Aan de orde is het debat over de Staat van de Europese Unie.

De voorzitter:

Ik heet de minister-president en de staatssecretaris voor Europese Zaken welkom. Ik heet in het bijzonder de Nederlandse leden van het Europees Parlement van harte welkom. Ik heb inmiddels hun zitplaatsen aangewezen en ik zie dat zij daar ook al zitting hebben genomen, zij het niet allemaal. Ik mis nog een enkele fractie.

De Kamer heeft vorige week reeds een besluit genomen over de sprekerslijst en de spreektijdverdeling en daarbij vastgesteld dat de Nederlandse leden van het Europees Parlement in eerste termijn vier minuten spreektijd krijgen. De sprekersvolgorde is bepaald aan de hand van de grootte van de fracties.

Ten slotte kan ik u meedelen dat artikel 57 van het Reglement van Orde van toepassing is, hetgeen betekent dat ik ook interrupties van EP-leden kan toelaten. Deze interrupties dienen echter, evenals de inbreng, het karakter van het geven van inlichtingen te hebben. Ik neem aan dat u allen begrijpt wat ik bedoel en dat u anders komt vragen wat ik bedoel.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Vandaag, 1 december 2009, treedt het Verdrag van Lissabon in werking. Als mijn stem wat aangedaan klinkt, komt dat deels door deze gebeurtenis, maar toch vooral door een virale aanval.

Op deze belangrijke dag bespreken wij de Staat van de Europese Unie. De Unie staat in de startblokken voor een nieuwe periode. Een nieuw verdrag, een gekozen voorzitter van de Raad, een nieuwe Hoge Vertegenwoordiger en een nieuw voorgedragen Europese Commissie. Nieuw gekozen leden van het Europees Parlement zijn vandaag bij ons aanwezig om met ons een bijdrage te leveren aan dit debat. De CDA-fractie verwelkomt de aanwezige leden en ziet uit naar hun bijdrage.

Wij zijn een pro-Europese partij. Wij vinden dat Nederland zich actief en constructief moet opstellen, nu wij beginnen aan een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de Europese Unie. Dr. E.P. Wellenstein en ook Van Middelaar vergeleken onlangs de Europese Unie met een konvooi van 27 schepen dat zijn weg zoekt op de geopolitieke baren. Wat een mooie vergelijking, zeker voor een zeevarende natie als Nederland goed invoelbaar. Maar het konvooi moet wel voorwaarts gaan en niet handelen conform deze haiku van de pasgekozen voorzitter van de Europese Raad:

  • "De golven stormen

  • Landwaarts, witschuimend en kwaad.

  • Roerloos tob ik voort".

De CDA-fractie deelt de konvooimetafoor van Wellenstein. Wij zien de Europese Unie als samenwerkingsverband van soevereine lidstaten, waarvan de burgers tevens burgers van de Unie zijn. Deze definitie van de Europese Unie is vorig jaar via een CDA-motie door deze Kamer aangenomen. Waarom voert de regering deze motie onvoldoende uit en hanteert zij deze definitie niet? Graag een reactie van de regering.

De Staat van de Unie is voor ons een debat op hoofdlijnen. Waar willen wij staan in 2020? De CDA-fractie roept de regering op om volgend jaar, in 2010, een visie op de Europese Unie in 2020 te presenteren aan de Kamer. Collega Pechtold vroeg daar vorig jaar ook al om. Europa moet, zoals Dominique Moïsi tijdens een paleislezing in paleis Noordeinde zei, met grotere bescheidenheid ambitieuzer zijn. Met grotere bescheidenheid, omdat wij niet alles via Europa moeten regelen. Ambitieuzer op die terreinen waar wij gezamenlijk uitdagingen zien.

In deze Staat van de Unie richt ik mij nu eens niet op wat Europa niet moet doen, maar op wat Europa, en daarmee ook Nederland als belangrijke lidstaat van de unie, wel moet doen. Europa kan een oplossing bieden voor allerlei uitdagingen waarvoor wij worden gesteld: veiligheid, buitenlands beleid, klimaat, economie, migratie, energie en innovatie.

Het Verdrag van Lissabon is vandaag in werking getreden. De subsidiariteitstoets door middel van gele- en oranjekaartprocedures heeft nu formele rechtskracht. Wij vragen aan de regering wanneer en op welke wijze het Europees Parlement zal worden herschikt met achttien extra leden.

Wij horen geluiden dat wordt onderzocht of in Europa kan worden gekomen tot één stemmingsdag, en wel op zondag. De CDA-fractie is voorstander van één stemmingsdag, maar niet op zondag.

Over de EDEO hebben wij al gesproken in het kader van de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken en tijdens het algemeen overleg over de uitbreiding. Op een nader te bepalen moment zullen wij hierbij uitvoeriger stilstaan, wanneer de regering met een visie op de EDEO is gekomen.

De CDA-fractie acht het van belang dat wordt ingezet op samenhang en een gelijk speelveld. Wij willen dan ook dat bij de implementatie van Europese Richtlijnen in het bijzonder wordt gekeken naar onze buurlanden België en Duitsland, in het bijzonder wat betreft de gevolgen. Ik denk bijvoorbeeld aan de implementatie van de ammoniakrichtlijn. Die is in Duitsland op een heel andere manier geregeld dan in Nederland. Het lijkt ons van belang om eventuele nadelige gevolgen voor grensregio's te voorkomen en om ervoor te waken dat geen nationale top aan de implementatie van de Europese Richtlijn wordt toegevoegd.

Er heerst een mondiale voedselcrisis. De wereldvoedselproductie is van essentieel belang. Behoud van de Europese plattelandseconomie zorgt voor de zekerheid dat voldoende voedsel blijft worden geproduceerd volgens Europese normen voor duurzaamheid en dierenwelzijn. De agrarische economie is tevens noodzakelijk voor het behoud van de diversiteit van het landschap en de sociale infrastructuur op het Europees platteland. De CDA-fractie is van mening dat een Europees landbouwbeleid ook na 2013 noodzakelijk is. In dat beleid moet worden ingezet op kernelementen zoals gelijk speelveld, duurzaamheid en innovatie. Graag verneem ik hierop een reactie van de regering.

Naast innovatie binnen Europees verband op landbouwgebied, moet Nederland ook op wereldschaal kunnen concurreren. Deze mogelijkheid moet worden uitgebouwd. De CDA-fractie heeft eerder het idee geopperd om na de Lissabonstrategie een Eindhovenstrategie te organiseren. Wij vragen de staatssecretaris hoe het staat met de te organiseren Eindhoventop. Kan deze bijvoorbeeld als platform dienen om van de innovatieagenda van Nederland, in samenhang met België en Duitsland, een voorbeeld te maken voor de nieuwe innovatieagenda van de Europese Unie?

De Europese Unie heeft een gezamenlijk energiebeleid nodig. Klimaatdoelstellingen zijn alleen haalbaar met duurzame energie. In Kopenhagen moet daarin een wezenlijke stap worden gezet. Kernenergie is onmisbaar als transitie naar een duurzame energievoorziening. Bovendien is het noodzakelijk om niet onderling te worden uitgespeeld door onze energieleveranciers. Wij moeten niet naïef zijn ten opzichte van Gazprom, Rusland en het Midden-Oosten. Er dient een Europees antwoord daarop te zijn; een echt Europees energiebeleid. Daarbij moeten wij nadenken over een andere rol voor mededingingsmaatregelen ten aanzien van energie. Wordt het niet tijd voor Eurogas, met onze gasrotonde als draaischijf? Ik hoor graag een reactie hierop van de regering.

Wij hebben allen meer identiteiten. Ik ben Nederlander, Achterhoeker, Bronkhorster, Gelderlander, maar ik voel me ook Europeaan. Identiteit bepaal je natuurlijk zelf, maar is ook een collectieve keuze. Identiteit draait om de vraag wie wij zijn. Het nationale parlement draagt ook bij aan het gevoel van nationale identiteit. Nu het Nederlandse parlement vandaag, 1 december 2009, dankzij het Verdrag van Lissabon een rol heeft gekregen in de besluitvormingsprocessen van de Europese Unie, dient het Nederlandse parlement deze functie en onze Europese identiteit ook uit te dragen. Denk aan de schepen in het konvooi van Wellenstein, alle met een nationale en een Europese vlag in top. De CDA-fractie stelt voor om naast de Nederlandse vlag de Europese vlag te laten wapperen op het dak van het gebouw van de Tweede Kamer. In mijn tweede termijn zal ik op dit punt een motie indienen.

Verder valt op dat waar je ook bent in de Europese Unie, de Europese vlag naast de nationale en vaak ook naast de provinciale of gemeentelijke vlag hangt. In Nederland gebeurt dit mondjesmaat. Is de regering bereid om het uitsteken van de vlag van de Europese Unie van rijksgebouwen te bevorderen? Wij overwegen om ook op dit punt een motie in te dienen.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Voorzitter. Het is goed om even terug te zijn. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik u niet mis. Maar ik ben u zeker niet vergeten.

De Europese Unie bevindt zich op een kruispunt van wegen. Door ratificatie van het Verdrag van Lissabon is het tijdperk van het Europa van de instituties vooralsnog afgerond. De Europese Unie van de toekomst moet het Europa van de burgers worden. Daarin zie ik voor mijn partij een belangrijke taak weggelegd. Hoe gaan wij met concreet beleid het vertrouwen winnen van de burgers? Diezelfde burgers hebben op 4 juni een duidelijk signaal afgegeven. In 2009 is de opwaartse trend die in 2004 was ingezet, helaas weer teruggevallen. Slechts 36,9% van de kiezers is toen gaan stemmen. In 2014 zal die opwaartse trend weer moeten worden ingezet. Dat is een doelstelling waarvoor ik mij de komende jaren zal inzetten. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik mij soms weleens afvraag waardoor de kiezer in 2014 weer meer naar de Europese verkiezingen zal gaan.

Waarom is de Europese samenwerking van belang? Voor de ruim 100 miljoen Europeanen die onder het communisme hebben geleefd, staat de Europese Unie voor vrijheid en vrede. Dat werd op 9 november in Berlijn weer duidelijk bij de viering van de val van het IJzeren Gordijn twintig jaar geleden. Voor veel collega's in het Europees parlement waren dit emotionele dagen. Vrijheid en democratie zijn niet vanzelfsprekend; dat hebben zij aan den lijve ondervonden. Europese integratie heeft de deuren geopend voor sociale en economische ontwikkelingen.

Ik heb een enkele vraag over het Stabiliteits- en Groeipact. De overheidstekorten en staatsschulden van de Europese landen zijn door de crisis sterk gestegen. Zo veel zelfs, dat veel lidstaten niet meer voldoen aan de convergentiecriteria. Wij zijn dus buiten de grenzen van het Stabiliteits- en Groeipact getreden. Wat is de stand van zaken op dit moment, zeker ook gezien de recente staatssteun aan de Nederlandse banken? Heeft het kabinet de zogenaamde exitstrategie op orde? Nieuwe tegenvallers in de economie kan niemand exact voorspellen, maar met de huidige stand van zaken moeten wij wel weten hoe we de komende jaren gaan voldoen aan de criteria van het Stabiliteits- en Groeipact.

Dan kom ik toe aan het toezicht op de financiële markten. Herstel van de economische stabiliteit in Europa moet gepaard gaan met het herstellen van het vertrouwen in de financiële wereld in het algemeen. Het toezicht is tekortgeschoten. De snelheid van de ontwikkeling van de financiële diensten en de technologie voor het verhandelen ervan, is het toezicht ver vooruit gebleven. In Brussel en in de nationale parlementen wordt nu gewerkt aan de voorstellen om Europees toezicht meer ruimte te geven om in te grijpen als de stabiliteit van het financiële systeem in gevaar dreigt te komen. Het is erg goed dat het kabinet ook in de staat van de Unie daaraan uitgebreid aandacht besteed. Graag hoor ik wat de stand van zaken is in de Europese Raad op dit punt, omdat er toch verschillende geruchten zijn over de verdunning, als ik het zo mag uitdrukken, van het mogelijke toezicht.

Mijn volgende punt is de concurrentiepositie van de Europese Unie. De Europese Unie heeft de Lissabondoelstellingen niet gehaald. Dat is ook economisch gezien een ernstige zaak. Ons werelddeel is gebaat bij goed onderwijs, goede wetenschap en goede innovatie. In toenemende mate heeft de Europese Unie de concurrentie van China en India te vrezen, terwijl ook de andere BRICK-landen een stevig economisch groeipotentieel in huis hebben. Graag krijg ik een reactie van de minister en de staatssecretaris op dit punt, temeer daar binnen de Europese Unie Nederland is gezakt op de ranglijst van innovatieve landen. In 2006 en 2007 zaten wij zelfs onder het Europese gemiddelde, 1,75% van het bruto binnenlands product. De daling baart mij zorgen. Binnen de Europese Unie is Nederland immers een land dat bij uitstek afhankelijk is van dienstverlening, kennis en innovatie.

Mijn bijdrage over de vergrijzing zal ik in tweede termijn uitspreken, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wilde inderdaad al zeggen dat u in Hollandse tijd vier minuten had gesproken! Het is dus niet anders.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Maar de Hollandse tijd is toch dezelfde als de Europese tijd, neem ik aan?

De voorzitter:

Dat dacht ik ook, maar aan u dacht ik iets anders te merken ...

De heer Pechtold (D66):

Niet als het over lunches gaat!

De voorzitter:

Ik moet trouwens "Nederlandse tijd" zeggen.

Het woord is aan de heer Blom namens de PvdA.

De heer Blom (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Het is vandaag een bijzondere dag en niet alleen omdat we hier spreken over de Staat van de Unie. Het Verdrag van Lissabon treedt vandaag namelijk officieel in werking. Met het Verdrag van Lissabon en de nieuwe Europese Commissie kan de EU eindelijk weer eens met volle kracht vooruit. We verwachten van de nieuwe Europese Commissie ambitie en daadkracht, maar ook dat zij zich beperkt tot zaken die vragen om een Europese oplossing. Die zaken zijn belangrijk genoeg. Wat ons betreft, zijn de uitgangspunten als volgt.

Ten eerste een sociaal Europa, waar sociale verworvenheden en publieke dienstverlening niet ondergeschikt zijn aan marktregels en internationale concurrentie. Ten tweede een duurzaam Europa met een schone, veilige en zekere energievoorziening. Ten derde een Europa dat een leidende rol speelt bij de strijd tegen klimaatverandering. Ten vierde een Europa dat de gevolgen van de globalisering opvangt en een bijdrage levert aan internationale solidariteit. Ten slotte en ten vijfde, een Europa dat werkt aan vrede en veiligheid in de wereld, maar ook een Europa dat zich beperkt tot die taken waarmee het zich moet bezighouden. Vooropstaat dat wij nationaal regelen wat nationaal kan worden geregeld en dat Europese regels alleen nodig zijn als er iets Europees moet worden geregeld.

Veel van de grote problemen waarmee de EU-burgers te maken hebben, zijn grensoverschrijdend. Het klimaat, het milieu, de immigratie, de veiligheid en de financiële markt houden zich niet aan landsgrenzen. Voor een oplossing van deze internationale problemen zijn maatregelen van individuele landen gewoonweg niet genoeg. Internationale problemen vragen om internationale oplossingen. Als alle kranen in Europa openstaan, kun je wel alleen in Nederland gaan dweilen, maar dat lost het probleem natuurlijk niet op. Zo komen wij bij de kern van de EU: bescherming bieden en maatregelen nemen die de mogelijkheden van individuele landen overtreffen. Voor het vinden van oplossingen voor die grensoverschrijdende problemen zullen de EU-landen de krachten moeten bundelen; alleen zo kunnen er effectieve maatregelen worden genomen. Zoals Nederland niet de enige speler in Europa is, is Europa niet de enige wereldspeler. Er zijn andere landen die concurreren met de EU. Voor Nederland is China of India geen partij, maar voor de EU is dat een andere zaak.

Een halve eeuw EU betekent ook een halve eeuw vrede en veiligheid, welvaart, een interne markt zonder grenzen met een vrij verkeer van kapitaal, goederen, diensten en mensen, en een gemeenschappelijke munt. Het verhaal van de EU is, ondanks alle negatieve berichten, eigenlijk een succesverhaal. Dat blijkt ook wel uit het gegeven dat de EU van de zes lidstaten, gegroeid is naar 27. Nog meer landen zouden lid willen worden. Het lidmaatschap van de EU lijkt ongekend populair te worden. Maar, vraag ik de staatssecretaris, hoe gaan wij om met alle potentiële kandidaat-lidstaten? Stel dat Noorwegen een lidmaatschapsaanvraag doet? Gelukkig ook voor dit kabinet staat voorop dat wij vasthouden aan de formele eisen van de uitbreidingsstrategie, streng maar rechtvaardig, zoals vastgesteld door de Europese Raad in 2006. De PvdA-fractie heeft echter al bij eerdere debatten aangegeven dat ook de absorptiecapaciteit van de EU hierbij een rol zou moeten spelen. De kandidaat-lidstaten mogen dan wel klaar zijn voor de EU, maar is de EU ook klaar voor een nieuw lid? Van de PvdA-fractie mogen landen alleen lid van de EU worden als de EU daar klaar voor is en niet omdat het om een andere reden goed zou uitkomen. Wij zijn dan ook niet voor het versneld lid worden van landen zoals Kroatië en IJsland.

De heer Van Bommel (SP):

De PvdA heeft in het verleden nogal wat uitspraken gedaan over de grenzen van de Europese Unie. Ik vraag mij af of er in dat denken nog ontwikkeling is gekomen. Komen landen zoals Oekraïne en Georgië wat u betreft op termijn in aanmerking voor het kandidaat-lidmaatschap?

De heer Blom (PvdA):

Het standpunt van de PvdA is niet anders dan voorheen. Ik heb altijd gezegd dat in principe landen die binnen de geografische grenzen van Europa vallen, in de toekomst de mogelijkheid moeten hebben om toe te treden tot de EU, mits zij voldoen aan alle criteria. Er moet dus ook aan het criterium van de absorptiecapaciteit zijn voldaan. Het denken over dit vraagstuk is in mijn partij doorgegaan, maar de uitkomst is nog exact hetzelfde als een jaar geleden.

De heer Van Bommel (SP):

Betekent dit dat Oekraïne en Georgië van de PvdA dus ooit mogen toetreden tot de Europese Unie?

De heer Blom (PvdA):

Zoals u weet, vallen die landen binnen de geografische grenzen van Europa. Ik zou mij daarover op dit moment echter niet zo vreselijk druk maken, want ik ben bang dat wij het als parlementariërs in ieder geval niet meer gaan meemaken dat deze landen voldoen aan die criteria.

Voorzitter. Nederland en Europa delen de wens om effectieve klimaatafspraken te maken op mondiaal niveau, maar met alleen ambitie komen wij er niet. Niet alleen inwoners van de EU verwachten op dit terrein veel van de EU, maar ook de wereld kijkt naar de EU als voorbeeld. Daar ligt een schone taak voor de EU. Welke voorbeeldrol willen wij vervullen op het wereldtoneel?

In onze ogen biedt de economische crisis een uitgelezen kans om te investeren en innoveren in duurzame productie. Maak van Europa de groenste en duurzaamste economie, want op lange termijn zullen de investeringen in dit soort innovaties zich dubbel en dwars terugbetalen. Het EU-beleid mag veel meer nadruk leggen op duurzame innovatie, low carbon technologie en de ontwikkeling van nieuwe, duurzame productie- en consumptiemethoden. Rekening houdend met de toekomstige schaarste aan grondstoffen, in het bijzonder aardolie, zijn grote stappen nodig. Laten wij het klimaatbeleid in de economie betrekken en ervoor zorgen dat Europa de meest duurzame, competitieve en welvarende economie van de wereld zal zijn. Structurele uitdagingen, zoals vergrijzing, globalisering, klimaatverandering en onduurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, komen onverminderd op ons af. Wij vragen om een antwoord.

Laat de sociale agenda worden bepaald door de aandacht voor en het verwerken van de negatieve gevolgen van de kredietcrisis op de ontwikkeling van de werkloosheid door meer te investeren in menselijk kapitaal, in beter onderwijs, in scholing en betere vaardigheden en, mede met het oog op de vergrijzing, in het vergroten van de arbeidsparticipatie. Laat de financieel-economische agenda worden ingevuld door een toekomstbestendige oplossing voor de zwaktes die in het stelsel bloot zijn komen te liggen als gevolg van de crisis. Laat een nieuwe EU-begroting veel meer zijn gericht op de grote uitdagingen in deze tijd: innovatie, klimaat, energie, immigratie, terrorisme en veiligheid. Zij moet wat minder zijn gericht op traditionele posten als landbouw. Laten wij ook het rondpompen van subsidies maar weer eens ter discussie stellen. Laat de crisis voor de Europese Unie aanleiding zijn om de weg van vernieuwing en innovatie duurzaam en groen te laten zijn.

Europa staat ook voor veiligheid, niet alleen in Europa maar ook elders in de wereld. De EU heeft straks met de komst van de Hoge Vertegenwoordiger letterlijk de beschikking over één mond om mee te praten. Daarmee zijn wij er nog niet. Als Europa echt wil meepraten op het wereldtoneel, dan moet er ook een gemeenschappelijk geluid uit komen. Dat vraagt om een constructieve samenwerking op het gebied van buitenlands beleid. Als het de EU-landen lukt om over de eigen schaduw heen te stappen en de krachten te bundelen, dan is de weg vrij om een belangrijke speler op het wereldtoneel te worden. Wij zullen wel moeten. Als de EU te passief of onderling te verdeeld blijft, is het zo goed als zeker dat een andere grote speler op het wereldtoneel de hoofdrol gaat opeisen. Wat de PvdA-fractie betreft, is voor de EU geen bijrol weggelegd maar een hoofdrol.

De voorgestelde salarisverhogingen van EU-ambtenaren. Wanneer alle EU-landen bezig zijn met bezuinigingen en aan alle werknemers, dus ook aan nationale ambtenaren, loonoffers worden gevraagd, is het op zijn minst merkwaardig zo niet afkeurenswaardig als de EU de salarissen zou verhogen. Ook doet het de beeldvorming geen goed. Geld uitgeven van een ander is altijd gemakkelijk, is het beeld dat ik erbij krijg. Wij zullen niet in afzonderlijke EU-landen zuinigheid en zorgvuldigheid nastreven en tegelijkertijd een EU hebben waarvoor andere maatstaven zouden gelden. Welke mogelijkheid ziet de regering om hiertegen te ageren? Uit de media heb ik inmiddels begrepen dat onze regering in Brussel tegen dit voorstel zal pleiten.

De Europese Unie is een uniek samenwerkingsverband tussen onafhankelijke staten. Met het bundelen van hun krachten hebben deze onafhankelijke staten laten zien dat de som vele malen groter is dan wat de individuele landen los van elkaar zouden hebben bereikt. Laten wij dat vooral niet vergeten. Het was een roerig jaar, waarin wij het vooral hebben gehad over de spelers, maar laten wij het nu maar eens even over het spel hebben.

De heer Berman (EP/PvdA):

Voorzitter. Het is een eer en een plezier om ook eens hier te mogen staan.

Vanaf vandaag bezegelt het Verdrag van Lissabon de democratie in Europa. Medezeggenschap en democratische controle, dat zou je niet zeggen na het mistige benoemingscircus, waar Europese burgers niets over hadden te zeggen. Er valt nog heel wat te verbeteren. Alleen mevrouw Neelie Kroes heeft door haar eigen kwaliteiten en populariteit een tweede termijn als eurocommissaris veroverd. Haar collega's werden gewoon naar voren geschoven. Toch boeken onze kiezers enorme winst met dit nieuwe verdrag. Er is sprake van medezeggenschap over zo veel meer zaken: van landbouw tot internationale handel. Geen achterkamertjes meer.

Een andere grote stap vooruit is het gegeven dat dit verdrag de kans biedt op een daadkrachtig Europa naast de VS en opkomende landen als China, India en Brazilië. Als relatief kleine landen alleen bereiken wij weinig in de wereldeconomie. De illusie dat Nederland het alleen kan, is vervlogen. Wat wij verloren aan denkbeeldige eigen speelruimte winnen wij elke dag terug met Europa als wij vertrouwen in onszelf en als wij vertrouwen in de kracht van Europese samenwerking. Die is namelijk nodig in onze strijd voor het herstel van werkgelegenheid en tegen klimaatverandering.

Eindelijk wordt er ook werk gemaakt van Europees toezicht op de financiële markten. Wij van de PvdA hebben hier jarenlang voor gepleit. We zullen ervoor opkomen dat dit toezicht allereerst staat voor de belangen van consumenten en voor het midden- en kleinbedrijf, dat nu zware tijden doormaakt. Nu begint ook het gevecht voor een nieuwe, op de toekomst gerichte EU-begroting.

Ik ben het met de CDA-woordvoerder eens dat we boeren onverminderd hard nodig hebben. We kunnen echter niet langer vooral de oude Europese lobby's blijven bedienen. Publiek geld moet veel efficiënter worden uitgegeven. Dat betekent meer geld voor onderzoek, voor innovatie en voor het investeren in mensen. Elke baan telt, dus elke euro telt. Het is dan ook op zijn minst vreemd dat de Europese Investeringsbank dit crisisjaar zo ongelooflijk weinig van zich liet horen. De EIB moet veel creatiever optreden en moet helpen investeren in klimaatneutrale oplossingen. Daarin is nog zo veel vooruitgang te boeken, ook in arbeid. Dat moet gebeuren met leningen en niet met subsidies.

Met Catherine Ashton als Hoge Vertegenwoordiger voor buitenlands beleid krijgt Europa eindelijk een gezicht en een stem buiten de EU. Ze zit daar als sociaaldemocrate in een Europa waarin conservatieven en liberalen de lakens uitdelen, maar Cathy Ashton heeft een sleutelpost. Burgers hier en elders in de wereld vragen om een Europa dat nee zegt tegen discriminatie binnen en buiten de EU en dat de vrijheid van geloof respecteert. Een Europa dat even hard nee zegt tegen arrogant graaikapitalisme. Wij willen eerlijke handel, eerlijk voor boeren in arme landen en ook eerlijk voor onze ondernemers. Kansen voor iedereen? Graag, maar we willen als Europeanen geen valse concurrentie van goedkope producten van bijvoorbeeld kinderarbeid of dwangarbeid. Kinderen horen op school. Omgekeerd moeten onze bedrijven zich in de hele wereld aan sociale regels en milieuregels houden. Daarom is er volgens de PvdA een Europees meldpunt nodig, een meldpunt sociale rechten en milieu, waar mensen terechtkunnen met klachten als Europese bedrijven zich misdragen: naming and shaming, en faming, als het even kan. Een vraag aan het kabinet: u hebt uw interesse in het voorstel voor een meldpunt getoond, maar is er enige vooruitgang te zien? Daar ligt nog een schone taak voor u en voor ons.

Als we uitgaan van het principe dat de vervuiler betaalt, staat onze regering dan achter de wens van het Europees Parlement, vorige week uitgesproken, dat de EU-landen gezamenlijk in de toekomst 30 mld. per jaar moeten besteden aan klimaatmaatregelen in arme landen? Als we het nu niet doen, betalen komende generaties de prijs.

In de toekomst zullen wij nog vaker met onze nationale collega's overleggen dan we al deden. De nationale parlementen dragen nu, nog meer dan vroeger, een duidelijke Europese verantwoordelijkheid met de oranjekaartprocedure. Zij kunnen nieuwe Europese wetgeving blokkeren. Dat is een goed principe. Zo is ook de Tweede Kamer Europeser dan sommigen willen weten. Sommigen wapperen zelfs met Europese vlaggetjes. Dat is sympathiek. Het kan: trots op Europa in Nederland.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het is vandaag een historische dag, omdat het Verdrag van Lissabon in werking treedt. Het is echter geen blijde dag. Dit verdrag is er immers gekomen zonder steun van de Nederlandse bevolking. Een Kamermeerderheid heeft het niet aangedurfd, het kabinet sprak af een referendum te zullen blokkeren en daarmee stond de bevolking buitenspel. Dat gegeven zal altijd blijven kleven aan dit verdrag, los nog van het feit dat het in essentie natuurlijk eigenlijk gewoon de verworpen Europese Grondwet is, maar dan in een ander jasje. Zal het kabinet ooit de moed hebben om te erkennen dat het beter was geweest om steun te vragen aan de Nederlandse bevolking?

De Europese Unie bevindt zich in een crisis. Ik doel niet op de financiële crisis, maar op een crisis in geloofwaardigheid en draagvlak. Er is grote verdeeldheid over de uitbreiding van de EU en over de bestedingen. Ook de regering maakt nu openlijk bezwaar tegen automatische salarisstijgingen voor EU-ambtenaren, die toch al veel te veel verdienen. Terwijl iedereen de broekriem moet aanhalen, lijkt het geld in Brussel aan de boom te groeien. Het is niet te verkopen dat zwaar door de crisis getroffen landen door dezelfde EU-ambtenaren die een fikse salarissprong maken, onder druk worden gezet om te bezuinigen op binnenlandse ambtenarensalarissen. Neem Letland. Dat verlaagde begin dit jaar die salarissen met 15%. Wat gaat het kabinet concreet doen om de buitengewoon hoge salarissen van EU-ambtenaren en EU-bestuurders in te dammen? Het is mooi dat de PvdA nu ook tegen de verhoging is. Als zij echter twee weken geleden voor onze motie had gestemd, had zij de daad bij het woord kunnen voegen.

Een veel groter probleem vormen de EU-uitgaven als geheel. Voor de vijftiende keer op rij is er geen volledige goedkeuring van de EU-uitgaven door de Europese Rekenkamer. Volgens zijn rapport gaat met name bij de cohesiefondsen de verspilling door. Maar liefst 11% van deze uitgaven zou niet mogen worden uitgekeerd. Dan praten wij over een bedrag van rond de 4 mld. Ziet het kabinet ook maar een begin van een oplossing van dit probleem?

Niet alleen de gebrekkige controleerbaarheid, maar ook de bestemming verdient kritiek. Waarom moet de belastingbetaler meebetalen aan het onderhoud van het jachtgebied van de voorzitter van de raad van bestuur van Porsche, een golfbaan in Portugal, een luxueuze hotelketen in Spanje, Coca-Cola in het Verenigd Koninkrijk of een vulkaanthemapark in Hongarije? Vindt het kabinet dat Brussel niet mag fungeren als ruif waaruit ieder willekeurig bedrijf een graantje probeert mee te pikken? Wat gaat het kabinet daaraan doen? Deelt het onze opvatting dat er fors in de fondsen moet worden gesneden en dat er geen nieuwe prestigeprojecten moeten worden gestart? Zou het niet beter zijn om in deze tijden van crises eerst maar eens te snijden in het budget, alvorens die besparing in haar geheel vrij te maken voor nieuwe prioriteiten?

De crisis vraagt niet alleen om extra goed te kijken naar de uitgaven, maar ook om de inkomsten veilig te stellen. Met name de EU-lidstaten met zeer lage belastingen hebben de afgelopen jaren een flinke economische groei gekend, maar worden nu extra hard getroffen omdat zij geen fatsoenlijke belasting heffen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat aan de ene kant de EU landen maant om de overheidsschuld terug te dringen, maar tegelijkertijd een economische reus als Duitsland met een fikse belastingverlaging de belastingconcurrentie in de EU laat aanwakkeren. Erkent het kabinet dat lidstaten hierdoor vooral gedwongen zullen worden om te bezuinigen in plaats van de lasten eerlijker te verdelen? Wat gaat het daaraan doen?

Waar de burger zeker niet op zit te wachten, zijn Europese belastingen. Een uitgelekt rapport van de Europese Commissie suggereert een belasting op sms-berichten, als nieuwe inkomstenbron van de Europese Unie. Wat vindt het kabinet daarvan? Onaanvaardbaar, als u het de SP vraagt.

Verdeeldheid in Europa is zichtbaar op belangrijk onderwerpen. Er is geen consensus over de financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden. Er is geen steun voor vrijwaringsmaatregelen tegen Bulgarije en Roemenië. Er is geen steun om voor de EU-begroting geen decharge te verlenen vanwege de gebrekkige controle op uitgaven. Er is ook geen steun om de sancties tegen Wit-Rusland volledig te handhaven. Had de staatssecretaris voor Europese Zaken het niet tot zijn persoonlijke missie gemaakt om te zorgen dat de regering zich niet langer zou verschuilen achter de Europese Unie voor zaken die slecht gaan? Hoe kijkt hij dan aan tegen deze opsomming?

In plaats van zich te verschuilen achter Europa zou het kabinet eens moeten zorgen dat de Europese ambities ook gevolgd worden door nationaal beleid. Hoe kan het kabinet pleiten voor een ambitieus Europees klimaatbeleid, wanneer de eigen ambities op milieugebied niet worden waargemaakt en er vier kolencentrales bij komen? Hoe kan het kabinet pleiten voor een nieuwe Europese Lissabonstrategie waarin de kenniseconomie centraal staat, maar tegelijkertijd bezuinigen op onderwijs en overwegen om de studiefinanciering af te schaffen? Hoe kan het kabinet pleiten voor een veiliger Europa, wanneer het in eigen land fors bezuinigt op de politie? Een beter Europa begint wat ons betreft ook in Nederland.

Een laatste belangrijke kwestie, die een bom legt onder het draagvlak voor de Europese Unie, is de uitbreiding. De financiële crisis lijkt het lidmaatschap nog aantrekkelijker te maken dan het al was. De erkenning dat Roemenië en Bulgarije in 2007 eigenlijk helemaal niet klaar waren voor het lidmaatschap, wordt steeds breder uitgesproken. Er is geen enkele aanleiding om met groot enthousiasme in te gaan op lidmaatschapsaanvragen van nieuwe gegadigden. Voorkomen moet worden dat een dwingend tijdpad wordt afgesproken met landen die al in de wachtkamer zitten. Het begrip "absorptiecapaciteit van de Europese Unie" moet nader worden uitgewerkt tot een hanteerbaar criterium. Deelt het kabinet die opvatting en gaat het daar werk van maken?

Over de ontwikkeling rond de aanvraag van Turkije bestaat toenemende onzekerheid nu uitvoering van het Ankaraprotocol uitblijft, Turkije Cyprus niet erkent en er bovendien door Frankrijk en Duitsland eigenlijk met zoveel woorden wordt gezegd dat Turkije geen lid kan worden. Voor de SP staat vast dat bij een zo grote uitbreiding de mening van de bevolking niet buiten beschouwing mag blijven.

Ten slotte IJsland. Paniek in IJsland bleek een slechte raadgever. Na een korte opleving lijkt de steun voor toetreding daar weer helemaal verdwenen. De Europese Unie moet dus vooral niet lichtvaardig reageren op wensen uit IJsland. Ook blijkt het moeilijk onderhandelen. Heeft de IJslandse regering nu twijfel gezaaid of zij haar betalingsverplichting aan het Verenigd Koninkrijk en Nederland zal nakomen? Vormt die kwestie, zoals eerder gesuggereerd, een belangrijk ijkpunt bij eventuele gesprekken met IJsland over een kandidaat-lidmaatschap?

Afsluitend een laatste zin. Sommige politici doen alsof met de inwerkingtreding van het Lissabonverdrag de democratie is uitgebroken in Europa. Dat oordeel komt echter op de eerste plaats de burger, de kiezer, toe. Omdat hij helemaal niet mag meepraten over dit belangrijke verdrag is enige bescheidenheid passend. Laten wij over een jaar of wat die burger maar eens vragen wat hij van de veranderingen in Europa vindt. Voorlopig valt er niets te vieren.

De heer De Jong (EP/SP):

Voorzitter. De regering schetst in de Staat van de Unie een wel erg mooi beeld van Europa: Europa geeft kracht. De vraag is aan wie: aan de gewone mensen of vooral aan de grote bedrijven.

Ik zie ongelooflijk veel invloed van grote bedrijven. Zo kreeg ik onlangs wel erg veel post van commerciële gokbedrijven. Nu gok ik zelf niet, dus dat kon de reden niet zijn. Maar die reden werd mij later wel duidelijk. In de Commissie interne markt van het Europees Parlement stelde de voorzitter plotseling voor dat het Parlement de Commissie vraagt paal en perk te stellen aan de regels van nationale lidstaten op dit gebied. In zijn ogen waren sommige lidstaten te terughoudend met het toestaan van gokken. Hij zag liever een vrije markt met een minimum aan regels. Het toont aan hoe het in Brussel werkt: grote ondernemers willen wat en Brussel gaat aan de slag.

Niet alleen werkt deze lobby effectief binnen het Europees Parlement, ook de Commissie laat zich graag adviseren. Er zijn bijna duizend adviesgroepen. De grote bedrijven zijn hier ruim oververtegenwoordigd. Tegenover een vertegenwoordiger van de consumenten staan honderd vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Ook bijvoorbeeld de vakbeweging en milieuorganisaties zijn sterk ondervertegenwoordigd. Hetzelfde geldt zelfs voor het midden- en kleinbedrijf. Het zijn de grote bedrijven die in de expertgroepen zitten, niet de kleine. Alleen grote bedrijven kunnen professionele lobbyisten inhuren. Is de regering bereid er bij de Commissie op aan te dringen de expertgroepen veel evenwichtiger samen te stellen en organisaties die zelf de kosten van deelname aan dergelijke expertgroepen niet kunnen betalen hiervoor financieel tegemoet te komen?

De machtige lobby van grote bedrijven zal ongetwijfeld blij zijn met de nieuwe Commissie. Het is de meest rechtse Commissie ooit. Wij zullen in het Europees Parlement de commissarissen nog stevig aan de tand voelen, maar op dit moment denk ik: precies de verkeerde mensen om de oorzaken van de economische crisis aan te pakken. Voor een goede aanpak van de crisis is nodig dat wij afwijken van de ingeslagen weg van de uitverkoop van de publieke sector en van het onverwoestbare vertrouwen in de heilzame werking van de markt. Is de regering het met mij eens dat wij goed moeten nadenken over de fundamenten van ons economisch systeem? Kunnen wij van de regering voorstellen verwachten om de invloed van werknemers in de Europese vennootschap en in de Europese ondernemingsraad te vergroten? Hoe kijkt de regering aan tegen het ontstaan van steeds grotere concentraties van bedrijven? Banken werden zo groot dat alleen miljardensteun ze overeind kon houden. Maar ook in de reële economie zie je zo'n tendens naar groter, groter en nog eens groter. Als SP willen wij de ambachtelijke winkel terug en willen wij af van het totaal eenvormige winkelaanbod in vrijwel heel Europa. Wij passen ervoor dat het ene na het andere Nederlandse bedrijf wordt opgekocht door buitenlandse investeerders. Het levert onze werknemers over aan de grillen van investeerders die alleen maar kunnen denken in termen van overnames. Is de regering bereid om voorstellen te doen voor aanscherping van de Europese antikartelregels, zodat er op iedere deelmarkt minimaal een flink aantal spelers is, het midden- en kleinbedrijf een eerlijke kans krijgt en er weer echte concurrentie ontstaat?

De sociale rechten van werknemers zijn in het Verdrag van Lissabon ondergeschikt gemaakt aan het beginsel van ongebreidelde concurrentie. In juni nam de Europese Raad hierover een korte verklaring aan om de Ieren te paaien, die zich zorgen maakten over de bescherming van sociale rechten. Kan de regering mij vertellen wat de waarde van die verklaring is? Gaat het om een vodje papier waar het Europese Hof de lokale toiletbril mee kan afvegen? Kan de regering toezeggen hierover de mening van de Commissie te vragen? Als het antwoord is dat inderdaad vakbondsrechten en zelfs akkoorden over arbeidsvoorwaarden en minimumloon niet automatisch gelden voor werknemers bij vestigingen van buitenlandse bedrijven, gaan wij daar dan wat aan doen? Gaan wij bindende regels maken die ook voor het Europese Hof duidelijk maken dat sociale rechten niet verkwanseld kunnen worden?

Europa geeft nu vooral kracht aan grote bedrijven. De SP zoekt de kracht liever bij de gewone mensen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Na acht jaar vieren wij vandaag dat het Verdrag van Lissabon in werking treedt. Op de revers van de staatssecretaris kunnen wij zien dat er vandaag nog belangrijkere zaken zijn die wij moeten herdenken, maar laten wij er na acht jaar gemodder toch ook even bij stilstaan dat wij hier wel heel lang over gedaan hebben. Het is overigens al twee jaar na de ondertekening. Wat er in de tussentijd is gebeurd – de Ierse referenda, de Tsjechische dwarsligger en de stoelendans rondom de Europese topposities – is hier allemaal vaak, veel en gelukkig ook met veel passie besproken. Wat dat betreft, zijn wij in dit land de verstikkende consensus over Europa voorbij. Dat is wat de VVD betreft grote winst. Europa kon en moest gepolitiseerd worden en dat is nu gebeurd. De subsidiariteitstoets werd recentelijk plenair besproken en we hebben de oranje kaart gekregen, zoals de heer Berman al aangaf. Het behandelvoorbehoud zit in de goedkeuringswet en het nationale parlement doet dus mee, samen met het Europees Parlement. Dat werd dus hoog tijd. Alleen samen kunnen wij ervoor zorgen dat Europa een gezicht en legitimiteit bij de burgers krijgt, hoelang dat ook duurt.

Naast al dat gedoe over het Verdrag van Lissabon en al het gespeculeer over Europese baantjes is de wereld sinds de ondertekening van het Verdrag van Lissabon van aanzien veranderd door de financiële implosie die wereld heeft meegemaakt. Natuurlijk is het overheersende vrijemarktsysteem in staat om zich te herstellen. Dat zien wij nu al, maar we gaan en moeten niet terug naar de oude situatie. Nieuwe regels voor oude fatsoensnormen hebben we nodig. Daarom is het goed dat de Europese Commissie met een fors pakket aan hervormingen van de financiële wereld is gekomen. Voor iedereen die twijfelt aan de handelingsbekwaamheid van de Unie: dat pakket maatregelen lag er al vanaf de eerste dag van de crisis, toen dit kabinet dezelfde crisis nog ontkende. Europa heeft wat dat betreft zijn waarde bewezen, want stel nu eens dat wij geen euro hadden gehad, dat er geen Europese Centrale Bank was geweest, dat er geen Stabiliteitspact was, dat die vijftien richtlijnen er niet hadden gelegen en dat we geen idee hadden gehad om hieruit te komen, geen exitstrategie. Nou ja, dat laatste hebben wij nog niet. Het is cruciaal dat die er wel komt. Terecht zei ECB-president Trichet dat daar snel aan gewerkt moet worden. Wat is de reactie van de Nederlandse regering op die exitstrategie?

Veel bezwaarlijker is hoe wij het Stabiliteitspact kunnen handhaven. Ook de Nederlandse staatsschuld is op onverantwoorde wijze toegenomen. Wat zegt de Nederlandse regering over het tempo van afbouw? Wordt het de lijn-Tang, dus de kop in het zand, of de lijn-De Nerée, dus ontkennen en het beste ervan hopen? Het is belangrijk dat wij vandaag acht jaar verdragskleitherapie achter ons laten. Het komt nu aan op daden, actie en de personen die dat moeten laten zien. Zo hoort het.

Het nieuwe leiderschapsteam van de Unie is helaas een bleek team. De EU-voorzitter Van Rompuy is een zeer beminnelijk man die de kunst van het compromis begrijpt en mevrouw Ashton is al haar hele leven een nijvere bestuurder die nog nooit met de electorale zweep te maken heeft gehad. Dat kan best tot verrassende resultaten leiden, maar hiermee komt niet de ambitie van Europa tot uitdrukking om een economisch machtsblok van jewelste te worden, evenmin als de ambitie om economische en internationale politieke macht tot uitdrukking te brengen. Dat is wel nodig in de nieuwe wereldverhoudingen. Tegen de achtergrond van de "rise of the rest" moet Europa op zijn best zijn. Daar horen mensen bij die bereid zijn om hun politieke overtuiging in dienst te stellen van de gezamenlijkheid, met persoonlijke talenten om daar één duidelijk gezicht, één heldere stem en één ferme houding bij te leveren. De heer Van Rompuy is, haiku's ten spijt, niet de Vaclav Havel van de Lage Landen. Het bijeenbrengen van Brussel-Halle-Vilvoorde is niet hetzelfde als Moskou, Peking en Washington.

Gelukkig lijkt het team van de Europese Commissie krachtiger. Dat team moet een ambitieus team zijn dat Europa terugvoert naar de kern van zijn ambities, het maximaliseren van vrijheid, welvaart en veiligheid. De VVD is verheugd over de vele liberale commissarissen op kernposities: handel, transport, economische en monetaire zaken, ICT en zelfs milieu. Ook de benoeming van een sociaaldemocraat als Almunia op Mededinging wekt vertrouwen. Inzake het Stabiliteitspact heeft deze Spanjaard bewezen uit het juiste hout gesneden te zijn. Wij hopen dat hij over hetzelfde DNA beschikt als Neelie Kroes, die nu als vicepresident over zijn schouder gaat meekijken en die vanuit het perspectief van de burgers misschien wel de meest zichtbare portefeuille gaat bezetten. Wij verwachten dat het sms-tarief omlaag gaat.

Voorts is een felicitatie op haar plaats, allereerst aan het adres van de regering, zeker aan het adres van deze twee bewindspersonen, voor hun koortsachtige inzet in de laatste weken. Die inzet heeft geleid tot waartoe wij al enkele maanden oproepen, de herbenoeming van Neelie Kroes en een garantie voor het succes en een herkenbaar gezicht van een anonieme EU. Daarnaast felicitaties voor onze zuiderburen, die hun kandidaat De Gucht al maanden in de aanbieding hadden en ook nog met het voorzitterschap weglopen. Het allerbelangrijkste is nu dat de EU zich manifesteert op de terreinen waar wij verschil moeten maken. De EU zou zich aan haar irrelevantie moeten onttrekken op het wereldtoneel en in de wereldeconomie, maar bovenal in de ogen van haar burgers. De EU is inderdaad een unie van burgers en lidstaten. Ook wij willen dat die definitie wordt gehanteerd. Dat kan als de EU niet langer de problemen van de vorige eeuw, maar die van deze eeuw ter discussie stelt. In de eenentwintigste eeuw gaat het om energiezekerheid, kennis en innovatie en een restrictief maar fair asiel- en migratiebeleid. Het gaat om de veiligheid, aan maar ook binnen de buitengrenzen. Het gaat om markt en munt. "Nie wieder Krieg!" moet worden vervangen door "Nooit meer Srebrenica!", "Nooit meer Madrid!" en "Nooit meer Londen!".

Het rondpompen van geld moet ophouden. Een eerlijke bijdrage moet worden gevraagd van alle lidstaten. En dus moet de EU-begroting op de schop. De VVD heeft bij de Europese verkiezingen aangegeven dat het met minder ook beter kan. Het kan in deze eeuw met de helft. Graag bied ik de regering en de collega's een alternatieve EU-begroting aan. Die heb ik meegenomen en overhandig ik via u, voorzitter, aan de collega's en aan de regering. Onze ideale begroting gaat uit van een ander inkomstenmodel op basis van het bni. Dat is eerlijk en Nederland kan op deze manier tot wel 2 mld. minder uitgeven. Geen rebates, geen koehandel, maar een kleine, effectieve EU-begroting die zich richt op – ik ben er bijna – energiezekerheid, onderzoek en ontwikkeling, asiel en migratie, buitengrenzen, criminaliteit, terrorismebestrijding, buitenlands beleid en defensie. Het zijn exact de onderwerpen die een aantal collega's hebben aangeroerd, maar vandaag nu wij de blik vooruitwerpen, gaat het erom dat wij boter bij de vis leveren. Ik zal u allen uitdagen om dat desnoods in een motie vast te leggen.

De voorzitter:

Maar wel graag via de voorzitter.

De heer Ten Broeke (VVD):

En dat doen wij natuurlijk via de voorzitter.

De voorzitter:

U weet wat ik bedoel. Nu mag u afronden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik zie een ...

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ormel.

De heer Ormel (CDA):

Ik heb het pamfletje al kunnen inzien. Mag ik er een paar vragen over stellen?

De heer Ten Broeke (VVD):

Natuurlijk, daar is het voor.

De voorzitter:

Laat mij dan eerst opmerken dat ik ervoor zal zorgen dat het te inzage wordt gelegd bij het CIP, dan kunt u er een vraag over stellen. Het gaat nu rond, maar ik had nog niet de kans gekregen om in het betoog in te breken, dus het wordt nu rondgeleid.

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Ormel (CDA):

Je hebt het zo uit, dus wat dat betreft ... Mijnheer Ten Broeke, u wilt een standaardpercentage van het bruto nationaal product. Is dat voor een land als Nederland met een economie die veel handel kent, niet ongunstig? De toegevoegde waarde van handel is minder dan die van primaire productie. Zetten wij onszelf daarmee niet op achterstand?

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat mij betreft niet. Het is vooral heel eerlijk, in ieder geval een stuk minder oneerlijk dan het nu gehanteerde inkomstenmodel met drie inkomstenbronnen. U weet heel goed dat Nederland al sinds 1992 voortdurend op achterstand staat, doordat het netto veel meer uitgeeft dan landen met een vergelijkbare welvaart en, sterker nog, zelf landen die rijker zijn per hoofd van de bevolking. Ons systeem is goed uitlegbaar en is gebaseerd op de economische groei; een prima uitgangspunt. Nederland gaat er niet alleen op vooruit, maar wij kunnen burgers ook in de ogen kijken en zeggen: het is eerlijk, fair en solide.

De heer Ormel (CDA):

Of het eerlijk, fair en solide is, vraag ik mij af. Ik lees dat het al in 2010 moet ingaan. Ik geef een voorbeeld: de landbouw wordt volgend jaar afgebouwd naar 18 mld.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ja.

De heer Ormel (CDA):

Volgens mij zijn in de Health Check afspraken gemaakt die lopen tot 2013. U laat de Nederlandse landbouw dus gewoon in de modder zakken. In 2010, volgend jaar, moeten volgens u de landbouwsubsidies direct worden afgebouwd.

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Ormel vraagt mij eerst of hij het van tevoren mag inzien – schappelijk als ik ben doe ik dat – en vervolgens weigert hij om de ondertitel te lezen waarin staat dat dit een begroting is voor de eerste helft van deze eeuw. Het is iets waar wij naar streven en waarvan wij hopen dat u ons straks steunt, zodat wij de regering die opdracht kunnen meegeven. Natuurlijk moet het in 2010 al beginnen, want u, mijnheer Ormel, weet heel goed dat de midterm review eigenlijk nu zou moeten plaatsvinden. Doordat er een nieuwe Europese Commissie aantreedt, dreigen wij dat pas volgend jaar te doen. Dan dreigen de landbouwhervormingen – waaraan zelfs uw partij tegenwoordig schoorvoetend mee wil doen – niet al na 2013 ingang te vinden, maar misschien pas na 2015. Willen wij hervormen, dan moeten wij dus vandaag beginnen en is dit dus geen moment te vroeg.

De voorzitter:

Ik had eigenlijk al "tot slot" gezegd; nog een korte opmerking.

De heer Ormel (CDA):

Ik constateer dat hier staat: EU-uitgaven 2010, voor landbouw 18 mld. Dat is nogal een teruggang.

De heer Ten Broeke (VVD):

"Vanaf 2010" betekent vanaf vandaag zoals wij er nu over spreken, want onze blikken zijn gericht op waarop wij volgend jaar inzetten. Dat staat ook overal in, mijnheer Ormel. Wij zullen zo zien of u kunt waarmaken wat de heer Van de Camp tijdens de verkiezingen nog riep: het kan allemaal met veel minder. Wij hebben het bij het CDA vaker gezien: er zit een groot verschil tussen buiten dit parlement iets roepen en het hier ook waarmaken. Wij zullen straks zien waar u staat, mijnheer Ormel.

De voorzitter:

Ik kan niet zeggen dat ik uw tijd laat doorlopen, want u hebt geen tijd meer.

De heer Blom (PvdA):

Voorzitter. Ik heb in mijn bijdrage al gezegd dat we maar eens in discussie moeten gaan over het rondpompen van geld. Ik zie het voorstel van de VVD in hetzelfde licht. Ik heb twee vragen, mijnheer Ten Broeke. Vindt u de hoeveelheid geld die wij in de EU steken het belangrijkst, of ziet u er ook iets in om misschien het systeem van financiering tegen het licht te houden? Mijn tweede vraag: ik vind uw voorstel, in tegenstelling tot wat mijn collega van de CDA-fractie zei, wel aardig uitzien. Ik zou het geen pamfletje willen noemen. Wat vindt u nou van de haalbaarheid ervan? Hebt u er ook contact over gehad met uw liberale collega's in de rest van Europa om dit op de Europese agenda te krijgen? Ik kan mij voorstellen dat er in een aantal liberale fracties in andere Europese landen totaal anders over wordt gedacht.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik begin met de eerste vraag van de heer Blom. Ik ben blij dat hij het niet als een pamfletje afdoet. Ik denk ook dat er dingen in staan waar wij het prima over eens kunnen worden. Is het haalbaar? Ik geloof dat die vraag er letterlijk in staat. Dit is een onderhandelingsinzet, waarvan je moet hopen dat die haalbaar is. Als wij het alleen voor het zeggen zouden hebben, dan was het haalbaar, maar dat is niet het geval. Je moet wel een inzet kiezen. Je moet een punt op de horizon durven te zetten om ergens op uit te komen. Dit is het punt dat wij voor de eerste helft van deze eeuw zetten. Wij willen af van een begroting die de vorige eeuw weerspiegelt. Wij willen een begroting die de wensen van de mensen van deze eeuw weerspiegelt, die de problemen van deze eeuw aanpakt. Wat de tweede vraag betreft: de liberalen zijn redelijk coherent en willen wel meewerken aan het veranderen en hervormen van de begroting. Ik denk dat de problemen eerder in de grote fracties van de sociaaldemocraten en de christendemocraten zitten, hoewel dat verschil hier in het Nederlandse parlement waarschijnlijk nog te overbruggen valt. Dat zullen we in de tweede termijn wellicht zien. Ik hoop op uw steun.

De voorzitter:

U moet echt korter antwoorden.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Het zal ook de gewaardeerde VVD-collega niet ontgaan zijn dat de EU de laatste tijd vooral haar tanden moet zetten in klimaatkwesties. Daar hebben we het de hele tijd over, maar dat kom ik in het ronkende lijstje van markt en munt en buitengrenzen versterken niet tegen. Hoe ziet de VVD-klimaatagenda voor Europa eruit?

De heer Ten Broeke (VVD):

Bij ons heet klimaat in allereerste instantie energiezekerheid. Dat is niet alleen semantisch. Dat is omdat het allergrootste probleem is dat onze natuurlijke bronnen op raken, dat we ons gedrag nog onvoldoende hebben gewijzigd en dat we niet alleen ons gedrag moeten wijzigen, maar ook zeer veel alternatieve energiebronnen nodig hebben. We hebben en-en-en nodig, bijvoorbeeld ook kernenergie. Daarvoor is het noodzakelijk dat we fors investeren in bijvoorbeeld energienetwerken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik constateer dat de VVD inderdaad veel geld in die afgeslankte begroting voor kernenergie reserveert, maar dat is helemaal geen duurzame energieoplossing. De VVD heeft dus geen Europese ambities te bieden die werkelijk een duurzame toekomst bieden voor Europa?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ach, mevrouw Peters, u bent waarschijnlijk echt de laatste die kernenergie nog "geen duurzame oplossing" noemt. Het is de meest schone oplossing, het is de meest duurzame oplossing, het is de meest veilige oplossing en het is de meest betrouwbare oplossing.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is altijd mooi als er politici zijn die punten op de horizon weten te zetten. Waardering daarvoor. Mij valt op dat de heer Ten Broeke het heeft over de vragen van de nieuwe eeuw en over nieuwe energie, maar dat hij in zijn voorstellen dan toch vooral terugvalt op de oude economie, waarin de markt het allemaal wel deed en waarin het bnp dé graadmeter was voor hoe het er voorstond met de welvaart. Als we door de financiële crisis, de klimaatcrisis, de voedselcrisis – noem de verschillende crises maar op – iets hebben geleerd, dan is het nu juist dat we het met die oude economie, met het oude marktdenken en met het bnp alleen niet redden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ik acht het bnp nog steeds een zeer objectieve en goede graadmeter. Ik weet dat mevrouw Wiegman daar allerlei geluksfactoren aan zou willen toevoegen en misschien nog wel andere verheven normen die we moeilijk kunnen meten, maar waar in ieder geval zij in gelooft en ik soms ook. Wij zouden toch graag het boompje een beetje bij het huisje willen houden. Dit is meetbaar. Dit is eerlijk. Dit kunnen we uitleggen en dit leidt ook tot de beste stimulansen. Als mevrouw Wiegman hierin alleen oude economie ziet: ik vind energiezekerheid geen oude economie en onderzoek en ontwikkeling evenmin.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is wel oude economie op het moment dat we het alleen berekenen in termen van bnp. Van mijn kant geen pleidooi voor vage geluksindicatoren. Wel bijzonder concreet en ook meetbaar is wat deze voorstellen voor het milieu betekenen, voor de welvaart, voor de arbeidsomstandigheden, voor de boer, voor de prijzen die een boer ontvangt, hier in Nederland, maar ook wereldwijd.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik denk dat mevrouw Wiegman zich een klein beetje vergist. Als wij het hebben over het bnp, of eigenlijk het bni, hebben wij het over het inkomstenmodel van de EU, de wijze waarop je de begroting vult. Als het om de uitgaven gaat, willen wij concrete resultaten die burgers overtuigen. Ik noem lagere energietarieven, een betere spreiding van energiebronnen, een goede bijdrage van onze kenniseconomie, werkelijk stappen zetten op het gebied van criminaliteit en terrorismebestrijding en asiel- en migratie. Die zaken kan je geen bnp noemen en ook geen oude economie. Dat zijn de problemen van vandaag, dat zijn de problemen van nu, dat zijn de problemen van de mensen.

De voorzitter:

Dan gaat de heer Van de Camp de toelichtende opmerking maken waarop hij aanspraak kan maken.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Nee, voorzitter, ik wou een inlichting vragen, zoals dat heet in het Reglement van Orde.

De voorzitter:

Volgens mij mag u een inlichting geven. Het is niet de bedoeling dat u inlichtingen vraagt.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Maar mag ik dan wel doen wat u voorstelt, voorzitter?

De voorzitter:

U mag een inlichting geven. Maar ik vind het wel knap als u kunt omschakelen van vragen naar geven in één keer.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dan beloof ik dat ik een vraag terug stel.

De voorzitter:

Nee, nee. Niets daarvan.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Wat mij opvalt in het boekje, is dat het 40 jaar duurt voordat de VVD het wil realiseren. Het gaat over de eerste helft van de 21ste eeuw. Waarom staat er dan een staatje in dat het voor 2010 geldt?

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Van de Camp blijft terugkomen op 2010. 2010 is het moment dat wij nu bespreken. Dit is een begrotingscyclus. Dat zou ik de heer Van de Camp toch niet hoeven uit te leggen. Hij zat hier tot voor kort als een van de meest seniore Kamerleden. De Staat van de Unie is onderdeel van de begrotingscyclus. Dat betekent dat je volgend jaar een begin moet maken. Dit is het punt op de horizon dat wij nu plaatsen. Hier beginnen wij mee. Natuurlijk, het zou mooi zijn als wij dat kunnen realiseren.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Voorzitter, met alle respect. Ik wil een serieus debat. Als je over de begroting van de Europese Unie praat ...

De voorzitter:

Mijnheer Van de Camp, het gaat nu echt mis. Het is echt niet de bedoeling dat u in debat gaat. De bedoeling is dat u een inlichting geeft.

De heer Van de Camp (CDA):

Dan vraag ik toch aan de heer Ten Broeke ...

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter, weet u wat: ik heb een voorstel.

De voorzitter:

Wij gaan nu eerst luisteren naar de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Er staat gewoon 2010, er staat gewoon helemaal geen 2013-2020.

De voorzitter:

U geeft dus een inlichting uit de brochure van de VVD. Dat is dus niet de bedoeling. Volgens mij had u dat al lang begrepen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Die inlichting kunnen wij bij deze bevestigen. Er staat 2010 omdat het vanaf volgend jaar zou moeten beginnen, wij moeten dat vanaf volgend jaar inzetten.

Misschien weet ik het goed gemaakt, mijnheer Van de Camp. Aangezien u ...

De voorzitter:

Spreekt u via de voorzitter, mijnheer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD):

Misschien is de heer Van de Camp genegen om met ons de regering op te roepen om in elk geval tijdens de financiële meerjarenperspectieven, waarover de discussie volgend jaar, in 2010 dus, begint, dit als inzet te kiezen, om deze forse inzet te kiezen.

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Voorzitter. De discussie die zich zojuist ontspon, geeft al aan in wat voor een vreemde figuur wij hier opereren wanneer leden van het Europees Parlement aanwezig zijn met een mogelijkheid om punten aan de orde te stellen. Zelf ben ik oud-Kamerlid en ik kom hier met veel plezier als ik word uitgenodigd, dus ben ik hier. Eigenlijk vind ik echter dat de Staat van de Unie een debat moet zijn tussen Tweede Kamerleden en de leden van de regering.

Dat gezegd hebbende, kom ik op mijn volgende punt. Nationale parlementen vormen de kern van de democratie. Onlangs zijn het behandelingsvoorbehoud en de oranje kaart toegevoegd. Die geven de Tweede Kamer tanden op het gebied van Europa en ik hoop dat zij die mogelijkheden zal gebruiken. Het Europees Parlement is in mijn visie aanvullend. De eerste democratische controle vindt plaats in de hoofdsteden en de laatste controle in Brussel en, nu nog, Straatsburg.

Na het Verdrag van Nice, de Conventie, het grondwettelijk verdrag – het gesneefde grondwettelijk verdrag moet ik natuurlijk zeggen – en het Verdrag van Lissabon dient Europa te stoppen met institutioneel geboetseer. Gedurende ten minste één generatie dienen geen institutionele hervormingen meer te worden aangebracht. Ook staatssecretaris Timmermans sprak zich in die lijn uit op Politiek 24 vorige week. De VVD is het met hem eens en zij gaat ervan uit dat dit ook het standpunt van de Nederlandse regering is. Ik hoor graag een bevestiging daarvan.

Europa moet zich met hoofdzaken bezighouden. Ik steun vanzelfsprekend de heer Ten Broeke op het gebied van de hervormingen van de financiën. Voor iedereen die het niet wilde horen: de VVD heeft aangegeven hoe de Europese begroting er in het jaar 2010 zou uitzien indien de hervormingen van de VVD zouden zijn doorgevoerd. Nogmaals: als dit plan zou zijn geaccepteerd, zullen deze pas in 2013 zijn effect sorteren. De heer Ten Broeke heeft laten zien hoe het er voor 2010 uit zou zien als onze lijn zou worden aangenomen.

De uitbreiding van de Europese Unie moet behoedzaam in goede banen worden geleid. In een kranteninterview heeft minister Verhagen van Buitenlandse Zaken afgelopen week erop gepreludeerd dat hij het verzet tegen het afsluiten van het stabilisatie- en associatieakkoord met Servië misschien zal moeten opgeven. Mijn vraag aan de regering luidt, hoe wij dan kunnen verzekeren dat Servië volledig meewerkt aan het Joegoslaviëtribunaal. Daarover heeft de minister in het betreffende interview geen duidelijkheid geboden.

Ook in het Europees Parlement is gedebatteerd over de toetreding van Turkije. Binnenkort zullen wij debatteren over het rapport van mevrouw Oomen van de EVP. Het is een feit dat Turkije het Ankaraprotocol niet wenst te ratificeren en uit te voeren. De minister van Buitenlandse Zaken van Turkije heeft dit in Den Haag verklaard. Daarom luidt mijn vraag aan de regering, welke consequenties zij daaraan wenst te verbinden.

De Europese Unie wordt, nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden, in het buitenland vertegenwoordigd door de Vaste Voorzitter van de Europese Raad, de Hoge Vertegenwoordiger, en feitelijk ook door de Voorzitter van de Europese Commissie. Tevens behouden de nationale lidstaten terecht hun positie. Op welke wijze denkt Nederland in deze constellatie een herkenbaar buitenlands beleid te kunnen voeren?

De Europese Unie spreekt veel over soft power maar niet over hard power. Dat is ook het geval ten aanzien van vredesmissies. Gegeven het feit dat nationale parlementen altijd zullen blijven gaan over de uitzending van militairen, is het voor de VVD van groot belang dat Europa niet alleen eenvoudige missies uitvoert, maar ook moeilijke. Dat zou bijvoorbeeld in de vorm van een battlegroup Zuid-Afghanistan kunnen zijn. Ik verneem daarop graag het commentaar van de regering.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Vandaag treedt het Verdrag van Lissabon in werking. Het is al als een historische dag gememoreerd. De fameuze lakmoesproef van Henry Kissinger voor de kracht van Europa kan meteen worden toegepast. Naar wie in Europa belt president Obama als hij vandaag zijn langverwachte nieuwe Afhanistanstrategie bekend maakt? Naar Baroness Ashton? Naar President Van Rompuy? Naar de Zweedse voorzitter? Of pleegt toch maar gewoon de vertrouwde serie telefoontjes naar Brown, Merkel en Sarkozy? Is onze minister-president trouwens al gebeld?

Het staat er wat onwennig, het vandaag geboren nieuwe Europa. Het staat in bleek daglicht met de ogen te knipperen. Bescheiden ogende personages zijn op leidersposities naar voren geschoven. IJverige bescheidenheid is wat mijn fractie betreft nu ook wat Europa zou sieren. De Staat van de Unie staat vol ronkende beloften over meer Europese eendracht en daadkracht, maar ik noem het liever het begin van een overgangsperiode waarin keihard aan de interne huishouding zal moeten worden gewerkt om Europa een gezaghebbende kracht te laten worden die de G2 van de VS en China niet links laat liggen.

Hoe is het benoemingsproces eigenlijk verlopen? Dit is het moment van terugblik en verantwoording. Vond het kabinet het een bevredigend proces dat de beste kandidaat heeft opgeleverd? Tot wanneer bleven Nederlandse diplomaten lobbyen voor de premier? Staarde Nederland zich niet te lang blind op de niet-kandidaat Balkenende, terwijl de zuiderburen allang beter wisten? De Belgen hebben nu én Van Rompuy als voorzitter van de Europese Raad, én De Gucht op de zware commissiepost Handel. Het is 2-0 voor België.

Als je zelf niet officieel kandidaat bent, is het nadeel dat je geen sterke onderhandelingspositie hebt. Brown heeft tot het laatste moment gelobbyd voor Blair, waardoor hij op laatste moment Ashton naar voren kon schuiven. Onze premier was echter officieel geen kandidaat, dus hij kon geen wisselgeld vragen. Had Nederland er niet beter aan gedaan om het advies op te volgen dat door de fractie van GroenLinks is gegeven, namelijk om gewoon duidelijkheid te verschaffen over de kandidatuur van de premier? "Ja, ik wil en, zo niet, dan wil ik mevrouw Kroes op een stevige post" in plaats van "nee, ik ben nog niet gevraagd".

Dat gezegd hebbend, vindt mijn fractie de post Digitale Agenda van mevrouw Kroes wel een uitdagende portefeuille. Proficiat aan haar. De digitale agenda wordt de sleutel voor de Europese ambities voor een innovatieve economie die veel investering in onderzoek en infrastructuur zal vergen. Voor GroenLinks is de digitale agenda er vooral ook een van digitale vrijheden voor burgers, waarvoor nieuwe digitale burgerrechten moeten worden veroverd. De digitale rijkdom is van ons allen.

In de EU lijkt er een tendens te zien om het downloaden van muziek en films te illegaliseren en daarmee de downloaders te criminaliseren. Het recht op informatie en toegang tot internet wordt daarmee met voeten getreden. Frankrijk wil zelfs zover gaan dat mensen na drie keer illegaal downloaden zomaar van het internet kunnen worden afgesloten. In het telecompakket heeft het Europarlement daarvoor juridische obstakels opgeworpen, maar die stellen ons niet gerust. GroenLinks roept het kabinet op om in Europa en bij mevrouw Kroes te strijden voor digitale vrijheid. Er is niks mis met een downloadje voor eigen gebruik, waar alternatieve verdienmodellen voor auteursrechthebbenden, namelijk de grote industrieën, voorhanden zijn. Lidstaten krijgen nu anderhalf jaar om het telecompakket te implementeren. Ik hoor graag van de regering dat Nederland de lat dan hoog zal leggen. Is de regering het met mij eens dat het recht op toegang tot internet voorop moet staan?

Ook met het telecompakket is de netneutraliteit niet volledig gegarandeerd. Zal de regering zich hiervoor hard maken? Ook op dit punt zijn consumentenwaarborgen nodig tegenover de ongebreidelde commerciële motieven om sommige diensten te weigeren. GroenLinks staat voor een Europa als hoeder van vrijheden. Dat geldt zeker ook voor de internetvrijheid binnen en buiten Europa, met waarborgen voor uitingsvrijheid en privacy. Onze hoop is daarvoor op Neelie Kroes gericht.

Een andere wereld is te winnen bij de voortrekkersrol die Europa ambieert op het gebied van klimaat. Op dat punt is nu actie nodig; "geen woorden, maar daden" staat in de Staat van de Unie. Mijn fractie overweegt hierover twee moties in te dienen. Die zullen worden toegelicht door mijn collega uit het Europees Parlement, Bas Eickhout.

Voorzitter: Van Beek

De heer Eickhout (EP/GroenLinks):

Voorzitter. De Europese Unie moet mondiale milieuproblemen aanpakken, in het bijzonder klimaatverandering. Dat zegt het Verdrag van Lissabon, dat vandaag al vele malen is genoemd omdat het verdrag vandaag van kracht is geworden. Er is dus sprake van goede timing, want wij staan aan de vooravond van een bijzondere bijeenkomst, namelijk de top van Kopenhagen. Daar moet blijken of de statengemeenschap in staat is om de grootste bedreiging van de mensheid aan te pakken, namelijk de opwarming van ons klimaat. Het is erop of eronder.

Vorige week hebben de Verenigde Staten en China hun bod op tafel gelegd. De kans op een politiek akkoord in Kopenhagen is toegenomen. Maar wordt het een goed akkoord, een bindend akkoord met voldoende uitstootvermindering om de opwarming tot maximaal 2°C te beperken? Daarvoor moeten alle landen een stap extra zetten. Dat lukt alleen als Europa echt leiderschap toont. Eerlijk is eerlijk, immers: de Europese belofte, 20% reductie in 2020, stelt niet zo heel veel voor. Door de economische crisis is dat doel zonder veel moeite te bereiken. Nu is het moment daar om het goede voorbeeld te geven: 30% reductie in 2020. Hoe dan ook. Dat is wel het minste wat de Europese Unie kan en moet beloven. Niet alleen GroenLinks zegt dit. Ook eurocommissaris Dimas vindt het. Ook de Zweedse minister Carlgren zegt dat Europa zeer dicht bij de belofte van een reductie van 30% is. Wat houdt ons nog tegen? Een dergelijke belofte zou de klimaattop in Kopenhagen een vliegende start bezorgen en dat is nodig, want we lopen een race tegen de klok.

Na Kopenhagen begint het serieuze werk echter pas echt. Dan moeten we onze economie serieus gaan vergroenen. Als we niet uitkijken, verspelen we de kans om sterker uit de economische crisis te komen. We zien onszelf graag als groene koploper, maar zijn we dat nog wel? Klopt de kabinetsambitie van schoonste en zuinigste nog? De crisispakketten van Zuid-Korea en China bevatten veel meer groene investeringen dan de onze. De Verenigde Staten zijn alle Europese landen voorbij gestoven met windenergie. In de wedloop om groene banen van de toekomst wordt Europa aan alle kanten gepasseerd. Nu al is de markt voor schone energietechnologie groter dan die voor medicijnen. Op deze groeimarkt doet Nederland het wel bijzonder beroerd. Door zwalkend beleid staan we op een beschamende zeventiende plaats. Andere landen hebben veel beter begrepen dat de crisis om een green deal vraagt. Nederland heeft er dan ook alle belang bij dat de Europese banenstrategie een strategie voor groene banen wordt.

Komend voorjaar wordt de nieuwe Lissabonstrategie vastgesteld. Laten we groene innovatie in het hart ervan plaatsen. We hebben het dan bijvoorbeeld over een bindende doelstelling voor energiebesparing, voor alle EU-landen gemiddeld 3%. Dat zou een enorme impuls zijn voor het isoleren van bestaande gebouwen, jarenlang werk voor bouwvakkers opleveren, maar ook een markt voor nieuwe materialen en technieken opleveren.

We hebben het ook over modernisering van onze infrastructuur voor energie. De groei van hernieuwbare energiebronnen vraagt om een beter netwerk. Binnenkort reiken de hoogspanningskabels van TenneT van Noorwegen tot Oostenrijk. De Nederlandse overheid wordt een grote speler in stroomtransport. Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Laat Nederland het voortouw nemen bij een Europawijd supernet voor groene stroom, een investering in een schone toekomst maar ook een megabanenproject. Kortom, voorzitter, groen werkt!

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter, mag ik een inlichting vragen?

De voorzitter:

U mag een inlichting vragen, ja. U mag zelfs in debat.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat doen we op een ander moment, voorzitter.

Klopt het dat ik zojuist van de vertegenwoordiger van GroenLinks in het Europees Parlement hoorde dat moderne stroomnetwerken een onderdeel zijn van de moderne EU van de toekomst? Van de Tweede Kamercollega van de heer Eickhout kreeg ik namelijk zojuist bij interruptie op mijn eigen verhaal een geheel andere indruk.

De heer Eickhout (EP/GL):

Volgens mij kreeg de heer Ten Broeke bij interruptie een vraag over kernenergie. Daarover heb ik het nog niet gehad. Ik heb zojuist ook gelezen in zijn pamflet of rapportje, hoe je het ook wilt noemen, dat uiteindelijk de totale energiebestedingen slechts 7 mld. moeten worden. Dat is een schamele toename van wat nu al door Europa wordt besteed. GroenLinks bepleit dat er echt wordt geïnvesteerd in energie voor de toekomst. Dat betekent geen schamele 7 mld., dat betekent ook geen kernenergie of deeltjesversnellers. Al die zaken staan in dat boekje. In dat soort dingen steken we al dertig jaar geld en daarvan horen wij ook al dertig jaar dat het over dertig jaar klaar is. Dat noemt GroenLinks "oude economie". Bij de nieuwe economie hebben wij andere beelden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dan de volgende inlichting, want debat is lastig.

De heer Eickhout (EP/GL):

Ik wil wel!

De heer Ten Broeke (VVD):

Wat is de energie-uitgave op dit moment, volgens de heer Eickhout? Hij zegt namelijk dat 7 mld. schamel is.

De heer Eickhout (EP/GL):

Europa besteedt nu iets van 5 mld. aan energieonderzoek.

De heer Ten Broeke (VVD):

Per jaar?

De heer Eickhout (EP/GL):

Ja. Dat bedrag wil de heer Ten Broeke dus verhogen naar 7 mld. terwijl energie, zoals hij zelf toegeeft, een van de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst is.

De heer Ten Broeke (VVD):

Een laatste inlichting van mijn kant. De heer Eickhout haalt nu de researchuitgave, die ook al op 7 mld. staat, en de energie-uitgave door elkaar. Hij moet die op zijn minst even bij elkaar optellen. Voor het overige geeft de EU niet meer dan ongeveer 2 mld. tot 2,5 mld. uit aan energie.

De heer Eickhout (EP/VVD):

Ik heb juist onderzoek en energie daarbij opgeteld. Dat meldde ik ook.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook ik had voor vandaag de woorden voorbereid: "Vandaag treedt het Verdrag van Lissabon in werking." Natuurlijk is dat een mooi moment om de Staat van de Unie te behandelen. Na jarenlange slepende discussies over de instituties zal het nu veel meer over inhoud moeten kunnen gaan, hoewel er op dit moment nog steeds wat onduidelijkheid is over de vraag op welke wijze de nieuwe functies en rollen in de praktijk gaan werken. Toen de commissie vorige week op bezoek was in Spanje, in het kader van het aanstaande Spaanse voorzitterschap, hebben wij de volgende casus in het midden gegooid. Stel dat Rusland binnenkort de gaskraan dichtdraait, wie gaat er dan op bezoek? De heer Van Rompuy, mevrouw Ashton, de heer Zapatero of mevrouw Merkel? Ik vraag de staatssecretaris om vandaag eens op deze casus in te gaan.

Het afgelopen jaar stond in het teken van de financiële crisis. Naast veel discussie, heeft dit gelukkig tot voorstellen geleid voor verbetering van het financiële toezicht. Voor de ChristenUnie wordt het komend jaar het jaar van de nieuwe maatstaven in de economische orde. De gezondheid van de Europese economie moet niet slechts worden gemeten op basis van het bruto nationaal product. Ook schone lucht, goed onderwijs en fatsoenlijke werkomstandigheden zijn waardevol. De Nederlandse overheid dient een voortrekkerspositie in te nemen om dit nationaal en mondiaal te verankeren. Nederland kan als voorbeeld- en testland functioneren en daarnaast zijn invloed in de Europese Unie optimaal gebruiken, zodat die mondiaal deze kar trekt. Een duurzame wereldhandel past prima in dat pleidooi. Ik vraag in dat kader aandacht voor de EPA's. Nog vaak hoor ik namelijk de klacht dat Afrika in woorden vrije toegang tot onze markt krijgt, maar dat feitelijk de Europese Unie toegang krijgt tot de markten daar en de redelijk koopkrachtige markten van de grote steden afroomt met haar exportproducten, terwijl de lokale rurale economie er het nadeel van ondervindt. Het kabinet meldt in de Staat van de Unie een krachtige inzet, maar ik vraag en verwacht dat de inzet van het kabinet is gericht op het rechtzetten van deze onrechtvaardige verhoudingen.

Het Spaanse voorzitterschap wil komend jaar meer aandacht besteden aan gemarginaliseerde groepen, zoals de Roma. Er is daarbij nog veel winst te behalen in afstemming, het delen van goede voorbeelden en monitoring, ook nadat landen met veel Roma binnen de landsgrenzen zijn toegetreden. Daarom bied ik de voorzitter hierbij een notitie aan, met een aantal concrete voorstellen waarop ik graag een reactie van de regering zou willen ontvangen.

Aanvullend hierop maak ik nog twee opmerkingen over de Roma. Minister Verhagen heeft in zijn mensenrechtennotitie expliciet aandacht aan de Roma geschonken. Ik heb daarvoor heel veel waardering. Het zou de ChristenUnie heel wat waard zijn als vervolgens ook geld uit een mensenrechtenfonds beschikbaar is voor de Roma. Is dat het geval? Daarnaast is het van belang dat de nieuwe eurocommissaris voor Fundamental Rights zich expliciet gaat richten op de Roma. Mijn vraag is of de Nederlandse regering bereid is om zich hiervoor in te zetten. Natuurlijk ligt hier ook een mooie taak voor de leden van het Europees Parlement.

Ik wil vandaag verder aandacht vragen voor de situatie in Wit-Rusland, in het bijzonder voor de oprichtingspogingen van de partij Belarusian Christian Democracy. De oprichters en nieuwe leden van de partij worden geïntimideerd. Dat is begonnen direct nadat de EU de sancties tegen Wit-Rusland heeft opgeschort. Het lijkt erop dat Wit-Rusland een spelletje speelt met de Europese Unie. In de tijd vóór een belangrijk besluit van de EU houden de autoriteiten zich rustig, om na dat besluit meteen weer over te gaan tot repressie. Volgens onze contacten in Wit-Rusland is dit de gebruikelijke procedure. Daarom vraag ik in hoeverre het mogelijk is om bij dit soort signalen meteen weer nieuwe sancties in te voeren, in plaats van te wachten op een nieuw besluit van de Europese leiders, op een moment dat het onderwerp weer eens geagendeerd staat.

Tot slot: vandaag treedt het Verdrag van Lissabon in werking. Met een nieuwe commissie subsidiariteit in het parlement, een parlementair behandelingsvoorbehoud en de mogelijke inzet van een gele of oranje kaart, is de positie van ons nationale parlement versterkt. Onze regering en Brussel kunnen rekenen op een stevige rol van het Nederlandse parlement in het Europese beleid.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Dominique Moïsi, die vandaag al werd geciteerd, beschreef Europa als het continent dat zichzelf in een greep van angst houdt. Om die greep te doorbreken vraag ik mij af en zouden wij ons moeten afvragen wat voor een Europa wij willen. Wat voor een Europa wil ik?

Ik wil in de eerste plaats een eensgezind Europa: één Europa dat staat voor vrijheid, democratie en rechtsstaat. Gisteren werd de Raad het eens over SWIFT. Dat was één dag voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Was dat toeval? Nee. Op deze manier vermijden de ministers bemoeienis van het Europees Parlement. Hoe waardeert het kabinet deze ondemocratische opstelling, dit ondemocratisch signaal? Hoe staat het met het voorstel van minister Hirsch Ballin voor rechtsstaatmonitoring in alle 27 lidstaten? Minister Verhagen wil de export van filtersoftware naar dictaturen aanpakken. Wordt dit een Europees initiatief? Wanneer mogen wij concrete plannen verwachten?

Ik wil ook een daadkrachtig Europa, dat zijn idealen kan waarmaken. Gebruiken wij in de toekomst die Europese middelen om onze economieën klaar te maken voor internationale concurrentie? Wanneer ontvangen wij een voorstel van het kabinet voor de nieuwe Lissabonstrategie? Daadkracht vraagt ook om een andere begroting. Wat doet het kabinet om de midterm review zo snel mogelijk in de Raad te bespreken? Ook een nieuwe indeling van de Europese Commissie kan daaraan bijdragen. Wat vindt het kabinet van het voorstel van Guy Verhofstadt om de portefeuilles te clusteren?

Juist als Europeanen moeten wij internationaal denken en handelen. Migratiebeleid moet meer zijn dan het simpelweg sluiten van de buitengrenzen. Hoe staat het inmiddels met het al veel eerder genoemde Europese blue-cardvoorstel? De invulling van de Europese diplomatieke dienst is nog steeds onduidelijk. Wanneer mogen wij de inzet van het kabinet voor de invulling van de positie van de Hoge Vertegenwoordiger en de diplomatieke dienst verwachten? Wie is er verantwoordelijk als de diplomatieke dienst namens de EU optreedt? Is dat de Hoge Vertegenwoordiger, de Raad of zijn ze dat misschien allebei? Hoe controleren het Europees Parlement en het Nederlandse parlement? Hoe gaat het kabinet uitvoering geven aan de motie – zij is al even oud – van Van der Laan en Koenders waarin wordt gevraagd om integratie van het postennetwerk? Hoe internationaal is de overheid zelf? Ik kwam erachter dat een 0800- of een 0900-nummer niet is te bereiken vanuit Duitsland, België of Engeland, laat staan vanuit verder in de wereld. Hoe internationaal zijn wij als overheid zelf? Graag een reactie.

Bovenal wil D66 een democratisch en transparant Europa waar Europese burgers zich bij betrokken voelen. Het Duitse hof oordeelde dat de Duitse Bondsdag door het Verdrag van Lissabon haar eigen democratische recht en soevereiniteit opzij zet. Is dat ook de lezing van het Nederlandse kabinet? Hoe voorkomen wij dat onderwerpen aan de Tweede Kamer voorbijgaan? Het Europese burgerinitiatief kan Brussel dichterbij brengen. Hoe wil het kabinet het burgerinitiatief uit het nieuwe verdrag invullen? Wat gaat het doen om zo min mogelijk beperkingen aan het burgerinitiatief te stellen?

De afgelopen weken was Europa in de ban van de benoemingencarrousel. Wanneer krijgen wij van het kabinet een brief met volledige openheid over deze benoemingen?

De voorzitter:

De heer Van Baalen heeft een vraag aan de heer Pechtold.

De heer Van Baalen:

Ik meen dat ik eigenlijk alleen een inlichting mag vragen, maar goed.

De heer Pechtold sprak over de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht in Karlsruhe over de rol van de Bondsdag. Ziet hij die uitspraak als positief? Zijn collega in het Europees Parlement, mevrouw In 't Veld, sprak immers schande van deze uitspraak. Het zou gaan om een uitholling van de Europese democratie. Welke kant kiest hij: Karlsruhe of In 't Veld?

De heer Pechtold (D66):

Aangezien het puur om een inlichting gaat: ik vroeg naar de waardering van het kabinet. Ik sluit me natuurlijk volledig aan bij de opstelling van mijn delegatieleider in Europa.

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Pechtold zegt dat hij de lijn-In 't Veld volgt, maar hij is ook degene die met een groot gedeelte van deze Kamer het behandelvoorbehoud heeft mogelijk gemaakt. Dat behandelvoorbehoud is nu precies wat men in Duitsland mist; dat wordt algemeen en breed erkend. Met andere woorden: de heer Pechtold moet toch een keertje kiezen, misschien voor het eerst in zijn leven. Ik raad hem aan te kiezen voor waar hij zelf voor stond, namelijk het behandelvoorbehoud, het recht van deze Kamer om inlichtingen te vragen op het moment dat die ertoe doen.

De heer Pechtold (D66):

De heer Ten Broeke kent mij en hij weet dat wij op dit punt samen zijn opgetrokken. Om die reden vroeg ik juist het kabinet om de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht te duiden. Ik ken het standpunt van mevrouw In 't Veld. De heer Ten Broeke weet dat ik wat betreft de positie van de Tweede Kamer wil voorkomen dat wij onszelf een te kleine positie geven. Daar heeft de Duitse rechter terecht op gewezen. Ik wil de positie van de Tweede Kamer graag duidelijk hebben en vraag daarom om een uitspraak van het kabinet. Ik weet zeker dat de collega van de heer Ten Broeke deze boodschap ook aan mevrouw In 't Veld overbrengt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Het was niet alleen de beknopte omvang van de Staat van de Unie die mij aansprak. Het was ook de toon, met het markeren van de zorgen over het behoud van eigen cultuur en identiteit en over globalisering, en met de waarschuwing richting de EU om geen dingen te beloven die niet kunnen worden waargemaakt. Minder woorden, meer daden. Ik kan dat alleen maar onderstrepen. De Europese Unie is er voor de burger en niet andersom. Het gaat erom problemen en uitdagingen waarmee de burger in Europa te maken heeft op het meest geëigende niveau aan te pakken, maar dan mogen wij ook boter bij de vis vragen. Krijgen deze noties een concrete vertaling in het Europese beleid? Hoe gaan we dat precies merken, ook in het kader van het inmiddels aanvaarde Verdrag van Lissabon? Met toenemende zorg moet ik constateren dat de EU zich ook steeds meer stort op bijvoorbeeld het terrein van de gelijke behandeling. Dat is een onderwerp dat bij uitstek op het terrein van lidstaten ligt. Hoe beoordeelt het kabinet dergelijke Europese taakverbredingen? Bestaat hier niet een spanning ten opzichte van zijn fraaie notitie? En op welke wijze krijgt het behoud van identiteit handen en voeten? Welke identiteit heeft Europa en welke identiteit zou het moeten hebben? De Staat van de Unie gaat over economie, handel en klimaat, maar absoluut niet over identiteit. Zit hier een stuk verlegenheid? Mag ik er dan op wijzen dat juist het christelijke geloof een schat aan identiteit en zelfkennis biedt?

Mijn fractie schrok van de berichten dat binnen de EU wordt bekeken of de volgende EP-verkiezingen in alle landen op zondag kunnen plaatsvinden. Dit is typisch iets wat lidstaten zelf moeten kunnen uitmaken. Bovendien zal hiermee een categorie kiezers worden uitgeschakeld en betekent het een verstoring van deze rustdag. Willen de bewindslieden zich ervoor inzetten dat het stemmen in Nederland nooit op zondag zal hoeven plaatsvinden?

In de uitbreidingsdiscussie worden wij ten aanzien van Turkije talloze malen met de neus op de feiten gedrukt. Of het nu gaat om de strafrechtelijke vervolging van Turkse schrijvers, godsdienstvrijheid, corruptie of de positie van minderheden, Turkije voldoet op geen enkele wijze aan de criteria voor toetreding. Steeds duidelijker wordt het dat een volwaardig lidmaatschap niet gewenst is. Turkije zou hierover helderheid geboden moeten worden. Het is niet eerlijk om Turkije aan een lijntje te houden en uiteindelijk middels een referendum in één van de lidstaten toetreding onmogelijk te maken. Laten we de koers wijzigen en Turkije een bepaalde vorm van geprivilegieerd partnerschap aanbieden. Ik vond het opvallend hoe stevig werd verwoord dat de grenzen voor de uitbreiding van de EU liggen bij de Europese grenzen. Dat zou juist Turkije voor een heel groot deel uitsluiten. Het kabinet krabbelt vervolgens echter terug door te verwijzen naar gemaakte afspraken. Betekent dit overigens dat ook het kabinet zich op dit ogenblik inhoudelijk vooral gebonden acht aan gewekte verwachtingen en het niet zozeer om inhoudelijke redenen voorstander is van uitbreiding? Dat biedt perspectief. Het is onterecht om de Turkse toetreding te bouwen op de pijler van het gewekte vertrouwen. De parlementen hebben niets beloofd. Het zou onwijs zijn hen vast te ketenen aan een overmoedige offerte van regeringsleiders uit het verleden. Elk parlement van elke lidstaat behoudt het recht om het mogelijke toetredingsverdrag niet te ratificeren. Zou dit anders zijn, dan zou de ratificatieprocedure een farce zijn. Deelt het kabinet deze conclusie?

Binnenkort zal de discussie worden opgestart over de EU-begroting na 2013. Dan zal er een slag moeten worden geslagen. Er zal minder accent moeten komen op de traditionele mega-uitgavenposten zoals landbouw, maar meer nadruk op de EU-prioriteiten energie-innovatie, terrorismebestrijding en veiligheid, infrastructuur en bestrijding van illegale immigratie. Ten aanzien van het landbouwbeleid moet een expliciete dubbeldoelstelling gelden: marktgerichte productie én reële, gerichte vergoedingen voor de publieke diensten die deze sector verricht.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Belder. Hij spreekt namens de SGP, maar tevens namens de ChristenUnie.

De heer Belder (EP/ChristenUnie/SGP):

Voorzitter. Ik spreek alleen namens de SGP.

De voorzitter:

Alleen namens de SGP?

De heer Belder (EP/ChristenUnie/SGP):

Ja, exclusief namens de SGP.

Eerlijk gezegd proef ik weinig visie in deze Staat van de Unie 2009-2010. Er wordt wel opgesomd wat er allemaal gedaan moet worden, maar het hoe ontbreekt te vaak. Dit komt door een te oppervlakkige analyse door de regering van het weerbarstige functioneren van de Unie in de praktijk. De Europese Unie is nu eenmaal niet altijd een samenwerkingsverband van lidstaten die alle gericht zijn op het Europese belang. Daarvoor spelen nationale belangen die soms diametraal tegenover elkaar staan, te vaak mee. Het is beter dit eerlijk te benoemen dan te suggereren dat er eenvoudige oplossingen in het verschiet liggen.

Laat ik een voorbeeld noemen. De Lissabonstrategie is een typisch voorbeeld van Europese zelfoverschatting. In 2010 zou de EU de meest concurrerende economie ter wereld moeten zijn. Hoe staat het er anno 2009 voor? De EU is het afgelopen decennium ingehaald door verschillende landen en regio's. Wat stelt de regering voor? Wij moeten opnieuw gaan roepen dat Europa ambitie en leiderschap moet tonen. Maar hoe dan? Met statements komen we er immers niet. Ik zie hier gebeuren wat ik in het Europees Parlement ook zo vaak waarneem: grote woorden, maar weinig daden.

Ben ik dan tegen Europese samenwerking? Nee, pertinent niet. Wij moeten echter wel eerlijk en realistisch zijn. Alleen die vraagstukken die werkelijk grensoverschrijdend van karakter zijn, moeten Europees aangepakt worden en dan niet op een halfslachtige manier. Neem het voorbeeld van het buitenlands energiebeleid. Op pagina 14 wordt droogjes opgemerkt dat het toch echt helpt als Europa met één stem spreekt op het gebied van energiezekerheid. Op die manier kunnen lidstaten niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Het probleem is alleen dat lidstaten daar soms vrijwillig voor kiezen. Wie deze zomer de discussie heeft meegemaakt rond de transit van energie door bijvoorbeeld Turkije, wordt op zijn wenken bediend: lidstaten die volledig voor hun eigen belangen gaan. Op dit punt gaat de regering overigens niet vrijuit. Ik ben van mening dat Europa resoluut moet inzetten om de energieafhankelijkheid van Rusland te verminderen. Dit kan alleen als wij gezamenlijk een ondubbelzinnige keuze maken voor duurzame energie en het Nabuccoproject. In de Staat van de Unie wordt het ook wel genoemd, maar intussen schurkt de regering en in het bijzonder de minister van Economische Zaken nog te veel tegen Gazprom aan. Dit geeft al aan hoe hardnekkig bilaterale belangen zijn. Het laat ook zien hoe gemakkelijk de lidstaten van de Europese Unie tegen elkaar uit te spelen zijn door landen als Rusland en China.

Ik wil afronden met twee thema's op mijn vakgebied buitenlandse zaken. Ik begin met het Midden-Oosten. Als voorzitter van de delegatie van het Europees Parlement voor de relaties met de Knesset en Israël pleit ik voor een spoedige implementatie van de intensivering van de relatie tussen de Europese Unie en Israël. Deze opwaardering mag niet volledig afhankelijk gemaakt worden van vooruitgang in het vredesproces. Afgelopen maand was eurocommissaris Verheugen te gast bij een vergadering van de Israëldelegatie. Hij zei daarin ronduit dat Israël dichter bij ons staat dan enig toetredingsland ook. Mijn vraag aan minister Verhagen is of hij zich in de Raad hard wil maken voor een EU-Israëltop om deze hechte relaties te bevestigen en uit te bouwen.

Het tweede thema is de uitbreiding. Ik waardeer het dat de regering streng toeziet op het voldoen aan de criteria van Kopenhagen door potentiële toetredingslanden. Ik wil haar aanmoedigen om erop toe te blijven zien dat er geen concrete toetredingsdata worden gegeven door de Raad. Ik denk dan vooral aan Kroatië. Daar ben ik recentelijk geweest. Ik heb daar met de ambassadeur van Nederland gesproken. In het Europees Parlement is afgelopen week een resolutie aangenomen waarin toch 2010 als streefdatum wordt genoemd. Ik vind het teleurstellend dat D66, de VVD, de ChristenUnie en bijna al mijn collega's van het CDA tegen een amendement hebben gestemd dat dit wilde corrigeren. Regering, uw vinger aan de pols blijft vereist.

De voorzitter:

De regering heeft bij monde van de minister-president om een schorsing van tien minuten gevraagd. Wij hebben twee mogelijkheden: of wij hebben nu een heel vroege avondpauze en beginnen om een uur of zeven met de beantwoording of wij schorsen tien minuten en hebben daarna de beantwoording voor de avondpauze. Het lijkt mij wel erg vroeg om te schorsen. Gaat u ermee akkoord dat wij over een minuut of tien, vijftien doorgaan met het antwoord van de kant van de regering?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Hoe laat verwacht u dan te schorsen? Het is ook wel ontzettend jammer om halverwege een onderbreking in de beantwoording te krijgen.

De voorzitter:

U hebt ruim anderhalf uur gesproken, dus ik schat in dat de regering een uur spreekt. Dan zouden wij tegen een uur of zeven de schorsing voor de avondpauze hebben.

De vergadering wordt van 17.40 uur tot 17.55 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Ik zeg de leden van de Kamer graag dank voor hun inbreng in eerste termijn in dit debat over de Staat van de Unie. Het is goed dat wij elkaar spreken. Dat gebeurt ook op een bijzonder moment. Het is meer dan symbolisch dat wij vandaag dit debat voeren, op het moment dat het Verdrag van Lissabon in werking treedt. Ik hield eerst nog bij wie daarop ingingen, maar ik ben daarmee opgehouden, want bijna alle sprekers refereerden hieraan.

Het is ook goed dat wij dit debat voeren met een aantal leden van het Europees Parlement. Dat is een goede traditie. Ik heb geluisterd naar wat de heer Van Baalen daarover heeft gezegd, maar op zich is het goed dat wij juist over zo'n document met elkaar van gedachten wisselen.

Bijna acht jaar geleden werd met de Verklaring van Laken het startsein gegeven voor herziening van de verdragen. Zolang praten wij daarover. Daarna is een lange en moeilijke weg afgelegd om uiteindelijk tot dit verdrag te komen. Er is al veel over geschreven en gezegd, ook in deze Kamer. Ik ben ervan overtuigd dat dit verdrag de in Laken gestelde vragen beantwoordt. De verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten is verduidelijkt, evenals de verdeling van de bevoegdheden tussen de instellingen. De democratische legitimiteit van de Unie is vergroot. Zo krijgt het Europees Parlement meer bevoegdheden, onder andere bij het opstellen van de EU-begroting, en is de rol van de nationale parlementen bij de Europese besluitvorming versterkt. Mevrouw Wiegman en anderen hebben daarover en over de "oranje kaart"-procedure gesproken. Kortom, dat zijn de verworvenheden van het proces dat wij de afgelopen jaren hebben meegemaakt.

De heer Van Bommel heeft gezegd dat "het Verdrag van Lissabon geen steun van de Nederlandse bevolking heeft". Dat is een letterlijk citaat. Juist in deze vergaderzaal hecht ik eraan om te zeggen dat het Verdrag van Lissabon wél de steun van de Nederlandse bevolking heeft gehad. De vraag is alleen of je voor de steun van de bevolking per definitie een referendum nodig hebt of dat je kiest voor de representatieve democratie. Zeker in deze vergaderzaal van ons land hecht ik eraan om te zeggen dat voor mij de representatieve democratie evenzeer van belang is om te weten wat de bevolking wil.

De heer Van Bommel (SP):

Ik citeer de minister-president letterlijk. Hij zei dat "het Verdrag van Lissabon wél de steun van de Nederlandse bevolking heeft gehad". Mag ik de minister-president vragen hoe hij dat weet?

Minister Balkenende:

Omdat wij hier met elkaar de democratie in werking zien. Omdat u, leden van de Tweede Kamer, het Nederlandse volk representeert. Als het parlement hier goedkeuring hecht aan een verdrag, is daarmee de democratische steun gegeven. Als wij zouden zeggen dat wat hier in deze Kamer gebeurt, niet voldoende is omdat er geen referendum is geweest en dat de Nederlandse bevolking er daardoor niet achter zou staan, zijn wij een eind van huis. Dan vraag ik mij af wat wij hier nog doen.

De heer Van Bommel (SP):

Op zich is het goed om een keer te zeggen dat wij ons dat moeten afvragen, maar mag ik de minister-president eraan herinneren dat er ook een situatie was waarin een ruime meerderheid in deze Kamer – bijna 85% van de Kamerleden – ja zei tegen een Europese grondwet en dat meer dan 60% van de bevolking nee zei tegen dezelfde Europese grondwet? Waar haalt de minister-president dan de aanleiding vandaan om te veronderstellen dat dat nu anders zou zijn?

Minister Balkenende:

Uit het feit dat wij met elkaar in dit huis een uitgebreid debat hebben gehad, eerst over de grondwet en toen over de vraag of een raadplegend referendum moest worden georganiseerd. Vervolgens hebben wij gewerkt aan veranderingen, met een aantal substantiële verbeteringen. Dat hebben wij met elkaar hier gedeeld. Toen is ook vastgesteld dat wij nu te maken hebben met een normaal wijzigingsverdrag. Dat debat is hier gevoerd. Daar kunt u het mee oneens zijn. Dan komt een moment waarop de democratie besluit of er wel of niet een referendum wordt georganiseerd. Die vraag hebt u te beantwoorden en die is beantwoord. Mijn punt is: wanneer dit huis heeft gesproken en heeft gekozen voor een behandeling omdat het gaat om een normaal wijzigingsverdrag, is dat wat in een democratie telt. Ik vind dat wij dan niet een situatie moeten krijgen waarin wij alles in twijfel trekken omdat er geen referendum is georganiseerd.

De heer Van Bommel (SP):

Ik betwist niet wat de minister-president zegt, maar het enige wat hij niet waar kan maken, is dat de bevolking dit verdrag steunt. Dat hebben wij niet kunnen vaststellen. Mijn stelling in eerste termijn was dan ook: de bevolking heeft die steun niet uitgesproken omdat die mogelijkheid de bevolking niet gegund is. Ik vraag de minister-president dezelfde precisie in acht te nemen. Wij weten hoe dat is gelopen: de bevolking heeft haar mening hierover niet kunnen geven en de Kamer wel.

Minister Balkenende:

Mijn laatste opmerking is de volgende. Deze Kamer representeert de Nederlandse bevolking. Als wij aan dat principe tornen, dan hebben wij met elkaar een probleem.

De Europese Unie krijgt meer mogelijkheden voor een coherent en slagvaardiger optreden, onder andere door de instelling van een vaste voorzitter van de Europese Raad en een nieuwe Hoge Vertegenwoordiger van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid die zich ook kan richten op de Europese diplomatieke dienst. Ik ben verheugd dat wij een paar belangrijke benoemingen hebben kunnen realiseren: oud-premier Van Rompuy als vaste voorzitter en Catherine Ashton als de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger. Beiden komen uit een buurland. Ik ken de heer Van Rompuy goed en al een hele tijd. Het is iemand met veel ervaring. Ik heb er alle vertrouwen in dat hij zal voldoen aan onze verwachtingen. Het gaat immers om een voorzitter die een luisterend oor heeft voor alle lidstaten, die oog heeft voor de balans tussen de verschillende instituties binnen de Europese Unie en die erin slaagt om de leden op moeilijke onderwerpen te verenigen.

Ik heb mevrouw Ashton de afgelopen jaren ook leren kennen, het laatste jaar als commissaris voor Handel. Het Verenigd Koninkrijk is onze partner in het streven naar vrije handel en open markten. De ervaring op het buitenlandse toneel komt haar goed van pas bij haar nieuwe functie. Met haar benoeming is het gelukt om een vrouw op een toppositie te krijgen. Een andere vrouw die op een toppositie is gekomen, is natuurlijk de Nederlandse commissaris mevrouw Kroes. Ik weet dat de Kamer het vervelend vond dat ik bij de afgelopen debatten niet meer kon zeggen. Uiteraard speelden toen de onderhandelingen op dit punt. Ik ben blij dat wij nu kunnen vaststellen dat zij doorgaat. Voor ons gold steeds: een goede kandidaat en een goede portefeuille. Mevrouw Kroes is inmiddels vicevoorzitter geworden en zij krijgt de portefeuille Digitale Agenda.

Ik heb goed geluisterd naar hetgeen mevrouw Peters en de heer Ten Broeke daarover hebben gezegd. Het is een portefeuille die nadrukkelijk te maken heeft met de toekomst van Europa: industriële zaken, consumentenbelangen en een veranderende werkelijkheid. Mevrouw Kroes is zelf ook zeer enthousiast over deze portefeuille. Ik heb dat een- en andermaal met haar besproken. Zij heeft het vaste voornemen om hiervan veel te maken, omdat zij ervan overtuigd is dat er juist op dit terrein ontzettend veel te doen is. Het gaat hierbij om de toekomst van Europa. Ik ben ook blij dat het enthousiasme in eerdere debatten nu wordt bewaarheid door het feit dat zij doorgaat als commissaris binnen de Europese Commissie. Met het Verdrag van Lissabon en met de nieuwe spelers kan de Europese Unie de toekomst tegemoet treden. Wij kunnen ons nu concentreren op de zaken die mensen in Europa bezighouden: veiligheid, banen en werken aan een beter klimaat.

Ik begin mijn inbreng met de economische, financiële en sociale situatie. Daarna sta ik stil bij het thema klimaat. Dit doe ik in algemene zin en daarna gaat de staatssecretaris op diverse zaken in, ook op de onderwerpen die ik zelf heb besproken.

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben benieuwd of de terugblik op de benoemingsprocedure hiermee behandeld is. Of komt het kabinet hierop later nog terug?

Minister Balkenende:

Nee, dit was hetgeen ik mij had voorgenomen om te zeggen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dan kom ik terug op de benoemingsprocedure. Ik heb de minister-president uitgenodigd om terug te blikken op de wijze waarop dat is gegaan. Er rusten nu geen vertrouwelijke, diplomatieke onderhandelingsprivileges meer op. Was dit nu de beste manier om de beste kandidaten op de juiste posten te krijgen?

Minister Balkenende:

Achteraf vind ik dat zeker wel, omdat een aantal onbekende variabelen in de afgelopen tijd aan de orde waren. Er waren bijvoorbeeld verschillende vragen. Mogen commissarissen doorgaan op de plaats waarop zij zitten of niet? Wat is de relevantie van de benoeming van de Hoge Vertegenwoordiger in relatie tot de verdeling van posten? Hoe ervaren de kandidaten de portefeuilles zelf? Hoe wordt aangekeken tegen functies die lidstaten krijgen ten opzichte van andere lidstaten? Dat zijn allemaal onbekende grootheden die uiteindelijk zijn uitgemond in het voorstel dat de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Barroso, heeft gedaan. Ik ben gelukkig dat mevrouw Kroes de status heeft van vicevoorzitter. Ik ben gelukkig met deze portefeuille. Dat zeg ik nadrukkelijk, omdat ik indringend met haar heb gesproken over een portefeuille die haar zou aanstaan en die te maken heeft met het belang van Europa. Ik ben zeer tevreden met het resultaat.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat is al gezegd. Ook mijn fractie is blij dat mevrouw Kroes terugkeert in de Europese Commissie. Maar de vraag is: bent u tevreden over hoe het is gegaan, terwijl er onderhandelingen liepen om u, de minister-president, naar voren te laten schuiven door Nederland voor de plek die nu Van Rompuy bekleedt? Moet Nederland tevreden zijn met de toch als lichter gekwalificeerde portefeuille die mevrouw Kroes nu is toebedeeld? Is de gevolgde tactiek de juiste geweest? Ik heb geopperd dat het misschien handiger was geweest om transparantie te betrachten, zodat er wisselgeld zou zijn: zodra het presidentschap niet meer mogelijk bleek, kon dan een zwaardere Commissieportefeuille worden binnengehaald.

Minister Balkenende:

Elke suggestie over de onderhandelingen over mijn positie werp ik verre van me. Ik heb gezegd: ik ben geen kandidaat en ik ben er ook niet voor benaderd. Dat heb ik steeds aangegeven en zo is het steeds geweest.

Ten aanzien van mevrouw Kroes moet u goed luisteren naar wat ik daarover heb gezegd. Er waren een aantal onbekende variabelen. Lange tijd was onduidelijk of commissarissen door zouden mogen op hun eigen portefeuille. Verder is het feit dat je een portefeuille als Mededinging hebt gehad, geen garantie dat je in een volgende periode weer een van dat type functies kunt krijgen. Ook speelt mee de betekenis die aan deze portefeuille moet worden gehecht. Daarom heb ik gezegd: laten we met mevrouw Kroes dan spreken over deze portefeuille. Dat heb ik een- en andermaal gedaan en zij is zeer overtuigd van de juistheid van deze keuze, juist vanwege de motieven die ik zo-even heb uiteengezet.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Op die uitlatingen van mevrouw Kroes heb ik dan af te gaan, en die respecteer ik natuurlijk. Wel heeft mijn fractie de indruk dat ware er een transparantere procedure gevolgd, het nu voor ons politici maar ook voor de burgers van Europa makkelijker en gezaghebbender zou zijn geweest om vast te stellen dat inderdaad de juiste personen op de juiste plekken – van de president tot de commissarissen – om de juiste redenen zijn beland. Nu blijft het gissen naar partijpolitieke en nationaal politieke belangen die in de achterkamertjes zijn uitonderhandeld.

Minister Balkenende:

Ik zie eerlijk gezegd geen alternatief voor de manier waarop zaken gaan. De verdeling van functies, zoals de voorzitter of de Hoge Vertegenwoordiger, kan niet zomaar deel uitmaken van een heel transparant proces: meldt u zich maar! De commissiesamenstelling is passen en meten geweest, tot op het laatste moment. Dan zie ik niet in tot welke meerwaarde een transparant proces leidt, zoals mevrouw Peters aanduidt. Ik geloof daar niet in.

De heer Pechtold (D66):

Als het onderwerp nu toch ter sprake komt: ik heb u gevraagd om een overzicht. Ik hoop dat u dat dadelijk wil toezeggen. Het kon natuurlijk anders. In Paars I, een regering waar het CDA niet in zat, droeg de minister van Buitenlandse Zaken de heer Van den Broek zonder dralen opnieuw voor en zo behield Nederland een sterke positie. Ik heb nog steeds het idee dat als wij dat vanaf het begin bij mevrouw Kroes hadden gedaan, hetzelfde had kunnen gebeuren. Graag krijg ik daarop een reactie.

U blijft expliciet hangen in die langspeelplaat: ik was geen kandidaat, ik was geen kandidaat. Is er nou geen enkele Nederlandse ambtenaar of vertegenwoordiger geweest die bij andere lidstaten uw naam heeft laten vallen als kandidaat? Ontkent u glashard dat dit de afgelopen weken, maanden is gebeurd?

Minister Balkenende:

Had de kandidaat eerder genoemd, dan had die een betere post gekregen. Dat weerspreek ik ten volle. Ik heb uitgelegd – u was even weg – dat er een aantal belangrijke onbekende variabelen in het proces zaten. Bijvoorbeeld: mag een commissaris doorgaan op de portefeuille waarop hij of zij zit? Hoe zit het met de verhouding tussen de functies die landen nu hebben gekregen en wat men eerder heeft gehad? Allemaal onduidelijke zaken, net als de rol van de Hoge Vertegenwoordiger in het totaal van de verdeling van de posten. Allemaal onduidelijke variabelen. Als je eerder een naam noemt, is er geen enkele garantie dat je daarmee automatisch een andere functie krijgt. Ik merk dat dit nu wordt gesuggereerd in de media. Ik neem daar zeer afstand van. Zo ligt het gewoon niet. Ik heb aangegeven welke overwegingen daarbij een rol spelen.

Dan ten aanzien van mijn eigen positie. Ik blijf herhalen: ik was geen kandidaat, ik ben niet gevraagd en ik ben er ook niet mee bezig geweest. Ik zal uitleggen hoe dat is gekomen. In de zomerperiode was niet bekend of het referendum in Ierland tot een ja zou leiden. Het was dus hoog hypothetisch; dat heb ik een- en andermaal gezegd. Toen Ierland ja had gezegd, speelde de vraag hoe het met Tsjechië zou gaan. Toen die helderheid er eindelijk leek te komen, vond er een Europese Raad plaats. U kent de beelden daarvan. Toen was de heer De Rompuy feitelijk al benoemd in Europa.

Er is over namen gesproken. Natuurlijk is er over namen gesproken, maar dat is geen lobbyen. Bij elk onderwerp dat in Europa speelt, of we het nu hebben over de financiële verplichtingen of over hoe we inspelen op Kopenhagen, of dat we het hebben over functies: natuurlijk wordt er over namen gesproken, maar dat is geen lobbyen. De heer Timmermans heeft in een interview in de Volkskrant duidelijk gezegd: natuurlijk wordt er over zaken en over mensen gesproken, maar dat is niet – en dat heeft me zeer verbaasd – een lobby voor een bepaalde persoon. Iedereen weet hoe deze processen lopen en dat is heel wat anders dan het voeren van een lobby.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Iedereen weet het, maar 450 miljoen Europeanen kijken naar een procedure die ooit door iemand is vergeleken met het Vaticaan, alleen krijg je daar tussendoor nog zwarte rook te zien, totdat de witte er komt. Het valt mij op dat de minister-president in een lang antwoord wegloopt bij mijn cruciale vraag. Mijn cruciale vraag was: ontkent u nu, minister-president, hier in het parlement, dat er Nederlandse ambtenaren en vertegenwoordigers waren die met uw naam – u bezigt het woord "lobbyen", laat ik het dan omschrijven – de mogelijkheid hebben voorgehouden aan de andere 26 lidstaten dat u misschien wel bereid zou zijn, indien u gevraagd zou worden als kandidaat? Ik vind het van belang dat u dat hier of glashard ontkent, of nu zegt: natuurlijk wordt het spel zo gespeeld. In het laatste geval zou ik het niet eens erg vinden. Als u het echter glashard ontkent, dan heb ik toch de vraag wat u op dit moment voor informatie verstrekt aan het parlement.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik heb net gezegd dat er heel veel namen zijn genoemd voor de functie van voorzitter van de Europese Raad en die van Hoge Vertegenwoordiger. In het diplomatieke verkeer wordt over namen gesproken, maar ik wil niet het beeld hebben dat er gelobbyd zou zijn. Iedereen wist dat de namen die in de zomer zijn genoemd, niet relevant waren, omdat toen nog niet helder was of Ierland ja zou zeggen. Toen het echt serieus werd en er een beslissing leek te komen van het hof in Tsjechië, was bij die Europese Raad al helder dat de naam van de heer De Rompuy buitengewoon relevant was. Daar ging het om. Dat er gesproken is over namen – ik hoef ze hier niet te herhalen – is allemaal waar, maar dat is geen lobbyen. Dat is de vraag die hier aan de orde is.

De heer Pechtold (D66):

De naam die hier niet herhaald hoeft te worden, maar wel veelvuldig gevallen is, is Balkenende. Ik vind het toch vervelend dat u wegloopt bij de centrale vraag die ik stel. U loopt weg bij het woord "lobby". Ik gebruik uw eigen vocabulaire. U zegt: ik ben geen kandidaat. Dat kan in zo'n procedure. Er waren andere zittende regeringsleiders die wel kandidaat waren. U was dat niet. Zijn er Nederlandse ambtenaren – en hierop zou ik toch heel graag een helder antwoord van u krijgen, dit zeg ik ook met klem tegen de voorzitter – met uw naam bezig geweest of hebt u de diensten heel duidelijk laten weten: jongens, begin er niet aan en als ze vragen of ik kandidaat wil worden: absoluut niet. U staat hier wel in het Nederlandse parlement, dus ik zou heel graag weten, ook om er terugkijkend van te kunnen leren, wat de positie was van de Nederlandse ambtenaren. Hebben zij uw naam kunnen gebruiken, ja of nee?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Wanneer mijn naam wordt genoemd, is dat net zoals andere namen iets wat onder diplomaten aan de orde is. Natuurlijk, daar wordt over gesproken. Dat is echter iets anders dan dat je zegt: onze premier komt in aanmerking voor die functie. Dat is feitelijk niet aan de orde geweest. Er wordt over namen gesproken en alles was buitengewoon speculatief. Het was opvallend hoe het toen ging, ook in de debatten hier. Terwijl ik in Japan was, was ik dag in, dag uit bezig met het praten over innovatie, om investeerders naar Nederland te halen. Ik was toen totaal niet bezig met wat hier speelde. Ik kom naar Nederland en u weet ook wat er hier toen speelde. Het was van: de premier mag niet weg! Ik heb dat als een groot warm bad ervaren. Het is natuurlijk prachtig als je terugkomt en iedereen zegt: blijf! Dat gebeurt dus ook gewoon, niets aan de hand, maar het heeft mij wel verbaasd dat er zo'n enorme discussie is geweest, terwijl feitelijk, toen dit relevant was, het spel allang gespeeld was.

De heer Ten Broeke (VVD):

De minister-president beklaagt zich daar tot op zekere hoogte over, maar dat debat is vooral gestart door zijn coalitiepartners, de fracties van de PvdA en de ChristenUnie. Die hebben die vragen opgeroepen, dus dan moet hij nu niet ons aankijken, maar hen. De heer Pechtold sprak over een langspeelplaat die voortdurend wordt afgedraaid. Ik heb daar wel enig begrip voor. Misschien moeten wij die langspeelplaat een keertje terugdraaien en ontdekken wij dan de geheime boodschap. De minister-president zegt nu in elk geval dat op het niveau van diplomaten zijn naam ongetwijfeld zal zijn gevallen. Dat is gewoon ook het geval.

Wat ik nu belangrijker vind, is dat hij ook zegt dat er zoveel onbekende variabelen in het spel waren dat het daarom wellicht verstandig was om pas op het laatst met namen te komen. Ik wil hem een aantal namen noemen van commissarissen die wel degelijk zijn blijven zitten. Ik geef toe dat pas laat in de race bekend was dat Barroso niet wilde dat zij ook op dezelfde positie zouden blijven zitten. Neem nu mevrouw Reding, die grondrechten en justitie gaat doen, de heer Rehn, die monetaire zaken gaat doen, de heer De Gucht, die handel gaat doen, de heer Barnier, die interne markt gaat doen, Barroso zelf en ook Potoènik, die milieu gaat doen. Dat zijn allemaal namen van zittende commissarissen en allemaal mensen die belangrijke posities hebben bekleed. Laten wij hier één ding vaststellen: dit zijn ook allemaal mensen die al heel vroeg door hun regeringen naar voren zijn geschoven.

Kunnen wij hier met elkaar vaststellen dat je in elk geval niet kunt zeggen – ik hoor de staatssecretaris zeggen dat het niet waar is, maar het is wel degelijk waar, mijnheer Timmermans – dat ook die strategie een verstandige is geweest?

Minister Balkenende:

Dat kan je alleen doen als je er een beeld van hebt dat bepaalde kandidaten op bepaalde functies zouden kunnen blijven zitten, om een voorbeeld te noemen. Ik heb net gezegd dat ook de heer Barroso heeft aangegeven dat een land als Nederland Interne Markt heeft gehad en Mededinging. België heeft de afgelopen jaren ontwikkelingssamenwerking gehad. Dingen hebben een eigen dynamiek. Er zijn geen garanties. Voor mij speelde evenzeer de vraag mee wat Nederland krijgt, hoe deze portefeuille te duiden is en hoe de kandidaat over wie ik heb gesproken over deze portefeuille denkt. Die is daar buitengewoon enthousiast over. Dat is een- en andermaal naar voren gekomen, dat weet de heer Ten Broeke ook. Ik ben dus zeer tevreden met de resultaten.

De heer Ten Broeke (VVD):

Wij hebben u al daarmee gefeliciteerd, minister-president. Is de minister-president het ook met mij eens dat er in elk geval een felicitatie dient uit te gaan naar onze zuiderburen, die niet alleen de hoogste positie in de wacht hebben gesleept in de persoon van de heer Van Rompuy als voorzitter van de Europese Raad, maar die ook met een kandidaat die al in mei door de Belgische regering werd voorgedragen, namelijk de heer De Gucht die toen nog op ontwikkelingssamenwerking zat, een bijzonder goede functie in de wacht hebben gesleept? Dat is een felicitatie waard. Niet alleen voor de inzet, maar ook voor de strategie.

Minister Balkenende:

Laat ik beginnen met de heer Van Rompuy. Ik was geloof ik een van de eersten die hem in een persconferentie van harte heb gefeliciteerd, omdat ik hem mag en omdat ik weet wat hij kan. Ik feliciteer natuurlijk, zoals ik al eerder heb aangegeven, iedereen omdat er een nieuwe commissie is. Dat geldt evenzeer voor de heer De Gucht. Ik hou er zelf niet van om in verhoudingen te spreken als 2-0 – men doet dat ook wel eens in dit debat – want dat is een miskenning van de functie die mevrouw Kroes nu heeft. Ik vind het ook eerlijk gezegd geen recht doen aan de onderlinge verhoudingen. Toen wij indertijd de secretaris-generaal van de NAVO hebben geleverd, hebben wij ook niet tegen andere landen gezegd dat het 1-0 was voor Nederland. Toen mevrouw Kroes Mededinging kreeg, hebben wij ook niet gesproken in termen dat het 1-0 was. Zo ga je niet met elkaar om in de internationale verhoudingen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat was mijn vraag helemaal niet. Kennelijk wil de minister president dit erg graag in die vergelijking met mevrouw Kroes stellen. Dat was mijn vraag niet, volgens mij kwam het er niet eens in voor.

Minister Balkenende:

Dat is waar. Mevrouw Peters had het op enig moment over 2-0.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ja, maar daarna stond ik aan de interruptiemicrofoon. Mijn vraag was heel simpel, namelijk of u de moedige inzet van onze zuiderburen niet met terugwerkende kracht een felicitatie waard vindt. België was in elk geval een van de landen die heel snel met een kandidaat kwamen.

Minister Balkenende:

Dit krijgt een bepaalde lading. Ik feliciteer mensen uiteraard als zij in een functie worden benoemd. Dat heb ik al veel eerder gedaan. Daar hebben wij dit debat niet voor nodig.

Laat ik overgaan naar een ander blok in mijn betoog, namelijk de economische, financiële en sociale situatie. Velen hebben daar hier vandaag over gesproken. De crisis heeft de economie van Europa hard getroffen. Ik ben ervan overtuigd dat deze zware periode een katalysator kan zijn voor verandering, verandering in ons economische en financiële stelsel. Dit is ook het uitgelezen moment om een nieuw systeem te ontwikkelen en stappen voorwaarts te zetten, bijvoorbeeld op het gebied van financieel toezicht. Wij moeten ook breder kijken naar kansen die voortvloeien uit de crisis. De Lissabonstrategie heeft tot doel om de Europese economie meer concurrerend, maar ook duurzamer en socialer te maken.

Begin dit jaar waren de economische vooruitzichten voor Europa als gevolg van de financiële en economische crisis somber. Dat gold ook voor Nederland. In reactie op de crisis is in Europa, en ook in Nederland, een integrale afweging gemaakt van de noodzakelijke investeringen, bezuinigingen en structurele maatregelen om weer tot economische groei te komen. Binnen korte tijd zijn wij in Nederland met een pakket aan stimuleringsmaatregelen gekomen. De details daarvan zijn bekend. Nederland heeft daarnaast veel ruimte geboden aan de automatische stabilisatoren. Die moesten immers hun werk kunnen doen.

Alle Europese landen hebben vergelijkbare maatregelen getroffen. Er was sprake van een gecoördineerde aanpak. De lidstaten hebben in 2009 en 2010 voor ongeveer 400 mld. aan nationale maatregelen genomen ten behoeve van de economische stimulering waartoe de regeringsleiders een jaar geleden hebben besloten. Dat werkt natuurlijk door in de overheidsfinanciën. De tekorten lopen op en de staatsschulden nemen toe.

Het gevolg van de snelle en gecoördineerde aanpak in Europa en Nederland is, dat nu een aantal positieve ontwikkelingen kan worden gemeld. Het vertrouwen begint toe te nemen. Maar wij moeten vaststellen dat het herstel nog zeer broos is. Wij dienen op onze qui vive te blijven.

De gevolgen van de crisis voor de mensen verdienen onze directe aandacht. De werkloosheid loopt op. Het meest recente werkloosheidscijfer voor het eurogebied is 9,5%. Dat is het hoogst van de afgelopen tien jaar. In Nederland gaat het inmiddels om 400.000 mensen. Dat is 5%. Krachtige maatregelen in Nederland en Europa zijn noodzakelijk.

Op Europees niveau gaat het om structurele hervormingen met het oog op het versterken van de interne markt, investeringen in bedrijfstakken en banen voor morgen, het stimuleren van het handelsverkeer, het robuuster maken van de financiële sector en gezonde overheidsfinanciën. Ook in Nederland zullen wij blijvende aandacht moeten hebben voor de versterking van de economische structuur. Wij zullen oog moeten hebben voor zaken als loonontwikkeling en overheidsfinanciën.

Het is bekend dat de Europese Commissie heeft gesteld dat Nederland, net zoals andere landen, moet werken aan een exitstrategie. Wij moeten in ieder geval naar een niveau van min 3%. Dat zou in 2013 moeten worden bereikt. Minister Bos heeft gezegd dat hij de voorstellen van de Europese Commissie redelijk evenwichtig, veeleisend en ambitieus acht. Ik sluit mij daarbij aan.

De kredietcrisis heeft op pijnlijke wijze duidelijk gemaakt dat strikter en beter gecoördineerd toezicht op de financiële sector noodzakelijk is. Helaas was het Europees toezichtmodel er niet voldoende op ingericht. Daarom heeft de Europese Commissie een expertgroep opgezet onder leiding van de heer Jacques De Larosière. Deze heeft binnen korte tijd suggesties gepresenteerd hoe het Europees toezicht er in de toekomst uit zou moeten zien. Op basis daarvan heeft de Europese Commissie inmiddels voorstellen gedaan.

Ik stel met tevredenheid vast dat tussen de lidstaten overeenstemming bestaat over de voorstellen voor macrofinancieel toezicht. In de toekomst zal er één centraal punt zijn. De European Systemic Risk Board zal verontrustende signalen op de financiële markt analyseren en vervolgens met adviezen komen.

Over de voorstellen voor de uitoefening van microfinancieel toezicht en gedragstoezicht op financiële instellingen hopen wij in december overeenstemming te bereiken. Daarbij hebben wij het over de drie zogenaamde European Supervisory Authorities.

Het kabinet is tevreden over de snelheid waarmee wij in Europa de verbetering van het financieel toezicht hebben opgepakt. Dat moeten wij blijven vasthouden. Het afgelopen jaar is op economisch en financieel terrein intensief samengewerkt. Eerst deed zich de financiële crisis voor en vervolgens ging het om de economische ontwikkeling. Nu dienen wij oog te hebben voor de exitstrategie. Op deze manier werken wij aan duurzame groei.

Ik kom toe aan het beantwoorden van een aantal concrete vragen die door de leden van de Kamer zijn gesteld.

De heer Van de Camp wierp de vraag op wat de reactie van de regering is op het niet halen van de Lissabondoelstellingen. Hij weet dat er sinds 2005 vier hoofddoelstellingen bestaan binnen de Lissabonstrategie. Drie ervan liggen op het terrein van de arbeidsparticipatie en één op het terrein van R&D-uitgaven. Nederland heeft de Europese participatiedoelen reeds behaald. Op nationaal niveau heeft Nederland zichzelf ambitieuze participatiedoelen gesteld. Voor het behalen van die doelen heeft ons land forse stappen gezet. Ook wat betreft de voortgang in de breedte doet Nederland het relatief goed. Wij zijn een van de koplopers op terreinen als toegang tot breedbandinternet en de aanpak van administratieve lasten. Wij voldoen aan het doel om richtlijnen van de interne markt op tijd te implementeren en hebben goede voortgang geboekt bij het aantal 20-jarigen tot 24-jarigen met een diploma secundair onderwijs en het percentage volwassenen dat deelneemt aan een leven lang leren. Er is op deze punten goede voortgang geboekt, hoewel de doelstellingen nog niet zijn gehaald.

Helaas is op het terrein van de R&D-uitgaven, ondanks diverse beleidsinitiatieven – daarop wordt gedoeld – beperkte voortgang geboekt. Wij hebben het daarbij met name over de private R&D-uitgaven. Als namelijk een onderscheid wordt gemaakt tussen publieke R&D-uitgaven en private R&D-uitgaven, dan blijkt dat de publieke uitgaven redelijk op het spoor staan, maar dat geldt nog niet voor de private uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling. Wel betekent Lissabon dat de Kamer de regering hierop steeds aanspreekt, wat ertoe leidt dat de regering nog kritischer beziet hoe wij hierop voortgang kunnen boeken. Daarom zet de regering zich bijvoorbeeld in crisistijd nog meer in om een regeling als de kenniswerkersregeling, hightechtopprojecten en extra middelen voor de BBSO te realiseren. Ik zeg erbij dat dit een kwestie is van gelijk optrekken. Publiek én privaat zijn nodig, want er is nog veel te doen.

In 2010 loopt de Lissabonstrategie af. De strategie zal een vervolg dienen te krijgen waarin wij het evenzeer zullen hebben over innovatie, groei en werkgelegenheid, maar waarin wij dit ook moeten verbinden met een thema als duurzaamheid. Dat zal ook met de Kamer worden besproken.

De heer Pechtold (D66):

Net als de heer Van de Camp heb ik over de Lissabonagenda een vraag gesteld. Het viel mij tegen dat bij de vorige agenda pas aan het einde kon worden vastgesteld dat we er niet komen. De minister-president stelt nu terecht dat Nederland sommige doelen wel haalt, maar Europa als totaal blijft achter. Als continent kunnen wij daarmee niet tevreden zijn. Ik zoek naar mogelijkheden om de komende jaren met het kabinet dat ik moet controleren afspraken te maken die ook afrekenbaar zijn op kortere termijn dan alleen de eindtijd. Is de minister-president dat met mij eens?

Verder noemt de minister-president een belangrijk onderwerp niet, namelijk onderwijs. Ook Nederland heeft gezegd dat het 50% van de kinderen tot de kenniseconomie wil laten behoren. Op dit moment zit 60% van de kinderen op het vmbo. Hoewel ik het vmbo van harte steun, behoort dat onderwijstype officieel niet tot het deel dat wij onder de kenniseconomie kunnen rekenen. Hoe gaan wij er dus voor zorgen dat de nieuwe Lissabonagenda wel tussentijds afrekenbaar is en wat wordt de Nederlandse inspanning daarbij?

Minister Balkenende:

De heer Pechtold kent de discussie rondom de Lissabonagenda. Hij weet dat er ongeveer halverwege een midterm review is geweest. Toen is bezien hoe wij er eigenlijk voorstonden. Die midterm review heeft geleid tot twee belangrijke conclusies. De eerste conclusie was om meer focus te gaan aanbrengen. Daarbij ging het over het thema "jobs and growth". De tweede conclusie was dat wij veel meer oog moeten hebben voor de implementatie op het niveau van de lidstaten. Daarmee kom ik bij het punt dat de heer Pechtold inbrengt. Hij weet dat deze conclusie heeft geleid tot de rapportageverplichtingen van de lidstaten. Lidstaten zijn gehouden om ieder jaar te spreken over de voortgang van waarmee men bezig is. Ik denk dat de strategie van het koppelen van het langetermijnperspectief aan de jaarlijkse monitoring, de ruimte geeft om de dingen te doen die nodig zijn. Ik geef de heer Pechtold namelijk graag toe dat het van belang is dat wij gewoon voortgang boeken op deze terreinen. Dat is ook van belang voor de positie van Europa in de wereld. Het instrument waarbij verder weg gelegen doelstellingen gekoppeld worden aan een jaarlijkse rapportage en aanbevelingen voor de Europese Commissie, helpt daarbij volgens mij echt.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben blij verrast met dit antwoord van de minister-president. Ik zou willen dat Nederland de ambitie heeft om op dit punt een voortrekkersrol op zich te nemen. Daarbij moet ook de vraag gesteld worden hoe wij elkaar binnen Europa hieraan gaan houden, hoe wij de agenda vormgeven en hoe wij ervoor zorgen dat de tweede tranche een groter succes wordt dan de eerste. Is het kabinet bereid om de Kamer een brief te schrijven over hoe het deze opzet binnen Europa wil gaan regelen en hoe Nederland een voortrekker op zich kan nemen bij het stimuleren van een hoger ambitieniveau bij andere landen? Ik zou het hartstikke goed vinden als Nederland laat zien dat het dit serieus neemt en een voortrekkersrol op dit punt op zich wil nemen.

Minister Balkenende:

Ik weet niet of wij de Kamer over dit specifieke onderwerp een brief moeten sturen. Ik stel echter wel het volgende. Wij zullen hierover contact hebben met de nieuwe Europese Commissie. Wij zullen spreken over hoe Nederland tegen ontwikkelingen aankijkt. Hierbij speelt de follow-up van de Lissabonstrategie een belangrijke rol. Laat ik toezeggen dat wij dit punt nadrukkelijk naar voren zullen brengen. Het gaat daarbij dus enerzijds over het aanbrengen van focus en anderzijds over monitoring van de jaarlijkse voortgang. Laat ik dat de heer Pechtold gewoon toezeggen. Het moment om erover te spreken is natuurlijk bij de Voorjaarsraad. Dat is altijd het moment waarop over dit onderwerp wordt gesproken. Ik kan mij goed voorstellen dat de Europese Commissie de nieuwe strategie zal presenteren. Die zal waarschijnlijk anders gaan heten. Dat is ook het moment waarop we er op kunnen terugkomen. Het signaal van de heer Pechtold is glashelder. Ik deel zijn gevoelen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Anderhalve week geleden hebben we uitgebreid gesproken over dit onderwerp met "mevrouw Lissabon" in dit kabinet, minister Van der Hoeven. Dat was overigens mede op verzoek van D66. Toen is een soortgelijke toezegging gedaan. Ik help de minister-president even een klein beetje en zeg dat het dus inderdaad wordt verwacht van het kabinet. Wat ons betreft zit er één heel belangrijke les in het Lissabonproces van de afgelopen tien jaar, en dat is niet alleen het goede werk dat door voormalig premier Wim Kok is gedaan, maar ook de les die we er nu uit zouden moeten trekken, namelijk dat we zelfs aan het einde van de periode van tien jaar nog altijd veel te veel criteria hebben op basis waarvan wordt gemeten. Schooluitval, kinderopvang: het zijn allemaal zaken waarop de Europese Commissie, Europa en zelfs de gezamenlijkheid van de Europese maar bijzonder weinig invloed kan uitoefenen. Dergelijke zaken moeten er dus allemaal gewoon uit. Ze moeten er allemaal uit! Het moet om niet meer dan vier of vijf zaken gaan waarop Europa invloed kan uitoefenen en die te maken hebben met de kerntaken van Europa, bijvoorbeeld de interne markt. De heer Kok heeft er prachtige aanbevelingen voor gedaan. Laten we dat afspreken. Laat dat de inzet van de Nederlandse regering zijn. Als we dat voor de Voorjaarsraad kunnen ontvangen, komen we misschien nog ergens.

Minister Balkenende:

Het lijkt me goed dat we het debat hierover continueren rondom de Voorjaarsraad. Dan spreken we immers over dit onderwerp. Dat zal zeer goed worden voorbereid. Het is hét moment om er aandacht aan te besteden.

Ik voeg er het volgende aan toe. De heer Ten Broeke doet een paar goede suggesties voor het aanbrengen van focus. Het is buitengewoon belangrijk dat we in overleg met de Europese Commissie er nadrukkelijker op wijzen dat er in Europa veel moet gebeuren. Ik heb zojuist iets gezegd over mijn reis naar Japan en Singapore. Het is indrukwekkend hoe ondernemingen daar in samenwerking met kenniscentra bezig zijn om wereldwijd dominant te worden in bepaalde economische sectoren. We hebben geen tijd te verliezen in Europa. Dat is ook het signaal dat vandaag naar voren komt. Ik ben het er hartgrondig mee eens. Ik zal mij er zelf ook voor inzetten. Het is namelijk mijn overtuiging dat we geweldige kansen hebben. Je kunt die kansen echter ook snel weer verliezen, omdat er wereldwijd zo ontzettend veel wordt gedaan. Zo beschouw ik ook het signaal van de Kamer.

De heer Ten Broeke (VVD):

Een van de meer nuttige suggesties in de Lissabonagenda is de 3% R&D. De minister-president zegt terecht iets over het verschil tussen publieke en private uitgaven op dat vlak. R&D is een kernbegrip. Dat zou de minister-president overeind moeten houden. Hij is in al die landen geweest en heeft gezien hoe daar wordt ingezet op R&D. Ik zie dus met veel genoegen zijn reactie op onze ideale EU-tegenbegroting tegemoet, waarin we er nadrukkelijk meer geld voor uittrekken. Wat is daarop zijn reactie? Of krijgen we die later? Of gaat de staatssecretaris er soms op in?

Minister Balkenende:

Uiteraard zal de staatssecretaris nader ingaan op datgene wat de heer Ten Broeke heeft gezegd. Ik zeg er wel het volgende bij. De heer Van Baalen, een ervaren politicus, gaf zojuist aan dat je het niet volgend jaar kunt realiseren. Dat kan juridisch-technisch helemaal niet. Het kan gewoonweg niet. Alle uitgaven staan immers gewoon vast. Er zijn financiële perspectieven en we maken meerjarenafspraken. De heer Ten Broeke kan dus wel zeggen dat het volgend jaar moet, maar dat is een wensdroom. De heer Van Baalen pakte dat op met zijn opmerking dat het zo zou zijn als de VVD het voor het zeggen had.

Een ander punt is dat er straks nog een uitgebreide discussie komt over de nieuwe financiële perspectieven en de midterm review. Al die debatten krijgen we nog. Dat is meer het moment om te spreken over de voorstellen van de VVD. Meer dan dit wil ik er nu niet over zeggen. Ik heb ze nu ontvangen. Ik zie een aantal indicaties. Ik zie ook dat er sprake is van minder afdracht. Ik zou tegen de heer Ten Broeke willen zeggen: praat eens met uw partijgenoot Zalm over hoe ingewikkeld het de vorige keer was.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het is wel gelukt.

Minister Balkenende:

Ja. Nou ... Het is wel gelukt, maar vraag niet wat nodig was voor die mindering van 1 mld. Dat was een megaprestatie. Niemand had gedacht dat het zou gebeuren. De heer Ten Broeke praat echter over een geheel andere dimensie. We zullen het allemaal zien. Wij nemen nadrukkelijk kennis van zijn opmerking. Het is niet een voorstel voor volgend jaar, dat is inmiddels helder geworden. We krijgen het debat rondom de financiële perspectieven en de midterm review.

De heer Ormel (CDA):

Ik ga terug naar de Innovatieagenda. Ik deel niet het idee van de VVD dat Europa zich moet beperken. Europa behoort een innovatieve grootmacht te zijn Dat betekent dat zowel op het gebied van de digitale agenda, als op gebied van bijvoorbeeld biotechnologie wij beeldbepalend kunnen zijn. Tien jaar geleden hebben we de Lissabonagenda gehad, genoemd naar Lissabon. In mijn eerst termijn heb ik gezegd dat het mooi zou zijn als we een innovatieve agenda zouden kunnen opstarten in Eindhoven. De minister-president is naar Singapore en Tokio geweest. Eindhoven is echter een innovatief kerncentrum, niet alleen voor Nederland, maar voor de hele regio: Duitsland, België en Nederland.

Minister Balkenende:

Tijdens de RAZEB van 16 november is door Nederland gewezen op het belang van het behoud van de maakindustrie, wat ook is toegezegd in het AO over de Lissabonstrategie. De maakindustrie is immers de bakermat van technologische ontwikkeling, kennisopbouw en innovatie. Zonder een goed gefundeerde maakindustrie lopen investeringen in kennis te gemakkelijk weg. Daarbij hebben de bewindslieden gewezen op het voorbeeld van het voor het bedrijfsleven aantrekkelijker maken van het kenniscluster rond Eindhoven. Dat is precies waar de heer Ormel op doelt. Door de aanwezigheid van de High Tech Campus kan hoogwaardige kennis direct worden toegepast door de omliggende bedrijven. Het organiseren van de innovatietop in Eindhoven zal ik onder de aandacht brengen van de minister van EZ. Ik vind het een interessante gedachte. Je hebt daar de medewerking van anderen voor nodig. Ik snap echter heel goed waarom de heer Ormel Eindhoven noemt; daar is een geweldige spin-off van de kennis, de activiteiten en de bedrijven. Daar hebben wij iets te bieden. Het is dus een goede suggestie, die ik met de collega van EZ nader aan de orde zal stellen.

De heren Ten Broeke en Van de Camp vroegen zich af of Nederland de exitstrategie op orde heeft. Dat is heel begrijpelijk, want na de automatische stabilisatoren en nadat wij genoegen hebben moeten nemen met hoge financieringstekorten, moet je uiteraard beginnen te werken aan de exitstrategie. Nederland maakt uiterlijk in 2011 een aanvang met de exitstrategie. Wij liggen ook op koers. Het bedrag van 1,8 mld. staat al lang vast. Dat hebben wij in het voorjaar met elkaar besproken. De heroverwegingswerkgroepen zijn op het ogenblik in volle gang met hun werkzaamheden. Ook dat is met de Kamer besproken. De Kamer weet inmiddels dat de Europese Commissie heeft gezegd dat Nederland eraan is gehouden om te voldoen aan de -3% in 2013. Ik heb er alle vertrouwen in dat de Nederlandse maatregelen daartoe zullen leiden. Minister Bos heeft al gezegd dat hij de voorstellen van de Commissie redelijk evenwichtig, vereist en ambitieus vindt. Ik sluit mij daarbij aan. Het is niet eenvoudig, maar het zal wel moeten gebeuren.

De heer Van Baalen heeft gesproken over de noodzaak van een stevig financieel toezicht. De heer Van de Camp vroeg wat de stand van zaken is in de behandeling van het dossier financieel toezicht in de Raad? Nederland heeft vanaf het begin de ambitieuze voorstellen van de Europese Commissie voor de versteviging van het Europees financieel toezicht gesteund. Tijdens de onderhandelingen in Brussel heeft Nederland steeds gepleit voor een snelle en ambitieuze implementatie van de Commissievoorstellen. De voorstellen voor het microprudentieel toezicht worden overigens waarschijnlijk morgen in de Ecofin besproken, zoals bekend. Nederland is een voorstander van vergaande bevoegdheden en dus ook van een sterk handhavingsmechanisme. De Europese toezichthouder zou in bepaalde situaties, in het uiterste geval, rechtstreeks een beslissing moeten kunnen opleggen aan een financiële instelling. Voor sommige lidstaten, zoals het Verenigd Koninkrijk, gaat dit echter te ver. Wij zullen dus het debat morgen in de Ecofin moeten afwachten. Het onderhandelingsproces is momenteel nog in volle gang. Wij moeten ons wel realiseren dat wij met het versterken van het Europees financieel toezicht bezig zijn met een uniek project. Het feit dat centrale Europese toezichthouders überhaupt zeggenschap krijgen over nationale grensoverschrijdende financiële instellingen is al een grote stap voorwaarts.

De heren Ormel en Van der Staaij hebben gesproken over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. De CDA-fractie is van mening dat ook na 2013 een Europees landbouwbeleid noodzakelijk is en dat in dit beleid moet worden ingezet op kernelementen, zoals een gelijk speelveld, duurzaamheid en innovatie. De heer Van der Staaij zegt dat het landbouwbeleid moet zijn gericht op marktoriëntatie en publieke diensten. Daarover wil ik het volgende zeggen. Ook na 2013 zal er een Europees landbouwbeleid zijn, juist omdat het nu de exclusieve competentie is van de Europese Unie. De vraag is echter vooral hoe dit zal moeten worden vormgegeven om de uitdagingen van de toekomst tegemoet te treden. Het kabinet heeft in september 2008 haar visie op de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid aan de Kamer gezonden. Dat is een zogenaamde houtskoolschets. De kern daarvan komt overeen met wat de heren Ormel en Van der Staaij hebben aangedragen. Het gaat om een sterke verduurzaming met een beloning voor publieke diensten en inzet op innovatie en het bevorderen van een verdere marktgerichtheid van de Europese landbouwsector. In algemene zin kan dit erover worden gezegd. Het zal een pittig debat opleveren. Wij hebben te maken met de vraag hoe je het landbouwbeleid op een nieuwe manier vormgeeft. Dat zal hervormingen veronderstellen en is een grote verantwoordelijkheid van de nieuwe eurocommissaris. Tegelijkertijd moet ook ruimte worden geschept voor de andere zaken die ons bezig houden, zoals energie en klimaat. Dat weten wij van elkaar, dat debat zullen wij met elkaar gaan voeren.

De heer Ten Broeke (VVD):

Mag ik dan van de minister-president weten of hij nog steeds volop en onverkort steunt dat de landbouwhervormingen vanaf 2013 zullen plaatsvinden?

Minister Balkenende:

Het is precies zoals we het hebben aangegeven in de bekende houtskoolschets. Daarin is aangegeven hoe we tegen de zaken aankijken. Ik heb de elementen genoemd. Dat zijn de zaken die aan de orde zijn. Ik heb hier het woord "hervormingen" gebruikt. De precieze maatvoering is uiteraard een kwestie van nader beraad.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het zou toch goed zijn als Nederland ook bij monde van de minister-president helder aangaf dat de inzet blijft dat 2013 hierin het keerpunt is. De minister-president weet wellicht dat we, nu we wat later zijn begonnen met de nieuwe Commissie, het risico lopen om met de meerjarenperspectieven ineens uit balans te raken. Dat is ook de reden waarom ik de vraag stel en waarom wij met de tegenbegroting zijn gekomen. Voordat je het weet, zit je in 2015. Dat kan wat ons betreft niet de inzet zijn. De hervormingen zijn prima en het verminderen van de inkomenstoeslagen is ook prima, maar het moet echt vanaf 2013 gebeuren.

Minister Balkenende:

Dat is ook logisch wanneer je spreekt over een nieuw financieel perspectief. We hebben niet voor niets de midterm review. We krijgen debatten, die volgend jaar allemaal al gaan lopen. Dat is het voorbereidende werk voor de besluiten die straks zullen worden genomen. Het is dan logisch dat je ook spreekt over verandering vanaf 2013. De inhoud ervan zal uiteraard nader worden besproken.

De heer Ormel (CDA):

De minister-president noemt het belang van landbouw voor energie en klimaat. Dat is er zonder meer. Landbouw is echter ook van belang voor de sociale infrastructuur van ons platteland en voor de diversiteit van landschappen in de Europese Unie. Kijkend naar de boeren die dat moeten onderhouden, allemaal mkb'ers die grote investeringen moeten doen voor dierenwelzijn en milieu, is het toch niet goed denkbaar dat we in 2013 opeens een enorme knip zouden maken in het beleid dat we nu hebben? Wat de VVD voorstelt, is gelukkig pas in 2040 werkzaam en niet in 2010. Er moeten verandering en een verduurzaming komen, maar kan de minister aangeven dat we rekening moeten houden met al die individuele ondernemers?

Minister Balkenende:

Dat zal natuurlijk gebeuren in Europa. Ik wil hier alleen wel gezegd hebben dat je met hervormingen op een gegeven moment een begin gaat maken. Wat is de eerste mogelijkheid? Dat is 2013. Dan zou je alles in één keer radicaal kunnen doen, maar dat zou waarschijnlijk een te grote ambitie zijn met grote sociale consequenties. Ik wil graag een dikke streep zetten onder wat de heer Ormel zegt. Het gaat evenzeer om zaken als landschapsbeheer en sociale infrastructuur. Je hebt rekening te houden met sociale gevolgen, maar het is wel zaak dat we ons gaan prepareren op de doorvoer van de hervormingen die wij hier zo vaak met elkaar hebben besproken. Daar moet je niet te lang mee wachten, maar het zal op een sociaal verantwoorde manier moeten gebeuren. Je moet echter wel werken aan die andere ratio onder het GLB.

De heer Ormel en anderen hebben gesproken over energie. We moeten niet naïef zijn ten opzichte van Gazprom, Rusland en het Midden-Oosten. De heer Van der Staaij sprak daar ook over. Ik ben verheugd over de keuze voor de nieuwe commissaris voor energie. Ik heb er alle vertrouwen in dat hij het goede werk van zijn voorganger zal voortzetten om het energiebeleid in Europa verder te versterken. Europa werkt hard aan het verbeteren van zijn energiezekerheid door in te zetten op het beter functioneren van de energiemarkt in Europa door diversificatie van energiebronnen waaronder hernieuwbare energie, op energieleveranciers en aanvoerroutes en op energie-efficiency. Daarmee wordt de relatieve afhankelijkheid van individuele leveranciers verminderd. Tegelijkertijd moeten we erkennen dat Rusland en het Midden-Oosten voorlopig belangrijke energieleveranciers aan de EU zullen blijven. Nederland hecht veel belang aan een goed functionerende Europese energiemarkt. De eventuele oprichting van grote energiebedrijven is dan ook niet aan de EU. Marktpartijen zullen bepalen wie de grote spelers op de Europese energiemarkt zullen zijn. De EU schept daarvoor het kader en bewaakt het gelijke speelveld.

Dat was wat ik zelf wilde behandelen op het gebied van economische en financiële ontwikkelingen. Er zijn nog enkele punten die waarschijnlijk door de staatssecretaris worden behandeld, maar dit waren de algemene zaken die ik voor mijn rekening wilde nemen.

Ik kom toe aan het thema klimaat. Ook dat is hier aan de orde gekomen. We hebben hier een klimaatdebat gevoerd. Het onderwerp komt terecht steeds terug. We zitten nu in de aanloop richting Kopenhagen. We kunnen zeggen dat het klimaatbeleid een terrein blijft waarop de EU bij uitstek haar toegevoegde waarde aan de burger kan laten zien. Iedereen begrijpt dat Nederland niet in zijn eentje de opwarming van de aarde kan beheersen. Alleen de mondiale aanpak van klimaatverandering is effectief. Wat Nederland wel kan, is een aanjagersrol vervullen, zowel in Europa als in de mondiale onderhandelingen. Dat hebben we in het afgelopen jaar, op weg naar de klimaattop, continu gedaan en dat zullen we de komende tijd ook blijven doen. We zetten als EU concrete en ambitieuze stappen op weg naar een koolstofarme en klimaatbestendige samenleving en trekken andere landen mee in die visie. De Europese Unie stelt wereldwijd een voorbeeld met haar bindende en ambitieuze reductiedoelen. Wij weten dat Kopenhagen te vroeg komt voor een volwaardig verdrag. Wij kunnen niet forceren, want alleen een breed instrument waaraan iedereen bijdraagt, is effectief. Minister Cramer, ik en andere bewindslieden zetten ons in voor heldere afspraken in Kopenhagen. Het moet een concreet akkoord worden dat bindt en ambitieus is. Het moet zo veel mogelijk doelen, acties, financiering en machinerie van een nieuw regime vastleggen. Wij willen in Kopenhagen ten minste een stevig en substantieel akkoord bereiken met duidelijke afspraken over het vervolg op Kopenhagen, in termen van tijdpad en eindproduct, te weten een juridisch bindend verdrag dat de opwarming van de aarde beneden de 2 graden houdt. Nederland wil de stap naar een alomvattend verdrag zo snel mogelijk zetten. Wij denken namelijk dat wij in Kopenhagen een eind kunnen komen en willen het momentum niet verliezen. Wij zetten dus in op een afspraak in Kopenhagen, dat wij uiterlijk medio 2010 de Kopenhagenuitkomst omzetten in een juridisch bindend verdrag. Op een aantal terreinen is goede voortgang geboekt, onder andere bij technologie, ontbossing en adaptatie. Er moet echter ook nog een aantal lastige kwesties worden opgelost. Er wordt hard gewerkt om de geschillen te overbruggen. Hopelijk kunnen wij het momentum, dat ontstaat met de komst van meer dan 75 regeringsleiders naar Kopenhagen, dan ook verzilveren. Duidelijk is dat het klimaat ook volgend jaar hoog op de Europese agenda zal staan.

Dat brengt mij op een paar vragen van de heer Eickhout. Hij zei dat de ambitie op 30% reductie in 2020 ligt en vroeg wat ons let om dat nu al vast te leggen. De inzet van de Europese Unie is 30%. Daarmee gaan wij, zoals bekend, naar Kopenhagen. Een voorwaarde is wel dat andere ontwikkelde landen vergelijkbare reducties realiseren en dat ontwikkelingslanden, vooral de rijkere, adequate acties ondernemen. Je ziet langzamerhand dat andere landen met hun bod komen. De heer Eickhout noemde in dat verband de Verenigde Staten en China. Dat zijn stappen in de goede richting, al zijn er nog wel wat kanttekeningen te plaatsen. Het aanbod van de Verenigde Staten is afhankelijk van het binnenlandse wetgevingsproces. Het Chinese bod gaat over CO2-intensiteit. De betekenis daarvan is afhankelijk van de te verwachten bnp-groei, want de emissies worden hierbij gedeeld door het bnp. Het aanbod van de EU blijft staan en zal andere landen inspireren om de kaarten op tafel te leggen. Zo verwachten wij nog een bod van Canada en Oekraïne. De Europese Unie blijft voortrekken en zet zich er ook voor in dat er in Kopenhagen concrete bedragen en goede afspraken over governance van klimaatfinanciering komen. Dit hebben wij voor ogen, maar wij zullen anderen nadrukkelijk aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Europa moet zich maximaal inzetten, maar ook andere landen en andere delen van de wereld aanspreken op wat zij hebben te doen.

De heer Eickhout (EP/GroenLinks):

Voorzitter, ik wil nog informeren ...

De voorzitter:

Nee, u kunt alleen toelichten.

De heer Eickhout (EP/GroenLinks):

Mag ik geen vraag stellen?

De voorzitter:

Nee.

De heer Eickhout (EP/GroenLinks):

Maar wel toelichten.

De voorzitter:

Het is ook niet de bedoeling dat u nu op een andere manier toch een vraag gaat stellen. Volgens mij gaat u dat wel doen. Ik zal het u uitleggen als u even bij mij komt. De minister-president vervolgt zijn betoog.

De heer Eickhout (EP/GroenLinks):

Ik luister intussen door.

Minister Balkenende:

U bent tot veel in staat.

Voorzitter. Een andere vraag van de heer Eickhout is hoe het mogelijk is dat Nederland een ambitieus EU-klimaatbeleid wil, maar tegelijkertijd zelf vier nieuwe kolencentrales toestaat. Onlangs heeft de minister van Economische Zaken, mede namens de minister van VROM, toegezegd dat zij de Kamer hierover in het voorjaar van 2010 zal informeren. Ik ga daarop nu niet uitgebreid vooruitlopen. Wij zijn onder andere bezig met het project Brandstofmix, een analyse van de interactie tussen de capaciteitsontwikkeling van het opgestelde elektrische vermogen en de doelstellingen uit Schoon en Zuinig op het gebied van CO2 en duurzame energie. De minister van EZ zal de Kamer daarover te zijner tijd nader informeren. Dat debat zullen wij begin volgend jaar krijgen. Overigens hebben wij het debat over de verhouding tussen de verschillende energiebronnen vaker in deze Kamer met elkaar gevoerd. Ik ken deze discussie. Zoals gezegd, zal hierop nader in detail worden ingegaan door de minister van Economische Zaken, uiteraard in overleg met de minister van VROM. Dit was wat ik in algemene zin wilde zeggen over de drie thema's: de benoemingen in verband met het Verdrag van Lissabon, het financieel-economische onderwerp en het klimaat. De staatssecretaris zal doorgaan met de beantwoording namens het kabinet.

De voorzitter:

Ik zit voor de afweging of wij op dit moment voor de dinerpauze zullen schorsen, of eerst zullen luisteren naar het antwoord van de staatssecretaris. Voor 19.30 uur kunnen wij het debat niet afronden, dus er komt sowieso een dinerpauze. Ik zie aan de reacties dat de Kamer eerst de staatssecretaris wil horen. Daarna schors ik de vergadering voor de dinerpauze.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voor de staatssecretaris het woord neemt, zou ik een vraag willen stellen aan de minister-president.

De voorzitter:

Daarmee bent u dan wel een beetje laat.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik was even in verwarring. Ik vroeg mij af of ik een vraag kan stellen over een onderwerp dat door mijn collega Bas Eickhout is toegelicht.

De voorzitter:

Kan dat niet in de tweede termijn? Wij hebben het changement net gehad.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Omdat wij op dit punt een motie overwegen in tweede termijn, wil ik graag in deze termijn nog een verhelderende vraag stellen.

De voorzitter:

Dan verontschuldig ik mij bij de bewindslieden en verzoek ik de minister-president om nog even beschikbaar te blijven.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Wij zijn natuurlijk goed bekend met het onderhandelingspakket dat Europa bereid is in te brengen in Kopenhagen, namelijk 30% als daarover internationale afspraken gemaakt kunnen worden. Is het nu, doordat er een economische crisis is, niet makkelijker geworden om 30% reductie na te streven?

Minister Balkenende:

Wanneer er een economische crisis is, zou dat vanwege economische ontwikkelingen – ik kan tal van indicatoren noemen – misschien wat makkelijker zijn. Dat is echter niet de kwestie. De kwestie is dat je elkaar mondiaal nodig hebt wanneer je elkaar wilt houden aan afspraken. Als wij in Europa een bepaald doel zouden vastleggen zonder dat anderen meedoen, weet u ook dat het grote gevaar ontstaat van het ontbreken van een level playing field, carbon leakage enzovoort. Dat willen wij voorkomen. Wij doen het volgende. Wij zeggen nadrukkelijk dat wij ons willen inzetten voor de financiering van het klimaatbeleid. Wij gaan voor de 30%, maar wij spreken anderen ook aan op hun verantwoordelijkheid. Dat is eigenlijk aan de orde.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik ken het dilemma. Enerzijds wil je een level playing field en anderzijds wil je toch koploper zijn. Is de minister-president het niet met mij eens dat dit aan de vooravond van Kopenhagen, waar het Europa weinig offers zou kosten om die 30% zonder voorwaarden op tafel te leggen, een koploper zou sieren?

Minister Balkenende:

Je kunt koploper willen zijn – en wij willen dat ook zijn – maar dat moet alleen wel gepaard gaan met afspraken die wij mondiaal maken. Wanneer je jezelf bindt aan een bepaald percentage met als consequentie dat het level playing field wel eens flink in de problemen zou kunnen komen vanwege de ongelijke afspraken mondiaal en als dit ook gepaard zou gaan met verplaatsing van economische activiteiten, zou het milieu daar wel eens niet mee gediend kunnen zijn. Dat moet je je wel realiseren. Ik wil gaan voor het maken van scherpe afspraken. Dan moet wel iedereen meedoen. Zo zal ik er ook in zitten. Dat is iets anders dan het zetten van eenzijdige stappen. Mijn zorg is dat sommigen zullen zeggen: mooi dat Europa dat doet en wij gaan door. Wij spreken iedereen aan. Dat is de algemene lijn die is uitgezet en dat is ook de inzet vanuit Europa.

Staatssecretaris Timmermans:

Mevrouw de voorzitter. De heer Ormel vroeg waarom het kabinet de motie-Ormel/Wiegman-van Meppelen Scheppink/Blom over de definitie van Europa onvoldoende uitvoert. Dat brengt mij meteen bij de kern van mijn betoog vandaag. In mijn ogen is die definitie die door een leraar op een middelbare school, de heer Hoeksma, met zijn leerlingen is vastgesteld, heel kernachtig en goed bruikbaar in de communicatie. Hij zegt: de EU is een samenwerkingsverband van soevereine staten waarin de burgers van de lidstaten tevens burgers van de Unie zijn. Die definitie staat misschien niet letterlijk in onze communicatie, maar die is wezenlijk voor alle communicatie die wij hebben. Als ik bijvoorbeeld in een debat met de heer Van Baalen op televisie nog eens heel helder zeg dat er geen verenigde staten van Europa zullen komen, is dat een onderdeel van het uitdragen met andere woorden van die definitie. De heer Ormel kan er dus van verzekerd zijn dat de kern van die definitie voortdurend deel uitmaakt van alle communicatie die wij namens het kabinet over Europa hebben. De aard van de Europese samenwerking is namelijk typisch Europees en niet te vergelijken met iets wat elders in de wereld gebeurt, of het nu is in de Verenigde Staten, Azië of elders. Het vergt gewoon een voortdurend zoeken naar woorden die de definitie van de heer Hoeksma en zijn leerlingen recht doen, maar die soms ook in andere vormen gegoten worden. De heer Ormel kan ervan verzekerd zijn dat dit de kern is van het communicatiebeleid van de overheid over Europa.

De heer Ormel (CDA):

Ik ben verheugd over deze woorden van de staatssecretaris. Ik begrijp ook dat hij soms wat andere woorden gebruikt. Volledig begrip daarvoor, alhoewel ik moet zeggen dat ik wel vaak hoor: wij zijn geen verenigde staten van Europa. Ik heb de definitie echter nog nooit gelezen in een regeringsstuk. Dat vind ik toch jammer, juist in het bepalen van wat Europa is. Ik heb in eerste termijn verwezen naar de konvooimetafoor van Wellenstein, die ook heel mooi is. Het zou zo mooi zijn als wij dezelfde taal spraken, als mensen dit echt tussen de oren krijgen als "dit is Europa".

Staatssecretaris Timmermans:

Wij hebben geprobeerd dat in de Staat van de Unie precies weer te geven. De heer Van der Staaij vond dat het stuk de stand van zaken precies weergaf; de heer Belder zag dat weer iets anders. Zo komt het in de beste families voor dat men het wel eens anders ziet. Maar ook de Staat van de Unie is ieder jaar weer een poging om met concrete voorbeelden aan te geven wat het specifieke is van de Europese samenwerking. Ik wil best kijken of wij die definitie van de heer Hoeksma niet wat vaker kunnen gebruiken. Maar de kern blijft toch dat wij het in deze Kamer in meerderheid met elkaar eens zijn over datgene wat die definitie wil weergeven. Zeker, er zijn ook partijen die nog steeds geloven in een Verenigde Staten van Europa, maar dat zijn er niet zo heel veel meer in deze Kamer. Andere partijen geloven inderdaad in de hybride vorm van soevereine staten die op deelterreinen hun soevereiniteit poolen, omdat het deelterreinen zijn waarop je de oplossing niet meer alleen nationaal kunt vinden. Ik wil graag met u daarover verder praten en erover nadenken hoe wij de definitie, waar bruikbaar, kunnen inzetten. Ik zal erop letten dat het ook gebeurt.

De heer Ormel (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Ik doe dat ook, omdat ik denk dat wij een gezamenlijk belang hebben bij het ontwikkelen van een Europese identiteit bij onze burgers naast de Nederlandse identiteit. Dat is ook de reden waarom ik in eerste termijn over de vlaggen ben begonnen. In dat kader zou het helpen als deze definitie, dat onze burgers ook burgers van de Unie zijn, duidelijk wordt gemaakt. Misschien ziet de staatssecretaris daar een taak in.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik probeer nu even te duiden wat u mij vraagt. Als je Nederlands burger bent, ben je daarmee ontegenzeglijk ook Europees burger en veel concreter nog burger van de Europese Unie. Met het handvest grondrechten wordt daar een extra dimensie aan toegevoegd, namelijk dat je rechten als burger ten opzichte van de Europese instellingen extra worden beschermd. In die zin wordt er aan het burgerschap iets toegevoegd, ook met het Verdrag van Lissabon. Misschien kunnen wij die extra toevoeging aan het burgerschap wat vaker onder de aandacht brengen. Het dwingt de burger niet in een Europees keurslijf, maar biedt die burger juist extra bescherming tegen mogelijk optreden van een Europese overheid. Eigenlijk hebben wij het onvoldoende over die dimensie, omdat de vrees van burgers steeds is dat Europa hun rechten beperkt, inperkt of wegneemt, terwijl wij hier kunnen aantonen dat dankzij dit verdrag de rechten van burgers worden versterkt ten opzichte van de Europese instellingen. Dat is ook een groot goed. Ik wil graag in die lijn met u verder denken.

De heer Ormel vroeg wanneer en op welke wijze het Europees Parlement de extra achttien leden zal krijgen. Daarvoor is een besluit nodig van de Europese Raad en vervolgens ratificatie van het protocol in de lidstaten, want het protocol gaat erover dat de interim-regeling moet worden gewijzigd. Wij weten niet precies wanneer dat voorstel aan de Europese Raad zal voorliggen. Wellicht is dat volgende week al, hoewel wij daar op dit moment geen aanwijzingen voor hebben. Anders gebeurt het zo snel mogelijk en dan moet het worden geratificeerd. Ik kan u niet zeggen wanneer het precies ingaat, maar dit is de procedure die gevolgd zal moeten worden.

De heer Ormel heeft ook vragen gesteld over de vlaginstructie. Is het kabinet bereid het uitsteken van de vlag van de Europese Unie bij rijksgebouwen te bevorderen? Wij hebben hier al vaker over gesproken. U weet dat de Nederlandse regering verantwoordelijk is voor de vlaginstructie van de Nederlandse vlag. Er is geen Europese vlaginstructie en Brussel heeft hiervoor ook geen regels gesteld. Wij hebben wel een vlagprotocol. Mede naar aanleiding van de discussie met uw Kamer is in 2007 vastgelegd dat voortaan alle ministeries op 9 mei, de Europadag, de Europese vlag laten wapperen. Daarmee geeft de regering uitdrukking aan de verbondenheid die deze vlag symboliseert. Het staat gemeenten en scholen vrij dit voorbeeld te volgen. Op andere dagen mag de Europese vlag permanent naast de Nederlandse vlag hangen. Dat is een vrije keuze van ministeries en instellingen. Uiteraard is ook uw Tweede Kamer vrij om die keuze te maken. Voor zover ik mij kan herinneren, heeft de Kamer ervoor gekozen om dat niet te doen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Baalen, u wilt een inlichting geven?

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Ik wil een inlichting geven. In het Verdrag van Lissabon is de vlag bewust niet opgenomen. Dat is een keuze geweest. Als je nu probeert met een soort nieuwe instructie die vlag ...

De voorzitter:

Dat vind ik een debat. Volgens mij moet u stoppen na "het is in Lissabon niet opgenomen". U moet echt niet in debat gaan met de staatssecretaris.

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Ik ga niet met hem in debat.

De voorzitter:

Nee? Dan nog één inlichting erbij.

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Ik geef een inlichting en dan is het aan de staatssecretaris of hij er al dan niet op wil reageren. Als je in feite achterom de vlag terugbrengt, dan doe je het Verdrag van Lissabon tekort. Daarom lijkt het mij onverstandig.

Staatssecretaris Timmermans:

Voorzitter, ik kan mij uw aarzeling over deze interruptie of deze informatie wel voorstellen, aangezien de heer Van Baalen en ik jarenlang hier bekendstonden als het duo Hans en Frans. Dus ik begrijp heel goed uw aarzeling, voorzitter.

De voorzitter:

Ik vertrouw op uw wijsheid.

Staatssecretaris Timmermans:

De heer Van Baalen kan er gerust op zijn: het canoniseren van de Europese vlag is zeker niet onze bedoeling. Ook het opnemen van een vlag in verdragen vinden wij niet nodig. Tegelijkertijd kan het helemaal geen kwaad om te laten zien dat je niet alleen een soeverein land bent maar dat je ook deel uitmaakt van het samenwerkingsverband dat de Europese Unie is. Als je daarbij de keuze maakt om naast onze nationale driekleur ook de Europese vlag te laten wapperen, is dat een keuze die ik respecteer en die ik zelfs in bepaalde gevallen kan toejuichen. Maar dat alles wel onder het uitgangspunt dat wij niet bezig zijn een Verenigde Staten van Europa te creëren. Overigens valt mij op dat in bijna alle lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering misschien van het Verenigd Koninkrijk – ik weet niet precies hoe het in Denemarken zit – die twee vlaggen gebroederlijk of moet ik zeggen gezusterlijk – ik weet het eigenlijk niet – naast elkaar hangen bij overheidsgebouwen en andere gebouwen.

De voorzitter:

Europa is een vrouw.

Staatssecretaris Timmermans:

Maar het gaat hierbij om een vlag. Is vlag ook een vrouw? In het Duits is het "die Flagge", dus wellicht ook in het Nederlands. Ik hoor nu ook iemand zeggen "le drapeau". Dat is echter Frans, terwijl onze taal meer verwant is aan het Duits.

De voorzitter:

We zoeken het op. Als ik zo meteen bel, heb ik het antwoord.

Staatssecretaris Timmermans:

Voorzitter. De heer Ormel heeft gevraagd of wij bij richtlijnen niet beter met onze buren zouden kunnen afstemmen teneinde goldplating te voorkomen, dus te voorkomen dat je het risico loopt dat je nationaal allerlei extra eisen stelt die je misschien anders via wetgeving niet voor elkaar krijgt, zodat Nederland weer het verwijt krijgt het beste jongetje van de klas te zijn. Ik vind dat eigenlijk wel een interessante gedachte. Inmiddels hebben wij met onze buren al intensief contact over de grensoverschrijdende samenwerking. Dat loopt bilateraal en soms in Benelux-verband. Ik wil graag de gedachte van de heer Ormel overnemen dat wij in dat overleg ook aandacht besteden aan de implementatie van Europese richtlijnen. Wat betreft de onderhandelingen over Europese richtlijnen zou dan meteen al vanaf het begin gekeken kunnen worden naar hoe ze in de praktijk ingevoerd kunnen worden. Minister Ter Horst en ik zijn nu bezig om te proberen de grensoverschrijdende samenwerking op een hoger plan te tillen. Ik vind het een interessante gedachte dat wij dit punt daar vanaf nu in overleg met de heer Van Gelder, onze grensmakelaar, inbrengen. Je hebt namelijk vaak niet alleen met Berlijn of Brussel als federale overheid te maken, maar ook met bijvoorbeeld deelstaten in Duitsland of gemeenschappen in België. Dan is het handig als je dit soort onderwerpen bij hen ter sprake kunt brengen

De heer Ormel (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Ik bedoel het overigens niet voor de euregionale samenwerking maar voor de samenwerking tussen lidstaten ten aanzien van de implementatie van richtlijnen, waarbij het niet exact hetzelfde moet zijn. Ik noem als voorbeeld de ammoniakrichtlijn. Die bepaalt bij ons dat we mest moeten laten injecteren door boeren. In Duitsland mag het juist weer niet via injecteren maar moet het over het land gesproeid worden. Dat soort verschillen zou eigenlijk in de toekomst niet meer mogelijk moeten zijn.

Staatssecretaris Timmermans:

Dat ben ik met u eens, maar dan zou het zich niet moeten beperken tot onze directe buurlanden, want die concurrentieverschillen of die verschillen in toepassing kunnen ons dan ook parten spelen als ze elders in de Europese Unie plaatsvinden. U weet dat dit soort zaken nu al veel meer onderwerp is van discussie. Het betreft hierbij ook een rol die deze Kamer uitvoeriger kan spelen. Ik doel dan op de proportionaliteitsvraag. Het gaat dan niet om de subsidiariteit maar om de vraag of het gekozen middel proportioneel is aan het te bereiken doel. Dan kun je ook met collega's uit andere landen kijken hoe men het in die landen ziet. Dus in die zin wil ik uw punt graag meenemen, maar dan wil ik het niet beperken tot de buurlanden. Dan zou ik graag dit onderwerp in Brussel bij alle lidstaten uitvoerig onder de aandacht willen brengen.

De heer Ormel (CDA):

Uitstekend. Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Dat zou dan in ieder geval moeten gelden voor onze buurlanden, want onze burgers hebben daar toch het meest direct mee te maken. Ik zou graag en-en willen, dus dat de staatssecretaris ook via de heer Van Gelder kijkt wat er in de buurlanden gebeurt met de implementatie, niet in het voortraject van de richtlijn, maar als de richtlijn eenmaal is aangenomen.

Staatssecretaris Timmermans:

Dat zullen wij doen, maar het is dan wel en-en. Bovendien, dit is nu al veel meer onderdeel van de discussie in Brussel dan in het verleden. Zowel de Europese Commissie – ook in de discussie met de expertgroepen – als de lidstaten bekijken nu veel eerder hoe dit in de praktijk op een uniforme manier kan worden uitgevoerd. Ik zal dit punt graag eens extra onder de aandacht brengen.

Nu wordt bekeken of het mogelijk is om op één dag de Europese verkiezingen te houden. Het is logisch dat men in andere lidstaten snel denkt aan de zondag. In de meeste EU-landen is dat immers de dag waarop verkiezingen plaatsvinden. Bepalen op welke dag de verkiezingen worden gehouden, is echter puur een nationale bevoegdheid. Ik vind dat ook de Nederlandse traditie om juist niet op zondag verkiezingen te houden, gestand moet worden gedaan. Nederland zal er dus niet voor zijn om de verkiezingen op zondag te houden. Wij willen wel graag overgaan tot één dag. Dat zou het democratisch proces ook helpen. Dan krijg je de uitslag in één keer en dan krijg je ook geen discussies over de vraag of je wel of niet exit polls bekend mag maken. De zondag is niet de dag die Nederland daarvoor wil zien.

De heer Blom heeft een mooi lijstje gegeven van de prioriteiten die Europa zou moeten hebben onder het Verdrag van Lissabon. Ik kan hem zeggen dat dit ook de prioriteiten van de Nederlandse regering zijn. Het gaat erom dat wij de nieuwe uitdagingen met meer kracht tegemoet treden. De relatie tussen de mensen en de natuur verandert fundamenteel. Het energievraagstuk is fundamenteel veranderd. Het ecologisch vraagstuk dient zich met alle kracht aan en ook de internationale verhoudingen veranderen. Als de economische verhoudingen veranderen, zullen ook de geopolitieke verhoudingen veranderen. De vraag die Europa zich stelt is: willen wij daarbij speler of speelbal zijn? Je kunt alleen maar speler zijn als je veel meer met één mond spreekt en een heldere positie inneemt die gedragen wordt door alle lidstaten. Dan kan Europa in internationaal verband de rol spelen die door anderen wordt gezocht. Het is echt niet zo dat de Verenigde Staten en China elkaar opzoeken omdat zij elkaar zo graag willen opzoeken. Zij zoeken elkaar ook op als de Europese Unie in de discussie afwezig blijkt. Als de Europese Unie zich als een eensgezinde partner aandient, dan zal dat voor zowel de Chinezen als de Amerikanen een prettige manier zijn om het speelveld te verbreden en zo meer balans in de mondiale verhoudingen te brengen. Ik denk dat dit een belangrijk uitgangspunt is voor de Europese Unie in het Verdrag van Lissabon.

De heer Blom heeft ook een aantal indringende vragen gesteld over het uitbreidingsproces. Absorptiecapaciteit is nu inderdaad als een extra criterium toegevoegd aan het lijstje dat er al was. Dat is ook zeer terecht. Om met Helmut Schmidt te spreken: "Mann muss es verkraften können." Dat geldt zeker voor de Europese Unie. Zij moet het kunnen verteren, hoe wenselijk de uitbreiding op een bepaald moment ook kan zijn. Als je vervolgens achteromkijkt en je moet dan zien dat je al je burgers kwijt bent, dan is die uitbreiding gedoemd te mislukken. In dat proces speelt het absorptiecriterium een grote rol. Voor mij staat daarbij tevens vast dat de uitbreiding van de Europese Unie op enig moment, zeker met de landen in de Balkan, zal doorgaan. Ook dat kan naar ik meen op steun rekenen van een grote meerderheid in deze Kamer.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik heb informatie voor de staatssecretaris. Helmut Schmidt zei: "Wir können es nicht verkraften." Hij was er eigenlijk zelf al uit.

Staatssecretaris Timmermans:

Nee, dat zei hij niet. Ik meen dat ik dat citaat wel op orde heb. Hij sprak zijn grote zorg uit over het kunnen verteren. Hij zei op dat moment dat men het niet kon verteren, maar zijn intentie was om te zeggen: doe wat rustiger aan, dan kun je het verteren, want wij moeten het kunnen verteren. Hij heeft dus niet een absolute rem willen zetten op de uitbreiding. Hij vond dat het toen te snel ging. Dat was zijn conclusie. Ik vind zijn beeld – je moet het wel kunnen verteren – heel terecht. Ik geloof dat dit nu ook al enige jaren heel breed in deze Kamer wordt gedeeld. Ik geloof dus niet dat wij hier verschillend over denken. De heer Blom gaf daar een mooie samenvatting van.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het was inderdaad de bedoeling van Helmut Schmidt om aan te geven dat hij vond dat het zo langzamerhand steeds moeilijker te verteren werd.

Staatssecretaris Timmermans:

Precies.

De heer Ten Broeke (VVD):

Zou de staatssecretaris het zo willen zien dat dit, nu wij dit hebben opgenomen in artikel 93 of 94 – daarvoor hebben wij van harte gepleit – niet alleen om de instituties gaat? Het gaat dus niet alleen om de vraag of de instituties nieuwe landen kunnen absorberen, bijvoorbeeld qua zetelaantal en dergelijke. Het gaat ook om het draagvlak onder de bevolking.

Staatssecretaris Timmermans:

Uiteraard. Die instituties kunnen het inmiddels wel dragen. Daar zorgt het Verdrag van Lissabon voor. Het gaat erom of de politiek, de "demos" en wij als Europese gemeenschap van burgers – om de heer Hoeksma nog maar een keer aan te halen – dit kunnen dragen. Zowel bij dit onderwerp als bij de economische hervormingen, de Lissabonagenda en al die andere onderwerpen, zul je je inderdaad veel meer dan in het verleden ervan bewust moeten zijn dat burgers moeilijker dan in het verleden te overtuigen zijn. Als je hen niet overtuigt, zou je het proces echter fataal verwonden.

De heer Van Bommel (SP):

Daarom heb ik gevraagd of dat absorptiecriterium – de vraag of de Europese Unie en dus ook de Europese burger het kunnen verwerken – nader kan worden uitgewerkt. Wij kunnen dat hier met elkaar heel gemakkelijk bespreken, maar de meeste discussies over uitbreiding zijn volledig aan de burger voorbijgegaan. Hoe wilt u dat gaan meten?

Staatssecretaris Timmermans:

De heer Van Bommel vraagt naar de bekende weg. Uiteindelijk beslist men hier, in dit parlement, of een nieuwe lidstaat kan toetreden of niet. Men zal dus hier de conclusie moeten trekken of dit land bereid en in staat is om die volgende uitbreiding te dragen en om het uitbreidingsverdrag te ratificeren. Dat is iets wat in dit nationale parlement, net als in al die andere nationale parlementen, zal worden besloten.

De heer Van Bommel (SP):

Hoe de procedure tot nu toe was, is mij natuurlijk bekend. Tegelijkertijd stel ik vast dat er bij de grote uitbreiding in 2004 al een enorm probleem lag bij het draagvlak onder de bevolking voor die grote uitbreiding. Dat kwam tot uitdrukking bij het referendum in 2005. Men vond dat die uitbreiding te snel was gegaan. Daarom vraag ik u of u niet wat meer betekenis wilt geven en meer op zoek wilt gaan naar opvattingen in Nederland over het uitbreidingsproces.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik probeer te begrijpen wat de heer Van Bommel van mij vraagt. Dat is een beetje lastig: "op zoek willen naar". Ik denk dat wij hier allemaal dondersgoed in de gaten hebben waar de pijn en de zorgen van de Nederlandse bevolking zitten. Mag ik echter vaststellen dat de uitbreiding in 2004, met de kennis van 2009, als een doorslaand succes kan worden gekenschetst? Ik neem aan dat de heer Van Bommel dat niet zal tegenspreken. Mag ik dat nu vaststellen? Mag ik ook vaststellen dat we vanaf nu zullen moeten laten zien dat met het Verdrag van Lissabon deze Unie kan leveren wat het de burgers belooft? Zo kunnen we op termijn weer krediet verdienen bij onze burgers om een eventuele uitbreiding in de toekomst mogelijk te maken. Mag ik daaraan toevoegen dat dat moment altijd een politieke weging zal zijn die ligt bij het politieke orgaan bij uitstek? Dat is uw Kamer, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Staatssecretaris Timmermans:

De heer Blom vroeg ook nog naar Noorwegen. Noorwegen kan inderdaad in aanmerking komen voor het lidmaatschap. Sterker nog: medio jaren negentig waren de toetredingsonderhandelingen eigenlijk al afgerond en had Noorwegen dus aan de criteria voldaan. De Noorse bevolking besloot in een referendum echter om de lidmaatschapsaanvraag in te trekken. Inmiddels is meer dan 70% van het acquis – alle Europese wet- en regelgeving – door Noorwegen overgenomen. Het onderhandelingsproces met Noorwegen zal, als het een lidmaatschapsaanvraag indient, dus niet het grootste probleem zijn. Er ligt echter geen lidmaatschapsaanvraag en die is ook niet op korte termijn te verwachten.

De heer Berman vroeg naar een Europees meldpunt voor sociale rechten en milieu. Onlangs hebben staatssecretaris Heemskerk en minister Koenders in deze Kamer in een algemeen overleg over maatschappelijk verantwoord ondernomen toegezegd dat men zal onderzoeken of een separaat loket nodig is, zodat consumenten zich kunnen melden als zij zorgen hebben over de zogenaamde transparantie in de keten: zijn de sociale rechten en het milieu wel voldoende in ogenschouw genomen bij de productie van goederen? Er wordt nog onderzocht hoe wij dat gaan organiseren; dat kan op Europees of op nationaal niveau. Op dit moment zijn die dingen allemaal op nationaal niveau geregeld. Minister Koenders en staatssecretaris Heemskerk zullen terugkomen op de vraag of wij dat ook op Europees niveau kunnen doen, maar de gedachte achter de opmerking van de heer Berman wordt van harte ondersteund. Het moet voor de consument transparanter worden hoe spullen worden gemaakt, onder welke voorwaarden. De consument moet ook ergens terecht kunnen om haar of zijn zorgen op dat punt kenbaar te maken.

De voorzitter:

Mag ik voor u verdergaat een vraag stellen? Lukt het u om uw betoog af te ronden voor half acht?

Staatssecretaris Timmermans:

Ik denk het wel, mevrouw de voorzitter, als ik niet te veel wordt geïnterrumpeerd. Maar dat is aan u.

De voorzitter:

Dat is onze keuze.

Staatssecretaris Timmermans:

Mevrouw de voorzitter. De VVD-fractie heeft een pamflet, een document het licht doen zien met daarin een visie op de toekomst van de EU-begroting. De reactie die ik daarop geef, is dubbel. De richting die de VVD wil inslaan, is dezelfde als die van het kabinet. Oude prioriteiten moeten plaatsmaken voor nieuwe prioriteiten. Het moet kennisintensiever en duurzamer. Wij moeten ervoor zorgen dat wij de Europese Unie op een hoger plan tillen. Dat zijn precies de lijnen die de minister-president en de heer Pechtold net in het debat hebben geschetst. Daar gaat het precies om. Wij staan aan dezelfde kant. Wij willen precies dezelfde richting inslaan.

Wij zullen een zeer harde strijd moeten leveren in de Europese Unie, omdat er toch nog aardig wat lidstaten zijn die de oude prioriteiten willen handhaven en de nieuwere prioriteiten erbij willen nemen. Dat vind ik niet uit te leggen aan een belastingbetaler, die het al moeilijk genoeg heeft om de gevolgen van de crisis te dragen. Je kunt dus niet de begroting van de Europese Unie verhogen. Ik kan de Kamer verzekeren dat je in de Europese Unie ook niet de handen op elkaar krijgt om het budget te halveren. De heer Ten Broeke geeft meteen al aan dat dit een openingszet was. Als onderhandelaar met enige ervaring zeg ik: dat is niet de meest verstandige opmerking, want dan ben je die inzet eigenlijk meteen al kwijt; maar goed, hij heeft het zelf gezegd. Laat ik tevreden vaststellen dat de VVD-fractie en het kabinet in feite op dezelfde lijn zitten. Wij zullen elkaar ook hard genoeg nodig hebben, willen wij hiervoor medestanders vinden in de Europese Unie. Ze dienen zich wel aan, maar het is nog geen overweldigend peloton aan lidstaten dat deze kant op wil, dus wij hebben op dit punt nog een hele strijd te voeren.

De heer Blom (PvdA):

Ik heb in mijn bijdrage al gezegd dat wij maar eens de discussie moeten openen om te kijken of ze kunnen stoppen met het rondpompen van geld. In dat licht moet je ook het VVD-voorstel zien. Hoe duidt de staatssecretaris de financieringsmethodiek die in het voorstel staat? Het is trouwens geen nieuw voorstel. In de Kamer is al eerder geopperd om op die manier met de Europese financiën om te gaan. Heeft de staatssecretaris daarover een waardeoordeel? Dat vraag ik in het licht van een veranderend Europa, want toen de financieringsproblematiek ontstond, waren er veel minder lidstaten dan nu. Wij kennen de problematiek van de Europese begroting, die hier niet gedechargeerd wordt. Wij kennen de problematiek van de landsverklaringen. Met een andere financieringsmethodiek, bijvoorbeeld alleen een nettogeldstroom naar Europa en niet eentje terug, kun je een heleboel problemen oplossen. Deelt de staatssecretaris die mening?

Staatssecretaris Timmermans:

Het heeft de charme van de eenvoud om te zeggen dat wij alleen naar het bni kijken. Ik geef wel een waarschuwing af: wees voorzichtig waar je om vraagt, want misschien krijg je het nog. Gelet op de omvang van de structuurfondsen nu en de ontwikkeling van de structuurfondsen in de toekomst zou Nederland zich met zuiver en alleen een bni-instrument verschrikkelijk in de vingers kunnen snijden. Ik begrijp de logica. Ik vind het ook helder. Ik wil er ook graag verder over nadenken en er met u over praten. Ik wil echter wel een caveat afgeven: pas op dat wij onze positie niet onnodig schaden. Stel dat de heer Ten Broeke gelijk krijgt en dat je alles in beweging kunt zetten. Prima, dan lukt het wel. Ik geef u alleen op een briefje dat op het punt van de structuurfondsen een deel ongewijzigd zal blijven. Er zullen transfers van rijke naar arme lidstaten blijven plaatsvinden. Het landbouwbeleid zal ook blijven, al wordt dat hopelijk gemoderniseerd conform de houtskoolschets, zoals de minister-president aangaf. Al die dingen moet je wel meenemen in de onderhandeling over de nieuwe financiering van de Europese Unie. Je moet voorkomen dat je jezelf zodanig klem zet dat anderen jou weer de rekening kunnen laten betalen.

De heer Blom (PvdA):

Het gaat mij meer om de gedachterichting grosso modo. Een eenvoudige oplossing is vaak het beste voor een heel ingewikkeld probleem. Bent u bereid om met ons verder te discussiëren, ook in Europees verband, en die financieringsmethodiek binnen de Europese Unie ter discussie te stellen?

Staatssecretaris Timmermans:

Daartoe ben ik zeker bereid, maar dan moeten wij ook een creatieve oplossing vinden voor de structuurfondsen. Als dat namelijk niet gebeurt, dan wordt de hele zaak onderuitgehaald, hoe mooi, helder en zuiver deze ook lijkt. Wij moeten het dus wel in de juiste volgorde doen.

De heer Ten Broeke (VVD):

De charme van het voorstel van de VVD-fractie is dat deze een oplossing bevat. Die oplossing is namelijk heel simpel. Er moet allereerst heel veel afgehaald worden van die structuurfondsen. Er moet erkend worden dat men er zelf geen gebruik meer van moet willen maken. Dat geldt dus ook voor Nederland. Die eerlijkheid is nodig om tot een eerlijk systeem voor iedereen te komen. Natuurlijk is een openingsbod misschien wat makkelijker vanuit onze positie, maar er moet wel een keer een beweging komen. Volgens mij is dat aan Nederland. Gegeven de legitimiteit die Europa overeind moet houden, is het zeker ook aan Nederland om op dat punt voorop te lopen. U kunt dat immers doen. U kijkt naar al uw eigen uitgaven en u kijkt naar de midterm review. Nu moet u niet alleen naar de inkomsten kijken, maar ook naar de uitgaven. Daarbij hoort dan dus ook de Nederlandse bijdrage.

Staatssecretaris Timmermans:

Ik benadruk het nog één keer heel kort. Natuurlijk willen wij ook die richting uit, maar ik ga dat gevecht niet aan met één hand op de rug gebonden. Wij moeten de flexibiliteit houden en ons niet van tevoren al vastleggen op een rekenmethode waarbij het eind van het liedje kan zijn dat wij ons enorm tekort doen. Die ruimte moet ik dus wel houden.

De voorzitter:

Tot half acht sta ik geen interrupties meer toe. Om half acht wordt er geschorst voor de dinerpauze.

Staatssecretaris Timmermans:

Voorzitter. De heer Van Bommel en de heer Blom hebben allebei gevraagd hoe het zit met het voorstel van de Commissie om de ambtenarensalarissen voor volgend jaar met 3,7% te verhogen. Ik heb de instructie gegeven om dat tegen te houden in de werkgroep die daarover gaat. Daarover worden nu discussies gevoerd in Coreper. Ik weet niet hoe dat afloopt. De positie van Nederland is op dat punt helder. Wij vinden dat op dit moment niet passen. De Commissie heeft daarin een eigen verantwoordelijkheid. Zij kan op basis van een of ander gemiddelde van de indexen in acht of negen lidstaten bekijken welke verhoging reëel is. De Raad kan dan zeggen dat in deze tijden van crisis ongepast te vinden. Dat is de Nederlandse positie. Het zal moeten blijken of wij dat in de Raad gaan halen, maar onze positie op dit punt is heel helder. Wij hopen dat wij een blokkerende minderheid daarachter kunnen krijgen, maar dat moeten wij afwachten.

De heer Van Bommel vroeg of wij een Europese belastingheffing willen. Dat willen wij niet. Wij hebben al eerder in een algemeen overleg gesproken over de fouten bij de structuurfondsen. Wij streven inderdaad naar verbetering. De Rekenkamer heeft al aangegeven dat er verbetering is, maar nog onvoldoende. Wij blijven dat stimuleren.

De heer De Jong vroeg of hij van de regering voorstellen kan verwachten om de invloed van werknemers in een Europese vennootschap of een Europese ondernemingsraad te vergroten. Nederland heeft altijd gezegd een Europese vennootschap te steunen mits deze voldoende zekerheid en betrouwbaarheid biedt aan alle betrokken partijen. Alleen dan kan zo'n Europese vennootschap toegevoegde waarde hebben voor grensoverschrijdende activiteiten van ondernemers in het midden- en kleinbedrijf. Die onderwerpen worden behandeld in de Raad voor Concurrentievermogen op 3 of 4 december. Het huidige compromisvoorstel van het voorzitterschap biedt volgens Nederland op drie van de belangrijkste punten onvoldoende duidelijkheid. Dat kan dus niet op onze steun rekenen. De heer De Jong vroeg ook of Nederland bereid is om voorstellen te doen voor aanscherping van de Europese antikartelregels. Wij hebben de Commissie altijd heel sterk gesteund bij het tegengaan van kartelvorming. Wij vinden die regels scherp genoeg. Op dit moment behoeven die geen verandering of aanscherping.

De heer De Jong vraagt ook of wij expertgroepen evenwichtiger kunnen samenstellen en of wij de mensen die erin zitten, financieel tegemoet kunnen komen. Ik ben bereid om bij de Commissie na te gaan hoe de samenstelling van expertgroepen tot stand komt, om te bezien of die evenwichtig genoeg is en niet alleen de multinationals stevig zijn vertegenwoordigd. Ik begrijp dat de Commissie al in een kleine vergoeding voorziet. Ook daarbij zullen wij bekijken wat het probleem mogelijk is en hoe wij de Commissie daarbij van assistentie kunnen zijn.

Over SWIFT zijn een aantal vragen gesteld. Is het geen poging geweest om het Europees Parlement te omzeilen? Het Europees Parlement heeft vanaf vandaag de mogelijkheid om de interim-overeenkomst tegen te houden. Als men nee zegt, is die gewoon van tafel en zal er over een nieuwe moeten worden onderhandeld. Het is dus bepaald niet zo dat de rechten van het Europees Parlement onderuit zijn gehaald. Bovendien heeft de interim-overeenkomst een beperkte looptijd, namelijk maximaal negen maanden vanaf 1 februari. Uiterlijk 31 oktober moet er een definitieve overeenkomst liggen. Daarvoor heeft het Europees Parlement gewoon zijn volledige bevoegdheden.

De heer Van Baalen vroeg naar hoe Nederland onder het nieuwe Verdrag van Lissabon nog een herkenbaar buitenlands beleid kan voeren. Die mogelijkheden houden wij volkomen. We zijn natuurlijk wel zelf erbij gebaat dat Europa meer met één stem gaat spreken. Zowel bij onze eigen handelsbevordering en publieksdiplomatie als onze ontwikkelingssamenwerking en internationale cultuurbeleid kunnen wij overal op de wereld nog ons eigen gezicht laten zien. Wij zijn er wel van overtuigd dat meer met één stem spreken in Europa ook voor Nederland een goede zaak is. Lidstaten leggen daarbij natuurlijk verschillende accenten in die delen van de wereld waar ze om historische of andere redenen een speciale verantwoordelijkheid voelen of zien of een speciale relatie mee hebben.

De heer Van Baalen heeft ook naar Servië gevraagd. Het is heel simpel: wij wachten op het rapport van hoofdaanklager Brammertz. Dit zal hij op 3 december, overmorgen, aan de Veiligheidsraad uitbrengen. Wij hebben altijd gezegd dat het oordeel van Brammertz voor de Nederlandse regering bepalend is voor hoe wij hierbij verdergaan. Wij zullen dus afwachten wat de heer Brammertz over Servië in de Veiligheidsraad zegt. Naar aanleiding daarvan zal minister Verhagen de positie van de Nederlandse regering nader bepalen.

De heer Pechtold vroeg nog: hoe staat het met die Europese blue card? Die is in mei van dit jaar goedgekeurd door de Raad. Nederland is bezig met de implementatie van de richtlijn in nationale wetgeving. Wij hebben twee jaar om die richtlijn te implementeren, zijn daarmee bezig en proberen dat zo snel mogelijk te doen.

De heer Pechtold had overigens een waslijst aan vragen, die ik snel zal proberen te beantwoorden. Over de begroting, SWIFT en de Lissabonagenda hebben we het al gehad. Er komt binnenkort inderdaad een brief over hoe de regering de Hoge Vertegenwoordiger en de EDEO ziet. Dat hebben wij beloofd en er wordt hard aan gewerkt.

Ik kan mij aansluiten bij de opmerkingen van de heer Van Baalen over de uitspraak van het Bundesver­fassungsgericht in Karlsruhe. In Duitsland had men niet de speciale rol van het nationaal parlement in de implementatiewetgeving vertaald. In Nederland is dat niet nodig geweest, omdat wij al duidelijk hebben afgesproken hoe de Tweede en de Eerste Kamer hun rol onder het nieuwe verdrag zullen bezien. Wat dat betreft is er in Nederland dus geen probleem.

Naar aanleiding van de eerdere discussie over de Europese Unie wordt op mijn departement heel hard gewerkt aan het 2030-scenario. Over niet al te lange tijd zullen we een aardig document hebben met een visie op de toekomst van de Europese Unie. Dit zal zich zeer lenen voor een uitvoerig debat met de Kamer.

Heb burgerinitiatief is typisch iets waarmee een lidstaat zich niet te veel moet bemoeien; dat is aan de burgers. Daar waar wij het kunnen faciliteren, zullen wij dat zeker doen. Persoonlijk verheug ik mij zeer op het eerste burgerinitiatief, omdat het een zekere diepte kan geven aan de relatie tussen de burger en de Europese Unie. Wij zullen er wel voor waken dat de Commissie er serieus op ingaat. Het Europees Parlement moet daarin het volle pond krijgen.

Mevrouw Wiegman heeft gevraagd naar de positie van christelijke partijen in Belarus. Ik deel haar zorgen op dat punt; zij moeten zich kunnen registreren. Onlangs hebben zich daar een aantal relatief positieve ontwikkelingen voorgedaan. Het blijft echter een land met een perfide systeem. Verheugend is dat de oprichting van de Byelorussian Christian Democracypartij zonder noemenswaardige incidenten op de geplande datum van 31 oktober heeft plaatsgevonden. Er zijn natuurlijk wel weer wat pesterijen geweest. Gedelegeerden op weg naar de bijeenkomst zijn door de politie ondervraagd, zodat ze niet aanwezig konden zijn en de registratieprocedure duurt ook weer te lang. Druk op Wit-Rusland zal dus nodig blijven en Nederland zet daartoe alle diplomatieke middelen in. Ik noem het gesprek van minister Verhagen met zijn collega uit Bjelarus, maar ook de contacten met onze ambassadeur en ambassademedewerkers zijn daar zeer op gericht.

De heer Van Baalen en de heer Van der Staaij hebben beiden gevraagd hoe het nu zit met de toekomst van de onderhandelingen met Turkije. Dat ziet er natuurlijk niet al te rooskleurig uit. Zoals we ook hebben aangegeven tijdens het algemeen overleg van 11 november, pleit Nederland op dit moment niet voor het nemen van aanvullende sancties tegen Turkije. Dat doet ook werkelijk helemaal niemand, ook Griekenland niet, zeg ik daar maar voor alle duidelijkheid bij. Extra sancties zijn op dit moment ook weinig zinvol, want door alle bilaterale en EU-blokkades zijn er nauwelijks meer nieuwe hoofdstukken te openen. Er ligt daardoor een zestiental hoofdstukken heel diep in de vrieslade en Turkije straft zichzelf daarmee al voldoende, waarbij ik overigens wil aantekenen dat ook van Cyprus verwacht mag worden dat men de nodige stappen maakt. Van beide kanten zal men elkaar tegemoet moeten komen.

Mevrouw Wiegman heeft ook gevraagd naar de EPA's. Die moeten volgens haar eerlijk en rechtvaardig zijn en zijn nu te nadelig voor Afrikaanse landen. Nederland zal zich blijven inzetten voor eerlijke handel. Wij blijven pleiten voor een pragmatische en flexibele opstelling van de Commissie, langere overgangsperiodes in de liberalisatiekalender – langer dan vijftien jaar, zodat dit landen over de streep kan trekken – en desnoods een liberalisering van iets minder dan 80% als het gaat om grote regio's met veel minst ontwikkelde landen, zoals West-Afrika. Zo kun je helpen om die landen toch dichterbij te brengen, zonder dat je ze het mes op de keel zet, om het maar zo te zeggen.

Mevrouw Wiegman vraagt terecht aandacht voor de problematiek van de Roma, overigens niet alleen in nieuwe lidstaten. Kijk maar eens naar wat er in Italië gebeurt en andere oude zo niet zelfs oudste lidstaat van de EU. Het probleem van de Roma is een pan-Europees probleem dat aandacht verdient. We zullen het rapport van mevrouw Wiegman zorgvuldig bestuderen en haar daar ook een reactie op doen toekomen.

De heer Belder zegt dat we tegenover Kroatië geen datum moeten noemen. Het is duidelijk dat voor Kroatië de eindstreep in zicht is. De Commissie is daar heel duidelijk over geweest. Het is ook duidelijk dat Kroatië goede voortgang heeft geboekt, maar – zeg ik graag tegen de heer Belder – we zullen zeker geen datum noemen. Wij zijn tegen het noemen van data. Streefdata worden deadlines en daar hebben we in het verleden geen positieve ervaringen mee opgedaan. Zeker bij onze verscherpte uitbreidingsstrategie past niet het noemen van data. Ook Kroatië moet beter gaan samenwerken met het ICTY, met het Joegoslaviëtribunaal.

De heer Belder vroeg ook nog of wij de intensivering van het EU-Israëlbeleid willen loskoppelen van de voortgang in het Midden-Oostenvredesproces. De besprekingen over de intensivering van die betrekkingen zijn na Cast Lead opgeschort. De Nederlandse regering heeft zich altijd op het standpunt gesteld, voorstander te zijn van de intensivering van de Europese relatie met Israël. De ruimte die we hierin hebben, hangt ook af van de voortgang in het Midden-Oostenvredesproces en we zullen in de komende periode moeten zien of die ruimte er komt.

Voorzitter. Ik geloof dat ik hiermee in sneltreinvaart de belangrijkste vragen van de kant van de Kamer heb beantwoord en volgens mij is het net half acht.

De voorzitter:

Helemaal goed. Ik zal iets ruimer zijn met uw tweede termijn, omdat we dan nu gaan schorsen voor de dinerpauze.

De vergadering wordt van 19.30 uur tot 20.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Wij beginnen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer in het debat over de Staat van de Europese Unie. Ik zie dat de meeste leden weer aanwezig zijn. Het streven is erop gericht om de tweede termijn af te ronden binnen een derde deel van de tijd in eerste termijn.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik dank de regering voor de beantwoording in eerste termijn.

Ik ben mijn eerste termijn begonnen met de datum van vandaag: 1 december 2009. Het Verdrag van Lissabon treedt in werking. De nationale parlementen staan, mede dankzij de inzet van de regering, vermeld in het Verdrag van Lissabon. Zij spelen een rol in de besluitvorming in de Europese Unie.

Wij staan aan het begin van een nieuw hoofdstuk van de Europese Unie. Het is van belang dat wij Nederland daarin meenemen. Europa is te lang een prestigeobject geweest. Het CDA is een pro-Europese partij. Wij vinden het van belang voor Nederland dat wij in de Europese voorhoede acteren. Wij willen dat Nederlanders trots zijn op het feit dat zij ook Europeaan zijn. Daarom dien ik twee moties in. De eerste daarvan luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Verdrag van Lissabon heden, 1 december 2009, in werking treedt;

constaterende dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal door dit Verdrag een formele rol krijgt in Europese besluitvormingsprocessen;

van mening dat wij naast de Nederlandse identiteit ook de vorming van een Europese identiteit dienen te bevorderen;

verzoekt het presidium om naast de Nederlandse vlag ook de Europese vlag te plaatsen op het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel en Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(32125).

De heer Ormel (CDA):

Dan wil ik nu de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterend dat het Verdrag van Lissabon heden, 1 december 2009, in werking treedt;

van mening dat naast de Nederlandse identiteit ook de vorming van de Europese identiteit bevorderd dient te worden;

verzoekt de regering om op rijksgebouwen waar op normale werkdagen de Nederlandse vlag wordt uitgestoken ook de Europese vlag uit te steken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel, Pechtold en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(32125).

De heer Pechtold (D66):

Ik heb natuurlijk van harte deze motie ondertekend. Het Torentje heeft echter slechts één punt. Hoe gaat de premier dit probleem oplossen?

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Pechtold gaat er al van uit dat deze motie zal worden aangenomen. Dat is misschien niet zo heel gek, want het zijn twee copycat moties. We hebben ze in 2007 feitelijk ook al gehad, zeker de eerste motie. Mijn eerste vraag aan de heer Ormel is of het klopt dat zijn eerste motie exact materieel hetzelfde is als de motie uit 2007 van, naar ik meen, de heer Pechtold. Mijn tweede vraag aan de heer Ormel is als volgt. Het is vandaag de dag dat we na acht jaar het Verdrag van Lissabon invoeren. De heer Ormel heeft een- en andermaal beweerd dat een elementair onderdeel daarvan was om bij grondwet de vlag eruit te halen. Hoe denkt hij Nederlandse burgers mee te krijgen om nu weer een vlag verplicht te stellen?

De heer Ormel (CDA):

Twee jaar geleden hebben collega Pechtold en ik een motie ingediend waarin wij verzochten om op het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een vlaggenmast te plaatsen, niets meer en niets minder, met als doel om op Europadag de Europese vlag uit te hangen. Die motie is helaas verworpen. De huidige motie wordt op een ander moment ingediend en heeft een vérstrekkender doel, namelijk dat altijd wanneer de Nederlandse vlag op top is van dit Kamergebouw daarnaast de Europese vlag wordt uitgestoken. Het is dus een andere motie.

Dan kom ik op de vraag waarom nu toch die vlag. In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat het van belang is om duidelijk te maken dat wij meerdere identiteiten hebben. Natuurlijk zijn we allemaal Nederlander, maar we hebben nog meer identiteiten. De heer Ten Broeke is misschien Ajacied of fan van De Graafschap of Twente. Kijk aan, ik zie hem glimmen als ik het woord "Twente" noem. Dat heb ik als ik het woord "Achterhoek" hoor. Zo hebben wij allen meerdere identiteiten. Het is van belang dat we de Nederlandse bevolking meenemen in het creëren van ook een Europese identiteit. Vlaggen helpen daarbij. Dat is de reden dat wij de motie indienen. Wij hopen van harte op de steun van de pro-Europese VVD.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voor de eerste copycat motie was er twee jaar geleden al steun. Dat zal nu niet anders zijn. Ik zal straks iets zeggen over de andere motie. Ik heb een tweede vraag aan de heer Ormel. In onze eerste termijn hebben wij hem uitgenodigd op een betekenisvolle manier deze regering te vragen om niet allen de EU-begroting vooruitkijkend te moderniseren, maar ook te komen tot een aanzienlijke verlaging van de Nederlandse bijdrage. Dat is door zijn delegatieleider in Europa een- en andermaal beloofd bij de Europese verkiezingen. Steunt de heer Ormel dit?

De heer Ormel (CDA):

Dat steun ik in ieder geval niet op de wijze waarop de VVD het doet, waarbij we in 2010 al komen tot een halvering van het landbouwbudget en waarin er met ronde bedragen even snel wat is neergezet. Natuurlijk moet Europa efficiënt zijn. Natuurlijk moet er in Europa minder bureaucratie komen. Voor de zaken die wij veel beter gezamenlijk kunnen doen, is het echter de vraag wat de heer Ten Broeke ermee wint als hij het geld terughaalt naar hier en het vervolgens hier moet uitgeven. Met een aantal zaken gezamenlijk doen in Europa helpen wij onszelf. Ik denk bijvoorbeeld het landbouwbudget waarmee wij onze landbouw helpen. Bedenk wel dat wij 70% aan agrarische producten exporteren. Het is een heel belangrijke bedrijfstak voor Nederland. Het lijkt ons uitermate onverstandig om daar heel rigoureus enorme strepen onder te zetten.

De heer Ten Broeke (VVD):

Als de heer Ormel het plan goed had gelezen en zich niet alleen had gefocust op het jaartal 2010, dat een begrotingsjaar aanduidt waartegen je het nu eenmaal moet afzetten, had hij geweten dat we nog wel degelijk in staat zijn om de landbouw via cofinanciering zelf te doen. Als de heer Ormel ons plan niet steunt, is hij dan in elk geval bereid om de verkiezingsbelofte van de heer Wim van de Camp uit mei van dit jaar hier gestand te doen? Is hij bereid om niet alleen buiten dit gebouw mooie taal te spreken, maar om vandaag ook aan de regering te vragen om een beduidend mindere afdracht aan de EU-begroting en een andere EU-begroting?

De heer Ormel (CDA):

Ik ben blij dat de geachte collega terugkrabbelt wat betreft het jaar 2010. Ik doe daar zijn plan, dat gaat over een teruggang van de Europese begroting in de eerste helft van de eenentwintigste eeuw, geen recht mee. Zo kennen we elkaar. Voor 2049, want daar gaat zijn plan over, moeten we zeker met stappen komen. Het moet met name efficiënter. We moeten ook bedenken dat we in de Europese Unie een aantal heldere doelen hebben gesteld. Ik noem Frontex, het gezamenlijk klimaatbeleid, het gezamenlijk immigratiebeleid en EDEO, de Europese dienst voor extern optreden. Dat kost geld. Als we dat in Europa besteden, hoeven we het hier niet uit te geven. Daar moeten we natuurlijk met elkaar over praten, maar dat is voor de langere termijn.

De heer Blom (PvdA):

Tijdens de debatten over het Verdrag van Lissabon is gezegd: laten we de symboliek uit het verdrag halen. Ik kan mij voorstellen dat er een vlag van de EU op het gebouw van de Tweede Kamer gaat wapperen. Dat heeft niet alleen met symboliek te maken, maar ook met de rol van de Kamer, die beduidend veranderd is door het Verdrag van Lissabon. Nu we meedoen aan het Europees besluitvormingsproces, heb ik er, anders dan in 2007, geen moeite meer mee dat op het gebouw van de Tweede Kamer die vlag wappert. Het is echter iets anders om tegen de regering te zeggen om de vlag te laten wapperen op elk rijksgebouw. Dat zijn er nogal wat! Dat heb je het over belastingkantoren, ministeries en noem maar op. Dan importeer je wel de symboliek, terwijl het dezelfde belastingkantoren vrij staat, zoals het de ministeries ook vrij staat, om die vlag te laten wapperen als ze dat willen. Ik zie niet in hoe de motie iets bijdraagt, ook niet in het licht van de discussie die we hebben gevoerd.

De heer Ormel (CDA):

Ik ben het met collega Blom eens dat we het niet zouden moeten doen als het louter symboliek zou zijn. Ik heb echter aangegeven dat wij als nationaal parlement in het kader van het vormen van een Europese identiteit best ons best kunnen doen om de bevolking net een stapje verder te laten doen dan ze zelf zou doen. We kunnen daarmee helpen. Wat dat betreft, helpen vlaggen. Daar komt nog iets bij. De heer Blom had het over belastingkantoren en dergelijke. In de motie gaat het over rijksgebouwen waar nu al op werkdagen de Nederlandse vlag hangt. Dat is op lang niet elk belastingkantoor het geval. Dat is wel het geval bij bijvoorbeeld ministeries. De staatssecretaris heeft al aangegeven dat de regering niet gaat over gemeentehuizen en allerlei lagere overheden. Die moeten dat zelf besluiten. Ik maak nog een laatste punt. Ik weet dat de PvdA hecht aan werkgelegenheid en plannen die daar goed voor zijn. Ik weet dat de heer Blom daar gevoelig voor is. Weet dat wij in Nederland een zeer bloeiende vlaggenindustrie hebben, mijnheer Blom.

De heer Blom (PvdA):

Ik neem dit toch even serieuzer dan u het doet voorkomen. We wilden geen symboliek in het Verdrag van Lissabon. We waren toentertijd dus ook niet voor de vlaginstructie. Als we nu opeens willen dat de symboliek er wel bij hoort, worden we voordat je het weet overspoeld met het Europese volkslied en gaan we de president echt een "president" noemen. Dat is de verkeerde volgorde. Ik kan mij uw eerste motie, die over de Tweede Kamer, voorstellen, maar de tweede dus absoluut niet.

De heer Ormel (CDA):

Ik raad u aan om nog eens in overweging te nemen om er met uw fractie over te spreken. Het gaat namelijk niet om symboliek, maar om identiteit. Ik weet dat ook de PvdA internationale solidariteit en "pro-Europees" belangrijke parameters vinden. In dat kader is zo'n Europese vlag zo gek nog niet.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik had mij voorgenomen om niet al te lang over symboliek, vlaggen en dergelijke te gaan praten, maar de heer Ormel noemt het begrip "identiteit". Als het daar om gaat, is het dan niet veel beter om de identiteit gewoon te laten groeien en van onderaf te laten komen? Zou in gemeenten en in om het even welk overheidsgebouw niet vanzelf het idee moeten opkomen dat het mooi zou zijn om naast onze driekleur ook de Europese vlag te laten wapperen, in plaats van dat wij dat vanuit het parlement via een motie opleggen?

De heer Ormel (CDA):

Wij zijn de volksvertegenwoordigers. Als iets dus uit het parlement komt, dan komt het van onderop. Wij hebben nu een heel bijzondere stap gezet. Het Verdrag van Lissabon is nu geratificeerd in de hele Europese Unie. Wij stappen met zijn allen, met de collega-lidstaten, een nieuw hoofdstuk van de Europese Unie in. Mevrouw Wiegman weet ook dat vlaggen iets doen met mensen. Wat is er dan mis mee om dit moment aan te grijpen? Ik vraag ook niet zo veel. Ik vraag slechts om de Europese vlag op ministeries en een enkel overheidsgebouw te hangen naast de Nederlandse vlag, die ik mooi vind om te zien wapperen. Als je Den Haag binnenrijdt langs het provinciehuis van Zuid-Holland, dan zie je daar de Europese vlag al wapperen. Het gebeurt al op veel plekken. Wat is er nou mis mee om dat vol enthousiasme te ondersteunen, zeker op deze bijzondere historische dag?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Dan rest mij slechts om de heer Ormel erop te wijzen dat dit niet het gevoelen is en was dat in Nederland leefde over de Europese Unie. In Nederland was juist even het gevoel: laten wij het nu niet over symboliek hebben, maar maak ons duidelijk wat wij aan Europa hebben. Het gaat om een Europa dat werkt. Heeft de heer Ormel de Nederlandse bevolking zo goed verstaan dat hij op dit moment met deze motie komt?

De heer Ormel (CDA):

Ik pretendeer niet dat ik de hele bevolking goed versta. Ik probeer wel te pretenderen dat ik mijn kiezers versta. Ik weet zeker dat een grote meerderheid van de mensen die op het CDA stemmen, vinden dat een nationale identiteit heel erg belangrijk is en dat de Europese identiteit daarnaast kan bestaan, sterker nog: dat de Europese identiteit kan bijdragen aan het behoud van de Nederlandse identiteit.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ook ik wil beide bewindslieden dankzeggen voor de antwoorden die zij gaven in eerste termijn. Ik moet wel even eraan wennen dat je bij een interruptie als europarlementariër alleen inlichtingen mag geven, terwijl ik 23 jaar inlichtingen heb gevraagd. Ik beloof echter dat ik dat de volgende keer scherper en helderder zal doen. Ik heb drie opmerkingen.

Ten eerste dank ik de minister-president voor zijn uiteenzetting over het financieel toezicht, maar ik wens de Nederlandse regering wel veel sterkte bij de onderhandelingen over dat financieel toezicht. Hij refereerde zelf al even aan het Verenigd Koninkrijk. Er zijn toch te veel geluiden in Brussel dat de voornemens over het financieel toezicht weer verdunnen en dat allerlei nationale toezichthouders toch weer een plaatsbepaling eisen die zich niet verhoudt tot Europees toezicht.

Ten tweede heb ik goed kennisgenomen van de opmerkingen van de minister-president over innovatie-investeringen, in het bijzonder over het private gedeelte daarvan. Wij krijgen regelmatig VNO-NCW op bezoek in Brussel, die ons heel goed weet te vinden. Ik wil graag de heer Wientjes op dit punt nog een keer aanspreken. Het gaat niet alleen over innovatie in de publieke sector maar ook in de private sector.

Ten derde is het niet gebruikelijk om in tweede termijn een nieuw onderwerp aan te stippen, toch wil ik dit doen: de munteenheid van China. Die is op dit moment gekoppeld aan de dollar. Dat maakt de export van de Europese Unie naar China extra duur. Wat is nu de inzet van de Nederlandse regering op dit punt? De yuan is goedkoop geworden omdat de dollar daalt, maar tegelijkertijd wordt de euro voor de export naar China duurder. Op de lange duur moeten wij dat voor de Europese Unie veranderen. Daar zou ik graag een eerste aanzet van een antwoord op willen ontvangen.

De heer Berman (EP/PvdA):

Voorzitter. Ik zou graag een helder antwoord willen hebben op mijn opmerking over klimaatmaatregelen voor arme landen. Waar overduidelijk is dat zij niet de vervuilers waren maar wel de schade ondervinden, moeten wij onze verantwoordelijkheid nemen. Het Europees Parlement suggereert 30 mld. per jaar voor de EU gezamenlijk. Gezien onze economische omvang en onze eigen CO2-productie in het verleden en nu zijn we dat verplicht aan de arme landen, volgens onze eigen berekeningen in het Europees Parlement. Wat is de inzet van de Nederlandse regering? Ik wil echt graag horen waarmee we naar Kopenhagen gaan, en met welke ambitie.

Wat betreft de vlaggen is het in het Europees Parlement heel simpel: op meerdere plekken binnen en buiten hangen alle vlaggen van de lidstaten naast de Europese vlag en het ziet er prachtig uit.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn gesproken over steun of geen steun vanuit de bevolking voor het Verdrag van Lissabon. Ik heb daarover een verschil van mening met de minister-president. De minister-president houdt hier staande dat de bevolking van Nederland het Verdrag van Lissabon wel steunt, omdat de Kamer het steunt. Volgens mij is de praktijk een andere. Onderzoek wees ook uit dat er, wanneer er in Nederland een referendum zou zijn gehouden, opnieuw een nee uit zou zijn gekomen. Kennelijk – ik heb daarnaar gevraagd in eerste termijn – ontbreekt het aan de moed om tot die erkenning te komen. Er is dus nog niet zoveel veranderd.

De staatssecretaris toont dezelfde houding wanneer ik het onderwerp uitbreiding aan de orde stel, in relatie tot het begrip "absorptiecriterium". Hij zegt dat de uitbreiding van 2004 een doorslaand succes was, als bewijs dat het allemaal wel snor zit en dat dit ook wordt gesteund door de bevolking. Daarmee toont de staatssecretaris een bankiersmentaliteit. Ik zeg: resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Dat hebben ze bij DSB wel geleerd en zeker de klanten van die bank. De politieke vraag die dan ook moet worden gesteld, is: wat voegt het absorptiecriterium nog toe als de staatssecretaris draagvlak in de Kamer verwart met draagvlak onder de bevolking? Ik krijg hierop graag een antwoord in tweede termijn.

Mijn bijdrage in eerste termijn ging vooral over de uitgaven van de EU. Die moeten worden beperkt. Ik merk dat dit sentiment bij meer fracties in de Kamer leeft. Mijn fractie is van mening dat uitgaven die straks vrijkomen door bezuinigingen of wijzigingen die worden gerealiseerd, niet allemaal opnieuw door nieuwe prioriteiten moeten worden ingevuld. Daarom wil ik de volgende motie aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er besluitvorming moet gaan plaatsvinden over de meerjarenbegroting van de Europese Unie na 2013;

van mening dat er stevig kan worden bezuinigd op de structuurfondsen en landbouwuitgaven;

van mening dat de Europese Unie een slechte staat van dienst kent wat betreft het efficiënt en controleerbaar besteden van middelen;

verzoekt de regering, zich ervoor in te zetten dat vrijgekomen middelen bij de begrotingsherziening voor niet meer dan de helft worden aangewend voor nieuwe prioriteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(32125).

De heer Ormel (CDA):

Nog even over de absorptiecapaciteit waar de heer Van Bommel over sprak. We hebben twee weken geleden een AO gehad. We hebben vele AO's en debatten over Europa. In het AO van twee weken geleden hebben we uitdrukkelijk gevraagd om het aanvragen van een AIV-advies over de absorptiecapaciteit. De heer Van Bommel vraagt dus naar de bekende weg. Ook gaat hij weer door op het punt van de directe democratie versus de representatieve democratie. Wij zijn hier dankzij de representatieve democratie, maar als ik de redenering van de heer Van Bommel zou volgen, zou hij nu de helft van zijn spreektijd moeten inleveren omdat hij volgens de peilingen niet degenen vertegenwoordigt die hij nu in dit huis vertegenwoordigt.

De heer Van Bommel (SP):

Dat zijn twee volstrekt verschillende onderwerpen. In de eerste plaats ga ik in op het absorptievermogen. Natuurlijk weet ik dat daar een advies van de AIV over is gevraagd. Maar als de staatssecretaris daar vanavond uitspraken over doet in de Kamer, en als ik zelf ook behoefte heb aan een nadere duiding van dat criterium, dan vind ik mijzelf gerechtigd om aan de staatssecretaris te vragen hoe hij dat dan uitlegt. Dat was ook de kern van mijn vraag: wat is de opvatting, de uitleg, van de regering van dat "absorptiecriterium"? Ik vind het een waardevolle aanvulling, maar niemand weet waar wij het over hebben, ik niet, de heer Ormel niet en kennelijk de regering ook niet.

De voorzitter:

De tweede vraag.

De heer Van Bommel (SP):

In de tweede plaats ga ik in op de representatieve democratie versus de directe democratie. Daarover verschilt het CDA van mening met de SP. Wij vonden en wij vinden dat wij de bevolking om een uitspraak moeten vragen als sprake is van zaken die raken aan de soevereiniteit van ons land. Dat vonden wij bij de Europese grondwet en dat vonden wij bij het Verdrag van Lissabon. Ik zie het als een majeure fout dat dit niet is gebeurd. Ik weet dat de heer Ormel slechts 30 seconden nodig had om het voorstel tot een referendum over "Lissabon" te bespreken, maar ik weet dat daar in de samenleving heel anders over wordt gedacht.

De heer Blom (PvdA):

Even over die andere motie, want die verbaast mij. Staande praktijk is dat op het moment dat geld overblijft uit de Europese begroting, dit gewoon teruggaat naar de lidstaten. Wij hebben diverse debatten hierover gevoerd en dat is ook de stelling van onze minister van Financiën. En dan stelt de heer Van Bommel in zijn motie dat maar de helft terug moet?

De heer Van Bommel (SP):

Nee. Ik zeg dat er nieuwe prioriteiten – dat is al aangekondigd en overigens door u bekrachtigd – moeten worden gezocht. De regering heeft dat gemeld, u hebt dat ook zelf gezegd. U hebt zelfs die prioriteiten al benoemd. Ik voorspel u het volgende. Van de begroting zoals wij die nu kennen, valt straks een deel van de middelen vrij. En wat gebeurt daarmee? Daar worden direct nieuwe invullingen aan gegeven. Over de miljarden – wij hebben het niet over een paar centen – die straks anders te besteden zouden zijn, kun je ook zeggen: nu, wij gaan dat niet allemaal uitgeven. De begroting gaat dan dus naar beneden. Ik deel dus de opvatting van de VVD dat haar heel veel ruimte zit.

De heer Blom (PvdA):

Laat er geen misverstand over bestaan. De bestaande begrotingsregels houden in dat als er geld overblijft vanuit de Europese begroting, dit weer wordt omgeslagen in een teruggaveregeling naar de lidstaten. Het kan toch niet zo zijn dat wij van die regel afstappen, want daar ben ik op tegen.

De heer Van Bommel (SP):

Dan is het misverstand nu duidelijk. Wat de heer Blom kennelijk bedoelt is: wanneer er middelen zijn die niet uitgegeven zijn. Maar daar heb ik het niet over. Ik heb het over het zoeken van een nieuwe prioritering van middelen: een verschuiving binnen de begroting zoals wij die nu kennen. Als wij daar grote veranderingen in kunnen bewerkstelligen, ben ik daarvoor. Kijk naar de landbouwfondsen, kijk naar de structuurfondsen, kijk naar de cohesiefondsen.

De voorzitter:

Uw tijd is om. Mijnheer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik vind de strekking van de motie eigenlijk heel sympathiek. Ik vind het alleen zo jammer dat de heer Van Bommel niet aangeeft waar die prioriteiten dan zouden moeten zitten. Ook de heer Van Bommel is volgens mij een groot tegenstander van allerlei nieuwe uitgaven, allerlei nieuwe kerstbomen die voortdurend worden opgericht. Waar zou dat geld dan naartoe moeten gaan? Anders kunnen wij zijn motie misschien niet steunen.

De heer Van Bommel (SP):

Dat is een beetje een lastige vraag.

De voorzitter:

Nu ja, doet u een poging.

De heer Van Bommel (SP):

Het is niet erg, maar ik zit tussen twee vuren: "het is niet erg, dus neem alle tijd" en "een beetje kort".

De voorzitter:

Het kabinet bepaalt het niet hier, dat doe ik.

De heer Van Bommel (SP):

Daar ben ik blij om, voorzitter.

Het gaat erom dat er een enorme ruimte is. Ik ken het voorstel van de heer Ten Broeke. Wat mij betreft, zou een deel kunnen naar bijvoorbeeld ontwikkeling. Ik bedoel dan niet naar ontwikkelingssamenwerking – begrijp mij niet verkeerd – maar naar ontwikkeling en onderzoek, onderwijs, dat soort zaken. Er is best een zinvolle besteding te vinden, maar laten wij er niet van uit gaan dat alles wat wij op de begroting hadden, weer moet worden uitgegeven.

Voorzitter. Ik sluit af. De staatssecretaris heeft in zijn antwoord op mijn vraag over plannen voor nieuwe Europese belastingen gezegd dat Nederland tegen Europese belastingen is. Ik steun dat en heb dat altijd gedaan. De nieuwe Europese president denkt daar echter anders over en ook de Europese Commissie ziet die belastingen wel degelijk als een mogelijkheid. Dat is in een mededeling aan het Europees Parlement bekendgemaakt. De SP-fractie is zeer tegen een belasting op sms-berichten, een sms-taks. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in een mededeling van de Europese Commissie de invoering van een belasting op sms-berichten wordt gesuggereerd;

van mening dat de invoering van Europese belastingen ongewenst is;

verzoekt de regering, reeds nu aan de Europese Commissie kenbaar te maken dat Nederland niet zal instemmen met een belasting op sms-berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(32125).

Het woord is aan de heer De Jong, hoewel de heer Van Bommel eigenlijk zijn spreektijd al heeft benut. Time is money.

De heer De Jong (EP/SP):

Mevrouw de voorzitter. Het is in zoverre een interessant debat geweest dat het voor mij nieuw was om de minister-president zo ontzettend blij te zien met de uitkomsten van de benoemingen in Brussel, met name van de commissarissen. Ik krijg zelf in Brussel veel meer meewarige geluiden te horen over Nederland en de invloed van Nederland in Brussel. Ik ben bang dat dat een structureel probleem is. Ik wijt dat zelf aan het feit dat wij al tijden niet meer kunnen spreken van echt goede, grote Nederlandse initiatieven.

Ik zie dat nu ook weer bij de financieel-economische situatie en de antwoorden op de crisis. Wat de regering voorstaat, zijn dingen die anderen al bedacht hebben en daarin lopen wij mee. Ik krijg niet een plan, wat in Nederland heel goed zou kunnen. Wij hebben in Nederland een traditie van medezeggenschap, een traditie van sociaal overleg. Daar zijn wij vrij uniek in. Wij exporteren dat niet naar Europa. Ik krijg voor een deel een antwoord over medezeggenschap in het Europese. Verder krijg ik een standpunt van de staatssecretaris. Ik krijg niet een visie wat Nederland goed zou kunnen uitdragen. Op antikartelgebied is het de regering kennelijk ontgaan dat wij nu zitten in een overnamegolf die direct volgt op de crisis, waar de Nederlanders niet blij mee zijn. Denk maar aan Océ. Over de expertgroepen zegt de staatssecretaris dat hij de Commissie zal vragen om een overzicht. Dat overzicht bestaat. Ik vroeg of de staatssecretaris, of de regering, kan toezeggen dat hij een verandering in de samenstelling ervan teweegbrengt via de Commissie.

Ten slotte miste ik het antwoord op de toch wel heel belangrijke vraag over wat de vakbeweging graag wil, namelijk een socialevooruitgangsclausule om in ieder geval via een bepaalde vorm van wetgeving, als het al geen protocol is, duidelijk te maken dat sociale rechten niet ondergeschikt zijn aan ongebreidelde marktwerking. Ik krijg daar graag alsnog een antwoord op.

De heer Ormel (CDA):

Ik mag alleen inlichtingen verschaffen, geloof ik.

De voorzitter:

Nee, u mag inlichtingen vragen. Het is uw huis.

De heer Ormel (CDA):

Is het u bekend, mijnheer De Jong, dat deze minister-president, deze regering, het voortouw heeft genomen in alle klimaatinitiatieven van de Europese Unie, om maar eens een voorbeeld te noemen waarmee Nederland actief in de Europese Unie bezig is? Wij zijn niet alleen met azijn bezig, zoals u. De Nederlandse regering is echt actief bezig om Nederland neer te zetten in het belang van Nederland, in het belang van de Europese Unie en bijvoorbeeld ook in het belang van het klimaat.

De heer De Jong (EP/SP):

De vraag was of mij dat bekend is. Ik weet dat Nederland actief is op het terrein van het klimaat. Het gaat mij erom waar de mensen nu mee bezig zijn. Naast klimaat is de financieel-economische crisis hét thema. Dat is geen kwestie van azijn. Dat is opkomen voor werknemers, dat is opkomen voor consumenten, dat is opkomen voor het midden- en kleinbedrijf. Dat is wat ik hier doe. Daarop mis ik een visie van de Nederlandse regering.

De heer Blom (PvdA):

Het is mij iets te makkelijk om de regering van ons land ervan te beschuldigen dat zij nauwelijks met initiatieven komt en vervolgens dat zij, als zij met initiatieven komt, die heeft gepikt. Dan wil ik boter bij de vis. Dat zijn wij hier gewend. Mijn vraag aan u is om eens drie projecten te noemen die overgenomen zijn door de Nederlandse regering, die eerst van een ander waren.

Vervolgens is het u hopelijk bekend dat de initiatieven die de Nederlandse regering in Nederland neemt, vele malen vooruitlopen op de initiatieven van de Europese Commissie, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat. Dat betekent dat Nederland een voorloper is in Europa. Dat geeft ook te denken. Dat betekent dat uw visie omtrent de inzet van ons kabinet niet de mijne is.

De heer De Jong (EP/SP):

Ik ben het helaas met u eens dat de Nederlandse regering vaak voorloper is, vooral bij de uitverkoop van energiebedrijven en dergelijke zaken die nog niet hoeven van Europa. Daarin loopt Nederland voorop. Dat vind ik erg jammer.

Ik doelde concreet op elementen als de Lissabon­agenda opnieuw. Dat heeft wel geleid tot een discussie over het ontslagrecht. Dat leidt in het algemeen weer tot druk op sociale rechten. Denk aan de exitstrategie. Dat leidt tot bezuinigingen. Dat soort zaken bedoel ik. Ik bedoel ook nog de vervolmaking van de interne markt. Nog meer marktwerking! Wij hebben de energiebedrijven al verkocht. Wat is het volgende? Ziekenhuizen nog verder vermarkten?

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. Ook ik dank de regering voor de beantwoording.

Ik begin met de positie van het CDA: grote verhalen bij de verkiezingen over een lage Nederlandse afdracht. De heer Van de Camp sprak tijdens de verkiezingen zelfs over 23 mld. die er wel af zouden kunnen. Dat is bijna 20%, precies het bedrag dat de Nederlandse regering zoekt in het kader van de heroverwegingen, maar daar valt de Nederlandse afdracht helaas buiten. Maar net als over de vestigingsplaats, over Straatsburg, wordt de stoere taal van het CDA buiten dit gebouw niet gevolgd door acties binnen dit gebouw. Dat is het eeuwige janusgezicht van het Christen Democratisch Appèl.

Op de dag dat wij de invoering van het Verdrag van Lissabon vieren, probeert het CDA ook nog eens via een achterdeurtje weer een Europese vlag te laten plaatsen. Ik zou het prachtig vinden als de overheidsgebouwen die vlag hijsen, vanzelfsprekend naast de Nederlandse vlag of de provincievlag. Daarvoor hebben wij in 2007 al op een verandering van de vlaginstructie gewezen. Dat steunde de VVD; dat zullen wij nu weer doen. Daarom zal op dit gebouw een tweede vlaggenmast moeten komen, al was het maar omdat de Nederlandse vlag dan op 9 mei niet hoeft te worden gestreken. Dat krijgt steun van de VVD.

Maar nu deze copycatmoties van de heer Ormel. Wat een ontstellende actie. Het hele debat over de grondwet werd de afgelopen jaren ten onrechte overschaduwd door die vlag. Alle verbeteringen die vervolgens materieel waren, oranje kaart, absorptiecriteria, de diensten van algemeen belang; het werd allemaal overschaduwd. Het kreeg onvoldoende aandacht vanwege die vlag. Op de dag dat dit verdrag wordt geactiveerd, na acht jaar geëmmer, komt het CDA opnieuw met die vlag. Wat ons betreft, mag die overal hangen – hij hangt in mijn kantoor – maar het liefst omdat mensen dat willen, omdat schooldirecteuren daarvoor kiezen, omdat ambtenaren dat prima vinden, omdat commissarissen van de Koningin daartoe besluiten, omdat mensen het uit zichzelf doen. Daarmee krijg je identiteit, niet omdat wij in Den Haag dat afdwingen. Dat is de les die wij hebben geleerd van 2005. Die fout willen wij niet nog een keer maken. Wij concentreren ons liever op de vlag op de modderschuit en wij moeten die modderschuit de goede kant op drukken. Wij moeten de EU hervormen. Daarom kwamen wij met een tegenbegroting.

De tegenbegroting is natuurlijk gebaseerd op de begroting van 2010. Ik dank de regering in ieder geval voor het omhelzen van het principe dat het bni daarvoor eerlijker zou kunnen zijn. Je moet ergens tegenaan begroten en dat hebben wij gedaan. Dit is een moderne begroting. De SP-motie is ons wellicht sympathiek, maar 50% van die extra uitgaven komt altijd nog op meer dan een kleine 20 mld. aan onbestemde uitgaven. Dat lijkt mij geen verstandig idee, mijnheer Van Bommel. Dat moeten wij dus eigenlijk niet doen.

Wat wij wel moeten doen, leg ik nu vast in een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een toekomstbestendige EU-begroting en de Nederlandse bijdrage daaraan geen onderdeel uitmaken van de brede heroverwegingen;

verzoekt de regering, een aanzienlijke verlaging van de Nederlandse bijdrage aan de Europese Unie op te nemen in de brede heroverwegingen;

verzoekt de regering voorts, deze verlaging van de Nederlandse bijdrage aan een moderne, toekomstbestendige EU-begroting inzet te maken van de onderhandelingen in het kader van de meerjarenperspectieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ten Broeke. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(32125).

De heer Ormel (CDA):

Waar is de tijd dat het glas van de VVD nog gevuld was met bier in plaats van, zoals nu, halfleeg met azijn? Ik geef toe dat alles in dit debat in de schaduw valt van dit geweldige pamflet van de VVD, Betere EU voor half geld. Dat geldt niet voor 2010 zoals ik eerst dacht te lezen, maar voor de eerste helft van de 21ste eeuw, dus voor het jaar 2049.

Mag ik de heer Ten Broeke eens wat vragen? Het komt op mij toch echt als nattevingerwerk over. Ik neem een willekeurig hoofdstuk, criminaliteit en terrorismebestrijding. Daarvan zegt de VVD: "Criminelen kennen geen grenzen – niets gaat hen te ver – en stoppen niet bij de grens. Zij gaan ook steeds verder op hun strooptocht door Europa en daarbuiten als wij niet nu ingrijpen." Daarvoor heeft de VVD 4 mld. per jaar over. Kan de heer Ten Broeke dat nader uitleggen? Dit is 4 mld., het buitenlands beleid ook 4 mld. en asiel en migratie 7 mld. Moet ik dit serieus nemen?

De heer Ten Broeke (VVD):

Ja, dat kunnen wij uitleggen. Dat hebben wij in de eerste termijn ook al gedaan. Dat doen wij in al die debatten die bijvoorbeeld in het kader van Justitie en Binnenlandse Zaken worden gevoerd. Dan hebben wij het bijvoorbeeld over een Europese databank. Dan hebben wij het bijvoorbeeld over helder asielbeleid. Dan hebben wij het bijvoorbeeld over helder opsporingsbeleid. Dan hebben wij het over mobiele grensteams en zo kan ik nog wel even doorgaan. Echt van belang, echt cruciaal is wat het CDA hier presteert en vandaag laat zien aan de burgers tegen de achtergrond van wat het beloofde in mei, toen er nog verkiezingen moesten volgen. 23 mld. moest eraf. Duizenden ambtenaren konden weg. En wat blijft daarvan vandaag over? Helemaal niets. Niets. Dat is het antwoord van het CDA. Maar het wil ons nog wel een vlag door de strot drukken.

De heer Blom (PvdA):

In de tegenbegroting van de VVD ontbreekt volgens mijn partij een heel belangrijk element. Europa is voor ons ook een missie die te maken heeft met solidariteit met landen die het minder hebben dan wij. In de tegenbegroting haalt men de helft die begroting af. Het is echt een begroting die van binnen naar buiten is geredeneerd, namelijk vanuit Nederland naar de Europese Unie. Maar ook de heer Ten Broeke is toch van mening dat solidariteit met en emancipatie van bijvoorbeeld landen uit het voormalig Oostblok wel wat geld mag kosten?

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat is juist. Die solidariteit zit hem in de eerste plaats in de inkomstenkant van de begroting via de bni. Dat hebt u goed gezien en het is goed dat u dat ondersteunt. Het is ook goed dat de regering dat serieus wil nemen. Binnenkort zullen wij horen wat zij daarvan vindt. In de tweede plaats – daarmee hebt u een goed punt – behoort de solidariteit aan de uitgavenkant te zitten. De allerbeste solidariteit met landen in de derde wereld, is als wij ons landbouwbeleid zodanig kunnen hervormen dat die markten worden opengesteld. Elke procent die meer aan handel kan worden gedaan, stelt al die ontwikkelingssamenwerking in het niet. Daarvoor zouden wij moeten pleiten en opkomen. Dat zit hem in die wereldhandelsbesprekingen, waaraan wij veel meer zouden moeten doen.

De heer Blom (PvdA):

Nee, dat bedoel ik niet. Ik bedoel niet buiten, maar binnen Europa. Wij zijn een verplichting aangegaan door lid te worden van de EU en door landen op te nemen bij de EU. Wij zijn daarmee verplicht tot een zekere solidariteit naar die landen toe. Dat mes snijdt aan twee kanten, want als de welvaart in landen zoals Polen, Roemenië en Bulgarije toeneemt, dan verdienen wij daaraan als Hollandse koopman ook nog het een en ander. In uw begroting zijn die uitgaven compleet weg.

De heer Ten Broeke (VVD):

Nee, dat ziet u fout. Er staat nog altijd voor 18 mld. aan landbouwuitgaven in. Die kunnen ook nog eens worden gecofinancierd. Landen die menen dat zij nog veel meer zouden moeten doen, moeten zich realiseren dat deze uitgaven ook neerslaan in die landen. Wij doen al heel veel aan Frontex en buitengrensbewaking. U was zelf bij de besprekingen met de Roemeense delegatie. Die landen hebben daar direct profijt van. Wij nemen nog steeds 18 mld. op voor structuur- en cohesiefondsen en zeggen daarbij zelfs dat nieuwe landen die erbij komen, dat geld in tien jaar krijgen en dat wij niet op een overdreven manier, in detail gaan uitzoeken hoe dat precies moet worden uitgegeven. Het zit er dus nog steeds in. Het is zelfs één van onze twee grootste uitgaven, op die van landbouw na.

De heer Van de Camp (EP/CDA):

Zou ik twee inlichtingen mogen geven? De eerste is dat de Europese Unie geen modderschuit is. Ik maak dan ook ernstig bezwaar tegen een dergelijke kwalificatie. De tweede is dat het iedere politieke partij vrijstaat om gedurende de periode van vijf jaar, haar verkiezingsbelofte na te komen. Dat hoeft niet na twee of drie maanden te gebeuren, zeker niet als je met zo'n dun, PVV-achtig pamfletje komt.

De heer Ten Broeke (VVD):

U hebt inderdaad nog een kleine vierenhalf jaar om uw verkiezingsbelofte waar te maken. Maar wij hebben gezien wat er is gebeurd met uw opmerkingen over de zetel van het Europees Parlement: grote taal buiten dit gebouw aan het adres van deze regering om nu eindelijk eens wat te doen aan die zetel in Straatsburg, maar binnen dit gebouw steunde u een motie niet, terwijl die toch exact de formulering van uw eigen woorden bevatte. Nu komt u in de verkiezingscampagne weer met een programma waarin u zegt dat u er 23 mld. kunt afhalen. Vandaag blijft daarvan niets over. In mei zei u dat er duizenden ambtenaren weg kunnen, maar vandaag blijft daarvan niets over. Het enige wat wij vandaag van het CDA hebben gehoord, is dat men een vlag wil plaatsen op alle rijksgebouwen. Dat is precies de motie die twee jaar geleden is ingediend door de heer Pechtold. Ik feliciteer u met zo veel originaliteit.

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Voorzitter. Ik ben blij dat het arrest van het grondwettelijk hof in Karlsruhe, voor een hechte rol van het nationale parlement bij de Europese besluitvorming, zoals dat in feite ook in de Tweede Kamer is bepaald, door iedereen hier wordt omarmd, ook door de heer Pechtold. Ik zal dat morgen graag aan mevrouw In 't Veld meedelen.

Over twee punten die ik in de eerste termijn aan de orde heb gesteld, hoor ik nog graag een verduidelijking van de regering. Het eerste punt gaat over Turkije. De staatssecretaris voor Europese Zaken heeft gezegd dat er eigenlijk geen sanctie op te leggen valt, omdat er al weinig met Turkije gebeurt. Hier verklaart een minister echter dat hij een gesloten verdrag of protocol, het Ankaraprotocol, niet zal ondertekenen en dus ook niet zal uitvoeren. Eind 2006 heeft de VVD een motie ingediend om de sanctie op te nemen dat de onderhandelingen worden bevroren. Kan dat ook in de toekomst op dit geval van toepassing worden verklaard?

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn opmerkingen over de hard power van de Europese Unie, bijvoorbeeld het zenden van een battle group naar Zuid-Afghanistan. Graag hoor ik de mening van de regering over dit initiatief.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Het doet mij genoegen dat ik in dit huis een vraag aan de heer Van Baalen kan stellen.

Wij hebben zijn collega Ten Broeke gehoord over het pamflet Betere EU voor half geld. Daarin lees ik dat Nederland op dit moment 4,3 mld. netto aan de EU afdraagt. De VVD wil dat dit bedrag teruggaat naar 3,1 mld. Ik vraag mij dan af waar de rekenmeesters van de VVD zijn gebleven, want de helft van 4,3 is toch wat minder dan 3,1. Mijn eigenlijke vraag aan de heer Van Baalen is: wat vindt de grote liberale leider in het Europees Parlement van dit pamflet? En naar ik meen kan dit niet alleen gevraagd worden aan die leider, maar ook aan de leider van mevrouw In 't Veld.

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Het interessante is dat je in het Europees Parlement wordt afgerekend op beleidsprogramma's of verkiezingsprogramma's. De heer Verhofstadt heeft een prachtig boekje geschreven "De uitweg uit de crisis. Hoe Europa de wereld kan redden". Ik heb daar voor hem in geschreven: dit is niet het liberale verkiezingsprogramma of beleidsprogramma. Natuurlijk zal ik deze nota-Ten Broeke aan Verhofstadt uitreiken. Ik zal hem ook vragen wat zijn gedachten daarover zijn, maar wij voeren niet alleen politiek op basis van nota's of boeken, maar ook op basis van de dagelijkse wetgevingspraktijk.

De heer Ormel (CDA):

Ik dank de heer Van Baalen zeer voor zijn antwoord, want ik begrijp nu dat dit geen VVD-nota is, maar een nota-Ten Broeke.

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Nee, nee. De heer Ten Broeke heeft een nota geschreven. Ook mijn naam staat eronder. De heer Ormel moet even op de achterkant kijken. Ik sta dus volledig achter deze nota. Het is echter geen nota van de liberale fractie in het Europees Parlement.

De heer Ormel (CDA):

Dan rest mij de heer Van Baalen veel sterkte te wensen met het overhandigen van dit pamflet.

De heer Van Baalen (EP/VVD):

Ik zal de heer Ormel laten weten of het in goede aarde is gevallen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Wij spraken over de vele uitdagingen waarmee het nieuwe Europa aan de slag kan, nu het verdrag er is en de poppetjes zijn benoemd. Mijn fractie verschilt met de regering van mening over de kwaliteit van het benoemingsproces. Dat mag de volgende keer transparanter, met tevoren bekende officiële kandidaturen en met louter inhoudelijke criteria, in de openbaarheid toegepast, voor de selectie van commissarissen. Dat vergroot het gezag en het democratische gehalte van de Unie.

Neelie Kroes zal nu als een leeuwin, hopen wij, de digitale agenda voor Europa op de kaart zetten. In mijn eerste termijn had ik de regering al opgeroepen zich dan vierkant hard te maken voor vrije internettoegang. Dat is een nieuw te verdedigen burgerrecht, waarvoor Nederland hoop ik een warme pleitbezorger zal zijn. Wij zijn niet blij met de wind die in sommige Europese landen en nu ook bij de ACTA-onderhandelingen opsteekt ten faveure van de almachtige amusementsindustrie, namelijk om burgers onder omstandigheden van het internet af te mogen sluiten. Wij hopen dat de Nederlandse regering daar ook niet blij mee is. Graag hoor ik hierop een reactie. Wij roepen de regering er graag toe op om op te komen voor het belang van burgers bij netneutraliteit en de bescherming van elektronische persoonsgegevens. Het SWIFT-akkoord was een slecht idee en moet er naar onze mening niet komen.

Er is ook veel gezegd over klimaat. Dat is de centrale agenda van het Europa van gisteren en het Europa van morgen. Dat is nu het geval voor Kopenhagen en straks bij de nieuwe Lissabonstrategie. Daarbij ambiëren Europa en Nederland een voortrekkersrol. Dat vraagt niet alleen woorden maar daden, zoals het in de Staat van de Unie zelf is geformuleerd. Daden nu! Als ik namelijk het verslag van de premier van zijn reis naar Azië hoor en de plannen van China en Amerika zie, dringt de observatie zich op dat Europa nog hard zal moeten knokken om een serieuze en geloofwaardige klimaatspeler te blijven. Daarom heb ik de volgende twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wij aan de vooravond staan van de internationale klimaattop in Kopenhagen;

constaterende dat na de Europese Unie ook de Verenigde Staten en China hun klimaatbod op tafel hebben gelegd;

overwegende dat het door de economische crisis makkelijker is geworden om het doel van 20% reductie in 2020 te halen;

overwegende dat de Europese Unie een voortrekkersrol moet blijven vervullen in de internationale klimaatonderhandelingen;

verzoekt de regering om er tijdens de Europese Raad van donderdag 10 en vrijdag 11 december 2009 voor te pleiten dat de EU nu al inzet op een eigen reductiedoelstelling van 30% in 2020,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(32125).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat komend voorjaar de nieuwe Lissabonstrategie wordt vastgesteld;

overwegende dat dit de kans biedt om werk te maken van het vergroenen van de economie;

overwegende dat investeren in energiebesparing en groene energie niet alleen goed is voor het milieu, maar ook miljoenen banen op kan leveren in de EU en nieuwe exportkansen biedt;

verzoekt de regering om er binnen de (Europese) Raad naar te streven dat groene innovatie in het hart van de nieuwe Lissabonstrategie wordt geplaatst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(32125).

De heer Eickhout (EP/GL):

Voorzitter. Ook voor mij is het nog wennen om stil te moeten zitten en niets te mogen zeggen. Ik doe echter mijn best en ik zal nu deze twee minuten goed gebruiken.

Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Het doet mij deugd dat het kabinet wil dat de Europese Unie een aanjager is van de onderhandelingen in Kopenhagen. Het is mij echter onbekend hoe de EU die aanjagersrol zal gaan spelen. Door telkens vast te houden aan beloftes van twee jaar geleden, zie ik die voortrekkers- en aanjagersrol niet tot stand komen. Er is veel veranderd in de wereld en er ligt een bod op tafel van de VS en China. Het bod van China is inderdaad een relatief bod, maar dat verwachten we ook van China. Zelfs de Verenigde Staten hebben aangegeven dat ze niets anders verwachten dan een relatief bod van China. In die zin gebeurt er van alles in de wereld.

Dan de misvatting over het level playing field. Dat wordt vaak aangedragen om niet te veel te beloven, bijvoorbeeld in Kopenhagen. Ambitieuze doelen zijn er echter niet alleen om "Kopenhagen" te laten slagen. Die zijn er ook om tot een energie-efficiënte economie te komen, die is voorbereid op de toekomst. In die zin is klimaatbeleid een investering in de toekomst. Dat moet niet worden gezien als een soort onderhandelingsbod, maar juist als iets waar onze industrie profijt van heeft. Daarom is dit het moment dat de EU echt leiderschap moet tonen en "Kopenhagen" een impuls moet geven door nu met reductiedoelstelling van 30% te komen. Dat wordt op dit moment ook besproken door de Zweedse milieuminister Carlgren.

Tot slot. Ik vind het erg goed dat de VVD een debat wil voeren over de toekomst van de EU. Ik wil het dan alleen wel graag over de inhoud hebben en niet meteen vooropstellen dat het half geld is. Het hele budget van de EU is 1% van het bnp van Europa. Laten wij het hebben over de inhoud. Daarna bekijken we wel hoeveel geld het is. Laten wij niet meteen als inzet hebben dat het gehalveerd moet worden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Mag ik u er, nu u het hebt over de inhoud, op wijzen dat de titel ook prima voor elkaar is? De titel begint immers met "een betere EU". Daar kunnen we toch niet tegen zijn?

De heer Eickhout (EP/GL):

Nee, maar het is zo jammer dat het niet verder komt dan die titel, "een betere EU".

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst dank ik de minister-president en de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik ben blij dat ik een schriftelijke reactie kan verwachten op de notitie over het Romabeleid. Ik zou willen vragen of dat misschien in de vorm kan van een brief waarin voor de in april geplande Romatop in april duidelijk wordt aangegeven wat de Nederlandse inzet wordt op het gebied van het Romabeleid. Daarnaast wil ik erop wijzen dat er nog een vraag van mij uit de eerste termijn open staat, namelijk hoe het zit met de inzet van het Mensenrechtenfonds.

Vandaag is verschillende keren de Lissabonstrategie aan de orde geweest. Ik ga even terug naar een inbreng van de ChristenUnie van vorig jaar over de toekomst van de Lissabonstrategie. Mijn fractie heeft gepleit voor kwalitatieve doelstellingen. Daarover is een motie aangenomen. De SER heeft hierover inmiddels een advies geschreven. De vraag is vervolgens hoe je die kwalitatieve doelstellingen meet. Daarvoor is het bnp een te beperkte graadmeter. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel dat de gezondheid van de Europese economie niet slechts gemeten moet worden op basis van het bruto nationaal product;

overwegende dat bijvoorbeeld schone lucht, goed onderwijs en fatsoenlijke werkomstandigheden ook van economische waarde zijn;

verzoekt de regering, een voortrekkerspositie in te nemen om betere indicatoren te ontwikkelen en te verankeren, zowel nationaal als mondiaal, en hiervoor Nederland als experimenteerland te laten functioneren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(32125).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voor het geval ik de vraag krijg waar dit vandaan komt, wijs ik erop dat de Europese Commissie inmiddels ook bezig is met dat toch te beperkte bnp. Ik wijs er ook op dat ook in Nederland al een goede samenwerking plaatsvindt tussen het Planbureau voor de Leefomgeving, het CPB en het CBS. Kortom: de regering hoeft niet het wiel opnieuw uit te vinden. Ik denk wel dat het goed is om hier vandaag een begin te maken met een goede actie op dit onderwerp.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Ik dank de beide bewindspersonen voor hun uitvoerige antwoord. De vlag kan uit, hebben wij begrepen. Dat is winst op deze feestdag. Er is niet gelobbyd. Dat zag ik net op nu.nl. Ik weet niet helemaal zeker of dat het antwoord was dat ik zojuist in de eerste termijn meende in de interruptie te horen, maar zo is het samengevat. Wij zullen dat waarschijnlijk nog wel een keer horen.

Ik heb nog een paar reacties op wat in de eerste termijn gezegd is en ik zal een aantal vragen herhalen dat nog niet beantwoord is. Over SWIFT zegt de staatssecretaris dat het parlement nog alle mogelijkheden heeft. Het verbaast mij uiterst dat SWIFT er toch doorheen is gejast op de laatste dag waarop de ministers van Justitie nog de mogelijkheid hadden om hun goddelijke gang te gaan. Dat had morgen anders gemoeten. Het maakt mijn wantrouwen in dat hele systeem met de Verenigde Staten alleen maar groter.

Ik heb van minister Hirsch Ballin ook geen antwoord gekregen op een andere vraag. In juli 2008, meen ik, heeft hij een voorstel gedaan aan zijn collega's in de EU voor een jaarlijkse rapportage over de ontwikkelingen van de rechtsstaat binnen EU-landen. Nu hoeven maar twee landen aan die verplichting te voldoen, Roemenië en Bulgarije. De minister heeft toen aangegeven dat ieder land daaraan zou moeten voldoen. Ik krijg daarop graag een reactie.

Minister Verhagen wil de export van filtersoftware naar landen met een dictatuur aanpakken. Ik heb gevraagd of dat een Europees initiatief is. Daarop heb ik nog geen antwoord gekregen. Ik dank de minister-president voor zijn ambitieuze toezegging op het gebied van de Lissabondoelstelling. Daar ben ik uiterst tevreden mee. Een compliment is zeer op zijn plaats.

Ik meen dat er wel kort is stilgestaan bij de midterm review. Waar ik nog niets over gehoord heb, is het postennetwerk uit de motie-Van der Laan/Koenders. Die motie ligt er al een tijdje. Hoe zal er uitvoering gegeven worden aan de integratie van dit postennetwerk?

Je zult maar ambtenaar op een ambassade in het buitenland zijn of expat en je wilt de Belastingdienst of het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen bellen, zo'n 0800- of 0900-nummer. Daar hoef ik toch geen motie voor in te dienen? Ik krijg toch dadelijk een ruiterlijke toezegging dat Nederlanders in het buitenland gewoon de overheid kunnen bereiken? Daarmee geven wij het goede voorbeeld voor de bereikbaarheid van overheidsinformatie. Anders zou ik om een derde termijn moeten vragen en dat laat mijn stem niet toe.

De heer Blom (PvdA):

De heer Pechtold gebruikt grote woorden en zegt dat er een SWIFT-akkoord doorheen is gejast. Wat was de opstelling van zijn fractie vorige week tijdens de voorbesprekingen van de JBZ-Raad? Toen was het gewoon een agendapunt.

De heer Pechtold (D66):

Gisteren was het precies drie jaar geleden dat deze Kamer werd geïnstalleerd. Zoals u weet, zijn mevrouw In 't Veld en ik al een tijdje bezig met dat SWIFT. Wij zijn daarop heel kritisch. Wij willen weten waarom het op dit moment allemaal zo soepel gaat met die bankgegevens in Amerika. Wij zitten zelfs met steun van de VVD-fractie, meer procedureel dan inhoudelijk, minister Hirsch Ballin erg achter de broek aan. Wij willen eerst inzicht in het onderhandelingsmandaat. Wij willen weten wat er precies gebeurt voordat wij daarmee instemmen. Dat standpunt van ons is al drie jaar hetzelfde.

De heer Blom (PvdA):

Het is toch heel vreemd dat u zegt dat het voorstel er doorheen is gejast. Ik heb even gekeken wat er vorige week is gebeurd. Minister Hirsch Ballin is helemaal niet weggestuurd met de opmerking: je mag dat er niet doorheen jassen. Het stond gewoon geagendeerd en er is niks uit dat algemeen overleg gekomen, ook niet van uw partij.

De heer Pechtold (D66):

Kan ik dat "flauw" noemen? Ach, dat is een gevoelskenmerk en daar kan je weinig mee. Het is een niet ter zake doende opmerking van de heer Blom. Laat ik het zo zeggen. Bij ieder AO zijn wij immers ongeveer commissiebreed bezig om de minister te beteugelen. De collega's zijn mijn getuigen. Ik noemde zojuist al het voorbeeld van de VVD op het punt van die SWIFT. De vorige keer stond het inderdaad en marge van de agenda. Wij moesten vaststellen dat het er gisteren, op de laatste dag dat dit mogelijk was zonder inmenging van het parlement, doorheen is gedrukt. Het maakt mijn wantrouwen groter. De heer Blom vindt het allemaal prima en het laat hem koud dat die bankgegevens van Nederlanders gewoon door de Amerikanen worden bekeken, of dit nu vanwege terrorisme is of vanwege economische spionage. Mij laat dat niet koud.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het eind van de inbreng van de kant van de Kamer in de tweede termijn, want de SGP-fractie heeft zich laten verontschuldigen voor de deelname aan de tweede termijn. Ik geef het woord aan de minister-president.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun inbreng in de tweede termijn. De heer Pechtold sprak de gedenkwaardige woorden: de vlag kan uit. Het is mooi dat er aan het eind van het debat in deze termen wordt gesproken. Dat is een feit van grote betekenis. Vervolgens liet hij de creativiteit zo ver gaan dat hij vroeg hoe het met de architectuur van het Torentje gesteld is en wat het betekent dat het in een punt eindigt. Ik heb hierover lang nagedacht en ik kom tot de volgende conclusie. Er is één moment geweest waarop er een vlag bovenop het Torentje werd geplaatst. Dat was om precies te zijn op 25 april 2004, in Madurodam. Dat is echter de enige keer geweest. Normaal gesproken hebben wij bij het ministerie verschillende vlaggenstokken. De heer Pechtold weet dat omdat hij vaak op het ministerie is geweest. Dat is het moment waarop gebruik gemaakt kan worden van deze vlaggenstokken om de Europese vlag te benutten. Tot zover mijn analyse van de situatie bij het Torentje en het ministerie. Ik ben erg blij dat dit belangwekkende thema door de heer Pechtold is opgebracht. Voor het overige gaat de staatssecretaris in op de moties die op dit punt zijn ingediend. Hij heeft deze punten in eerdere instanties ook behandeld.

De heer Van de Camp heeft gesproken over het financiële toezicht en gezegd dat hij het kabinet hierbij sterkte wenst. Dat hebben wij ook nodig, want het is inderdaad een ingewikkelde kwestie. Dat voelt hij goed aan. Hij heeft nogmaals gesproken over het thema innovatie. Ook daarbij heeft hij een appel gedaan om dit nadrukkelijk op te pakken. Daarin heeft hij gewoon gelijk. De staatssecretaris gaat in op de munteenheid van China en de koppeling daarvan met de Verenigde Staten.

De heer Berman heeft gevraagd wat de inzet van Europa is. Die gegevens zijn bekend. Het is aan de orde geweest bij de Europese Raad in oktober. Het is bekend wat er toen is gezegd. Bij de noodzaak van de financiering van het klimaatbeleid gaat het om 100 mld. in 2020 aan publiek en privaat geld. Het publieke deel daarvan begroten wij op een bedrag tussen 22 mld. en 40 mld. In de startperiode, 2010-2012, gaat het om een bedrag tussen 5 mld. en 7 mld. Wij vinden dat de EU haar fair share heeft te nemen.

Nederland wil dat fair share nog verder concretiseren: 20% à 30% van de publieke financiering door de EU. In de startperiode zet Nederland daarvoor 100 mln. per jaar in. Wij roepen andere lidstaten op om ook een dergelijke pledge te doen. Wat wij doen, is additioneel aan de bestaande ODA-inzet. Tot zover de bekende gegevens op het gebied van de inzet van de Europese Unie. Die inzet is behoorlijk en ik hoop dat die kan worden gevolgd door anderen.

De heer Van Bommel is nogmaals ingegaan op de discussie over de democratie; dat debat hoeven we niet over te doen. Hij heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht om zich ervoor in te zetten dat vrijgekomen middelen bij de begrotingsherziening voor niet meer dan de helft worden aangewend voor nieuwe prioriteiten. De meerjarenbegroting is het kader voor een begrotingsprocedure over een tijd van zeven jaar. Als er in die periode meer aandacht moet worden gegeven aan bepaalde hoofdstukken of als er een nieuwe noodzaak rijst, bijvoorbeeld door financiële ontwikkelingen, dan wil de regering op dat moment een afweging maken in de dan geldende omstandigheden. In de discussie over de financiële perspectieven gaan we natuurlijk wel voor ruimte voor nieuwe prioriteiten. Daarover zal het debat met de Kamer worden gevoerd. Tegen de achtergrond van die overwegingen hebben wij geen behoefte aan deze motie. Wij zouden haar dan ook willen ontraden. Onze opvatting hierover is genoegzaam bekend.

Ik heb goed geluisterd naar wat de heer De Jong heeft gezegd. De wijze waarop hij spreekt over de rol van Nederland, vind ik teleurstellend. Ik herken me ook niet in het beeld. Je kunt altijd zeggen: moet dit niet gebeuren, moet dat niet gebeuren? Er is de afgelopen jaren echter veel gebeurd; de heer Ormel refereerde daar al aan.

Neem het punt – dat is Nederland niet in dank afgenomen – van de eerlijkere verdeling van de lasten in Europa: het miljard voor Nederland. Wij hebben in die discussie het voortouw genomen. Het ging om ons eigen belang – dat geef ik graag toe – maar het was wel nodig, want er was iets onbillijks aan de hand.

Toen de Europese grondwet onderuitging vanwege de referenda in Frankrijk en Nederland, heeft Nederland zich geweldig ingezet om te werken aan het vinden van oplossingen. Wij hebben gezegd: we gaan luisteren naar de Nederlandse bevolking. Dit heeft geleid tot allerlei wensen die wij naar voren hebben gebracht. Die prioriteiten zijn ingebracht, wat heeft geleid tot veranderingen en een wijzigingsverdrag. Nederland is daarin buitengewoon actief geweest.

De brief die ik samen met Tony Blair heb gestuurd over het klimaat is een van de basisbestanddelen geweest om dit punt hoger op de agenda te krijgen. Ook meer recent rondom de voorbereidingen van Kopenhagen blaast Nederland zijn partij zeer mee.

Dan het financieel toezicht, waarover de heer Ormel al heeft gesproken. Toen de financiële crisis zich aandiende, heeft Nederland initiatieven genomen. Hoe kijk je aan tegen de financiële architectuur? Wat doe je op het gebied van toezicht? Allemaal zaken waarin Nederland sterk was.

Vanaf het Nederlands voorzitterschap hebben wij aangedrongen op het terugdringen van de administratievelastendruk. We moeten het leven eenvoudiger maken. We moeten naar minder regels. Dat doen wij in Nederland, maar wij hebben ook voorstellen gedaan in de richting van de Europese Commissie; laatst zijn weer 25 voorstellen overgenomen.

In het licht van dit alles vind ik het teleurstellend als wordt gezegd: u doet niks en toont geen initiatief. Ik herken mij gewoon niet in dat beeld.

De heer Ten Broeke heeft een opmerking gemaakt over de zetel in Straatsburg, ook even in de richting van het CDA. Ik voel mij door die opmerking totaal niet aangesproken, als die in mijn richting bedoeld zou zijn. Ik herinner me nog een Europese Raad waarbij de heer Borrell aanwezig was. Toen speelde dat punt, maar de heer Borrell heeft er niets over gezegd. In die dagen ben ik zeer actief geweest en heb ik op tal van momenten gesproken over dit moeilijke vraagstuk. Er moet een keer verandering in komen, want dat zal moeten in het kader van een verdragswijziging. Daarvoor zullen wij een geschikt moment moeten vinden.

De heer Ten Broeke heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht de verlaging van de Nederlandse bijdrage aan een moderne toekomstbestendige EU-begroting inzet te maken van de onderhandelingen in het kader van de meerjarenperspectieven. Over die EU-bijdragen kan de regering natuurlijk niet zomaar zelf besluiten. Het gaat de regering om een toekomstgerichte EU-begroting met goede prioriteiten waarvan wij per saldo zo veel mogelijk profijt hebben. Een lagere begroting is niet per definitie gunstiger dan een hogere. Dat is afhankelijk van wat er allemaal in zit, waaraan het wordt besteed en in hoeverre wij daarvan profiteren. Ook in de voorstellen die de heer Ten Broeke doet, zit sterk de norm dat het minder moet zijn. Dat debat zullen wij met elkaar voeren, maar dan graag op basis van de midterm review en betere debatten. In dit stadium ontraadt het kabinet deze motie.

Mevrouw Peters heeft gesproken over een paar onderwerpen. Het lijkt mij het beste als ik de punten die zij naar voren heeft gebracht, bespreek met mevrouw Kroes om aan te geven dat erover is gesproken. Zij is nu uiteraard nog bezig met haar huidige portefeuille en bereidt zich voor op haar nieuwe verantwoordelijkheid. Ik heb ook heel recent opnieuw met haar gesproken over de invulling van een en ander. Laat ik toezeggen dat ik de punten die hier naar voren zijn gekomen, aan haar zal meegeven in haar voorbereiding op haar verdere werkzaamheden. Mevrouw Peters heeft een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht om tijdens de Europese Raad van donderdag 10 en vrijdag 11 december ervoor te pleiten dat de EU nu al inzet op een eigen reductiedoelstelling van 30% in 2020. Ik heb eerder vandaag aangegeven dat ik het niet raadzaam vind om een eenzijdige stap te zetten, omdat ik vind dat ook andere delen van de wereld zich te committeren hebben. Het is te gemakkelijk wanneer de bal in de richting van Europa wordt gespeeld. Andere landen hebben daar eveneens aan te voldoen. Dat is de inzet waar ook in Europees verband over is gesproken. Daar zal ik voor opkomen. U weet dat ik mij behoorlijk zal gaan inzetten vanuit mijn verantwoordelijkheid om zo veel mogelijk te bereiken, maar de eenzijdigheid die hierin besloten ligt, die deel ik niet. Dat heb ik vanmiddag ook al aangegeven.

Mevrouw Peters heeft voorts een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht om er binnen de Europese Raad naar te streven dat groene innovatie in het hart van de nieuwe Lissabonstrategie wordt geplaatst. Dat gebeurt dan op basis van de terechte constatering dat er een nieuwe Lissabonstrategie wordt vastgesteld en dat dit kansen biedt om werk te maken van het vergroenen van de economie – dat ben ik met haar eens – en op basis van de overweging dat investeren in energiebesparing en groene energie niet alleen goed is voor het milieu, maar ook miljoenen banen kan opleveren in de Europese Unie en nieuwe exportkansen biedt. Ik vind de intentie goed van deze motie. Misschien is het maar het beste om het oordeel daarover aan de Kamer over te laten. Ik zit alleen met één ding, namelijk dat er staat "het hart van de nieuwe Lissabonstrategie". Ik zie het zo dat we nu nog in de fase zitten waarin alles wordt voorbereid. De nieuwe Commissie moet dit gaan doen. Ik vind dat er meer focus moet komen. Elementen zoals banen en groei blijven van belang. Dat zal ook te maken hebben met de vraag of ondernemen in Europa kan worden gestimuleerd. Dat daar verduurzaming bij hoort, daar ben ik het volstrekt mee eens, alleen het woord "hart" vind ik net wat veel. De intentie van deze motie spreekt me echter een en ik denk dat het misschien het beste is om het oordeel daarover gewoon aan de Kamer over te laten. Ook los van deze motie zou ik toch al het punt van de verduurzaming naar voren hebben gebracht in het kader van de Lissabonstrategie. Hoe je het precies verwoordt, vind ik eerlijk gezegd een kwestie van hoe de Commissie er nu mee aan de slag gaat. Dan hebben we, denk ik, recht gedaan aan waar in deze motie om wordt verzocht. Ik heb mijn sympathie ervoor kenbaar gemaakt.

De heer Eickhout had het over de discussie die we eerder hebben gehad over het level playing field. Hij zegt dat dit te vaak wordt gebruikt als een alibi om niet veel te doen. Ik zit daar echt heel anders is. Als wij het level playing field onvoldoende in ogenschouw nemen, dan vind ik het risico heel groot van carbon leakage. Daar ben ik zeer voor beducht. Er zijn tal van sectoren die zo hun activiteiten kunnen verplaatsen van Europa naar China of India of elders en dat is een groot risico. Ik vind dus dat we het belang van het level playing field niet mogen onderschatten. Ook dat heb ik vanmiddag met uw Kamer besproken.

Dan heeft mevrouw Wiegman – ik ken die discussie – gesproken over het veranderen van de indicatoren. Zij zegt: je kunt niet alleen meten op basis van het bnp. Zij wijst er terecht op dat ook schone lucht, goed onderwijs en goede werkomstandigheden een economische waarde hebben. We hebben deze discussie ook gehad tijdens de algemene politieke beschouwingen en op andere momenten. Wij werken nu eenmaal met het bnp als een indicator. Is dat zaligmakend? Nee, dat is het niet. Je hebt ook andere indicatoren. We hebben voorts gezien – dan verval ik een beetje in herhaling, want ook dat debat hebben wij eerder gehad – dat het niet eenvoudig is om dat zomaar te gaan veranderen. Ik heb eigenlijk de neiging om te zeggen: we hebben de juiste indicatoren. Kijkt u eens naar wat wij hebben gedaan naar aanleiding van de motie-Schuurman uit de Eerste Kamer, om de crises met elkaar in verband te brengen. Ook daarin is gerefereerd aan onderzoek dat is gedaan. Dan heb ik aan deze motie geen behoefte. Ik onderschrijf dat het bnp als zodanig nog niet het totale verhaal is. Dat is waar, maar om nu te gaan werken met andere indicatoren, daar ben ik eerder tegen gekant, omdat er ook weer systematische problemen uit voortvloeien. Ik heb dus geen behoefte aan deze motie, maar dat kan geen verbazing wekken, gezien het debat dat ik eerder met uw Kamer heb gevoerd.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn bedoeling is nu juist om met deze motie aan te sluiten bij wat al opgepakt wordt. In Nederland bijvoorbeeld zijn een PBL, een CBS en een CPB ermee bezig. Er zijn al wat indicatoren ontwikkeld. De Europese Commissie heeft deze handschoen opgepakt. Ik weet wel dat het bnp niet in één keer aan de kant moet, maar laten we de uitdaging aangaan – juist omdat we zeggen dat de crisis ook een kans is – om naast het bnp te experimenteren met andere indicatoren. Wat zeggen die over onze groei, onze welvaart en over hoe de EU ervoor staat, economisch gezien?

Minister Balkenende:

Op nationaal niveau hebben wij onze werkwijze met het PBL. Ik hoef ze niet allemaal te herhalen, u weet wel waar ik op doel. Die zaken zijn in Nederland geregeld. Dat debat voeren we met elkaar. Ten aanzien van Europa speelt natuurlijk het element bnp een rol. Mevrouw Wiegman weet net zo goed als ik dat in tal van onderzoeken en tal van documenten van de Europese Commissie wordt gesproken over de kwaliteit van de Europese samenleving. Er wordt gesproken over dingen als de sociale cohesie. Er wordt gesproken over de situatie ten aanzien van het milieu. Deze elementen worden dus al ter hand genomen. Ik vind daarom dat je moet oppassen om te spreken over indicatoren.

Wij kunnen het misschien het best op de volgende manier doen. Als er bijvoorbeeld een nieuw werkprogramma van de Europese Commissie verschijnt, zouden wij deze discussie kunnen hernemen. Dan kunnen wij bezien wat de insteek van de Commissie ten aanzien van de beleidsprioriteiten is en hoe deze zich verhoudt tot het vraagstuk dat mevrouw Wiegman aan de orde heeft gesteld. Ik heb op dit moment geen behoefte aan de motie. Ik wil de discussie wel aangaan of deze elementen in dat werkprogramma aan de orde zouden kunnen komen.

De voorzitter:

Mevrouw Wiegman, tot slot.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Op basis van deze discussie wens ik de motie op dit moment aan te houden. Ik voer de discussie graag later verder in het kader van het werkprogramma van de Europese Commissie.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink stel ik voor, haar motie (32125, nr. 10) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Balkenende:

Dan gaan wij het zo doen. Dank u wel.

De heer Pechtold heeft zijn – toch wel uitbundige – dank uitgesproken voor mijn reactie op wat hij heeft gezegd over de Lissabonstrategie. Dat gebeurt niet elke keer. Naast de vlag, lijkt mij dat toch weer een mooi element in deze discussie. Daarmee heb ik alles gezegd wat ik naar voren wilde brengen.

Staatssecretaris Timmermans:

Voorzitter. Ja, die vlaggen. Achter mijn bureau staan twee vlaggen. Dat zijn de Nederlandse vlag en de Europese vlag. Daarvoor heb ik zelf gekozen. Ik acht het van belang om aan te geven dat ik een vertegenwoordiger ben van Nederland. Ik werk al mijn hele beroepsleven in dienst van mijn eigen land. Daar ben ik fier op. Dat wil ik op deze manier tot uitdrukking brengen. Tegelijkertijd ben ik van mening dat het belang van mijn land het best is geborgd in Europa. Daaraan geef ik uiting door ook die vlag achter mijn bureau te zetten.

De heer Ormel heeft een motie ingediend dat dit ook in de Kamer het geval zou moeten zijn. Uiteraard is die beslissing geheel aan de Kamer zelf. Het oordeel over deze motie laat ik dus graag aan de Kamer over.

De heer Ormel heeft een tweede motie ingediend waarin hij stelt dat de Europese vlag ook op alle rijksoverheidsgebouwen zou moeten worden uitgestoken. Ik zeg de Kamer eerlijk dat ik aan deze motie geen behoefte heb. Ik begrijp het sentiment dat de heer Ormel ermee uitdrukt. Dat is mij sympathiek. Maar ik moet bekennen dat ik ook wel enig begrip kan opbrengen voor hetgeen de heer Ten Broeke erover heeft gezegd. Ik wil twee voorbeelden noemen. Vanavond hebben wij gesproken over heel belangrijke verschillen tussen het grondwettelijk verdrag en het Verdrag van Lissabon. Er is lang gesproken over de absorptiecapaciteit. Dat is het eerste voorbeeld. Het stond niet in het grondwettelijk verdrag, maar wel in het Verdrag van Lissabon. Het tweede voorbeeld is de toegenomen rol van de Tweede Kamer. Ook dat is een belangrijk verschil tussen het grondwettelijk verdrag en het Verdrag van Lissabon. Wij, de Kamer en ik, vinden dat belangrijke verworvenheden van het Verdrag van Lissabon. Dat is allemaal verloren gegaan in de publiciteit, omdat door bepaalde uitingen iedereen dacht dat het Nederland alleen maar ging om het niet hebben van de vlag en het volkslied in het Verdrag van Lissabon. Dat vind ik jammer. Door nu ruim twintig minuten alleen maar te praten over de vlag, versterken wij die indruk weer. Dat vind ik persoonlijk jammer. Ik herhaal dus nog maar eens dat wij geen behoefte hebben aan deze motie.

De heer Van de Camp vraagt hoe het zit met de munteenheid van China, die eigenlijk te laag gewaardeerd is omdat zij is gekoppeld aan de dollar. Dat vinden wij ook. Het is ook ingebracht door de heer Trichet, president van de Europese Centrale Bank, in het overleg met China. Hij heeft er sterk voor gepleit dat de Chinezen de koppeling met de dollar loslaten en een meer realistische koers hanteren. De Chinezen hebben dit voor kennisgeving aangenomen en gezegd dat zij uiteindelijk zelf gaan over dit onderwerp. Dat is natuurlijk ook zo. Het signaal is echter heel helder overgebracht door de heer Trichet, namens de Europese Unie.

Dan kom ik aan de punten die de SP heeft ingebracht. Laat ik mijn zegeningen tellen, mevrouw de voorzitter. De heer Van Bommel heeft erkend dat de uitbreiding van 2004 een doorslaand succes is. Het is ook maar goed dat hij dat erkent, want ook zijn eigen fractie heeft toen voor deze uitbreiding gestemd. Ik kan het mij nog goed herinneren; de Kamer was unaniem in haar oordeel dat de uitbreiding toen, in 2004, moest plaatsvinden. De heer Van Bommel was aangesloten bij die unanieme Kamer.

De heer Van Bommel (SP):

Hier begaat de staatssecretaris toch een vergissing. Ik heb namelijk slechts de staatssecretaris zelf geciteerd. Om dat nou een doorslaand succes te noemen ... De staatssecretaris herinnert zich de discussie nog, mede door mijn fractie aangezwengeld maar ook door andere, waarin naar voren kwam dat wij er problemen mee hadden dat we de tien landen alleen maar "als tien" mochten accepteren. We hadden eigenlijk best problemen met bijvoorbeeld de toetreding van Polen op dat moment, gezien de corruptie die daar toen een groot probleem was.

Staatssecretaris Timmermans:

De heer Van Bommel zei net zelf dat successen uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst. Dat klopt, maar dat gaat toch wel uit van de erkenning dat hetgeen in het verleden is gebeurd, een succes is. Overigens zou dat ook vrij consistent zijn, want de heer Van Bommel heeft toen zelf voorgestemd.

De heer Van Bommel (SP):

Het laatste klopt zeker, met de kanttekening die ik net maakte. Ik heb de staatssecretaris juist die bankiersmentaliteit verweten omdat hij zich beriep op dat succes uit het verleden en daarmee verwees naar de toekomst. Die discussie is toen gevoerd.

Staatssecretaris Timmermans:

Nee, dat heb ik niet gedaan. Ik heb wel willen aangeven dat een uitbreiding een doorslaand succes kan zijn Daarmee is inderdaad niet gezegd dat iedere uitbreiding een succes is. De uitbreiding in 2004 echter was een historische keuze die wij als gevolg van het einde van de Europese deling hebben gemaakt en die voor Nederland een doorslaand succes is gebleken, zowel in geopolitieke als in veiligheidspolitieke als in economische zin. Veel Nederlandse banen zijn aan die uitbreiding te danken. Ook hebben wij er een grotere macro-economische stabiliteit aan te danken, evenals nieuwe investeringsmogelijkheden waarvan Nederland enorm en disproportioneel heeft geprofiteerd. Het is goed om dat nogmaals vast te stellen. Het ontslaat mij niet van de verplichting om met de heer Van Bommel te erkennen dat we het criterium van de absorptiecapaciteit als politieke weging – ik zeg dit voor alle duidelijkheid tegen de heer Ten Broeke – zeer, zeer serieus zullen moeten nemen, omdat wij geen Europa kunnen bouwen zonder de Europeanen. Europa zal een project van de Europeanen zijn of het zal niet zijn. Het zal niet een project van Europese politici zijn, want dan overleeft het niet. In die zin hebben we dus het draagvlak nodig van de bevolking, ook voor toekomstige uitbreidingen.

De heer Van Bommel heeft een motie ingediend over belasting op sms-berichten. Het dictum van deze motie is mij zeer sympathiek. Nederland wil inderdaad geen belasting op sms-berichten, want wij willen geen Europese belasting. Dat is niet de belastingautoriteit. Feitelijk moet ik er alleen wel op wijzen dat er nooit een mededeling van de Commissie is geweest. Er is wel een document van de Commissie uitgelekt. Dat document is ook weer verdwenen. Het is niet ingetrokken, het is gewoon verdwenen. Voor de feitelijkheid: er is dus nooit echt een formele mededeling van de Commissie geweest. Als de heer Van Bommel bereid is om dat in zijn motie aan te passen, zodat die feitelijk klopt, kan ik ermee instemmen. Hij moet dan zelf weten of hij de motie wil handhaven, maar ze is niet echt nodig.

De heer Van Bommel (SP):

Ik denk dat we hier samen wel uitkomen. Ik vind het wel van groot belang. Het was een uitgelekte mededeling. Die is links en rechts met veel schrik ontvangen en vervolgens meteen teruggenomen. Vorige week nog heeft de Commissievoorzitter gezegd dat hij het een voorrecht van de Commissie beschouwt om op het punt van belastingen voorstellen te doen. In de mededeling waar ik naar verwijs, staan vier voorstellen om te komen tot aanvullende EU-financiering. Belastingheffing, met daarbij het expliciet genoemde voorstel om te komen tot een Europese belasting op sms-berichten, is een zeer serieus te nemen kwestie. Als wij die kwestie beiden zo serieus nemen, ben ik ervan overtuigd dat we, met een kleine aanpassing van de motie, daar samen wel uitkomen.

Staatssecretaris Timmermans:

Oké. Laat ik voor alle duidelijk nog eens stellen dat de Nederlandse regering tegen EU-belastingheffing is. Daar kan geen enkel misverstand over bestaan.

De heer Van Baalen heeft nogmaals gevraagd naar het standpunt van de Nederlandse regering over Turkije. Natuurlijk blijven wij bij de Turkse autoriteiten op hameren dat zij het Ankaraprotocol moeten ratificeren – daar gaat het op dit moment namelijk om – zodat schepen en vliegtuigen met een Cypriotische vlag toegang hebben tot Turkse havens en luchthavens. Ik heb in mijn antwoord in eerste termijn willen aangeven dat de Kamer geen extra resultaat moet verwachten van een extra inzet bovenop wat er al gebeurt. In feite is bijna alles al bevroren wat te maken heeft met de onderhandelingen met Turkije. Dat hebben de Turken voor een heel groot deel aan zichzelf te danken.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik stel nog een vraag over het Ankaraprotocol. Toen het besluit nu bijna drie jaar geleden werd genomen, is er toen een vervaldatum afgesproken die aan het einde van dit jaar verstrijkt, waarna de EC zou moeten beslissen of het überhaupt nog de onderhandelingen met Turkije voortzet?

Staatssecretaris Timmermans:

Dat klopt, maar de zestien hoofdstukken liggen heel diep in de vriezer en er kan in feite dus geen progressie worden gemaakt in de gesprekken met Turkije. Dat komt de facto neer op een bevriezing van de onderhandelingen. Daarmee is Turkije echt al behoorlijk gestraft, of straft het zichzelf, want dit is geen straf van de Unie, het is iets wat Turkije zichzelf aandoet.

De heer Van Baalen heeft gevraagd naar de "hard power". Ik vind de tegenstelling tussen "soft power" en "hard power" kunstmatig. Soft power benoemen is altijd een schaamlap voor de EU geweest om de eigen onmacht te camoufleren op het punt van hard power. Die twee dingen kun je niet uit elkaar halen. Het is dus heel belangrijk dat de EU op dat punt iets laat zien. Het voorbeeld dat de heer Van Baalen aanhaalt, is misschien niet het meest gelukkige, want dat is dan meteen ook het moeilijkste wat je van de EU zou kunnen vragen. De opvatting van de Nederlandse regering is dat in Afghanistan de NAVO in the lead moet zijn. Dat laat onverlet dat de samenwerking tussen EU en NAVO beter kan worden geïntegreerd, ook in Afghanistan. Er zal veel aan moeten gebeuren. Het lijkt mij een van de belangrijkste taken van mevrouw Ashton in haar eerste maanden om op dat punt echt vooruitgang te boeken.

Mevrouw Wiegman vraagt voor de top in april een reactie op haar stuk over de Roma. Daar kan zij op rekenen.

Zij vraagt ook naar de inzet uit het Mensenrechtenfonds. Wij steunen via onze ambassades projecten op het gebied van onderwijs, huisvesting en werkgelegenheid. Vanuit het departement steunen we projecten van de Spolu International Foundation. Ik neem aan dat mevrouw Wiegman weet wat dat is. Ik lees de afkorting op, maar ik moet eerlijk bekennen dat Spolu mij niet meteen iets zegt. We doen dat met een bijdrage van € 200.000 per jaar. Dat heeft tot doel om Romagemeenschappen zich beter te laten organiseren. Ik weet uit eigen, langjarige ervaring dat een van de grote achilleshielen van de Roma is dat deze groep voortdurend onderling ruzie maakt, verdeeld is en zich niet goed weet te organiseren, waardoor de groep nooit een vuist kan maken. Wij proberen met dit geld daar verbeteringen in aan te brengen. Het is goed dat daar op Europees niveau nu aandacht voor is. Wij zullen dat stimuleren in de aanloop van de top waar mevrouw Wiegman het over had.

De heer Pechtold heeft nog iets over SWIFT gezegd. Er moet toch bijna sprake zijn van een misverstand. Wat de heer Blom zegt over de Kamer klopt, maar tegelijkertijd is de situatie in Europa zo dat het Europees Parlement het interim-akkoord gewoon van tafel kan vegen als het dat wil. Het Parlement heeft dus nog het volste recht om dat te doen onder de bevoegdheden die het nu heeft krachtens het Verdrag van Lissabon. Het idee dat de ministers hebben geprobeerd om het Parlement op een zijspoor te zetten moet dus bijna op een misverstand berusten.

De heer Pechtold vroeg ook hoe het zit met het voorstel van minister Hirsch Ballin over de rechtsstaatmonitor. Zijn voorstel richt zich specifiek op de vragen hoe het met de strafrechtspraak in andere lidstaten staat en hoe wij elkaar daarop zouden kunnen aanspreken. Dat voorstel heeft hij gedaan aan zijn collega's. Daar wordt nu naar gekeken, dat wordt besproken. Wij hopen dat het tot concrete resultaten leidt, want ik ben het met de heer Pechtold eens: uiteindelijk moet je allemaal bereid zijn om je eigen strafrechtpraktijk ter monitoring aan te bieden aan je EU-collega's. Het maakt ook je geloofwaardigheid groter als je collega's aanspreekt die achterblijven bij wat je van hen verwacht. Het moet ook niet altijd zo zijn dat dezelfde landen worden aangesproken en dat andere landen kunnen zeggen: bij ons is alles in orde, dat hoef je niet te doen. Dat voorstel van minister Hirsch Ballin wordt nu dus besproken op Europees niveau.

Over de filtersoftware heeft minister Verhagen een voorstel gedaan in de Raad in het kader van het extern beleid. Daar heeft hij positieve reacties op gehad van andere lidstaten. De Commissie is nu bezig om te bezien of het werkbaar is aangezien er geen wereldwijd sluitend sanctieregime is jegens Iran. Als je het dus zelf als EU zou afspreken, loop je het risico dat er elders lekken zijn waardoor het niet zou werken. De Commissie onderzoekt dit nu. Wij hopen dat dit voor elkaar kan komen. Er is wel veel steun van andere lidstaten hiervoor. Minister Verhagen zal er dus hard aan vasthouden om dit voor elkaar te krijgen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Mevrouw Peters en ik hebben tijdens het debat over Iran in juni van dit jaar het voorstel aan de Nederlandse regering gedaan om wat men Global Online Freedom Act (GOFA) noemt, te promoten. Dat voorstel ligt al in het Europees Parlement. Daar heeft collega Jules Maaten zich mee bezig gehouden. Zo'n voorstel ligt ook al voor in het Amerikaanse Congres. Het zou goed zijn als de Nederlandse regering dat voorstel zou omarmen en binnen de Raad zou willen promoten, omdat het Europees Parlement nu eenmaal geen wetgevende bevoegdheden heeft ter zake.

Staatssecretaris Timmermans:

Dat was overigens niet de vraag van de heer Pechtold, maar nu u dit eraan toevoegt, zal ik het graag onder de aandacht van minister Verhagen brengen. Ik neem aan dat hij dat positief zal beoordelen.

Verder heeft de heer Pechtold nog gevraagd: hoe zit het met de integratie van het postennetwerk, waartoe werd verzocht in de motie-Van der Laan/Koenders. Wij staan open voor collocatie met gelijkgezinde landen. In Lagos, Dar es Salaam, Bujumbura en Tblisi wordt het gebouw waarin de Nederlandse vertegenwoordiging is ondergebracht, gedeeld met andere landen met als doel de bedrijfsvoeringslasten te verlagen. Wij willen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking om dezelfde reden kiezen voor co-locatie op andere plekken. Voor die motie zetten wij ons dus in. Overigens neem ik aan dat dit ook deel zal uitmaken van de hele heroverwegingsoperatie, waarover de Kamer later iets zal horen.

De heer Pechtold had een pertinent punt over de 0800- en de 0900-nummers. Ik weet uit persoonlijke ervaring dat je vanuit het buitenland wel degelijk die diensten kunt bellen maar niet via deze nummers. Het belangrijkste is dus dat je Nederlanders in het buitenland op een of andere manier in kennis stelt van het feit dat je die diensten wel kunt bereiken maar niet via dit soort nummers. Je zult dus andere nummers onder de aandacht moeten brengen. Ik zal eens laten nagaan hoe dat precies zit en hoe we hiervoor een acceptabele oplossing kunnen vinden, als de heer Pechtold dat goed vindt. Ik put nu uit mijn eigen herinneringen. Ik geloof dat er technische problemen zijn om 0800-nummers en 0900-nummers direct toegankelijk te maken vanuit het buitenland, maar het kan wellicht wel via een ander nummer. Ik wil hierop graag zo spoedig mogelijk terugkomen. Daarmee ben ik gekomen aan het eind van mijn beantwoording.

De heer Pechtold (D66):

De premier en ik kijken elkaar aan: de dag wordt steeds mooier met deze toezeggingen. Ik daag de staatssecretaris uit om op de gemiddelde overheidssite een ander nummer dan dat soort nummers te vinden. Daar kom je namelijk gewoon niet achter. Dat is waar veel studenten en anderen last van hebben. De toezegging is echter ruiterlijk; ik wacht dus rustig af.

Staatssecretaris Timmermans:

Als mijn ervaring van een aantal jaren geleden nog steeds klopt, lijkt het me niet erg ingewikkeld om aan die sites ook een nummer toe te voegen voor bellen vanuit het buitenland. We zullen het echter nagaan en het de Kamer laten weten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank het kabinet voor de antwoorden. We hebben twee toezeggingen gekregen van de staatssecretaris. Er komt een brief van de regering over de inzet inzake Romabeleid en er komt een brief over de telefoonnummers.

De stemmingen over de moties vinden volgende week dinsdag plaats.

Sluiting 22.06 uur

Naar boven