Aan de orde is het debat over de reactie van de minister-president op het rapport van de commissie-Davids.

De voorzitter:

Ik heet de minister-president en beide viceministers-presidenten van harte welkom. Ik geef het woord aan de heer Pechtold van D66.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Deze premier heeft in vijf uur tijd de coalitie tot op het bot verdeeld en het kabinet in een crisis gestort. Zo verdween de inhoud uit beeld: de besluitvorming over het politiek steunen van de oorlog in Irak. Een oorlog die tot op de dag van vandaag Irak een van de meest onveilige landen maakt, een oorlog waardoor meer dan 2,5 miljoen mensen ontheemd raakten en sinds 2003 minstens 100.000 doden vielen, terwijl de Amerikanen Irak binnenvielen om democratie te brengen. Wat kenmerkt een democratie? Dat de macht zich aan de wet houdt en aan het internationaal recht, zeker in Nederland. Artikel 90 van onze Grondwet zegt: de regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde. Daar zou het vanavond om moeten gaan.

Wat heeft deze premier bezield dat hij de conclusies van de commissie-Davids diskwalificeert als "ook maar een mening"? Het gaat om conclusies over het ontbreken van een volkenrechtelijk mandaat en het onvolledig informeren van de Kamer. Terecht zei Davids gisteren: als premier Balkenende de mening van mijn commissie maar een mening vindt, waarom had hij die dan nodig? Wij zien een premier die zich steeds meer isoleert, zich afsluit voor ieder kritisch geluid en volhardt in zijn eigen gelijk van oogkleppen en tunnelvisie. Wat bezielde de premier gisteren? Was het de arrogantie van de macht voorbij, de vlucht naar voren, de aanval is de beste verdediging of was het louter klunzigheid? Ik weet niet wat erger is.

Er waren na de presentatie van het rapport maar twee mogelijkheden voor de premier. De eerste was de commissie bedanken voor het geleverde werk en meedelen dat het kabinet op zo kort mogelijke termijn met een reactie op het hele rapport zou komen. De tweede was belet vragen bij de Kamer voor het afleggen van een verklaring in de Kamer dat hij in de conclusies van het rapport-Davids aanleiding ziet om zijn ontslag bij de koningin in te dienen. Meer smaken waren er gisteren niet. Deze premier is al zeven jaar in functie en ik had hem wijzer geacht en ook degenen met wie de verklaring is afgestemd. Ik vraag vicepremier Bos: hoe kon hij na afloop zo onaangenaam verrast zijn? Vertelde de premier iets heel anders dan was afgesproken? Wat was er dan precies afgesproken? Op welk essentieel onderdeel is van die afspraak afgeweken?

Mevrouw Hamer eiste een nieuwe verklaring waarin de hoofdconclusies worden omarmd. Een draai van 180 graden, want na die eis was het duidelijk: de premier verliest vandaag of zijn kabinet of zijn laatste restje gezag. Opnieuw maar twee opties. Dat ik de premier moet vertellen – dat is wel eens anders geweest – dat artikel 45, lid 3, van onze Grondwet dicteert dat het kabinet met één mond spreekt! De PvdA eiste een nieuwe verklaring. Voor de premier, maar ook voor vicepremier Rouvoet is dat slikken, want hij was juist zo blij. Mijn vraag aan hem is dan ook: wat was van hetgeen de premier heeft gezegd dan precies conform afspraak? Wat mij betreft dient dit debat ertoe dat de door de premier gisteren afgelegde verklaring van tafel gaat.

Ik heb de brief die wij zojuist hebben gekregen, kort kunnen bestuderen en ik heb een aantal korte vragen. In de brief staat als eerste dat gisteren een eerste verklaring namens het kabinet is afgelegd. Mag ik daaruit opmaken dat de eerste verklaring, inclusief toelichting, namens het kabinet was? Dat staat in de brief. Ik vraag dat ook aan de PvdA.

Ten tweede. Wij lezen dat wij begin februari een reactie op het voltallige rapport-Davids krijgen. Is dat inclusief alle vragen van de Eerste Kamer en bijvoorbeeld ook de 48 vragen die ik heb gesteld? Ten derde. Ik lees in deze brief van vanavond dat het kabinet het rapport van de commissie-Davids leidend zal laten zijn bij de reactie. Wat is dat? Ten vierde. De PvdA en andere fracties hebben terecht een groot punt gemaakt van het volkenrechtelijk mandaat, maar ik lees nu: "In het licht van deze ontwikkeling en met de kennis van nu aanvaardt het kabinet dat voor een dergelijk optreden een adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest." "Adequater" betekent, mevrouw Hamer, dat het tot nu toe adequaat was, maar dat het adequater kan. Graag een reactie, ook van het kabinet.

Ten slotte heb ik een vraag aan de PvdA. Gisteren heeft de premier in een eerste reactie een paar conclusies omarmd, maar veel weerlegd, zoals de kritiek op het leiderschap en de informatiepositie aan de Kamer op twee punten. Het ging daarbij om de aanvraag van de Verenigde Staten van eventueel materieel en om de informatiepositie van de AIVD en de MIVD. Over beide concludeert Davids dat dat niet volledig was. Betekenen deze brief en het feit dat de premier op pagina 1 aangeeft dat de eerste verklaring namens het kabinet was, dat ook die kritiek van de premier namens de PvdA omarmd wordt? Gisteren zei de premier letterlijk: "Wij hebben een ander beeld van de informatievoorziening aan het parlement dan door de commissie is geschetst." Daarmee vraag ik de PvdA of mijn conclusie terecht is: kennelijk was het volkenrechtelijk mandaat adequaat – dat omarmt die fractie vanavond – en was de informatie aan de Kamer voldoende.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Een jarenoude poster van Loesje luidt: "Irak en het ergste zijn niet de doden, maar het politieke gezichtsverlies." Het blijft natuurlijk gissen wat de premier gisteren op zijn netvlies had toen hij de trappen van zijn ministerie afdaalde voor de persconferentie. Het drama van de oorlog in Irak was dat in ieder geval niet.

Met stomme verbazing heb ik het spektakelstuk aanschouwd dat de premier daarna voor heel Nederland opvoerde. Daar had een staatsman moeten staan die na ruim zes jaar van diepe maatschappelijke en politieke verdeeldheid over de juistheid van de oorlog in Irak zich het belang realiseert van bezinning, waarheidsvinding en historische reconstructie. Daar had een premier moeten staan die oproept tot zorgvuldige politieke beoordeling en tegelijkertijd aangeeft dat daarbij het kabinet noch de premier wordt gespaard. In plaats daarvan stond er een spinnende partijpoliticus die het ministerie van Algemene Zaken slechts leek te lenen voor het beperken van het gezichtsverlies van zijn partij en van zichzelf. Er stond een verongelijkte politicus die elke feitelijke reconstructie van het kabinetshandelen in 2002 en 2003 ervoer als een persoonlijke terechtwijzing.

Wat volgde, was dat de commissie-Davids op het schild gehesen werd als de premier bevestigd werd in zijn gelijk, maar de commissie werd er met hetzelfde gemak vanaf gelazerd als haar uitgebreide onderzoek kritiek op de premier opleverde. De premier was bijvoorbeeld blij dat de schaduw van de twijfel was weggenomen ten aanzien van de militaire steun en de aanstelling van De Hoop Scheffer als NAVO-SG. De vraag is natuurlijk hoe een commissie in staat kan zijn om elke schaduw van twijfel weg te nemen als zij op de andere, onwelgevallige punten niet door de premier wordt vertrouwd.

De woede van de Partij van de Arbeid was natuurlijk gerechtvaardigd. De coalitiepartner werd gebruikt in een reclameactie voor de CDA-politicus Balkenende en uiteindelijk gewoon voor gek gezet, omdat de premier nu mede namens de Partij van de Arbeid voor de zoveelste keer de politieke steun aan een illegale en onwettige oorlog vergoelijkte. Het verweer dat een onderscheid moet worden aangebracht tussen de premier van eerdere kabinetten en de huidige premier, is absurd. Er is maar één premier. Dat is staatsrechtelijk zo en in dit geval is het ook feitelijk zo.

Er ligt nu een nieuwe verklaring. Die opent nog eens met de mededeling dat gisteren afstemming heeft plaatsgevonden met de vicepremiers. De vraag is evenwel of er ook sprake is geweest van afstemming over en instemming met alle antwoorden die de premier na de persverklaring aan de journalisten heeft gegeven. Daarop wil ik graag een reactie.

Deze verklaring houdt eigenlijk alle onderdelen van de persverklaring van gisteren in stand, met één uitzondering: het volkenrechtelijk mandaat. Er wordt nu erkend dat het standpunt van de regering van destijds – een nieuw mandaat was wenselijk, maar niet nodig – niet meer op internationale erkenning kon rekenen. Ofwel het kabinet heeft zich en groupe vergist ofwel de premier in zijn eentje. Het kabinet of de premier heeft gisteren een verkeerde conclusie getrokken. Graag wil ik daarover duidelijkheid. Alle andere punten van de persverklaring van gisteren zijn nog intact en worden door het hele kabinet gesteund. Mijn vraag, met name aan de PvdA, is of die onderdelen van de persverklaring van gisteren inmiddels ook door de PvdA worden gesteund. Vindt het kabinet bijvoorbeeld nog steeds, zoals de heer Balken­ende gisteren liet merken, dat het kabinet de Kamer juist heeft geïnformeerd? Is dat het standpunt van het hele kabinet? Vindt het kabinet dat de besluitvorming ten aanzien van de inval zorgvuldig is geweest? Vinden het hele kabinet en de coalitiepartijen dat de premier voldoende leiding heeft gegeven? En vindt het hele kabinet dat het kabinet en zijn premier de afgelopen jaren geen enkele fout te verwijten is? Als dat zo is en als het kabinet de hele persverklaring van gisteren dus intact laat, wil ik ook graag weten hoe dan in de verklaring van vanavond kan worden gesteld dat bij alle verdere opmerkingen van het kabinet de commissie-Davids leidend zal zijn. Dat kan niet allebei.

Na eindeloos wachten concludeer ik vooralsnog dat het opstellen van een eerste kabinetsverklaring die op steun van alle partners kan rekenen, minstens tien keer zo veel tijd in beslag heeft genomen als het principebesluit om politieke steun te verlenen aan de inval in Irak. Dat was namelijk drie kwartier. Ik stel ook vast dat de premier niet in staat is tot het geven van regie of leiding, toen niet – op een cruciaal moment – en nu niet. Als hij een keer zelf de leiding neemt, wordt het mot.

Dit is alleen maar het voorafje op een nieuw parlementair jaar, met heel grote beslissingen, bijvoorbeeld over Afghanistan en grote sociale hervormingen. Wij hebben te maken met een kabinet dat wortelt in zo'n diep wantrouwen dat men niet in staat is om een eenvoudige persverklaring zonder ruzie op te stellen. Wij zijn – helaas en tegen onze zin – getuigen van een heel, heel langzame val van een kabinet.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant. Ik zie dat mijnheer Rutte ook opstaat. Gaat u het samen doen? Van mij mag het, maar misschien van mevrouw Kant niet. Mevrouw Kant, gaat u het samen doen?

Mevrouw Kant (SP):

Samen? Wie weet ooit, mijnheer Rutte.

De voorzitter:

Een andere keer. Ik heb het geprobeerd.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik heb bij binnenkomst even gekeken naar de body language van de heren. Ik had de neiging om te vragen: gaat het weer een beetje? We zullen zien. Er wordt wel gelachen, maar ik weet niet of dat helemaal van harte is. Er valt ook niet zo veel te lachen, want het is teleurstellend dat het debat nu gaat over geruzie. Dit debat gaat niet over de illegale oorlog die gevoerd is in Irak. Dit debat gaat niet over de onwettige steun die het kabinet-Balkenende aan deze oorlog gaf. Nee, dit debat gaat over de loopgravenoorlog in het kabinet, die de afgelopen 24 uur weer lekker opgelaaid is. Wat een beschamend soepzootje! Ik heb er geen andere woorden voor. Gisteren moesten wij concluderen dat ons land medeplichtig is aan een illegale, misdadige oorlog op basis van misleiding. Dat is een heel zware conclusie. De minister-president die ons die misdadige oorlog in gerommeld heeft, rommelt dit kabinet vandaag een crisis in. Via een – laat ik toch maar een vies woord gebruiken – "lullig" briefje rommelt hij ons zo weer een kabinetscrisis uit. Wat een beschamend soepzootje! Wat een arrogantie! Wat een amateurisme!

Ik begrijp nu de oproep van de premier in het afgelopen weekend om ons straatje schoon te vegen. In het weekend dacht ik al dat het een beetje een raar moment was om vlak voor de presentatie van het rapport van de commissie-Davids een oproep aan iedereen in Nederland te doen om zijn eigen straatje schoon te vegen. Ik had al een vermoeden van het plan van de premier. Ik had echter niet kunnen vermoeden dat hij zomaar belangrijke conclusies van tafel zou vegen van een onafhankelijke commissie die hij zelf heeft ingesteld.

Eerst schoffeert onze minister-president de bevolking door een illegale oorlog te steunen. Dan schoffeert hij jarenlang de democratie door geen enkele openheid te geven en een onderzoek te blokkeren. Vervolgens schoffeert hij de door hem zelf ingestelde commissie-Davids. En passant schoffeert hij de Partij van de Arbeid door dit gisteren namens het kabinet te doen. Ik heb niet zoveel medelijden met de Partij van de Arbeid, want die heeft zich de afgelopen jaren natuurlijk ook behoorlijk beschamend opgesteld met betrekking tot de oorlog in Irak. De minister-president heeft samen met de heer Bos en mevrouw Hamer jarenlang een parlementaire enquête over Irak geblokkeerd. Dat is tot op de dag van vandaag beschamend.

Hoe haalde de minister-president het gisteren in zijn hoofd om belangrijke conclusies van een commissie, namelijk een politieke steun aan een illegale oorlog, met zo veel gemak en arrogantie van tafel te vegen? De vraag blijft of hij gisteren namens het kabinet sprak. Wij hebben begrepen dat daarover overleg is geweest. Wat is er dan afgesproken? Is deze tekst voorgelegd aan andere ministers en de vicepremiers? Wat is daarover afgesproken?

Net kregen wij dan dat "lullige" briefje waarin dan ineens een andere tekst staat. Je moet er flink op studeren om het te kunnen volgen. In de allerlaatste zin erkent de minister-president dat er een adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest. Hoeveel slagen om de arm kun je maken? In diezelfde brief stelt de minister-president wederom dat het toenmalige kabinet ervan overtuigd was, een integere afweging te hebben gemaakt. Dat zijn heel veel woorden en heel veel slagen om de arm.

Ik wil eigenlijk maar één ding weten: trekt de minister-president zijn woorden van gisteren terug, ja of nee? Die vraag moet nu beantwoord worden. De minister-president zei gisteren letterlijk dat een nieuwe resolutie weliswaar wenselijk was, maar juridisch niet noodzakelijk. Hij deed de conclusie van de commissie af als een mening. Neemt hij die woorden vandaag terug, ja of nee?

Wat bedoelt de minister-president eigenlijk met "adequater"? Was het mandaat nu wel of niet adequaat? Ik wil dat de minister-president nu daarover duidelijkheid geeft. Gisteren heeft hij er zelf mist over laten ontstaan. In de brief staat niet dat hij afstand neemt van de afstand die hij gisteren van die conclusies heeft genomen. In het debat moet hij dat dus alsnog doen.

Over het verkeerd inlichten van de Tweede Kamer, waarvan de minister-president gisteren ook afstand nam, staat helemaal niets in de brief. Mag ik aannemen dat hij nog steeds staat achter wat hij daarover gisteren heeft gezegd? Steunen de PvdA-fractie en de vicepremiers die woorden van de minister-president, waarmee hij afstand neemt van de conclusie dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd?

Vicepremier Bos, van u wil ik graag weten wat u vond van de manier waarop en het feit dat de minister-president gisteren een aantal belangrijke conclusies van tafel veegde. Ik wil eigenlijk ook weten wat u van die conclusies zelf vindt. De belangrijkste conclusie is dat er geen legitimatie was voor de oorlog in Irak. Staat u daarachter, ja of nee? Neemt u afstand van de woorden die de minister-president gisteren hierover heeft geuit?

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Minister-president, wat maakt dit kabinet er een zootje van! Gisterenochtend begon de dag overzichtelijk met een stevig verhaal van de commissie-Davids, maar die dag eindigde in een complete chaos. Normaal gesproken wordt een dergelijk rapport goed bestudeerd en daarna wordt die inhoudelijk ordentelijk behandeld. Deze coalitie heeft het echter gepresteerd dat wij het niet over de inhoud hebben, maar dat wij weer praten over ruzie in het kabinet. Na anderhalve dag blijkt dat de minister-president wel degelijk een eerste verklaring namens het hele kabinet heeft afgelegd.

Ik vraag vicepremier Bos of hij de uitspraken van mevrouw Hamer deelt, fractievoorzitter van de PvdA, die zij gisterenmiddag deed. Zij zei dat de premier niet namens hem heeft gesproken.

Sprak mevrouw Hamer toen zij een nieuwe verklaring van de minister-president eiste, zoals zij beweerde, namens vicepremier Bos en de andere bewindspersonen van de PvdA in het kabinet?

Kan mevrouw Hamer wel namens vicepremier Bos en de andere bewindspersonen van de PvdA spreken? Wat is de uitleg van deze vicepremier van het begrip "dualisme"?

Ik neem aan dat mevrouw Hamer haar beschuldigingen aan het adres van de minister-president nu intrekt. Ik zie dat zij haar hoofd schudt. Kan zij naar de microfoon komen en uitleggen waarom dat niet het geval is? Mevrouw Hamer blijft zitten.

De heer Pechtold (D66):

Het kabinet ook!

De heer Rutte (VVD):

Mijnheer Pechtold, de vraag is hoe lang.

De minister-president verdedigde gisteren met verve zijn toenmalige visie op het volkenrechtelijk mandaat. Waarom is zijn visie op dit punt 180 graden gedraaid?

Anderhalve dag heeft vicepremier Bos heel Nederland in verwarring gelaten. Wat heeft hem bezield? Waarom heeft hij de zeer ernstige beschuldiging van zijn fractievoorzitter, mevrouw Hamer, niet onmiddellijk weerlegd? Het was zijn fractievoorzitter, mevrouw Hamer, die zei dat de minister-president niet namens de PvdA-bewindslieden sprak. Deze vicepremier had die woorden onmiddellijk kunnen weerleggen in plaats van daarmee anderhalve dag te wachten.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Eerst was er een oorlog in Irak en toen was er een oorlog in het kabinet. Het CDA en de PvdA sloegen elkaar de afgelopen 24 uur spreekwoordelijk de koppen in. Niet premier Balkenende en minister Bos regeren dit land, maar de chaos doet dat.

In het Torentje was crisisoverleg tussen de heren Balkenende, Bos en Rouvoet en in de kamer van de heer Van Geel mocht de b-selectie aantreden.

Crisis in dit kabinet, dat is prachtig! We kregen net een capitulatiebriefje van de minister-president met bezwerende formules die ons allemaal willen doen geloven dat er niets meer aan de hand is. Toch staat het kabinet met een been in het graf.

Natuurlijk is ook mijn fractie geïnteresseerd in het antwoord op de vraag wie de minister-president gisteren tijdens zijn persconferentie vertegenwoordigde. Namens wie sprak hij? Deed hij dat namens het toenmalige kabinet, het huidige kabinet, het CDA of namens zichzelf?

Het belangrijkste politieke feit van de afgelopen 24 uur is natuurlijk dat de coalitie hopeloos verdeeld is, dat de modderschuit vast is gelopen, dat het een dag was van crisis en van chaos. Dat briefje dat het kabinet zojuist naar de Kamer heeft gestuurd, doet daar niets aan af, maar de minister-president is door de pomp. Het volkenrechtelijk mandaat bleek opeens wel onvoldoende te zijn. De Partij van de Arbeid heeft haar zin gekregen. Maar alle andere geschilpunten zijn nog volstrekt onhelder, en dat geeft te denken. Mijn fractie zegt tegen dit kabinet, zegt tegen de fracties van de Partij van de Arbeid en het CDA: ruzie vooral door, vecht elkaar maar de tent uit, blaas dit kabinet maar op. Houd vol, doe je best, veel succes ermee!

Mevrouw Hamer mag van ons de premier nog 100 nieuwe extra verklaringen vragen. De PvdA-Kamerleden Van Dam en Samsom mogen wat mij betreft nog 1000 paniekberichten de wereld in twitteren. Wij vinden het allemaal prachtig. Namens miljoenen Nederlanders: bedankt. Ik vraag hun ook: alstublieft, word het niet op alle punten eens.

De commissie-Davids verwijt de minister-president een gebrek aan leiderschap. Dat verwijt is natuurlijk volstrekt terecht. Van het gebrek aan leiderschap van de premier kwamen wij ook vandaag en de afgelopen 24 uur weer prachtige voorbeelden tegen in de media en in de brief. Eerst zou de premier, de minister-president, tijdens het crisisoverleg op het punt hebben gestaan – als wij de media mogen geloven – om voor de Partij van de Arbeid door de knieën te gaan. Daarna zou hij zijn teruggefloten door zijn eigen CDA. En weer daarna is hij toch voor de Partij van de Arbeid door de knieën gegaan, door de pomp gegaan. Wij hebben het allemaal gezien, de laatste regels van de brief die wij net kregen: het mandaat is in één keer toch onvoldoende. Mijnheer Balkenende, u bent geen leider, u bent een brekebeen. Mijnheer Balkenende, de premier, is vernederd door de Partij van de Arbeid. Hij is gezwicht voor de Partij van de Arbeid. En wij weten nu dat Wouter Bos de enige echte premier van dit kabinet is, en dat is een verschrikkelijke realiteit.

Ik vraag de premier en de vicepremier snel een bezoekje te brengen aan het paleis, snel naar Hare Majesteit de Koningin te gaan. Ik heb hun dat al eerder gevraagd en ik doe dat opnieuw. Dat bezoek hoeft niet lang te duren. De lijdensweg kan heel kort zijn. De bewindslieden hoeven alleen maar tegen de majesteit te zeggen: Majesteit, het heeft geen zin meer, wij stoppen ermee, doei! Dat zouden zij moeten doen. Mijnheer Balkenende, dien uw ontslag in, dien het ontslag in van het kabinet. Het land zal u dankbaar zijn. En wees eerlijk, u bent die socialisten van Partij van de Arbeid toch eigenlijk ook spuugzat.

Ik rond af. In het belang van ons land, in het belang van Nederland zou dit vechtkabinet moeten opstappen, hoe eerder hoe beter. Het is tijd dat wij de grote problemen van Nederland eindelijk eens gaan oplossen. Het is tijd voor verkiezingen, het is tijd voor een heel grote Partij voor de Vrijheid.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Als alle goede voornemens en alle beste wensen nu eens zouden uitkomen ... dan zouden wij hier nu niet zitten. ChristenUniefractievoorzitter Slob had nog zo gewaarschuwd in zijn nieuwjaarstoespraak. Het imago van het kabinet is nog steeds niet goed. Er blijft een beeld hangen van besluiteloosheid en onderlinge meningsverschillen, controverses tussen CDA en PvdA. Dat kunnen wij het komende jaar niet hebben, aldus de heer Slob. Inderdaad, een goede wens. Maar ziehier, op de eerste vergaderdag van de Tweede Kamer in het nieuwe jaar gaat het alweer mis. Eerlijk gezegd is dat weinig hoopvol. Als zonder aarzeling de eerste voorspelbare bananenschil wordt aangegrepen om over uit te glijden, wat betekent dat dan voor de toekomst? Wat komt er dan terecht van de besluitvorming over Uruzgan, over de miljardenbezuinigingen die nodig zijn? Daarom toch onze vraag: heeft de minister-president, hebben de vicepremiers er nog vertrouwen in dat er voldoende cement in deze coalitie zit om verder te bouwen?

Een stevig rapport, dat aanleiding geeft tot een stevig debat. Dat was onze reactie gisteren na het uitkomen van het rapport van de commissie-Davids. Het rapport biedt een minutieuze reconstructie van de besluitvorming over de Nederlandse politieke steun aan de Irakinval. Onder het vergrootglas van de commissie komen er de nodige gebreken naar voren. Die moeten onder ogen worden gezien. Daar moet van geleerd worden. Maar wie dat zegt, moet ook eerlijk vaststellen dat enkele belangrijke verwijten die ook in deze Kamer herhaaldelijk hebben geklonken, gewoon niet hardgemaakt kunnen worden. Ze berusten op zandgrond. Dit geldt bijvoorbeeld voor het verwijt van stiekeme militaire steun.

De minister-president gaf gisteren zijn eerste reactie op het rapport van de commissie-Davids. Eerlijk gezegd had de SGP-fractie niet de behoefte om hierover al direct het debat te voeren. We hadden het simpelweg zo begrepen: dit is een eerste reactie namens het kabinet; daar zal ongetwijfeld in de komende tijd nog verder over worden gedelibereerd en daarna krijgen we uiteindelijk de stevige, uitvoerige kabinetsreactie, waar we het inhoudelijke debat over zullen voeren.

Dat de PvdA-fractie niet onverdeeld gelukkig was met de eerste reactie van de premier was geen verrassing. Wel was het voor ons een verrassing dat de zaak vervolgens zó op de spits werd gedreven dat de fractie boodschapte dat de PvdA-bewindslieden onmogelijk achter de verklaring konden staan. Daarmee werd voor de escalatiekoers gekozen. Al snel was de verwarring compleet en waren lange Torentjessessies het gevolg. Een slechte start van het nieuwe jaar. Een slechte start van de bespreking van het rapport van de commissie-Davids.

We hebben lang moeten wachten op de verlossende kabinetsbrief. De brief biedt twee opvallende punten. Het eerste belangrijke punt is de bevestiging dat de verklaring van de minister-president na afstemming met de vicepremiers en dus ook met vicepremier Bos is afgelegd. Daarover was twijfel ontstaan door de uitlatingen van mevrouw Hamer. Het is nu helder: het was geen soloactie van de minister-president, maar een kabinetsverklaring. Het tweede belangrijke punt is het slot van de brief. Eerlijk gezegd is dat het echte nieuws. Ik kan mij voorstellen dat het kabinet vandaag nogal wat tijd nodig heeft gehad om het over de laatste 28 woorden, over "een adequater volkenrechtelijk mandaat" eens te worden. Misschien had het vooral tijd nodig voor dat ene woordje, dat een adequater volkenrechtelijk mandaat "nodig" was. Dus niet "wenselijk", maar "nodig". Over die twee woorden en de verschillen daartussen ging toch de hele Irakcontroverse in het verleden? Is dat een bewuste keuze, vraag ik de minister-president, "nodig" en niet "wenselijk"?

De heer Davids begon gisteren met een verwijzing naar het Bijbelse tafereel van de strijd tussen David en Goliath. Ik moest gisteren aan het einde van de dag aan een ander Bijbels tafereel denken, dat van de Babylonische spraakverwarring. Ik hoop dat wij deze dag beter kunnen afsluiten. Met deze brief lijken de coalitiegelederen voorlopig gesloten. Hopelijk kunnen we nu snel een gedegen debat voeren over de inhoud van de brief zelf. Misschien kunnen we nog extra aandacht besteden aan conclusie 9 van het rapport, waarin wordt vastgesteld dat alle partijen zich zozeer verschanst hebben achter een eerder ingenomen standpunt dat een inhoudelijke gedachtewisseling niet van de grond komt. Onze oproep is: laat iedereen de oude verschansingen verlaten.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Negeren is vooruitzien. Dat lijkt het nieuwe motto van onze minister-president. Na "Duidelijkheid en daadkracht", "Nederland werkt", "Meedoen, meer werk, minder regels" en "Samen werken, samen leven" is het inmiddels "Ieder voor zich en God voor ons allen" in de huidige coalitie. De minister-president geeft in de brief van vanavond antwoord op vragen die niet zijn gesteld. De reactie van de premier op het rapport van de commissie-Davids werd vandaag in NRC Handelsblad met één woord samengevat: nietes. Mijn fractie wil weten of dit "nietes" door de minister-president is uitgesproken op persoonlijke titel of namens het kabinet en hoe de coalitiegenoten daarover denken. De Kamer en de kiezer hebben er op dit moment recht op om dit te weten. Namens wie sprak de premier gisteren? We komen er niet achter. Dat is de vraag die hier vandaag nog steeds voorligt. Als de premier gisteren sprak in de wijvorm, gaat het dan over "wij, Jan Peter Balkenende", "wij, ministers van CDA en ChristenUnie" of "wij, ministers van de gehele coalitie"?

De premier begint zich meer en meer te gedragen als een soeverein heerser die zich volkomen gedekt weet door de angst voor verkiezingen bij zijn coalitiegenoten. Deze premier verzette zich eerst jarenlang tegen een parlementaire enquête over de wijze waarop Nederland zich de oorlog in liet rommelen en zette vervolgens, onder grote politieke en maatschappelijke druk, ten laatste dan toch maar een vrijblijvender alternatief in, in de vorm van commissie-Davids. Hij zou ten minste de conclusies van die commissie serieus en zorgvuldig moeten wegen, inclusief de beoordelingen van de coalitiepartners. Dit bleek gisteren niet het geval te zijn; dat is het nu nog steeds niet. De minister-president is buigzaam, zolang het maar is in de richting die hem bevalt. Het vernietigende oordeel van de commissie-Davids is wat de minister-president betreft ineens niet veel meer dan een mening, waar je een heleboel andere meningen tegenover zou kunnen zetten, zoals je eigen mening, zelfs als de PvdA die mening niet lijkt te delen.

Dat is geen incident. Vorige week bleek al dat de minister-president in een gedachtewisseling met de heer Barroso op eigen houtje heeft geprobeerd om de EU-natuurwetgeving af te zwakken, zonder vakminister Cramer of de coalitiegenoten daar ook maar enigszins in te kennen. Die Alleingang koos de minister-president ook in een verklaring over de kabinetsbeoordeling van de bevindingen van de commissie-Davids, met opvattingen die niet gedeeld blijken te worden door de PvdA. "Alles wat niet strookt met het beleidsuitgangspunt van De Hoop Scheffer is veronachtzaamd, ontkend, achtergehouden of afgewezen", schrijft het Friesch Dagblad en dat is inderdaad een goede samenvatting van de wijze waarop de minister-president met kritiek omgaat. Hij negeert of ontkent het. Een ernstige kwestie van zware volkenrechtelijke betekenis verwordt door het ongelukkige optreden van de minister-president tot een polderklucht die geen recht doet aan de uitkomsten van een onafhankelijke onderzoekscommissie en kennelijke afspraken binnen de coalitie.

De minister-president zegt in een reactie op de conclusie van de commissie-Davids dat de Tweede Kamer onvolledige informatie kreeg: wij hebben daar een ander beeld van. Blijft dat staande, nu hij hier niet op terugkomt in de brief van vanavond? De brief maakt niets duidelijker. Hoe het ook zij, het is stuitend om te moeten vaststellen dat een premier die geen leiding gaf aan de beantwoording van vraagstukken van oorlog en vrede wel leiding meende te kunnen geven aan het voortijdig afserveren van de uitkomsten van de commissie-Davids. Weer gaat het niet over de rechtmatigheid van de oorlog, maar om procedurele kwesties, die de aandacht alleen maar kunnen afleiden van de onderzoeksvragen waarmee het parlement een jaar buitenspel werd gezet. De premier is het parlement, de coalitiegenoten en de commissie-Davids een heldere verklaring schuldig. Zonder zo'n heldere verklaring is of de premier of de PvdA uitgeregeerd en met zo'n verklaring misschien ook wel. Op dit moment is zo'n heldere verklaring er niet.

Voorts zijn wij van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Met grote belangstelling heeft mijn fractie gisteren kennisgenomen van het rapport van de commissie-Davids. We hadden ernaar uitgekeken, niet alleen omdat de commissie een aantal maanden meer tijd nodig had dan in eerste instantie was verwacht, maar ook in het licht van de soms denigrerende wijze waarop sommige fracties de instelling van deze commissie in februari van vorig jaar beoordeelden. Het doet mijn fractie deugd dat het de commissie is gelukt om in alle onafhankelijkheid haar werk te doen en om daarover gelijktijdig aan zowel de regering als het parlement te rapporteren. Dit is naar ik hoop een trendbreuk met de in Den Haag helaas vaak overheersende praktijk dat de inhoud van rapporten en begrotingen al voor aanbieding op straat ligt.

De fractie van de ChristenUnie wil het rapport van de commissie-Davids serieus nemen. Daar is, gezien het onderwerp en de inhoud, ook alle reden toe. In een eerste, primaire reactie op de bevindingen van het rapport van de commissie-Davids, heb ik namens de fractie van de ChristenUnie geconstateerd dat de commissie haarscherp een besluitvormingsproces inzichtelijk heeft gemaakt waaruit zowel de regering als het parlement lessen kan trekken voor vergelijkbare besluitvormingsprocessen in de toekomst, onder meer over de vraag welke informatie verstrekt moet worden aan het parlement, over de wijze van informatieverstrekking en over het vraagstuk van het volkenrechtelijk mandaat.

Al in de tijd van en tijdens het debat over de instelling van de commissie werd er druk gespeculeerd over mogelijke uitkomsten van het onderzoek. Ik heb in dat debat namens mijn fractie gezegd dat we pas een oordeel kunnen geven als zowel het eindrapport van de commissie als de kabinetsreactie daarop beschikbaar is. Het eindrapport is nu in ons bezit. Van de zijde van het kabinet hadden we tot een uur geleden slechts teksten die op de persconferentie van gistermiddag door de minister-president zijn uitgesproken. Rapporten als die van de commissie-Davids moeten kunnen rekenen op een goede, zorgvuldige, politieke beoordeling. Politieke conclusies moeten uiteindelijk in het politiek debat tussen Kamer en kabinet, dus in deze zaal, worden getrokken. Mijn fractie betreurt het dat de verklaring van gisteren tot misverstanden heeft geleid en dat het beeld is ontstaan dat het kabinet het rapport niet serieus zou nemen. Mede om die reden zijn wij blij met de brief van het kabinet die we hedenavond hebben ontvangen. Mocht er nog enige onduidelijkheid zijn over de vraag of het kabinet het rapport van de commissie-Davids serieus wil nemen, dan is deze onduidelijkheid wat ons betreft met de inhoud van deze brief weggenomen.

De heer Pechtold (D66):

De brief van vanavond gaat met name in op het volkenrechtelijke aspect, maar gisteren, tijdens de presentatie van de premier, en hij schreef vandaag dat dit een eerste verklaring was namens het kabinet, heeft de premier ook andere dingen aangegeven, bijvoorbeeld dat de Kamer adequaat is ingelicht, zowel over de vraag van de Amerikanen als over de informatiepositie van AIVD en MIVD. Deelt u dat? Deelt uw vicepremier dat?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik sta hier als voorzitter van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie. Ik spreek namens mijn fractie. Het kabinet zal straks in zijn eigen termijn het oordeel van het kabinet geven. Dat ga ik hier niet doen. Wat betreft de vragen die zijn opgekomen, ook naar aanleiding van het rapport van de commissie-Davids, vind ik het van belang dat het kabinet een adequate en uitgebreide reactie geeft op alle onderdelen die daarbij horen, dus op alle conclusies die Davids heeft getrokken, 49 stuks in totaal. Alle vragen die onze, uw en andere fracties hebben gesteld, moeten beantwoord worden. Wanneer het kabinet dat heeft gedaan, kunnen wij, met het rapport van de commissie-Davids en de beoordeling van het kabinet, conclusies trekken. Dat zullen wij dus op een ander moment moeten doen dan nu. Ik constateer wel, en ik verwijs naar de brief van het kabinet, dat het kabinet op één onderdeel nu al aangeeft hoe het daarmee om wil gaan. Dat zal, naar ik aanneem, nog verder uitgewerkt worden, maar ik wil het debat zorgvuldig voeren. Dat betekent dat de door de heer Pechtold genoemde onderwerpen op een later moment verder besproken zullen moeten worden.

De heer Pechtold (D66):

Dat is nog niet de start van een antwoord op mijn vraag. Ik zal mijn vraag veralgemeniseren. Gisteren heeft de minister-president twee strohalmen in de conclusies van Davids aangegrepen en vervolgens op essentiële conclusies van Davids afstand genomen van het rapport, mede namens uw partij, in die zin, mede name uw vicepremier, die gisteren zelfs bereid was om nog te vertellen dat hij zich geheel aansloot bij de premier. Klopt dat? Met andere woorden, deelt u de mening van uw vicepremier dat de Kamer volledig is geïnformeerd tijdens de Irakoorlog?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vind dat de heer Pechtold wel zeer eenzijdig citeert uit hetgeen gisteren gezegd is. Ik heb het volledig stenografisch verslag van de persconferentie vandaag tot mij genomen. Ik heb gisteren ook meegeluisterd. Ik heb de minister-president een aantal keren horen zeggen, ook in andere interviews, dat hij op heel veel zaken nog terug zal komen en uitgebreider aan de Kamer zal rapporteren. Ik vind dat wij onszelf ook serieus moeten nemen, mijnheer Pechtold, en gaan debatteren over een rapport van een commissie die bijna een jaar bezig is geweest, niet alleen op basis van eerste reacties, maar op basis van uiteindelijk een volledige kabinetsreactie! Dat zou u volgens mij ook moeten willen.

De heer Pechtold (D66):

Dan had u niet gisteren een premier moeten laten spreken, waardoor u nu al een dag in de problemen bent! De premier zei gisteren, namens uw vicepremier, die niet de beroerd was om dat gelijk te omarmen: Dan kun je niet zeggen dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd. Ik citeer letterlijk uit de verklaring van gisteren. Bent u het daarmee eens? De reden waarom ik zo'n punt eruit haal – ik kan er wel tien uit halen – is de volgende. Staat de verklaring, inclusief de toelichting van de minister-president van gisteren nog, ook namens uw partij?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik vind het totaal ontluisterend dat de heer Pechtold niet eens doorheeft wat de verhoudingen zijn tussen kabinet en Kamer. Ik heb de minister-president geen opdracht gegeven om te spreken. Het kabinet heeft een eigenstandige verantwoordelijkheid om te reageren op een rapport wanneer het dat krijgt. Het kabinet heeft dat gedaan zoals het gedaan heeft. Ik heb net aangegeven dat ik betreur dat daardoor een beeld is ontstaan dat het kabinet het rapport niet serieus zou nemen. In de brief die de Kamer heeft gekregen – ik ga niet af op een persverklaring – geeft het kabinet aan het dit rapport als het uitgangspunt neemt en daarmee verder gaat. Het kabinet haalt er een onderdeel uit waarin het aangeeft hoe het met de conclusies van het rapport wil omgaan. Het enige waar ik nu belang bij heb, is dat het kabinet zo snel mogelijk – ik las in de brief begin februari – met een volledige reactie en met de beantwoording van de vragen komt. Dan kunnen we het debat voeren. U moet mij aanspreken op mijn verantwoordelijkheid als voorzitter van de ChristenUniefractie. U moet mij niet vragen om een kabinetsreactie. Laten we het wel even zuiver houden. Ik snap dat het lastig is voor u, maar laten we het toch proberen.

De heer Pechtold (D66):

Het is van tweeën een. Of u zegt: die verklaring van gisteren, daar denk ik het mijne van, maar daar kom ik nog wel op terug. Maar nee, u doet hetzelfde als wat Balkenende gisteren deed. U pakt uit de brief van vanavond één punt. U zegt: nou prettig, dat volkenrechtelijke aspect, dat gaan we in de toekomst beter doen. Als u dat als een winstpunt ziet van de afgelopen 24 uur, is mijn vraag volstrekt terecht hoe dan om te gaan met de brij aan andere meningen die de premier gisteren geuit heeft, mede namens de ChristenUniefractie. U zei dat er verwarring was. Dat was verwarring door uw kabinet, door de premier die daar in vak K zit.

De heer Slob (ChristenUnie):

Nog één keer voor de duidelijkheid: de minister-president heeft namens het kabinet gesproken; zo hoort dat ook. Het klopt dat ditkabinet ook gedragen wordt door de ChristenUnie. Ik spreek namens mijn fractie. Namens mijn fractie is mijn eerste reactie geweest dat het rapport van de commissie-Davids een stevig rapport is, dat een inkijk geeft in een besluitvormingsproces, en dat we moeten gebruiken om lessen te trekken ... Mijnheer Pechtold, ik geef u antwoord. Als u eerst met de heer Rutte wilt praten, wil ik wel even wachten ... Wij moeten allereerst lessen trekken op het punt van de informatievoorziening. Als het kabinet heeft gereageerd, wil ik daarover met het kabinet in debat. Daarnaast wil ik in debat over het volkenrechtelijke mandaat. Ik zal daarover met mijn eigen fractie in de komende weken, voorbereidend op het definitieve debat, stevig moeten praten met het rapport van de commissie-Davids in de hand.

Ik ben overigens blij dat we die commissie hebben ingesteld. Ik denk dat de commissie heel goed werk heeft verricht. Toen de commissie werd ingesteld, zei de heer Pechtold: de benaming "onafhankelijke commissie" is een gotspe. Ik ben benieuwd of hij daaraan, met dit rapport in de hand, nog steeds vasthoudt.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb een vraag aan de fractievoorzitter van de ChristenUnie, die inderdaad ook fractievoorzitter is van een coalitiepartij. Ik stel de vraag echter nadrukkelijk aan de heer Slob als lid van deze Kamer en fractievoorzitter van de ChristenUnie. Zo heeft hij gisteren ook gekeken naar de persconferentie van de minister-president. Hij heeft toch wel een mening over wat er gisteren gebeurd is? Hij heeft toch wel een mening over het feit dat de minister-president twee belangwekkende conclusies van de commissie-Davids van tafel heeft geveegd? Wat is zijn mening daarover?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb gisteren gekeken naar de persconferentie; dat klopt. Ik heb de persconferentie beschouwd als een eerste reactie van het kabinet op het rapport van de commissie-Davids. Uiteindelijk gaan wij ook met een kabinet in debat op basis van reacties die door het kabinet naar de Kamer worden gestuurd. We doen dat niet alleen op basis van stenografische verslagen van persconferenties. Mijn reactie van gisteren was: ik wil zo snel mogelijk een stevige, uitgebreide kabinetsreactie hebben, ook met onderbouwingen voor de eerste opmerkingen die zijn gemaakt. Die heb ik nodig om ook de bevindingen van de commissie-Davids op waarde te kunnen schatten en daarover namens mijn fractie politieke oordelen te kunnen vellen. Zo ver zijn we op dit moment nog niet. Ik hoop dat we zo snel mogelijk daarover kunnen spreken.

Mevrouw Kant (SP):

Wat de heer Slob wil, wil ik ook allemaal, alleen is er gisteren iets anders gebeurd! De heer Slob heeft blijkbaar naar een andere zender gekeken; ik vraag gewoon zijn mening over wat hij zich daar heeft zien afspelen. Die vraag ik hem. En dan kan hij wel zeggen hoe hij graag gewild zou hebben dat het was gegaan, maar zo is het niet gegaan. We hebben de minister-president gisteren op televisie in een persconferentie afstand horen nemen van twee belangwekkende conclusies uit een onafhankelijk onderzoek. Ik vraag de leider van de ChristenUnie naar zijn mening over de afstand die de minister-president heeft genomen van die conclusies.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb het woord "afstand" zelf niet in de mond genomen. Ik heb aangegeven dat ik datgene wat gisteren is gezegd door de minister-president in zijn verklaring namens het kabinet, als een eerste reactie heb beschouwd op het rapport. Daar neem je op dat moment kennis van. Ik spreek hier uit dat ik behoefte heb aan een uitgebreide schriftelijke reactie van het kabinet op het totale rapport, maar ook op de vragen die mede door mijn fractie alweer zo'n tien maanden geleden zijn gesteld over alles wat er toen speelde. Zo'n reactie hebben wij nodig om tot conclusies te kunnen komen. Ik ben blij met de brief van vanavond. Mocht er nog schijn zijn van twijfel of het kabinet het rapport wel serieus neemt, dan is die met deze brief volledig weggenomen.

Mevrouw Kant (SP):

De conclusie: als de leider van de ChristenUnie gisteren kennis heeft genomen van wat de minister-president heeft gezegd in de persconferentie en daarop vandaag geen kritiek uit, is kennisnemen in dit geval instemmen. Dan heeft de heer Slob geen enkele kritiek op de woorden van de minister-president en stemt hij met de gehele verklaring in. Anders moet hij nu zijn kritiek uiten.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik laat deze conclusie voor rekening van mevrouw Kant, zoals dat hoort. Ik heb gisteren de minister-president verscheidene malen horen zeggen dat het kabinet nog studie zal maken van het rapport en de Kamer daarover zal rapporteren. Laten we onszelf ook serieus nemen en onze uiteindelijke afwegingen maken over volledige kabinetsreacties. Mevrouw Kant heeft die niet nodig; wij wel.

De heer Rutte (VVD):

Begrijpt de heer Slob waarom mevrouw Hamer gisteren heeft gezegd dat de premier niet sprak namens de heer Bos?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb gisteren de minister-president zijn verklaring horen afleggen. Ik ben er zelf ook van uitgegaan dat hij namens het kabinet gesproken heeft. Mocht dat anders zijn dan horen wij dat wel, maar daar ga ik zelf niet van uit. Het zou vreemd zijn als wij daar niet van uit kunnen gaan.

De heer Rutte (VVD):

Is de heer Slob het dan met mij eens dat er toch licht lijkt te zitten tussen de uitlatingen van de fractievoorzitter van de PvdA dat er niet namens het kabinet is gesproken, althans niet namens de PvdA-bewindslieden, en de brief van vandaag, ondertekend door de premier, waarin staat dat er wel is gesproken namens het hele kabinet?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik geef mijn eigen bevindingen weer namens mijn fractie. Ik heb geen behoefte om namens de Partij van de Arbeid te spreken. Die kunnen dat zelf, zoals u dat ook voor uw fractie kunt en inmiddels ook in wat korte bewoordingen hebt gedaan.

Uiteindelijk wil mijn fractie maar één ding. Ik heb het net eigenlijk ook al in reactie op een vraag gezegd. Dat is dat het kabinet dus zo snel als mogelijk en verantwoord is met een uitgebreide schriftelijke reactie komt op het rapport van de commissie-Davids. Nu is daar één punt kort uitgelicht, maar er is natuurlijk nog veel meer te zeggen en te reageren op wat de commissie-Davids heeft aangegeven. Wij willen dat de vragen die gesteld zijn daarbij worden meegenomen. Dan is er wat mijn fractie betreft voldoende basis om het echte inhoudelijke debat over de politieke besluitvorming rond Irak te voeren en dat zal een keer tijd worden ook.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Zou de heer Slob voor mij de vraag kunnen beantwoorden of met deze brief de verklaring van gisteren van tafel is?

De heer Slob (ChristenUnie):

De verklaring van gisteren is uitgesproken namens het kabinet. Het kabinet heeft nu de Kamer een brief gestuurd waarvan u kennis hebt genomen. Daarin wordt overigens ook gerefereerd aan de verklaring. Die brief heb ik, zoals ik net al aangaf, onder andere beschouwd als het wegnemen van twijfel over de vraag of het kabinet het rapport van de commissie-Davids wel serieus zou nemen. In dat opzicht heb ik deze brief ook beoordeeld. Het enige wat ik nu wil en wat u volgens mij ook zou moeten willen, is dat wij het kabinet zo snel mogelijk aan het werk zetten voor de uitgebreide reactie zodat wij het definitieve debat kunnen gaan voeren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het kabinet neemt maar op één onderdeel afstand van de opvattingen die gisteren door de premier zijn geventileerd, namelijk op het punt van het volkenrechtelijk mandaat waarover u nog geen mening hebt. Op alle andere punten, bijvoorbeeld de juistheid van de informatie aan de Kamer en het leidinggeven door de premier, wordt geen afstand genomen van de verklaring van gisteren. Bestaat die verklaring van gisteren voor u nog of is die weg?

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is een wat vreemde redenering dat in alles afstand zou moeten worden genomen van een verklaring. Een verklaring is afgegeven. Het kabinet reageert met een brief, mede gevraagd door de Kamer, op vragen die daarover zijn gesteld. Als er op dit moment van het kabinet verwacht wordt dat er op de onderdelen die zijn aangestipt in de verklaring, nu al een volledige en uitgebreide beantwoording zou liggen, hadden wij deze brief vanavond niet op dit tijdstip kunnen krijgen. Wij hebben deze brief wel gevraagd en wij wilden die het liefst ook vanavond hebben omdat wij wilden spreken over de commotie die was ontstaan na gisteren; niet meer en niet minder.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De commotie is gisteren niet alleen ontstaan naar aanleiding van de uitspraken van de premier over het volkenrechtelijk mandaat, maar ook over de uitspraken van de premier dat de Kamer juist geïnformeerd is en dat de premier en het kabinet over de afgelopen jaren geen fouten te verwijten zijn. Ik zie het kabinet in de brief van vanavond nergens afstand nemen van die uitspraken van gisteren. Mijn eenvoudige vraag aan u is: zijn die uitspraken nog even geldig of bestaan ze niet meer en zijn ze van tafel?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb niets meer toe te voegen aan wat ik eerder heb gezegd. Ik verwacht van het kabinet dat het met een uitgebreide reactie komt, ook op de onderdelen die u noemt. Dan kunnen wij met elkaar verder spreken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mag ik u nog een andere, korte vraag stellen? Hebt u de brief gelezen voordat deze naar de Kamer werd gestuurd en hebt u daar als coalitiefractie mee moeten instemmen?

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb deze brief niet gelezen. Natuurlijk wel nadat ik hem gekregen had – laat daar geen misverstand over bestaan – maar niet voordat hij naar de Kamer ging. Daarna heb ik hem uiteraard wel gelezen en er mijn oordeel over gegeven.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Ik zou graag om te beginnen nogmaals via het kabinet de commissie-Davids willen bedanken voor het uitputtende rapport dat zij heeft opgesteld. Het rapport is tot stand gekomen in volledige onafhankelijkheid en met toegang tot alle beschikbare informatie; laten wij dat onderstrepen. Het is een grondig rapport geworden dat feit en fictie van elkaar scheidt. Wij zijn natuurlijk in afwachting van een uitgebreide kabinetsreactie op de conclusies en aanbevelingen van dit rapport. Wij realiseren ons dat deze brief een eerste reactie is op dit rapport. Over deze brief zou ik een paar zaken willen zeggen.

Mijn fractie is verheugd over de mededeling van het kabinet dat het rapport van de commissie-Davids dan ook leidend is en dat het kabinet lessen wil trekken voor de toekomst.

Specifiek over het volkenrechtelijke mandaat zou ik het volgende willen zeggen. Het toenmalige kabinet en ook mijn fractie hebben destijds weloverwogen en naar eer en geweten die beslissing genomen. Daar stonden wij voor en daar staan wij nog voor. De commissie-Davids is van oordeel dat de inval een adequaat volkenrechtelijk mandaat ontbeerde. Wij vragen niet van het kabinet om met de kennis van nu een oordeel te geven over datgene wat het toenmalige kabinet onder die omstandigheden heeft besloten. Wij constateren wel met het kabinet dat er met de kennis van nu een adequate volkenrechtelijke basis nodig zou zijn geweest. Dat staat duidelijk in de brief. Ik heb er geen moeite mee om dat te erkennen.

Laten wij vaststellen dat dit niet uit de lucht komt vallen. Juist gelet op de discussie die er was over het volkenrechtelijke mandaat voor deze inval, heeft deze coalitie in het regeerakkoord vastgelegd dat een volkenrechtelijk mandaat is vereist voor deelname aan missies. Deze afspraak, samen met deze brief naar aanleiding van de bevindingen van de commissie-Davids, is voor ons de basis voor eventuele beslissingen van het kabinet over de steun aan missies in de toekomst. Daar zou het ons nu om moeten gaan; daar zou wat ons betreft Davids over moeten gaan: niet met de kennis van nu de beslissing van toen overdoen, maar deze coalitie lessen laten trekken voor toekomstige afwegingen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dus u bent het eens met de verklaring in de brief van vanavond dat de opvatting van het kabinet van destijds niet meer op voldoende internationale steun kan rekenen?

De heer Van Geel (CDA):

Wij onderschrijven de verklaring in de brief dat, met de kennis van nu en op grond van de internationale ontwikkelingen, wij deze conclusie nu zouden trekken. Dat heb ik geformuleerd en dat herhaal ik.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dus dan bent u het eens met de uitspraken van de premier van gisteren dat het oordeel van de heer Davids dat het niet adequaat was alleen maar een mening was, dat er nog altijd – zo heeft de premier dat bijvoorbeeld bij EenVandaag gezegd – een groot verschil van mening is en dat je niet kunt zeggen dat er inmiddels een doorslaggevend oordeel wordt gegeven over de noodzaak van een volkenrechtelijk mandaat?

De heer Van Geel (CDA):

Ik begrijp deze vraag niet, maar ik zal antwoorden op een door mij niet begrepen vraag. Dat gebeurt soms in de politiek.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik de vraag dan beter formuleren, zodat u die wel begrijpt. Het heeft weinig zin dat u antwoord geeft op een vraag die ik niet heb gesteld. Dat gebeurt ook heel vaak in de politiek.

De vraag is: bent u het eens met de verklaring van vandaag, met de brief van vandaag, of met de uitspraken van de premier van gisteren? Het kan namelijk niet allebei waar zijn. Gisteren zei de premier dat er nog steeds grote onenigheid is over de noodzaak van een volkenrechtelijk mandaat. Vandaag wordt in de brief gezegd dat inmiddels die onenigheid achterhaald is. Wie heeft gelijk: de premier van gisteren of de premier van vandaag?

De heer Van Geel (CDA):

In de verklaring – ik baseer mij daarop – spreekt de premier voortdurend toelichtend over wat het kabinet van toen aan overwegingen heeft aangegeven. Leest u maar de verklaring op dat punt. Continu wordt gezegd dat toen dat kabinet die overweging heeft gehad. Dat heb ik herhaald en dat heb ik gesteund; dat was mijn stelling zo-even. Ik heb ook geconstateerd dat met de kennis van nu en met de adviezen van de commissie-Davids een adequatere volkenrechtelijke onderbouwing zou moeten hebben plaatsgevonden. Dat is mijn stelling. Hier is voortdurend in discussie alsof de premier het in de verklaring continu heeft gehad over opvattingen van dit kabinet. De premier heeft op dit onderdeel – kijk naar de verklaring – het er voortdurend over gehad wat de afwegingen zijn geweest van het toenmalige kabinet. Gegeven de onduidelijkheid die ontstond, heeft het kabinet nu op dit punt alvast aangegeven hoe het daar op hoofdlijnen over denkt. That's it!

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Je krijgt soms ook een antwoord op een vrij heldere vraag dat niet te begrijpen is. Dat gebeurt volgens mij nu. Ik vind het volstrekt onbegrijpelijk dat u nu, na anderhalve dag commotie, zegt dat er gisteren eigenlijk niks aan de hand was en dat de Partij van de Arbeid zeurt, want de premier zei gisteren al wat hij vandaag in de brief schrijft. Terwijl de premier gisteren nota bene de heer Van Walsum als getuige à decharge aanvoerde voor zijn standpunt dat er nog steeds grote verdeeldheid zou zijn over een volkenrechtelijk mandaat. De commissie-Davids zou niet meer dan een mening ventileren. Als u het standpunt van gisteren en van vandaag probeert te verzoenen, dan bent u bezig het onverzoenlijke bij elkaar te brengen. Het is gewoon onzin.

De heer Van Geel (CDA):

Nee, daar neem ik afstand van, ook van deze kwalificatie. In de verklaring van het kabinet lees ik: "Het toenmalige kabinet was er echter van overtuigd dat er toen een zuivere en integere afweging is gemaakt." Ook lees ik: "Het toenmalige kabinet heeft hier destijds tegenover gesteld dat is gezocht naar een verantwoord evenwicht tussen een goede juridische legitimatie en de vereisten van de internationale politiek." De premier heeft het toegelicht. Ik constateer dat discussie ontstaan is. Ik kan de gevoeligheden begrijpen. U moet niet vergeten dat deze coalitie is samengesteld uit partijen die hierover in het verleden fundamenteel anders dachten. Ik zie nu dat het kabinet op dit punt een eerste reactie geeft als kabinet. Dat is deze formulering en met deze formulering kan ik leven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit wordt een hopeloze discussie die ik niet verder wil voeren. Van de opvatting van de heer Van Geel dat de premier consequent zou hebben gesproken van de "premier toen" en de "premier nu" weet hij dat zij staatsrechtelijk idioot is. De persverklaring spreekt op een aantal moment van "wij". Aangezien de premier nog steeds de koningin niet is, moet hij op dat moment namens het kabinet hebben gesproken.

De heer Van Geel (CDA):

De samenstellende delen van de coalitie hebben over dit punt in het verleden fundamenteel van mening verschild. Daar wordt nu helderheid over gegeven. Dat accepteer ik. Wat de overige overwegingen en argumenten betreft sluit ik mij volledig aan bij de woorden van de heer Slob. Wij wachten de nadere onderbouwing af. Ik heb veel liever een debat over de inhoud na een gedegen voorbereiding. Feitelijk constateer ik dat de discussie die ontstond tot deze brief noopte. Wij hebben er zelf om gevraagd.

De heer Pechtold (D66):

De heer Davids stelde gisteren namens zijn commissie dat zij feiten presenteerde en geen meningen. Bent u het met hem eens dat het feiten zijn en geen meningen?

De heer Van Geel (CDA):

Mijnheer Pechtold, ik moet u teleurstellen. Wij gaan geen oordeel vellen over Davids in zijn samenhang en al zijn complexiteit voordat er een reactie is van het kabinet. Wij zullen daar een adequate reactie op geven in een debat in dit huis.

De heer Pechtold (D66):

Gisteren is er namens het kabinet gereageerd. Dat is vandaag voor de tweede keer neergezet. Laten wij maar even voortborduren op het punt van mevrouw Halsema. Gisteren zei de premier in zijn verklaring dat het wenselijk was geweest om meer mandaat te hebben. Vandaag lezen wij dat meer mandaat nodig – adequater – zou zijn geweest. Dat is niet hetzelfde. Kunt u mij uitleggen waar deze draai door gekomen is?

De heer Van Geel (CDA):

Uit de context van wat ik net heb voorgelezen, kan niet anders begrepen worden dan dat de premier het had over overwegingen van het toenmalige kabinet. Ik constateer dat het kabinet nu op één punt van Davids als dít kabinet een reactie geeft, gegeven de discussie en onduidelijkheid, gegeven de gevoeligheden. Dat verschil moet u maken. U moet niet suggereren de context van het verleden nu al betrokken moet worden bij het geven van een oordeel vandaag. Dat is een onjuiste manier om deze discussie te voeren. Uit alles blijkt dat de premier aangaf de overwegingen die het toenmalige kabinet had om deze discussie te voeren. Dit kabinet heeft op één punt alvast een standpunt ingenomen. Dat standpunt kunnen wij billijken.

De heer Pechtold (D66):

Dan ben ik toch heel benieuwd waar al die commotie al die uren vandaan is gekomen.

De heer Van Geel (CDA):

Misschien van u!

(geroffel op de bankjes)

De heer Pechtold (D66):

De CDA-fractieleden roffelen op de bankjes. De arrogantie! De arrogantie! Waar is de commotie van de afgelopen dag volgens u door gekomen?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb net aangegeven dat ik best begrijp dat deze discussie heel gevoelig is en dat wij in de coalitie met elkaar van heel ver zijn gekomen, aangezien er zeven jaar geleden al een fundamenteel verschil van inzicht was op dit punt. Dat is de feitelijkheid. Dit is een heel gevoelig punt in de coalitie. Gelet op de discussie die ontstond, heb ik feitelijk geconstateerd dat er onrust en onduidelijkheid was. Als het kabinet er dan in slaagt om op zo'n punt binnen 24 uur een discussie te voeren en een conclusie te trekken, dan is dat niet gemakkelijk. Ik ga niet zeggen dat die onrust onterecht is. Ik heb feitelijk geconstateerd dat het een gevoelig punt is, dat heel gevoelig ligt binnen de coalitie, maar waarvoor binnen 24 uur toch een oplossing gezocht is. Zo zou u het ook kunnen bekijken.

De heer Pechtold (D66):

Na het geroffel is dit nog niet het begin van een antwoord. Ik vroeg u waar die onrust 24 uur uit heeft bestaan en waarom het kabinet 24 uur in kamertjes opgesloten heeft gezeten. Waarom is er in een tijd van crisis 24 uur niet geregeerd? Waarom moest een staatssecretaris uit Spanje worden overgevlogen om te helpen? Waar is die onrust door gekomen? Ik wil dit keer graag een helder antwoord van u. Dan mogen ze hier achter mij weer roffelen.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb twee antwoorden gegeven en die herhaal ik. De eerste is dat ik feitelijk constateer dat hier onduidelijkheid over bestond en dat die onduidelijkheid weggenomen moet worden. Wij hebben zelf ook aangegeven dat het verstandig zou zijn als het kabinet met een brief zou komen. De vraag daarnaar hebben wij dan ook gesteund. De tweede is dat ik zie en voel dat een deel van die discussie is ontstaan door historische gevoeligheden, juist op het punt van het volkenrechtelijk mandaat. Daar kunnen wij heel ingewikkeld over doen, maar die gevoeligheden zijn er. Het gaat dan af en toe van "au" als je die discussie voert. Maar ik constateer nu dat er een standpunt ligt namens het kabinet.

De heer Pechtold (D66):

Niet één keer in de lange brij van woorden memoreert de heer Van Geel dat de onrust feitelijk begon toen de premier op het ministerie van AZ dacht voor de zoveelste keer in zeven jaar zijn straatje schoon te kunnen vegen. Toen begon het gedoe, toen reageerde mevrouw Hamer, toen buitelde het een over het ander. Het feit dat de premier zijn verantwoordelijkheid niet neemt, dat hebben wij gisteren kunnen constateren, en het feit dat u vandaag na 24 uur nog niet eens op dat idee kan komen, zegt heel veel.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb helemaal geen zin om deze discussie zo te voeren. Dat zal ik ook niet doen. U kunt mooie conclusies trekken, maar ik constateer gewoon wat ik gezegd heb. Er is onduidelijkheid ontstaan. Dat is een feitelijke constatering. Daar loop ik ook niet voor weg. Die onduidelijkheid is ontstaan. Het gaat mij er niet om wie nu precies wat heeft gedaan. Het gaat er feitelijk om dat die onduidelijkheid ontstond en dat die weggenomen moet worden. Ik heb er begrip voor getoond dat deze discussie buitengewoon ingewikkeld is en dat dit gevoelig ligt in de coalitie. Dat er dan toch binnen 24 uur uit is gekomen, is ook een feit.

Mevrouw Kant (SP):

Gekker moet het toch niet worden! De meest wezenlijke conclusie van de commissie-Davids, namelijk dat wij als land politieke steun gegeven hebben aan een illegale oorlog, is door de minister-president gisteren van tafel geveegd en dat is waar de Partij van de Arbeid terecht op is aangeslagen. Dat veegt u vandaag weer van tafel als "een beetje onduidelijkheid".

De heer Van Geel (CDA):

Nee, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Kant was nog bezig met haar vraag.

Mevrouw Kant (SP):

Als u dan probeert aan te geven dat er onduidelijk was omdat er gisteren over het verleden gesproken werd, wil ik u wel even uit de droom helpen, mijnheer Van Geel, want dan hebt u toch niet helemaal goed geluisterd. De Partij van de Arbeid heeft dan toch beter geluisterd. Daarom waren zij ook zo boos. Er staat namelijk in het transcript: wat betreft de juridische aspecten hebben wij altijd gezegd dat een nieuwe resolutie wenselijk is, maar niet noodzakelijk. Dat zegt de minister-president. Hij zegt verder: de consistentie is steeds aanwezig geweest en – daar komt het – dat zeg ik uiteraard nog steeds.

De heer Van Geel (CDA):

Ik constateer dat uit de citaten die ik heb uit de persconferentie, en uit de verklaring blijkt dat het kabinet spreekt over het toenmalige kabinet. Dat is mijn constatering en daar blijf ik bij. Dat was primair de lijn. Ik constateer met u dat daar onduidelijkheid over is ontstaan. Ik heb gezegd dat ik begrip heb voor die discussie en voor de emoties die daarbij spelen. Wij hebben nu echter een conclusie getrokken op dit punt. Alle andere discussies gaan wij op basis van de reactie van het kabinet op een integrale en gedegen manier voeren, recht doende aan de kwaliteit van het rapport.

Mevrouw Kant (SP):

Ik ben het met de fractieleider van het CDA eens dat de minister-president vaak heel erg onduidelijk is. Maar hier even niet. Hier was hij heel duidelijk. Hij zei namelijk: wat betreft juridische aspecten hebben wij altijd gezegd dat een nieuwe resolutie wenselijk is, maar niet noodzakelijk en dat zeg ik uiteraard nog steeds. Dat zijn de woorden die de minister-president gisteren heeft gebruikt. Wij hebben die allemaal gehoord. Zijn die vandaag dan van tafel?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb gezegd dat ik feitelijk constateer dat er onduidelijkheden zijn ontstaan en dat die op deze wijze worden weggenomen.

Mevrouw Kant (SP):

Dus? Zijn dat woorden van gisteren die vandaag niet meer gelden? Is dat het antwoord?

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb gezegd dat ik onduidelijkheden constateer. Ik constateer dat er nu duidelijkheid is gekomen over een wezenlijk punt dat emoties teweeg heeft gebracht en dat ons in het verleden als coalitie diep heeft verdeeld. Dat is de winst van deze brief.

De heer Rutte (VVD):

Sommige verschillen van inzicht kan zelfs de heer Van Geel niet verdoezelen, ofschoon hij daarin een meester is. Een simpele vraag. Is hij het eens met zijn collega Hamer, die gisteren zei dat het kabinet niet met één mond sprak en dat de minister-president niet namens het hele kabinet sprak?

De heer Van Geel (CDA):

Ik ga geen specifiek oordeel geven over welke uitspraak dan ook; dat heb ik net ook niet gedaan. Ik heb in algemene zin geconstateerd dat er een feitelijke onduidelijkheid ontstond over wat gezegd is en wat bedoeld is. Ik heb ook gezegd dat ik begrip heb voor de context waarin dat gebeurde en dat ik blij ben dat wij nu een oplossing zoeken. Dat is de lijn en ik ga geen andere lijn kiezen. Ik zal geen oordeel vellen over elk woord dat iedereen zegt, van de minister-president noch van mevrouw Hamer. Ik wil komen tot oplossingen en duidelijkheid bieden. Ik wil proberen toekomstperspectief te bieden voor keuzes die wij in de toekomst moeten maken over missies. Die duidelijkheid moet vooral voor de toekomst worden geboden.

De heer Rutte (VVD):

Ik noteer op deze vraag dan maar een "nee". Ik heb een tweede vraag. Het kabinet was het gisteren blijkbaar niet eens; blijkbaar kwam men er niet uit. De minister-president heeft gisteren gezegd dat hij namens het kabinet sprak en dat herhaalt hij vandaag. Het is nu toch van tweeën een? Of de minister-president sprak gisteren namens het gehele kabinet en dat was afgestemd met de vicepremiers, of hij deed dat niet. Hoe kan dan die verwarring zijn ontstaan? Hoe is het mogelijk dat de heer Van Geel op zo'n belangrijk onderdeel na die verklaring deze chaos heeft zien groeien?

De heer Van Geel (CDA):

Dat is een derde poging. Dat mag natuurlijk om mij tot nadere duiding van deze onrust te laten komen, maar dat ik zal niet doen. Ik heb geen zin om dat te doen, want ik wil verder. Ik ga ervan uit dat de verklaring van gisteren namens het kabinet is geschied. Als dat anders zou zijn, hoor ik dat straks wel van het kabinet. Dat is mijn vertrekpunt. Op één punt moest duidelijkheid komen en voor alle andere zaken verwacht ik een gedegen onderbouwing, zodat wij daarover een serieus debat kunnen voeren.

De heer Rutte (VVD):

Zelfs de heer Van Geel kan toch niet uitleggen dat het allebei tegelijkertijd waar is? Het kan toch niet zo zijn dat de minister-president het heeft afgestemd met de top van het kabinet en dat vervolgens in de loop van de dag een totale chaos ontstaat en de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid zegt dat die verklaring niet namens de PvdA-bewindslieden is afgegeven? Wij lezen overal dat hij een problematische verhouding heeft met mevrouw Hamer. Wij lezen dat in het kabinet ruzies zijn ontstaan; daar zouden zich grote conflicten afspelen. Hoe kan het dat de premier dit afstemt met de vicepremiers, onder wie de heer Bos, terwijl mevrouw Hamer zegt dat dit niet het geval is?

De heer Van Geel (CDA):

De heer Rutte zal dit ongetwijfeld straks aan mevrouw Hamer vragen.

De heer Rutte (VVD):

Ik ben zo benieuwd wat de heer Van Geel ervan vindt.

De heer Van Geel (CDA):

Ik heb geconstateerd dat het zo was en wil daarover geen oordeel geven.

De heer Rutte (VVD):

Wat was precies zo?

De heer Van Geel (CDA):

Ik constateer die onduidelijkheid en de wens om daaraan iets te doen. Die wens hebben wij onderschreven en die duidelijkheid is er nu gekomen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter.

De heer Pechtold (D66):

Voordat mevrouw Hamer begint, heb ik een verduidelijkende eerste vraag. Er staat hier dat gisteren namens het kabinet een eerste verklaring is afgelegd. Dat staat hier nog een keer bevestigd. Dat is nu ook de mening van haar fractie? Alles in de verklaring en in de toelichting van gisteren is mede namens vicepremier Bos gezegd. Klopt dat?

De voorzitter:

Mevrouw Hamer heeft nog niet eens de kans gehad om te beginnen.

De heer Pechtold (D66):

Het was mevrouw Hamer die 24 uur geleden, nadat de premier zijn verklaring heeft afgelegd, eiste dat er een nieuwe verklaring kwam. Ik heb geen nieuwe verklaring gezien die zo uitvoerig was als die van gisteren. Ik heb slechts op één punt een bijstelling gezien. Wel wordt herbevestigd dat de eerste verklaring van gisteren namens het kabinet is afgelegd. Ik zou dus graag willen weten of dat staat.

De voorzitter:

Ik merk wel dat u dat graag wilt weten, maar het zou plezierig zijn als u mij de kans gaf om u het woord te geven. Dat wil ik dan graag doen, nadat mevrouw Hamer haar verhaal is begonnen, tenzij zij zelf voorafgaand aan haar inbreng antwoord wil geven.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter, ik was voorbereid om zelf te beginnen, maar ik wil de heer Pechtold wel tegemoetkomen als hij daardoor beter naar mij kan luisteren. Ik heb gisteren na afloop van de persconferentie van de minister-president gezegd dat ik mij niet kon herkennen in het totale beeld dat die persconferentie opleverde. Ik heb ook gezegd dat ik dacht te weten – dat denk ik nog steeds te weten – dat het ontstane beeld niet de mening kon zijn van de bewindspersonen in het kabinet. Het beeld aan het eind van de persconferentie was dat de minister-president twee dingen overnam uit het rapport en bij de rest eigenlijk direct kanttekeningen plaatste. Mijn grootste bezwaar daartegen was dat daarmee de commissie-Davids, die na een lange geschiedenis tot stand is gekomen, naar mijn gevoel ongelooflijk veel onrecht werd gedaan; dat had ik graag in mijn inbreng willen uitleggen. Daar ben ik tegen ingegaan. Ik vond dat ik dat moest doen. Daarom heb ik gezegd: ik wil dat er een nieuwe start wordt gemaakt met de behandeling van dit rapport. Ik hoop dat na vandaag die nieuwe start, een serieuze start, ook echt gemaakt kan worden.

De heer Pechtold (D66):

Dit ben ik met u eens. Ik had hetzelfde gevoel; wij deelden dat gevoel. U zei echter ook dat de verklaring van de premier niet namens de heer Bos was. Dat is u tot twee keer toe gevraagd, zowel voor het programma EenVandaag als daarna. Tot twee keer toe zei u dat dat niet het geval was. Vandaag lees ik dat gisteren namens het kabinet een eerste verklaring is afgelegd. Dan neem ik aan dat dit over de volledige verklaring van gisteren gaat. Is dat gebeurd namens de heer Bos? Hebt u dat de afgelopen jaar 24 uur inmiddels kunnen vaststellen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb gisteren gezegd – zo werd het mij gevraagd – dat de hele persconferentie werd gezien als een verklaring van de minister-president. Als je goed naar de persconferentie kijkt, zie je dat die uit twee delen bestond: een voordracht en een vraag-en-antwoordspel. U moet dit straks ook maar aan de heer Bos vragen, maar ik heb het zo begrepen dat de voordracht uiteraard was afgestemd – misschien niet letterlijk, maar de voordracht was wel afgestemd – maar het vraag-en-antwoordspel zeker niet. Ik wil het best nog eens met u terugkijken, maar ik heb zojuist ook goed op uw vragen en de vragen van de andere woordvoerders gelet. Die vragen betreffen met name het vraag-en-antwoordspel. Dat was niet afgestemd. Dat kon overigens ook niet afgestemd zijn, want de minister-president kon niet weten welke vragen hij zou krijgen. Bij mij is echter in ieder geval het beeld ontstaan dat de commissie-Davids ongelooflijk snel de prullenbak in ging. Dat vond ik onterecht en ik kon mij niet voorstellen dat mijn bewindslieden het daarmee eens zouden zijn.

De heer Pechtold (D66):

Het deel van het volkenrechtelijk aspect zat niet in het – zoals u het noemt – vraag-en-antwoordspel, maar in de verklaring. In dat deel zat het "wenselijk" dat vandaag is omgezet in "noodzakelijk". Wij weten waar wij het dan over hebben. Toch staat er vandaag dat ook dat deel, het "wenselijk deel", namens het kabinet is afgelegd. Klopt dat of klopt dat niet? Wij gaan vanavond immers niet het rapport-Davids behandelen. Wij gaan vanavond de procedure bespreken. Ik wil dus graag van u weten of die eerste verklaring mede namens vicepremier Bos was. Hebt u dat inmiddels vast kunnen stellen of niet? Dan hebben wij het dus met name over het volkenrechtelijke aspect, dat in de verklaring zit.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wat in de verklaring zat, dus in het deel dat is voorgedragen, was afgestemd. Overigens ligt er nu op dit punt bewust een ander standpunt. Dat kunt u lezen. Het deel dat niet was afgestemd, was het vraag-en-antwoordspel. Ik heb het vandaag allemaal nog eens teruggekeken, want het ging gisteren natuurlijk razendsnel. Ik wilde ook graag snel zaken helder maken; niet voor mezelf of mijn fractie, maar omdat ik dat rapport recht wil doen. Wij hebben daar lang voor geknokt. Echt, de grootste problemen zijn ontstaan in het vraag-en-antwoordspel. Alle woordvoerders hebben vragen gesteld die gingen over dat vraag-en-antwoordspel.

De heer Rutte (VVD):

Begrijp ik dat mevrouw Hamer zegt dat de premier nu een nieuw standpunt inneemt ten aanzien van het volkenrechtelijk mandaat?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat kunt u lezen.

De heer Rutte (VVD):

Hoe kan het dan dat tegelijkertijd in de verklaring staat dat die namens het kabinet is gedaan, dus ook namens de heer Bos, terwijl u dat ontkent? Dan gaat het niet om het vraag-en-antwoordspel maar om de verklaring zelf.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zeg u dat er vandaag een nieuw standpunt ligt. Dat kunt u toch lezen?

De heer Rutte (VVD):

U zegt dat die verklaring is afgestemd met vicepremier Bos. Gisteren wekte u de indruk dat dit niet het geval was, er was ten minste onduidelijkheid over. Vandaag wordt over het volkenrechtelijk mandaat, een belangrijk onderdeel van die verklaring, een nieuw standpunt ingenomen. Hoe is dat tegelijkertijd mogelijk?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Gisteren heb ik gezegd dat ik zeker meende te weten dat wat er gezegd werd bij de persconferentie, met name in het vraag-en-antwoordspel, niet de mening was van mijn bewindslieden. Dat blijkt ook: er ligt vandaag een brief en een ander standpunt.

De voorzitter:

Mijnheer Rutte, tot slot.

De heer Rutte (VVD):

Dit klopt gewoon niet. Ik heb gisteren gekeken naar de minister-president en vond eigenlijk dat hij wel op dreef was in zijn verklaring op het ministerie. Ik dacht: hij is weer een beetje ... Bij hem heet dat volgens mij "in goede vorm". Hij was in vorm, leek het. Ik heb naar hem zitten kijken. Nog even los van het vraag-en-antwoordspel, hij was volstrekt duidelijk. Twee dingen nam hij over – mevrouw Hamer zei dat die hem goed uitkwamen – en een aantal andere dingen schoof hij ter zijde, onder andere het volkenrechtelijk mandaat. Mevrouw Hamer zegt ook: het klopt dat die verklaring is afgestemd met vicepremier Bos. Dat is dus anders dan zij gisteren beweerde. Als die verklaring, dus niet het vraag-en-antwoordspel, is afgestemd, hoe kan het dan dat er vandaag een "nieuw standpunt" nodig is?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Er is een nieuw standpunt en dat sluit precies aan bij wat ik heb gezegd, namelijk dat ik me niet kon voorstellen dat mijn bewindslieden het daarmee eens waren. Daarom ligt er vandaag deze brief. Laten wij even helder zijn. Ik heb mij er buitengewoon aan gestoord – dat heb ik gisteren overal in het openbaar gezegd – dat de minister-president stelde dat hetgeen de commissie-Davids over het volkenrechtelijk mandaat heeft gezegd, "maar een mening was". Daaraan heb ik mij gestoord en dat staat er vandaag ook niet meer.

De heer Rutte (VVD):

Daarover staat er toch geen nieuw standpunt in! Hou nou toch op! Wij zijn hier toch op een serieuze manier aan het debatteren? Gisteren heeft de minister-president afstand genomen van wat de commissie-Davids zegt over het volkenrechtelijke mandaat. Dat was in zijn verklaring, niet in het vraag-en-antwoordspel! Mevrouw Hamer geeft toe dat die verklaring is afgestemd met vicepremier Bos. Dan was zij het dus oneens met haar eigen vicepremier. Blijkbaar heeft zij haar vicepremier gebeld – hij was gisteren niet bereid om de pers te woord te staan, ook niet toen hij werd klemgezet bij de lift – en gezegd: dit is niet acceptabel, je bent met het verkeerde akkoord gegaan. Alleen dan kan het kloppen dat tegelijkertijd die verklaring is afgestemd in het kabinet en er vandaag een nieuw standpunt is. Dat is omdat mevrouw Hamer de vicepremier heeft teruggefloten. Dat is dan de enig mogelijke conclusie.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De conclusie is dat ik gisteren vond dat de commissie-Davids onrecht werd aangedaan. Dat is wat ik gisteren gezegd heb.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Hamer, gaat u nu eens terug naar dat volkenrechtelijke mandaat, want daar hebben wij het over!

Mevrouw Hamer (PvdA):

U kunt wel heel erg boos worden, mijnheer Rutte, maar mag ik u een tegenvraag stellen: waar bent u eigenlijk zo boos over? Ik begrijp best waarom u zo tevreden was over de minister-president. Hij stond namelijk precies te verkondigen wat uw oud-minister Kamp gisteren ook heeft verdedigd. Hoe zijn we eigenlijk in die oorlog terechtgekomen? Zullen we het daar eens over hebben?

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter.

De voorzitter:

Nee.

De heer Rutte (VVD):

Er wordt mij een vraag gesteld.

De voorzitter:

Natuurlijk mag u reageren, maar ik wil proberen om de orde in dit debat terug te brengen. Ik snap best dat u graag allemaal mevrouw Hamer vragen wil stellen. Dat heb ik toegestaan, een beetje overvallen door de entree van de heer Pechtold. U zult er allen begrip voor hebben dat je soms door zoiets overvallen kunt worden. Het lijkt me toch dat we mevrouw Hamer ook in de gelegenheid moeten stellen om haar eigen verhaal te houden. Die kans krijgt u hier allemaal, en u mag ook allemaal vragen stellen. De heer Rutte beantwoordt eerst de vraag van mevrouw Hamer, en daarna bepaalt mevrouw Hamer of zij haar verhaal gaat houden.

Nee, mijnheer Van Raak, u wilt een eigen reglementje maken voor dit huis, maar dat gaan we op een andere manier met elkaar bespreken. Iedereen heeft vier minuten spreektijd. Mijnheer Pechtold is begonnen zonder één zin van mevrouw Hamer. Als mevrouw Hamer wil, kan zij de vragen gaan beantwoorden. Als mevrouw Hamer eerst haar eigen tekst wil voorlezen, dan kan dat ook. Die keuze laat ik aan haar. Mijnheer Rutte, u kunt uw antwoord geven op de vraag.

De heer Rutte (VVD):

Dat ben ik geheel met u eens.

De voorzitter:

Daaraan probeer ik nu iets te doen.

De heer Rutte (VVD):

Ja, maar ik kom terug op de kwestie waarover wij het hadden. Het gaat dus niet om het vraag- en antwoordspel, maar om de verklaring. In de verklaring, die is afgestemd met vicepremier Bos, neemt de minister-president ook namens vicepremier Bos afstand van de woorden van de commissie-Davids over het volkenrechtelijk mandaat. Vandaag staat er een nieuw standpunt in de brief van de premier. Dat betekent dat mevrouw Hamer het oneens was met vicepremier Bos en dat het derhalve noodzakelijk was, terug te gaan naar het kabinet om tot een nieuw standpunt te komen. Dat is de enige verklaring die is te geven voor het feit dat in de brief staat dat die verklaring is afgestemd met de beide vicepremiers en dat er een nieuw standpunt is over het volkenrechtelijk mandaat.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik had de heer Rutte een vraag gesteld en nu stelt hij mij een vraag. Maar ik zal die vraag beantwoorden. Gisteren heb ik ook gezegd dat ik het zeer verwarrend vond wie er sprak. Op het ene moment sprak de minister-president als de toenmalige premier en op het andere moment als de huidige premier. Gisteren heb ik gezegd dat daardoor de verwarring is ontstaan. Daarom is het kabinet vandaag met een nieuw standpunt gekomen. In de verklaring stond dat het toenmalige kabinet die mening had. Daarin stond niet dat dit de opvatting was van het huidige kabinet. Om die reden kon vicepremier Bos daarmee akkoord gaan. Ik vond het echter een verwarrende vertoning en volgens mij gold dat voor de gehele Kamer. Daarom is het goed dat er vandaag een andere verklaring is opgesteld.

Ik vind overigens dat de heer Rutte wel een beetje voorzichtig mag zijn. We weten immers hoe de samenstelling was van het toenmalige kabinet. Het standpunt van de VVD-fractie was dat er militaire steun kon worden gegeven.

De heer Rutte (VVD):

Dit is werkelijk uitlokking! Mevrouw Hamer, daar hebben wij het vanavond niet over. Wij hebben het over de chaos die gisteren dankzij u is ontstaan. De minister-president legde een verklaring af. Dat deed hij mede namens de beide vicepremiers. Nu maakt u Kamerleden en andere fracties verwijten. U moet naar zichzelf kijken. U hebt gisteren gezegd dat de premier niet namens het kabinet sprak en dus ook niet namens minister Bos. Nu zegt u dat hij dat wel deed, maar dat u het niet eens was met minister Bos. Dat zijn de feiten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik beloof de heer Rutte dat ik de andere Kamerleden geen verwijten zal maken. Dat is overigens niet nodig. Ik vind echter wel dat de heer Rutte – de VVD zat toen in het kabinet – zijn toon een beetje mag matigen.

De voorzitter:

Mevrouw Hamer, ik heb net een voorstel gedaan.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ja, ik wil graag mijn betoog houden.

De voorzitter:

Mevrouw Hamer begint met haar bijdrage. Iedereen mag zijn bijdrage houden en kan daarna geïnterrumpeerd worden.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik beloof dat ik op alle punten terug zal komen die aan de orde zijn gesteld. Vervolgens mag iedereen mij vragen stellen. De Kamer mag mij echter niet het recht ontnemen om mijn bijdrage te leveren.

De voorzitter:

Mevrouw Hamer, u kunt gewoon beginnen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Gisteren kwam de commissie-Davids met het lang verwachte onderzoeksrapport. Na veel moeite en na lang aandringen door de Kamer, werd dat onderzoek eindelijk in opdracht van het kabinet ingesteld. Dat onderzoek richtte zich op het verlenen van politieke steun aan een oorlog die toen zeer omstreden was. Dat is die overigens nog steeds. Aan de legitimiteit van die oorlog is destijds veel getwijfeld. De PvdA is altijd van mening geweest dat het niet gerechtvaardigd was om buiten de VN-Veiligheidsraad om militaire actie te nemen tegen Irak. In de loop der jaren is nog eens duidelijk geworden dat de Amerikaanse en de Britse regering veel onjuiste informatie over deze oorlog, de totstandkoming en de reden daarvan naar buiten hebben gebracht.

Ook in Nederland deden in de loop der tijd steeds meer verhalen de ronde over de onduidelijkheid ten aanzien van de besluitvorming. Nadat daarop herhaaldelijk was aangedrongen, werd een jaar geleden gelukkig de commissie-Davids ingesteld. Mijn fractie was gisteren het meest verheugd over het feit dat er een rapport voorlag van een commissie waarvoor geldt dat er geen enkele twijfel kan bestaan over haar onafhankelijkheid, objectiviteit en deskundigheid. Dat is ook de reden waarom wij het zo ongelooflijk belangrijk vinden dat dit rapport nu goed wordt behandeld. Ik kan me het debat van ongeveer een jaar geleden nog herinneren. Toen werd over de instelling van deze commissie in de Kamer gesproken alsof het zou gaan om een doofpotcommissie. Wij hebben toen gezegd: wij geven de voorzitter van deze commissie, voorzitter Davids, ons vertrouwen. Velen in de Kamer waren dat met ons oneens. Ik neem aan dat men zich dat nog herinnert. Wij hebben het vertrouwen gegeven aan deze commissie, en mijn fractie is er ongelooflijk blij mee dat dit vertrouwen niet is beschaamd en dat er gisteren een heel erg helder rapport lag. Het feit dat zo lang op dat rapport is aangedrongen en dat het rapport deze kwaliteit heeft, dwingt ons, de Kamer, maar dwingt ook het kabinet om dit rapport nu heel serieus te behandelen.

Wij hebben gisteren gezegd dat wij de conclusies uit het rapport stevig en verontrustend vinden. Uiteraard zullen wij over die conclusies, mede op basis van de kabinetsreactie die nog moet komen, uitgebreid in deze Kamer moeten spreken. De reden dat wij gisteren de publiciteit hebben gezocht, is dat wij vonden dat de commissie, die al eerder, bij haar begin, zo schamper was behandeld, dát niet verdiende. Wij vonden dat de commissie gisteren echt een chique behandeling verdiende. In de loop van de reactie van de minister-president vonden wij het beeld ontstaan dat hij afstand nam, zonder de tijd te nemen, van de belangrijkste conclusies van het rapport. Hij nam er maar een paar over en de rest werd betiteld als "een mening". Dat vond mijn fractie niet chic. Dat vond mijn fractie onterecht tegenover deze commissie.

Naar onze mening verwarde de minister-president gisteren met name bij de beantwoording van de vragen de positie van het toenmalige kabinet met de positie van het huidige kabinet. Ook vonden wij, zoals ik ook gisteren heb gezegd, dat de reflectie ontbrak die ook mogelijk moet zijn als je zeven jaar later terugkijkt op genomen besluiten. Omdat naar onze mening deze reactie – daarbij heb ik het over de totale persconferentie – niet gedeeld zou kunnen worden door het voltallige huidige kabinet, wilden wij graag dat er een ander beeld zou gaan ontstaan, een herstart van de discussie, maar over de commissie-Davids. Vandaag constateren wij dat het rapport van de commissie-Davids wel degelijk leidend is bij het terugkijken naar de besluitvorming destijds en bij het trekken van lessen voor de toekomst. Dat blijkt uit de brief die er nu ligt. Dat maakt ook duidelijk dat het kabinet met de kennis van nu de analyse van de commissie-Davids deelt dat een adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest. Het is nu duidelijk dat die herstart gemaakt kan worden, dat het kabinet bereid is om lessen te leren uit het verleden en anders te kijken naar de toekomst dan het toenmalige kabinet dat zeven jaar geleden deed. Daarom heeft mijn fractie er vertrouwen in dat het kabinet nu zal kunnen komen tot een adequate kabinetsreactie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Er is door mevrouw Hamer een paar keer de uitdrukking "verwarrende vertoning" gebezigd. Met name was onduidelijk namens wie werd gesproken: was dat namens het kabinet of niet? Hoe is in de visie van mevrouw Hamer die verwarring ontstaan of het wel of niet namens het kabinet was?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het beeld dat ik heb gekregen is dat met name in het tweede deel van de persconferentie de minister-president zich zo inleefde in zijn toenmalige rol dat het leek alsof het de beantwoording was van het toenmalige kabinet. Ik denk aan het feit dat werd gezegd, bijvoorbeeld over het volkenrechtelijk mandaat, dat de commissie-Davids "een mening" heeft gegeven, terwijl de commissie is ingesteld door het kabinet zelf. Dan kun je dat naar mijn gevoel niet afdoen als een mening.

De heer Van der Staaij (SGP):

Doelt mevrouw Hamer daarmee ook op de zin "Dat er anders over geoordeeld kan worden, blijkt tevens uit het rapport van de commissie-Davids", over dat volkenrechtelijk mandaat? Bedoelt u dat met dat er gesuggereerd werd dat het maar om een mening gaat?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De minister-president heeft gisteren in de persconferentie op een vraag gezegd dat de conclusies van het rapport van de commissie-Davids gezien konden worden als "een mening". Dat vind ik te mager. Dat wordt nu ook niet meer zo gezien. Het rapport wordt nu als leidend gezien voor de kabinetsreactie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik stel vast dat ook de zin die ik net aanhaalde, dat er anders over geoordeeld kan worden, in de verklaring staat die ook met vicepremier Bos is afgestemd. Is niet heel veel verwarring ontstaan doordat mevrouw Hamer zelf heeft gezegd dat deze tekst niet namens het hele kabinet is uitgesproken? Normaal kan ik er als Kamerlid toch gewoon van uitgaan dat teksten van de minister-president namens het hele kabinet worden uitgesproken? Dan is mevrouw Hamer toch niet de woordvoerder van het PvdA-smaldeel in het kabinet?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mevrouw Hamer heeft niet als woordvoerder van het PvdA-smaldeel in het kabinet een reactie gegeven; mevrouw Hamer heeft een reactie gegeven als fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid. Toen haar werd gevraagd of zij dacht dat de bewindslieden van de PvdA het daarmee eens konden zijn, heeft zij gezegd dat zij dacht dat het niet zo was. Als u het precies wilt weten: minister Bos is aanwezig, dus vraag het hem.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat antwoord had ik juist gisteren verwacht. Toen werd gevraagd hoe het nou zit met de mening van PvdA-bewindslieden. Ik had verwacht dat toen werd verwezen naar het kabinet zelf, zodat het kabinet zijn mening kon geven. De verwarring ontstond volgens mij doordat mevrouw Hamer meende te weten dat de PvdA-bewindslieden er allemaal niet achter stonden. Daarom stel ik toch de volgende vraag: waarop was het eigenlijk gegrond dat mevrouw Hamer meende te weten dat de PvdA-bewindslieden niet achter de verklaring stonden?

Mevrouw Hamer (PvdA):

U kunt mij 20.000 keer dezelfde vraag stellen, maar ik blijf rustig hetzelfde antwoord geven. Gisteren is aan het einde van de persconferentie het beeld ontstaan dat de conclusies van de commissie-Davids maar een mening zijn. Daar heb ik op gereageerd. Dat twee conclusies werden overgenomen en dat bij de overige conclusies allerlei kanttekeningen werden geplaatst, vond ik een verkeerd beeld om mee te starten. Het leek mij dat dit niet recht deed aan de commissie-Davids. Dat heb ik gezegd. Ik heb ook gezegd dat ik ervan overtuigd was dat de bewindspersonen van de PvdA het met mij eens zouden zijn. Dat blijkt ook vandaag, want er ligt vandaag een brief namens het hele kabinet. Daarin staat heel duidelijk dat de conclusies van de commissie-Davids leidend zijn voor de kabinetsreactie. Er ligt een ander standpunt als het gaat over het volkenrechtelijk mandaat. Dat is een groot verschil met gisteren. De heer Van der Staaij moet minister Bos en premier Balkenende maar precies vragen hoe het zit. Ik heb gisteren gezegd wat ik gezegd heb. Daar blijf ik bij. Ik neem daar geen centimeter van terug.

Mevrouw Kant (SP):

U zei net dat er nu een ander standpunt over het volkenrechtelijk mandaat ligt dan gisteren. Dat zei u net letterlijk. Met andere woorden: wat in de brief van vandaag staat, wijkt af van het standpunt dat de minister-president gisteren ingenomen heeft en is in uw ogen dus een nieuw standpunt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

In mijn ogen wel, want ik heb gisteren de minister-president horen zeggen dat hij vond dat het standpunt van de commissie-Davids een mening was. Ik lees vandaag dat hij het eens is met dit standpunt.

Mevrouw Kant (SP):

Vindt u dat met deze brief de uitlatingen die de minister-president gisteren deed, van tafel zijn? Die zijn nu dus achterhaald?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Op het punt van het volkenrechtelijk mandaat wel.

Mevrouw Kant (SP):

Ik constateer dat er een verschil van mening bestaat. Ik heb net de heer Van Geel hierover ondervraagd. Hij heeft het over onduidelijkheden. U zou volgens hem gisteren niet zo goed begrepen hebben wat de minister-president bedoelde. Maar in uw ogen zijn er geen onduidelijkheden en ligt er nu echt een andere opvatting. De uitlatingen van de minister-president, dat het maar een mening was, zijn in uw ogen nu van tafel. U bent het dus oneens met de heer Van Geel, die zegt dat er alleen sprake was van onduidelijkheid.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb heel goed naar de heer Van Geel geluisterd. Hij heeft helemaal niets gezegd over wat ik gezegd heb. Uw vraag is dus gebaseerd op een verkeerde veronderstelling. De heer Van Geel heeft helemaal geen oordeel gegeven over wat ik gisteren gezegd heb.

Mevrouw Kant (SP):

Zo kunnen we in cirkeltjes doorgaan. Wat is dan uw oordeel over het feit dat de heer Van Geel er geen oordeel over heeft?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat laat ik aan de heer Van Geel.

Mevrouw Kant (SP):

Dat is lekker makkelijk. Vindt u dat de minister-president vandaag zelf in de Kamer moet toegeven dat in deze brief een andere opvatting staat over het volkenrechtelijk mandaat dan hij gisteren heeft gegeven?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik vind dat de minister-president vandaag achter de brief moet staan die voorligt. Daar staat zijn handtekening onder. Ik ga ervan uit dat hij die brief voluit verdedigt.

Mevrouw Kant (SP):

Ja, die zal hij vast en zeker voluit verdedigen. De vraag is echter met welke woorden hij dat doet. Uw woorden tonen een andere mening over het volkenrechtelijk mandaat. Ik neem aan dat u vindt dat de interpretatie van de brief van de minister-president zo moet zijn. Anders kunt u hiermee niet akkoord gaan.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De woorden van de minister-president zullen altijd verschillen van mijn woorden, want wij zijn erg verschillende mensen. U vraagt naar de bekende weg. Er ligt een brief met een handtekening van de minister-president. Ik ga ervan uit dat hij dit vindt. Ik zie dat er een verschil is met wat hij gisteren zei. Ik ga ervan uit dat de brief van vandaag leidend is.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mevrouw Hamer zegt dat tijdens het vraag-en-antwoordspel de minister-president niet namens het gehele kabinet heeft gesproken. Ik mis haar oordeel daarover. Wat vindt zij van een minister-president die kennelijk niet in staat is om namens het kabinet met één mond te spreken tijdens zo vraag-en-antwoordspel?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik geloof dat ik gisteren juist als eerste mijn mening daarover heb gegeven! Er is mij zojuist zelfs nog verweten dat ik de commotie zou hebben veroorzaakt. Ik heb gisteren na de persconferentie gezegd dat ik vond dat er een buitengewoon verwarrend beeld was ontstaan een beeld van een minister-president die dan sprak in de rol van toenmalig minister-president en dan weer in de rol van huidig minister-president. Dat kan niet; een minister-president kan alleen maar spreken namens zijn huidige kabinet. Daarover heb ik op- en aanmerkingen gemaakt. Ik ben daar voluit over geweest. Er wordt ons vaak verweten dat we dingen in achterkamertjes zeggen. Nou, dat heb ik niet gedaan! Ik heb het voluit gewoon overal gezegd.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mevrouw Hamer zegt dat zij het verwarrend vond. Ik wil echter graag weten hoe het kan dat een minister-president op zo'n belangrijk onderwerp niet in staat is om als woordvoerder van het gehele kabinet op te treden. Welke kwalificatie geeft zij aan een dergelijk leider?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik geef er de kwalificatie aan dat het verwarrend is. Dat heb ik ook gezegd. Waarom het gebeurt, moet mevrouw Thieme echt aan de minister-president zelf vragen. Ik ben niet zijn woordvoerder.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vond mevrouw Hamer zojuist buitengewoon helder in haar oordeel dat de commissie-Davids een chique behandeling verdiende en dat die behandeling gisteren niet is gegeven. De premier heeft de commissie-Davids niet chic behandeld, zegt mevrouw Hamer. Zij concentreert zich daarbij op de periode na de geschreven verklaring. Toen werd de premier niet chic. De verklaring vond zij wel chic. Tot nu toe richt iedereen zich op het volkenrechtelijk mandaat, maar dat is eindelijk het enige punt waarop verandering is opgetreden. Waarin geen verandering is opgetreden en waar haar vicepremier de heer Bos mee heeft ingestemd, is bijvoorbeeld de informatievoorziening aan de Kamer. In de verklaring staat – daarin wordt de heer Davids ook fors geschoffeerd – "en dan het informeren aan de Kamer. Wij – dat is het kabinet – hebben een ander beeld van de informatievoorziening aan het parlement dan door de commissie is geschetst". Vindt mevrouw Hamer, zoals in de verklaring wordt gesteld, dat de Kamer wel volledig is geïnformeerd?

Mevrouw Hamer (PvdA):

In de verklaring staat dat er een ander beeld is. Ik vind het straks in de kabinetsreactie heel belangrijk dat het kabinet uitlegt waarom het een ander beeld heeft. Mijn fractie – ik neem aan dat mevrouw Halsema mij aanspreekt als fractievoorzitter van de PvdA – gaat uit van de commissie-Davids zolang het tegendeel niet is bewezen. Ik zal dus met zeer veel interesse en buitengewoon kritisch kijken naar de passage die hierover in de kabinetsreactie staat, die overigens nog helemaal opgesteld moet worden. De brief van vandaag concentreert zich op het volkenrechtelijk mandaat omdat daarover gisteren de discussie ging waarin letterlijk afstand werd genomen van de commissie-Davids. Ik vind het het goed recht van een kabinet om, als er een commissie met een onderzoek komt, te zeggen dat het op sommige punten van het onderzoek een andere mening heeft. Dat noem je hoor en wederhoor. Die andere mening mag het kabinet hebben. Daar gaan wij het debat ook over aan. We zullen dat kritisch doen. Dat recht gun ik het kabinet dus, maar zoals het gisteren ging, met alleen de punten overnemend die het toenmalige kabinet uitkwamen en al het andere terzijde schuivend, dat kon niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kan mij heel goed voorstellen dat u zich concentreert op het volkenrechtelijk mandaat en de verschuiving in het standpunt van het kabinet. Dat is namelijk het enige punt waarop de premier tot nu toe een beetje uw richting op buigt. Op alle andere punten echter niet. Ik wil hier toch wel duidelijk hebben dat de PvdA-fractie de commissie-Davids als leidend neemt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ja.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De commissie-Davids zegt dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd, terwijl uw vicepremier Bos – daar zit natuurlijk voor u ook de pijn – in de verklaring, die is afgestemd, zegt dat de Kamer wel volledig is geïnformeerd.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er wordt gezegd: wij hebben een ander beeld van de informatievoorziening dan door de commissie wordt geschetst. Daar spreekt geen vroegere premier, die überhaupt niet bestaat, ook volgens u niet. Vervolgens wordt dat uitgewerkt en wordt gezegd: wij hebben de Kamer voldoende geïnformeerd. Er wordt bestreden dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd. De heer Bos bestrijdt dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd, en de fractie niet.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat laatste staat er niet. Het klopt dat er staat: we hebben een ander beeld. Dat mag een kabinet hebben. Dat gaat het, neem ik aan, straks uitgebreid beargumenteren in de kabinetsreactie. U slaat echter een ding in uw redenering over en dat is dat in de brief van vandaag staat dat de conclusies van het rapport van de commissie-Davids leidend zijn. Daarom acht ik die brief mede van toepassing op alles wat nu nog gaat komen. In die zin is een mogelijk verschil dat ik gisteren dacht te horen tussen het kabinet en mijn fractie, namelijk dat de conclusies van de commissie-Davids niet leidend zouden zijn, vandaag rechtgezet en zijn de conclusies wel leidend, want dat staat in de brief die we vandaag hebben ontvangen.

De voorzitter:

Heel kort nog, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik tot slot een iets algemenere vraag stellen. De commissie-Davids wordt in de verklaring niet alleen op het punt van het volkenrechtelijk mandaat geschoffeerd. Ook de zorgvuldigheid van de besluitvorming en de volledigheid van de informatievoorziening worden bestreden. Is de verklaring zoals die gisteren is afgegeven, voor mevrouw Hamer in haar geheel van tafel of alleen op het punt van het volkenrechtelijk mandaat, en staat de rest nog recht overeind?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Laten we teruggaan naar wat ik gisteren heb gezegd. Ik vond de verklaring van gisteren het verkeerde startsein voor de kabinetsreactie en voor alles wat nog gaat komen. Ik beschouw de brief van vandaag als het nieuwe startsein. Dat is het uitgangspunt, en niets anders.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voor mijn duidelijkheid: ongeacht de rolverdeling – hier is sprake geweest van een verklaring die is afgestemd in het hele kabinet – vindt u dat de hele verklaring een verkeerd startpunt is geweest voor de discussie met de commissie-Davids? Daarmee heeft ook vicepremier Bos een foute verklaring gesanctioneerd.

Mevrouw Hamer (PvdA):

U probeert mij nu uit te spelen tegen mijn vicepremier. Dat is uw goed recht, dat mag u doen, maar ik leen mij daar niet voor.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat is flauw. U hebt gisteren gezegd dat vicepremier Bos het niet eens was met de opvattingen van de premier. Inmiddels is duidelijk dat de geschreven verklaring onder medeverantwoordelijkheid van de vicepremier naar buiten is gekomen. U hebt ook problemen met de verklaring. Dat klopt toch? Dan hebt u ook problemen met de opvattingen van vicepremier Bos, zoals die gisteren in de verklaring naar buiten zijn gekomen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Waar ik problemen mee had, en ik had eerlijk gezegd verwacht dat mevrouw Halsema mij daar iets meer in zou steunen, is dat gisteren door de premier, door de hele toon van de persconferentie, een beeld is ontstaan dat twee conclusies werden overgenomen en dat het verder over en uit was met de commissie-Davids. Dat was het beeld dat bij mij bestond aan het eind van de persconferentie. Ik weet niet wat het beeld van mevrouw Halsema was; we hebben dat gisteren een beetje gewisseld. Dat beeld wilde ik van tafel. Voor mijn gevoel, als ik deze brief lees, is dat beeld van tafel. Ik kom dus ook niet meer terug op de verklaring van gisteren. We krijgen een kabinetsreactie. Dat wordt een nieuwe kabinetsreactie, waarvoor deze brief van vandaag het uitgangspunt is.

De heer Pechtold (D66):

We zullen dadelijk over dit algemene punt helderheid krijgen, want ik zal een motie indienen waarin staat dat de algemene verklaring van gisteren, die ook door mevrouw Hamer als "niet chic" is bestempeld, van tafel moet om een nieuwe start te maken. Ik zal die motie indienen en we zullen zien hoe de PvdA straks stemt. Mevrouw Halsema had echter wel degelijk gelijk toen zij meer specifiek vroeg naar het punt van de informatievoorziening. Vandaag schrijft het kabinet dat namens het kabinet gisteren de eerste verklaring is afgelegd. Daarvan gaat inderdaad ook een deel over de informatievoorziening. Was de heer Koenders op de hoogte van het feit dat de premier gisteren zei dat op 21 november en 6 december de Kamer voldoende is geïnformeerd over de vraag die Amerika bij ons neerlegde ten aanzien van steun? Was de heer Koenders – mevrouw Hamer noemde zojuist haar PvdA-bewindslieden – daar op dat moment van op de hoogte en staat hij ook achter het feit dat dit gisteren namens hem is gezegd, in het licht van de vele vragen de Kamerlid Koenders hierover in de afgelopen jaren heeft gesteld?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De heer Pechtold leest nu dingen voor die niet in de verklaring staan.

De heer Pechtold (D66):

Absoluut wel: wij hebben een ander beeld van de informatievoorziening aan het parlement dan door de commissie geschetst; het geldt in ieder geval voor één punt dat ik specifiek hier wil noemen en dat betreft de informatie aan de Kamer over het verzoek van de Verenigde Staten van 15 november, 21 november en 6 december. Wat mevrouw Hamer vandaag niet heeft geregeld, is dat de premier ook dit straatje probeert schoon te vegen. Hij probeert hier te zeggen dat Davids geen gelijk heeft wanneer Davids zegt dat de Kamer geïnformeerd had moeten worden over de verzoeken van de Verenigde Staten. Mevrouw Hamer heeft vandaag gefocust op de mensenrechtenaspecten. Terecht. Zij laat dit punt liggen. Voor het vervolg is mijn vraag over minister Koenders heel belangrijk. Minister Bos liep gisteren al wat grimassend weg voordat Balkenende begonnen was met de persverklaring, maar de heer Koenders zou dit toch beter moeten weten.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De heer Pechtold gaat voorbij aan het belangrijkste deel van de beantwoording die ik heb gegeven, zowel in mijn eigen tekst als zojuist in antwoord aan mevrouw Halsema. Hij probeert nu iets te doen wat hij echt niet moet doen, namelijk mij vastpinnen aan die verklaring. Ik heb zojuist gezegd dat de brief van vandaag voor mij een herstart is. De verklaring van gisteren laat ik voor wat zij is. We beginnen opnieuw. Daar heb ik gisteren ook om gevraagd. We beginnen opnieuw. We hebben daarbij twee uitgangspunten. De conclusies uit het rapport van de commissie-Davids zullen leidend zijn bij de kabinetsreactie die we nog gaan krijgen en die we nog gaan bespreken, waarbij ik hoop dat de heer Pechtold en ik elkaar op een aantal punten zullen kunnen steunen. Dat moet nog helemaal beginnen.

Van één punt hebben we gezegd dat er niet langer misverstand over kon bestaan; ik ben daarover volkomen eerlijk tegen de heer Pechtold. Ik heb me namelijk ongelooflijk gestoord aan de uitdrukking "een mening". Ik heb tegenover de heer Pechtold een jaar geleden de commissie staan verdedigen. Hij vond die commissie-Davids niets; waar of niet? Vervolgens heeft hij tegen mij gezegd: geef je het vertrouwen? Dat heb ik verdedigd, tegen de klippen op. Ik heb overigens ook nog iets anders gedaan. Ik heb gezegd dat we, als het niet genoeg was, ruimte wilden hebben voor een parlementair onderzoek. Dat was het debat van vorig jaar. De heer Pechtold moet mij niet kwalijk nemen dat ik me verantwoordelijk voelde toen ik gisteren zag dat het mis ging met het rapport en dat ik ervoor wilde opkomen. Dat heb ik gisteren gedaan. Vandaag ligt er een nieuwe brief. We gaan opnieuw beginnen en we gaan gewoon de kabinetsreactie behandelen. De heer Pechtold zal zien wat er dan staat over de informatievoorziening.

De heer Pechtold (D66):

Dit vind ik een eerlijke en reële vraag van mevrouw Hamer. Ik wil echter toch weer naar het algemene verhaal. Kan mevrouw Hamer zich de irritatie bij parlement en bevolking voorstellen als vijf uur nadat een rapport verschijnt de premier zo'n verklaring afgeeft? Mevrouw Hamer noemt het "niet chic". Hij had zeven jaar de tijd. Hij had negen maanden de tijd. Hij had vijf uur de tijd. En dan komt deze verklaring. Kan mevrouw Hamer zich de irritatie voorstellen als wij hier meer dan een dag staan te wachten of er nog iets uit het torentje komt? Kunt u zich mijn irritatie voorstellen als Van Geel hier een verhaal staat te houden alsof het aan de oppositie lag dat er commotie is ontstaan? Kunt u zich die irritatie van de afgelopen uren voorstellen? Zou ik dan een iets scherpere veroordeling dan "niet chic" mogen hebben van wat hier de afgelopen dag is gebeurd?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik vind het wonderlijk, mijnheer Pechtold. Natuurlijk begrijp ik die irritatie. Sterker nog, wie is er begonnen die irritatie uit te spreken? Niet u, maar ik was gisteren de eerste die daar na de persconferentie over sprak. Ná de persconferentie. Vóór de persconferentie hebben wij allemaal ons commentaar gegeven, maar na de persconferentie was ik de eerste. Het was mijn irritatie, het was uw irritatie, het was onze irritatie. Die heb ik uitgesproken. Er is vandaag een nieuwe brief gekomen. Ik heb geprobeerd op te komen voor het rapport dat wij allemaal zo belangrijk vonden. Dat is gebeurd en wij gaan nu gewoon dat rapport heel serieus en zorgvuldig behandelen. Natuurlijk begrijp ik het. Ik heb ook in de oppositie gezeten.

De heer Rutte (VVD):

Oké, dus de wedstrijd wie het eerst boos was, is gewonnen door mevrouw Hamer. Kunnen wij nu terug naar de politieke vraag die voorligt?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Nee, mijnheer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Hamer, ik geloof dat ik het woord heb. U hebt vandaag gezegd dat wat gebeurd is niet chic is. De verklaring is niet chic. U hebt gezegd dat de verklaring een verkeerd startsein geeft. U hebt gezegd dat in de verklaring verkeerde dingen staan over het volkenrechtelijk mandaat. Ik ben blij met het nieuwe standpunt, zoals u dat noemt, dat vandaag in de brief staat. Accepteert u wat er in de brief van vandaag van de minister-president staat, namelijk dat die verklaring gisteren namens het kabinet is afgelegd?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik ga toch even eerst iets anders doen, voorzitter. Ik was nog bezig – en ik vind het niet chic van de heer Rutte – de heer Pechtold te beantwoorden. Ik wil dat antwoord gewoon afmaken. De heer Pechtold vroeg of ik me de irritatie kon voorstellen van de Kamer en de burgers over deze hele dag. Ik wilde daar een eerlijk antwoord op geven: ik kan me dat goed voorstellen. Ik was aan het zeggen dat ik zelf ook in de oppositie heb gezeten. Ik weet hoe vervelend het is om hier om acht uur te komen, om negen uur te komen en om tien uur te komen. Wij zijn hier zelfs wel eens om twee uur gekomen om te horen dat er nog geen besluit van het kabinet was. Daarom ben ik blij dat er voor twaalven een brief lag en dat er nu een startpunt is van waaruit wij serieus met deze commissie kunnen omgaan. Ik vind het eerlijk gezegd een beetje wonderlijk dat ik nu deze verwijten krijg, want – laat ik daar eerlijk over zijn – ik vraag ook om steun van de oppositie om op te komen voor het rapport van de commissie-Davids.

De heer Rutte (VVD):

Goed dat u die toelichting nog even hebt gegeven en excuses dat ik u onderbrak. Terug naar mijn vraag. U zegt dat de verklaring van gisteren van de minister-president niet chic was. U bent blij met het nieuwe standpunt, zoals u het hebt genoemd, op het punt van het volkenrechtelijk mandaat. Gelooft u de minister-president als hij in de eerste alinea schrijft dat deze verklaring van gisteren namens het hele kabinet is afgelegd?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wat ik geloof, is wat hier staat over de voordracht. Dat noemt u de verklaring. Ik heb gisteren gesproken over de hele persconferentie. De voordracht is gisteren afgestemd met de top van het kabinet; niet met alle bewindspersonen, maar de minister-president spreekt in de voordracht – en dat vond ik ook zo verwarrend aan de voordracht – namens het kabinet. Ik heb daarover het oordeel gegeven dat ik vandaag weer geef. Er was een buitengewoon grote verwarring over het spreken van toen en het spreken van nu.

De heer Rutte (VVD):

U maakt het onnodig ingewikkeld en ik ga u helpen. U hebt twee dingen gezegd. U hebt gezegd dat de verklaring een verkeerd startsein is.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ja.

De heer Rutte (VVD):

En u hebt gezegd dat u na wat er in de verklaring is gezegd, dus niet in de vragen en antwoorden daarna, over het oordeel van de commissie-Davids over het volkenrechtelijk mandaat, blij bent met het nieuwe standpunt dat nu in de brief van de minister-president is verwoord. In diezelfde brief staat dat die verklaring is afgelegd namens het kabinet. Accepteert u dat?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik accepteer wat in deze brief staat, maar gisteren heb ik gesproken over de hele persconferentie als "de verklaring". Ik heb dus gereageerd op een persconferentie. Daarvan heb ik gezegd dat ik het een verwarrend beeld vond. Ik vond met name de opmerking – ik zeg het nu geloof ik voor de tiende keer – dat het volkenrechtelijk mandaat maar een mening was niet chic. Dat is een nette manier om te zeggen dat ik dat niet vond kunnen. Als u daar blijer mee bent, wil ik het ook best zo zeggen. Daarom is er vandaag een ander standpunt. U kunt vragen naar de bekende weg, maar ik heb u al tien keer geantwoord hoe dat precies in elkaar zat. Het belangrijkste is dat wij vandaag een nieuwe start maken. Het allerbelangrijkste is dat wij het rapport serieus gaan behandelen. Ik begrijp wel dat u het graag over de procedure wilt hebben, maar het gaat om de inhoud van het rapport van de commissie-Davids.

De heer Rutte (VVD):

Aha, ik ben blij dat u dat zegt, want daar is het de afgelopen 24 uur, mede door de verwarring die u gisteren hebt gecreëerd, niet over gegaan. Het is alleen maar over het proces gegaan, het is alleen maar over de vraag gegaan of de minister-president namens het hele kabinet sprak. Mede door uw toedoen is er 24 uur het beeld geweest dat dit kabinet in een crisis verkeerde. In de verklaring, dus niet in de vragen en antwoorden maar in de tekst van de verklaring, zegt de minister-president dat een nieuwe resolutie weliswaar wenselijk, maar juridisch niet noodzakelijk was. Hij zegt nu dat een volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest. Dat is het nieuwe standpunt waar u zo blij mee bent. De heer Van der Staaij heeft in zijn bijdrage al terecht gerefereerd aan het verschil tussen de woorden "nodig" en "wenselijk". Die verklaring is mede namens minister Bos gegeven. Dat betekent toch dat u erin geslaagd bent om achter de schermen bij te sturen in een richting die u wenselijk vindt. Ik vraag u: accepteer dat nu eens. Dat is toch een mooi resultaat; het is in ieder geval het resultaat van deze dag. Daarmee bent u erin geslaagd om in ieder geval uw eigen minister te overrulen. Dat is voor u toch goed nieuws, lijkt mij.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het gaat mij niet om het overrulen van een minister, dus dat is helemaal geen goed nieuws. Het gaat mij erom dat er zeven jaar geleden een oorlog is begonnen. U kunt dat niet leuk vinden, want u was voor die oorlog.

De heer Rutte (VVD):

Ik denk dat niemand die oorlog leuk vond, mevrouw Hamer. Ik accepteer ook niet dat u mij in de schoenen schuift dat ik die oorlog leuk vond. Niemand heeft die oorlog leuk gevonden. Het is verschrikkelijk dat het nodig was. Maar wij hebben het nu over wat er de afgelopen 24 uur gebeurd is.

De voorzitter:

Mevrouw Hamer had nu het woord.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Volgens mij was ik bezig met mijn beantwoording. U permitteert zich veel in mijn richting te zeggen, dus dan moet u niet zo kleinzielig doen als ik iets tegen u zeg.

De heer Rutte (VVD):

Dat ik een oorlog leuk vind, vind ik niet echt "iets".

Mevrouw Hamer (PvdA):

Maar dat zei ik ook niet. Ik zei: u vindt het niet leuk om het daarover te hebben. Wij hebben het nu over een oorlog die zeven jaar geleden is gestart, die zeer omstreden was en waarna vele twijfels zijn ontstaan. Daar hebben wij een onderzoek voor. Wat ik gisteren heb gedaan en vandaag weer doe, is opkomen voor het onderzoek dat daarnaar is gedaan. Op een punt vonden wij echt dat wat gisteren gebeurde niet kon, namelijk ... U staat niet eens naar mijn antwoord te luisteren.

De heer Rutte (VVD):

Ik luister, mevrouw Hamer. Gaat u nou door.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik wil best iemand antwoorden, maar niet als hij niet naar mij luistert.

De heer Rutte (VVD):

Ik sta naar u te luisteren. Waar baseert u op dat ik niet naar u zou luisteren?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Omdat u naar het plafond staat te kijken.

De heer Rutte (VVD):

Dat doe ik vaker als u praat, maar ik luister wel op dat moment.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik vind dat eigenlijk niet zo beleefd.

De heer Rutte (VVD):

Dat is dan prima. Dan verschillen wij op dat punt van mening over beleefdheid, maar ik sta wel degelijk naar u te luisteren.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dan probeer ik het nog één keer. Ik heb gisteren gezegd dat ik de manier waarop gereageerd werd op de commissie-Davids geen recht vond doen aan het rapport. Dat was mijn hoofdpunt gisteren. Het tweede wat wij hebben gezegd, is dat er op het punt van het volkenrechtelijke mandaat een te groot onrecht werd gedaan aan de commissie. Daarover ligt vandaag een nieuw standpunt. Als u wilt dat ik daarvoor complimenten in ontvangst neem, als dat de essentie van uw opmerking is, dan doe ik dat graag.

Mevrouw Kant (SP):

U zegt dat er een nieuw standpunt ligt. U zegt dat er een nieuwe brief ligt. En vervolgens zegt u dat dit daarom een nieuwe start is. Als dit een nieuwe start is, moeten wij dus aannemen dat u vindt dat wat gisteren gezegd is door de minister-president hiermee teruggetrokken is.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat heb ik al in reactie op mevrouw Halsema gezegd.

Mevrouw Kant (SP):

Nee, u hebt gezegd: het is een nieuw standpunt, een nieuwe brief en een nieuwe start. Maar met die nieuwe start moeten wij dus van de minister-president vandaag horen dat hij datgene wat hij gisteren heeft gezegd vandaag terugneemt.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb gezegd dat ik de verklaring van gisteren verder laat voor wat die is, dat er een nieuwe brief ligt en dat ik daarvan uitga. Hoe helder kan ik zijn?

Mevrouw Kant (SP):

Dat is dus niet zo helder. Als je vindt dat er een nieuwe start is en een nieuw standpunt, dan moet je dat dus ingeruild hebben voor een valse start en een fout standpunt. Dan kun je niet zeggen dat ze allebei blijven bestaan. Dus als u zegt dat dit het nu is, dan is datgene wat gisteren door de minister-president is gezegd hierbij van tafel.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb gezegd dat ik de verklaring van gisteren verder laat voor wat die is, dat er een brief ligt en dat dit het begin is van de discussie over de kabinetsreactie, die overigens nog helemaal geschreven moet worden. Daar moeten wij nog helemaal aan beginnen. Dus wees eens een keer blij met mij dat wij een goede start hebben voor de commissie-Davids. Daar was u overigens niet zo voor, maar uiteindelijk onderschrijft u nu wel een aantal van de conclusies van de commissie. Laten wij ervoor zorgen dat wij die conclusies verder brengen.

Mevrouw Kant (SP):

Ik ben er heel blij mee dat u zegt: ik vind het niet goed wat de minister-president daar gisteren over gezegd heeft en dus hebben wij vandaag een nieuw standpunt en een nieuwe brief. Maar het moet allemaal nog maar blijken of uw interpretatie daarvan wel hetzelfde is als de interpretatie van het CDA en de minister-president. Daarom vraag ik zo door. Daarom is het zo belangrijk. Dat u een ander standpunt hebt is duidelijk, maar vindt u ook dat de minister-president moet aangeven dat hij met het nieuwe standpunt datgene wat hij gisteren heeft gezegd terugtrekt? U kunt niet zeggen: dat laat ik ook maar in de lucht hangen. Want dan hebben wij nog steeds twee meningen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij hebben straks een nieuwe mening. Gisteren is een rapport aangeboden. Er komt een kabinetsreactie op dat rapport. Wat de PvdA-fractie van belang vindt, is dat bij die kabinetsreactie het rapport van de commissie-Davids leidend is. Dat is wat in deze brief staat. Daarom is deze brief zo belangrijk. Daarom gaan wij uit van deze brief.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw Hamer heeft nog eens aangegeven dat wat haar vooral dwarszat in die verklaring, in die persconferentie, het gebruik van het woord "meningen" was en het bij het volkenrechtelijk mandaat spreken over "het toenmalige kabinet". Ik heb het nog eens goed nagelezen, maar volgens mij zit het gewoon in die verklaring. Daarin wordt gesproken van meningen, daarin wordt gesproken van het toenmalige kabinet. Over welke passage in de persconferentie is mevrouw Hamer nu precies gevallen? De passage "dat is maar een mening" kom ik daarin helemaal niet tegen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat klopt, want dat zat in het vraag-en-antwoordspel. Dat heb ik hier keer op keer gezegd. Ik ben gevallen over het hele beeld van de persconferentie. Het beeld ontstond alsof het op die twee conclusies na over en uit was met de commissie-Davids. Dat heb ik willen rechtzetten. En wees eerlijk: dat is vandaag rechtgezet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Over het beeld dat is ontstaan kunnen heel veel verschillende percepties bestaan. Mijn beeld was simpelweg dat de minister-president, die toen ook minister-president was, uitlegde hoe het toenmalige kabinet erover dacht en dat het huidige kabinet daar natuurlijk nog een uitgebreide inhoudelijke reactie op geeft. Ik vond dat eerlijk gezegd wel duidelijk. U zegt: het kwam door het gebruik van het woord "meningen" en door het gebruik van de woorden "het toenmalige kabinet". Op mijn beurt zeg ik dan: dat staat ook gewoon in de verklaring zelf. Wees dan eerlijk en zeg: het hele kabinet heeft in die verklaring zelf een verkeerde toon gezet. Men had gelijk hom of kuit moeten geven en niet eerst opmerkingen moeten maken ter toelichting op het eerder ingenomen standpunt. Verder had men moeten verwijzen naar de toekomstige reactie. Is dat geen faire reactie?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Gisteren is er een persconferentie geweest. Na afloop daarvan heb ik als eerste gezegd dat ik het beeld verwarrend vond. Dan heb ik toch precies gedaan wat u zegt? U kunt een ander beeld hebben gehad, maar ik had gisteren het beeld dat de commissie-Davids onrecht werd gedaan. Dat heb ik willen rechtzetten en daar blijf ik bij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw Hamer heeft inderdaad het beeld rechtgezet. Zij wilde verwarring opgehelderd zien die zij vooral zelf in eerste instantie tot stand had gebracht door te spreken over meningen die er waren en verwarring die was ontstaan. Als ik dan doorvraag waar het in zat, dan spreekt zij van het hele beeld en meer toegespitst over de woorden "meningen" en "het toenmalige kabinet". En die termen kom ik tegen in de verklaring zelf, medeondertekend, mede geaccordeerd door vicepremier Bos. Kan mevrouw Hamer mij één passage in de persconferentie aanwijzen waar het woord "meningen" in naar voren komt?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik geloof niet dat ik u een plezier doe door voor de tiende keer te zeggen dat over het volkenrechtelijk mandaat is gezegd dat de opmerking van de commissie-Davids maar een mening was. Dat is gisteren gezegd. Ik kan u niet overtuigen. Het spijt mij.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb toch nog een vraag. Mevrouw Hamer zegt dat met de brief de persverklaring van gisteren van tafel is. Het gekke is echter dat in de brief van vanavond de verklaring herbevestigd wordt. Dat gebeurt in de eerste alinea. Die twee documenten zitten aan elkaar vast. Als het nageslacht de brief wil begrijpen, zullen ze de verklaring ook moeten lezen. Verklaring en brief bestaan dus beide. Wat is nu leidend? Verklaring en brief of de commissie-Davids?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De commissie-Davids. Dat staat namelijk in deze brief.

De voorzitter:

Nee, mevrouw Halsema. Wij gaan nu een punt zetten achter deze eerste termijn van de Kamer. Na de schorsing gaan wij luisteren naar het antwoord van de regering.

De vergadering wordt van 0.27 uur tot 0.40 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik zeg de leden van de Kamer dank voor hun inbreng in de eerste termijn van dit debat. Na de inbreng van de Kamer, waarvoor dank, moet ik helaas constateren dat mijn eerste reactie van gisteren misverstanden heeft opgeroepen. Misverstanden over onze waardering voor het rapport van de commissie-Davids en vooral ook misverstanden over de status en de inhoud van mijn persverklaring als zodanig. Ik wil daarover, aanvullend op de brief die ik de Kamer op verzoek heb doen toekomen, een paar opmerkingen maken.

Over het eerste punt kan ik kort zijn. Zoals ik gisteren een- en andermaal heb benadrukt, respecteert het kabinet het rapport zeer. Wij hebben grote waardering voor het werk van de commissie-Davids. Het is een gedegen rapport. Zoals de heer Davids benadrukte, is het een studie die in volledige onafhankelijkheid tot stand is gekomen. Het is ook een omvangrijk rapport met stevige conclusies die wij ons ter harte willen en moeten nemen.

In het definitieve kabinetsstandpunt zal het kabinet uiteraard de lessons learned op een rijtje zetten. De komende tijd zal het kabinet het rapport grondig bestuderen en zoals ik de Kamer schriftelijk heb gemeld, willen wij het kabinetsstandpunt begin februari aan de Kamer sturen. Dan breekt ook het moment aan voor een inhoudelijk debat in deze Kamer, waarin wij in samenhang over alle onderdelen van het rapport kunnen debatteren, ook over de betekenis van dit rapport voor toekomstige beslissingen over oorlog en vrede.

Dan de gebeurtenissen van gisteren. Voor de goede orde: mijn eerste reactie was afgestemd met beide vicepremiers en met de bewindslieden van Buitenlandse Zaken, Defensie en BZK. Ik heb daarin allereerst een punt willen adresseren dat in de politieke beoordeling van het rapport van wezenlijke betekenis is. Het is namelijk van groot belang om een zorgvuldig onderscheid aan te brengen tussen het oordeel van het kabinet in 2002 en 2003 en dat van het huidige kabinet. Dat is staatsrechtelijk een gecompliceerde kwestie, waarop het kabinetsstandpunt nader zal ingaan. Het is geen geheim dat partijen die nu deel uitmaken van de coalitie, destijds een verschillende mening waren toegedaan. De betekenis daarvan zal in het kabinetsstandpunt duidelijk worden gemarkeerd.

De heer Pechtold (D66):

Vindt de minister-president zelf dat hij gisteren een goed onderscheid heeft gemaakt tussen die twee fases?

Minister Balkenende:

Ja.

De heer Pechtold (D66):

Hij vindt dus dat hij gisteren geen verwarring heeft geschapen bij zijn verklaring en bij het vraag- en antwoordspel dat daarna volgde in het scheiden van de periode van zijn verantwoordelijkheid in 2002 en 2003 en zijn huidige verantwoordelijkheid.

Minister Balkenende:

Ik heb steeds geprobeerd aan te geven of het ging om het toenmalige kabinet of om het huidige kabinet. Die posities moeten duidelijk worden onderscheiden. Ik heb in ieder geval geprobeerd dat zo veel mogelijk te doen.

De heer Pechtold (D66):

Hoe kan hij dan gisteren in de huidige vorm als leider van Balkenende IV zeggen: wij hebben een ander beeld van de informatievoorziening, waar hij dat vandaag, net zoals het punt van het volkerenrecht, geheel moet terugnemen?

Minister Balkenende:

Ik neem niets terug. Dat is een. Ik heb in de tekst die ik heb uitgesproken aangegeven dat wij een ander beeld hebben over de informatievoorziening aan het parlement dan het beeld dat door de commissie is geschetst. Dat is een algemene opmerking. Vervolgens ga ik in op een specifiek punt dat gisteren nogal sterk in de aandacht is geweest. Dat is hier gemeld. Ik zeg aan het eind van die passage dat wij op verschillende onderdelen in onze kabinetsreactie zullen terugkomen. Het is niet meer en het is niet minder.

De heer Pechtold (D66):

Ik neem niets terug? Dat is strijdbaar, het kan nog laat worden. Dat geldt zowel voor de verklaring als voor het vraag- en antwoordspel?

Minister Balkenende:

Ik heb de verklaring afgelegd na de afstemming met de leden van het kabinet en ik ben vervolgens ingegaan op vragen van journalisten. Natuurlijk spreekt een bewindspersoon altijd namens het kabinet. Ik heb ook geprobeerd om in de antwoorden die daarna volgden, aan te sluiten bij de gedane verklaring.

De heer Pechtold (D66):

Ik had even verwacht dat de premier die zeven jaar niets wilde, negen maanden uitstel vroeg voor deze commissie en de afgelopen dag ook weer geen leiderschap toonde, een inleiding zou geven met enige reflectie en deemoed. Dat deed u gisteren niet, toen u in het ministerie van AZ stond. Vandaag doet u dat ook niet. U volhardt dus in uw standpunt dat u namens het kabinet sprak, met één mond, zowel bij de verklaring als bij de vragen en antwoorden. Sprak u bij de vragen en antwoorden namens het kabinet?

Minister Balkenende:

U weet als oud-bewindspersoon heel goed dat een minister of staatssecretaris staatsrechtelijk altijd namens het kabinet spreekt. Dat is een. We hebben vanochtend natuurlijk ook besproken welk beeld is ontstaan na de persconferentie. Ik heb ook aangegeven dat ik graag in uw Kamer aanwezig ben om een aantal misverstanden recht te zetten, bijvoorbeeld over de status en inhoud van de persverklaring. Dit geldt ook voor de misverstanden die kennelijk zijn ontstaan over de waardering voor het rapport. Het is goed dat je daarover met elkaar spreekt, maar datgene wat ik heb gezegd, heb ik – zoals ik al zei – staatsrechtelijk ook namens het kabinet gezegd.

De heer Pechtold (D66):

Ik stel voor het verslag heel duidelijk vast dat de premier nu zegt dat hij namens het kabinet sprak toen hij bijvoorbeeld zei – bij de vragen en antwoorden ging hij wat verder – dat je niet kunt zeggen dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd. Ik hoop dat de heer Bos straks op elk punt wil antwoorden. Ik vraag het straks ook aan mevrouw Hamer. Zojuist zei mevrouw Hamer nog dat dit feit een constatering is van Davids, die leidend is voor het kabinet. Sterker nog: dat schrijft u vanavond zelf ook. Wat van die twee is het? Is de constatering van Davids dat u de Kamer onvolledig heeft geïnformeerd, leidend? Of is uw antwoord van gisteren, namelijk dat u de Kamer wel volledig heeft geïnformeerd, het juiste?

Minister Balkenende:

Dit wordt een ingewikkelde kwestie, omdat ...

De heer Pechtold (D66):

Dat is het al zeven jaar.

Minister Balkenende:

Ik zal uitleggen waarom. In de presentatie door de commissie werd gesproken over het onvolledig informeren van de Kamer. Dat is een belangrijke kwalificatie.

De heer Pechtold (D66):

Ja.

Minister Balkenende:

In de verklaring heb ik er één onderdeel uitgelicht, dat ook in het nieuws kwam, namelijk wat er is gebeurd na de verzoeken van de Amerikanen.

De heer Pechtold (D66):

U hebt ze allebei genoemd.

De voorzitter:

Niet door elkaar spreken.

Minister Balkenende:

Ik ben in de verklaring niet ingegaan op de term "onvolledig". Ik heb gezegd dat we een ander beeld hebben van de informatievoorziening aan het parlement dan het beeld dat door de commissie is geschetst. Dat is wat hier staat. Vervolgens is in de vragen gesproken over het onvolledig informeren. Toen heb ik gezegd dat wij destijds, na het verzoek op 15 november, op 21 november en op 6 december de Kamer hebben geïnformeerd. Dat heb ik verteld. Voor het overige heb ik gezegd dat wij in de kabinetsreactie zullen terugkomen op de andere zaken.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Wat de minister-president nu zegt, is niet waar. De eerste vraag die aan hem werd gesteld, betrof het Amerikaanse verzoek. Dat is het eerste deel van "de Kamer informeren". In zijn antwoord gaat hij daarop in en ook op de nuancering door de diensten. Over beide zei hij gisteren dat de Kamer volledig is geïnformeerd.

Minister Balkenende:

Nee, dat heb ik niet gezegd. Waar staat dat?

De heer Pechtold (D66):

Ik heb het hier. U zei: "Dan kun je niet zeggen dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd." Het is niet "een beetje zwanger"; het is volledig of het is onvolledig. U zei dat je niet kunt zeggen dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd. Dat is scherper en sterker dan uw eerste tekst. Dat geef ik toe, maar dat zei u. U zegt nu dat u dat namens het kabinet hebt gezegd. Daarmee hebt u wat mij betreft een politiek probleem. Mevrouw Hamer zei immers zojuist – en dat hebt u ook geschreven in uw brief van vanavond – dat de conclusies van Davids leidend zullen zijn voor uw reactie. Dat staat haaks op elkaar. Graag een uitvoerig antwoord.

Minister Balkenende:

Ik vind de methode van discussiëren van de heer Pechtold bevreemdend.

De heer Pechtold (D66):

Die is net zoals in een enquête.

De voorzitter:

Nee mijnheer Pechtold, nu niet.

Minister Balkenende:

Ik heb zojuist in de interrupties ook gemerkt dat u regelmatig dingen toevoegt die er niet in staan. Op het specifieke punt dat ik heb belicht in de verklaring, is teruggekomen bij de persconferentie. Toen heb ik mijn redenering gegeven: als je op deze manier de Kamer hebt geïnformeerd, kun je niet zeggen dat er onvolledig is geïnformeerd. Dat heeft dus alleen betrekking op dit specifieke punt. Ik heb mij nooit in algemene zin uitgelaten over de conclusies van de commissie over het onvolledig informeren.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, ik wil eigenlijk ook uw collega's de kans geven om vragen te stellen.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw Halsema gaat graag verder op dit punt in.

De voorzitter:

Ik ga hier over de orde, en na u komt mevrouw Kant. Het spijt mij zeer, maar ik wil hier vanavond nog wel enigszins een rol hebben; anders kan ik beter naar huis gaan. Mijnheer Pechtold, u hebt echt al drie keer de kans gehad en ik vind dat anderen ook vragen mogen stellen.

Minister Balkenende:

Voorzitter, staat u mij toe om nog één opmerking te maken, omdat er anders misverstanden ontstaan. Ik heb gezegd dat het samenhangt met de formele vereisten die gelden. Dus zeg ik dat op basis van wat is gezegd op 6 december over dat verdere contacten met de Amerikanen zullen plaatsvinden, je niet kunt zeggen dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd. Het gaat dus om één specifiek punt waarover de Kamer is geïnformeerd. De heer Pechtold veralgemeniseert het nu en daarmee doet hij geen recht aan wat ik gisteren heb gezegd.

Mevrouw Kant (SP):

De minister-president gaat gewoon verder in de aanval, want na een paar zinnen zegt hij al: en ik neem niks terug! Nou, dat wordt misschien wel morgenochtend voor we hier klaar zijn. Ik heb toch heel duidelijk begrepen dat de brief die hij naar de Kamer heeft gestuurd, een nieuw standpunt is. Is dat zo?

Minister Balkenende:

De brief is geen nieuw standpunt. Het is een brief op verzoek van de Kamer. Ik heb gisteren een verklaring afgelegd na afstemming met leden van het kabinet. In deze brief wordt voortgebouwd op wat gisteren aan de orde is geweest. Verder hebben we een aantal opmerkingen gemaakt over het leidend zijn van het rapport van de commissie-Davids en zijn we specifiek ingegaan op het thema van het volkenrechtelijk mandaat. Deze brief is ook geschreven om de waardering van het kabinet voor het rapport nog eens helder te maken. Dat is de status van deze brief.

Mevrouw Kant (SP):

De minister-president blijft dus gewoon bij wat hij over het volkenrechtelijk mandaat heeft gezegd in zijn uitlatingen van gisteren.

Minister Balkenende:

Nee.

Mevrouw Kant (SP):

Deze brief is daar alleen een aanvulling op, maar het is geen andere standpunt. Daarmee geeft hij een andere interpretatie aan de brief dan de Partij van de Arbeid.

Minister Balkenende:

Dit is weer een voorbeeld van de misverstanden die ik eerder in het debat hoorde. Gisteren heb ik in het licht van het volkenrechtelijk mandaat gesproken over de positie van het toenmalig kabinet. Daarbij heb ik het gehad over de visie van de commissie-Davids en gezegd: daarop komen wij terug in de kabinetsreactie. Dat stond in mijn verklaring. In de brief bouw ik voort op het feit dat wij er in de kabinetsreactie op zouden terugkomen. In die kabinetsreactie zouden wij natuurlijk ook een visie moeten geven op de vraag hoe nu het denken is over het volkenrechtelijk mandaat. Datgene wat in de brief staat, vloeit dus voort uit wat is gezegd in mijn verklaring: wij zullen in de kabinetsreactie hierop terugkomen.

Dan het "draaien"; mevrouw Kant zegt dat ik een ander standpunt inneem. Ik heb aangegeven dat destijds het kabinet een bepaalde positie had. De tijd staat niet stil, er zijn dingen gebeurd. Er is een coalitieakkoord gesloten waarin opnieuw is stilgestaan bij deze kwestie. In juni 2007 is een brief naar de Eerste Kamer gegaan waarin wij een nieuwe visie hebben gegeven op het volkenrechtelijk mandaat. Er is nu de commissie-Davids. Op basis van al die elementen hebben wij vandaag in de brief geschreven over het mandaat wat er staat. Dit hangt samen met het feit dat de tijd niet stilstaat. Er worden nieuwe wegingen gemaakt. Daarom is het goed om een scherp onderscheid te maken tussen enerzijds het oordeel van het kabinet destijds en anderzijds wat wij nu als kabinet, met nieuwe kennis en inzicht, als standpunt naar voren brengen.

Mevrouw Kant (SP):

Hier zit volgens mij de politieke crux. De minister-president geeft een andere interpretatie aan de brief dan de Partij van de Arbeid; dat is volstrekt helder. Hij geeft overigens ook een andere interpretatie aan zijn eigen woorden van gisteren, want ik ga hem – hij vraagt erom – nu gewoon citeren uit het vraag en antwoord: "Juridische aspecten, daarvan hebben we altijd gezegd, een nieuwe resolutie is wenselijk, maar niet noodzakelijk. Die consistentie is steeds aanwezig geweest. Dat zeg ik uiteraard nog steeds." En dat zegt hij nu dus nog. Met andere woorden, hij neemt van deze uitlatingen – waarover iedereen geschokt was omdat een belangrijke conclusie van de commissie-Davids ermee van tafel werd geveegd – niets terug.

Minister Balkenende:

Deze opmerking heeft wat mij betreft te maken met het markeren hoe de positie was van het toenmalige kabinet. Laat ik het zo zeggen. Ik heb beoogd te zeggen dat er destijds, bij het toenmalige kabinet, een visie was die gekenmerkt werd door: een nieuwe resolutie is wenselijk, niet noodzakelijk. Het volkenrechtelijk mandaat is destijds beoordeeld door het toenmalige kabinet. Daarin is steeds consistentie betracht, en dat is door de jaren heen zo gebleven. Daarop slaat deze opmerking. Als ik daar spreek, heb ik het dus over wat het beeld was in 2002 en 2003, dat ook in alle debatten daarna steeds aan de orde is geweest. Mevrouw Kant vraagt of ik bedoel te zeggen dat ik daarmee de visie van de commissie-Davids even terzijde schuif. Als daarover onduidelijkheid bestaat, neem ik die heel graag weg, omdat ik heb aangegeven dat wij nadrukkelijk rekening willen houden – daarop zullen wij naderhand ingaan – met de commissie-Davids en wat men zegt over het volkenrechtelijk mandaat.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema neemt de fakkel over.

Mevrouw Kant (SP):

Heel kort nog, voorzitter. Hij zegt: dan neem ik dat graag weg. De minister-president is zo volhardend in het niet kunnen toegeven dat hij iets verkeerd heeft gedaan! Is dat nu zo ontzettend moeilijk? Hij heeft gisteren gezegd wat ik net gezegd heb. Hij heeft gezegd: dit van de commissie-Davids, deze conclusie, is een mening. Dat heeft hij gezegd: het is een mening. Daarmee zet hij de conclusie weg. Geef nu gewoon als een grote vent toe: dat had ik gisteren niet zo moeten zeggen, dat is niet juist.

Minister Balkenende:

Mevrouw Kant, geeft u mij het citaat aan waarin ik zeg dat de opvatting van de commissie-Davids een mening is.

Mevrouw Kant (SP):

"Een nieuwe resolutie was weliswaar wenselijk maar juridisch niet noodzakelijk." In de verklaring: "Dat daar anders over geoordeeld kan worden, blijkt tevens uit het rapport van de commissie-Davids." Nou, volgens mij is dat heel helder.

Minister Balkenende:

Nee, nee. U zegt tegen mij dat ik de visie van de commissie-Davids afdoe als een mening. Dan zeg ik tegen u: toont u mij eens aan waar ik dat heb gezegd.

De voorzitter:

Wij gaan naar een volgend punt. Mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ondanks dat het staatsrechtelijk niet mogelijk is – dat erkent u ook – om een onderscheid te maken tussen de premier destijds en de premier nu, wilt u toch graag dat wij dat doen. Dan moet u dat zelf natuurlijk ook doen. U zegt bij herhaling dat u dat gisteren buitengewoon consequent hebt gedaan. Daarover heb ik toch een vraag. Door verschillende journalisten is u gisteren de vraag gesteld of er dan helemaal geen verwijtbare fouten zijn gemaakt. Wat zei u daarop? "Ik – de premier, het kabinet – sta voor wat ik destijds naar voren heb gebracht." Vervolgens, in antwoord op een vraag van de heer Hagens: "Dan sta ik – de premier nu, het kabinet – voor wat ik toen heb gezegd in mijn verantwoordelijkheid van premier toen. Daar ga ik – de premier, het kabinet – ook niet van wijken." Legt u mij dit nu eens uit. Dan vindt het kabinet toch nog hetzelfde als toen?

Minister Balkenende:

Nee. Ik heb steeds geprobeerd aan te geven dat er destijds een kabinet met een verantwoordelijkheid zat dat een standpunt heeft ingenomen dat heeft geleid tot kritiek. Natuurlijk ben ik mij bewust van het feit dat het huidige kabinet te maken heeft met andere ontwikkelingen. Wij hebben andere afspraken gemaakt op bepaalde onderdelen. Het volkenrechtelijk mandaat is anders beschreven. En wij hebben nu de commissie-Davids. Precies tegen die achtergrond zult u ook aantreffen dat wij ten aanzien van het volkenrechtelijk mandaat in onze brief een duiding hebben gegeven – mevrouw Hamer is daarop ingegaan – die juist recht doet aan verandering. Maar datgene wat je destijds naar voren hebt gebracht, mag ook genoemd worden. Het zou gek zijn als je voor die verantwoordelijkheid wegloopt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De premier – niet J.P. Balkenende die toevallig langsliep; het was de premier – heeft gisteren bij herhaling gezegd: de premier staat voor wat hij in het verleden heeft gedaan en daar wil hij niet voor wijken. Hij staat voor de opvatting die hij toen had over het volkenrechtelijk mandaat. U, premier, hebt gisteren buitengewoon hardnekkig alles verdedigd wat u destijds vond, zonder daarbij rekening te houden met de andere coalitiepartners. U hebt tegenover de commissie-Davids als Heintje Davids het hele oude repertoire weer opgevoerd.

Minister Balkenende:

Als mevrouw Halsema mij citeert – dat mag; dat past in het debat – en als zij het heeft over de wijze waarop ik ben omgegaan met de coalitiegenoten, vind ik dat zij ook recht moet doen aan wat ik heb gezegd. Wat heb ik namelijk aangegeven in een drietal interviews? Ik heb aangegeven dat er destijds zeer verdeeld werd gedacht over de onderwerpen waar we het nu over hebben, over de oorlog in Irak, over de rol van de Amerikanen en over volkenrechtelijke aspecten. Ik heb keer op keer gezegd dat de Partij van de Arbeid in die jaren een heel andere opvatting had dan het toenmalige kabinet. Ik heb ook gezegd dat we nu samen in één coalitie zitten. Ik vind dat mevrouw Halsema dat ook moet citeren. Ik heb natuurlijk gesproken over mijn rol als premier in die dagen, maar heb het evenzeer gehad over onze coalitiepartner, die er toen heel anders over dacht.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U kent uw eigen citaten niet. Gisteren zei u: ik sta, namens het kabinet, als premier, voor wat ik destijds heb gezegd. Als u alleen maar iets had willen zeggen over toen, had u moeten zeggen: de premier destijds had die mening; daar neem ik nu afstand van. Dan had u namelijk ook uw coalitiepartner recht gedaan. Maar u hebt gezegd: ik sta voor de uitleg van het volkenrechtelijk mandaat. Ik sta voor de informatie die wij destijds niet aan de Kamer hebben gegeven. Daar bent u gisteren als premier vierkant voor gaan staan.

Minister Balkenende:

Die opmerkingen hadden te maken met mijn rol als premier in die tijd. Daarna hebben we de standpunten altijd verdedigd in deze Kamer.

Na de brief die ik vandaag heb gestuurd, kan mevrouw Halsema, ook wat betreft het volkenrechtelijk mandaat, toch niet beweren dat het denken stilstaat? De premier heeft een verantwoordelijkheid in het kabinet. We hebben nu een kabinet met een andere samenstelling. Dit heeft geleid tot de brief die vandaag is geschreven. Dit kan niet nieuw zijn, want ook in het coalitieakkoord hebben we hierover afspraken gemaakt. Zo zal de Partij van de Arbeid zeggen: wij stonden vroeger aan een bepaalde kant in deze discussie en daar komen we nu op terug. Zo hebben degenen die destijds hun verantwoordelijkheid hebben gehad, ook hun rol gespeeld. Dit heeft geleid tot grote verdeeldheid. Dit was een moeilijke discussie. Daar ga ik niet aan voorbij. Ik heb het zojuist ook naar voren gebracht. Ik heb gezegd dat je ook lessen behoort te trekken en dat de politieke verhoudingen nu anders zijn. Dat is allemaal aan de orde geweest. Ik hecht eraan om ook hier nogmaals te zeggen dat we elkaar in de ogen moeten kunnen kijken, dat je je bewust moet zijn van de rol die destijds is gespeeld en dat er andere politieke verhoudingen waren. Dat is nu ook zo.

Het is essentieel dat het rapport in het debat volledig de plaats krijgt die het verdient. Het is een gedegen rapport en een waardevol rapport. We zullen het debat hierover graag voeren, aan de hand van een kabinetsreactie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter.

De voorzitter:

U hebt ook nog een tweede termijn, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Uit het geluid achter me maak ik op dat de CDA-fractie er moeite mee heeft dat dit debat plaatsvindt. Als je de premier nu beluistert in zijn uitleg van gisteren, is het onbegrijpelijk dat de Partij van de Arbeid zo kwaad is geworden en dat vervolgens de premier anderhalve dag opgesloten in het Torentje heeft moeten zitten. De premier is in werkelijkheid gisteren veel te ver gegaan, doordat hij als premier nu, in de volle breedte, zijn gedrag van destijds heeft verdedigd zonder enige nuance.

Minister Balkenende:

U zegt dat ik mij heb verdedigd zonder enige nuance. Ik heb aangegeven wat de rol van het kabinet toen was en wat mijn eigen rol is. Ik heb aangegeven dat er verdeeldheid van opvatting was en dat er op een gegeven moment ook nieuwe inzichten ontstaan. Dat is ook in de brief nog eens aangegeven. Ik ben mij er zeer bewust van dat mijn rol nu, met deze coalitie, anders is dan destijds. Dat past bij het systeem van coalitiekabinetten dat wij in Nederland kennen.

De heer Rutte (VVD):

Ik vond dat de minister-president gisteren tijdens de persconferentie in vorm was, zoals hij dat noemt. Misschien was hij wel iets te veel in vorm, blijkt nu. Waarom heeft de minister-president geaccepteerd dat zijn vicepremier Bos anderhalve dag, door te zwijgen, de indruk heeft gewekt dat hij het eens was met mevrouw Hamer, die zei dat de minister-president niet namens het hele kabinet heeft gesproken?

Minister Balkenende:

Zo heb ik de opstelling van de minister van Financiën totaal niet begrepen. We hebben gisteravond en vandaag met elkaar contact gehad. Bijvoorbeeld over de status van de verklaring zit er geen millimeter licht tussen het standpunt van de minister van Financiën en dat van mijzelf.

De heer Rutte (VVD):

De fractievoorzitter van de een-na-grootste regeringspartij, mevrouw Hamer, heeft gisteren gezegd dat zij haar ernstige kritiek op de verklaring van de minister-president mede deed namens de minister van Financiën. De minister van Financiën is tot vanavond niet in beeld geweest, sprekend over deze kwestie. Hij heeft niet ontkend dat mevrouw Hamer mede namens hem sprak. Daarmee is gedurende anderhalve dag de indruk gewekt dat het kabinet tot op het bot verdeeld is. Waarom heeft de minister-president niet aan de viceminister-president gevraagd om te verklaren dat zijn verklaring van gisteren ook namens hem is gedaan?

Minister Balkenende:

Punt een. Ik ben in de media ook de opmerking tegengekomen dat er een onderscheid is gemaakt tussen de verklaring en de persconferentie. Iedereen kan het ook nalezen. Punt twee. Ik heb mij bij de minister van Financiën uiteraard vergewist van de exacte status van de verklaring. Deze verklaring is na afstemming door mij afgelegd. Voor het overige hebben we een debat gehad, ook over de verschillende uitlatingen die zijn gedaan. Daar hoef ik verder niet op in te gaan. Het is absoluut waar dat het gisteravond een fors debat was. Het is goed om met elkaar de zaken onder ogen te zien. We hebben er vandaag over gesproken en dat heeft geleid tot de brief die wij de Kamer vanavond konden presenteren.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Rutte.

De heer Rutte (VVD):

Als de minister-president namens het kabinet heeft gesproken, en dus ook namens de vicepremier, kan hij mij dan verklaren waarom het anderhalve dag heeft geduurd totdat de crisissfeer wegtrok die boven het kabinet hing? Waarom heeft het anderhalve dag geduurd voordat het kabinet kom komen tot een gemeenschappelijke verklaring, als er geen vuiltje aan de lucht was?

Minister Balkenende:

Laten we gewoon eerlijk zijn. Ik heb goed geluisterd naar mevrouw Hamer, ook in het debat, die vertelde hoe zij de persconferentie heeft beleefd. Daar wil ik eerlijk in zijn. Uit haar verhaal kwam opmerkingen en kwalificaties naar voren dat zij de betekenis van het rapport had gemist. Het is goed om dat op je in te laten werken. Dat heeft gesprekken nodig. Die hebben we ook gehad. Dat heeft geleid tot de brief die er vandaag ligt. Natuurlijk begrijp ik zeer wel dat dit onderwerp altijd belast is geweest, ook in de Tweede Kamer. Er is altijd verschillend over gedacht. We hebben eindeloze debatten met elkaar gevoerd over de wenselijkheid van een onderzoek. Dan is het ook niet gek dat als een rapport er komt, dat ook gepaard gaat met debat. Laten we daar maar eerlijk over zijn en er niet te krampachtig over worden.

De heer Wilders (PVV):

De premier noemt mevrouw Hamer. Ik heb geprobeerd om niet mee te doen met al die interrupties over wie wat wanneer heeft gezegd namens wie. De premier verwijst naar mevrouw Hamer. Het viel mij heel erg op in het debat dat hij door de pomp is gegaan inzake het mandaat en zich de kwalificaties van mevrouw Hamer enorm zou moeten aantrekken. Mevrouw Hamer zei, toen ze sprak over het optreden van de premier gisteren, inmiddels overigens al eergisteren, dat hij verwarrend was, dat het niet chic was, dat het verkeerd was, dat het onrecht deed aan de commissie-Davids. Wat moet hij met zo'n coalitiepartner? Ik vind het veel interessanter om die vraag te stellen dan om te rechercheren wat er allemaal precies eergisteren is gebeurd. Wat moet hij met een coalitiepartner die, terwijl op de knieën is gegaan, terwijl hij heeft gecapituleerd, terwijl hij toegeeft dat er verkeerd en onvoldoende mandaat was, hem en plein public in de Kamer nogmaals inwrijft dat hij heeft gefaald? Daar heeft mevrouw Hamer gelijk in, maar ik ben niet de coalitiepartner van de premier. De PvdA is dat wel. Kan hij dus eerlijk zeggen hoe hij het optreden, het wantrouwen en het natrappen van de overwinnaar van dit debat, de PvdA, waardeert?

Minister Balkenende:

Mijnheer Wilders, met alle respect, ik vind dat u de plank misslaat. Ik zal u uitleggen waarom. U zegt dat ik door de pomp ben gegaan. Ach, ik ken dit soort uitlatingen van u wel. Het gaat echter om heel iets anders. Als u uw zaken kent, weet u dat de huidige coalitie in het coalitieakkoord afspraken heeft gemaakt over het volkenrechtelijk mandaat. Als u uw zaken kent, weet u dat wij na intern debat een nota hebben geschreven aan de Eerste Kamer over dit onderwerp. Als wij nu bepaalde opmerkingen maken over volkenrechtelijk mandaat, zou u dat in relatie moeten zien tot datgene wat eerder naar voren is gebracht. Dat u dan deze kwalificaties gebruikt, mijnheer Wilders, zegt meer over u dan over mij. Dan kom ik te spreken over uw kwalificaties betreffende mevrouw Hamer. Zij is kritisch over wat ik heb gezegd. Ik neem daar gewoon kennis van. Ik zie sommige zaken anders, maar dat mag in een debat. U hebt het over een coalitiepartner. Het afgelopen jaar hebben we tamelijk veel gedaan op het gebied van omgaan met een crisis: hoe ga je om met een crisis, hoe ga je om met een moeilijk vraagstuk als de AOW, hoe ga je om met tal van andere kwesties. Dat is dit kabinetsbeleid. U vraagt om al te generieke oordelen en ik geloof niet dat die erg nuttig zijn.

De heer Wilders (PVV):

We hebben het niet over de crisisaanpak. Het kabinet doet nog een hele hoop verkeerd, met name omdat u met de PvdA in het kabinet zit. De uitspraken die ik zojuist noemde, zijn gedaan door een coalitiepartner. Ik vind het belangrijk om nogmaals de omgeving te schetsen. Ze zijn gedaan door uw grootste coalitiepartner, die uw uitspraak en optreden "verwarrend", "niet chic", "verkeerd" en "onrecht" vond. Een coalitiepartner die u, terwijl u al half op de grond lag omdat u moest draaien – u kunt erom lachen maar het is helemaal niet zo leuk ...

Minister Balkenende:

Ik lach niet.

De heer Wilders (PVV):

Het is helemaal niet zo leuk, althans: het moet voor u helemaal niet zo leuk zijn. U ligt op de grond, u moest draaien, u hebt over het mandaat in de brief iets anders geschreven dan u gisteren zei, en nu trapt mevrouw Hamer u na. Wat zegt het over de sfeer in de coalitie dat u nu, na anderhalve dag overleg met A-teams en B-teams, een brief moet sturen waarin u door de pomp gaat, en dat mevrouw Hamer niet zegt "dank u wel" maar daar gaat staan en u nogmaals inwrijft dat u geen leider bent, dat u door de bocht gaat en dat u het allemaal verwarrend hebt gedaan? Ze zegt het niet zo, maar ze bedoelt het wel zo. Wat moet u met de PvdA, mijnheer de minister-president?

Minister Balkenende:

Mijnheer Wilders, ik vind dat uw plaat een beetje grijs begint te worden.

De heer Wilders (PVV):

Nee, uw kabinet wordt grijs.

Minister Balkenende:

Die kwalificaties hoor ik elke keer. Ik kom daar niet veel verder mee. Ik heb gezegd over mijn verklaring wat ik erover heb gezegd. U kunt best begrijpen dat ik het oneens ben met een aantal opmerkingen van mevrouw Hamer. Dat kan. We hebben ook een verschillende geschiedenis op dit onderwerp. Ik heb gehoord wat mevrouw Hamer heeft gezegd over mijn verklaring. Ik stel daar mijn verhaal tegenover. Ik heb ook gehoord wat mevrouw Hamer heeft gezegd over de brief die vandaag is uitgegaan. Op dat punt zitten we waarschijnlijk wat dichter bij elkaar. Dat heb ik ook gemerkt aan de uitlatingen van mevrouw Hamer. Zo pak je zakelijk zaken aan. Dat brengt ons meer bij elkaar dan uw kwalificatie. Op die manier kom je nooit ergens uit. Die laat alleen tot verdere verwijdering, grotere problemen en nog grotere onenigheid. Daar schieten we toch niets mee op? Laten we zaken aanpakken.

De heer Wilders (PVV):

De verwijdering tussen de minister-president van dit land uit CDA-huize en de Partij van de Arbeid kan nauwelijks groter zijn dan die vandaag is. U kunt proberen, omdat u graag minister-president wilt blijven en omdat u niet opnieuw een kabinet wilt laten vallen – u hebt er al een aantal gehad die de eindstreep niet hebben gehaald – om het onder het tapijt te schuiven, maar u poetst niet weg dat het gevolg is van dit debat, van de afgelopen 36 uur, dat de verhoudingen tussen de PvdA en het CDA gestoeld zijn op wantrouwen. U gaat hier alleen door de pomp, omdat u wilt blijven regeren en geen verkiezingen wilt, omdat u bang ben voor de kiezer en voor het resultaat van de verkiezingen. Dit jaar, voorspel ik u, gaan wij naar de stembus. Dit jaar gaat het fout tussen u en de PvdA.

De voorzitter:

De premier vervolgt zijn betoog.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik heb heel wat punten inmiddels besproken. Ik ga concreter in op een aantal leden.

De heer Pechtold heeft gesproken over de status van de verklaring. Ik ben daarop ingegaan. Die was gewoon namens het kabinet.

Hij heeft terecht gevraagd of ook antwoord wordt gegeven op vragen uit de Eerste en Tweede Kamer. Dat is uiteraard het geval. Wanneer wij een reactie geven op het rapport van de commissie-Davids, hebben wij ons ook te vergewissen van alle vragen die zijn gesteld door deze en de Eerste Kamer.

De heer Pechtold vraagt wat het betekent dat het rapport van de commissie-Davids leidend zal zijn. Het is een zwaarwegend advies. We zullen de conclusies en aanbevelingen nadrukkelijk wegen. Het heeft een zware status in datgene wat wij naar voren hebben te brengen. We zullen het rapport betrekken bij de lessons learned. We gaan daar in de kabinetsreactie nader op in.

Er is gesproken over het adequaat volkenrechtelijk mandaat. "Adequaat" betekent dat het beter is dan het nu behoort te zijn. Als concreet voorbeeld heb ik de nota van 22 juni 2007 gegeven, waarin juist is ingegaan op dat volkenrechtelijk mandaat. Een verdere invulling kan tegemoet worden gezien in de kabinetsreactie.

De heer Pechtold (D66):

Omdat de minister-president de afgelopen twee dagen daar nu zo'n punt van heeft gemaakt, wil ik toch nog preciezer weten waar we nu staan. De minister-president heeft zijn positie in 2002, 2003 beschreven, hij heeft zijn positie gisteren beschreven en hij heeft zijn positie vandaag beschreven. Alleen al tussen die laatste twee, binnen 48 uur, zit nogal een probleem. Hij heeft namelijk eerst geschreven dat een mandaat "wenselijk" was. Vandaag schrijft hij dat het "nodig" was en daarmee "adequater". Kan de minister-president uitleggen in hoeverre op welk punt hij hierin van inzicht is veranderd?

Minister Balkenende:

Ik moet hier even van zuchten, omdat ik eindeloos moet uitleggen dat de positie van het toenmalige kabinet te maken had met een visie op volkenrechtelijk mandaat waarin werd gesproken over de wenselijkheid van een extra resolutie. Toen is gesproken in termen van wenselijk, maar niet noodzakelijk. Die benadering is zeer vaak aan de orde geweest. Dat is een. Twee is dat dit kabinet over volkenrechtelijke aspecten met elkaar een nieuw inzicht heeft gekregen. Dat heeft geleid tot het stuk dat in juni 2007 naar de Eerste Kamer is gestuurd. In de brief maken we nu opmerkingen over de volkenrechtelijke aspecten. De heer Pechtold kent de formulering daarvan; ik zal de brief er even bij pakken. Daarin wordt gesproken in termen van een adequater volkenrechtelijk mandaat.

De heer Pechtold (D66):

Het gaat mij er eigenlijk om of dit nu de mening is van de minister-president. Is hij, terugkijkend, op dit moment van mening dat het wijzer of verstandiger was geweest – hier staat "nodig zou zijn geweest" – dat er een adequaat volkenrechtelijk mandaat was? De minister-president beschrijft het namelijk alsof hij het over heel iemand anders heeft.

Minister Balkenende:

De heer Pechtold citeert uit een brief. Daar staat mijn handtekening onder. Vervolgens vraagt hij: is dat wel zo? Het moet niet gekker worden.

De heer Pechtold (D66):

Ik zou nu graag eens één zinnetje horen: "Ja, daar keek ik in 2003 anders tegenaan en nu vind ik ..." Ik zou het zo leuk vinden, na al die dagen, als de minister-president dat eens in zijn eigen woorden zegt.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, als u nu even luistert, dan kan de minister-president het ook nog zeggen.

De heer Pechtold (D66):

Nou, ik ben benieuwd.

De voorzitter:

Ik ook.

Minister Balkenende:

Voorzitter, dank u wel. In deze brief staat: "In het licht van deze ontwikkelingen en met de kennis van nu aanvaardt het kabinet dat voor een dergelijk optreden een adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest." Dat is een andere positie dan de redenering die ik zo-even noemde en die gold in 2002/2003. Dat is niet zo verwonderlijk als je weet wat in het coalitieakkoord staat. Er zijn al opmerkingen gemaakt over dat mandaat. Er is een debat over gevoerd.

De heer Pechtold (D66):

Waarom heeft de minister-president dan gisteren Van Walsum aangehaald?

Minister Balkenende:

Dat had te maken met de algemene discussie over het feit dat over het volkenrechtelijk mandaat altijd verschillende opvattingen naar voren zijn gekomen. Dat is hier zo geweest, dat is onder juristen zo geweest, we zien het in de politiek en we zien het internationaal. Waarom heb ik verwezen naar Van Walsum? Dat had misschien beter op een iets andere plaats gezegd kunnen worden; dat geef ik graag toe. Van Walsum deelt de visie dat er geen mandaat is, maar hij zegt wel dat er een verhouding bestaat – ik heb het "weging" genoemd in mijn persconferentie – tussen volkenrechtelijke aspecten aan de ene kant en internationaal-politieke omstandigheden aan de andere kant. Op dat punt maakt Van Walsum een opmerking. Dat is niet onbelangrijk, omdat dat punt ook destijds in de debatten in de Kamer, waaraan ik zelf heb meegedaan, naar voren is gekomen. Toen is hier gesproken over de verhouding tussen de politieke afweging die je hebt te maken en de juridische afweging. Ook op het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn daarover debatten geweest; die zullen we ongetwijfeld nog terugkrijgen. Het is een complexe discussie. Het gaat om de weging. Op dat punt heeft Van Walsum een andere opvatting dan de overige leden van de commissie.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Maar de heer Van Walsum onderschrijft de vrij stevige conclusie van de commissie. En gisteren nog zei Davids dat degenen die internationaalrechtelijk de mening nog aanhangen dat het wenselijk zou zijn geweest, met een lampje te zoeken zijn.

De minister-president geeft dus nu klip-en-klaar toe: in 2003 dachten we dat het wenselijk was om een mandaat te hebben; nu zie ik dat dit fout is, want met de inzichten van nu is het nodig en adequater om een mandaat te hebben. Dat schrijft de minister-president vandaag ook. Ik stel in dit procedurele debat vast dat dit een flinke schaduw is voor de positie van de minister-president, dadelijk bij de beoordeling van het rapport over de onderzoeken naar Irak.

Minister Balkenende:

Laat ik hierover dit zeggen. Dit is een belangrijk punt. We zullen er straks over spreken als we een kabinetsreactie hebben. Ik begrijp heel goed wat de heer Pechtold zegt, maar ik heb in dit debat heel duidelijk aangegeven dat ik nooit ben weggelopen voor mijn verantwoordelijkheid van destijds. Er wordt ook gezegd dat je met de kennis van nu en in het licht van de ontwikkelingen kunt komen tot een andere visie. Dat kan. Dat is geen schande, want je hebt ook lessen te trekken uit wat zich heeft afgespeeld. Zo moeten deze zaken worden bekeken.

Mevrouw Kant (SP):

Ik ga toch maar even terug naar de verklaring van de minister-president, omdat hij zojuist zo stoer zei dat hij niets terugneemt. De minister-president zei gisteren in zijn verklaring: "Een nieuwe resolutie was weliswaar wenselijk, maar juridisch niet noodzakelijk." Zegt hij nu dat hij dit toen vond, maar dat hij in de nieuwe brief eigenlijk aangeeft dat hij er nu anders over denkt?

Minister Balkenende:

Wij hebben in deze brief gezegd dat een adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn. Zo is het precies geformuleerd. U moet het vraagstuk van dat mandaat in relatie zien tot het kabinetsstandpunt uit 2007. Daar is ook in de Eerste Kamer over gedebatteerd. Dat hing bijvoorbeeld samen met de vraag hoe je aankijkt tegen een extra resolutie. U weet dat in dat rapport uit die visie van het kabinet een ander verhaal klonk. Dat is ook logisch want wij hebben dat debat met elkaar gehad. Zo moeten de zaken worden bekeken. Dat is ook de achtergrond van de standpunten die nu in deze brief zijn neergelegd.

Mevrouw Kant (SP):

Ik begrijp echt niet waarom het zo moeilijk is. U komt terug op de formulering die vandaag zorgvuldig is gewogen tussen u en anderen. "Adequater" is een heel breed begrip. Daar kun je alle kanten mee op. Daarom vraag ik of ik het zo moet opvatten dat daar waar u gisteren nog in uw verklaring stelde dat een nieuwe resolutie weliswaar wenselijk was geweest, maar juridisch niet noodzakelijk, u nu zegt dat dit wél noodzakelijk was.

Minister Balkenende:

Over deze vraag wil ik ook in het kabinet spreken. Daar zal ik dus later op ingaan. Ik zeg wel het volgende. Met de kennis die wij nu hebben, in het licht van de ontwikkelingen en tegen de achtergrond van een nieuwe visie van het kabinet op het volkenrechtelijk mandaat zou je in die tijd tot andere inzichten kunnen zijn gekomen. Dat is ook logisch. Ik wil alleen nadrukkelijk gezegd hebben dat ik altijd heb gestaan voor wat het kabinet destijds naar voren heeft gebracht. De tijd staat echter niet stil. Dat zullen wij met elkaar moeten delen als wij spreken over de kabinetsreactie op het rapport als zodanig. Dan zullen wij ook hier verder in detail op in kunnen gaan. Dan en in de kabinetsreactie zal ik nader ingaan op de verdere invulling van een adequater volkenrechtelijk mandaat.

Mevrouw Kant (SP):

Het is blijkbaar toch moeilijk. Dat het kabinet daar nu een andere visie op heeft, hebt u bedongen in de coalitieonderhandelingen. Dat heb ik ook allemaal gelezen. Dat was echter mijn vraag niet. Nu hebt u daar samen een andere visie op. Ik vroeg hoe u terugkijkt op de visie die u had toen u namens Nederland politieke steun hebt gegeven aan de oorlog in Irak op basis van wat er toen lag. Daar gaat het natuurlijk over. Daarom vraag ik of u terugneemt wat u gisteren zei. Gisteren zei u dat een resolutie weliswaar wenselijk was, maar juridisch niet noodzakelijk. In deze brief van vandaag staat iets anders. Dus komt u terug op wat u gisteren gezegd heb. Dat kan ik toch niet anders interpreteren?

Ik heb ook nog een aanvullende vraag. Bij herhaling zegt u in de brief "met de kennis van nu". Voortschrijdend inzicht is een nieuwe visie, maar welke nieuwe kennis hebt u dan?

Minister Balkenende:

Als ik heb gesproken over de bekende aanduiding dat "een nieuwe resolutie wenselijk is, maar niet noodzakelijk" is dat de visie die destijds door de regering is betrokken. Daar heb ik zelf altijd achter gestaan; dat weet u. Nu zegt het kabinet, dus ook ik, in het licht van deze brief – maar dat kan geen verwondering wekken, mede gelet op onze eerdere standpunten – dat in het licht van de ontwikkelingen en de kennis van nu voor een dergelijk optreden een adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest. Met andere woorden: als je terugkijkt met de kennis die wij nu hebben, kun je komen tot andere oordelen. Dat is wat hier feitelijk omschreven is.

Ik heb steeds aangegeven dat juist de nota van het kabinet een antwoord wilde bieden op die discussie die wij met elkaar hebben gehad, ook in de kabinetsformatie, over de vraag hoe je aankijkt tegen een volkenrechtelijk mandaat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb eigenlijk een heel simpele vraag. Zou u het nu weer zo doen als u het toen deed?

Minister Balkenende:

Ik zou destijds hetzelfde hebben gedaan als ik niet meer had geweten en de opvatting had die ik toen had. Daar sta ik gewoon voor. Als je met de inzichten van nu terug zou kijken, denk ik dat je het anders zou hebben gedaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Om een lang verhaal kort te maken: Met de inzichten die u nu hebt, vindt u eigenlijk dat het toen niet goed is gegaan. Ik probeer enige beweging te krijgen. "Sorry" is misschien wat veel gevraagd, maar het moet toch niet zo heel moeilijk zijn om op een gegeven moment te zeggen dat u met de kennis van nu vindt dat wij toen een verkeerde beslissing hebben genomen?

Minister Balkenende:

Dat kunt u niet van mij vragen. Ik ben heel scherp geweest in de verantwoordelijkheid van het kabinet: toen de nieuwe inzichten, nu de commissie-Davids en hoe wij als kabinet lessen willen trekken. Daarom is het zo geformuleerd. Ik heb zo-even al aangegeven dat je in de reflectie op wat toen is gebeurd natuurlijk tot zelfkritiek kunt komen. Dat zit ook in dit stuk. Wij zullen er uiteraard met elkaar over debatteren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

In uw eigen woorden zei u: met de kennis van nu zouden wij het toen anders hebben gedaan.

Minister Balkenende:

Kunnen hebben doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Pfff. Dat is gewoon op een heel ingewikkelde manier zeggen: wij hebben het toen niet goed gedaan met de kennis die wij nu hebben. Bezinning, inzicht begint met je realiseren dat er toen mogelijk verkeerde stappen zijn gezet. Dat moet toch niet zo heel moeilijk zijn?

Minister Balkenende:

Ik heb gesproken over de discussie die wij in het kabinet hebben gehad. Ik ben ingegaan op deze brief. Dit wordt een herhaling van zetten.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister-president ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik hoor al zes jaar dat het een herhaling van zetten wordt. U beweegt u slechts met tegenzin als anderen u daartoe dwingen. Ik wil gewoon een keer een duidelijk antwoord. Hebben wij met de kennis van nu verkeerd gehandeld destijds, ja of nee?

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, ik had u het woord niet gegeven. De minister-president gaat nu dit deel van zijn betoog afronden en dan gaan wij luisteren naar, neem ik aan, de viceministers-presidenten.

Minister Balkenende:

Al heel veel van de opmerkingen zijn aan de orde geweest in de discussie. Het is misschien goed om nog in te gaan op de verhouding tussen de verklaring en de brief, waarover mevrouw Halsema heeft gesproken. Ik heb aangegeven dat de verklaring was zoals die is gegeven. De brief is geschreven op uw verzoek. Ik heb aangegeven dat ik de brief heb willen gebruiken om een aantal zaken in een ander perspectief te kunnen plaatsen. Ik ben daarop ingegaan.

Ik loop mijn hele lijst even door. Ik denk dat de belangrijkste punten aan de orde zijn geweest. Het is misschien goed om te kijken of er nog vragen zijn.

De voorzitter:

Mijnheer Pechtold, u verwacht dat ik u het woord ga geven. Zou het niet een veel briljantere gedachte zijn om dit voor uw tweede termijn te bewaren? Nee, toch niet? Ik hoopte het zo.

De heer Pechtold (D66):

Nee, voorzitter. De premier zei zojuist: ik neem niks terug. Mevrouw Hamer zei: dit wordt een nieuwe start. Hoe kunt u die tweedeling rijmen?

Minister Balkenende:

De verklaring is afgelegd na afstemming met het kabinet. Je kunt er ongelukkig mee zijn, je kunt ongelukkig zijn met de duiding, maar die verklaring is er gewoon.

Het is wel goed om in het licht van de discussie ook te kijken of er nu beelden zijn ontstaan van het diskwalificeren van het rapport van de commissie-Davids. Ik hecht eraan hier iets over te zeggen. Ik heb bij de persconferentie meegemaakt dat, toen ik een paar opmerkingen maakte, er gelijk werd gezegd: u schopt het hele rapport onderuit. Dat wilde ik zo niet gezegd hebben en ik heb er ook afstand van genomen. Het maken van enkele opmerkingen is heel wat anders dan een rapport diskwalificeren. Daarom ben ik blij dat wij nu aan de hand van de brief in dit debat kunnen aangeven hoe het algemene oordeel over het rapport, de waardering ervan, is. Het is goed dat wij dat hier kunnen markeren. Dat is de reden waarom er een verband bestaat tussen de verklaring en de brief.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Pechtold. Echt!

De heer Pechtold (D66):

Dank u zeer, voorzitter.

U diskwalificeert het rapport niet, u gebruikt het dadelijk als leidend voor uw beantwoording. Dus het feit dat u een halfjaar geen leiding hebt gegeven aan dit proces, het feit dat u de Kamer op twee punten onvolledig hebt geïnformeerd, het feit dat u het volkenrechtelijke mandaat verkeerd hebt ingeschat; dat zijn zaken waarmee u zich nu geconfronteerd ziet, die u ook accepteert en die u dadelijk als leidend zult gebruiken in de beantwoording.

Minister Balkenende:

Wij zullen het rapport als leidend beschouwen en wij zullen opmerkingen maken als daar aanleiding toe is. Het lijkt mij niet goed om verder in te gaan op de inhoud van het rapport. Dat is ook niet het karakter van het debat. Het karakter van het debat was dat wij het zouden hebben over de verklaring die ik heb afgelegd en de discussie die daarna is ontstaan.

De voorzitter:

Zeker. Dan geef ik nu het woord aan minister Bos, de minister van Financiën en viceminister-president.

Minister Bos:

Voorzitter. Ik geloof dat ik mijn bijdrage kan beperken tot enkele opmerkingen over mijn betrokkenheid bij de persconferentie gisteren.

Misschien is het goed om eerst vast te stellen dat de minister-president altijd namens het hele kabinet spreekt. Ook als er geen afstemming is geweest, spreekt de minister-president altijd namens alle ministers. Of zij er nu van weten of niet, of zij het er vooraf of achteraf mee eens waren of niet, het is altijd namens het hele kabinet.

De volgende vraag is over welke delen van de persconferentie van de minister-president afstemming is geweest. De minister-president heeft daar klare woorden over gesproken. Over de verklaring is vooraf inhoudelijke afstemming geweest. Over de vragen en antwoorden in de persconferentie daarna zijn in algemene zin afspraken gemaakt. In een voorbereidend overleg kunnen wij natuurlijk niet van tevoren voorspellen welke vragen er komen. De antwoorden op niet te voorspellen vragen zijn dus ook niet met elkaar afgestemd. Dat doet niets af aan het volgende feit. Als de minister-president in een persconferentie antwoorden geeft, doet hij dat ook namens de andere ministers van het kabinet. Zo is het staatsrechtelijk nu eenmaal geregeld. Dat is zoals het was.

De volgende vraag is waarom ik heb ingestemd met de verklaring die de minister-president na de afstemming met mij en met viceminister-president Rouvoet heeft afgelegd.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Hamer zei gisteren dat zij meende dat u het met haar eens was in haar zeer ernstige kritiek op de verklaring van de minister-president. Wat dacht u toen?

Minister Bos:

Mag ik daar straks op terugkomen? Ik probeer het verhaal een beetje op te bouwen en dan kom ik vanzelf terecht bij datgene wat de heer Rutte nog wil weten.

Waarom heb ik ingestemd met die verklaring? Allereerst omdat de verklaring veel positieve woorden bevatte over het werk van de commissie-Davids en het rapport dat door de commissie was afgeleverd. Ten tweede omdat de verklaring van gisteren helder maakte dat dit kabinet nog zou komen met een uitgebreide inhoudelijke reactie waarin op alle conclusies zou worden ingegaan. Ten derde omdat op alle onderwerpen waarvan wij met elkaar weten dat de partijen die in deze coalitie vertegenwoordigd zijn, er destijds en wellicht ook nu nog niet in alle opzichten gelijk over denken, er een helder onderscheid gemaakt werd tussen de redenering die het toenmalige kabinet erop nahield en de redenering die dit kabinet er wel of niet op zou kunnen nahouden. Niets staat een minister-president staatsrechtelijk of anderszins in de weg om feitelijk te beschrijven wat de handelwijze of denkwijze was van een vorig kabinet. Dat is wat er gebeurd is. Het feit dat er een feitelijke beschrijving gegeven wordt van handel- en denkwijze van vorige kabinetten zegt niets over wat het huidige kabinet er inhoudelijk van vindt. Op al die punten is de minister-president in zijn verklaring helder geweest: die reactie zal nog komen.

Tegelijkertijd hebben wij met zijn drieën en nog een aantal andere collega's misschien al ergens gisteravond en in ieder geval vanochtend moeten constateren dat er na de persconferentie – ik heb dat mevrouw Hamer vanavond ook zo horen zeggen – een beeld was ontstaan alsof dit kabinet eigenlijk geen boodschap zou hebben aan de rapportage van de commissie-Davids. Met elkaar hebben wij geconcludeerd dat dat beeld ver staat van hoe dit kabinet denkt over de rapportage van de commissie-Davids. Daarom is gevraagd om een nadere toelichting, die vandaag gegeven is. De brief die de minister-president daarover vanavond gestuurd heeft, uiteraard namens het hele kabinet, geeft op een aantal cruciale punten de juiste duiding. Ik ben daar zeer content mee.

Ik meen dat ik daarmee alle vragen beantwoord heb.

De heer Rutte (VVD):

Ik keer terug naar mijn vraag. U staat te glunderen, dus dat moet voor u geen probleem zijn. Mevrouw Hamer gebruikte gisteren heel krachtige negatieve termen over de verklaring van de minister-president. Zij nam aan, zij ging ervan uit, zij vertrouwde erop dat dit ook de mening was van minister Bos. Had zij gelijk?

Minister Bos:

Ik weet dat de VVD een complexe geschiedenis heeft rond verwarring over rollen en verhoudingen tussen aanvoerders en leiders ...

De heer Rutte (VVD):

Daarom is het zo belangrijk dat u die fout niet ook maakt, mijnheer Bos.

Minister Bos:

Bij ons in de PvdA is het allemaal wat simpeler geregeld. Een fractievoorzitter voert nooit namens ministers het woord. Dat moeten wij vooral zo houden. Ik ben het eens met wat mevrouw Hamer in haar bijdrage aan dit debat zei: dat het moeilijk te verteren was dat het totale beeld dat na de persconferentie om wat voor reden dan ook ontstaan was, dat het kabinet geen boodschap zou hebben aan het rapport van de commissie-Davids, een beeld was waar niet alleen de ministers van de PvdA, maar ook de collega's van het CDA en de ChristenUnie grote moeite mee hadden. Daarom zijn wij blij dat wij met de brief van vanavond dat beeld hebben kunnen corrigeren.

De heer Rutte (VVD):

Mevrouw Hamer, fractievoorzitter van de PvdA, had gisteren geen kritiek op journalisten voor de wijze waarop zij duiding gaven aan de persconferentie. Zij had ernstige kritiek op de woorden van de minister-president. Zij zei dat zij ervan uitging dat u die kritiek deelde. Zij zei zelfs dat als de minister-president nog door wilde met dit kabinet ... Zij gebruikte zeer harde woorden. Die kleefden ook aan u. U hebt ervoor gekozen om tot vanavond hier niets over te zeggen. U kunt nu wel glunderen, maar het is wel waar.

Minister Bos:

Ik glunder helemaal niet.

De heer Rutte (VVD):

U hebt bewust het beeld laten ontstaan dat u het eens was met de woorden van mevrouw Hamer. Daarmee hebt u bijgedragen aan de crisissfeer die vandaag rond het kabinet is ontstaan en die het kabinet ernstige schade heeft toegebracht. Ik vraag u waarom u dat hebt gedaan. Was u het eens met de woorden van mevrouw Hamer? Of was u het daar niet mee eens, maar waarom hebt u dat dan niet gezegd?

Minister Bos:

De heer Rutte is al zeven jaar stil over de reden waarom de VVD destijds heeft ingestemd met de inval in Irak. Dit kabinet doet tenminste een oprechte poging om bestaande tegenstellingen over die kwestie op een goede en inhoudelijke manier te overbruggen.

Ik lachte omdat ik probeerde mij een voorstelling te maken van wat de houding van de Rutte in dit debat zou zijn geweest als de minister van Financiën gisteravond opeens een persconferentie zou hebben gegeven of anderszins een apart statement zou hebben doen uitgaan over iets wat zijn collega's zouden hebben gezegd of over iets wat in de Kamer zou zijn gezegd. Dat is mijn rol niet en dat is mijn verantwoordelijkheid niet. De minister-president sprak namens mij. Daar hoor ik dan niet vervolgens iets van te gaan zeggen. Daar had ik ook helemaal geen reden toe. Mevrouw Hamer sprak namens de Partij van de Arbeid. Daar gaat zij over. Wij waren het echter eens met wat ook de mevrouw Hamer als de kern van haar verontrusting beschrijft, namelijk dat het beeld is ontstaan dat dit kabinet eigenlijk niets heeft met het rapport van de commissie-Davids, en dat dat op geen enkele wijze door de leden van dit kabinet beoogd was.

De heer Rutte (VVD):

Hier draait u zich echt zo niet uit. Iedereen kijkt hiernaar en ziet dat u naar alle kanten probeert te draaien om hier nog een draai aan te geven. Mevrouw Hamer sprak gisteren mede namens u, zegt zij. U zegt hier dat u het eens was met de heer Balkenende en met het kabinet. De crisissfeer van vandaag was mede zo zwaar omdat de indruk bestond, mijnheer Bos, dat u het eens was met mevrouw Hamer, met haar zeer ernstige kritiek op het kabinet. Ik begrijp, tussen de regels en woorden van u doorlezend, dat u zegt: ik was het daar niet mee eens, ik steunde de minister-president en ik zou extra verwarring hebben opgeroepen als ik had gezegd dat ik eens was met mevrouw Hamer. Dan is het des te pikanter dat u onder het juk van mevrouw Hamer bent doorgegaan vandaag door akkoord te gaan met de laatste passage in de brief over het volkenrechtelijk mandaat. Anders had u dat gisteren al meteen kunnen regelen in de verklaring van de premier.

Minister Bos:

U kunt het allemaal wel heel erg ingewikkeld maken, maar ik probeer het toch maar te houden bij de feiten. Mevrouw Hamer heeft haar positie vanavond volgens mij helder uitgelegd en heeft gezegd dat zij ontevreden was met het beeld dat na de persconferentie was ontstaan, omdat dat suggereerde dat dit kabinet en dus de in dit kabinet vertegenwoordigde partijen eigenlijk geen boodschap hadden aan het rapport van de commissie-Davids. Als dat de indruk is dan is dat iets waar alle in dit kabinet vertegenwoordigde partijen een probleem mee hebben. Ik overigens ook. Ik ben blij dat met de brief die wij vandaag hebben gestuurd aan die indruk – om wat voor reden die dan ook ontstaan is – een eind is gemaakt.

De heer Pechtold (D66):

De minister-president sprak namens u. Het beeld dat gecreëerd werd, daar was u het niet mee eens. Kwam dat door de woorden die de minister-president sprak?

Minister Bos:

Ik weet niet waar dat door ontstaan is. Ik constateer dat er een beeld ontstond. Wij hebben in de verklaring geprobeerd een helder onderscheid te maken tussen redeneringen die door het toenmalige kabinet gevolgd werden en redeneringen die door het huidige kabinet gevolgd werden, maar kennelijk is dat onderscheid niet overal geland.

De heer Pechtold (D66):

Ik herhaal mijn toch vrij eenvoudige vraag. De minister-president sprak namens u. U begon zelfs met te zeggen: op elk moment spreekt hij ook namens mij; echter het beeld dat gecreëerd werd, is natuurlijk verschrikkelijk, want dan zou het idee zijn dat wij Davids van ons afwerpen. Kwam dat door het woordgebruik, de zinsconstructies, de voorbeelden die de premier gebruikte?

Minister Bos:

Ik beschik niet over al die exegetische kennis. Ik kan alleen maar constateren dat ik uit de reacties en bijdragen van zowel leden van de Kamer als van andere geïnteresseerde observatoren van dit alles heb moeten opmaken – dat is iets wat ik mezelf aantrek, want daaruit moeten wij ook een les trekken – dat kennelijk het onderscheid dat in de tekst zeer zorgvuldig is aangebracht tussen redeneringen die destijds zijn gevolgd en redeneringen die nu aan de orde zijn, niet altijd en overal zo is overgekomen.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb de minister vandaag deuren in en uit zien lopen: liftdeuren, kabinetsdeuren, torentjesdeuren en deuren van het ministerie van Financiën. Waarom heeft hij op geen enkel moment gezegd: de premier sprak bij de verklaring namens mij? Punt. Dan hadden wij namelijk geen kabinetscrisis gehad. Wat is er eigenlijk aan de hand? De minister lacht een stuk minder dan zo-even bij de interruptie van de heer Rutte, maar ik zal vertellen wat er aan de hand is. Wat door Davids als eerste werd geconcludeerd, is dat wij al zeven jaar een premier hebben die geen leiding geeft, niet alleen de eerste zes maanden. Nu moet deze minister zich al 24 uur in alle bochten en kronkels wringen om te zeggen dat het verhaal van gisteren recht is. Hij weet in zijn hart dat het krom was, hij heeft daarover vandaag moeten onderhandelen, hij heeft ieder woord eruit moeten slepen, hij heeft Timmermans uit Spanje laten komen, hij heeft Koenders nog apart moeten zetten en nu heeft hij weer een paar weken zijn kabinet gered. Hulde!

Minister Bos:

Wat zal ik daar nou eens op zeggen?

De voorzitter:

Het was geen vraag.

Mevrouw Kant (SP):

Er is werkelijk niemand in deze zaal of in dit land die werkelijk gelooft dat het de afgelopen 24 uur ging over verwarring, onduidelijkheid en beeldvorming. Het ging over een fundamenteel verschil van mening. Kom op, dat is toch volstrekt helder! Mevrouw Hamer heeft dat vandaag ook eerlijk gezegd. Zij heeft namelijk gezegd dat de brief die er nu ligt, een nieuw standpunt weergeeft ten aanzien van het volkenrechtelijk mandaat. Ik wil van de minister weten of hij die visie van mevrouw Hamer ondersteunt. Is hij van mening dat deze brief een nieuw standpunt weergeeft ten opzichte van wat de minister-president gisteren heeft verklaard over het volkenrechtelijk mandaat?

Minister Bos:

Er is gisteren geen standpunt geformuleerd door dit kabinet over het volkenrechtelijk mandaat en vandaag wel. Dat is dus niet nieuw of anders. Er was gisteren geen standpunt over het volkenrechtelijk mandaat en vandaag wel. Dat zijn de feiten. Ook de minister-president zelf heeft gisteren in interviews nadrukkelijk en expliciet stilgestaan bij wat mevrouw Kant fundamentele meningsverschillen noemt. Hij heeft heel nadrukkelijk uitgelegd waarom ook hij onderscheid maakt tussen redeneringen destijds en redeneringen nu, omdat hij zich er terdege bewust van was dat niet alle in deze coalitie vertegenwoordigde partijen hierover destijds en wellicht ook nu gelijkelijk denken. Dat er verschillen van mening zijn, wordt door niemand ontkend. Wij proberen met standpunten te komen over een kwestie die de Nederlandse natie al jaren verdeeld houdt, waarover nu een aantal gezaghebbende conclusies is getrokken door de commissie-Davids en waardoor wij een aantal zaken achter ons kunnen laten en tegenstellingen kunnen overbruggen.

Mevrouw Kant (SP):

Dat zijn veel woorden, maar dat was mijn vraag niet. Mevrouw Hamer heeft vandaag geconstateerd dat er een verschil is. Wat er nu ligt, is een nieuw standpunt over het volkenrechtelijk mandaat ten opzichte van de verklaring van de minister-president gisteren. De minister valt zijn eigen fractieleider gewoon af. Hij is het met haar eens of hij is het eens met de minister-president dat het geen nieuw standpunt is, maar allebei kan niet.

Minister Bos:

Ik val niemand af. Ik memoreer wat de feiten zijn en die heb ik netjes uiteengezet.

Mevrouw Kant (SP):

Ondersteunt hij dan de stelling van mevrouw Hamer dat er een verschil is tussen het standpunt dat gisteren naar voren is gebracht door de minister-president en wat vandaag in de brief staat?

Minister Bos:

Dit kabinet heeft gisteren geen standpunt gepresenteerd over de adequaatheid van het volkenrechtelijk mandaat van destijds. Vandaag is daarover in de brief wel een standpunt gepresenteerd en dat is dus nieuw in de zin dat het er gisteren niet was. Gisteren is hierover geen standpunt geformuleerd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Gisteren is ook een beeld ontstaan van hevige verdeeldheid binnen dit kabinet. Mijn vraag is simpelweg: hoe is dat beeld volgens minister Bos ontstaan? En waarom heeft het, als het alleen een kwestie was van verkeerde beeldvorming, zo lang moeten duren om die zaak recht te zetten?

Minister Bos:

We hebben het natuurlijk wel over buitengewoon complexe zaken, over een dik rapport waarvan ik tot op dit moment ook zelf nog niet eens alles heb gelezen, laat staan alles doorgrond heb. Als je denkt dat het om allerlei redenen verstandig is om op onderdelen of op een onderdeel toch al een inhoudelijk oordeel te vellen, vraagt dat dus zorgvuldigheid. Daar heb je dus tijd voor nodig.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp dat minister Bos zegt dat het tijd kost om de visie van het huidige kabinet op het volkenrechtelijke mandaat te formuleren. Dat is een duidelijk inhoudelijk punt, maar de hele vraag ging nog veel verder. Het ging om het ontstane beeld dat het kabinet verdeeld is over wat er gisteren is gebeurd. Waarom kon daar niet eerder opheldering over geboden worden als het zo harmonieus lag als minister Bos nu formuleerde? Hij zegt dat eigenlijk iedereen in het kabinet ongelukkig was met het beeld dat ontstond en dat dit al snel recht kon worden gezet. Waarom is dat dan niet snel gebeurd?

Minister Bos:

Omdat zorgvuldigheid tijd vraagt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De vicepremier zegt dat het kabinet gisteren ...

Minister Bos:

Eergisteren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

... geen standpunt gaf over het volkenrechtelijk mandaat. Mag ik u eigenlijk eens vragen waarom u steeds staat te lachen?

Minister Bos:

Omdat u "gisteren" zei; het is inmiddels eergisteren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Na anderhalve dag ongelooflijk gênante toestanden komt het mij een beetje gek voor dat ik u almaar een beetje verkrampt zie lachen. Ik vraag u daarom waarom u nu steeds staat te lachen.

Minister Bos:

Zullen we de volgende vraag maar doen, voorzitter?

De voorzitter:

U kunt antwoorden of niet.

Minister Bos:

Nee, daar heb ik eigenlijk geen behoefte aan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het was een duidelijke vraag, maar ik begrijp ook wel dat u daar geen antwoord op wilt of kunt geven. U zei: "Gisteren had het kabinet geen standpunt over het volkenrechtelijk mandaat." Kunt u mij dan deze zin over het volkenrecht uitleggen? "Over de juridische basis voor militair ingrijpen is veel discussie geweest. Daar werd en wordt verschillend over gedacht door de politiek en onder juristen. De meningen waren en zijn verdeeld." Is dat nou geen mening?

Minister Bos:

Dat is een feitelijke constatering over het feit dat er verschillende meningen over zijn en mogelijk zijn. Dat is geen statement over de conclusie die dit kabinet daar zelf uiteindelijk over trekt.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is de mening dat er geen consensus is. Vandaag staat immers in de brief dat die consensus er wel is. Gisteren was er verschil van mening en kon je ongeveer net zo veel tegenstanders vinden als voorstanders, maar vandaag staat in de brief: "Gebleken is dat dit standpunt in de internationale gemeenschap onvoldoende steun heeft gevonden en ook door andere landen niet langer wordt aanvaard." Gisteren vond het kabinet dat er geen consensus was en dat het dus ook zelf niet van mening hoefde te veranderen over het volkenrechtelijk mandaat. Vandaag vindt het kabinet dat er wel consensus is en dat het daar ook gevolgen aan moet verbinden. Dat klopt toch?

Minister Bos:

Ik ben bang dat mevrouw Halsema twee misverstanden door elkaar haalt. Als je gisteren met vandaag vergelijkt, is volgens mij het volgende aan de hand. Gisteren is in algemene zin een beschrijving gegeven van het feit dat in de loop der tijd en in de loop der jaren verschillend werd gedacht over deze kwestie. Dat is mede geïllustreerd in de debatten in dit huis en de verschillende meningen die door politieke partijen, ook in dit huis, tentoon zijn gespreid. Vandaag is de consensus van dit kabinet geformuleerd over hoe wij staan ten opzichte van de vraag of – laat ik het maar even citerend noemen – een dergelijk optreden wel of niet "een adequater volkenrechtelijk mandaat" nodig had gehad. Dat standpunt is volgens mij helder geformuleerd in de brief van vandaag.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Eerlijk gezegd is het voor mij onbegrijpelijk. Er worden onderscheiden gemaakt tussen gisteren en vandaag die alleen om politieke redenen, om verdere ruzie te vermijden, nog enigszins te volgen zijn. Hier is natuurlijk gewoon, zoals voor iedereen zichtbaar is, het volgende aan de hand. Gisteren zijn in de verklaring en later door de premier uitspraken gedaan die onaanvaardbaar waren voor een coalitiepartner. Alleen omdat op geen enkel moment door een van de kabinetsleden mag worden gezegd dat de premier een fout heeft gemaakt, staat u zich hier in echt niet te volgen bochten te wringen.

Minister Bos:

Ik constateer dat de brief van vandaag volstrekt helder is over de grondhouding van dit kabinet ten opzichte van het rapport van de commissie-Davids en zijn mening over de kwestie van het volkenrechtelijk mandaat. Dat beschouw ik als winst.

Minister Rouvoet:

Voorzitter. Zeker na de brief maar ook na de toelichting en de antwoorden van de minister-president en vicepremier Bos, kan ik extreem kort zijn. Aan mij is namelijk in essentie dezelfde vraag gesteld als aan collega Bos: is de verklaring van gisteren, door de minister-president afgelegd, mede namens mij gegeven en met mij afgestemd? Het mag duidelijk zijn dat het antwoord twee keer bevestigend is.

Mevrouw Kant heeft nog specifiek gevraagd of de verklaring ons is voorgelegd. Ja, dat doe je als je afstemt, dus ook daarop kan ik bevestigend antwoorden.

De heer Pechtold en mevrouw Halsema hebben nog gevraagd: hoe zat het dan met de antwoorden op de persvragen? Die zijn uit de aard van de zaak niet van tevoren afgestemd. Wel is de afspraak gemaakt zoals zojuist aangegeven. Zoals college Bos al aangaf, ook die antwoorden lagen in het verlengde en in de context van de gegeven en afgestemde verklaring. Ik had ook geen enkele reden om daar problemen mee te hebben.

Gelet op de aanleiding van het debat – zoals aangegeven door de heer Pechtold en in de brief van de Kamer voorgelegd – namelijk het verhelderen van de kant van het kabinet van de status van de verklaring, mag het duidelijk zijn dat na de brief en de toelichting van zojuist door de minister-president gegeven, ook wat mij betreft van het verwerpen van het rapport, zoals de heer Pechtold in mijn richting suggereerde bij de aanvraag van het debat, geen sprake is. Dat blijkt nog eens ondubbelzinnig uit de brief die wij de Kamer hebben gestuurd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Toch nog even. Het kabinet staat dus nog achter de verklaring én achter de toelichting die gisteren door de premier is gegeven in vraag en antwoord?

Minister Rouvoet:

De minister-president is er volgens mij heel duidelijk over geweest. Er is gisteren een verklaring afgegeven namens het kabinet. Op verzoek van de Kamer hebben wij vandaag een brief gestuurd. Naar aanleiding van ons overleg vandaag over het beeld dat is ontstaan, hebben wij de brief aangegrepen om nog eens te zeggen: er is geen sprake van het verwerpen van het rapport. Omdat de heer Pechtold mijn naam er direct aan verbond, hecht ik eraan om nog maar eens ten overvloede aan te geven dat daar dus geen sprake van is van de kant van het kabinet, en ook niet van mijn kant.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik begin toch zo langzamerhand een beetje in mijn maag te zitten en te doen te krijgen met de Partij van de Arbeid. Ik heb nu naar het kabinet geluisterd en dat zegt: de verklaring was top gisteren; de toelichting van het kabinet was top gisteren; er was wel verkeerde beeldvorming maar die moet je toch vooral bij de omgeving en de journalisten zoeken; dat de Partij van de Arbeid er opgewonden van raakte, lag toch vooral aan de Partij van de Arbeid. Zo vat ik het toch wel juist samen?

Minister Rouvoet:

Laat ik alleen zeggen dat ik in geen van de woorden die mevrouw Halsema nu gebruikt, een citaat uit mijn korte antwoord kan herkennen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat klopt, het was een bondige en hopelijk eenvoudige samenvatting ervan.

Minister Rouvoet:

Nou ...

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De Partij van de Arbeid heeft gezegd: de verklaring was een slecht startpunt, met de vragen en antwoorden werd de commissie-Davids niet chic behandeld. Al die kwalificaties neemt het kabinet niet over en heeft het kabinet, vicepremier Rouvoet, vicepremier Bos en de premier, naast zich neergelegd. De Partij van de Arbeid staat dus volstrekt alleen, en eigenlijk in haar hemd, bij de beoordeling van het gedrag van het kabinet van gisteren.

Minister Rouvoet:

Het geven van analyses over de bijdragen van de verschillende fracties laat ik graag aan mevrouw Halsema over. Ik heb er geen behoefte aan – dat is ook volstrekt onnodig – om de vragen die al aan de minister-president zijn gesteld, nog eens in mijn eigen woorden te beantwoorden. Ook zojuist heeft de minister-president namens mij gesproken. Dat is volgens mij zoals bijna iedereen in deze zaal het graag ziet.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het eind van het antwoord van de regering in eerste termijn. Op verzoek van een aantal leden schors ik de vergadering.

De vergadering wordt van 1.57 uur tot 2.11 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Pechtold. De spreektijd is een derde van de echte eerste termijn. Dat betekent ruim een minuut.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik ben niet zo van het twitteren, maar ik hoorde zojuist dat iemand twitterde: met het inzicht van nu was ik eerder naar bed gegaan.

Ik neem niets terug. Dat was de uitspraak waarmee de minister-president de toon zette. Mevrouw Hamer vond echter dat de brief een nieuwe start was. Hoe moeten wij dat nu rijmen? De brief roept veel vragen op en ik heb die ook gesteld. Antwoorden bleven uit. Betekent de brief van vanavond dat de persverklaring van gisteren nog staat? Mevrouw Hamer was hier heel duidelijk over: de brief is voor haar een nieuw startpunt. Voor haar is het cruciaal dat de persverklaring van de premier van gisteren van tafel is, en dat ben ik met haar eens. Dat moeten wij vandaag dan ook uitspreken, want de premier vindt het maar lastig om dat zonder omhaal te zeggen. Na 24 uur soebatten en mistigheid moet de Kamer die knoop maar gewoon doorhakken. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat na herhaaldelijke verzoeken tussen 2003 en 2009 om een parlementair onderzoek, de minister-president de Commissie van onderzoek besluitvorming Irak heeft ingesteld om gedegen onderzoek te doen naar de besluitvorming ten aanzien van de politieke steun aan de oorlog in Irak;

overwegende dat zowel de Kamer als het kabinet het rapport van hoog niveau acht, en dat beide de commotie die is ontstaan na de reactie van de minister-president op het rapport betreuren;

verzoekt de regering, de verklaring van 12 januari 2010 in te trekken en de kabinetsreactie van 13 januari 2010 te hanteren als nieuw startpunt na het rapport van de Commissie van onderzoek besluitvorming Irak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Halsema, Kant en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(31847).

De heer Pechtold (D66):

Het kabinet lijkt weer eventjes gered, maar krijgt dit debat rond Davids nog een staartje of hebben wij hier nog maar de staart gezien en komt het hele beest straks nog? Er komt nog een inhoudelijk debat over de rol van de premier en, nog belangrijker, het punt van de informatievoorziening aan het parlement en de rol van de inlichtingendiensten. Zware conclusies, waaraan het kabinet zich vandaag nog niet brandt. Over die punten is vandaag nog geen begin van duidelijkheid gekomen. Heeft de premier nu echt een knieval gemaakt ten aanzien van het volkenrechtelijk mandaat? Daarover is nog steeds onduidelijkheid. Op papier een draai van 180 graden, hier in de Kamer alleen maar gedraai.

Een beeld dat na deze avond bij mij blijft hangen is het beeld van een premier die de indruk wekt van een dolgedraaid weerhuisje. Toen hij een stapje terug moest doen, stond hij vooraan, en toen hij er moest staan, stond hij er niet. In de eerste termijn gaf ik aan dat de premier twee keuzes had. Hij kon zijn kabinet kwijtraken of hij kon zijn laatste restje gezag verliezen. Het kabinet zit er nog, en dus is het optie twee geworden. De premier heeft alweer aan verlies gewonnen, en kabinet en coalitie gijzelen elkaar in de vlucht naar voren op weg naar de volgende valkuil.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Gezien de gevoeligheid die dit kabinet heeft voor beeldvorming, zou ik maar eens willen beginnen met het beeld dat ik heb van deze avond en van de afgelopen twee dagen. Bij mij resteert het beeld van een premier die zijn collega's eigenlijk gewoon in hun hemd zet door lekker vrijuit te spreken en daarmee nog eens zijn eigen opvatting van de afgelopen zes jaar te herhalen. Vervolgens geeft die premier die collega's de opdracht om hem te gaan beschermen. In gewoon taalgebruik heet dat dat de premier zijn collega's piepelt. De deal is volgens mij de volgende. De premier verandert zijn mening over het volkenrechtelijk mandaat een beetje. In ruil daarvoor hoeft hij niets van de verklaring van gisteren terug te nemen en wordt hij uit de wind gehouden. "Ik neem niks terug", dat waren de cruciale woorden. Ik begrijp eerlijk gezegd dat er dan weinig anders overblijft dan een beetje besmuikt lachen. "Ik neem niks terug", dat moet de Partij van de Arbeid niet kunnen accepteren. Na anderhalve dag van stress, ruzie en zweet is er eigenlijk nauwelijks vordering geboekt.

Wat is de winst voor de premier? Elk gewoon mens buiten deze zaal ziet dat de premier gisteren geblunderd heeft. Dan kan de premier wel beschermd worden, in wollige taal, vage bewoordingen en ontwijkende zinsconstructies, maar de blunder bestaat voor de buitenwereld nog steeds. De langzame val van dit kabinet wordt er ook niet door gestopt.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. We hebben vanavond twee werkelijkheden gezien. Er zijn nog steeds twee werkelijkheden, de werkelijkheid van de Partij van de Arbeid en de werkelijkheid van het kabinet. De Partij van de Arbeid zei: er is gisteren niet namens de ministers van de Partij van de Arbeid gesproken. Dat kan niet. Het kabinet zegt: jawel hoor, er is gisteren gewoon namens het hele kabinet, dus ook namens de ministers van de Partij van de Arbeid gesproken door de minister-president.

De Partij van de Arbeid zegt: er ligt nu een nieuw standpunt. Mevrouw Hamer heeft dit gezegd. Sterker nog, haar collega, de heer Van Dam, heeft bij Pauw en Witteman gezegd dat de minister-president 180 graden gedraaid is. 180 graden! Een nieuw standpunt? Nee hoor, zegt de minister-president. Nee, er is geen nieuw standpunt, ik vind nog steeds wat ik gisteren vond.

De Partij van de Arbeid zegt dat er nu een nieuwe verklaring ligt en dat dit een nieuwe start is. Nee hoor, zegt het kabinet. Dit is gewoon een aanvulling. We hebben het een beetje verduidelijkt.

Er zijn dus twee werkelijkheden. Ik wil wel even weten wat de werkelijkheid is, mevrouw Hamer. Als het echt zo is dat er alleen maar wat misverstand bestond en onduidelijk was, het spijt mij wel, maar waar was dan al die heisa voor nodig? Waar waren al die toestanden voor nodig? Waar hebben we dan met zijn allen naar zitten kijken en op zitten wachten? Dit gelooft toch helemaal niemand? Er was gewoon fikse mot in de coalitie, niet meer en niet minder, over een heel ernstige kwestie. Ik wil namelijk even terug naar waar het echt om gaat. Gisteren hebben wij van de commissie-Davids gehoord dat Nederland politieke steun heeft gegeven aan een illegale, misdadige oorlog, waarin heel veel slachtoffers zijn gevallen. Nu zitten we met een land dat de onveiligste plek ter wereld is. Dat is gisteren geconcludeerd. Als het om zo ernstige zaken gaat, is het beschamend dat we de afgelopen 24 uur naar zo'n politieke blamage hebben moeten kijken.

De heer Rutte (VVD):

Voorzitter. Met Bos ben je de klos. De minister-president moet dezer dagen vast nog wel eens terugdenken aan die uitspraak van Maxime Verhagen van een paar jaar geleden. Je zult maar met je viceminister-president een verklaring opstellen en vervolgens, met gedoogsteun van die viceminister-president, geschoffeerd worden door de fractievoorzitter van je coalitiepartner. De viceminister-president laat je vervolgens anderhalve dag bungelen. Je wordt tot zware concessies gedwongen als minister-president. Diezelfde minister Bos, diezelfde viceminister-president verklaart hier glunderend dat dit allemaal het gevolg was van het feit dat er een verkeerd beeld was ontstaan.

Dit kabinet loopt op zijn laatste benen. Het strompelt naar de volgende crisis. Het gezag van de premier is opnieuw zwaar beschadigd. Als het al zo moeilijk is om het eens te worden over iets waarover je het eens bent, hoe moet het dan dadelijk met Uruzgan en met die grote bezuinigingsoperaties? Vandaag ging het niet over het rapport van de commissie-Davids. Het ging over een rel, veroorzaakt door de coalitie. Mijn fractie verheugt zich op het gesprek met de commissie-Davids volgende week. Wij zien uit naar het echte oordeel van het kabinet over de commissie-Davids en wij zien uit naar het fatsoenlijke debat dat dit grondige onderzoek verdient in deze Kamer.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Voor mij is het belangrijkste van vanavond dat het debat een ontluisterend beeld schetst van de staat van deze coalitie. Deze coalitie is geen eenheid. De brief en dit debat maskeren het wantrouwen tussen de coalitiepartners dan ook niet. Het opvallendst voor de Partij voor de Vrijheid, ik heb het al in een interruptie gezegd, is de bijdrage van mevrouw Hamer namens de Partij van de Arbeid. De PvdA heeft de heer Balkenende, de premier, en het CDA op de knieën. De PvdA heeft de premier vernederd. Hij heeft een andere mening gekregen over de juistheid van het mandaat, maar wat doet mevrouw Hamer? In plaats van dit als een dame op een nette manier te incasseren, trapt zij de premier na en wrijft ze het hem nog een keer in. Ze noemt de premier "verwarrend", zijn optreden "niet chic", "verkeerd" en een "onrecht" jegens de commissie-Davids. Ze was geïrriteerd. Met zo'n coalitiepartner heb je eigenlijk geen oppositie nodig. Dat is wat mij betreft de kern van dit debat: de sfeer in dit kabinet is verziekt. Dit kabinet is een kabinet van wantrouwen, van natrappen, van oncollegiaal gedrag. Zo'n kabinet, mevrouw de voorzitter, is uitgeregeerd. Zo'n kabinet houdt het niet lang meer vol. Ik voorspel u dan ook dat we nog dit jaar – hoe eerder hoe beter wat ons betreft – verkiezingen krijgen en dat is maar goed ook.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik wil beginnen met de bewindslieden te bedanken voor hun beantwoording.

Er is vanavond veel gesproken over beeldvorming, De beeldvorming over de persconferentie van gisteren heeft het kabinet kennelijk geforceerd om het halsoverkop eens te worden over een van de gevoeligste punten uit het rapport van de commissie-Davids, namelijk de hele kwestie rond het volkenrechtelijk mandaat. Er is een formule voor gevonden waar we later graag inhoudelijk op terugkomen. We zijn er ongelukkig mee dat in feite nu in zo'n crisisachtige sfeer op dit punt een uiteindelijk oordeel door dit kabinet moest worden gegeven en dat fase twee, de nadere kabinetsreactie, al snel in werking moest treden.

Ik zei al dat we hier inhoudelijk later op zullen terugkomen, maar soms moet je wel accepteren dat sommige zaken gewoon echt ingewikkeld zijn. Ik vind eerlijk gezegd de uitlatingen van de minister-president over de meningsvorming nu en toen niet raadselachtig, bezien vanuit het verschil tussen een ex nuncbeoordeling en een ex tuncbeoordeling, zoals we die in ons recht kennen: "ex nunc", vanuit het heden, de huidige omstandigheden beoordelen van wat er is beslist in het verleden en "ex tunc", vanuit het verleden, de toenmalige omstandigheden beoordelen van er is beslist in het verleden. We zullen hier inhoudelijk op terugkomen.

Ik ben mijn bijdrage begonnen met het spreken over goede wensen vanavond. Mag ik ook met een goede wens afsluiten, namelijk de wens dat er in ieder geval voorlopig geen vredesmissies meer in en rond het Torentje nodig zullen zijn? En die verkiezingen, mijnheer Wilders, gaan er komen en wel op 3 maart al.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Mijn fractie vindt het een beschamende vertoning dat we 24 uur gegijzeld zijn geweest door de vraag wie namens wie heeft gesproken. En dan is er nog niet eens een heldere verklaring van het kabinet gekomen vandaag, naar aanleiding van het rapport-Davids! Er is alleen veel mist ontstaan over de vraag wat er wel en wat er niet namens het kabinet is gezegd. Mijn fractie ziet een kabinet dat de afgelopen 24 uur en gedurende dit debat krampachtig heeft geprobeerd om van een soloactie van de minister-president een kabinetsactie te maken. Voor ons is in ieder geval duidelijk dat uit angst voor verkiezingen de boel aan elkaar is gelijmd. De vraag is echter hoe lang die lijm gaat houden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Aan het eind van de vanavond veelbesproken en geanalyseerde kabinetsverklaring van dinsdagmiddag gaf de minister-president aan dat verantwoordelijkheid nemen ook betekent verantwoordelijkheid afleggen. Zo is het. Ik constateer dat met dit debat daarmee een begin is gemaakt. Zowel de brief van het kabinet als de eerste termijn van de minister-president en de beide vicepremiers heeft bij mij de onduidelijkheid weggenomen over de omgang met het rapport van de commissie-Davids, die om verschillende redenen is ontstaan. Ik ga ervan uit dat het kabinet zich na dit debat zal richten op een zorgvuldige en uitgebreide reactie op het rapport van de commissie-Davids, daarmee ook voortbordurend op de eerste reactie die we vanavond al met elkaar hebben kunnen bespreken. Daar heeft de commissie recht op, maar daar vraagt ook dit gevoelige onderwerp om.

Ook mijn fractie zal zich de komende weken verder verdiepen in het rapport van de commissie, te beginnen met het gesprek met de commissie volgende week. Ik hoop dat dit in februari zal leiden tot een goed inhoudelijk debat over alle aspecten die aan dit onderwerp vastzitten.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Goed dat met de brief en dit debat de onrust en de onduidelijkheid die gisteren waren ontstaan, zijn weggenomen. De discussie over de inval in Irak heeft de gemoederen de afgelopen jaren enorm bezig gehouden. Met het rapport van de commissie-Davids, dit debat en de uitgebreide kabinetsreactie die we nog verwachten, hopen we de discussie af te ronden. Daar zijn we vandaag mee begonnen, maar na de uitgebreide kabinetsreactie doen we dat echt. De minister van Financiën zei in zijn eerste termijn dat het kabinet met standpunten komt met het doel om zaken achter ons te laten. Dat ondersteunt mijn fractie van harte.

Het gaat ons er niet om om met de kennis van nu de beslissing van toen over te doen, maar om in deze coalitie lessen te trekken voor toekomstige afwegingen. Die weg willen we nu op. Verder wachten we de uitgebreide reactie van het kabinet af. Die verdient straks een uitgebreid debat in dit huis.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik dank het kabinet voor de beantwoording.

Ik heb goed geluisterd naar de minister-president. Hij heeft de voor ons belangrijke conclusie getrokken dat de commissie-Davids stevige conclusies trekt die het kabinet ter harte zal nemen, met daarbij de vaststelling dat er een gedegen rapport ligt – een waardevol rapport, was zijn kwalificatie – en dat dit leidend zal zijn voor de kabinetsreactie, die we hier nog zullen bespreken. Ik ben blij met deze insteek, omdat het een ander beeld geeft van het rapport dan gisteren, inmiddels eergisteren, mijn beeld was na de persconferentie. Ik begrijp dat de minister-president recht heeft willen doen aan het toenmalige kabinet. Ik ben blij dat vanavond, en ook in de brief, ook recht is gedaan aan het huidige kabinet.

Er is een stap gezet op het punt van het volkenrechtelijk mandaat. Er is vanavond gezegd dat er in de verklaring van gisteren geen standpunt stond. Als er in de verklaring van gisteren geen standpunt stond, hebben we in ieder geval vandaag een nieuw standpunt.

Met de brief is een nieuwe start gegeven voor de discussie die we gaan krijgen over de kabinetsreactie. Daar gaat het uiteindelijk om. Daar ging het mij gisteren om en daar gaat het mij vandaag om, dat we op een eerlijke en faire manier naar het rapport kijken en dat we dat hier kritisch met elkaar zullen beoordelen. Ik verwacht dat dit gaat gebeuren.

Mevrouw Kant (SP):

Ik zei al, er zijn twee werkelijkheden, en die zijn er nu dus nog. Als dit een nieuw standpunt is, waar maakte mevrouw Hamer zich gisteren dan druk over? Waar hebben we dan 24 uur lang heisa voor gehad? Voor de kat zijn viool? Ik begrijp er echt niets meer van. Ik hoor een collega van mevrouw Hamer, de heer Van Dam, bevestigend antwoorden op de vraag of dit een draai van 180 graden is van de minister-president: ja, dat is het. Is mevrouw Hamer het daarmee eens?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De minister-president heeft ...

Mevrouw Kant (SP):

Nee, bent u het daarmee eens?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik geef mijn eigen antwoorden, mevrouw Kant. De minister-president heeft vanavond iets heel belangrijks gezegd. Hem is door mevrouw Halsema de vraag gesteld of hij het met de kennis van nu anders zou doen. Daarop heeft hij ja gezegd. Dat is de kern. Zou u het met de kennis van nu anders doen? Zou u het vandaag, met de kennis van nu, anders doen?

Mevrouw Kant (SP):

Volgens mij is dat genuanceerd tot "kunnen doen", maar dat debat komt nog. Volgens mij heeft de minister-president het daarna vreselijk genuanceerd. Er is een verschil in werkelijkheid. Mevrouw Hamer leeft in een andere wereld dan de minister-president, geloof ik. Haar collega heeft bevestigd dat de PvdA dit als een draai van 180 graden van de minister-president ziet. Ik heb nog heel veel andere Twitterberichten hoor, waarin hosanna wordt geroepen over hoe geweldig het wel niet is wat er allemaal is binnengehaald. Mevrouw Hamer kan hier toch niet zeggen dat er een nieuw standpunt is, terwijl de minister-president dat gewoon glashard ontkent? Dan leeft zij toch in een andere werkelijkheid?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De minister-president heeft gezegd dat hij gisteren geen standpunt heeft verwoord, maar heeft uitgelegd hoe het toenmalige kabinet heeft gehandeld. Zo heb ik zijn woorden geïnterpreteerd. Hij heeft een verschil willen maken tussen het toenmalige kabinet en het huidige kabinet.

De voorzitter:

Mag het wat rustiger in de zaal?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het is verwarrend; dat heb ik gisteren ook gezegd. In zekere zin zien we vanavond terug dat het verwarrend blijft. Het gaat er nu echter om dat we weten op welke gronden de kabinetsreactie van de commissie-Davids straks zal worden beoordeeld. Daarvan is gezegd dat ze leidend zullen zijn. Vervolgens gaat het natuurlijk ook om de lessen die eruit worden geleerd en om hoe het in de toekomst zal gaan. In de toekomst zal het dus anders gaan dan in het verleden. Dat resultaat telt uiteindelijk.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter, ik ga alleen nog afronden.

De voorzitter:

Mevrouw Kant krijgt van mij niet het woord als iedereen omgedraaid zit te praten. Dan ga ik niet verder en wacht ik net zo lang tot iedereen luistert. Dit debat is niet voor mij alleen.

Mevrouw Kant (SP):

Het is niet geloofwaardig dat mevrouw Hamer gisteren na de persconferentie en de verklaring van de minister-president compleet uit haar dak ging en er een hoop heisa was, dat de minister-president hier vandaag zegt dat hij er niets van terugneemt en dat mevrouw Hamer hier nu een soort overwinning staat te vieren. Dat is niet met elkaar te rijmen. Dat is niet geloofwaardig. Mijn vraag was: ondersteunt mevrouw Hamer de woorden van haar collega Van Dam dat hier sprake is van een draai van 180 graden, of neemt zij er afstand van?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mijn collega Van Dam heeft die woorden niet gebruikt, maar de presentator bij Pauw & Witteman.

Mevrouw Kant (SP):

Op zo'n vraag kun je ja of nee antwoorden. Het antwoord was ja.

De voorzitter:

Mevrouw Hamer heeft nu het woord, mevrouw Kant.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mevrouw Kant vraagt mij naar de mening van mijn collega. Vervolgens komt zij met een citaat van iemand anders aan. Doen we het hier nu fair of doen we dat niet?

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter, u zegt "tot slot", maar als mijn vraag tot drie keer toe wordt verdraaid, is de PvdA hier weer aan het draaien. Dat zijn we wel gewend, maar ik wil dat mevrouw Hamer gewoon eerlijk antwoordt. Er is de heer Van Dam gevraagd of het een draai van 180 graden is van de minister-president, en het antwoord was ja. Ik ga mevrouw Hamer dezelfde vraag stellen: zou ook haar antwoord ja zijn geweest of valt zij haar collega nu af?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De presentator heeft dat gesteld. Ik heb het antwoord van mijn collega niet kunnen zien, want ik zat hier in het debat. Als ik dus iets verkeerd zeg, doe ik dat in commissie. Ik heb van de heer Van Dam begrepen dat hij een ander antwoord heeft gegeven dan mevrouw Kant nu suggereert.

Mevrouw Kant beschuldigde mij er zojuist van dat ik hier een triomf sta te vieren. Er is vandaag geen triomf te vieren, voor niemand. We voeren een debat over een oorlog die omstreden was en die zeven jaar geleden is gevoerd. Wat ik gisteren heb gedaan, noemt mevrouw Kant "uit haar dak gaan". Nu, als ik uit mijn dak ga, kan zij nog iets meemaken. Ik ging gisteren niet uit mijn dak. Ik was ongerust, verontrust, en ik vond dat er recht gedaan moest worden aan de commissie-Davids. Dat is de kern waar het om gaat. Dat heb ik gedaan, gewoon in het openbaar. Dat hoort in de politiek. Daar hoor je de dingen gewoon te zeggen en bij hun naam te noemen. Daar hebben wij, als je dat zo wilt noemen, een politiek robbertje over gevochten. Vandaag ligt er een brief die op het punt van het volkenrechtelijk mandaat een stap heeft gezet en die mij en mijn fractie tegemoetgekomen is op het punt dat de commissie-Davids leidend is. Dat is wat er staat. Dat is geen overwinning; dat is het recht doen aan de commissie-Davids. Als er één overwinnaar is in de afgelopen dagen, is dat de voorzitter van die commissie. Hij is vorig jaar weggehoond. Het zou een doofpotcommissie worden en nu vinden wij die commissie allemaal belangrijk. Als mevrouw Kant een winnaar wil benoemen, dan noem ik de commissie-Davids.

De heer Pechtold (D66):

Misschien moeten wij de heer Van Dam even laten rusten en onze blik richten op de heer Samsom: "Dag gewerkt om premier om te krijgen". Is dat een zwaar beroep?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik geloof het wel.

De heer Pechtold (D66):

U hoeft niet te reageren, want het is laat, maar ik zou eens opletten wat ze onder uw vleugels allemaal aan het doen zijn.

U zei in uw eerste termijn dat de reactie naar de heer Davids niet chic was. Het was een reactie, hebben wij vernomen, geen standpunt. U hebt gezegd – en nu gebruik ik mijn eigen woorden – dat het een andere start moet krijgen. Vandaag laat de commissie-Davids officieel weten dat ze het kabinetsstandpunt als voortschrijdend inzicht ziet. Ik denk dat dit vanuit de commissie-Davids een heel nette reactie is. Wat vindt u dat het kabinet na al deze uren zou moeten doen richting de commissie-Davids om een gebaar terug te maken voor de afgelopen dagen?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik denk dat het kabinet vandaag met deze brief heeft gedaan wat het moest doen. Daarin staat dat de conclusies van de commissie-Davids leidend zijn. Dat lijkt me de belangrijkste rechtzetting die gedaan kon worden richting de commissie-Davids. Ik denk dat het kabinet de commissie de komende weken vooral recht kan doen door een heel goede kabinetsreactie te maken waarin reflectie is op het verleden.

De heer Pechtold (D66):

Kan dat niet veel beter door mijn motie aan te nemen, waarin gezegd wordt dat de verklaring van gisteren eigenlijk beter opzij gelegd kan worden om met de brief van vandaag door te gaan?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat kunt u denken, maar ik vind uw motie eigenlijk overbodig. Ik heb al gezegd dat de verklaring van gisteren voor ons blijft wat zij was. Wij gaan beginnen met de brief van vandaag. Wij beginnen met de conclusie die de minister-president vanavond in het kabinet heeft getrokken dat het een rapport is met stevige conclusies die hij zeer ter harte zal nemen. Dat is het startpunt. Eerlijk gezegd heb ik de motie daar niet voor nodig.

De voorzitter:

Voordat ik de heer Pechtold het woord geef eerst even iets anders. Zou de heer Wilders misschien even kunnen luisteren en kunnen stoppen met praten? Ik hoor aan een stuk door een constante stroom van woorden van zijn zijde. Dat begint me nu echt te ergeren. Ik heb het drie keer gevraagd en vraag het nu voor de laatste keer.

De heer Pechtold (D66):

Met de conclusie van mevrouw Hamer dat mijn motie overbodig is, zegt zij niet dat de tekst die daarin staat niet waar is. Dat vind ik een belangrijke constatering. Daarmee is de premier die zei "ik neem niets terug" inderdaad zijn laatste beetje gezag verloren.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De leden van de Kamer hebben in tweede termijn nog een reflectie gegeven op het debat dat wij vanavond en vannacht hebben gevoerd. Gelet op mijn uitgebreide beantwoording in eerste termijn hoef ik daar nu niet nader op in te gaan.

Resteert de motie van de heer Pechtold. Deze motie staat eigenlijk haaks op het betoog dat ik vandaag eerder heb gehouden. Daarom ontraad ik de motie.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw Hamer, ze staat haaks op het betoog. U zegt net: ze is overbodig. Wij willen het niet allemaal overdoen. Dit is nu het probleem van het kabinet: ze is overbodig omdat ze al is uitgevoerd, ze staat haaks op mijn betoog van vandaag.

Minister Balkenende:

Ik heb gewoon aangegeven: wat ik heb gezegd over de verklaring, dat staat natuurlijk. Ik heb dat gedaan namens het kabinet. Ik heb aangegeven hoe ik tegen een en ander aankijk. Als de heer Pechtold een motie indient waarin wordt gezegd dat de verklaring moet worden ingetrokken, dan staat die haaks op mijn betoog. Dan is er ook alle reden om te zeggen dat ik de motie ontraad.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het is natuurlijk vervelend en laat en ik wil ook wel eens naar bed, maar het begint wel echt idioot te worden. "Ik neem niks terug." De PvdA denkt nog steeds dat zij een overwinning heeft behaald. Dat begint toch wel heel gek te worden. Is de brief een nieuw startpunt en bestaat de verklaring van gisteren niet meer? Dat is namelijk de opvatting van de PvdA.

Minister Balkenende:

Ik heb niets toe te voegen aan datgene wat ik hierover heb gezegd. Ik spreek namens het kabinet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Er stond een duidelijk vraagteken achter mijn vraag en ik had de vraag nog niet gesteld, dus ik wil gewoon een antwoord en niet "ik heb er niets aan toe te voegen".

Minister Balkenende:

Ik ben ingegaan op datgene wat ik in eerste termijn naar voren heb gebracht. Ik ben ingegaan op de inhoud van de motie. Aan al hetgeen ik de afgelopen uren naar voren heb gebracht rondom de standpuntbepaling van het kabinet, heb ik niets toe te voegen. Wat op een gegeven moment fracties hierover zeggen, is de verantwoordelijkheid van het parlement. Ik word hier aangesproken vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het kabinet.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dan zou ik van mevrouw Hamer willen weten hoe zij het vindt dat de motie van de heer Pechtold, die zij eigenlijk beschouwt als een ondersteuning van de koers van het kabinet, door het kabinet wordt beschouwd als haaks op zijn koers.

De voorzitter:

Mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik heb de motie van de heer Pechtold zo verstaan – zo heeft hij die ook toegelicht – dat de brief van vandaag het startpunt is voor de discussie. Voor de PvdA-fractie – daar ga ik over – is het ook. Vanuit dat oogpunt heb ik gezegd dat voor mijn fractie deze motie overbodig is.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De vraag aan u is: hoe beoordeelt u dan het kabinet, dat zegt dat deze motie haaks staat op zijn opvattingen? Dan kunnen wij toch niet anders dan concluderen dat het kabinet het op de meest wezenlijke onderdelen nog altijd met u oneens is en dat u geen steun hebt in het kabinet?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Mevrouw Halsema, u zei net iets wat mij eigenlijk dwarszit. U zei: de PvdA claimt de overwinnaar van het debat te zijn. Ik heb net gezegd dat het hier niet gaat om overwinnaars. Het gaat hier om het recht doen aan het rapport van de commissie-Davids. Als iemand overwinnaar zou moeten zijn, zou dat die commissie zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Laat ik even meegaan in uw redenering. U zei: de commissie-Davids is niet chic behandeld door het kabinet, de commissie-Davids is geen recht gedaan. De premier zegt: ik neem niks terug. Hij volhardt dus gewoon in het niet chic behandelen van de commissie-Davids. U kunt niet anders dan aan het einde van dit debat opnieuw een oordeel vellen over het gedrag van het kabinet.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Hamer voor de laatste keer en dan mevrouw Kant.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Het kabinet heeft vandaag een brief geschreven, die wij zien als start voor de discussie. Daarin staat dat de conclusies van de commissie leidend zullen zijn. De minister-president heeft hier vanavond gezegd dat hij de conclusies van het rapport stevig vindt en dat hij ze als uitgangspunt zal nemen. Daar zal ik hem aan houden.

Mevrouw Kant (SP):

Blijft u nog maar even staan, mevrouw Hamer.

De voorzitter:

Nou, mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Hoezo?

De voorzitter:

Hoezo? Ik ben geen hond!

Mevrouw Kant (SP):

Ik vraag mevrouw Hamer om alstublieft even te blijven staan.

De voorzitter:

Daar gaat zij over en niet u, dus u gaat nu een vraag stellen. En het is de termijn van de minister-president.

Minister Balkenende:

Ja, wat doe ik hier eigenlijk?

De voorzitter:

Ja, de minister-president staat er ook nog steeds.

Minister Balkenende:

En het is al kwart voor drie.

Mevrouw Kant (SP):

Een aantal uren geleden had ik niet gedacht dat u er nog zou staan.

De voorzitter:

Ik wel.

Mevrouw Kant (SP):

Ik heb een vraag over het licht wat er nog zit. Mevrouw Hamer, wij hebben 24 uur moeten wachten omdat u samen van alles met elkaar te bespreken had. Nu bent u het oneens en dan mag dat hier ineens niet meer besproken worden. Nu is het ineens niet meer interessant dat u een andere mening hebt dan de minister-president. De minister-president zegt: dit is geen nieuwe start, ik volhard in wat ik gisteren allemaal gezegd heb, er is geen nieuw standpunt. U hebt daarnet letterlijk gezegd: ik zie een verschil tussen wat er gisteren gezegd is en wat nu in de brief staat over het volkenrechtelijk mandaat. De minister-president ziet dat verschil niet. Wat is uw oordeel daarover?

De voorzitter:

Ik moet eerlijk zeggen dat ik geen nieuwe vraag hoor, maar als mevrouw Hamer kans ziet om nog iets nieuws op te merken, dan moet zij dat zeker doen.

Mevrouw Kant (SP):

Het zou nieuw zijn als zij antwoord zou geven.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ik zal het proberen. Door de leden van het kabinet, die allemaal met één mond praten, is gezegd dat er gisteren geen standpunt lag. Ik heb het gisteren wel als een standpunt opgevat en ik vond het niet het goede standpunt. Ik maak een verontschuldiging in de richting van de heer Van der Staaij. Ik dacht dat er gisteren werd gezegd: de commissie-Davids heeft een mening. De letterlijke tekst is: heeft een oordeel. Dat is in mijn ogen hetzelfde. Ik had daar bezwaar tegen. Vandaag ligt er een brief waarin een heel helder standpunt wordt ingenomen over het volkenrechtelijk mandaat. Daar zal ik dit kabinet aan houden. In de brief van vandaag staat ook dat de commissie-Davids leidend is bij de kabinetsreactie. Ook daar zal ik het kabinet aan houden. Meer heb ik er niet aan toe te voegen.

Mevrouw Kant (SP):

Het moet er nog bijkomen dat de commissie-Davids niet leidend zou zijn. Wij hebben na zes jaar een onafhankelijke commissie en dan zouden de conclusies niet leidend zijn? Dat lijkt mij een open deur van hier tot Tokyo of Irak. Dat is niet nieuw. U zegt dat u een verschil in opvatting ziet tussen wat de minister-president gisteren heeft gezegd en wat er nu ligt als het gaat om het volkenrechtelijk mandaat. Ziet de minister-president dat verschil ook?

Minister Balkenende:

Ik bemoei mij even niet met de interne discussies in de Kamer. Ik heb een verklaring afgelegd namens het kabinet. In die verklaring zaten waarderende opmerkingen voor de commissie. Ik heb er een aantal kanttekeningen bij geplaatst en wij hebben een brief gestuurd op basis van het verzoek van de Kamer. Er kan hier niet worden gezegd dat de verklaring moet worden ingetrokken. Dat kan niet: het een komt na het ander. Ik praat namens het kabinet. Ik heb gezegd dat wij de motie ontraden.

Mevrouw Kant (SP):

Ik vind het ook heel laat, maar dit was mijn vraag niet. De minister-president was even afwezig toen wij hier in debat waren. Dat is een beetje jammer, omdat mevrouw Hamer bevestigde ...

De voorzitter:

Als u een korte vraag stelt, krijgt u een kort antwoord en dan gaan wij de vergadering sluiten.

Mevrouw Kant (SP):

... omdat mevrouw Hamer opnieuw bevestigde dat zij van de minister-president vandaag een ander standpunt heeft gehoord als het gaat om het mandaat. De minister-president denkt daar dus anders over.

Minister Balkenende:

Mevrouw Hamer gaat over haar woorden en ik geef een oordeel over een motie. Wij moeten de zaken niet ingewikkelder maken dan ze zijn.

Daarmee ben ik gekomen aan het eind van mijn betoog. Mag ik u allen namens het kabinet een goede nacht toewensen?

De voorzitter:

Dat doen wij ook aan u.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de bewindslieden. Dinsdag zullen wij over de motie stemmen.

Sluiting 2.52 uur

Naar boven