Vragen van het lid De Roon aan de minister van Defensie en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht "Dodelijke lading".

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Inlichtingendiensten vestigen er de aandacht op dat de islamitische republiek Iran activiteiten ontwikkelt die allemaal wijzen in de richting van hetzelfde scenario, te weten het vanaf een vrachtschip met een raket lanceren van een kernwapen dat op grote hoogte tot ontploffing wordt gebracht. Het gevolg daarvan is een elektromagnetische puls (EMP) waardoor alle elektronica in het aangevallen land wordt ontregeld en dat land wordt terug geflitst naar de achttiende eeuw: geen elektriciteit meer, geen brandstoflevering meer, geen drinkwater meer, geen telefoon, geen internet, geen radio en tv meer, geen giraal geldverkeer meer, geen voedselvoorziening meer enzovoorts. De PVV-fractie wil weten of Nederland beschermd is tegen zo'n scenario. Wat weet de regering eigenlijk over de Iraanse activiteiten? Heeft zij oog voor de gevaren die uit kunnen gaan van Iraanse vrachtschepen?

Aan beide ministers stel ik de volgende vragen. Kent de regering de buitenlandse studies en rapporten over de mogelijkheid dat Iran de westerse wereld aanvalt met zo'n elektromagnetische puls? Kent zij de Iraanse voorbereidingen? Volgt de regering de ontwikkelingen van de Amerikaanse congrescommissie die onderzoek doet om te komen tot een beoordeling van de bedreiging met een dergelijke aanval? Wordt een mogelijke EMP-aanval op Nederland en op andere landen waarvan de infrastructuur van belang is door de Nederlandse regering onder ogen gezien? Heeft zij een inschatting gemaakt van de mogelijkheid dat zo'n aanval kan plaatsvinden en ons land direct of indirect via andere landen kan schaden en, zo ja, hoe luidt die inschatting? Heeft de regering er zorg voor gedragen dat de vitale infrastructuur, in het bijzonder het communicatie- en elektriciteitsnetwerk, van ons land kan blijven functioneren na een EMP-aanval en, zo ja, hoe is daar voor gezorgd? Is Nederland voorbereid om een EMP-aanval vanaf een vrachtschip nabij Noordwest Europa tegen te gaan? Kan zo'n aanval eigenlijk worden afgeslagen? Moeten Iraanse vrachtschepen uit de regio Noordwest Europa en uit Nederlandse havens worden geweerd? Worden Iraanse vrachtschepen in onze regio adequaat gemonitord? Wat doet de NAVO met betrekking tot deze dreiging? Houdt de regering ook rekening met de inzet van zo'n wapen niet door Iran zelf, maar door een door Iran bevoorraadde terroristische organisatie?

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. Wij werken van het buitenland naar het binnenland, vandaar dat ik als eerste zal antwoorden. De heer De Roon heeft samen met de heer Wilders al eerder schriftelijke vragen gesteld over de Israëlische vangst van een Iraanse wapenvracht. Ik neem aan dat de antwoorden daarop hem bekend zijn. Hij stelt nu een paar toegespitste vragen.

De heer De Roon vraagt wat Nederland weet van de activiteiten van Iran en of zij wel zo'n bedreiging vormen met zo'n elektromagnetische puls. Het zal hem duidelijk zijn dat het geven van gedetailleerde inlichtingen door ons over wat Iran al dan niet zou kunnen in strijd is met de vertrouwelijkheid die hoort bij dit soort inlichtingen. Je verraadt daarmee je eigen inlichtingenpositie en dat zal de heer De Roon niet willen. Vervolgens is het goed om er nog eens op te wijzen dat in het openbare jaarverslag van de MIVD over 2008, onlangs nog geagendeerd voor een algemeen overleg in uw Kamer, is meegedeeld dat de MIVD en de AIVD gezamenlijk informatie verzamelen over programma's van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen in landen van zorg. Ik oktober 2007 is besloten, de samenwerking tussen beide diensten op het gebied van contraproliferatie van massavernietigingswapens verregaand te intensiveren en te integreren. Dat leidde ertoe dat een jaar later, in september 2008, een gezamenlijke Unit Contraproliferatie is opgericht. Ik ga er ook van uit dat alle rapporten die de heer De Roon noemde en waarnaar hij verwijst bij deze unit bekend zijn en op passende wijze worden verwerkt.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Ik denk dat het mij vooral past om antwoord te geven op de vraag of wij een aanval waarvan de heer De Roon spreekt nu ook in onze nationale risicobeoordeling hebben meegenomen. In onze nationale risicobeoordeling – ik neem aan dat de heer De Roon deze kent – geven wij alle risico's aan die Nederland mogelijkerwijs kunnen bedreigen. Daar zit EMP niet in. De reden is dat wij alleen maar die risico's willen beschrijven waartegen wij ook daadwerkelijk maatregelen kunnen nemen. Deze EMP-aanval valt daar niet onder. De inzet die wij kiezen is om niet uit te gaan van een dergelijke aanval, maar juist om te zorgen dat een dergelijke aanval wordt voorkomen. Dat is, zoals de minister van Defensie ook aangaf, natuurlijk de rol die de AIVD en de MIVD in Nederland hebben, om zodanige inlichtingen te verzamelen dat wij bij een dreigende aanval in deze sfeer tevoren daarover geïnformeerd zijn en dat er maatregelen kunnen worden genomen om een dergelijke aanval te voorkomen.

Vanuit de NCTb heb ik de informatie meegekregen dat de kans op een dergelijke aanslag door terroristen als buitengewoon klein wordt ingeschat en dat alleen maar statelijke actoren, die de beschikking hebben over dergelijke nucleaire middelen, een dergelijke aanval zouden kunnen plegen. Maar dan hebben wij het dus over het land Iran, niet over terroristische groepen. Ik weet niet of dit geruststellend op de heer De Roon werkt, maar dat zou het misschien wel kunnen zijn.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor deze nietszeggende antwoorden. De conclusie is eigenlijk dat de minister van Defensie zegt: nou ja, ik ga ervan uit dat al die rapportages bekend zijn bij de een of andere unit, maar verder kan ik er zelf niets over zeggen. En de minister van Binnenlandse Zaken zegt: zo'n aanval voorkomen kunnen wij misschien, maar als die plaatsvindt, hebben wij er gewoon geen verweer tegen. Dat is dan een lekkere constatering voor ons land.

Ik wil de bewindslieden vragen om het volgende te doen. In de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid 2008 is beloofd dat er eind 2009 – dus eind van dit jaar – een volledig inzicht wordt gegeven in de continuïteit van de levering van vitale producten en diensten bij de scenario's van nationale veiligheid. Ik vraag de regering om dat nu ook uit te breiden met de gevolgen van een EMP-aanval.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Wij weten niet precies wiens verantwoordelijkheid dat is, maar dat hoeft niet ernstig te zijn. Ik zeg de heer De Roon toe dat wij zullen nagaan of dat mogelijk is. Als het mogelijk is, doen wij het ook. Als het niet mogelijk is, zullen wij dat de Kamer nog melden.

De voorzitter:

Dus wij krijgen in ieder geval van u een bericht.

De heer Ten Broeke (VVD):

De antwoorden waren aanvankelijk nietszeggend, maar er kwam toch nog een kleine toezegging uit. Het is goed dat EMP nu wordt meegenomen. Omdat de minister van Defensie sprak over illegale wapenleveranties die de afgelopen maanden ook geconstateerd zijn op Iraanse schepen, vraag ik hem of hij het volgende kan toezeggen. Wil de Nederlandse regering in Europees verband bevorderen dat Europese havens en in elk geval Nederlandse havens gesloten worden voor rederijen die nu op herhaling zijn betrapt op het doen van deze wapenleveranties, die in strijd zijn met VN-resolutie 1737? Dan hebben wij het met name over de Islamic Republic of Iran Shipping Lines. Daar moeten Nederlandse havens geen toegang meer voor bieden. Kan de minister dat toezeggen?

Minister Van Middelkoop:

Van deze materie weet ik in elk geval zeker dat die onder de minister van Buitenlandse Zaken valt, die er niet is, ook niet in vertegenwoordiging. Ik herken de vraag. Er zijn eerder schriftelijke vragen over deze materie gesteld aan de minister van Buitenlandse Zaken. Ik zal de vraag van de heer Ten Broeke aan hem doorgeven. Ik heb niet de vrijheid om hierop nu een definitief antwoord te geven.

De voorzitter:

Dan verwachten wij ook hierover nog een schriftelijke reactie.

Minister Van Middelkoop:

Van de minister van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Ja. Dat is juist.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als er dan toch een reactie van de minister van Buitenlandse Zaken naar de Kamer komt, kan wellicht ook het volgende daarin worden meegenomen. Wij hebben het over de EMP en over de dreiging die van Iran uitgaat. Wij hebben geconstateerd dat Iran onlangs heeft gereageerd op het aanbod van Frankrijk, Rusland en andere landen om het uranium ergens anders te laten verrijken. In reactie daarop hebben zij gezegd dat zij tien kernreactoren zullen gaan bouwen. Dat vergroot niet echt de veiligheid in de wereld. Dat geldt ook voor Nederland. Welk effect hebben deze uitspraken op het verder aanscherpen van de sancties die de Europese Unie aan Iran heeft opgelegd? In dezelfde brief van de minister van Buitenlandse Zaken kan hierop misschien een antwoord worden meegenomen.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat wij het stenogram doorgeleiden naar het kabinet.

De heer Brinkman (PVV):

Ik kom nog even terug op de vraag die mijn collega De Roon heeft gesteld aan de minister van Defensie. Deze heeft daarop geen antwoord gegeven. Hij had een prachtig mooi antwoord gefabriceerd, maar dat zei inderdaad helemaal niets. Is het misschien mogelijk dat de minister van Defensie de commissie in vertrouwelijkheid hierop antwoord geeft? Onze fractie maakt zich er heel erg druk om.

Minister Van Middelkoop:

Ik neem aan dat de heer Brinkman doelt op de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en niet de commissie voor Defensie waarvan ik hem vooral ken. Desgevraagd ben ik natuurlijk altijd beschikbaar en bereid om deze commissie de informatie te geven waarover wij beschikken. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Wij werken op dit gebied samen.

De heer Haverkamp (CDA):

De regering geeft terecht aan dat voorkomen beter is dan genezen. Mijn vraag aan de minister van Defensie luidt of onze marineschepen aanvullende instructies krijgen om alerter te zijn op dit soort schepen en eerder te kunnen ingrijpen.

Minister Van Middelkoop:

Ik meen dat mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties duidelijk heeft gemaakt wat op dit moment de vermoede dreiging is die van dit type mogelijke aanval uitgaat. Voor Nederland wordt deze buitengewoon gering ingeschat. Om die reden is het niet opgenomen als een uitgewerkt scenario in het kader van de nationale crisisbeoordeling. Ik wil nog eens nagaan of deze nieuwe feiten, voor zover zij nieuw zijn, aanleiding vormen om voor de Marine bijzonder maatregelen te nemen. Aan mijn stem hoort u al dat ik daaraan twijfel. Als dat het wel geval is, zal ik dat aan de heer Haverkamp c.q. de Kamer laten weten.

De heer Van Dam (PvdA):

Dergelijke risico's zijn vrij serieuze kwesties. Dit type verhalen maakt mensen in Nederland bang. Men gaat denken dat zo'n aanval op elk moment kan plaatsvinden. Kan de minister van Defensie zeggen of hij over informatie beschikt over de vraag of Iran überhaupt een kernbom heeft? Iedereen die zich hiermee bezighoudt op de wereld, stelt dat Iran zo'n bom helemaal niet heeft en dat wij elkaar dus bang maken voor iets wat op dit moment helemaal niet kan plaatsvinden.

Minister Van Middelkoop:

Ik heb geen ambitie om minister van Buitenlandse Zaken te worden, niet in dit kabinet en niet in enig volgend kabinet. Dit is echt een lopend debat dat wordt gevoerd met de minister van Buitenlandse Zaken. Uiteraard weet de heer Van Dam dat. Over de informatie voor zover wij die kunnen aanleveren – ik heb het in dit verband over de MIVD en de AIVD in de gezamenlijke unit – en voor zover de minister van Buitenlandse Zaken zich daarop moet baseren, zeg ik het volgende. De heer Van Dam zal willen begrijpen dat wij daarover geen definitieve mededelingen kunnen doen. Dat behoort nu eenmaal tot de vertrouwelijke aard van deze diensten.

De voorzitter:

Ik dank de twee bewindslieden voor de antwoorden. Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van het vragenuur. Wij gaan nu over naar het volgende agendapunt en dat is de beëdiging van een nieuwe collega, de heer Harbers.

Ik geef het woord aan de heer Jan de Vries tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven.

De heer Jan de Vries:

voorzitter der commissie

De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer M.G.J. Harbers te Rotterdam. De commissie is eenstemmig tot de conclusie gekomen dat hij terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de eden af te leggen zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De heer Harbers is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eden af te leggen.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden. Ik verzoek alle aanwezigen, ook de aanwezigen op de publieke tribune, om te gaan staan.

Nadat de heer Harbers door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Het is mij een genoegen, u als eerste te mogen feliciteren met uw lidmaatschap van deze Kamer. Ik verzoek u, de presentielijst te tekenen en in ons midden plaats te nemen. Ik stel voor dat wij na de stemmingen schorsen voor de felicitaties aan onze nieuwe collega.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat het lid Wolbert zich heeft afgemeld.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten Generaal inzake aanwijzing van het lid Omtzigt tot lid en het lid Franken tot plaatsvervangend lid in de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven