Vragen van het lid Van der Ham aan de minister van Justitie, bij diens afwezigheid gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het strenger aanpakken van wietkwekers door het OM.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het telen van wiet is in Nederland voor een groot gedeelte in handen van de georganiseerde criminaliteit. Dat moet ook volgens D66 natuurlijk hard worden aangepakt. Ook het grootschalig telen van wiet in woonwijken is ontoelaatbaar, want dat is ook gevaarlijk voor de omgeving. Er is geen discussie over het feit dat dit moet worden aangepakt. De minister van BZK en de minister van Justitie kondigden gisteren dan ook in een ronkend persbericht aan dat zij hier met het OM nu krachtig op inzetten. Dat is allemaal prima, maar ik heb hier wel een aantal vragen over.

Hoe specifiek is dit beleid? We hebben in het verleden gezien dat door de generieke aanpak van wietteelt allereerst de relatief goedwillende telers eruit werden gepakt, want die zijn minder goed georganiseerd. De zware criminaliteit bleef over. Hoe gaan de bewindslieden daarin prioriteren, ook in de opsporing? Ik mag hopen dat eerst de echt zware jongens worden aangepakt en dat in het rechercheren naar dit soort wiettelers goed wordt bekeken waar de minder slechte types zitten, want als wij die als eersten pakken, zal dat de criminaliteit alleen maar verharden.

Dan een nog veel relevantere vraag. De wietteelt hangt nauw samen met een groot debat over hoe wij omgaan met de verkoop van wiet. Het koffieshopbeleid wordt met de problemen die er op dat punt natuurlijk zijn, over het algemeen gezien als een nuttige kanalisering van het gebruik van cannabis. Dat concludeerde ook de commissie-Van de Donk, die de overheid adviseerde om het koffieshopbeleid op punten aan te passen maar uitdrukkelijk niet voorstelde om de gereguleerde verkoop van cannabis te verbieden. De gereguleerde verkoop draagt immers bij aan het voorkómen van gezondheidsschade en extra criminaliteit. Van de Donk had het ook over de wietteelt: die moet worden bestreden als die crimineel is. Hij stelde echter ook dat daar een vorm van gereguleerde teelt tegenover moet staan en stelde voor om daar experimenten mee te doen. Op dat punt blijft de regering ijzingwekkend stil, ondanks de adviezen van het RIVM, het Trimbos-instituut en vele rechters en politiemensen die in de praktijk zeggen dat dit beter moet worden gereguleerd, omdat er anders sprake blijft van dweilen met de kraan open. Ik hoop dat er naast het krachtige optreden van de regering ten opzichte van de illegale en criminele wiettelers daadwerkelijk een experiment komt met gereguleerde wietteelt, want anders is dit een onzinnig beleid.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Ik dank de heer Van der Ham voor de vragen. Hij sprak van "een ronkend persbericht". Dat is niet de bedoeling van het persbericht geweest. De bedoeling is geweest om voor eens en altijd duidelijk te maken dat wij niet meer accepteren dat de georganiseerde criminaliteit in Nederland zich bezighoudt met de productie, doorvoer et cetera van hennepteelt. Politie en Justitie zijn al langer bezig met de aanpak daarvan. Deze heeft zich met name gericht op het ontruimen van plekken waar hennep wordt geteeld. Volgens mij worden er ongeveer 6000 kwekerijen per jaar opgeruimd. Dat zijn er dus heel veel. Onze constatering was echter dat degenen die achter die georganiseerde criminaliteit zaten, daarmee niet werden gepakt. De minister van Justitie, die daarvoor de eerstverantwoordelijke is, heeft nu geconcludeerd dat wij niet alleen moeten inzetten op het ontruimen van wietplantages, maar dat wij ook ervoor moeten zorgen dat wij informatie krijgen over die criminele verbanden. Die moeten wij opsporen en ontmantelen. Dat is de inzet van de minister van Justitie op het punt van de aanpak van de wietteelt.

Het is niet eens zo relevant dat het hierbij om cannabis gaat. Het zou ook om een andere stof kunnen gaan waarbij de georganiseerde criminaliteit is betrokken. Het gaat om het opsporen van dergelijke verbanden. De heer Van der Ham zegt dat er een zekere relatie bestaat met de rest van de keten, namelijk de coffeeshops en de aanlevering van cannabis aan die coffeeshops. Naar aanleiding van het rapport van de WRR hebben wij dat debat uitgebreid gevoerd. Binnenkort komt het kabinet ook zelf met een drugsnota. Volgens mij weet mijn collega precies wanneer dat gebeurt. Dat element zal daarbij zeker aan de orde zijn. Het kabinet is niet enthousiast over experimenten waarbij de achterdeur wordt geregeld, omdat het op die manier die criminele verbanden niet onder controle krijgt. Het is dus een misverstand om te denken dat dit zal leiden tot een gereguleerde aanlevering van drugs aan de coffeeshops.

De voorzitter:

Uw vervolgvraag, mijnheer Van der Ham.

De heer Van der Ham (D66):

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voelt zich niet geroepen?

De voorzitter:

Nee.

De heer Van der Ham (D66):

Oké, dat kan. Ik heb nog wel een vraag. Het punt is dat, als wij een gereguleerde teelt hebben voor de coffeeshops, er dan natuurlijk altijd nog telers zullen zijn die denken: ik ga nog telen voor het buitenland of voor de illegale markt. Dergelijke teelt moet natuurlijk worden aangepakt. Volgens mij is iedereen het daarover eens en de minister heeft de steun van de D66-fractie op dat punt. Ik vind het echter wel van groot belang dat die discussie parallel wordt gevoerd. Het coffeeshopbeleid heeft immers zo zijn zegeningen, zoals het kabinet en vooral ook de commissie-Van der Donk hebben geconcludeerd. Er moet wel iets aan worden aangepast, maar dit is juist voor het borgen van de volksgezondheid van groot belang. Op dat punt wil ik ook graag een reactie van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tegelijkertijd moet harde criminaliteit worden aangepakt.

Ik heb echter nog een vraag gesteld over die driekwart die in handen is van de georganiseerde misdaad en die kleinere groep die juist niet zo zwaar in de criminele sector zit. Ik hoop dat in de prioriteitstelling van het OM binnen het opsporen en vervolgen de prioriteit wordt gegeven aan de grote jongens. De kleinere, relatief onschuldige telers – zij zijn zeker illegaal, maar minder schadelijk – moeten niet bovenaan het lijstje komen te staan, want zij zijn wel het makkelijkste op te sporen, maar niet het interessantst om als eerste te pakken.

Minister Ter Horst:

Ik heb geprobeerd aan te geven dat de prioriteit juist moet liggen bij die grote jongens. Dat is ook de kern van het besluit dat de minister van Justitie nu genomen heeft. Ik ken het standpunt van D66 op het punt van het reguleren van de achterdeur. Ik stel voor dat wij die discussie voeren naar aanleiding van de drugsnota waarmee het kabinet binnen niet al te lange tijd zal komen.

Minister Klink:

Voorzitter. Ik wil de heer Van der Ham op één punt een beetje geruststellen. Het zou kunnen dat de geïntensiveerde inzet op de bestrijding van de illegale wietteelt tot kwaliteitsverlies van de beschikbare wiet leidt. In 2007, toen er ook een intensievere aanpak kwam, is daarnaar door de heer Korf onderzoek gedaan. Dat bleek toen niet het geval te zijn. Er was toen namelijk al sprake van glas en ijzer in de beschikbare wiet. Het RIVM heeft er vorig jaar nog onderzoek naar gedaan en ook daaruit kwam niet naar voren dat er een relatie tussen beide aspecten bestond. Dat is ook niet logisch. De georganiseerde misdaad bestaat niet uit heilsoldaten die ter wille van de gezondheid produceren. Zij willen afzetten om middelen binnen te krijgen. In die zin zit er dus wel enige logica in.

Ik spreek de heer Van der Ham wel na dat wij coffeeshops kennen waarbij degene die het verkoopt wel een belang heeft in de kwaliteit. Dat is een verschil met het buitenland, waar de meeste afzet heen gaat. Daar zit die tussenschakel niet in.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Eindelijk eens goed nieuws tijdens dit vragenuur! Het Openbaar Ministerie gaat eindelijk de wietteelt en de achterliggende criminaliteit, en daarmee de verwevenheid van onder- en bovenwereld, aanpakken. Ik heb daar nog wel een vraag over, want het lijkt erop alsof alleen de top van de georganiseerde criminaliteit wordt aangepakt. Wij weten dat de georganiseerde criminaliteit ook binnenkomt via de voordeur van de coffeeshop. Worden ook de coffeeshops en de coffeeshophouders waar de georganiseerde criminaliteit via de voordeur binnenkomt, betrokken in die intensieve aanpak van de georganiseerde criminaliteit?

De voorzitter:

Aan welke minister stelt u deze vraag?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Aan de minister die de minister van Justitie vervangt: de minister van Binnenlandse Zaken.

Minister Ter Horst:

De kern van het voorstel van de minister van Justitie is nou juist om de hele keten van productie, aanlevering en gebruik van drugs te sluiten. Dit betekent dat niet alleen wordt gekeken naar de productie maar ook naar de coffeeshops zelf: zijn zij geen onderdeel van een criminele keten? Wij zijn het volgens mij met elkaar eens dat het idee van de kleinschalige coffeeshops voor het kleinschalige gebruik acceptabel is. Dat geldt natuurlijk niet als coffeeshops een rol spelen in die keten van criminaliteit. Dit heeft absoluut de aandacht van mijn collega.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Dat de georganiseerde criminaliteit in welke vorm dan ook wordt aangepakt, is helemaal geweldig. De gezondheidsschade en de overlast in wijken ontstaan echter doordat wij de inkoop van wiet hebben geregeld maar de verkoop niet. Daarom is de PvdA-fractie van mening dat een coffeeshop een gewoon bedrijf moet kunnen zijn, want dan is er geen ruimte meer voor deze praktijken. Mijn vraag aan de (interim-)minister van Justitie is dan ook: hoe helpt u de bewoners in die wijken het beste en wordt de criminaliteit tegengegaan? Door te jagen op alle telers met als doel om ze uit te bannen, of door de hele keten van teelt, inkoop, verkoop en gebruik zo te organiseren dat er gewoon geen ruimte meer is voor criminelen, overlast en gezondheidsschade? Wij zeggen: reguleer de hele keten, want anders is het dweilen met de kraan open.

Minister Ter Horst:

Het kabinet denkt de mensen in de buurten te helpen door ervoor te zorgen dat het veilig is, zodat zij bijvoorbeeld niet zichtbaar te maken krijgen met het verhandelen van drugs en er geen drugspanden meer zijn. Daarmee helpen wij de mensen. Wij helpen ze niet door hen in handen te laten vallen van de georganiseerde criminaliteit, door ze voor bepaalde bedragen zich schuldig te laten maken aan criminele activiteiten, namelijk het telen van wiet. Naast de grootschalige georganiseerde criminaliteit moet ook de kleinschalige georganiseerde criminaliteit worden aangepakt. Het telen van wiet in de garage hoort daarbij.

Over het reguleren van de keten van productie, aanvoer en verkoop van drugs zeg ik tegen mevrouw Bouwmeester hetzelfde als tegen de heer Van der Ham: ik hoop dat wij daarover zullen spreken naar aanleiding van de drugsnota van het kabinet. Daarbij zal het punt van de regulering aan de orde zijn, of door de Kamer aan de orde worden gesteld.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Wij zullen inderdaad binnenkort komen te spreken over de drugsnota. Dan zal GroenLinks zijn oplossingen geven voor de problemen rondom het drugsbeleid. Regularisering is daarvan absoluut een onderdeel, want het ideologische debat zoals dat nu vanuit het kabinet wordt gevoerd, is in ieder geval geen oplossing voor de concrete problemen.

Ik heb één serieuze vraag. De minister stelt dat het uitgebrachte persbericht "niet ronkend" zou zijn. Zij heeft blijkbaar een heel ander persbericht gelezen dan ikzelf. Ik zie het eerlijk gezegd als de zoveelste goednieuwsshow op dit vlak van het Openbaar Ministerie. De afgelopen tien jaar hebben wij regelmatig nieuwe, strengere aanpakken van het OM gezien: de georganiseerde criminaliteit krijg nu pas echt op zijn lazer! Wat is er nieuw aan deze aanpak, waardoor nu opeens wel resultaten worden geboekt aan de top van de georganiseerde criminaliteit? De vorige keer hebben wij te horen gekregen over witwassen, en nu is het dit weer!

Minister Ter Horst:

De reactie van het mevrouw Azough op het "ronkende" persbericht is geheel anders dan de mijne. Ik heb de minister van Justitie gecomplimenteerd met het feit dat hij zich actief met deze problematiek gaat bezighouden, althans dat hij het OM dat laat doen. Wat er nieuw aan is, is dat het als prioriteit is geformuleerd. Dat is inderdaad eerder gebeurd, maar u weet dat de inzet van zowel politie als justitie altijd met prioriteiten te maken heeft en met het maken van keuzes. Er is altijd te weinig formatie bij politie en justitie om alles te kunnendoen. Als de minister van Justitie en het kabinet zeggen dat dit een prioriteit wordt, dan zal het OM daar extra aandacht aan besteden en dan zullen de officieren van justitie in de driehoeken duidelijk maken aan de hoofdcommissarissen en aan de burgemeesters dat dit voor justitie prioriteit heeft. Ik ga er vanuit dat dit dan ook het gewenste resultaat zal opleveren.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik ben erg opgetogen over het nieuws dat wij horen vanuit het kabinet en vanuit het OM, dat softdrugscriminaliteit hard wordt aangepakt. Volgens mij deelt het kabinet de visie – dat denk ik althans te horen in de antwoorden van de minister van BZK, namens de minister van Justitie – dat er heel moeilijk een onderscheid te maken is tussen groot en klein. Kleinere telers worden vaak via growshops ingelijfd in een groter netwerk. Ik wil aan de minister vragen of zij het met die visie eens is. Ik mis in het hele verhaal nog de internationale component. Het overgrote gedeelte van de cannabis uit Nederland gaat naar het buitenland toe. Op wat voor manier ziet de minister de samenwerking met de lokale overheden, met name de burgemeesters, die op dit punt ook speciale bevoegdheden hebben?

Minister Ter Horst:

Uiteraard is er een relatie tussen klein en groot. Georganiseerde criminaliteit suggereert dat er sprake is van een groot verband, van grootschaligheid en – daar heeft de heer Anker gelijk in – van internationale invloeden daarin of misschien zelfs van volledig internationaal opererende criminele verbanden. Duidelijk is echter ook dat er voor wat ik maar even "het handwerk" noem, eveneens sprake is van kleinschalige criminaliteit. De schatting van het OM is dat er in Nederland 30.000 tot 40.000 hennepkwekerijen zijn. Dat is een gigantisch getal. Dat zijn niet allemaal grote criminelen, want zo veel hebben wij er hopelijk niet, maar het zijn wel mensen die een bijdrage leveren aan de keten van criminaliteit. Daarom moet dat ook in zijn verband worden aangepakt.

De heer Anker heeft ook gevraagd of de lokale overheden er nu in betrokken worden. De lokale overheid is er al bij betrokken en levert een bijdrage aan het oprollen van hennepkwekerijen. De politie heeft daar eveneens een duidelijke rol in. Dat betekent dus ook dat de driehoek van justitie, politie en de gemeente, in dit geval de burgemeester, het er zeker mee eens is dat de hennepteelt op alle fronten harder moet worden aangepakt dan nu het geval is.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Criminaliteit aanpakken is natuurlijk een goed idee. Het is goed dat daar een prioriteit van wordt gemaakt. Het heeft echter wel iets kroms om enerzijds de wietteelt aan te pakken en anderzijds de verkoop van wiet te gedogen. Daar zit iets kroms in, dat moet de minister met mij eens zijn. Ik zie dat verschillende gemeenten in Nederland dat kromme beleid willen oplossen en bezig zijn met het bedenken van experimenten om juist de kweek van wiet te gaan reguleren, uit het criminele circuit te halen, gewoon voor gebruik binnen de gemeente zelf. Het debat hierover moet nog gevoerd worden, maar de minister stelt het steeds uit. Wat vindt zij ervan om op experimenteel niveau binnen gemeenten wel degelijk over te gaan tot regulering?

Minister Ter Horst:

Wij vinden het geen goed idee als gemeenten zelfstandig tot regulering overgaan. Dat kan ook niet, want dan handelen zij in strijd met de richtlijnen van het OM op dit punt. Dat kan dus gewoon niet. Wij zullen daar binnenkort over van gedachten wisselen. Wij dachten dat het algemeen overleg daarover al gepland stond of in ieder geval binnenkort gepland wordt. Dan kunnen wij opnieuw met elkaar over die interessante materie van gedachten wisselen. Daar wil ik nog iets aan toevoegen. Het feit dat er sprake is van gedoogbeleid, en dat dit de term is die door het kabinet zelf wordt gebruikt, geeft al aan – want we zijn eigenlijk tegen gedogen – dat we het liever anders zouden willen regelen. Het alternatief dat door mevrouw Van Velzen en andere leden van de Kamer, maar ook door sommige gemeenten wordt aangedragen, is naar onze mening slechter dan de huidige situatie die we hebben. Dat is de klem waar wij in zitten.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Het is een heel dubbelhartig beleid natuurlijk. Dat het kabinet tegen gedogen is, is wat mij betreft ook het nieuwtje van de dag. Ik wil het even hebben over de hennepomzet. Er is een bedrag mee gemoeid van ongeveer 5 mld. Dat zijn de schattingen. Hebt u enig idee hoeveel daarvan terugvloeit naar de Staat via belastingen?

Minister Ter Horst:

Nee, ik heb geen idee. Je zou bijna hopen dat het veel is.

De voorzitter:

U krijgt niet nog eens het woord, mevrouw Verdonk. Dit was echt het antwoord.

De heer Teeven (VVD):

De minister van BZK blijft wel lekker staan, maar ik heb een vraag aan de minister van VWS. De VVD-fractie ondersteunt het beleid van dit kabinet. Wij vinden het een goede zaak dat de georganiseerde misdaad en softdrugs worden aangepakt, dat het kabinet daar een prioriteit van maakt. Is dit nu ook voor de minister van VWS aanleiding om de lijsten I en II maar af te schaffen? Is hij van plan om gewoon te zeggen dat die softdrugs zo schadelijk zijn – ze zijn schadelijk voor de gezondheid en de wijze waarop er geld mee wordt verdiend in georganiseerd verband is ook schadelijk – dat wij die lijsten afschaffen en één strafbaarstelling maken voor de Opiumwet?

Minister Klink:

Wij gaan ons binnenkort laten adviseren over de vragen rondom de lijsten. Wij komen hier uitvoerig over te spreken – ik denk binnenkort al, maar dat hangt af van de Kamer – als wij spreken over de eerste reactie op het rapport van de commissie-Van der Donk. Daarna komen wij nog met een drugsnota die uitvoeriger op een en ander zal ingaan. De vraag van de heer Teeven komt aan de orde op het moment dat wij de lijsten opnieuw gaan bezien, wat betreft prioriteringen en de mogelijkheid om I en II in elkaar te schuiven.

Naar boven