merk wel dat we tegen de grenzen van de taakuitoefening van netbeheerders aanlopen. Dat brengt mij bij het grotere plaatje van netuitbreidingen en het nut en de noodzaak daarvan. De minister krijgt in het wetsvoorstel de taak om investeringen in zowel het gas- als het hoogspanningsnet te beoordelen. Ik heb een amendement ingediend om deze beoordeling te laten gebeuren volgens de criteria: "duurzaamheid, betrouwbaarheid en efficiëntie". Hiermee wordt helder wat het nut en de noodzaak van netuitbreidingen zijn en wat deze bijdragen aan ons land. Burgers hebben het recht om te weten wat zij aan een investering in een netwerk hebben.

De minister noemt in de memorie van toelichting dat netbeheerders een en ander beter moeten afstemmen om capaciteitsproblemen te voorkomen. In de Netcode staat echter al vermeld dat er een verplichting tot afstemming is tussen netbeheerders. Volgens de ChristenUnie liggen de oorzaken van problemen op het net eerder bij het gegeven dat netbeheerders de toekomst niet precies kunnen voorspellen, maar wel moeten inspelen op toekomstige ontwikkelingen. Dat is lastig. Ik vraag hier aandacht voor.

Dat brengt mij automatisch bij de komende heroverweging van het reguleringskader. Ik heb hier vaker naar gevraagd en dit jaar zullen we hierover gaan spreken. In het huidige kader zal de netbeheerder waarschijnlijk blijvend achter de feiten aanlopen. Is de minister het met die constatering eens? Zo ja, welke structurele oplossingen ziet zij voor de rol van de netbeheerder? Vooruitlopend op het debat hierover wil ik vragen of de minister in de heroverweging ook het LUP, Landelijk Uniform Producententarief, wil meenemen. Het zou een interessante optie kunnen zijn om het effect van het verhogen van het tarief mee te wegen in de discussie over het reguleringskader. Is de minister daartoe bereid?

Ik heb een vraag over de interconnectoren. Deze grensverbindingen hebben volgens de minister de facto voorrang op het net. Dit betekent ook dat geïmporteerde stroom uit Duitsland onder groen gerekend wordt, terwijl deze ook zo maar bruinkoolstroom zou kunnen zijn. Ik vraag me dan af of Nederland niet te terughoudend is, omdat ik ook heb begrepen dat in Duitsland import juist wordt afgeknepen ten behoeve van windenergie uit Noord-Duitsland. Hoe zit dat precies? Waarom sluit de minister interconnectoren bij voorbaat uit van congestiemanagement?

Ik ben in de schriftelijke inbreng ingegaan op de regionale netbeheerders. Congestiemanagement wordt volgens de minister ook daar toegepast. Met name het snel aansluiten van wkk op decentraal niveau kan tot congestie leiden. Zijn de regionale netbeheerders er echter toe in staat om regionale congestie op te lossen via biedingen? Hebben zij daarvoor de juiste meet- en regelapparatuur? Ik hoor hierop graag een antwoord.

Het is goed dat de minister een stevige Gaswet heeft voorgelegd met belangrijke verbeteringen en voorzieningszekerheid, flexibiliteit en verhandelbaarheid.

Mevrouw Spies (CDA):

Zeker nu mevrouw Wiegman over een ander onderdeel komt te spreken, stel ik graag een vraag over het amendement op stuk nr. 20 waarmee zij beoogt de criteria duurzaamheid, betrouwbaarheid en efficiëntie toe te voegen aan de beoordeling van nut en noodzaak door de minister. Wat is de meerwaarde van die toevoeging? Is die echt nodig om nut en noodzaak af te wegen? Hoe meer criteria in een wet, hoe meer discussie over interpretatie en uitleg van die criteria. Waarom is het voor mevrouw Wiegman absoluut noodzakelijk om deze criteria toe te voegen?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voor mijn fractie is de belangrijkste overweging bij dit amendement gelegen in het nadrukkelijk noemen van deze drie terreinen. Die komen keer op keer terug in de wet. Door ze op dit onderdeel expliciet te noemen, worden ze meegewogen en meegenomen.

Mevrouw Spies (CDA):

Zitten die niet impliciet in nut en noodzaak?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Nee.

Mevrouw Spies (CDA):

Vanwege de doelstelling van het energiebeleid – schoon, betrouwbaar, betaalbaar – lijkt mij dit amendement bijna overbodig.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Gelet op het interruptiedebatje van zo-even, lijkt mij dit een verbetering op de algemene aanduiding van nut en noodzaak.

Als inleiding op het onderdeel Gaswet zei ik net al even dat het mooi is dat de minister een stevige Gaswet heeft voorgelegd met belangrijke verbeteringen, voorzieningszekerheid, flexibiliteit en verhandelbaarheid. Voor het stuursignaal dat de landelijke netbeheerder aan de programmaverantwoordelijke verschaft, gelden op dit moment geen kwaliteitseisen. In de wet staat alleen de eis dat de informatie actueel is. Nu programmaverantwoordelijken hun balansverantwoordelijkheid adequaat moeten oppakken voor een goed functioneren van een balanceringsregime bestaat er juist behoefte aan correctheid van de informatie. Financiële risico's worden anders te groot voor marktpartijen die afhankelijk zijn van de stuurinformatie. Ook op dit terrein heb ik een amendement ingediend waarop ik graag de reactie van de minister hoor.

Ik kom te spreken over het contracteren van noodvermogen en het herstellen van een systeembalans. Dit noodvermogen is nodig als onbalans niet kan worden opgelost met behulp van de biedladder. Welke verwachting heeft de minister op dit punt? Is het wenselijk om dit nu al te contracteren? Wat verwacht de minister van de werking van de intra-day markt en de biedladder?

In relatie tot de handelsplaats voor gas is de producent in beginsel programmaverantwoordelijk tot het virtuele leefpunt. Dit brengt mij bij het eerder genoemde artikel 66d waarmee het voor de verkoper van gas mogelijk wordt om de programmaverantwoordelijkheid op te eisen in overleg met de afnemer. Ik heb van verschillende marktpartijen begrepen dat er behoefte aan kan zijn om niet zelf op de gasmarkt actief te zijn. Wat zijn de verwachtingen van de minister van het overslaan van de handelsplaats? Wat betekent dit voor de liquiditeit in de markt? Leidt te veel levering aan de voordeur niet alsnog tot een niet goedwerkende TTF? Ik hoor graag een reactie op dit punt.

Ik heb verder begrepen dat codevoorstellen pas laat aan marktpartijen worden voorgelegd. Pas na de beoordeling van de NMa kunnen marktpartijen een oordeel geven waardoor het proces vaak lang duurt, ook vanwege bezwaar- en beroepsprocedures. Kunnen afnemers niet eerder betrokken worden bij de besluitvormingsprocedure?

Tot slot is de positie van groen gas interessant. Welke mogelijkheden ziet de minister om groen gas een voorrangspositie op het net te geven? Hoe zit het met de netcapaciteit bij een doorbraak van groen gas? De minister geeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan dat zij goed monitort of er capaciteitsproblemen dreigen. Dat lijkt mij een goed uitgangspunt. Wij kunnen hier leren van capaciteitsproblemen die zijn ontstaan bij de decentrale invoering van elektriciteit. Het lijkt mij dus goed om vandaag ook even in te gaan op de vraag hoe de minister dit ziet met betrekking tot gas.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Gisteren spraken wij met de ministers van Economische Zaken en van Milieu over de uitkomsten van de klimaattop in Kopenhagen. Dat was een teleurstellende top, zo vond en vindt D66. Maar als het je echt ernst is met schone energie, ga je niet kniezen – althans niet eindeloos – maar buffel je door. Het bedrijven van politiek is als het langzaam boren in hardhout, zo heeft een groot denker ooit eens gezegd. Dat doen wij dus vandaag. Vandaag nemen wij als wetgever de tijd om met toewijding een stuk wet ter hand te nemen dat zich door het perspectief laat wenken van een bestendige energiehuishouding, dat wij allemaal hebben, en dat daaraan bijdraagt.

Mijn fractie vindt deze wet slechts een onderdeeltje van veel verdergaande wetgeving die wij graag zien wat duurzame energie betreft. Een verplichting aan energiebedrijven om een oplopend aandeel duurzame energie te produceren is nog steeds zeer nodig. Zo'n wettelijke verplichting geeft investeringszekerheid en zorgt ervoor dat energiebedrijven die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid niet voldoende nemen, onder druk worden gezet. Geconstateerd moet worden dat een aantal energiebedrijven ook op een dergelijke wet zit te wachten: liever de duidelijkheid van een verplichting dan de wispelturigheid van subsidiesystemen. Naar aanleiding van de te voeren debatten over de evaluatie van Schoon en Zuinig komen wij natuurlijk weer over dit thema te spreken.

Mijn fractie deelt de uitgangspunten van dit wetsvoorstel op grote lijnen. Ook de definitie van het begrip "duurzaam" is goed gekozen door het kabinet: 100% duurzaam, de meest zuivere variant. Wij moeten waakzaam zijn dat bijvoorbeeld door bijstook van biomassa in een kolencentrale de gehele energieopwekking van de kolencentrale groen wordt gewassen. Ik vraag de minister om dat te blijven bevorderen en borgen. Nogmaals, mijn fractie steunt het wetsvoorstel op hoofdlijnen, maar zij wil wel een aantal zaken verbeteren en aanvullen en op een aantal zaken opheldering krijgen. Ik heb al verschillende amendementen zien rondkomen van verschillende fracties met zaken die ons ook ter harte gaan, die wij al sympathiek kunnen noemen of zelfs al kunnen steunen.

De minister wenst met de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 het artikel 16 te implementeren van de richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare energiebronnen. Hiermee wordt vooruitgelopen op volledige implementatie van deze richtlijn. In het voorstel van de minister wordt voorrang gegeven aan duurzame energie in het geval van capaciteitstekort. Met het regelen van de voorrang van duurzame energie in dat geval denkt de minister bevredigende invulling te hebben gegeven aan artikel 16 van genoemde richtlijn. Wij vragen ons af of dat nu werkelijk voldoende is. Heeft de richtlijn niet juist het doel om het gebruik van duurzame energie voorrang te verlenen teneinde broeikasgasemissies te verminderen? Gaat het dus niet om veel meer dan alleen maar het voorrang geven aan duurzame energie in het geval van capaciteitstekort?

De minister geeft terecht aan dat de aansluiting op zichzelf geen probleem vormt, omdat de netbeheerder wettelijk verplicht is om nieuwe installaties desgewenst aan te sluiten op het elektriciteitsnet. Met de voorstellen die zij doet, regelt de minister de voorrang van het transport van duurzame energie in het geval dat er een capaciteitstekort is aan de transportzijde. Waarom wordt de voorrang bij dispatch – het gebruik van duurzame energie – ook buiten beschouwing gelaten? Heeft de richtlijn niet juist als doel om duurzaam opgewekte elektriciteit permanent een voorrangspositie te geven bij de merit order, kortom: duurzame elektriciteit wordt als eerste afgenomen? Heeft de richtlijn niet als doel om producenten van duurzame energie een voorrangspositie te geven, waardoor er meer zekerheid is voor de producenten van duurzame elektriciteit en de kosten dalen, waardoor de productie van duurzame elektriciteit toeneemt met als resultaat energieonafhankelijkheid en verminderde broeikasgasemissies? Wij willen graag van de minister een uitvoerige uiteenzetting waarom zij heeft gekozen voor deze lijn. Wij zijn daarvan nog niet helemaal overtuigd.

Een volgend punt betreft de rangorde. Wij menen – en zijn daarin bevestigd door allerlei brieven die wij hierover hebben gekregen – dat de richtlijn alle ruimte biedt om ook een verdere rangorde aan te brengen in de niet-duurzaam opgewekte elektriciteit. De minister stelt dat dit in strijd zou zijn met de richtlijn en het non-discriminatiebeginsel zoals genoemd in de Derde Elektriciteitsrichtlijn. Het effect van de voorgestelde voorrang van duurzame elektriciteit is dat zodra niet-duurzaam opgewekte elektriciteit moet worden teruggeschakeld, dit gebeurt op basis van de marginale kosten. Effectief betekent dit dat de gascentrales als eerste worden teruggeschakeld, terwijl het doel van de richtlijn is de voorrang van duurzame elektriciteit teneinde de broeikasemissies terug te brengen. De richtlijn biedt wat ons betreft adequate ruimte voor een verdere maatregel om bovengenoemd voorstel aan te passen zodat dit wordt voorkomen. Dat hebben wij althans begrepen uit brieven die wij van Houthoff Buruma hebben gekregen. Ik roep de minister op om binnen Nederland op basis van de CO2-uitstoot een rangorde te maken van niet-duurzame producenten tijdens het optreden van een congestie. Bovendien roep ik haar op om in Europese context te werken aan het opnemen van een dergelijke voorrangsvolgorde in een aanpassing van de richtlijn. Ik heb samen met de heer Vendrik een amendement ingediend om dat te bevorderen.

De heer Jansen (SP):

Misschien is het goed dat de heer Van der Ham nu ingaat op mijn vragen in eerste termijn over het amendement. De motieven zijn nobel. Ik onderschrijf ze volkomen. Ik denk alleen dat het als een boemerang zou kunnen werken, want een kolencentrale voor een uurtje uitschakelen, kost heel veel energie. Kortom, wij verstoken dan meer fossiele energie in plaats van minder. Dat wil de heer Van der Ham toch ook niet?

De heer Van der Ham (D66):

Nee, zeker niet. Ik begrijp het argument van de heer Jansen ook heel goed. Ik sta in dit debat zeker ook open om te kijken hoe wij het nader kunnen invullen, zodat wij dat soort problemen niet krijgen. Ik wijs ook op de interrupties van de heer Vendrik en mij hierover bij mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink. Op zich is een haakje in de wet dat investeerders, energieproducenten, stimuleert om hun capaciteit vooral te richten op gascentrales in plaats van op kolencentrales natuurlijk prima. De lus rond de nek van de energiebedrijven bij het investeren in kolencentrales mag best aangetrokken worden. Daar kan dit amendement een bijdrage aan leveren. Als je namelijk flexibel moet zijn, moet je in de toekomst niet je heil zoeken in kolencentrales, maar vooral in gascentrales. Als dit amendement een bijdrage daaraan kan leveren, vinden wij dat goed. Ik begrijp dat het heel lastig is als je een kolencentrale voor een uur moet afzetten. Daar moet ook een weging in worden gemaakt. Die weging moet niet alleen op kosteneffectiviteit gebaseerd zijn. Er moet ook een duurzaamheidscomponent in het wetsvoorstel zitten die zwaarder mag zijn dan nu in het wetsvoorstel.

De heer Jansen (SP):

Goed. Ik begrijp dus dat het amendement op dit punt nog aangepast moet worden. Zoals het er nu staat, is dat niet het geval. Met andere woorden: het wordt er niet duurzamer van, maar minder duurzaam. Dat wil de heer Van der Ham ook niet.

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben het amendement ingediend omdat wij vinden dat het in de actuele afweging een beetje indifferent is op welke basis bepaalde keuzes worden gemaakt. De duurzaamheidscomponent daarin moet groter worden. Zeker als dit in de beginfase praktische problemen oplevert, moeten wij kijken hoe wij dat kunnen oplossen. De bedoeling van het amendement is om op middellange en lange termijn de druk op te voeren op energiemaatschappijen om niet hun heil te zoeken in kolencentrales maar in toenemende mate in schone energie en, second best, in gascentrales.

De heer Jansen (SP):

Ik doe nog een laatste poging. Stel dat het systeem dat de heer Van der Ham voorstelt, ertoe leidt dat er minder kolencentrales komen. In een situatie van congestie worden dan volgens het amendement van de heer Van der Ham die een of twee overgebleven kolencentrales als eerste afgeschakeld, terwijl er een keur aan flexibele gascentrales staat die dat veel efficiënter zouden kunnen. Deze situatie doet zich voor totdat de laatste kolencentrale verdwenen is en dat duurt heel lang. Dat is toch niet efficiënt en ook niet goed voor het milieu?

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb in de toelichting op ons amendement aangegeven dat er een rangorde in de uitstoot moet worden aangebracht. Dat staat ook in het amendement. Het hele proces zit erin. Als het afschakelen uiteindelijk een grotere uitstoot teweegbrengt dan iets anders, dan moet dat natuurlijk worden meegenomen in de weging. Van groot belang is dat in de algemene afweging ook wordt gekeken naar de uitstoot. De heer Jansen gaf het extreme voorbeeld dat iets een uur uit moet, maar het kan ook om een veel langere periode gaan. Dan moet er een hardere keuze worden gemaakt voor de meest schone vorm van energie binnen het grijze gebied. Ik sta ervoor open om naar aanleiding van het debat hier, ook met de minister, eventueel het amendement nog te wijzigen, opdat het zo specifiek mogelijk wordt. De heer Vendrik en ik staan daarvoor zeker open; daarvoor is dit debat.

De heer Samsom (PvdA):

Wij zijn medewetgever en moeten onszelf wel een beetje serieus nemen op dat punt. Als u een discussie wilt losmaken over de wegingsfactoren bij het afschakelen, moet u niet een amendement, maar een motie indienen. Ik zal dan serieus overwegen, die te steunen. Ik heb ook naar zoiets gekeken als het amendement, maar wat u voorstelt, leidt tot een bizarre situatie, die niets meer met de realiteit te maken heeft. U zegt dat het een extreme situatie is dat er één à twee uur congestie optreedt, maar dat is de normale situatie. Als er congestie optreedt, is dat voor een paar uur per dag. Een kerncentrale afschakelen voor een paar uur per dag levert een heel onveilige situatie op. Hoe wilt u dan de weging laten plaatsvinden? De congestie zien wij aankomen 12 uur voordat deze optreedt. Wie moet de weging maken en op basis van welke factoren? Op welke manier wordt er dan door TenneT opgetreden? U stelt een systeem voor dat niet werkt. Dat mag wel, maar dat moet u niet in de wet doen.

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben gemeend ervoor te moeten zorgen dat er in de wet een duidelijke verankering komt van de duurzaamheidscomponent. In de situaties die u schetst, moet er wel maatwerk worden geleverd, zeker als het windenergie of andere vormen van energie betreft die heel erg flexibel zijn. Nogmaals, wij vinden dat wij daarvoor een haakje in de wet moeten aanbrengen. Wij staan open voor de wijze waarop wij dit tijdens de komende beraadslagingen nog verder gaan definiëren. Wij staan echter een verzwaring voor van dit element. Ik denk dat het juist wel verstandig is om dit in de wet te doen en ervoor te zorgen dat er van een werkelijke verplichting sprake is, en niet via de wat softere weg van de motie. Wij staan open voor de verdere invulling daarvan en wij zullen ook uw suggesties daarin goed meenemen.

Ik wil nog een paar dingen zeggen over de flexibiliteit met betrekking tot gas. In haar antwoord op de schriftelijke vraag nr. 77 stelt de minister dat het voordeel van gas en wkk is dat deze zo flexibel zijn. Gas en wkk kunnen een belangrijke rol spelen bij het inpassen van variabel vermogen uit zon en wind. Die flexibiliteit wordt nu echter nog niet beloond. In de markt zijn alleen de marginale kosten bepalend. Hoe hoger die zijn, des te eerder men wordt afgeschakeld bij lage elektriciteitsvraag of bij de huidige congestievoorstellen. Gascentrales kunnen worden weggedrukt door kolencentrales, ondanks hun betere milieuprestaties. Zij maken inpassing van variabel vermogen uit zon en wind mogelijk. Als de windsterkte maar een aantal uren vooruit voorspeld kan worden, zijn het deze centrales die flexibel kunnen reageren; wij hadden het er al over. Grote kolencentrales en kerncentrales kunnen dit bijvoorbeeld niet, door een langere opstarttijd. In het voorstel dat wij hebben ingediend, is al geprobeerd een soort rangorde aan te geven in CO2-uitstoot. Wij vragen ons af of er, naast het congestiemanagementsysteem voor situaties waarin de transportcapaciteit beperkt is, niet een positieve prikkel moet komen om de flexibiliteit van bijvoorbeeld gasgestookte centrales verder te belonen. Is de minister het daarmee eens en zo ja, kan zij voorstellen hiertoe ontwikkelen?

Een andere zorg die wij hebben, ligt in de uitzonderingspositie die interconnectoren hebben: de internationale verbindingen voor de import van elektriciteit. Zo kan stroom die overwegend met kolen is opgewekt aan de Duitse zijde van de grens, in Noord-Nederland worden ingevoerd. De Nederlandse netbeheerder, TenneT, heeft recentelijk het netwerk van transpower aan de andere zijde van de grens in het noorden van Nederland overgenomen. Waarom kan de minister dan niet dezelfde spelregels wat betreft voorrang voor duurzame energie laten gelden voor deze stroom? Zijn daar mogelijkheden toe? Graag krijg ik daarop een reactie.

Een andere zorg heeft te maken met installaties die in aanmerking komen onder criteria waarmee de minister rekening zal houden en waarvan het afregelen sterk nadelig zal zijn wat betreft de CO2-uitstoot. Ik denk bijvoorbeeld aan de elektriciteitsopwekking die in IJmuiden plaatsvindt. Ook de heer Jansen heeft het daarover gehad. Het is natuurlijk niet wenselijk dat de gassen van de hoogovens worden afgefakkeld. Dat is niet gunstig voor het milieu. Me dat afregelen schieten wij natuurlijk weinig op. Kan de minister ons toezeggen dat hiermee rekening wordt gehouden bij de in de AMvB vast te stellen volgorde waarin congestie zal worden afgeregeld? De heer Jansen heeft op dit punt een amendement ingediend. Ik heb daarvoor sympathie, maar misschien is het amendement niet nodig. Graag een reactie van de minister.

Er is veel potentie voor een congestiemanagementsoplossing in regionaal verband. Op langere termijn wordt het verwerken van schone energie bij het halen van de doelstellingen van het regeringsprogramma "Schoon en Zuinig" moeilijk op nationale schaal. Deelt de minister de visie dat op termijn een regionale oplossing voor congestiemanagement gewenst is, om de groei van duurzaam opgewekte elektriciteit mogelijk te maken? Gaat zij dit onderwerp in de bestaande samenwerking met de buurlanden op het vlak van de integratie van de elektriciteitsmarkten agenderen? Daarbij is de visie op een congestiemanagement op het niveau van de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkt natuurlijk van groot belang.

Dan een onafhankelijk advies van de NMa. Mevrouw Spies heeft het daarover gehad. De voorgestelde wijziging in de Gaswet, artikel 39 f, maakt het onder andere mogelijk om op basis van het nationaal belang beslissingen te nemen over nut en noodzaak van investeringen in de gassector. Wat dat nationale belang precies inhoudt, is niet helemaal duidelijk. In de memorie van toelichting wordt verwezen naar de diversiteit van de publieke belangen. In dit geval is de Staat ook als eigenaar betrokken bij het beleid van de netbeheerder. Wij vinden het van belang dat een goede afweging gepaard gaat met advies dat is ingewonnen over nut en noodzaak van de voorgestelde investeringen van de landelijke netbeheerder gas. Wij hebben daarom ook het amendement op stuk nr. 13 ingediend, met daarin de verplichting om vooraf advies in te winnen bij de NMa over nut en noodzaak van investeringen in het gasnetwerk en om dat advies openbaar te maken op zijn laatst ten tijde van het besluit. Daarnet zei mevrouw Spies dat zij nog een ander amendement op dat punt zou willen indienen. Ik weet niet precies waar dat dan over gaat en of zij iets zou willen wijzigen aan het amendement dat ik daarover al heb ingediend.

Mevrouw Spies (CDA):

Als we daar gezamenlijk in kunnen optrekken, heeft dat natuurlijk altijd de voorkeur. Dan moet ik echter wel iets preciezer weten of u alle investeringen voor nut en noodzaak apart van een NMa-advies wilt voorzien. Ik deed een suggestie aan het adres van de minister. Wij hebben een structuurschema elektriciteitsvoorziening dat de Kamer uiteindelijk vaststelt. Daarin worden investeringen voorzien in de netcapaciteit. Op het moment dat het dus in de structuurvisie staat, mag je ervan uitgaan dat ook de Kamer het eens is over nut en noodzaak. Mijn suggestie was dat in ieder geval zaken die aanvullend zijn en dus niet in de structuurvisie staan, er een NMa-advies bij krijgen, voordat we het besluit van de minister over nut en noodzaak accorderen of niet accorderen. Het lijkt mij dubbelop om dat ook te doen voor de investeringen die al voorzien zijn in zo'n structuurschema. Daar is de Kamer immers al bij geweest.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben ook niet voor dubbel werk. We hebben al genoeg papier te verwerken. Als wij tot een formulering kunnen komen waarmee wij dat dubbele werk kunnen voorkomen, dan hoop ik dat wij samen weer eens een prachtig amendement-Van der Ham/Spies kunnen indienen. Ik heb goede herinneren aan het laatste.

De voorzitter:

En hij is nog zo jong!

De heer Van der Ham (D66):

Ja, voorzitter, maar u ook! Dat was de eerste keer dit jaar dat we even hebben gesjanst. Het duurde bijna een halfuur.

De marktwerking gas. De minister heeft de wens om de marktwerking op de gasmarkt verder te effectueren. Dit doel is aan de ene kant ingegeven door de ruim tien jaar geleden ingezette liberalisering van de Europese gasmarkt en aan de andere kant door de wens om Nederland te laten uitgroeien tot gasrotonde van Europa. Wij ondersteunen beide elementen, maar we hebben nog wel wat vragen. Allereerst is er een zorgwekkende analyse tot ons gekomen waarin Nauta Duthil en Allen Ovary menen dat het voorgestelde balanceringssysteem van de gasmarkt in strijd lijkt te zijn met Europese mededingingsregels. De voorstellen voorzien in een programmaverantwoordelijkheid voor het vervoer van gas over het net. Bij een gastransactie moet deze programmaverantwoordelijkheid op een zeker moment overgaan van verkoper naar koper. Het is van belang dat deze overdracht kan plaatsvinden voordat het aangekochte gas de koper bereikt, zodat de koper invloed heeft op het te gebruiken exitpunt. Alleen op deze manier kan de koper ook besluiten, een deel van het aangekochte gas weer door te verkopen. Artikel 36 d lid 2 voorziet echter in een uitzondering hierop in het geval van flexibele contracten. Ik kan mij voorstellen dat er zorgen zijn over de mate waarin deze uitzondering afbreuk doet aan de marktwerking, gezien het feit dat op de Nederlandse gasmarkt veel met flexibele contracten wordt gewerkt. Deelt de minister de genoemde zorgen? Hoe staat zij tegenover de alternatieve aanpak middels een gedetailleerde invulling van de programmaverantwoordelijkheid?

Er kunnen verdere problemen optreden op basis van artikel 36 d lid 4. Dit lid vormt een uitzondering op het verbod van kopers om de programmaverantwoordelijkheid op te eisen vanaf het invoerpunt. De koper kan die verantwoordelijkheid wel opeisen in geval van de wettelijke taak om tegen redelijke tarieven en voorwaarden op verzoek gas af te nemen van kleineveldenproducenten. De vraag is of het wetsvoorstel met deze uitzondering niet juist extra kansen voor GasTerra creëert, om de toch al dominante positie op de markt uit te breiden en te misbruiken. Wanneer de dominante positie van GasTerra sterker wordt, schiet de Nederlandse gasmarkt niets op met de wijzigingen die voorliggen. Deelt de minister deze zorg over de dominante positie van GasTerra en zo ja, waarom neemt zij deze uitzondering toch mee in haar wetsvoorstel? Is zij bereid om hierover uitgebreider advies bij de NMa in de winnen?

Nederland wil de gasrotonde van Europa worden, maar wij zien natuurlijk om ons heen dat er ook wat andere kapers op de kust zijn: België en Duitsland. Beide landen hebben de afgelopen tijd vergaande maatregelen getroffen die de werking van hun gasmarkt verandert, zoals betere dagbalancering. Een vraag die ik daarom bij dit debat wil opwerpen, luidt: hoe staat het met de gedegen visie hoe Nederland de concurrentieslag om de gasrotonde van de Europese Unie te worden, gaat winnen, bijvoorbeeld van Duitsland en België? Ik vind dat wel een relevante vraag om ook in dit debat aan de orde te stellen.

Ten slotte heb ik nog een aantal vragen over de rol van de netbeheerder bij het aanleggen van gasaansluitingen. Wij begrijpen dat het belangrijk is om daarbij te letten op veiligheid, maar wij vragen ons af of er niet meer ruimte moet zijn om hiervoor ruimte te laten aan de markt, mits er natuurlijk goede controle bestaat op het resultaat, bijvoorbeeld via certificering. Hoe denkt de minister hierover en is het vasthouden aan een monopolie op deze taken wenselijk?

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Ik vervang vandaag mijn collega de heer Graus. Hij heeft commissieverplichtingen. Voorrang voor duurzame elektriciteit op het net, waarbij netbeheerders worden verplicht om duurzaam opgewekte elektriciteit met voorrang op de netten te transporteren: je reinste kolder. Minister Van der Hoeven stelt dat de groene producent niet mag worden gestoord en daarmee is het basta. Stoere taal, maar in feite is de minister aan het discrimineren. Om zo veel mogelijk gebruik te maken van die zogenoemd duurzame stroom, moet TenneT, de landelijk netbeheerder, centrales in het congestiegebied gaan afregelen en elders weer gaan op regelen. Dat kost geld en dat geld moet volgens de minister worden opgehoest door de kolencentrales die zich in een congestiegebied bevinden.

Met dit discriminatoire plan voldoet de minister aan de groene dromen van de fracties van de PvdA en GroenLinks, want zij zien het als een extra prikkel om in de groene stroom te investeren. Door de kosten echter zo ongelijk te verdelen, wordt de marktwerking verstoord en nemen de risico's om in Nederland te investeren in energieopwekking toe. Hierdoor worden, geheel in lijn met de wensen van de fracties van de PvdA en GroenLinks, kerncentrales minder interessant. Als je echt duurzaam wilt zijn, zijn die kerncentrales juist een goed alternatief.

In dit land doen wij al jarenlang alles om het gebruik van kernenergie te ontmoedigen. Wij laten ons liever meeslepen in de groene droom van windmolens die louter draaien op subsidies, dan dat wij overgaan tot het gebruik van kernenergie in hedendaagse centrales die schoon, veilig, stabiel en duurzaam zijn, met een geopolitieke leveringszekerheid.

Mevrouw Spies (CDA):

Deze tirade kennen wij, maar ik dacht dat de PVV-fractie ook altijd gevoelig was voor harde euro's? Het voorstel van de minister lijkt erop te wijzen dat wij tussen de 450 mln. en 750 mln. verdienen en dat de kosten nog geen 50 mln. bedragen. Dat lijkt mij toch voor de PVV-fractie een simpel rekensommetje.

De heer De Mos (PVV):

Ik geef mevrouw Spies helemaal gelijk dat de PVV-fractie voorstander is van de harde euro. Tenminste, later zijn wij daarvan voorstander geworden. Wij waren natuurlijk voor de gulden. Maar duurzame energie, dat is één groot subsidieslurpend project, dus ik zie de voordelen niet.

Mevrouw Spies (CDA):

Volgens mij bestond de PVV nog niet toen wij nog de gulden hadden. Dus dat de PVV-fractie tegen de euro was, is voor mij in ieder geval nieuws. Volgens mij heeft partijleider van de heer De Mos daaraan in het verleden, in zijn vorige bestaan, nog meegewerkt. Maar goed, dat even voor de geschiedschrijving. Feit is dat wij met het voorstel voorrang voor duurzaam maatschappelijke baten weten te realiseren die een veelvoud zijn van de kosten. Waar blijft de heer De Mos dan met zijn tirade als wij hier gewoon met ons allen een hele hoop extra geld voor de consument kunnen verdienen? Wat let hem dan om dit voorstel te steunen?

De heer De Mos (PVV):

Wij komen tot andere rekensommen. Laat ik mevrouw Spies een voorbeeld geven. Voor 25 mld. bouw je 2000 windmolens op zee, met een levensduur van 20 jaar. Voor 5 mld. staat er een kerncentrale met een levensduur van 60 jaar. Wij zien andere rekensommen, maar ieder zijn ding.

Mevrouw Spies (CDA):

Dan is het goed om hier te constateren dat de PVV-fractie de consument een hele hoop harde euro's in de portemonnee ontzegt.

De heer De Mos (PVV):

Volgens de rekensommen van mevrouw Spies, niet volgens de onze.

De plannen voor voorrang voor duurzame energie vinden hun oorsprong in een feestje van klimaatalarmisten die onder de strijdkreet "beat the heat" CO2 als aartsvijand nummer een te vuur en te zwaard bestrijden. Om de vermeende opwarming van de aarde als gevolg van de door de mens veroorzaakte uitstoot van CO2 tegen te gaan, wordt een circus opgevoerd dat "Theater Adje" doet verbleken, met als voorlopig hoogtepunt een ware klimaatflop in Kopenhagen. Tegen al die alarmisten zou ik willen zeggen: haal je schaatsen uit het vet en schrijf je alvast in voor de komende Elfstedentocht. Door de kou bevangen, draaien zelfs de wetenschappers van het eens zo verhitte VN-klimaatpanel IPCC om als een blad aan een boom. Gisteren liet een belangrijk lid van IPCC, professor Mojib Latif, optekenen dat wij aan de vooravond staan van een korte, maar hevige ijstijd, terwijl het enige weken geleden nog vijf voor twaalf was! U ziet maar weer: niets is zo veranderlijk als het weer.

In dit huis moet de klilmaatdroom echter voort en moet groene energie tegen wil en dank voorrang hebben op het net. Deze wetswijziging schuilt volledig onder de klimaatparaplu. Voor al de zogenaamd groene idealen mag de belastingbetaler weer aftikken.

Dit kabinet slaat onnodig onze plantenvoedselvriend CO2 op onder de grond bij Barendrecht, legt windmolenparken massaal aan het subsidie-infuus en wil er nu een wetswijziging doorjassen waar niemand op zit te wachten. In Spanje, Denemarken en Duitsland komt men na enorme investeringen in duurzame energie, van een koude kermis thuis. Al eerder heb ik gewezen op een recente nota van het Rheinisch-Westfälisches Instituut für Wirtschaftsforschung waarin staat dat de Duitse overheidsaanpak niet geresulteerd heeft in marktstimulansen.

De heer Zijlstra (VVD):

Zoals de heer De Mos weet, heb ik ook de nodige kritiek op allerlei subsidiestromen en dergelijke in het kader van discussies over het klimaat. Dit gaat echter over voorrang voor duurzame energie. De heer De Mos ziet toch ook het probleem van energieschaarste, even los van het klimaatprobleem, dat als een grote donderwolk op ons afkomt? Ook op grond van die redenering heb je duurzame energie nodig, zo is ook de mening van de VVD. Is de heer De Mos nu helemaal tegen duurzame energie? Als de olie op is, wil hij dan weer gewoon gaan lopen of zich te paard verplaatsen? Of kijkt hij nog iets verder naar de toekomst en zegt hij "duurzame energie is misschien toch wel nodig in verband met overwegingen inzake energieschaarste"? In die zin is het best logisch dat wij daaraan misschien voorrang geven.

De heer De Mos (PVV):

Het is helemaal niet verkeerd om in het weekeind te gaan lopen of om je "te paard" te verplaatsen. Even serieus: natuurlijk is duurzame energie een prima optie, als daarbij maar sprake is van vrijemarktwerking. Dat is echter geen prima optie, zo lang het aan het subsidie-infuus ligt. Misschien is dit een antwoord dat u wilde horen.

De heer Zijlstra (VVD):

Daarin kunnen wij elkaar erg vinden. Als je duurzame energie wel wilt stimuleren, moet je onderkennen dat dit niet helemaal vanzelf tot stand komt. Dat erkent in ieder geval de VVD. Als je een overschot aan energie hebt op een netwerk, is het dan niet logisch dat je zegt "in het kader van toekomstige ontwikkelingen is het wel zo verstandig om duurzame energie voorrang te verlenen"? Dan houd je de fossiele energie nog wat langer beschikbaar; dat moet u aanspreken. Wat je dan niet opbrandt, kun je namelijk later gebruiken. Nogmaals, dat moet u toch aanspreken?

De voorzitter:

U hebt straks ook nog een paar minuutjes spreektijd. Het woord is aan de heer Jansen voor een interruptie.

De heer Jansen (SP):

Ik zal ook proberen om de interruptie kort te houden. Uiteraard gun ik de heer De Mos zijn klimaatscepsis, maar vandaag spreken wij vooral over energievoorziening. Ik constateer in dit verband dat wereldwijd alle mogelijke regimes, van uiterst rechts tot uiterst links en alles wat daar tussenin zit, nu bezig zijn met grote investeringen in een toekomstbestendige energievoorziening, om het zo maar te zeggen. Daarbij kunt u als PVV-fractie toch niet zo absoluut zijn en zeggen "dat is allemaal onzin; wij zetten al onze kaarten op kennis en voor de rest doen wij helemaal niets"? Je moet dan natuurlijk ook kijken wat anderen doen en je moet daar rekening mee houden.

De heer De Mos (PVV):

Daarmee hebt u inderdaad een punt. Natuurlijk moeten wij kijken wat er verder aan informatie is over duurzame energie. Ik zou willen zeggen: ga eens met Shell om de tafel zitten en vragen waarom Shell uit de zonnepanelen en uit de windenergie is gestapt. Het is tijd voor vrijemarktwerking: als de markt ziet dat er nieuwe stimulansen nodig zijn, moet de markt dat doen en niet de overheid. Dit is onze mening en niet die van de overheid.

De heer Jansen (SP):

Er is door bekende economen onderzoek gedaan naar de kosten. Bij wijze van spreken kunnen wij wachten totdat de markt dit gaat doen, over 10, over 20 of over 30 jaar. Als wij niet nu al preventief gaan investeren, ondanks dat het erop lijkt dat dit een stuk goedkoper is, dus ook voor onze achterban, is het fundamentele bezwaar van de PVV tegen een enigszins publiek gestuurde aanpak dan zo groot dat de PVV zelfs mensen op kosten gaat jagen, nogmaals, door niet op tijd te beginnen?

De heer De Mos (PVV):

Het fundamentele bezwaar tegen dit wetsvoorstel is gelegen in discriminatie. Bedrijven zoals E.ON en Electrabel mogen de congestie betalen, terwijl zij ook kernenergie kunnen maken. Faciliteer dat dan, dus maak dat mogelijk in Nederland!

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Als Shell of een andere energiemaatschappij veel wil investeren in schone energie, voor mijn part zonder subsidie, en wil bijdragen aan innovatie, een beetje in lijn met de manier waarop u dat wil, en het heeft windenergie neergezet – dat is flexibel, want de ene keer waait het wel en de andere keer niet – dan is het toch heel handig dat de overheid een wet maakt op grond waarvan leveranciers van groene stroom, opgewekt door met eigen kapitaal neergezette windmolens, voorrang krijgen? Het is toch handig als de overheid ervoor zorgt dat het gekanaliseerd wordt, goed terechtkomt en de investeerder in schone energie geen problemen heeft? Deze wet werkt faciliterend voor de markt. Zij gaat niet over subsidie, maar over het faciliteren van de markt.

De heer De Mos (PVV):

Deze wet gaat over discrimineren, discrimineren van grijze producenten in het voordeel van groene producenten. Dat wij opkomen tegen discrimineren zou u als Kamerlid van de fractie van D66 toch moeten aanspreken, mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

Geeft u eens antwoord op de vraag.

De heer De Mos (PVV):

Dat geef ik. Wij maken bezwaar tegen deze discriminatie. Ik geef antwoord op de vraag, mijnheer Van der Ham. Het is niet het antwoord dat u wil horen, maar dat is dan weer uw probleem.

De heer Van der Ham (D66):

Mij gaat het erom dat de ene energiebron anders is dan de andere. Kernenergiecentrales, maar ook kolencentrales kennen een ander productieproces dan wind en andere vormen van schone energie. Je moet het systeem passend maken op hoe er wordt geproduceerd. Daar doet deze wet iets aan. Die biedt maatwerk. Dat is iets anders dan discriminatie.

De heer De Mos (PVV):

De ene partij is ook weer anders dan de andere, dus we hebben allebei een andere zienswijze. We komen er niet uit, mijnheer Van der Ham. Jammer.

De heer Samsom (PvdA):

We hebben niet allemaal een andere zienswijze, u hebt zelf met u zelf een verschrikkelijk andere zienswijze. Nu zegt u dat wij de markt, dus E.ON en Elektrabel, hun werk moeten laten doen, maar een tijdje geleden stonden wij hier te debatteren over de verkoop van energiebedrijven en toen zei uw collega volgens mij, in ieder geval iemand van uw fractie, dat dat nooit mocht gebeuren, dat het nutsbedrijven moesten blijven, in overheidshanden. Dat zei uw collega van de PVV-fractie toen.

De heer De Mos (PVV):

Collega Graus zal gepleit hebben voor de 51%. Wij hebben altijd gepleit voor 51%. De rest is marktwerking.

De heer Samsom (PvdA):

We halen de Handelingen er nog even bij. Mijnheer Graus is, voor zover ik hem ken, nooit zo genuanceerd als u nu zegt, maar ik weet zeker dat hij gewoon heeft gefulmineerd tegen elke verkoop van welk aandeel dan ook aan een buitenlands bedrijf. Het moesten Nederlandse overheidsbedrijven worden. De Nederlandse vlag moest wapperen op alle centrales. Dat was het betoog van uw fractie. Nu zegt u hier lukraak, omdat het u nu even uitkomt in deze tirade, dat de markt zijn werk moet doen. Wat is het nou?

De heer De Mos (PVV):

We zullen nooit een Nederlandse vlag op een strontkar als deze wetswijziging plaatsen. Daar wil ik het even bij laten.

De ondersteuning van duurzame energie levert volgens deze nota van het Duitse instituut alleen hoge kosten op zonder de gewenste positieve effecten op de uitstoot van CO2, werkgelegenheid, energiezekerheid en technologische innovatie. Een onderzoek van de Universidad Rey Juan Carlos toont aan dat er ondanks een hyperagressief groenebanenbeleid in Spanje verrassend weinig werkgelegenheid is ontstaan. Bij elke groene baan die daar door de overheid wordt gefinancierd, gaan er gemiddeld 2,2 marktbanen verloren. Graag krijg ik van de minister een reactie op de vraag waarom wij in Nederland over moeten gaan op een voorkeursbehandeling van duurzame elektriciteit als men er in andere landen juist van terugkomt. Voor de PVV-fractie is het helder. Zij zal de regering via een motie verzoeken om af te zien van de wetswijziging die duurzame energie verplicht voorrang geeft.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik vind dat de heer De Mos zich er soms wel heel erg gemakkelijk van af maakt in zijn antwoorden. Laat ik het nog eens even over een andere boeg proberen: de Europese markt. Ik ken de PVV-fractie niet anders als agerend tegen Europa. Hoe ziet de PVV-fractie, die graag wordt aangesproken op de portemonnee, de factor Europa in het totaal en Europa als kans voor een heel goede en goedkope energievoorziening?

De heer De Mos (PVV):

De PVV-fractie is altijd voor Europese samenwerking op economisch gebied geweest. Zij is voor een level playing field en voor het er economisch samen uitkomen. Dat is prima. Ten aanzien van een heleboel andere dingen zijn wij vrij anti Europa, dat is correct.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dus een belangrijke positie in Brussel om uitspraken te doen over het Europese energiebeleid, daar kunnen we de PVV wel voor porren?

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Zolang er economische voordelen zijn, is de PVV altijd overal voor te porren.

Mevrouw Spies (CDA):

Zolang er economische voordelen zijn, is de PVV altijd overal voor te porren, maar naar beneden afgerond, is er een voordeel van 450 mln. terwijl de kosten, naar boven afgerond 50 mln. bedragen. De heer De Mos spreekt zichzelf dus binnen vijf minuten wel heel erg tegen.

De heer De Mos (PVV):

Het is jammer dat mevrouw Spies mijn rekensom niet heeft gehad. Zij heeft het over miljoenen, maar ik heb het over miljarden. Ik heb zojuist de miljarden genoemd. Ik wil ze nog wel een keer noemen. Die twee windmolens op zee met een levensduur van 20 jaar kosten 25 mld. Wij kiezen voor een kerncentrale voor 5 mld. met een levensduur van 60 jaar. Welke fractie spaart er nu geld uit, die van het CDA of die van de PVV?

Mevrouw Spies (CDA):

Mijnheer De Mos, dit is een buitengewoon opzichtige afleidingsmanoeuvre. Wij hebben het over het wetsvoorstel "voorrang voor duurzaam" waaraan u op basis van economische argumenten kwalificaties geeft die ik niet in de Kamer vind passen. Het is een feit dat de minister ons op basis van tal van onderzoeken voorrekent dat de baten ver uitstijgen boven de kosten. U ontkent dat en u wilt het niet weten omdat het kennelijk niet in uw straatje past. Zegt u dat dan gewoon eerlijk. Zegt u er dan ook gewoon eerlijk bij dat u consumenten in Nederland op dit punt een financieel voordeel wilt onthouden. Dan geeft u een eerlijk verhaal.

De heer De Mos (PVV):

Het is een feit dat alles onder de "klimaatparaplu" valt en dat zal de burger heel veel geld kosten.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is niet zo. Dit gaat niet over subsidies. Laten wij even uitgaan van de situatie waar u voor bent, mijnheer De Mos, namelijk dat wij in Nederland helemaal geen subsidies op dat punt zouden hebben. De markt zal dan investeren in schone energie en de overheid zal dan maatwerk leveren om ervoor te zorgen dat de wet passend is op de realiteit. Gaat u eens in op die stelling.

De heer De Mos (PVV):

Ik ben op meerdere stellingen ingegaan. Ons feit is dat dit wetsvoorstel discrimineert. Daarbij blijven wij.

De heer Van der Ham (D66):

Ik moet dan echt concluderen dat de argumentatie die u steeds gebruikt tegen dit wetsvoorstel, gewoon niet deugt. U komt erop terug met een paar oneliners. Ik zeg het netjes: dat is het niveau "dikke bil, drie bier". Op die manier zet u de argumenten van anderen steeds weg. Dat is niet echt overtuigend.

De heer De Mos (PVV):

Die dikke bil moet u voor uw eigen rekening nemen. Voor drie bier kunt u altijd aankloppen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het betoog van de heer De Mos toont maar weer eens aan dat allerlei mensen in dit land de weg compleet kwijtraken als de Elfstedentocht mogelijk wordt gehouden.

Dan kom ik op het wetsvoorstel van de minister van Economische Zaken dat wij vandaag bespreken. In algemene zin spreek ik de steun van de fractie van GroenLinks uit voor alles wat zich in dit wetsvoorstel heeft verzameld: de versterking van de gasrotonde, de beter te plannen investeringen in grote netwerken, de versterking van de gasmarkt en de vermindering van de oligopolische situatie die daarbij vandaag de dag nog steeds praktijk is. Dat is allemaal prima. Daarover is schriftelijk een en ander uitgewisseld en daarbij laat ik het voor dit moment even. Als woordvoerder van GroenLinks op het thema energie leg ik mijn oog vooral bij het onderdeel dat betrekking heeft op de voorrang voor duurzame energie die in dit wetsvoorstel wordt aangekondigd en die nog bij nadere regelgeving moet worden uitgewerkt.

Dat doe ik niet voordat ik nog twee algemene opmerkingen heb gemaakt. Ik heb tegen ministers van Economische Zaken die hier wetsvoorstellen ter wijziging van de Elektriciteitswet en de Gaswet verdedigden, wel eens vaker gezegd dat het mij altijd weer opvalt dat men destijds bij de invoering van marktwerking nog niet in de gaten had hoeveel regelgeving daarmee wordt gelanceerd. Ik dacht dat de minister van Economische Zaken traditioneel voorstander was van marktwerking en deregulering, maar dat laatste lukt niet. Als de minister dat met dit wetsvoorstel overtuigend wilde aantonen, dan is zij daarin ruimhartig geslaagd. Je moet heel veel regelen, willen markten nog een beetje doen wat je wil conform de marktwerkingsfilosofie. Dat is interessant.

De tweede algemene opmerking heb ik afgelopen najaar al vaker in de richting van de minister gemaakt. Ik zoom daarbij in op het onderdeel "voorrang voor duurzaam". Afgelopen najaar zijn verschillende rapporten verschenen die een blik vooruitwerpen op de wijze waarop de Noordwest-Europese, maar ook de Nederlandse energiemarkt en in het bijzonder de elektriciteitsmarkt er in de toekomst uit zal zien en op hetgeen er staat te gebeuren in de komende, pak hem beet, tien jaar. Voor mijn fractie wordt daarin een tamelijk alarmerend beeld geschetst. Ik heb de minister al eerder gevraagd om een reactie op dat punt. Dat beeld is zeer relevant voor het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken. Het beeld dat daaruit tevoorschijn komt, is dat er op de Nederlandse elektriciteitsmarkt in de komende jaren sprake zou kunnen zijn van een zeer forse overproductie. Dat heeft alles te maken met het feit dat het kabinet ruimte biedt voor de bouw van kolencentrales. De fractie van GroenLinks is er zeer tegen dat die ruimte wordt geboden. Deze kolencentrales zijn grote jongens die veel vermogen leveren. Zij geven een zeer forse boost aan de Nederlandse elektriciteitsproductie. Laten wij hopen dat het niet gebeurt, maar mogelijk leidt dit tot een langere periode waarin sprake is van zware overproductie, terwijl deze overtollige elektriciteit niet kan worden afgezet in het buitenland omdat het nogal wat tijd kost om de bescheiden interconnectiecapaciteit op te vijzelen die aan de randen van het Nederlandse netwerk beschikbaar is. Men is daarmee bezig, maar als de overproductie die wordt verwacht helemaal over de grens moet worden afgezet, is een nog veel grotere interconnectiecapaciteit nodig. Die is waarschijnlijk niet op tijd beschikbaar, als zij er überhaupt al komt. Dat kan leiden tot een situatie van permanente overproductie van met name grijze stroom en kolenstroom.

De mislukking van Kopenhagen is al genoemd. Wij moeten daarom vrezen dat er in de komende jaren sprake zal zijn van een lage prijs voor de uitstoot van CO2 als gevolg van het emissiehandelssysteem. Ik denk daarbij aan een prijs van € 10 of € 20 per ton CO2. Zo'n lage prijs in combinatie met de genoemde overproductie zou betekenen dat grijze stroom een gigantisch concurrentievoordeel krijgt ten opzichte van groene stroom. Binnen de categorie grijze stroom zal zelfs de meest vervuilende stroom, namelijk kolenstroom, het meest profiteren van dit concurrentievoordeel. Kolenstroom is al de goedkoopste stoom en er zal weinig worden bijbetaald vanwege de lage prijs op de uitstoot van CO2. Dit is voor mijn fractie een nachtmerriescenario. Als dit gebeurt, zullen in de markt de meest schone en duurzame vormen van elektriciteitsopwekking vanzelf relatief duurder worden.

Het is fantastisch dat wij vandaag met de minister kunnen spreken over een fysieke voorrangsregeling, maar zo'n regeling heeft pas zin als wij zeker, of met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid weten dat de elektriciteitsmarkt ook op de lange termijn voldoende impulsen zal bieden voor verduurzaming. Als dit scenario uitkomt, zullen wij echter precies de andere kant op gaan. Dan gaat groen wijken voor grijs in plaats van dat grijs gaat wijken voor groen. In zo'n situatie hebben wij niet veel aan een fysieke congestieregeling voor gevallen waarin het netwerk onvoldoende capaciteit biedt en er te veel elektriciteit op hetzelfde moment voor transport wordt aangeboden. De groene producenten zullen dan immers gedwongen zijn om af te koppelen, want zij zullen failliet gaan. Zij vinden immers geen afnemers als er duurzaam een lagere prijs van elektriciteit zal zijn vanwege deze overproductie. In zo'n geval zal er inderdaad sprake zijn van marktwerking, maar de werking zal precies de verkeerde kant opgaan. In zo'n situatie zal dé grote opdracht die mijn fractie, en velen met ons, stellen aan de Nederlandse energievoorziening, namelijk zo snel mogelijk verduurzamen, voluit in de flank worden geraakt door een markt die overproductie genereert en daarmee de meest vervuilende vorm van opwekking voorrang biedt, namelijk opwekking door kolencentrales.

De minister heeft al eerder aangekondigd dat zij dit voorjaar zal reageren op de rapporten die dit scenario schetsen. Ik vraag haar om vandaag al een tipje van de sluier op te lichten, omdat dit thema zo nadrukkelijk verbonden is met het thema van dit wetsvoorstel, namelijk voorrang voor duurzaam. Zal er straks daadwerkelijk sprake zijn van voorrang voor duurzaam? Heeft deze regeling überhaupt wel zin? Ik mag hopen van wel. Ik hoor graag een eerste reactie van de minister op dit scenario. Wat gaat de elektriciteitsmarkt de komende jaren doen? Dat lijkt mij van cruciaal belang.

Ik heb zwaar overwogen om dit wetsvoorstel te gebruiken om voorrang voor duurzaam daadwerkelijk te realiseren door een volwaardig feed-insysteem. Ik heb er echter voor gekozen om daarvan een apart initiatiefwetsvoorstel te maken. Het werd namelijk een dermate omvangrijk amendement, dat dit meer op zichzelf moet worden beschouwd. Op deze titel zal ik dit voorstel binnenkort bij de Raad van State aanbieden. De Raad van State moet daarover als eerste adviseren.

Ik zal nu inzoomen op de bepalingen over voorrang voor duurzaam in het voorliggende wetsvoorstel. Het is mijn fractie nu nog niet duidelijk of de combinatie van het bestaande artikel 24 van de Elektriciteitswet en het voorgestelde artikel 24a samen voorrang voor duurzame energie garanderen. Mijn fractie stelt dat producenten van energie uit hernieuwbare bronnen en uit productie-installaties voor wkk altijd voorrang moeten krijgen op het net. Zij moeten die voorrang altijd en overal krijgen. Dat hoort de bepaling te zijn en zo lezen wij de richtlijn.

In verschillende schriftelijke wisselingen – er is hierover ook informeel even contact geweest met de ambtenaren van het ministerie, omdat wij op dit punt amendering hebben overwogen – is eigenlijk tegen ons gezegd dat dit de facto wel goed is geregeld. Daarover heb ik een aantal vragen plus een amendement.

Voorrang voor duurzaam is in het wetsvoorstel van de minister gekoppeld aan het optreden van congestie. Duurzame energie heeft pas voorrang als er congestie optreedt. Uit de sector bereiken ons geluiden dat er dan discussie kan ontstaan over de vraag wanneer er eigenlijk sprake is van congestie. Dit lijkt op zich allemaal geregeld in het wetsvoorstel, maar de vraag is of dat in termen van de voorrangsbepaling voor duurzame energie een adequate borging is. Waarom wordt niet in artikel 24 rechtstreeks voorrang voor duurzaam opgenomen in plaats van de huidige formulering in artikel 24a, met name het tweede lid?

Het zou dus goed zijn als de minister antwoord geeft op de volgende vragen. Kan zij garanderen dat aanbieders van energie uit hernieuwbare bronnen en hoogrenderende wkk met het voorliggende voorstel altijd en overal met voorrang fysieke toegang tot het net krijgen? Is het zo dat het met dit voorstel dus niet meer kan voorkomen dat aanbieders van energie uit hernieuwbare bronnen en hoogrenderende wkk niet aangesloten worden op het net, en kunnen zij erop bouwen dat hun energie te allen tijde wordt getransporteerd door de netbeheerder? Is dat gewoon 100% gegarandeerd? Kan de minister ook garanderen dat aanbieders van energie uit hernieuwbare bronnen zoals beschreven in het wetsvoorstel ook voorrang krijgen bij de dispatch van productie-installaties?

Om het debat hierover nog verder te vervolmaken heb ik naast het amendement op stuk nr. 21 van de heer Samsom en mevrouw Wiegman – een vergelijkbaar amendement is, dacht ik, op stuk nr. 18 ingediend door de heer Jansen; deze lijken als twee druppels water op elkaar – een amendement ingediend op stuk nr. 24. Dat ziet erop om het oorspronkelijke artikel 24 zelf te veranderen. De amenderingen van de heer Samsom, mevrouw Wiegman en de heer Jansen die ik net noemde, zien op artikel 24a. Het is terecht dat de eis van redelijkheid en billijkheid eruit wordt gehaald, want die vormt precies de ruimte voor allerlei debat die vanuit de duurzame sector terecht wordt gevreesd. Ook artikel 24 zelf zou echter sterker kunnen vastleggen, en mijn amendement strekt daartoe, dat de voorrang voor duurzaam opgewekte elektriciteit altijd en overal geldt. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Een tweede punt, dat al lichtelijk in de verf is gezet door de heer Van der Ham, betreft de CO2-ladder. De minister heeft na consultatie met het veld afscheid genomen van het "hybride model", om het kortheidshalve zo aan te duiden, en komt met het in Europa meer gebruikelijke model van system redispatch, waarbij producenten van duurzame elektriciteit een bieding doen voor het stilleggen of terug regelen van hun productie. Tegelijkertijd wordt door de netbeheerder een biedladder georganiseerd voor producenten buiten het congestiegebied om desgewenst extra ingeschakeld te worden in tijden van congestie binnen het congestiegebied. So far so good. Naar het oordeel van mijn fractie is de consequentie van deze systeemkeuze dat altijd gekozen zal worden voor het terug regelen of afzetten van gasgestookte centrales. Dat zijn namelijk de centrales die voldoen aan het criterium van de minister, want die hebben de hoogste marginale kosten en kunnen dus het gemakkelijkst en het goedkoopst worden terug geregeld. Stel nu dat er in een toekomst sprake is van meer productie van energie – ik sprak daar in algemene zin al over – en congestie zich dus veel vaker zal kunnen voordoen en misschien zelfs ook over langere periodes en niet over een of twee uur per dag. Dat zou heel goed kunnen bij veel meer productie; dan wordt het echt dringen op het net. In dat geval zou deze systeemkeuze betekenen dat permanent gasgestookte centrales als het ware de facto teruggeregeld worden om congestie op het net tegen te gaan. Als er kolencentrales worden gebouwd, kunnen die gewoon blijven draaien. Als dit leidt tot een meer permanente situatie van overproductie, zal dit leiden tot minder gasgestookte elektriciteit en meer kolengestookte elektriciteit.

Voorzitter. Eerlijk gezegd is dat voor mijn fractie onaanvaardbaar en ik beluister dat bij meer fracties. Het is in strijd met de centrale missie die wij beogen te bereiken met dit voorstel: een groenere energievoorziening die steeds CO2-armer is. Met deze systeemkeuze lijkt de minister het tegenovergestelde te bewerkstelligen. Ik vraag haar dus om zich op dit punt nader te verklaren. Aangezien congestie nog nauwelijks een reëel fenomeen is op het Nederlandse net, kun je nog zeggen: waar praten wij over? Echter, in een situatie waarin congestie veel vaker voorkomt en waarin een veel grotere productie zich gaat voordoen, kunnen wij spreken van een structureel verschijnsel en moet congestiemanagement veel vaker van stal gehaald worden om verschillende aanbieders van stroom toegang te geven tot het net. Dan gaat het misschien om veel substantiëlere verschijnselen, dan wordt het CO2-effect dat ik zojuist heb beschreven, waarschijnlijk veel significanter. Ik vind het sowieso onwenselijk. In termen van CO2-uitstoot zou het echter nog wel eens significant kunnen worden. Ik vraag de minister dan ook om een nadere reactie.

Een alternatief voor het systeem van de minister ligt besloten in het amendement dat onder leiding van de heer Van der Ham is ingediend, namelijk dat je afsluit naar de mate van CO2-intensiteit van de productie binnen het grijze productiepark. Volgens mijn filosofie wordt een groene productie pas gestimuleerd als het risico van afkoppeling ook volledig bij de producent komt te liggen en er niet meer geboden wordt, zoals de minister voorstelt met haar redispatching system – bepaalde producenten verschijnen bovenaan de biedladder om hun centrale terug te regelen of af te koppelen – maar het risico bij congestie gewoon bij de meest vervuilende producent komt te liggen. Dat zal een enorme stimulans betekenen voor grijze producenten om zich wel twee keer te bedenken alvorens nieuwe centrales neer te zetten die niet aan de strengste CO2-eisen voldoen, die vervuilend zijn en die zich niet kunnen meten met de gemiddelde efficiencyeisen van het Nederlandse productiepark. Het kan ook een stimulans zijn voor bestaande investeerders met bestaande productie-eenheden om hun meest vervuilende eenheden vervroegd af te schrijven. Dat zal leiden tot een snelle vergroening van het grijze productiepark en dat is precies wat wij moeten zouden willen. Wat is daarop tegen, vraag ik de minister.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik keer even terug naar het vorige punt. De heer Vendrik vreest dat congestie structurelere vormen gaat aannemen. Waar is deze vrees op gebaseerd, gezien het feit dat wij om die reden in de ministeriële regeling met betrekking tot congestiemanagement, die vorig jaar is neergelegd en waarop nu wordt voortgebouwd, een maximum aan aansluitingen hebben ingebouwd? Congestiemanagement heeft immers een einde. Op een gegeven moment is het optimum – de minister schetst de voordelen in haar memorie van toelichting – bereikt en dan ontstaat inderdaad de situatie zoals geschetst door de heer Vendrik. Dat zijn wij echter al tegengegaan. Vanwaar die vrees van de heer Vendrik, waar is deze op gebaseerd?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ga even een stapje terug naar mijn algemene punt. Wat mij betreft liggen er gezaghebbende rapporten die een tamelijk dramatisch beeld schetsen van zware overproductie op de Nederlandse elektriciteitsmarkt in de komende jaren. Daaruit leid ik af dat het congestiemanagement in de nabije toekomst veel vaker van stal gehaald zal moeten worden dan wij op dit moment wellicht denken en dat zelfs de maximumregeling waar de heer Zijlstra naar verwijst, niet toereikend is, omdat het bijbouwen van netcapaciteit veel te lang op zich laat wachten. Ik vraag mij dan ook af of dit systeem de komende tien jaar überhaupt werkt zoals wij wensen. Ik heb een mogelijk nadeel geschetst. Ik heb de minister al eerder gevraagd om op beide rapporten te reageren. Ik denk namelijk dat een en ander een prijzenoorlog op de elektriciteitsmarkt gaat ontketenen. Dat risico bestaat, met grote consequenties voor "duurzaam". Dat staat op zich los van het wetsvoorstel, maar het heeft wel een sterke relatie met wat wij hier bespreken. Het kan goed zijn dat congestiemanagement bij overproductie veel vaker van stal gehaald moet worden. Ik hoop het eerlijk gezegd niet, want dit is een vreemde, inefficiënte manier van organisatie. Maar goed, dat is de inschatting die ik van de minister vraag.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat hebben wij vorig jaar ook uitgebreid gewisseld. Er is sprake van een maximum. In het oude systeem werkte het zo dat je, als er geen netcapaciteit was, 100% gegarandeerd, niet werd aangesloten. Pech voor de investeerder. Eigenlijk geldt dit nog steeds, maar wij hebben gezegd: wij gaan niet die 100% continu gebruiken, omdat het netwerk heel vaak gewoon "leegstaat"; wij gaan dat daarom veel beter benutten. Daarom hebben wij ook die kostenvoordelen, die prijsvoordelen. Maar nog steeds is er een maximum. Het is dus niet zo dat al die kolencentrales die de heer Vendrik zonet heeft beschreven, kunnen aansluiten. Men zal daar in de investering rekening mee houden. Op een gegeven moment wordt men gewoon niet aangesloten. Mijnheer Vendrik, neem een ding van mij aan. Er is geen ondernemer in Nederland, in Europa of zelfs in de wereld die een kolencentrale in Nederland gaat bouwen terwijl hij weet dat hij niet op het net komt. Dus nogmaals, waar komt zijn vrees vandaan? Zijn hele betoog is daar namelijk op gebouwd. Maar volgens mij is die vrees niet terecht.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn vrees is onder meer erin gelegen dat wij niet voor het eerst regels zouden wijzigen op grond van gewijzigde marktomstandigheden. Ik sluit bepaald niet uit dat de regels voor toegang tot het net, die inderdaad al versoepeld zijn, waarbij die 100%-eis is vervallen, in de toekomst nog verder opgerekt zullen worden om maar zo veel mogelijk aanbieders van elektriciteit toegang te geven tot de markt. Dat sluit ik bepaald niet uit. Daarom heb ik ook de verwachting uitgesproken dat het congestiemanagement in de toekomst nog weleens veel belangrijker kan worden dan wij vandaag de dag geneigd zijn te denken.

De heer Jansen (SP):

Ik heb twee vragen over het kolenscenario, waar de heer Vendrik zich zo ongerust over maakt. In de eerste plaats, als de heer Vendrik iets wil doen aan de groei van kolenvermogen, is het dan niet het verstandigst om de strategie te pakken om dat óf te doen aan de kant van de emissiehandel, minder budget of meer veilen, óf aan de kant van de CO2-norm, het initiatiefwetsvoorstel van de heer Vendrik, in plaats van dat te doen op de betrekkelijk marginale manier zoals in dat congestiemanagement? In de tweede plaats, ik heb met mede-indiener de heer Van der Ham een vrij uitgebreide discussie gehad over de vraag of met het amendement op stuk nr. 15 het gewenste resultaat wordt bereikt. Ik denk namelijk dat daarmee het tegenovergestelde wordt bereikt, namelijk dat er meer fossiele energie zal worden gebruikt door het flipperkastgebruik van kolencentrales. Het lijkt mij dat dit de heer Vendrik ook niet erg gerust mag stellen. Vindt hij ook dat als blijkt dat dit averechts uitpakt, dit amendement toch niet in deze vorm te handhaven is?

De heer Vendrik (GroenLinks):

In reactie op de eerste vraag: ja, daar ben ik het ook mee eens. Idealiter zou het Europese emissiehandelssysteem een voldoende hoge CO2-prijs moeten genereren, zodat de vervuiler, in dit geval de kolencentrale, werkelijk betaalt en ook het meest betaalt, omdat die de hoogste CO2-intensiteit kent per geproduceerde kWh. J mag ook hopen dat die prijs hoog genoeg ligt voor innovatie om duurzaam gewoon in de markt concurrerend te laten zijn in plaats van het ingewikkeld via de SDE te laten stimuleren. Dat is ons gezamenlijke droombeeld. Ik constateer alleen dat ik hier al tien jaar op zit te wachten, maar dat ook voor de komende tien jaar alle verwachtingen omtrent die ETS-prijs tamelijk somber zijn. Dat scenario gaat dus helaas niet op. Als vervanging daarvoor zal ik binnenkort het wetsvoorstel van mijn collega Duyvendak verdedigen in de Kamer, waarin ter vervanging van een in gebreke blijvend ETS een kolenbelasting wordt geïntroduceerd om ervoor te zorgen dat de vervuiler wel gaat betalen en voldoende gaat betalen. Een variant daarop is de CO2-normering, die wij deze minister hebben voorgehouden in een motie van mijn hand. Inderdaad, dat zijn allemaal systemen die ertoe moeten leiden dat de schoonst mogelijke vorm van productie maximaal ruimte krijgt in Nederland en dat de vieste productie wordt tegengehouden.

Als wij in aanpalende dossiers regels maken, vind ik het logisch dat die dezelfde kant opwerken. Wij zouden in Nederland in de grote lijnen moeten proberen om kolencentrales tegen te houden, maar dat doen wij niet, omdat die CO2-norm er niet is, omdat die kolenbelasting er niet is en omdat ETS niet voldoende functioneert. Ik vind dat heel vreemd. Hopelijk nemen wij daar binnenkort wel de goede stappen voor. Ik vind het ook heel vreemd dat wij in het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam een systeem introduceren dat de facto ertoe leidt dat degene die afgeschakeld wordt, degene met de meest schone vorm van fossiele-energieopwekking is. Dat is toch raar? Dat is niet consistent. Daarom zoek ik dit debat met u, mijnheer Jansen, en met de minister om te kijken of dat anders kan. Daarom probeer ik samen met de heer Van der Ham het debat hier uit wat het zou betekenen als er afgeschakeld wordt naar de mate van CO2-intensiteit. Het debat dat ik hier zoek, lijkt mij heel legitiem.

De heer Jansen (SP):

Prima, maar u gaat niet in op mijn argument dat u precies het tegenovergestelde bereikt, namelijk het uitschakelen van die kolencentrale voor één of twee uur. Dat kost meer fossiele energie, dus dat levert meer emissies op dan wat u gebruikt voor snel vermogen van een gewone gascentrale. Ik heb overwogen wat u doet met uw amendement op stuk nr. 15, maar dat is gewoon niet effectief. Mijn amendement op stuk nr. 17 maakt dat de kolencentrales iets meer gaan betalen voor de vergoeding. Dat kan volgens mij wel, maar wel blijft de discussie over het non-discriminatie­beginsel, dus of het in het kader van Europa zou mogen. Maar dat is een ander verhaal. Dat zou kunnen; het is een vorm van differentiatie van de heffing. Wat u echter doet in het amendement op stuk nr. 15, betekent dat er straks meer fossiele energie wordt opgestookt omdat u de centrale even aan en uit wil zetten. Dat is erg onhandig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Een kolencentrale zet je niet zomaar even aan en uit. Daar zit ook precies het effect dat ik wil bereiken met dit amendement: dat het een heel dure aangelegenheid wordt om in Nederland nog een kolencentrale te exploiteren, als het risico bestaat dat jij als eerste wordt aangeschreven in geval van congestie. Ik kies met mijn voorstel ook nadrukkelijk voor een ander systeem dan de minister, die kiest voor een biedladder waarbij producenten uiteraard betalen voor het feit dat zij afgeschakeld worden. Het afschakelen van een kolencentrale gaat niet zomaar; dat kan niet voor een paar uur. Dat gaat met veel grotere kosten gepaard die zij in ons systeem niet vergoed krijgen. Dat is een enorme impuls voor energieproducenten om af te zien van basislast en in plaats daarvan te kiezen voor flexibel vermogen. Gasgestookt, dat is precies waar wij in Nederland naartoe moeten. Dat is ook wat wij nodig hebben; dat is het grote debat dat wij vorige jaar al hebben gehad naar aanleiding van de rapporten van de Energieraad, de energietransitieclub die zegt dat wij moeten kiezen voor flexibel vermogen en gasgestookte centrales in het transitietijdperk, en niet voor basislast of kolen. Dit is dus precies wat wij willen. Het is het effect dat ik met dit amendement wil bereiken. Het is zeker niet het enige instrument om dat te bereiken, maar ik probeer het wel consistent te laten zijn met wat wij op andere dossiers moeten doen om ervoor te zorgen dat de Nederlandse elektriciteitsvoorziening vergroent.

Voorzitter. Ik kom op de kwestie van de hybride centrales, de soms gas- en vaak kolengestookte centrales die biomassa mee of bij stoken. Als ik de laatste variant ervan goed begrijp, worden deze geheel uitgesloten van de regeling voorrang voor duurzaam. Dat zou wat mijn fractie betreft logisch zijn geweest als de minister op het vorige punt gevoelig was geweest voor de CO2-ladder. Dan zit er een automatische impuls, ook voor fossiele centrales, om zo veel mogelijk biomassa mee of bij te stoken, tot veel hogere percentages dan vandaag de dag vaak gebruikelijk, en de centrales daarvoor ook in de toekomst gereed te maken. Het nu koud uitsluiten van hybride centrales leidt ertoe dat het wetsvoorstel voorrang voor duurzaam geen enkele impuls bevat voor vergroening van het bestaande grijze productiepark. Dat vind ik wel heel erg jammer. De vraag is of dit niet een gemiste kans is. Ik snap de redenering van de minister. Zij zegt dat zij voor 100% kiest; elk ander percentage is voor haar arbitrair. Daar kan ik nu weer niets tegen inbrengen, want dat is zo. Wel kan ik mij voorstellen – ik vraag haar op dat punt om een reactie – dat de minister een lager percentage overweegt. Ik noem bijvoorbeeld 50% of 60% mee of bij stoken, wat vandaag de dag nog geen praktijk is. Het kan namelijk een stimulans bieden voor producenten van grijze stroom om ervoor te zorgen dat je binnen de voorrangsclub terechtkomt. Dan heeft het materieel voor het congestiemanagement vandaag de dag nog geen praktijk, maar misschien over een paar jaar wel, namelijk dat grijze producenten snel gaan vergroenen, uiteraard mits de biomassa duurzaam is en voldoet aan de Cramercriteria. Dat is even een ander debat. Zou de minister zo'n formule toch willen overwegen? Zou dat geen interessante prikkel zijn voor de grijze producenten om snel te vergroenen? Ik weet dat dat een riskant debatje is, maar ik wil het toch voeren. Ik snap namelijk heel goed dat de minister de categorie voorrang voor duurzaam echt schoon en echt duurzaam wil houden en dat het niet de bedoeling is om een paar halve kolen- of gasgestookte centrales ineens het karakter "duurzaam" geven. Ik snap dat debat, maar de minister zal mij ook snappen: ik ben op zoek naar een extra prikkel voor de grijze producenten.

Ik sluit mij aan bij wat de heer Jansen heeft gezegd met betrekking tot productiegassen, het punt van Corus. Dat is lastig; ik kan niet helemaal inschatten of je het inderdaad moet oplossen zoals de heer Jansen voorstelt, door de elektriciteit die met deze gassen is opgewekt toe te voegen aan de categorie "duurzaam". In ieder geval is het alternatief zoals Corus dat voorstelt, het affakkelen, hoogst onaantrekkelijk. Ik vraag de minister om hiervoor een creatieve oplossing te verzinnen, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van een terugval, namelijk het alweer affakkelen van gassen die nu worden gebruikt voor energieopwekking.

Ik heb nog twee punten. Ik sluit mij aan bij hetgeen de heer Jansen heeft gezegd met betrekking tot productie­gassen, het punt van Corus. Dat is lastig, want ik kan niet helemaal inschatten of je het inderdaad moet oplossen zoals de heer Jansen voorstelt, namelijk door deze gassen toe te voegen, althans de elektriciteit die met deze gassen is opgewekt, aan de categorie duurzaam. Het alternatief, het affakkelen zoals Corus dat voorstelt, is echter hoogst onaantrekkelijk. Kan de minister hiervoor een creatieve oplossing verzinnen? Dit om te voorkomen dat hierbij sprake zal zijn van een terugval, namelijk het, alweer, affakkelen van gassen die nu gebruikt worden voor energieopwekking.

Tot slot het punt van interconnectiecapaciteit. De minister zegt op grond van verwijzing naar Verordening 1228/2003 dat het niet mogelijk is om de interconnectiecapaciteit te betrekken bij het congestiemanagement, omdat deze verordening dat niet mogelijk maakt. Het gaat daarbij om de regel die bedoeld is om marktverstorend optreden te voorkomen. Ik zou het eigenlijk willen omdraaien: het is volgens ons wel logisch om grijze stroom die vanuit het buitenland via een interconnectie aan Nederlandse eindgebruikers wordt aangeboden, te betrekken bij het eventuele congestiemanagement. In artikel 1.7 van de bijlage van de genoemde verordening – het betreft hier de congestion management guidelines – wordt bepaald dat netbeheerders in principe de beschikbare interconnectiecapaciteit niet mogen reduceren om congestie in het eigen land op te lossen. Deze regel is ingesteld om te voorkomen dat netbeheerders marktverstorend optreden. Dat uitgangspunt snappen we. Echter, artikel 1.7 bevat nog een belangrijke tenzijclausule, die door de minister niet is aangehaald. In deze clausule wordt onder meer verwezen naar artikel 1.3 van dezelfde bijlage. Dit artikel schrijft expliciet voor dat netbeheerders moeten waarborgen dat de kosten die voortvloeien uit het toepassen van congestiemanagement op een economisch efficiënt niveau liggen. Wanneer congestiemanagement dus goedkoper kan door middel van inzet van een interconnector, dan door middel van het afregelen van binnenlandse centrales binnen het congestiegebied, dan zou dus op grond van de regeling, de verordening, de netbeheerder hiertoe verplicht zijn. In dat geval is er dus ook geen sprake van marktverstorend gedrag. Ik kan daar nog veel meer over zeggen, maar omwille van de tijd wil ik het hierbij laten. Een en ander geeft volgens mijn fractie aan dat interconnectie wel degelijk betrokken moet worden bij het congestiemanagement en niet op voorhand, zoals de minister zegt, dient te worden uitgesloten. Kan de minister specifiek op de artikelen van deze verordening reageren? Wellicht kunnen wij het debat daarmee weer een stap verder brengen.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Wij veranderen vandaag de wetgeving op het gebied van elektriciteit en gas fors. Het is geen wetsvoorstel waardoor slechts wat kleine dingen worden geregeld. In dit geval worden grote strepen in het zand gezet. Wel heeft het veel voeten in de aarde gehad om tot deze behandeling te komen. Ik voel soms met mijn dochter mee die vindt dat de toename van het aantal bedeltjes aan haar bedelketting veel te langzaam gaat, maar toch elke keer weer blij is als er een bedeltje bij komt. Zo ben ik ook gelukkig dat wij hier nu uiteindelijk het wetsvoorstel behandelen, me realiserend dat het lang heeft geduurd, maar "dan heb je ook wat". Niet genoeg overigens, maar daar kom ik in mijn betoog nog wel op terug.

Wij behandelen vandaag het stuk over voorrang voor duurzaam. Dat is veelbesproken, dus ik zal er een groot deel van mijn spreektijd aan wijden. Ook spreken wij vandaag over het gasgebouw, de gasrotonde ofwel de verbetering van de werking van de gasmarkt. Dat zijn de twee grote blokken waar wij het vandaag over hebben. Aangezien er veel sprekers voor mij zijn geweest die lang tijd hebben genomen, kan ik het kort houden omdat ik het in heel veel opzichten met veel sprekers en de amendementen die ze hebben ingediend eens ben. Dat zal dan ook wel uit ons stemgedrag blijken.

Allereerst voorrang voor duurzaam. Het belangrijkste doel ervan is om zekerheid te bieden aan investeerders in duurzaam vermogen. Tot nu toe hadden die toch altijd wel de bijna aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat als ze eenmaal zo'n windmolenpark hadden neergezet, ze in ieder geval die stroom wel kwijt konden. Totdat op een gegeven moment – dat is inmiddels al meer dan een jaar geleden – de congestie een concreet probleem werd in bepaalde delen van het land. Er zijn snel noodmaatregelen getroffen. Nu is er dan wetgeving om het structureel te regelen. Er is nog een bijkomend effect van deze "voorrang voor duurzaam"-regeling, een bijkomend effect dat de PvdA omarmt. Een effect dat door sommigen wordt gezien als marktverstorend. En, eerlijk is eerlijk, dat is het ook. Het is in onze ogen evenwel wenselijke marktverstoring. Het heeft namelijk een sturende werking op de locatiekeuze van fossiel vermogen. De exploitant van fossiel vermogen zal zich namelijk realiseren dat hij risico's loopt als hij achter een knooppunt gaat zitten. Je kunt dat vergelijken met iemand die achter de file gaat wonen: die staat iedere dag in de file. Dat risico voor de exploitant van fossiel vermogen bestaat eruit dat hij niet al zijn stroom kwijt kan en voor de kosten opdraait als er een file ontstaat.

Uit de keuze van mijn argumenten blijkt wel dat ik het van harte eens ben met de keuze van de minister voor het model dat in het wetsvoorstel is terechtgekomen: system redispatch en de kostenallocatie terugleggen bij de grijze verbruikers in het congestiegebied. Dat heeft niet alleen een sturende werking, maar ook een corrigerende werking. En die corrigerende werking zou iedereen wenselijk moeten vinden, want het grote probleem bij congestiemanagement is de dreiging van gaming. Gaming wil zeggen dat een producent al zijn stroom verkoopt in de wetenschap dat hij die toch niet kan afzetten als gevolg van een gebrek aan transportcapaciteit, en dat hij vervolgens mee kan gaan bieden op de congestiebiedladder.

Als wij dat zouden toestaan, zou zo'n producent twee keer kunnen verdienen aan dezelfde stroom. Het mooie van de keuze van de minister is dat zo'n producent dat laatste stukje winst als een boemerang terugkrijgt, doordat hij voor de kosten van die gamingactiviteiten moet opdraaien. Het is al met al een geraffineerd systeem dat ik van harte omarm. Elke andere keuze, bijvoorbeeld de kosten terugleggen bij grijze producenten in het hele land, is minder wenselijk. Dat geldt overigens al helemaal voor het verdisconteren in de normale nettarieven. Ik vind dat dan ook absoluut ongewenst.

De netcode die aan de NMa is voorgelegd, preludeert overigens nog wel op dat type kostenallocatie. Ik vraag de minister om dat te ontkennen of te bevestigen. Als zij het moet bevestigen, dan hoop ik dat zij toezegt dat zij ervoor zal zorgen dat die netcode wordt veranderd. De code moet immers in overeenstemming zijn met het door ons gewenste systeem.

De heer Zijlstra (VVD):

U spreekt over gaming alsof het zeker is dat men dat zal gaan doen. Als dat al zo is, is het dan niet gewoon aan de NMa om dat te corrigeren? Het is toch zeker de taak van de NMa om toe te zien op dit soort zaken. Waarom vindt u dat dit in dit geval niet zo is?

U zei expliciet dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de PvdA-fractie is dat het systeem voor congestiemanagement de kosten gaat toedelen aan grijs en dus niet aan alle partijen. Volgens mij zei u letterlijk dat het inderdaad een verstoring van de markt is en dat die verstoring ook uw doel is.

De heer Samsom (PvdA):

Het is niet mijn doel. Daarmee onderscheid ik mij ook van de indieners van amendementen die verder willen gaan en het marktmodel overboord willen gooien om over te kunnen op het op- en afschakelen naar CO2-ratio. Dat is een interessant idee, maar als je dat wilt moet je niet komen met een amendement. Dan moet je de hele markt afschaffen en overgaan op het afschakelen naar CO2-ratio. Dat kun je niet regelen met een amendement. Sterker nog: om dat erdoor te krijgen zullen wij echt eerst Europa moeten veroveren.

Het is dus niet mijn doel, maar ik heb wel gezegd dat het een prettig neveneffect is. Het doel van congestiemanagement is het bieden van zekerheid aan investeerders in duurzaam vermogen. Dat je daardoor de risico's van investeerders in fossiel vermogen iets vergroot, is een onvermijdelijk en een in mijn ogen niet onwenselijk neveneffect. Als het mijn doel was geweest, was ik wel met een ruiger voorstel gekomen om vervolgens tegen allerlei Europese muren aan te lopen.

De heer Zijlstra (VVD):

Aan dat laatste twijfel ik niet, de heer Samsom kennende. Het had waarschijnlijk ook een hele hoop geld gekost.

De heer Samsom (PvdA):

Ook dat nog.

De heer Zijlstra (VVD):

Het is dus niet uw doel, maar u realiseert zich wel dat het marktverstorend werkt?

De heer Samsom (PvdA):

Ja.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is dan helder. Het lijkt mij goed dat deze uitspraak nu onderdeel uit kan gaan maken van de jurisprudentie die gebruikt kan gaan worden bij eventuele rechtsgangen.

U hebt nog geen antwoord gegeven op mijn vraag waarom de NMa volgens u in dit geval niet in staat is om toe te zien op gaming.

De heer Samsom (PvdA):

Eerst maar even over die vileine opmerking van u. Het is wel een toegestane vorm van marktverstoring. De Europese richtlijn staat namelijk expliciet toe dat een lidstaat duurzaam voorrang geeft boven niet-duurzaam. Wij maken dus alleen maar gebruik van de vrijheid die de richtlijn biedt. Met betrekking tot de NMa en gaming wil ik het volgende zeggen: ook bij vormen die niet onder gaming vallen, heb je als investeerder of verkoper van niet-duurzaam vermogen al de, in onze ogen ongewenste, dubbele verdienmogelijkheid. Ik heb anderhalf jaar geleden voor een zaal met tuinders gestaan. In het Westland was dit toen een concreet onderwerp. Toen we uitlegden aan de zaal hoe dit systeem er wat ons betreft uit moest zien, zag ik dat er mensen waren die onmiddellijk doorhadden dat hier twee keer op verdiend kon worden. Zij gingen vrolijk achteroverleunen en dachten: dit is een mooi idee. Dat is het ook, alleen, het heeft wel zijn beperkingen. Ik vind het verstandig van de minister dat ze het voorstel over het feit dat er dubbel op verdiend kan worden en dat dit maatschappelijke kosten met zich meebrengt, heeft overgenomen en de kosten gewoon teruglegt bij degenen die deze veroorzaken. Dan ben je meteen weer klaar. Dan heb je een sturend, corrigerend mechanisme.

Het hoofddoel van de congestiemanagementregeling is zekerheid bieden aan investeerders in duurzaam vermogen. Die zekerheid moet artikel 24a bieden. Artikel 24a bevat echter dat onverkwikkelijke en onrustbarende zinnetje dat ongeveer als volgt luidt: "tenzij het niet kan". Duurzaam krijgt dus voorrang, tenzij het niet kan. Ik leg het maar een beetje in normale mensentaal uit. Dat zinnetje is natuurlijk heel vervelend, omdat een investeerder in duurzaam vermogen dan kan denken dat hij precies in die "tenzij" valt en dan kan het dus weer niet. Wij willen aan die onzekerheid een einde maken door dit te schrappen. Dan zou de minister kunnen zeggen dat de wet dan niet meer redelijk en billijk is en dat het toch wel heel ingewikkeld wordt. Ik wijs erop dat wetgeving altijd redelijk en billijk is, ook intrinsiek, en dat niemand gehouden is tot het onmogelijke. Maar ik wijs er ook op dat dit wat ons betreft een maatgevende prikkel introduceert voor de overheid om in ieder geval aan al het duurzaam vermogen, dat op het net terechtkomt, met voorrang transportcapaciteit te bieden. Volgens ons moet het op deze manier kunnen. Het laten staan van dit zinnetje biedt echt voor heel veel investeerders toch weer aanleiding om te zeggen: dan begin ik er niet aan, want je zult zien dat dit in mijn nadeel uitpakt, en dan ben ik alsnog het haasje, nadat ik al die miljoenen in dat windpark op zee heb geïnvesteerd.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik wil nog even terug naar het amendement van de heer Samsom en het schrappen van de redelijkheid en de proportionaliteit. In hoeverre is het een reëel gevaar? Ik heb in de memorie van toelichting en in de schriftelijke antwoorden op de vragen gelezen dat er zich heel extreme situaties kunnen voordoen, die het onder heel bijzondere voorwaarden redelijk en proportioneel kunnen maken om even nog niet de voorrang voor duurzaam mogelijk te maken. Creëert de heer Samsom nu niet een angst die er feitelijk helemaal niet is of er niet hoeft te zijn?

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb precies hetzelfde gelezen en ik dacht toen: waarom nemen wij niet dat laatste restje risico als het gevaar toch zo nihil is? Laten we als overheid dan ruimhartig zijn. We weten hoeveel risico's investeerders, zeker als het gaat om nieuw vermogen, bijvoorbeeld op zee, al lopen. Laten wij dan dat stukje risico nemen. Eigenlijk is het niks anders dan dat we het risico dat het net niet past, ergens neerleggen. Via het wetsartikel 24a leggen we dat nu toch echt bij hen neer. Dan kunnen we hen wel vertellen dat het allemaal niet zo uitpakt, maar dan kunnen zij ook redeneren: als het toch allemaal niet uitmaakt, waarom neemt de overheid dit risico zelf dan niet? Dat is precies de vraag die wij onszelf gesteld hebben. Mevrouw Spies kent de achterliggende gedachte van mijn fractie dat duurzaam zo hard mogelijk gestimuleerd moet worden. Ik merk steeds vaker dat haar fractie het daar ook van harte mee eens is; daar ben ik blij om. Elk obstakel dat we wegnemen, is er een. Dit is er weer een, en dat hebben we dan weggenomen. Ik zie overigens dat het amendement dat wij daartoe hebben ingediend, identiek is aan dat van de heer Jansen. Laten we dat dan gewoon samenvoegen. Hij was wat eerder, dus dan wordt het Jansen cum suis en dan hebben we alsnog bereikt wat we willen, met meer stemmen. Dat is altijd goed.

Voorzitter. Ik kom te spreken over de gasrotonde. Ik zeg eerlijk dat ik moest grinniken om de bijdrage van de SP-fractie op dit punt. Nu hebben we een keer een grote monopolist die helemaal in handen is van de Staat en dan is het volgens de SP-fractie nog niet goed. Dat is wel een mooie. De heer Jansen klaagde over de monopolist die tot inefficiëntie leidt en de markt beheerst. Dat is inderdaad inherent aan de monopolist. Het heeft veel voordelen en dat weet de heer Jansen ook; daar pleit hij altijd voor. In dit geval overheersen de nadelen echter opeens.

De heer Jansen (SP):

Hieruit blijkt dat de SP niet zo dogmatisch is als u soms denkt. Het is heel consistent want ik roep dit al drieënhalf jaar. Misschien is het u niet opgevallen, maar zo is het wel. Op sommige terreinen, zoals bij de groothandelsmarkt voor gas, is liberalisering uiteindelijk noodzakelijk in het belang van de kleinverbruiker. Het is overigens ook in het belang van alle bedrijven en afnemers. Wij hebben de reden daarvoor aan den lijve kunnen ondervinden. De Staat heeft historisch maar soms ook door materiële posities een dubbele pet op. Wij moeten zo eerlijk zijn om daar zo snel mogelijk een einde aan te maken. Wij werken daar graag aan mee.

De heer Samsom (PvdA):

U doet het al drie jaar en ik gniffel er al drie jaar om. U bent inderdaad heel consistent op dit onderwerp. Uw collega's, en u zelf ook, pleiten op andere thema's echter voor exact het omgekeerde. Nogmaals, aan een pleidooi voor een monopolist in handen van de Staat – wat wij willen in relatie tot GTS, uiteraard – kleven ook nadelen. Een monopolist is lomp, soms inefficiënt et cetera. Die nadelen nemen wij weg met sturing. U pleit er echter voor om die nadelen weg te nemen met meer marktwerking. Aan die kant van de Kamer zit iemand die daar elke dag voor pleit, maar dan in den breedte, op alle onderwerpen.

De heer Jansen (SP):

U moet zich realiseren dat een keuze voor marktwerking afhankelijk is van de sector, eventueel als gevolg van onwil binnen de sector. Ik zeg "u", maar ik richt mij tot de heer Samsom via de voorzitter. Wij proberen om zorgvuldig, van geval tot geval, te bekijken wat de maatschappelijke meerwaarde is van het in publiek bezit houden, van het aan de markt overlaten of iets daartussenin. Ik zie eerlijk gezegd niet in waarom wij ons op de groothandelsmarkt voor gas – gas is net als olie een product dat op de wereldmarkt verhandeld wordt, waardoor er concurrentie met jan en alleman plaatsvindt – op achterstand zouden laten zetten door bepaalde partijen buiten de deur te houden. Toch?

De heer Samsom (PvdA):

Nee, maar uw woorden over per sector bekijken en meerwaarde zouden niet sociaaldemocratischer kunnen zijn.

De voorzitter:

Mijnheer Samsom, u gaat nu toch wel door?

De heer Samsom (PvdA):

Zeker. Dit brengt mij namelijk bij het dilemma dat velen hebben in dit debat gelet op de amendementen die hierover zijn ingediend. Geven wij de nieuwe toetreders genoeg ruimte om met nieuwe initiatieven te komen en zorgen wij ervoor dat GTS en GasTerra met hun derrière wat opschuiven ten gunste van de nieuwkomers? Dat dilemma culmineert in artikel 66d, lid 2 en 4. Uiteraard hoef ik maar naar de VVD-fractie te kijken voor een amendement om dat te schrappen. Ik dacht eerst: waar blijft het? Maar ondertussen is het er en daarin wordt uitgegaan van het ultieme liberale principe. Om eerlijk te zijn, precies volgens de redenering die de heer Jansen aangaf, heb ik er ernstig over gedacht om dat amendement te steunen en inderdaad te zeggen: het is niet goed dat GasTerra op de manier zoals het in deze markt opereert, waarbij het minder zeggenschap mag eisen in relatie tot de programmaverantwoordelijkheid, domineert. Nieuwe toetreders hebben daar nadeel van. Dat is waar. Onze gasmarkt heeft echter een zeer speciale eigenschap. Die is niet door politieke principes of ideologie bepaald, maar door een geologische factor: Slochteren. Daar ligt een veld dat gratis balans biedt en gratis de flexibiliteit biedt om opeens veel gas te leveren en de gaskraan even af te knijpen als niemand het nodig heeft. Dat principe wil ik zo maximaal mogelijk benutten. Ik wil GasTerra maximaal de ruimte geven om dat uit te nutten. Er staan op dit punt twee efficiënties tegenover elkaar, namelijk de efficiëntie van het laten toetreden van nieuwe toetreders die dingen uiteraard beter kunnen dan oude, lompe molochen – het liberale principe – en de efficiëntie van het maximaal ruimte geven aan een natuurlijk gasveld dat wij toevallig hebben en dat wij maximaal willen gebruiken. Ik weet eerlijk gezegd niet wie er wint. Ik stel daarom voor om het te laten staan, niet te stemmen voor het amendement van de heer Zijlstra en de NMa expliciet opdracht te geven om eens goed te kijken naar hoe die artikelen uitpakken, naar hoe die in de praktijk werken en naar de vraag of er inderdaad meer efficiëntie te behalen valt als wij die artikelen toch schrappen. Het is uiteindelijk een dilemma waarin je een keuze moet maken; dit is de keuze die mijn fractie daarin maakt.

De heer Zijlstra (VVD):

Als ik het goed begrijp, zegt de heer Samsom dat hij best bereid is om voor te stemmen, maar pas nadat hij van de NMa heeft gehoord dat het ook echt een verbetering is die niet allerlei onverwachte neveneffecten heeft die hij niet wil.

De heer Samsom (PvdA):

Dat klopt.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat is in ieder geval een stap. Ik wijs de heer Samsom er wel op dat de verbetering van de gasmarkt onder andere tot stand is gekomen door een motie van zijn partijgenoot de heer Crone, die precies op deze zaken wees die misgaan. Het zijn ook precies deze zaken die de twee leden in de wet overeind houden. Waarom vindt de heer Samsom als nieuwe woordvoerder op dit gebied iets anders dan de heer Crone? Laat ik het anders formuleren. Eigenlijk zegt de heer Samsom dat hij het rendement dat GasTerra kan behalen door gebruik te maken van een monopoliepositie op flexibiliteit, belangrijker vindt dan het goed functioneren van de gasmarkt.

De heer Samsom (PvdA):

Nee. Uiteindelijk vind ik het het belangrijkste dat de gasmarkt zo efficiënt mogelijk functioneert en zo veel mogelijk gas bespaart. Een middel daarvoor is om de markt volledig zijn werk te laten doen. Een mogelijk bijeffect daarvan is echter dat GasTerra zegt: dan zoek je het maar uit met Slochteren, dat zetten wij dan gewoon helemaal dicht alsof het geen flexibiliteit bevat. Je zou dan wel eens meer flexibiliteit kunnen verliezen en daarmee meer efficiency verliezen. Je kunt ook datgene doen wat wij voorstellen. Wij proberen GasTerra maximaal gebruik te laten maken van de flexibiliteit en tegelijkertijd de markt de nodige ruimte te geven. Er is natuurlijk wel iets veranderd in de wet waardoor marktpartijen meer ruimte krijgen. Dat bedoelde de heer Crone ook. Ik heb hem uiteraard gebeld; ik spreek hem vaak hierover. Als hij toen al precies had geweten dat de artikelen 2 en 4 moesten worden geschrapt, had hij dat toen wel opgeschreven.

De voorzitter:

Heren, dit is het onderwerp van uw leven, ik heb dat helemaal door. Ja mevrouw Spies, ik zeg inderdaad "heren". Ik let heel goed op wat ik zeg. Ik kijk naar het lijstje met het aantal interrupties en dan is het terecht dat ik het zo zeg. Heren, wij ronden dit debat echt af om 17.00 uur. Kameraad Zijlstra heeft een Cubaanse spreektijd aangegeven. Kameraad Zijlstra gaat zo direct nog 45 minuten tegen ons praten. Daar verheugen wij ons allemaal op. Dat betekent wel dat ik de heer Samsom nu vraag om zijn betoog af te ronden en de heer Jansen, die bij de interruptiemicrofoon staat, om fijn te gaan zitten.

De heer Samsom rondt zijn betoog af.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter, dat kan ik ook vrij snel doen.

De voorzitter:

Dat dacht ik ook.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Mevrouw Spies heeft het gehad over groen gas. De nieuwe revolutie in onze energievoorziening moet uiteraard van groen gas komen. Zij sprak over het belang om dat, analoog aan het andere deeltje van het wetsvoorstel dat wij net hebben behandeld, voorrang te geven. Dat hoeft nu nog niet, daarover is iedereen het eens, maar het moet wel mogelijk worden. Net zoals mevrouw Spies vraag ik de minister hoe zij daarmee rekening wil houden. Desnoods hebben wij een motie klaarliggen om haar daarin nog wat aan te sporen.

Zeer onlangs heb ik een amendement ingediend op artikel 10, omdat daarin een aantal formuleringen staat die nogal rigide zijn en die ertoe dreigen te leiden dat iedereen het ultieme, eeuwige recht heeft op een aansluiting op het gasnetwerk. Zoals bekend zijn wij groot voorstander van warmtenetwerken. Een gasnetwerk is dan niet meer nodig. Als je het dubbel zou willen aanleggen, ben je zo veel geld kwijt dat het warmtenetwerk er vanzelf wel mee ophoudt. Dat zou een probleem zijn dat wij willen voorkomen.

Ik wil nog één punt behandelen. Mijn excuses voor de wat ongeordende opbouw van mijn betoog, maar vandaag wordt mijn aandacht ook door heel veel andere dingen afgeleid. Er is nog een amendement van mijn hand, niet onbelangrijk, dat moet meewerken aan de zekerheid voor investeerders in duurzame energie. Het aansluitrecht is gegarandeerd binnen achttien weken voor alle aansluitingen tot 10 MW. Daarna moet men het maar uitzoeken. Steeds meer installaties worden groter dan 10 MW. Wij willen ook voor hen een gegarandeerde aansluittermijn van achttien weken. In het amendement hebben wij dat op die manier verwoord. Het amendement heeft nog geen nummer, maar als het is ingediend zal de minister het vanzelf herkennen. Ik hoor graag haar reactie hierop.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Het zal erg meevallen. Mijn tekst zal men niet gaan verwarren met Cubaanse teksten. Ik ben vandaag wel mijn uniform en sigaar vergeten.

Ik heb verschillende malen bij procedurevergaderingen gevraagd om deze wetsvoorstellen gescheiden te behandelen omdat zij allebei enorm uitgebreid zijn. Als dat dan niet gebeurt, krijg je soms Cubaanse toestanden. Ik begin met het Gaswetgedeelte en daarna ga ik over op de Elektriciteitswet, met name op de voorrang voor het duurzaam gedeelte en enkele andere zaken.

Over het algemeen vinden wij de richting van de aanpassing in de Gaswet goed, laat dat helder zijn. Een versterking van de marktwerking is prima. Ook de ambitie om Europa te laten uitgroeien tot gasrotonde komt duidelijk naar voren. Die ambitie steunen wij nog steeds. Ik kom daar later nog op terug. In de memorie van toelichting wordt terecht opgemerkt dat er een aantal obstakels/drempels is dat die ambitie schaadt. Het is duidelijk dat wij die moeten wegnemen. Wij moeten dit doen omdat anders de voorzieningszekerheid in gevaar komt; zie pagina 4. Het kabinet constateert daarbij dat de koper van gas zelf zou moeten bepalen wat hij met zijn gas doet: verbruiken of doorverkopen. Dat is een heel terechte constatering. Daarom vinden wij het heel vreemd dat de minister bij de verhandelbaarheid van gas niet goed doorpakt. Dat is althans onze mening.

In het al vaker aangehaalde artikel 66d wordt de verhandelbaarheid van gas geregeld door het invoeren van programmaverantwoordelijkheid. Feitelijk wil de minister een markt voor programmaverantwoordelijkheid creëren. De verhandelbaarheid van gas moet dus op gang komen. Daarom zijn de leden 1 en 3 van het artikel ook prima. Het wordt verkopers en kopers van gas verboden om de commodity te combineren met de programmaverantwoordelijkheid. Die mag dus niet samen met het gas worden verkocht. De minister maakt daarop echter één uitzondering. Die staat in de leden 2 en 4. De verkoper/koper mag in een dergelijk geval eisen – niet vragen, maar eisen – dat de programmaverantwoordelijkheid wordt overgedragen. Dat geldt voor de flexibele of all-incontracten, waarbij een bandbreedte is afgesproken waarbinnen je kunt afnemen. Binnen die bandbreedte wordt er vervolgens afgerekend naar de daadwerkelijke afname van het gas. Dit zijn op dit moment de meest voorkomende contracten. Het kan toch niet de bedoeling zijn om juist de contractvorm te laten bestaan die ervoor zorgt dat de gasmarkt niet werkt. De minister moet dus doorpakken. Wij zouden heel graag de leden 2 en 4 uit het artikel halen.

De heer Jansen refereerde er al aan dat deze contractvorm ervoor zorgt dat er situaties ontstaan – niet bij een strenge winter zoals nu, maar bij een warmere winter – waarin er gas afgefakkeld wordt in plaats van geweigerd. Het is vanwege die bandbreedtecontracten namelijk goedkoper om het gas af te fakkelen dan om het niet af te nemen. Die perverse situatie blijft bestaan. De heren Vendrik en Samsom hebben hun mond vol over duurzaamheid en het milieu. Zij kunnen er toch geen voorstander van zijn dat wij in deze wet artikelen laten staan die ervoor zorgen dat gas nutteloos wordt afgefakkeld in plaats van dat het niet wordt afgeleverd? Daarom zouden die leden van dat artikel moeten verdwijnen.

De keuzevrijheid van afnemers en leveranciers wordt beperkt. De dominante positie van de staatsdeelneming in GasTerra blijft in stand. Het overgrote deel van de leveranciers koopt in bij GasTerra en dat zal niet veranderen. Ze kunnen niet incidenteel gas bij een andere leverancier inkopen of gas doorverkopen. De mogelijkheid om door handig handelen de klant een voordeel te bieden is beperkt. De leden 2 en 4 zijn naar onze mening ook niet in overeenstemming met de motie-Crone c.s. waarin werd verzocht om de transparantie van de markt en de liquiditeit van TTF te versterken. Het volume op TTF is gegroeid maar de verhandelbaarheid van gas is juist gedaald; dit blijkt uit de marktmonitor van de NMa over 2009. Er zijn dus heel grote stappen nodig, want we zijn de afgelopen tijd zelfs achteruitgegaan.

De NMa geeft in haar jaarlijkse marktmonitor ook aan dat leveranciers die doorverkopen, alleen bij GasTerra terechtkunnen voor hun inkoop. Daardoor zijn er volgens de NMa onvoldoende mogelijkheden voor concurrentie tussen leveranciers. Met name nieuwe toetreders kunnen moeilijk een marktaandeel verwerven. Dat is echter nu juist wat wij willen, ook om de gasrotonde van de grond te krijgen. De minister verdedigt haar keuze voor deze twee leden met het argument dat flexibele contracten anders niet beheersbaar zouden zijn. In de schriftelijke beantwoording heeft zij dat echter naar onze mening niet goed kunnen uitwerken. Wat is volgens de minister nu "niet beheersbaar"? Wat gaat er nu mis als wij die twee leden niet in de wet zouden opnemen? Voor zover ik het overzie is het enige verschil dat dan optreedt het volgende: in plaats van dat geëist kan worden om de programmaverantwoordelijkheid over te dragen, moet GasTerra twee aanbiedingen doen, een voor de "commodity" gas alleen en een voor de "commodity" plus de programmaverantwoordelijkheid. Naar onze mening zorgt dat er juist voor dat de gewenste markt op het gebied van de programmaverantwoordelijkheid daadwerkelijk tot stand komt, omdat op deze wijze zelfs nog meer geprononceerd duidelijk wordt wat de prijs is voor programmaverantwoordelijkheid. Dat is waar je naartoe wilt als je de gasmarkt echt op gang wilt krijgen.

Er is voor ons ook nog een juridisch argument om te zeggen dat die twee leden niet in de wet zouden moeten staan. In artikel 86, lid 1, van het EG-verdrag staat dat, als er sprake is van een bijzonder recht, dit strijdig is met mededingingsregels. Diverse advocatenkantoren hebben bevestigd dat er in dit geval kan worden gesproken van een bijzonder recht. Er is feitelijk sprake van bescherming van een bijzonder klein aantal aanbieders van gas, die in staat zijn tevens flexibiliteit te bieden. Met name is dat GasTerra. Daarnaast zijn er nog een paar met heel kleine gasopslagen. GasTerra krijgt dus specifiek bescherming in de wet door deze artikelen en krijgt daardoor een machtspositie, en dat niet alleen op de flexibiliteitsmarkt. Doordat men kan opeisen, krijgt men indirect ook een machtspositie op de programmaverantwoordelijkheidsmarkt. Het is expliciet verboden om je positie op één markt te gebruiken – in de wet staat misbruiken, maar ik gebruik eerst maar even het woord gebruiken – om op een andere markt ook een stevige positie te creëren. Dat is precies wat er gebeurt door deze twee leden, want je mag een en ander opeisen. Neem van mij aan dat men dat zal gaan doen.

Als wij de twee desbetreffende leden van artikel 66d schrappen, wordt de voortzetting van de huidige praktijk geen automatisme en zullen de keuzevrijheid en de marktwerking op de gasmarkt worden versterkt. Pas dan gaat de gasmarkt ook echt werken. Nu lopen er wel leveringen via de TTF, maar die worden niet doorverkocht, omdat de gasmarkt daar op dit moment niet bij gebaat is. Door het schrappen van de twee bewuste leden wordt de vrijheid van zowel afnemers als producenten vergroot, en kunnen zij ervoor kiezen de programmaverantwoordelijkheid over te dragen. Sterker nog, veel partijen, zoals mkb-bedrijven, zullen dat graag willen doen, omdat zij die hele sores niet willen hebben en zeggen: als jij dat voor mij wilt aanbieden, doe dat dan vooral, maar dan wel graag met een dubbele aanbieding, zodat je weet waar je voor betaalt.

Wij hebben een amendement ingediend, waarin wordt voorgesteld om die twee leden te schrappen. Ik hoop daarvoor steun te krijgen, ook vanwege de milieuaspecten die ik zojuist bij afwezigheid van de heer Samsom heb geschetst. Als ik onverhoopt de heer Samsom niet heb kunnen overtuigen, wat ik bijna niet kan geloven, roep ik hem op tot het noodscenario om via de NMa te gaan en daartoe een motie in te dienen. Als mijn amendement zou worden verworpen, zou ik die motie misschien wel kunnen steunen. Maar nogmaals, volgens mij zijn de argumenten om deze twee leden te schrappen zodanig sterk, dat hij dat op voorhand zou moeten willen.

Dit is voor ons een zwaar punt, laat dat gewoon helder zijn. Wij hebben de hele riedel aan marktpartijen voorbij zien komen. Als er één consistent punt is waarover alle marktpartijen, met uitzondering inderdaad van een, te weten GasTerra, het unaniem over eens zijn, is het dit punt. Dit is en blijft een blokkade van de gasmarkt. Als de hele markt dat zegt, dan zou daar toch wel eens een grond van waarheid in kunnen zitten. Waarom heeft de minister dit niet meegenomen? Je gaat in deze tijden toch een beetje in complottheorieën denken. Is het dan zo dat de minister van Financiën in het kader van de 35 mld. die hij moet vinden, heeft gezegd: het gaat misschien ten koste van het rendement van GasTerra, dus dat gaan wij niet doen?. Hebt u de strijd van de minister van Financiën verloren? Zo vraag ik aan de minister van Economische Zaken. Het kan toch niet zo zijn dat wij het rendement van GasTerra plaatsen boven het goed functioneren van de gasmarkt. Als de gasmarkt niet goed op gang komt – en daar vrezen wij voor – ziet de VVD-fractie ook geen noodzaak meer om te gaan investeren in de gasrotonde. Die gaat immers, zoals de minister ook schrijft in haar memorie van toelichting, alleen maar van de grond komen als er een liquide en goede gasmarkt is. Wat ons betreft zit daar toch een koppeling in. Anders gaan wij miljarden investeren in pijpen, terwijl straks de Duitsers via een goede gasmarkt de rotonde van de grond gaan trekken.

De heer Van der Ham (D66):

U hebt gesproken over uw amendement. Zeer sympathiek. Ik heb daar ook iets over gezegd, althans ik heb dezelfde analyse gemaakt als u. Gevraagd is ook naar de NMa, waar ook de heer Samsom het over had. U zei: als mijn amendement niet wordt aangenomen, dan moeten we maar via de NMa een advies vragen. We gaan vandaag deze termijn van de Kamer afronden. Wanneer de beantwoording gaat plaatsvinden, weten we nog niet precies.

De heer Zijlstra (VVD):

Als die al gaat plaatsvinden.

De heer Van der Ham (D66):

Er is altijd een kabinet uiteindelijk. Ik zou via u, voorzitter, heel graag het verzoek aan de minister willen meegeven om alvast te bezien hoe zij wil omgaan met de vraag aan de NMa. Misschien kan zij dat zelfs nu al aangeven. Dat zou heel veel kunnen bijdragen aan de verdere behandeling van het wetsvoorstel in de Kamer en aan de beoordeling van het amendement van de heer Zijlstra. Ik zeg dat op dit moment, omdat het nu even ter sprake is en omdat het gaat om het amendement van de heer Zijlstra. Ik weet niet of de minister daar al iets over kan zeggen?

De voorzitter:

Nee, we gaan het wel netjes in de goede volgorde doen. De minister heeft haar eigen termijn, zoals u weet.

De heer Van der Ham (D66):

Dat begrijp ik, maar dat is niet vandaag en ik geef haar ter overweging mee, via u, om wellicht voorafgaand aan haar beantwoording in eerste termijn al een vraag neer te leggen bij de NMa inzake de kwestie waar ik het over had, waar de heer Samsom het over had en waar ook de heer Zijlstra over heeft gesproken. Zijn amendement gaat er ook over. Dat zou de kwaliteit van het debat daarna kunnen verhogen. Ik geef het via u mee aan de minister.

De voorzitter:

Heel goed.

De heer Zijlstra (VVD):

Het lijkt mij een waardevolle suggestie.

Dan ga ik in op de stuurinformatie. Anderen hebben er ook al over gesproken. Het gaat om het woord "actueel" versus "correct, tijdig en volledig". Wij zullen het amendement van mevrouw Wiegman en de heer Samsom steunen, want ja, actuele informatie kan nog steeds fout zijn. Dan is alles wel besloten.

Dan de beroepsprocedures. De minister geeft terecht aan dat ze het aantal beroeps- en bezwaarprocedures bij de Elektriciteits- en Gaswet wil beperken. Zij neemt daarvoor ook maatregelen. Wij onderschrijven dat doel, laat dat helder zijn. Kan de minister aangeven waarom zij niet gekozen heeft voor een versterking van de positie van representatieve organisaties van netgebruikers? Volgens ons kan het wijzigingsproces van tarieven en voorwaarden voor transport verder worden gestroomlijnd door ook aan representatieve organisaties van netgebruikers het recht te geven, de gezamenlijke netbeheerders te verzoeken om een voorstel bij de NMa te doen tot wijziging van tarieven en/of voorwaarden van transport. Hetzelfde geldt voor codes. Dat recht hebben nu alleen de landelijke netbeheerders of ten minste een derde van de overige netbeheerders. Zou de minister dat in lijn met wat er bij de informatiecode feitelijk al bestaat, niet veel breder willen toepassen, omdat dan ook op een veel vroeger moment de partijen met elkaar aan tafel zitten? Ik hoor graag daarop het antwoord van de minister.

Dan kom ik op investeringen van nationaal belang. Op bladzijde 2 van de memorie van toelichting schreef de minister: het beschermen van de positie van de kleinverbruiker en het toezicht op de naleving van daarop gerichte wet- en regelgeving door de raad van bestuur van de NMa zijn punten van blijvende aandacht. Dat is heel goed. In dat licht vinden wij wel de eenzijdigheid van de positie die de minister voor netwerkinvesteringen van nationaal belang claimt, bijzonder. Uiteindelijk is dit toch gewoon een onzuivere vermenging van rollen. Over de onafhankelijke toezichthouder NMa dient wat ons betreft – daarin sluiten wij ons aan bij het amendement van de heer Van der Ham op dit punt, dat wij dus ook zullen steunen, met de restricties die mevrouw Spies heeft aangegeven – openbare informatie beschikbaar te zijn om te kunnen toetsen in hoeverre de minister de juiste afweging maakt. Dat zeg ik ook gezien het recente verleden. We hebben het Rekenkamerrapport over tariefregulering en dat was klip-en-klaar. De Rekenkamer heeft geoordeeld dat de investeringen voor de gasrotonde geen tariefstijging rechtvaardigen. Volgens de Rekenkamer heeft de tariefstijging een rendementsoogpunt, dus het oogpunt van het verhogen van de inkomsten van de Staat – daar komt het gewoon op neer – en was zij niet nodig om de betreffende investering mogelijk te maken. Ik vraag de minister hoe dit zit. Volgens mij hebben wij in juni 2008 samen met de SP-fractie – ik kijk even naar de heer Jansen – klip en klaar aan de minister gevraagd of deze tariefsverhoging nodig was om de investering in de gasrotonde mogelijk te maken. Als het antwoord daarop "ja" is, was ik in ieder geval voor. De minister zei toen "ja" en de Rekenkamer zegt "nee". Wij hebben daarover nog niet eerder van gedachten gewisseld, maar ik wil graag van de minister weten hoe het mogelijk is dat zij toen tegen de Kamer zei dat het nodig was en dat de Rekenkamer op dit moment – dat is inmiddels ook al weer een halfjaar geleden – aangaf dat het vooral een rendementseffect had. Kan de minister daarover haar licht laten schijnen en ons laten weten hoe zij daarin precies zit en hoe het allemaal zo is gelopen? Hetzelfde geldt voor het Rekenkamerrapport over de herwaardering van netten. Dat heeft mevrouw Spies helder aangegeven. Ik zal dit omwille van de tijd niet herhalen. Ik sluit mij daarbij aan.

Ik kom op de aansluitplicht voor kleinverbruikers. De minister stelt in het wetsvoorstel voor om een aansluitplicht voor kleinverbruikers over de breedte in te voeren. Volgens ons is dat om een aantal redenen niet zo'n goed idee. De eerste is dat niet moet worden uitgesloten dat dit ook geldt, als ik het wetsvoorstel zo lees, voor gebruikers die in een warmtenetgebied wonen. Als iemand die op stadsverwarming is aangesloten, zegt "ik ben er niet zo blij mee, doe mij maar gas", dan moet je een gasleiding aanleggen. Dat betekent eigenlijk dat je die al hebt aangelegd als het gebouw wordt neergezet, want het aanleggen na die tijd wordt erg moeilijk. Dat betekent het einde van stadsverwarming. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Ten tweede doet de minister het ook in onrendabele gebieden. Ik noem een voorbeeld. Je hebt een gebied waar zeven boerderijen staan. Daar ligt nu geen gasnetwerk, maar met dit wetsvoorstel zou je dat wel moeten aanleggen. Als één boerderij aanvraagt om een gasaansluiting aan te leggen, dan moet je het eigenlijk voor alle zeven doen, want je gaat natuurlijk niet als die ene net klaar is en nummer eraan twee komt, zeggen: dan gaan wij het hele riedeltje nog een keer doen. Dan leg je het dus helemaal aan. Wat gaat dat kosten? Dat wordt gesocialiseerd. De schattingen die wij vernemen, belopen toch echt in de honderden miljoenen. Dan is het wel de vraag of dit een heel effectieve besteding is, zeker gezien het feit dat tegenwoordig bijvoorbeeld met warmtepompen goede alternatieven aanwezig zijn. Is het zelfs niet zo dat je een alternatief als een warmtepomp, die goed is voor het milieu, feitelijk minder aantrekkelijk maakt in onrendabele gebieden en daartegenover een investering zet die heel veel geld kost? Dat is toch niet logisch? Waarom gaat de minister op dit moment, terwijl er steeds betere en ook duurzame alternatieven beschikbaar zijn, die aansluitplicht wel invoeren? Wij willen dit graag door haar toegelicht krijgen. Indien nodig zullen wij daarop een amendement indienen.

Ook over de aansluitplicht voor grootgebruikers hebben wij een aantal vragen. De minister kiest voor die aansluitplicht. Hoe ziet zij dit in verhouding tot zaken als veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid? Als de netbeheerder op elk willekeurig punt een aansluitplicht heeft, kan dit veel extra kosten met zich brengen. Volgens mij heeft de heer Samsom daarop inmiddels een amendement ingediend, maar ik ben eerlijk gezegd wel een beetje de draad kwijt. Het zijn er inmiddels zo veel, dus vergeef het mij als ik een verkeerde naam noem. Die vele kosten moeten wij wel een beetje bekijken vanuit het kostenveroorzakersprincipe. De heer Jansen zei daarover ook lovenswaardige woorden. Wij moeten wel in de gaten houden dat het redelijk blijft en niet per definitie zeggen: laat het neervallen bij de netbeheerder, dus bij de eindgebruiker. Je moet altijd nakijken hoe het precies loopt. Graag ontvang ik een antwoord.

In het voorstel voor de Elektriciteitwet draait het met name om voorrang voor duurzaam. Dat is inmiddels wel gebleken, maar eerst noem ik nog een paar kleinere punten. Ik noem de kosten voor bovenliggende netbeheerders. Wij zijn het met de minister eens dat overwinsten voor netbeheerders moeten worden voorkomen. Wij hebben daarover in dit huis uitgebreid gedebatteerd. Volgens mij is niemand het daarmee oneens. Dit wordt gedaan via de efficiencymaatstaf, maar daarin zit wat ons betreft wel een onredelijke component. Lager liggende netbeheerders krijgen vanwege de doelmatige bedrijfsvoering een korting op hun totale tarief. Maar onderdeel van dat tarief is het tarief van de landelijke netbeheerder. De landelijke netbeheerder heeft ook al een efficiency-, een doelmatigheidskorting gehad. Dat is een aanzienlijk deel van het nettarief. Een aanzienlijk deel van je tarief kun je misschien heel licht beïnvloeden, maar laat ik voor de helderheid zeggen: niet beïnvloeden. Daar is al een efficiencykorting overheen gegaan. Dan moet jij, over jouw resterende deel, een efficiencykorting gaan realiseren die over het totaal gaat. Dat is niet redelijk. Ik ben er een groot voorstander van dat er scherp op wordt toegezien, zodat de tarieven zo laag mogelijk worden gehouden. Daarbij moet de redelijkheid echter ook in de gaten worden gehouden. Wij vernemen dan ook graag van de minister waarom zij dit niet gecorrigeerd heeft. Eventueel zal ik daarop een amendement indienen.

Ik kom te spreken over aansluitcondities voor kleinere producenten. Er zijn producenten die nu om een aansluiting verzoeken van minder dan tien MVA. Ik dacht een hele tijd dat dit een verkeerde weergave was van megawatt, maar het blijkt een separate aanduiding te zijn die min of meer gelijkwaardig is; zo heb ik ook weer wat geleerd. Daarvoor geldt dat die worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net, ongeacht de vraag of er voldoende netcapaciteit beschikbaar is. Als een netverzwaring nodig is, worden die verzwaringen qua kosten compleet gesocialiseerd. Dit geldt niet als het meer dan tien MVA is. Wat is nu de situatie? Er is geen prikkel voor dergelijke producenten om te kiezen voor een zodanige locatie waarbij een beetje rekening is gehouden met het "kostenoptimale" aspect. Dat lijkt mij al wat onhandig, maar dat wordt het helemaal als de praktijk is dat producenten van bijvoorbeeld achttien MVA dit opsplitsen in twee projecten van negen MVA als gevolg waarvan zij gratis aangesloten worden. Dat is dus niet de bedoeling, althans niet wat de VVD betreft. Deze praktijk blijkt ook uit een aantal beroepsprocedures bij de NMa. Wij willen dan ook graag dat dit wordt recht gezet. Wij snappen dat de creativiteit van de sector op dit punt groot is, maar dat is niet de bedoeling van de wet. Vandaar dat wij willen dat de wet op dit punt wordt aangepast.

Ik kom te spreken over "voorrang duurzaam". Laat heel helder zijn dat wij het principe onderschrijven dat bij congestie duurzaam voorrang moet krijgen. Wij zijn het ook met de minister eens als zij zegt dat, als er geen sprake is van congestie, iedereen op het net zit en dat er dan geen sprake is van voorrangsituaties. Laten wij toch helder zijn: wat ons betreft, is er boven "voorrang duurzaam" nog een regel. De minister zegt dat gelukkig ook. Ik doel op artikel 16 van de Elektriciteitswet, dat heel helder aangeeft dat iedereen wordt aangesloten. Nogmaals, het uitgangspunt is dat iedereen wordt aangesloten.

Dat de situatie op de elektriciteitsmarkt snel kan veranderen, moge duidelijk zijn. Ik weet nog dat een van mijn eerste debatten in dit huis op het gebied van energie ging over de vrees voor een tekort aan productievermogen. Ik zie dat de heer Vendrik mij nu een beetje verbaasd aankijkt, maar dat was nog geen drie jaar geleden. Toen debatteerden wij over vangnetten; ook werd toen gezegd dat wij productie moesten stimuleren, omdat wij anders wel eens in de problemen zouden kunnen komen. Nu voeren wij een omgekeerde discussie.

Ondanks het feit dat weinigen de extra productiecapaciteit zagen aankomen, is er wat ons betreft een probleem. Ik doel op de wijze waarop TenneT tot investeringen in de infrastructuur komt. Ik verwijt ze niet dat ze dit allemaal niet hebben zien aankomen. Er is echter wel sprake van een soort van perverse prikkel in het investeringsbeleid. Immers, TenneT gaat eigenlijk pas investeren, om het maar zo kort door de bocht te zeggen, op het moment dat helemaal zeker is dat daar productievermogen komt. Iemand gaat pas een grote investering doen, als hij redelijkerwijs zeker weet dat hij wordt aangesloten. TenneT mag dergelijke risico's niet in de tarieven verwerken. Volgens ons moet daar toch naar gekeken worden: als je er redelijkerwijs van mag uitgaan dat de aansluiting er komt, mag TenneT bij voorbaat al die investeringen doen. Op die manier wordt vooruit gedacht in plaats van dat je achteraf bijbouwt. Dat is dus helaas niet het geval. Wij willen dit dus graag goed geregeld zien; zo nodig dienen wij daarover een amendement in.

Nu wil ik nog iets zeggen over het systeem van congestiemanagement, dat de basis is van "voorrang voor duurzaam". In haar brief van 16 november jongstleden koos de minister voor een systeem van implicite redispatch, het hybride systeem. Dat veranderde overigens vrij vlot. Toen de beantwoording van de vragenronde binnenkwam, was er in een keer sprake van system redispatch. Dat is een heel gekke gang van zaken. Laat helder zijn dat wij er blij mee zijn. Wat is er gebeurd dat de minister die wijziging van systeemkeuze heeft doorgevoerd? Ik wil dus graag dat de minister hierover helderheid verschaft. Wat is precies de status van de beleidsbrief? Een aantal zaken die de minister daarin beschrijft, is immers afhankelijk van het gekozen systeem. Er is dus een beleidsbrief gebaseerd op een bepaald systeem, maar dat systeem is nu niet onderdeel van de besluitvorming. De minister heeft namelijk een ander systeem gekozen. Het wordt nu wel een beetje ingewikkeld. Ik wil dan ook graag dat de minister dit verduidelijkt.

Wij hebben grote problemen met de keuze van de minister voor een kostentoedelingssystematiek waar het gaat om grijze producenten in congestiegebieden. Het gaat hier om een bedrag van tussen de 30 mln. en 47 mln; zo schat de minister. Waarom vinden wij haar keuze verkeerd? Ten eerste ontstaat congestiemanagement alleen maar als TenneT te laat is met de aanleg van een hoogspanningsverbinding. Laten we eerlijk zijn: die hoogspanningsverbinding kost geld. Als die er ligt, worden de kosten ervan in de netwerktarieven verwerkt. Dan worden die gesocialiseerd, zodat iedereen eraan mee betaalt. Daarover doet niemand moeilijk. Zo zit het systeem in elkaar. Dat is prima. Daarom ligt het volgens ons in de rede dat je de kosten ook socialiseert als je te laat bent met die kabel en je zegt dat het een oplossing van een fout in het systeem is. Normaal had het kabeltje er gelegen en had men de kosten ervan gewoon gesocialiseerd. Als er op de A2 ter hoogte van Meerssen een gat in het wegdek ontstaat, brengt de reparatie daarvan kosten met zich. Rijkswaterstaat zegt dan ook niet dat alleen de rijders van een Toyota die moeten dragen. Dat is wel precies wat de minister doet. Zij zegt: er zit een gat in de A2 en we laten alleen Toyotarijders daarvoor betalen. Dat vinden wij heel erg vreemd. Wil de minister dit verduidelijken?

Hierbij komt dat grijze producenten moeten gaan betalen voor iets waar zij part noch deel aan hebben. Neem een gascentrale in de Eemshaven. Ik zal de producent niet noemen, maar dat ding staat er al tien jaar. Kon die producent altijd zo het net op, nu komt zij in een congestiegebied terecht en krijgt zij te maken met kosten. Die kosten had zij eerst niet. Dit zou wel eens tot schadeclaims kunnen leiden. Ik hoor hierop graag de reactie van de minister. Die congestie wordt ook nog eens buiten Nederland veroorzaakt, want Duitse energie wordt via Nederland, België en Frankrijk afgevoerd. De heeft Vendrik vroeg hoe het zat met de interconnectoren, maar ik ga uit van de redenatie van de minister dat de interconnector niet afgeschakeld kan worden. Wij kunnen er dus niets aan doen als er ineens grote stromen Duitse energie binnenkomen. De Nederlandse producent mag er wel voor betalen. Dat is toch heel vreemd. Wil de minister nog eens aangeven of zij daarin onderscheid maakt?

Er ligt ook nog een NorNed-kabel. Daarover komt eveneens stroom binnen. Verder wil de minister nog een kabel naar Denemarken aanleggen. Het wordt daar dus alleen maar drukker. Laat ik het heel plat zeggen: de Noord-Nederlandse gascentrale betaalt voor het feit dat er in Noord-Duitsland een paar kolencentrales worden neergezet die via Nederland afvoeren. Dat lijkt mij niet de bedoeling met het oog op de voorrang aan duurzame energie.

Wil je investeren in bijvoorbeeld al die elektrische auto's die de heren Samsom, Vendrik en ik graag zien rijden in Nederland, dan moet je ergens elektriciteit vandaan halen. Daarvoor hebben we centrales nodig. Het investeringsklimaat voor het productievermogen in Nederland moet goed blijven, want ik ben niet zo bang voor een te groot productievermogen, maar wel voor een te kort aan productievermogen als we allemaal elektrisch gaan rijden. Dan moet er heel wat gebeuren. De heer Samsom zal zich wel herinneren dat wij ooit samen een model hebben ingevuld. Wij speelden daarmee en kwamen erachter dat er bijna niet tegen het faciliteren van elektrisch rijden op te bouwen was. We moeten het investeringsklimaat dus goed houden. Nu stimuleert de minister vooral de bouw van een centrale aan de andere kant van de interconnector, zodat je op de Nederlandse markt komt zonder dat je hoeft te betalen voor congestie. Dat doet de minister hiermee. In onze ogen is dat fout. Zij moet het investeringsklimaat echt in de gaten houden. Zij heeft het in haar voorstel wel over de enorme opbrengsten dankzij dit voorstel, omdat er meer producenten op het net komen, waardoor er meer aanbod is met alle prijsverlagende effecten van dien, maar als zij deze redenatie in dit investeringsklimaat doorvoert, zal zij zien dat het op de lange termijn juist de andere kant op gaat. Zij maakt Nederland onaantrekkelijker voor de investeerder, waardoor er een prijsopdrijvend klimaat ontstaat vanwege een gebrek aan producenten. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister. De marktwerking wordt hier enorm verstoord. Dit moet een partij als D66 toch ook tegenstaan. Dat partijen nog onderscheid maken tussen duurzaam en grijs, kan ik vanuit de filosofie van sommige partijen begrijpen, maar hier wordt ook nog eens een marktonderscheid gemaakt tussen grijs en grijs. Je hebt namelijk grijs binnen het congestiegebied en grijs buiten het congestiegebied. Hoe wil de minister van EZ nu spreken over een vorm van eerlijke marktwerking, terwijl er zo veel onderscheidingen worden gemaakt? Er zit bovendien een heel slechte milieucomponent aan vast, maar misschien wil de heer Vendrik dat als een soort van cliffhanger laten wachten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nee. Met enige fantasie zou je het wetsvoorstel voor verduurzaming kunnen kwalificeren als een kilometerheffing voor elektronen. Ik vind het fijn dat de VVD-fractie daarvan wel voorstander is. Begrijp ik goed dat de heer Zijlstra van mening is dat de kosten van congestiemanagement uitgesmeerd moeten worden over alle gebruikers? Pleit hij dus voor een algehele socialisatie van de kosten?

De heer Zijlstra (VVD):

Dat heeft de heer Zijlstra goed begrepen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik denk dat de heer Zijlstra bekend is met het gegeven dat, als je dat doet, die kosten op macroniveau heel hoog uitvallen. Degenen die voor die kosten verantwoordelijk zijn – dat zijn de producenten – hebben er immers geen belang bij om die tegen te gaan. Het mooie principe van socialisatie schiet zichzelf in de voet. Uit de ervaringen die in het buitenland zijn opgedaan en uit de rapporten van het ministerie, is op te maken dat je dit niet moet doen. Je moet de kosten van congestie namelijk zo veel mogelijk terugleggen bij diegenen die de congestie kunnen voorkomen. Ik meen dat de minister dat met haar wetsvoorstel beoogt.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik wijs de heer Vendrik op mijn betoog over het buitenland. Het is heel interessant om te horen op welke wijze hij die kosten gaat toedelen aan een belangrijke categorie, bijvoorbeeld in Noord-Nederland, waarvoor dat niet mogelijk is. De heer Vendrik weet dat de kolencentrales net over de grens daar ook mee te maken hebben.

Het gaat de heer Vendrik waarschijnlijk met name over die gaming, waarover ook de heer Samsom sprak. Daarvoor hebben wij echt de NMa. Ik heb vertrouwen in die organisatie. Kennelijk heeft de heer Vendrik er geen vertrouwen in dat de NMa in staat is om toezicht op de markt te houden. Het probleem zou nog groter zijn als ik dat vertrouwen niet had. Voor ons is de NMa de toezichthouder. Zij houdt dus in de gaten of dit soort zaken soepel verloopt. Een bedrijf in Nederland heeft zich in 2001 met praktijken beziggehouden die hieraan raken. Dat was meteen afgelopen op het moment dat de NMa met haar onderzoek startte.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ook ik heb het punt gemaakt van het uitsluiten van die interconnectie van congestiemanagement. Ik vind dat onjuist. Wat dat betreft ben ik het dus met de heer Zijlstra eens. Voor mij is dat echter aanleiding om ervoor te pleiten, die interconnectie wel bij congestiemanagement te betrekken. Die buitenlandse leveranciers moeten dan ook weten wat de consequenties zijn in geval van congestie. Anders zal er een heel vreemde situatie ontstaan. Je moet het dus op die manier oplossen en niet zeggen dat dit een reden is om de kosten van congestie over alle Nederlandse verbruikers te "verschmerzen". Daarmee heb je die buitenlandse producenten immers nog steeds niet te pakken. Het eerste argument vervalt dus. Je moet het op een andere manier oplossen. Graag wil ik daarop een reactie van de heer Zijlstra.

Het tweede punt is dat, als je de kosten binnen het congestiegebied verhaalt op grijze producenten, dit de prikkel zal zijn om zich daar niet te vestigen. Dat is interessant, want dan voorkomen wij congestie in plaats van dat wij een en ander oplossen. Wij voorkomen dan in plaats van dat wij genezen. Dat is toch een interessante prikkel die de heer Zijlstra wegneemt. Dat is toch zonde.

De heer Zijlstra (VVD):

Daarvoor is zelfs een ander middel beschikbaar. Wij hebben een structuurschema elektriciteit. Ik zeg het niet helemaal goed, maar iedereen begrijpt wat ik bedoel. Daarin wordt bepaald waar bepaalde ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Die bedrijven doen niets wat wij niet wilden. Zij bouwen in gebieden die wij als toegestane gebieden hebben aangewezen. De redenering van de heer Vendrik gaat dus mank. Sterker nog, het gaat de andere kant op. Als de congestiekosten worden toegerekend aan grijze producenten binnen congestiegebieden, heeft dit tot gevolg dat het milieu slechter af is, want de oudste, minst rendabele centrales staan buiten de congestiegebieden. De congestiegebieden zijn namelijk de gebieden langs de kust, die het gunstigst zijn om een centrale neer te zetten. Daarnaast zijn er de Amercentrale en de Clauscentrale, oude bakkies, die de bedrijven misschien op een gegeven moment willen afschakelen. Dat wordt echter een stuk minder snel gedaan, want de efficiënte centrale krijgt met extra kosten te maken. De milieutechnisch slechte centrale heeft dan een bedrijfseconomisch voordeel en zal langer doordraaien. Het feit dat per congestiegebied wordt toegerekend aan grijze producenten, is sowieso al fout. Zoals de heer Vendrik al heeft gezegd, maar anderen niet, zou je dan sowieso de stap moeten zetten naar toerekening aan grijs totaal.

De voorzitter:

Mijnheer Zijlstra, ik probeer een beetje voortgang te boeken. Ik begreep het al. Dat betekent dat de anderen dat ook doen.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik wacht altijd op een instemmend knikje van de heer Vendrik.

De voorzitter:

Dan kunt u lang wachten, denk ik.

De heer Zijlstra (VVD):

Daar hebt u weer een punt, voorzitter.

Congestiemanagement is geen sturingsmiddel. Het is een oplossing voor een tijdelijk tekort aan netcapaciteit. Deze wordt op dit moment misbruikt – ik gebruik dit woord maar gewoon – om een bepaalde sturing aan te brengen in de keuzes voor energie. Daar zijn echter andere middelen voor en daarvoor moet dit instrument niet worden gebruikt. Het is daarvoor niet bedoeld. Om het in de woorden van de heer De Mos te zeggen: op deze manier wordt het verengd tot een klimaatinstrument, en wat ons betreft is het geen instrument voor duurzame energie of klimaatinstrument. De zaak is gewoon hoe redelijkerwijs met het systeem moet worden omgegaan. Normaal ligt er een kabel en nu bouwen wij hiervoor tijdelijk een congestiemanagementsysteem op.

Wij zien dit als een discriminatoire wijze van kostentoedeling. De heer Samsom was zo aardig om dit nog even expliciet te bevestigen. Anderen hebben dat door middel van amendementen gedaan. De tijd zal het uitwijzen, maar ik voorspel dat zij bakzeil zullen halen bij een rechter.

De voorzitter:

Mijnheer Zijlstra, ik doe ook een beetje aan congestiemanagement.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik ben er bijna, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Fijn.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik kom op de volgorde van de voorrang. De minister heeft gekozen voor een bepaalde voorrangsvolgorde. Daarop valt wat ons betreft nog het nodige aan te merken. De heer Jansen heeft al het nodige gezegd over productiegassen en de vraag hoe de minister hiermee omgaat. Nog niet genoemd, voor zover ik het heb meegekregen, zijn de wkk's voor stadsverwarming. Begrijp ik de beantwoording van vraag 12 in de schriftelijke ronde zo goed: als er congestie optreedt in het gebied Rotterdam-Den Haag – dat is een van de probleemgebieden – moet de wkk die benodigd is om de stadsverwarming te laten functioneren, worden afgeschakeld? Zoals ik het gelezen heb, is het antwoord op die vraag ja. Indien dat zo is, hoor ik graag van de minister hoe zij ervoor gaat zorgen dat de betreffende Hagenezen en Rotterdammers nog van een warme woning worden voorzien tijdens deze vorstperiode. De consequentie is namelijk dat zij daarvan dan mogelijk niet meer worden voorzien. Ik zou graag willen dat de minister ook kijkt naar dit soort zaken. Ja, het is wkk, maar die heeft ook een enorm belangrijke component op het gebied van warmte, en dat heeft ook een duurzaam effect. Hoe gaat de minister daarmee om?

Corus is genoemd. Het was een hele lijst van wensen en meningen. De sigaar zit nog steeds in mijn binnenzak. Ik hoop dat u mij kunt vergeven, voorzitter, dat ik zo veel gebruik heb gemaakt van uw geduld. Maar mevrouw Wiegman heeft er nog niet genoeg van, zo begrijp ik.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het was een genoegen om naar de heer Zijlstra te luisteren. Wat betreft het laatste punt heb ik een beetje hetzelfde gevoel als hij. Als ik hem goed beluister, betekent dit dat de overheid op dat punt toch enige sturing zou moeten aanbrengen. Of vindt de heer Zijlstra dit ook iets wat aan de markt moet worden overgelaten en wat zich dan vanzelf zal oplossen?

De heer Zijlstra (VVD):

Over voorrang voor duurzaam als het gaat om de vraag wanneer wordt afgeschakeld, bestaat in deze Kamer, met uitzondering van de heer De Mos, niet zo veel verschil van mening, denk ik. Wel breng ik de vraag naar voren waar precies de grens wordt gelegd om te bepalen wie duurzaam is en wie niet. De kwestie die ik hiervoor aan de orde stelde, ging echter geheel over de kostentoedeling, en dat is gewoon iets anders. Het punt waarover ik het nu heb, betreft het kenmerken welk productievermogen op welk moment wordt afgeschakeld. Daarbij gaat het om de wkk's in steden. Dit brengt kosten met zich mee die dan weer aan verschillende partijen worden toegewezen, maar die discussie zal ik maar niet herhalen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Begrijp ik het dus goed dat enige vorm van positieve discriminatie in zo'n geval wat de VVD betreft goed zou zijn?

De heer Zijlstra (VVD):

Ik begon met te zeggen dat wij het principe onderschrijven. Dat principe houdt per definitie in dat er een volgorde is. Je schakelt eerst grijs af en vervolgens, op het aller-, allerlaatste moment, duurzaam. Daarbinnen kun je ook nog categorieën maken. Dat vinden wij logisch. Als je verduurzaming wilt van de energiehuishouding, om welke reden dan ook, zou het bizar zijn om duurzaam als eerste af te schakelen.

De voorzitter:

Ik heb een heuglijke mededeling: wij krijgen ook nog een bijdrage van de heer Van der Vlies. Deze was niet gemeld, maar is wel mogelijk.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Mijn fractie was ervan uitgegaan dat op dit moment een algemeen overleg gevoerd zou worden over de Wet afbreking zwangerschap en over enkele thema's daaromheen. Mijn fractie had mij daarheen gestuurd, waarvoor dit debat moest wijken. Het AO werd echter kort voor aanvang afgeblazen. Toen dacht ik: dan ga ik toch nog maar even hierheen. Ik vind het altijd een genoegen om in uw midden te zijn.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik wist niet dat de heer Van der Vlies zo volgzaam was en dat hij zich bij het indelen van zijn agenda zo door zijn fractie laat leiden.

De heer Van der Vlies (SGP):

U moest eens weten.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ben weer een ervaring rijker. Dank u wel.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb beloofd dat ik het niet lang zou maken. Dat ga ik ook waarmaken. Mijn fractie staat in principe positief tegenover de gedachte die nu als kerndoel voorligt, voorrang voor duurzaam, maar heeft er wel behoefte aan om op een enkel punt een korte reflectie te geven. Dit richt zich op artikel 24a en de vormgeving van het congestiemanagement. De minister heeft gekozen voor het systeem van impliciete redispatch om het congestiemanagement vorm te geven. Het belangrijkste discussiepunt is de hierbij gemaakte keuze voor het doorberekenen van de kosten voor het op- en afregelen van de grijze producenten in het congestiegebied. Mijn fractie plaatst daar vraagtekens bij.

Private stroomproducenten hebben geen zeggenschap over het netwerk dat in publieke handen is. Ze mogen zelf geen kabels leggen. In dit licht zou het onredelijk zijn om de kosten van een capaciteitstekort op het net voor het overgrote deel bij de producenten te leggen. De netbeheerder is verplicht om iedere producent aan te sluiten en gebruik te laten maken van het net. Dat is maar goed ook. Dat laatste kan alleen geweigerd worden als er te weinig capaciteit is. Dit kan alleen tijdelijk gebeuren. Het is in het belang van zowel producenten als consumenten om dit zo veel mogelijk te voorkomen.

De netbeheerder heeft de verantwoordelijkheid om voldoende kabels te trekken. Als dit redelijkerwijs niet op tijd mogelijk is, biedt congestiemanagement inderdaad uitkomst. ECN laat zien dat de enkele honderden miljoenen euro's aan baten bij zowel de eindgebruikers als de producenten neerdalen, in ongeveer gelijke verhoudingen. Dit is een belangrijke notie als we het hebben over de toedeling van kosten voor congestiemanagement. In de brief suggereert de minister soms dat de baten alleen neerslaan bij de producenten. Dat is toch niet het geval? Met consequent doorredeneren zou je kunnen zeggen dat het neerslaan van de baten zijn weerslag mag hebben op het neerslaan van de kosten, wat in de lijn van de minister niet het geval lijkt. De minister legt de kosten van op- en afregelen bij de producenten en de kosten van het systeem via de netbeheerder bij de eindverbruiker.

De minister acht de kosten van het systeem gering. Kan zij dit toelichten? Wat is de verwachte verhouding van de kosten van het systeem ten opzichte van de kosten voor het op- en afregelen? In het Westland zou het systeem tot nu toe ruim twee keer zoveel gekost hebben als het op- en afregelen. De minister geeft ook aan dat indien alle kosten voor congestiemanagement zouden worden gesocialiseerd, er te weinig prikkels voor producenten zijn om de kosten voor het op- en afregelen laag te houden. Door strategisch gedrag zouden producenten extra winst kunnen behalen uit congestiemanagement. Ervaringen en cijfers uit andere Europese lidstaten zouden dit onderschrijven. Ik vraag de minister om dit nader te onderbouwen. Hiertegenover heeft de minister opgemerkt dat door de keuze voor het systeem van impliciete redispatch strategisch marktgedrag sterk wordt beperkt. Mijn fractie vraagt zich wel af in hoeverre het doorberekenen van de kosten voor congestiemanagement aan de producent nog relevant is voor het voorkomen van strategisch gedrag van producenten. Ik vraag de minister om dit toe te lichten.

De minister wil dat zo min mogelijk kosten bij de netbeheerder terechtkomen, omdat de netbeheerder bij het vaststellen van tarieven geen onderscheid mag maken tussen groene en grijze producenten en omdat de groene producenten dan zouden moeten meebetalen aan hun voorrang. Klopt het dat het wel mogelijk is om kosten die bij de netbeheerder terechtkomen door te berekenen aan de eindgebruikers via het transporttarief? Onder meer de Vereniging Energie- en Watergebruikers heeft opgeroepen om stroomproducenten mee te laten betalen aan het transport van stroom. Nu kost dat hun niets. Zolang zij leveren aan de binnenlandse markt is dat ook geen probleem. Maar het ligt in het verschiet dat stroomproducenten gaan exporteren naar het buitenland. Een terechte vraag lijkt ons dan of stroomproducenten niet moeten meebetalen aan het transport. De minister geeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan dat dit punt meegenomen wordt in het kader van de herziening van het reguleringskader. Mijn fractie wacht dit graag af.

De voorzitter:

Dankzij de heer Zijlstra ging het allemaal heel vlot en waren we plotseling wat verder.

Ik wil kort het woord geven aan de minister, want zij kan antwoord geven op een vraag van de heer Van der Ham.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik heb twee opmerkingen. Er zijn heel wat vragen gesteld, ook feitelijke. Ik stel voor dat ik die schriftelijk beantwoord, zodat we daarna een debat kunnen houden over de politieke aandachtspunten en de amendementen.

Dan de vraag van de heer Van der Ham. Ik ben eigenlijk niet van plan om nu de NMa om een oordeel te vragen over de effectiviteit van de voorgenomen maatregel ten aanzien van de gasmarkt. Daar praten we dan namelijk over. Ook de NMa beschikt niet over een kristallen bol. De marktmonitor, waarop haar eerdere uitspraken zijn gebaseerd, had betrekking op 2008. Ik wil straks in het debat wel graag een snelle evaluatie van dit deel van de wet toezeggen, waarbij de NMa het voortouw zal moeten hebben. Ik wil dit ook expliciet meenemen in de jaarlijkse marktmonitor. Dit kan ik de Kamer wel toezeggen, maar ik kan niet toezeggen dat ik het oordeel van de NMa ga vragen over de effectiviteit van de voorgenomen maatregelen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de heer Van der Ham en denk dat we hier zeker nog op terug zullen komen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng in eerste termijn. U krijgt van mij nog een mededeling over het moment waarop de minister zal antwoorden in eerste termijn en de tweede termijn zal worden gehouden.

De vergadering wordt van 16.49 uur tot 17.00 uur geschorst.

Voorzitter: Gerkens

Naar boven