Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van de begroting Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) voor het jaar 2010 (onderdeel Integratie) (32123-XVIII).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom en geef het woord aan mevrouw Karabulut. Ik waarschuw de sprekers één minuut voordat hun spreektijd is verstreken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Het is vrijdag 20 november, vijf uur in de ochtend. Ik fiets naar het tankstation op de Hoefkade in de Haagse Schilderswijk. Van buurtbewoners hoor ik zo vaak over misstanden zoals overlast door illegale huisvesting en uitbuiting van werknemers door uitzendbureaus. Met name Bulgaren en Polen worden op grote schaal onderbetaald en uitgebuit door slavendrijvers. Deze worden in de volksmond ook wel "koppelbazen" genoemd. Toen ik aankwam, stonden er tientallen arbeiders. Honderden busjes reden af en aan, af en aan, af en aan om de arbeiders op te pikken en naar het werk te brengen. Honderden jonge gasten, mannen en vrouwen, van wie sommigen voor € 4 per uur werken.

Veertig jaar geleden waren het de Turkse gastarbeiders die als goedkope arbeidskrachten werden ingezet. Nu zijn het de Oost-Europeanen. Zij worden wederom in de meest kwetsbare buurten gehuisvest. Zij zijn erg gewild bij werkgevers die al decennia verslaafd zijn aan goedkope arbeid. De lonen worden op deze manier laag gehouden. De gedachte is: voor jou tien anderen. Verdringing is dan ook het gevolg. Werknemers boven de vijftig hoor ik vaak zeggen dat zij na jarenlange trouwe dienst ontslagen worden, simpelweg omdat er goedkoper personeel beschikbaar is. De geschiedenis met de eerste generatie gastarbeiders, met alle sociale gevolgen van dien, herhaalt zich, maar hebben het kabinet en deze minister voor Wonen, Wijken en Integratie iets geleerd van de geschiedenis?

Wij hebben heel lang moeten wachten op de Integratiebrief van de minister. Hierin moeten de antwoorden staan op de problemen die er zijn met de integratie. Ik las op de eerste pagina's een soort college van professor Van der Laan over integratie, over rechten en plichten van nieuwkomers en ingezetenen en over uitgangspunten zoals de gelijkwaardigheid van mensen, dat de integratie iets wederkerigs is en dat nieuwkomers hun best moeten doen. Daarop kan niemand volgens mij tegen zijn. Dat de ontvangende samenleving dat ook mogelijk moet maken en dat de grenzen van onze rechtsstaat voor iedereen gelden, zijn allemaal zaken waarover wij het volgens mij alleen maar eens kunnen zijn.

De minister spreekt over nieuwe Nederlanders. Ik weet dat er heel veel termen zijn gebruikt. Het begon met "buitenlanders", "gastarbeiders", "migranten", "allochtonen" en nu "nieuwe Nederlanders". Ik vroeg mij daarbij af: wat ben ik dan? Ben ik een Nederlander en als ik een nieuwe Nederlander ben, wat moet ik dan doen om een Nederlander te worden? Ik vond het zo grappig. Ik ben gewoon Nederlander, ik voel me Nederlander, ik ruik Nederlands en ik ben een Nederlands volksvertegenwoordiger, maar ik ben toch benieuwd in welk hokje de minister mij plaatst.

Integratie is samen leven. Dat is iets wat je vanuit de overheid of als minister niet kunt opleggen. Integreren, emanciperen, participeren: dat zijn zaken die mensen zelf moeten doen. Daarom spreken wij elkaar terecht aan op de eigen verantwoordelijkheid. De randvoorwaarden zijn wel belangrijk: de taal, samen wonen, samen werken en samen naar school gaan, discriminatie en achterstelling krachtig bestrijden. Op die punten komt ook de verantwoordelijkheid van de overheid en van de minister om de hoek kijken. Er gaat immers, zoals de minister in zijn brief schrijft, heel veel goed, maar op heel veel terreinen gaat het ook niet goed. De minister begrijpt dat en onderschrijft dat, maar ik zie helaas geen nieuwe koers. Ik zie de minister niet handelen naar ernst en omvang van de problemen waarvan nog beslist sprake is. In de Integratiebrief van de minister zie ik eigenlijk een voortzetting van falend integratiebeleid van de afgelopen decennia. De minister heeft zich staande weten te houden in het geweld dat "integratiedebat" wordt genoemd of hoort te zijn. Uiteindelijk geldt ook voor de minister: niet wat u zegt maar wat u doet, telt. Wat hij heeft gedaan en in de brief zegt te willen doen, is zeer teleurstellend. Ik zal daarop ingaan. Het gaat om de segregatie, de arbeidsmigratie, de inburgering en de buurten en de wijken.

Omdat de minister daar in zijn brief niet echt over schrijft, wil ik het vandaag hebben over al die mensen die heel graag mee willen doen, maar zich in de steek gelaten voelen door de overheid. Dertig jaar geleden, eind jaren zeventig, kwamen de eerste signalen uit bepaalde buurten en wijken over gettovorming en segregatie al binnen. Toen werd alles eigenlijk met de mantel der liefde bedekt. Nu kampen we met de gevolgen, met de naweeën daarvan.

De segregatie in de grote steden is in tien jaar tijd verdubbeld, zo blijkt uit de rapporten die de minister ons heeft verzonden. De ontmoetingskansen tussen migranten en niet-migranten nemen in die buurten alleen maar af, en daarmee ook de ontmoetingskansen tussen kansrijken en kansarmen. Zonder ontmoeting, zonder elkaar te leren kennen, is er geen sprake van integratie of wederzijds begrip. De segregatie neemt niet alleen in de huisvesting toe maar ook in het onderwijs. Vorige week bleek nog uit een onderzoek dat 80% van de migrantenkinderen in de grote steden op zwarte scholen zit. 80%! Dat is een nog hoger percentage dan in de Verenigde Staten, waar dat geldt voor 50% van de migrantenkinderen. Acht van de tien zwarte scholen in de grote steden presteren ondermaats, zo meldt dit onderzoek. Hiervan mag niet worden weggekeken. Het gaat om kansen voor deze kinderen om mee te kunnen doen, om opgenomen te kunnen worden in de cultuur van ons allemaal.

Heel veel ouders die ik heb gesproken, ook migrantenouders, willen heel graag. Bijvoorbeeld een Nederlandse vrouw van Turkse afkomst in Deventer. Zijzelf spreekt de taal goed. Maar zij vertelde mij – ik vond dat echt schokkend – dat haar kind, hier geboren en getogen, dus gewoon Nederlands, slechter Nederlands spreekt dan zijzelf. Toen zij naar de basisschool ging, dezelfde basisschool als waar haar kind nu op zit, was dat een redelijk witte school met veel kansrijke kinderen. Inmiddels is de balans naar de andere kant doorgeslagen: het is een overwegend zwarte school. Voor de buurt geldt dat idem dito. Zij doet haar best en de school doet zijn best, maar ze balen er wel van. De minister heeft zelf ook ouders gesproken – daar schrijft hij over in zijn brief – van allochtone afkomst die initiatieven nemen om te komen tot gemengd onderwijs maar tegen allerlei muren aan lopen.

Voorzitter, mijn lichtje gaat branden. Dat kan volgens mij niet waar zijn.

De voorzitter:

Het is echt bijna acht minuten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Oké. Zo heb ik nog heel veel meer mensen gesproken, onder andere in de Haagse Schilderswijk, die zich in de steek gelaten voelen. In Utrecht sprak ik een Turk die zei: ik draai mijn hoofd naar rechts en ik zie geen Nederlander meer, ik draai mijn hoofd links en ik zie geen Nederlander meer, met wie moet ik nu nog Nederlands spreken? Ik wil dat de minister, zoals hij vorig jaar bevestigde, concrete maatregelen neemt om segregatie en gettovorming te bestrijden. Ik roep hem op om met een spreidingsoffensief te komen. Een offensief waarbij hij afspraken maakt met woningbouwcorporaties, gemeenten en scholen om de concentratiewijken aan te pakken en ervoor te zorgen dat integratie en samen leven, in plaats van apart, mogelijk wordt. Graag een reactie van de minister.

Daarnaast wil ik dat de minister maatregelen treft om de kwaliteit van het inburgeringsonderwijs op orde te brengen. Het is weliswaar zo dat het voorkomen van gettovorming nodig is om de taal überhaupt te kunnen gebruiken en goed te leren. De inhoud van de cursussen moet echter ook in orde zijn. Uit tal van rapporten blijkt dat dit niet zo is. Dit komt doordat de minister eigenlijk zegt: ik geef u het geld en u moet de aantallen halen, maar naar de inhoud en de kwaliteit kijk ik niet. Graag krijg ik daarop een reactie. Ik zal in tweede termijn met voorstellen hierover komen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik wil graag weten wat mevrouw Karabulut zelf verstaat onder het segregatieoffensief. Wat zou er anders moeten dan deze minister voorstelt en dan er op dit moment al gebeurt?

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat er vooral anders moet, is dat de vrijblijvendheid eraf moet. U zegt samen met deze minister al jarenlang: wij willen dat, wij vinden het ongewenst dat er aparte wijken zijn, dat kinderen apart naar school gaan, dat er zwarte en witte wijken zijn ontstaan, maar wij laten het over aan de gemeenten zelf. Ik wil dat de minister er harde afspraken over maakt, die afdwingbaar zijn. Ik doel dan bijvoorbeeld op het mogelijk maken dat in de betere buurten, in de witte wijken, woningen worden gereserveerd voor mensen met lage inkomens en voor migranten die allemaal op een kluitje op elkaar gepropt zitten, en andersom. Ik wil dat er bijvoorbeeld voor het onderwijs afspraken worden gemaakt om te komen tot gemengde scholen en dat er wordt gewerkt met dubbele wachtlijsten. Wij moeten af van de vrijblijvendheid.

Mevrouw Sterk (CDA):

Dat klinkt allemaal fantastisch, maar volgens mij gebeurt er in de wijken al heel veel van wat u noemt. Er worden al afspraken gemaakt met scholen. Dat schrijft de minister ook in deze brief. Ik stel vast dat de SP-fractie heel grote woorden gebruikt, maar dat het uiteindelijk weinig anders is dan het beleid op dit moment.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik stel een wedervraag aan mevrouw Sterk. Het is wel duidelijk dat zij zich niet op de hoogte heeft gesteld van die wijken en scholen.

De voorzitter:

Als mevrouw Sterk haar betoog houdt, mag u haar interrumperen, maar niet nu.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik geef een reactie op mevrouw Sterk.

De voorzitter:

Een reactie kan, maar een wedervraag is iets anders.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mevrouw Sterk zegt dat er van alles en nog wat gebeurt. Vindt zij het acceptabel dat 80% van de migrantenkinderen in de grote steden, gewone Nederlandse kinderen, naar mono-etnische scholen gaan? Denkt zij dat daarmee integratie mogelijk is? Dat is immers het gevolg als wij doorgaan op de weg die zij voorstelt, namelijk de weg van vrijblijvendheid waardoor wij die zwarte en witte wijken en scholen hebben.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, u weet dat dit een vraag is. Ik sta dan ook niet toe dat mevrouw Sterk antwoord geeft.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb antwoord gegeven.

De voorzitter:

U stelde een vraag en dat is niet de bedoeling.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Een aantal jaren geleden is een Rotterdamwet ingevoerd. Rotterdam kreeg toen de mogelijkheid om mensen te weren die zich in bepaalde wijken of buurten wilden vestigen. Is mevrouw Karabulut daar voorstander van?

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ken de Rotterdamwet. Het mechanisme in die wet, namelijk dat je gaat sturen en toewijzen in het woningbeleid, vind ik sympathiek en goed. De wet weert echter alleen maar de arme mensen uit bepaalde buurten, zonder dat er plek wordt gemaakt voor die mensen in andere, betere wijken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De bedoeling van de Rotterdamwet was dat mensen geweigerd werden in bepaalde wijken en buurten, maar die mensen woonden al ergens. U wilt alleen maar weer zorgen dat er een spreidingsbeleid komt en dat armere, allochtone mensen vooral in dure huizen komen te wonen. Dat is uw bedoeling.

Mevrouw Karabulut (SP):

Nee. U bent minister voor Integratie geweest. Volgens mij ging het u om sociale, economische en culturele integratie. Ik wil dat mensen die hier geboren en getogen zijn, samenleven met verschillende achtergronden. Ik wil mogelijk maken dat er gemengde buurten en wijken komen door actief te spreiden en door keuzemogelijkheden voor mensen te creëren, niets meer en niets minder. Dat gaat niet eenzijdig en het gaat ook zeker niet alleen om migranten. Het gaat erom dat in de betere buurten en wijken, die op slot zitten voor mensen met lage inkomens, mogelijkheden komen om daarheen te verhuizen, zodat je geen concentratie meer hebt. Andersom moet het voor mensen vanuit de andere wijken aantrekkelijk worden gemaakt om in de wijken die nu nog concentratiewijken zijn, te gaan wonen.

De voorzitter:

Er komt een moment waarop ik uw microfoon gewoon uit zet.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik geef alleen antwoord.

De voorzitter:

Dat weet ik, maar dat kan op allerlei manieren. Ik ga u daarbij helpen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Aantrekkelijk maken, verleiden: dat soort begrippen is net zo vrijblijvend als de minister in zijn nota.

Mevrouw Karabulut (SP):

Volgens mij luistert mevrouw Verdonk niet goed. Ik zeg dat ik een spreidingsbeleid wil voeren. Dat betekent dat woningbouwcorporaties woningen in de betere buurten moeten reserveren voor mensen met lage inkomens en andersom. Het betekent dat de minister afspraken moet maken met scholen en gemeentebesturen om te komen tot gemengde scholen en dat er gewerkt moet worden met dubbele wachtlijsten. Ik snap niet waarom mevrouw Verdonk vindt dat dit vrijblijvend is. Ik heb het haar overigens ook niet zien doen toen zij minister was.

De heer Fritsma (PVV):

U hebt het over segregatie en over zwarte scholen. Hoe triest ook, het is een gevolg van de voortgaande massa-immigratie. Waarom heeft de SP die massa-immigratie al die tijd volop gefaciliteerd? Wij hebben het gezien met het generaal pardon, waarbij uw collega De Wit pleitte voor nog meer mensen dan de 27.000 à 28.000 die het betrof. Wij hebben het gezien met het categoriaal asielbeleid, waar de SP altijd voor is. Hoe kunt u nu iets aan die integratieproblemen doen, als u de voortgaande massa-immigratie steeds maar weer blijft faciliteren?

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is natuurlijk het aloude en bekende punt van de PVV. Maar laten wij het eerst hebben over het punt waarop u mij interrumpeert, namelijk de vraag of er wel of geen spreidingsbeleid moet komen. Begrijp ik nu dat de PVV ons steunt om te komen tot concrete, dwingende afspraken voor spreiding?

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb vragen gesteld en ik vraag mevrouw Karabulut, die vragen te beantwoorden.

Mevrouw Karabulut (SP):

U interrumpeert mij op een bepaald punt, dus ik wil graag antwoord van u. Dan krijgt u van mij antwoord op het punt van uw massa-immigratie. Dus bent u nu wel of niet voor spreiding? Als u daar niet voor bent, bent u dan voor het in stand houden van de apartheid en segregatie?

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, u hoeft niet te antwoorden. Mevrouw Karabulut, u doet het nu weer opnieuw.

De heer Fritsma (PVV):

Onze voorstellen op dat punt zijn helder, maar ik stel aan mevrouw Karabulut een vraag en ik wil dat zij daarop antwoord geeft. Zij kan het wel hebben over de integratieproblemen, maar in de tussentijd maakt zij die alleen maar erger, door altijd maar weer de massa-immigratie te faciliteren.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik constateer dat de heer Fritsma niets wil doen aan de segregatie en aan de problemen met de integratie. Dat is punt één.

De heer Fritsma (PVV):

Dat is een foute constatering.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat betreft het generaal pardon weet ik dat u echt erg wreed bent. Ik vind het niet meer dan normaal en niet meer dan beschaafd dat wij in een beschaafd land als het onze mensen opvangen die vanuit een oorlogssituatie moeten vluchten. Ik ben er trots op en ik ben er blij mee dat wij deze mensen, die jarenlang in onzekerheid hebben geleefd, nu de mogelijkheid geven om er gewoon bij te horen en om mee te doen. Daar ben ik alleen maar trots op. Ik zou niet toe willen naar een land waarin wij dat niet meer doen, waarin wij mensen laten creperen in hun oorlogsellende en waarin wij vluchtelingen niet meer opvangen.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, tot slot.

De heer Fritsma (PVV):

Mevrouw Karabulut, u bent gewoon bezig met misleiding. U hebt het over vluchtelingen, maar al die mensen die in aanmerking zijn gekomen voor het generaal pardon waren juist helemaal geen echte vluchtelingen. Sterker nog, alle asielverzoeken van deze mensen zijn zonder uitzondering afgewezen. Dus houdt u er alstublieft mee op, deze mensen vluchtelingen te noemen. Nogmaals, uw partij heeft leugenachtige procedurestapelaars en nepvluchtelingen beloond. Uw partij wilde ook nog meer dan 28.000 personen toelaten. U faciliteert de massa-immigratie en daarmee lost u de problemen niet op.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, ik kan niet anders dan zeggen dat de heer Fritsma geen oog heeft voor de menselijke nood. Ik denk dat dit ook pijnlijk is voor zijn achterban, want ik vind het niet meer dan beschaafd, normaal en humaan om mensen die in nood verkeren en naar ons land zijn gevlucht, na een jarenlange onzekerheid zekerheid te geven. Wat de misleiding betreft, lust ik er nog wel een paar. Op heel veel punten en problemen die u benoemt, zoals de arbeidsmigratie, vindt de heer Fritsma ons aan zijn zijde. Hij moet echter ook wel eerlijk en open zijn. Hij beschuldigt mij van misleiding, maar hij roept iedere keer weer: de massa-immigratie! Alsof er honderdduizenden mensen het land binnenkomen. Dat vind ik nu misleiding. Als je beziet hoeveel mensen zijn gekomen en vertrokken, hebben wij het niet over massa's. Ik zou het fijn vinden als de heer Fritsma daarover eens eerlijk was.

De voorzitter:

Eén reactie, mijnheer Fritsma, omdat u rechtstreeks werd aangesproken, maar geen reactie voor mevrouw Karabulut, dan weet zij dat alvast.

De heer Fritsma (PVV):

140.000 nieuwkomers is voor u dus geen massa? Ik verzin niets; het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft vastgesteld dat er in 2008 140.000 mensen zijn toegelaten. Dat zijn er meer dan ooit tevoren. Dat vindt u dus geen massa?

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter ...

De voorzitter:

De heer Fritsma heeft zijn punt gemaakt. U krijgt echt het woord niet meer. U was aan 9 minuten en 21 seconden. Gaat u door met uw betoog.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. De heer Fritsma vergeet erbij te vermelden dat er ook 126.000 mensen zijn vertrokken. Dat is wel zo eerlijk. Er zijn 140.000 mensen gekomen, maar het merendeel van hen is ook weer vertrokken. Dat vergeet hij er altijd bij te zeggen.

Ik heb het nodige gezegd over de inburgering. Dan moet mij nog iets van het hart. Wij moeten stoppen met allerlei losse projecten. De minister moet ook stoppen met zaken als iftarmaaltijden en allerlei waanzinnig domme projecten, zoals loketten in moskeeën of religieuze bruggenbouwers te subsidiëren. Hetzelfde geldt voor stadsdeelvoorzitter Marcouch die islamlessen op openbare scholen wil organiseren. Aan een aantal van deze zaken hebben wij al aandacht geschonken, maar deze aanpak wordt nog volop in het land toegepast. Ik krijg graag de garantie van de minister dat hij dit gaat ontmoedigen en onmogelijk gaat maken. Ik krijg deze signalen ook uit diverse wijken.

De middelen worden in allerlei aparte doelgroepen geïnvesteerd die toch ook weer geen doelgroepen zijn. Het grote probleem dat ik daarmee heb, is dat dit kabinet aan de ene kant bezuinigt op agenten en jongerenwerkers in de buurten en wijken waar heel veel problemen zijn en waar we oren en ogen nodig hebben in de vorm van agenten en aan de andere kant veel geld besteedt aan allerlei losse projecten. Als ik vervolgens vraag wat ons dat oplevert aan agenten, aan jongerenwerkers, aan banen en stages, krijg ik geen antwoord. Ik zou toch graag willen dat de minister dat ook anders aanpakt, in ieder geval duidelijk maakt wat er met de middelen gebeurt en hoeveel dat heel concreet oplevert op de punten die ik noemde.

Ten slotte ga ik in op de arbeidsmigratie. De wijken met de goedkoopste huizen en kleine dorpen worden overspoeld door nieuwe arbeidsmigranten. Kwetsbare scholen en wijken komen nog verder onder druk te staan. De minister voor integratie zegt het eigenlijk geen probleem te vinden dat mensen in tenten gehuisvest worden. Ik wil dat een einde wordt gemaakt aan deze slavernij. Wil de minister in EU-verband pleiten voor herinvoering van de tewerkstellingsvergunningen, zodat de arbeidsmigratie gereguleerd en de overlast aangepakt kan worden en vooral de uitbuiting en de illegaliteit gestopt kunnen worden? Ik krijg hierop graag een reactie.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Aan het slot van haar betoog geeft mevrouw Karabulut een opsomming van ditjes en datjes, waarbij ze terloops de minister allerlei dingen in de schoenen schuift die ik niet helemaal begrijp. Is de minister nu verantwoordelijk voor de organisatie van iftarmaaltijden? Heeft de minister gezegd dat hij geen problemen heeft met huisvesting in kampen? Ik kan nog wel even doorgaan, maar misschien kan mevrouw Karabulut even wat onderbouwing geven van al deze losse flodders?

Mevrouw Karabulut (SP):

Zeker! In de brief van de minister over de arbeidsmigranten uit bijvoorbeeld Polen, uit de MOE-landen, staat dat hij het geen probleem vindt als deze tijdelijk worden gehuisvest in tenten. Dat zegt de minister, overigens zeer tegen de zin van deze arbeiders. Wij zijn daar geweest, mijnheer Dijsselbloem, en we hebben met deze mensen gesproken. Die mevrouw uit Someren zei dat de gemeente het ook op deze manier wilde oplossen om kosten te besparen. Dat vind ik niet normaal. Die bruggenbouwer, die ingezet werd voor integratie, was een islamitisch geleerde. Prima dat hij zijn mening uit, maar wat moet zo iemand nu voor de integratie betekenen? Dat werd volgens mij deels ook met budget van de landelijke overheid bekostigd. Het gaat mij niet alleen om de bekostiging; het gaat mij erom dat de minister heel duidelijk maakt dat wij helemaal niets hebben aan dit soort losse projecten. Het gaat om ...

De voorzitter:

Dank u wel!

Mevrouw Karabulut (SP):

... taal, om werk ...

De voorzitter:

Mijnheer Dijsselbloem, uw vervolgvraag?

Mevrouw Karabulut (SP):

... en om het stoppen ...

De voorzitter:

Ik moet u onderbreken, want u antwoordt veel te lang! Mijnheer Dijsselbloem?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik probeer het gewoon te volgen en ik geloof dat mevrouw Karabulut het heeft over de heer Ramadan, die een tijdje voor de gemeente Rotterdam heeft gewerkt?

Mevrouw Karabulut (SP):

Ja.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Is de minister daar nu ook verantwoordelijk voor? En iftarmaaltijden? U zei in uw formulering ergens dat de minister gewoon een halt moet toeroepen aan dit soort dingen? Dus we moeten nu iftarmaaltijden gaan verbieden, zelfs als de minister er helemaal niets mee te maken heeft, wat bijna altijd het geval is? Ik probeer te begrijpen wat u nu eigenlijk allemaal aan het roepen bent.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik begrijp dat de heer Dijsselbloem dit soort projecten wel steunt, maar ik zie er het nut niet van in voor de integratie. Ik wil dat de minister zich daarover uitspreekt. U kunt wel doen alsof de minister daar niet over gaat, maar hij gaat er natuurlijk wel degelijk over. Er zijn gemeenschappelijke integratieagenda's met gemeenten. Gemeenten moeten een integratiebeleid uitvoeren en ik wil dat we ons concentreren op waar het om gaat, namelijk om het bestrijden van de segregatie, het zorgen voor banen en stages en het aanpakken van de overlast in de buurten in plaats van allerlei rompslomp daaromheen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Op dat laatste deel had mevrouw Karabulut een gedegen inbreng, maar die gaat zo verloren in die rare dingen op het einde. Dus nogmaals, iftarmaaltijden worden toch over het algemeen georganiseerd vanuit moskeeën of uit particulier initiatief? Vindt u nu echt dat de minister dat moet gaan verbieden? Is dat nu wat u hier zegt?

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Dat zeg ik niet. Ik vraag om een mening van de minister en ik begrijp dat de heer Dijsselbloem daar een warm voorstander van is voor de integratie. Al die projectjes om maar lekker gezellig dialogen te hebben. Ik vind dat geen probleem als dat particulier initiatief is. Prima! Maar daar gaan we toch geen subsidiegeld in pompen, mijnheer Dijsselbloem?

De voorzitter:

Ja, dank u wel!

Mevrouw Karabulut (SP):

Denkt u nu echt dat u daarmee die segregatie doorbreekt?

De voorzitter:

Dank u wel!

Mevrouw Karabulut (SP):

U zou zich zo druk moeten maken omdat 80% van de migrantenkinderen op zwarte scholen zit, mijnheer Dijsselbloem.

De voorzitter:

Dank u!

Mevrouw Karabulut (SP):

Daar zou u zich nu druk ...

De voorzitter:

Dan zijn we volgens mij nu gekomen aan het einde van de bijdrage van mevrouw Karabulut en gaan we luisteren naar de bijdrage van mevrouw Sterk van het CDA.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. De participatie is in tien jaar flink toegenomen. Wij kunnen dat ook lezen in de Integratiemonitor. De onderwijsachterstand van allochtonen wordt langzaam ingelopen. Op de arbeidsmarkt is in 2006 en 2007 de arbeidsparticipatie van allochtonen relatief sterker toegenomen en de werkloosheid sneller gedaald dan onder autochtonen. Het werkloosheidspercentage onder allochtone jongeren is zelfs gehalveerd. Ook tijdens deze economische crisis blijken allochtonen gevoeliger voor conjunctuurschommelingen, maar desondanks is hun arbeidsmarktpositie in tien jaar verbeterd.

Er is dus reden voor optimisme. Tegelijkertijd is er nog voldoende te doen en is er reden tot zorg: nog te weinig mensen spreken de Nederlandse taal, er moeten nog te veel jongeren knokken voor een goede schoolcarrière en er zitten nog te veel allochtone jongeren in de criminaliteit. Daarbij is het klimaat in Nederland vaak grimmig.

Ik herhaal de woorden van onze partijleider Jan Peter Balkenende: een klimaat waarin het vanzelfsprekend lijkt om weg te lopen uit een democratisch debat, een klimaat waarin karikaturen de toon en de publiciteit bepalen, een klimaat waarin, reagerend op dagkoersen, de stemming van het ene uiterste in het andere kan schieten, een klimaat waarin complete bevolkingsgroepen worden weggezet, een klimaat waarin alles wordt verpolitiekt, een klimaat waarin niks meer goed lijkt en het je afzetten tegen anderen aan de orde is om er zelf beter van te worden.

De minister heeft verleden week de Integratienota uitgebracht. Wij hebben dit een stevige en reële visie genoemd. Pas als je problemen benoemt, kun je tot een oplossing komen. Deze minister steekt daarmee ver boven zijn voorganger uit. Toch wil ik een paar opmerkingen maken.

De term "nieuwe Nederlanders" klinkt natuurlijk sympathiek, maar door het verzinnen van een nieuwe term lossen wij de problemen niet op. Door een politicus "een volksvertegenwoordiger" te noemen, gaat men niet ineens anders denken over politici. Bovendien heeft deze term ook beperkingen. Want als je in Nederland bent geboren, minister, ben je dan een nieuwe voorzitter, eh ... ik bedoel nieuwe Nederlander? Deze verspreking komt omdat ik mij bedacht dat ik via de voorzitter moet spreken, voorzitter.

Betekent deze nieuwe term ook dat de minister het nooit meer zal hebben over "allochtonen"? Wat zijn nu de consequenties van de keuze die hij maakt in de Integratienota?

Ook missen wij in de Integratienota een duidelijke visie op de rol van religie in het integratieproces. Onlangs weigerde u een subsidie te verstrekken aan een aantal maatschappelijke projecten in Eindhoven: een weekeindschool voor het wegwerken van taalachterstanden en activiteiten om sociale binding in de wijk Woensel-Zuid te versterken. Natuurlijk kunnen de redenen hiervoor legitiem zijn geweest, maar uw argument zou zijn geweest dat die activiteiten werden geïnitieerd door een moskee en dat dit dus een conflict zou opleveren tussen kerk en staat. Als dat zo is, moet u dat toch eens uitleggen. Kortom, welke rol ziet u weggelegd voor religie in het integratieproces?

Religie heeft een positief gezicht: het kan mensen verbinden waar men zich uit geloof en levensovertuiging inzet voor een betere wereld. Het maakt dan niet uit of iemand christen, moslim, jood is of welke andere religieuze overtuiging dan ook heeft. Dat gebeurt gelukkig veel en vaak. Nu de islam een godsdienst van betekenis is, wordt het in Nederland van belang om ook met elkaar in gesprek te blijven. Dat gesprek mag best schuren, want: zonder wrijving geen glans. Juist daarom vinden wij het jammer dat een geslaagd initiatief zoals "hetnieuwewij", een website met duizenden bezoekers per dag, niet langer steun krijgt van het ministerie, terwijl het eerder een belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van de site. Minister, waarom drukt u dit succes de kop in?

Religie kan echter ook verwijdering tussen mensen tot gevolg hebben. Als sprake is van haat zaaien en oproepen tot geweld, dient de overheid duidelijke grenzen te stellen. Soms is het echter ook niet helder of iets is terug te voeren op religie of cultuur. De burka is daarvan een voorbeeld. Wij vinden het onbestaanbaar dat iemand met een burka als een gewone burger zou kunnen functioneren. In de brief van 8 februari 2008 worden ter zake allerlei maatregelen door het kabinet aangekondigd. Zo zou er gesproken worden met vervoerbedrijven, begin dit jaar zou er een voorstel komen van de minister van OCW hoe om te gaan met gelaatsbedekkende kleding en er zou gekeken worden op welke manier het bevoegd gezag binnen de openbare dienst regels zou kunnen opstellen voor het personeel. Het kabinet lijkt niet veel haast te hebben. Kan de minister een update geven?

Dan de suggestie zoals wij bij elke begroting doen waar het gaat om de heroverwegingsoperatie. De taal leren is niet alleen van belang voor jezelf, maar zeker ook voor je kinderen. Vanuit gemeenten horen wij dat het erg veel tijd en energie kost om juist vrouwen en moeders vrijwillig naar de cursussen te krijgen. In een gesprek met een gemeente bleek mij dat men behoefte heeft aan een verplichtender instrument. Als CDA-fractie pleiten wij al wat langer voor zoiets als een verbrede leerplicht. Natuurlijk is verleiden beter, maar dat blijkt zeer kostbaar en moeizaam. Als dat dan onvoldoende lukt, vinden wij dat in het belang van de opvoeding en de toekomst van de kinderen een dergelijke verplichting mogelijk zou moeten zijn.

Wij zijn bezig met een heroverwegingsoperatie en in het kader daarvan zou dan ook wat ons betreft de vrijwillige inburgering kunnen worden afgeschaft, nadat die verbrede leerplicht – en wellicht gekoppeld aan de onafhankelijke leerplicht, zoals het kabinet die ook voorstelt in de brief over huwelijksmigratie – is ingevoerd. Natuurlijk vinden wij het prima als mensen vrijwillig inburgeren. Sterker nog, dat zouden wij ook moeten stimuleren. Alleen is het de vraag of dat nu een taak is van de overheid of van het maatschappelijk middenveld. Graag krijg ik een reactie op deze denkrichting.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik begrijp dat mevrouw Sterk een leerplicht wil invoeren voor Nederlandse ouders. Kan zij dat toelichten?

Mevrouw Sterk (CDA):

Het idee van een verbrede leerplicht – wij denken aan een vorm daarvan – betekent dat die leerplicht, op het moment dat een kind onder de leerplicht valt en er wordt geconstateerd dat het kind op dat moment geen of echt heel slecht Nederlands spreekt, dan ook wordt uitgebreid naar de ouders en vanaf dat moment dus ook geldt om de Nederlandse taal te gaan leren en liever nog uiteindelijk een opleiding te gaan volgen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wilt u dat voor alle ouders doen die kinderen hebben met achterstanden? Dat betekent allochtonen en autochtonen, want de groep waarover u het heeft, zijn natuurlijk de vrijwillige inburgeraars, die gewoon Nederlander zijn en die je niet kunt verplichten door de Wet inburgering. Wilt u de ouders van de hele groep van naar ik meen ongeveer 250.000 achterstandskinderen verplichten?

Mevrouw Sterk (CDA):

Nee, mij gaat het om die kinderen die nauwelijks of geen Nederlands spreken. U weet met mij dat kinderen al twee jaar leerachterstand hebben op het moment dat zij op school komen. Dat heeft ermee te maken dat er thuis onvoldoende of zelfs geen Nederlands wordt gesproken en het legt bovendien ook nog eens een testament op die kinderen zelf. Wij willen dat wordt nagedacht, ook in het kader van de heroverwegingsoperatie, over de vraag of er ook bij die ouders een leerplicht kan komen te liggen, zodat die ouders met die plicht – dat is ook wat gemeenten aan mij vroegen – naar de cursus kunnen om de Nederlandse taal te leren en liever nog daarna naar een opleiding zouden kunnen gaan.

Mevrouw Karabulut (SP):

U weet net zo goed als ik dat mevrouw Verdonk in de vorige periode heeft geprobeerd om een hele groep mensen inburgeringsplichtig te maken, maar dat dat vanwege discriminatie niet kan, omdat het Nederlanders zijn. Hebt u dan ook een voorstel hoe u dat concreet wilt bereiken?

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik stel vast dat veel waarvan wij in de vorige periode dachten dat het allemaal niet kon ineens onder dit kabinet wel blijkt te kunnen. Ik vind de brief over huwelijksmigratie daar een heel dappere poging in. In die brief wordt gesproken over een leeftijdsonafhankelijke leerplicht. Wellicht zou er een koppeling kunnen worden gemaakt naar de verbrede leerplicht voor de ouders.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik wil graag van mevrouw Sterk weten wat de maximale leeftijden zijn voor zo'n brede leerplicht. Kan het ook zo zijn dat een moeder of een oma van 80 jaar leerplicht krijgt? Hoe wil mevrouw Sterk dit gaan handhaven?

Mevrouw Sterk (CDA):

Handhaven doen wij nu natuurlijk ook al met nieuwkomers en een deel van de oudkomers die verplicht zijn om in te burgeren, dus daarvoor geldt gewoon hetzelfde. Ik ga natuurlijk niet een oma van 80 jaar oud laten inburgeren. Het gaat erom dat wij constateren dat kleine kinderen op school komen en geen woord Nederlands spreken. Dat gebeurt nog steeds. U weet met mij wat voor consequenties dat heeft, voor die kinderen zelf, voor dat gezin, maar ook voor de samenleving vanwege datgene wat er nadien in moet worden geïnvesteerd. Ik zoek naar een oplossing. Wij vinden het heel belangrijk dat ouders de Nederlandse taal uit zichzelf leren, maar wij moeten constateren, als wij zien hoe de vrijwillige inburgering op dit moment loopt, dat die groep heel moeilijk naar de cursussen te krijgen is. Gemeenten hebben mij gezegd dat zij een verplichtender instrument zouden willen. Ik doe het voorstel om dan toch nog eens te kijken naar de verbrede leerplicht.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Misschien moet mevrouw Sterk het nog iets meer verduidelijken, want het is mij op dit moment niet helder hoe zij dat wil doen. Is het de bedoeling dat die kinderen getoetst worden? Worden de ouders opgeroepen en worden zij ook getoetst? Wordt er dan op een gegeven moment besloten dat iemand een brede leerplicht krijgt? Wanneer houdt die leerplicht dan op? Heeft u ook een bepaald kwalificatieniveau in gedachten?

Mevrouw Sterk (CDA):

Op het consultatiebureau wordt op dit moment al bekeken hoe het staat met de taalontwikkeling van een kind en daarmee naar de ontwikkeling van moeders. Het lukt consultatiebureaus regelmatig om vrouwen naar de cursus te krijgen. Het lukt echter ook vaak niet. Daarom moeten wij bekijken hoe wij naar een verplichtender manier kunnen gaan. Ik heb gezegd dat het een vorm van een verbrede leerplicht zou kunnen zijn. Wat mij betreft zouden wij er eerder mee moeten beginnen dan pas op vijfjarige leeftijd, want dan ben je het grootste rendement al kwijt omdat dit in de eerste vier jaar zit dat een kind de taal leert. Hoe het er specifiek uit moet zien is natuurlijk een vraag die ook geldt voor de leeftijdsonafhankelijke leerplicht die het kabinet voorstelt. Daar geldt volgens mij voor dat men dat een jaar of tien zou willen laten duren. Wellicht zou dat ook hierop van toepassing kunnen zijn.

Het gaat mij erom dat er een groep mensen in Nederland is waarvan wij allemaal vinden dat het belangrijk is dat hij de Nederlandse taal leert. Wij zien dat wij die nu onvoldoende bereiken. Als wij dan toch nadenken over dingen in de toekomst en er geen taboes zijn, moeten wij dit meenemen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik steun het principe van de verbrede leerplicht zeer. Ik heb er zelf ook eerder voor gepleit. Als kinderen op vierjarige leeftijd zonder al te veel kennis van het Nederlands op school komen, gaat die school zijn stinkende best doen om die achterstand weg te werken, maar dan mag je ook wat van de ouders vragen. Dat blijkt juridisch echter heel ingewikkeld te zijn. Ik hoor mevrouw Sterk daar ook mee worstelen en er geen antwoord op geven. Zou het niet interessanter zijn om positief in te gaan op de voorstellen van FORUM en de onderwijsorganisaties om dat met de scholen zelf bij de hand te nemen?

Ik hoor mevrouw Sterk ook zeggen dat wij dan wel kunnen ophouden met vrijwillige inburgering. Ik kan me echter herinneren dat het aantal inburgeringsbehoeftigen die niet onder de wet vielen, 500.000 mensen bedroeg. Het was in ieder geval een grote groep; veel groter dan de groep ouders van kleine kinderen. Gooit mevrouw Sterk nu niet het kind met het badwater weg?

Mevrouw Sterk (CDA):

Wat betreft de eerste vraag weet ik dat wij samen al langer optrekken op dit punt. Nieuw is echter dat het kabinet nu blijkbaar mogelijkheden ziet om die leeftijdsonafhankelijke leerplicht in te voeren. Ik vraag me dus af of daar aanknopingspunten in zitten om alsnog terug te komen op die verbrede leerplicht. Aangezien ik niet verwacht dat dit volgende maand geregeld is en het voorstel van FORUM en de PO-, de VO- en de MBO Raad waarschijnlijk sneller gerealiseerd kan worden, zou ik me heel goed kunnen voorstellen dat het kabinet dat onmiddellijk oppakt. Daarop hebben wij ook al een reactie van het kabinet gevraagd. Wij hebben het over een heroverwegingsoperatie, wij zijn aan het nadenken over de vraag hoe wij er in de toekomst met een aantal zaken voor willen staan en dit zou ik willen meegeven in die heroverwegingen.

Wat betreft het kind en het badwater stel ik vast dat wij ouders niet voldoende bereiken. Dat moeten wij met elkaar constateren. Daarnaast is er een groep die gewoon naar het werk moet. Zij lopen via de re-integratietrajecten. Ik vind dat wij voor de groep die daartussen zit, kunnen zeggen dat mensen ook een eigen verantwoordelijkheid hebben. Het moet niet zo zijn dat er ineens geen cursussen meer zijn, maar ik vraag me wel af of het op dit moment nog al de energie van de gemeenten waard is als je ziet hoe moeizaam het loopt.

De heer De Krom (VVD):

Ik heb een heleboel vragen hierover, maar laat ik me beperken tot één vraag. Dat sluit een beetje aan op de interruptie van collega Dijsselbloem. Toen wij een paar jaar geleden oudkomers, mensen met een Nederlands paspoort, wilden verplichten tot inburgering is de Raad van State daar dwars voor gaan liggen en kon dat allemaal niet doorgaan. Nu komt mevrouw Sterk met een voorstel dat eigenlijk hetzelfde betekent. Zij wil een plicht invoeren voor mensen met een Nederlands paspoort. Wij weten eigenlijk nu al dat dit niet juridisch houdbaar zal zijn en dat het dus niet gaat werken. Hoe komt mevrouw Sterk er dan toch toe zo'n voorstel te doen? Zij weet toch dat het niet kan?

Mevrouw Sterk (CDA):

Het komt natuurlijk wel vaker voor – en dat geldt ook voor uw fractie – dat wij het niet helemaal eens zijn met de adviezen van de Raad van State. Ik herinner me van dat advies dat op grond van de bestaande wetgeving de verbrede leerplicht niet in te voeren zou zijn. Dat wil dus niet zeggen dat die niet in te voeren is. Wij zijn hier ook om wetten en regels te maken en aan te passen. Ik stel vast dat het kabinet, in tegenstelling tot in de vorige periode, in ieder geval een mogelijkheid ziet voor een leeftijdsonafhankelijke leerplicht. Sorry voorzitter, ik val een beetje in herhaling. Ik vraag mij af in hoeverre het mogelijk is, dit is ook een vraag aan de minister, om die zaken te koppelen.

De heer De Krom (VVD):

Een belangrijke overweging destijds, waardoor oudkomers niet konden worden verplicht om in te burgeren, was het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet. Is de CDA-fractie voornemens om dat te veranderen?

Mevrouw Sterk (CDA):

Je zou een discussie kunnen gaan voeren over wat precies gelijkheid is. Als je constateert dat iemand er beter van kan worden als hij de Nederlandse taal leert en daarmee een betere start in de samenleving kan maken, dan zou het er anders kunnen uitzien. Ik herinner mij dat de Raad van State in zijn advies constateerde dat het op basis van de huidige wetgeving niet mogelijk is om de verbrede leerplicht in te voeren. Nogmaals: ik zie dit als een denkoperatie. Dit is de richting waarin wij graag zouden willen gaan. Ik wil graag van de minister horen hoe wij deze ontzettend belangrijke doelgroep toch aan het leren van de taal kunnen krijgen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wat een fantastisch voorstel, echt! Ik had ook echt gehoopt dat het al in de vorige kabinetsperiode was gelukt. Het is niet gelukt, maar mevrouw Sterk komt nu met precies hetzelfde voorstel als er in de vorige kabinetsperiode kwam. Het CDA is een serieuze partij en ik neem aan dat mevrouw Sterk een paar juristen naar het voorstel heeft laten kijken, voordat zij het hier in de Kamer bracht.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik val een beetje in herhaling. Sinds het vorige kabinet zijn er zaken veranderd. Wij hebben nu te maken met de leeftijdsonafhankelijke leerplicht. Ik heb zojuist gezegd hoe ik het advies van de Raad van State lees. Dat zal men herkennen, want destijds heb ik hetzelfde gezegd. Wat mij betreft is de discussie helemaal niet afgelopen na de vorige kabinetsperiode, want het is nog steeds ontzettend belangrijk dat wij de doelgroep naar de cursussen krijgen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik vroeg alleen maar of mevrouw Sterk haar voorstel nu alleen maar als een soort ballonnetje oplaat, of dat het inderdaad een voorstel is waar zij een paar juristen naar heeft laten kijken.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik stel vast dat de juristen van het kabinet de leeftijdsonafhankelijke leerplicht als een mogelijkheid zien en ik vraag hun dit voorstel daarbij te betrekken. Volgens mij moet mevrouw Verdonk daar ontzettend blij mee zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Sterk, gaat u door. U hebt nog ruim vier minuten spreektijd.

Mevrouw Sterk (CDA):

Dank u. Het wordt algemeen erkend dat rolmodellen belangrijk zijn in emancipatieprocessen. De Marokkaanse student die met veel succes zijn universitaire studie afsluit, kan voor zijn kleine neefjes een doorslaggevende rol spelen. Hij kan met gezag de brug slaan tussen de oude en de nieuwe cultuur. Daarom is het van extra groot belang om de stijgers, onder wie ook etnische stijgers, vast te houden in de oude stadswijken.

In Utrecht zie je op dit moment dat de beter opgeleide allochtone ouder met zijn gezin verhuist naar de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn. Daartegenover staat dat – ik zeg het wat schertsend – blanke kunstenaars terugkomen als de witte Nederlander die in die wijk komt wonen. Daarom hebben wij een actieplan opgesteld dat ik graag aan de minister zou willen overhandigen.

De voorzitter:

Ik neem het graag van u in ontvangst. Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Fritsma (PVV):

Waar mevrouw Sterk nu mee komt, heb ik vanmorgen al in de krant gelezen: het CDA wil allochtonen voorrang geven bij het kopen van een huis. Toen ik dat las, dacht ik: wij gaan gewoon weer twintig jaar terug in de tijd. Vindt het CDA het echt goed om allochtonen te blijven bevoordelen en weer het instrument van positieve discriminatie van stal te halen? Het CDA moet nu toch beter weten?

Mevrouw Sterk (CDA):

Als dat inderdaad in de krant had gestaan, was ik het met de heer Fritsma eens geweest. Wij zijn niet voor positieve discriminatie, maar wij willen wel iets anders. Je kunt zien dat in een wijk, en dat zijn vaak oude stadswijken, mensen een goede carrière doormaken, de etnische stijgers, zoals ze in wetenschappelijke termen worden genoemd. Ook mensen die zelf uit een oude wijk afkomstig zijn, zouden een betere opleiding kunnen krijgen. Omdat die mensen een maatschappelijke en vaak ook een economische binding hebben met de wijk, is het van belang dat zij voor de wijk kunnen worden behouden, als zij dat willen. Wij vinden dat, net zo goed als in dorpen waar nieuwbouwwoningen in de eerste plaats voor mensen uit het dorp zijn, een dergelijk principe ook op een wijk kan worden toegepast. Dat is geen positieve discriminatie, maar je zorgt er wel voor dat mensen die een binding hebben met de wijk en er ook willen wonen, daar een nieuwbouwwoning kunnen kopen.

De heer Fritsma (PVV):

Dat is een lang verhaal, maar de kern blijft hetzelfde. Het CDA geeft allochtonen voorrang bij het kopen van een huis, pure bevoordeling. Het CDA heeft dat ook al voor elkaar gekregen bij het generaal pardon: "pardonners" kregen ook al voorrang op de woningmarkt. Het CDA doet het nu weer met mensen die een huis willen kopen. Nogmaals, gelooft mevrouw Sterk nu echt in het instrument van het bevoordelen van allochtonen? Wij zijn het er toch over eens dat wij daar echt van af moeten?

Mevrouw Sterk (CDA):

Inderdaad, wij zijn niet voor het bevoordelen van allochtonen via positieve discriminatie. Die tijd hebben wij achter ons gelaten, want dat werkt niet. Dat is ook niet wat wij doen, mijnheer Fritsma. U kunt wel zeggen dat het wel zo is, maar dan moet u dat actieplan maar lezen. Wij willen mensen behouden die uit de wijk komen. In oude stadswijken zullen dat ook vaak etnische stijgers zijn. Zo is het nu eenmaal, kijk maar naar de bevolkingssamenstelling. Ik vind dat van groot belang, omdat deze mensen een rolmodel kunnen zijn en kunnen laten zien dat je gewoon je opleiding kunt afmaken en dat je goede banen kunt krijgen. Vandaar dus.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ook ik kreeg een "back to the future"-moment toen ik het voorstel van mevrouw Sterk las. Het is alsof het CDA inderdaad twintig jaar terug wil naar het doelgroepenbeleid, van alles organiseren, integratie via de moskeeën en allemaal monoculturele wijken. Ik maak eruit op dat mevrouw Sterk helemaal geen sociaal-culturele integratie wil, dat zij zegt: migranten bij migranten en niet-migranten bij niet-migranten.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ten eerste zijn wij niet een partij die twintig jaar terug wil. Mevrouw Karabulut wellicht wel, als zij het heeft over al haar segregatievoorstellen. Maar goed, dat terzijde.

Mevrouw Karabulut ziet het als iets heel slechts als migranten bij elkaar blijven wonen. Ik denk juist dat sociaaleconomische emancipatie ook van groot belang is. Dat heb je als mensen uit zo'n wijk een goede opleiding krijgen, een mooie baan krijgen en goed Nederlands spreken. Een beter voorbeeld kun je aan al die kleine kinderen die er wonen, gewoon niet geven. Dat is ook een vorm van integratie. Die mensen hebben ook een weg gevonden. Ik wil dus niet een wijk waarin alleen maar witte mensen worden ingevlogen en van waaruit de mensen met een kleurtje naar Leidsche Rijn vertrekken als het wat beter met ze gaat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Mevrouw Sterk wil dus monoculturele wijken. Ik constateer dat het CDA dus niet voor integratie is, maar in ieder geval voor sociaal-culturele segregatie. Als dat niet zo is, zou zij namelijk ook voorstellen dat de arme mensen uit die buurten en wijken mogelijkheden krijgen om in de betere wijken gehuisvest te worden. Dat doet zij niet.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik vind dat mevrouw Karabulut nogal denigrerend spreekt over migrantengroepen in Nederland. Zij doet alsof het heel slecht is als iedereen bij elkaar blijft zitten, terwijl ik juist constateer dat de sociaaleconomische emancipatie ook van groot belang is. Natuurlijk willen wij wijken die ook kleurrijk zijn. Daarom zeg ik ook dat het mij niet alleen gaat om de etnische stijgers uit de wijk, het gaat mij om de stijgers uit de wijk.

Voorzitter, ik heb een beetje last van het non-verbale gedrag van mevrouw Karabulut.

Ik vind het dus van groot belang dat wij zorgen dat wij deze mensen kunnen behouden. Wij kunnen er een heleboel jongerenwerkers in zetten, maar deze mensen hebben een nog veel belangrijker functie dan de jongerenwerkers.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik constateer echt dat het CDA twintig jaar terug wil naar het doelgroepenbeleid. Mevrouw Sterk heeft ook haar huiswerk niet goed gedaan. De middenklasse, juist ook de migrantenmiddenklasse, wil een gemengde buurt. Uit onderzoek blijkt ook dat de mensen met de lagere inkomens, ook migranten, sociaal-cultureel integreren wanneer zij omgeven zijn door niet-migranten. En dit alles, zegt mevrouw Sterk, moeten wij helemaal niet nastreven. Dus die 80% migrantenkinderen op die zwarte scholen in de grote steden wil zij daar laten. Gewoon monoculturele buurten en wijken, gewoon segregatie. Dat valt mij heel erg tegen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik stel vast dat mevrouw Karabulut mij verwijt dat wij vijf maanden bezig zijn geweest met dit onderzoek en daarom ook vandaag met dit actiepuntenplan komen. Zij kan ons dus nauwelijks verwijten dat wij ons te weinig zouden hebben geïnformeerd.

De heer De Krom (VVD):

Om niet in dezelfde fout als mevrouw Karabulut te vervallen, zal ik zo stil mogelijk proberen te staan.

Ik probeer het even heel goed te begrijpen. Mevrouw Sterk zegt dat zij aparte woonruimte wil reserveren voor etnische stijgers. Ik probeer het mij even voor te stellen. Betekent dit dan, als er een autochtoon gezin is dat die woning wil hebben, terwijl er in die wijk ook een etnische stijger is, dat de woning wordt toegewezen op basis van etniciteit als criterium? Waarom is dat dan geen discriminatie?

Mevrouw Sterk (CDA):

Het lastige is natuurlijk dat het actieplan nog niet door iedereen gelezen is. Wij stellen het volgende voor. De Huisvestingswet biedt de mogelijkheid – wij hebben het daarover binnenkort in de Kamer – om op basis van economische binding of maatschappelijke binding mensen een bepaalde voorrang te geven op de huisvestingsmarkt. Wij doen dat ook in dorpen. Daar willen wij ook graag dat mensen uit die dorpen bij nieuwbouwprojecten in eerste instantie de kans krijgen om daarop in te schrijven. Eigenlijk zeggen wij dat je datzelfde principe ook zou moeten toepassen op de oude stadswijken, ook vanwege de emanciperende werking die uitgaat van de sociale stijgers. Daaronder zijn etnische stijgers, maar niet alleen etnische stijgers.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb het plan net even snel gelezen, met name op dit punt. Ik begrijp dat het uw bedoeling is om vooral, zoals u het steeds door elkaar noemde, sociale of etnische stijgers vast te houden in een wijk. U noemt daarbij het voorbeeld uit Trouw, over Kanaleneiland. Nu heb ik begrepen dat de nieuwe woningen die op dit moment worden gebouwd in Kanaleneiland Centrum, allemaal zijn verkocht aan sociale stijgers van Turkse afkomst. Mevrouw Karabulut zal daarover niet tevreden zijn, dat is duidelijk. Maar bent u dan tevreden, of juist niet?

Mevrouw Sterk (CDA):

Dat lijkt mij een belangrijke stap in de goede richting, maar ik constateer ook – ik ken Kanaleneiland zelf ook – dat heel veel mensen toch naar Leidsche Rijn vertrekken, terwijl je ziet dat in het woningbouwbeleid steeds meer ruimte wordt geboden voor leefstijlen. Ik vind dat je daarvoor ook ruimte zou moeten bieden bij de herinrichting van een wijk.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Maar uw voorbeeld van die kunstenaars horen wij niet terug uit Kanaleneiland, want de woningen die daar nu worden gebouwd en verkocht, worden helemaal niet door kunstenaars gekocht. Ik probeer te begrijpen voor welk probleem dit een oplossing is. Overigens ben ik het ook eens met mijn collega's, dat je moet nadenken over de boodschap die je afgeeft in de wijk zelf. Het voorbeeld van de heer De Krom lijkt mij heel treffend en daarmee ook pijnlijk: je krijgt de verkeerde soort selectie binnen een wijk. Maar het probleem lijkt zich niet voor te doen, dat bent u met mij eens.

Mevrouw Sterk (CDA):

Nou nee, dat kun je niet vaststellen met het gegeven dat er in één deel van Kanaleneiland, namelijk Kanaleneiland Centrum, huizen worden verkocht aan allochtone stijgers. Dat vind ik niet. Gaat u ook maar eens kijken in Leidsche Rijn. Wij hebben breder gekeken en dan zie je dat de kinderen die daar op school gaan – inmiddels dreigt daar ook al weer een zwarte school te ontstaan – allemaal afkomstig zijn van Kanaleneiland. Je kunt dus niet zeggen dat het automatisch mensen zijn die in de wijk blijven hangen, als daarvoor de mogelijkheid is.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik probeer te begrijpen wat het probleem is voor het CDA. Als mensen vertrekken naar Leidsche Rijn en daar een woning kopen, dan is dat toch een teken van emancipatie? In dit land is het toch een vrije keuze om in Leidsche Rijn te gaan wonen? Als daar vervolgens een zwarte school ontstaat, dan hebben wij een ander probleem. Als u dan samen met ons en waarschijnlijk de SP, de lokale wethouder wat meer bevoegdheden wil geven om schoolbesturen aan te spreken, dan kunnen wij de problemen veel gerichter aanpakken. Dan kunnen die mensen nog steeds, als zij er zelf voor kiezen, een woning kopen in Leidsche Rijn, een Vinex-locatie in Houten of waar dan ook.

Mevrouw Sterk (CDA):

Overigens begint bij ons de boel ook te verkleuren en dat vind ik alleen maar heel positief. Breder stellen wij vast – en dat geldt niet alleen voor Kanaleneiland – dat er ook delen zijn in Kanaleneiland waar dat niet het geval is en waar nog geen allochtone bewoners terugkeren in de nieuwbouwhuizen. Ik ken Kanaleneiland ook. Als je kijkt naar Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en andere steden in Nederland, dan zie je helaas nog niet dat mensen die uit de wijken komen, uiteindelijk ook kunnen terugkeren naar die wijken. Wij stellen geen verplichting voor, maar wel een mogelijkheid om mensen die graag in de wijken willen blijven wonen, die een carrière hebben gemaakt en ook in die zin een goede bijdrage zouden kunnen leveren in de wijken, de schoolbesturen en de sportverenigingen, en die niveaus van scholen kunnen opkrikken, behouden worden voor de wijken. Wij willen ze eigenlijk alleen maar een steuntje in de rug bieden. Ik verwijs naar de Huisvestingswet, in welk kader het ook voor dorpen wordt gedaan; wij geven daarin ook de mogelijkheid om, als men dat wil, in eerste instantie voor de woningen de voorkeur te geven aan de eigen bevolking. Datzelfde principe zouden wij ook voor de wijken willen. Dat is geen must, geen verplichting, maar wel een kansrijke mogelijkheid.

De voorzitter:

Op dit punt heeft de heer Dijsselbloem al geïnterrumpeerd. Mevrouw Sterk vervolgt haar betoog.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Ik kom aan mijn laatste punt. De minister heeft tijdens de behandeling van de WWI-begroting – misschien moet ik de WW-begroting zeggen – aan de orde gesteld dat het gevoelsmatig wringt dat mensen niet in hun eigen wijk investeren, maar wel in landen van herkomst. Dat geldt ook breder wat betreft de terugboekingen of, zoals het ook wel wordt genoemd, de remittances: het geld dat mensen terugzenden naar de landen van herkomst. Het is de CDA-fractie al langer een doorn in het oog dat veel landen van herkomst hun invloed uitoefenen door bijvoorbeeld druk te leggen op de terugzending. Het lijkt ook een belangrijke drijfveer voor bijvoorbeeld Marokko om zijn onderdanen niet toe te staan om de nationaliteit af te leggen. 10% van de begroting van Marokko wordt door de terugstortingen verdiend in het buitenland.

Mijn fractie voelt wel mee met het punt dat de minister probeert te maken. Het gaat dan niet alleen om investeren in de woonomgeving, maar bijvoorbeeld ook om investeren in de opleiding van kinderen of het lidmaatschap van een sportvereniging. Voor veel gezinnen is de eigen bijdrage aan inburgering onoverkomelijk, maar tegelijkertijd blijkt er toch wel geld te zijn voor de familie in de landen van herkomst. Dat wringt. Ook aan de andere kant zijn er mensen die toeslagen ontvangen voor allerlei voorzieningen. Laat ik duidelijk zijn: wij zijn niet tegen informele ontwikkelingsbijdragen tussen familieleden onderling. Sterker: wij zouden willen dat die ontwikkelingsbijdrage ook effectiever kan worden besteed, dat hij wordt gebruikt als investering en niet opgaat aan luxegoederen en eenmalige consumptie. Mijn collega Ferrier zet zich daarvoor in. Wij willen wel duidelijker weten in welke mate dit nou precies plaatsvindt. De bedragen lopen uiteen, maar het is duidelijk dat het om duizenden euro's per jaar kan gaan. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat druk wordt uitgeoefend door de landen van herkomst en soms ook door de familie daar. Wij willen dat de minister in beeld brengt om welke kosten het gaat. Tegelijkertijd vragen wij hem om hierover eens in gesprek te gaan met de vertegenwoordigers van minderhedenorganisaties, die deze druk natuurlijk ook persoonlijk ervaren.

De heer Van der Ham (D66):

Wat wil mevrouw Sterk nu eigenlijk? Aan de ene kant wil zij het eigenlijk niet, maar aan de andere kant vindt zij het wel een goed idee. Zij vraagt de minister om het nog eens uit te zoeken. Overigens hebben wij weinig middelen om er iets aan te doen als wij het er niet mee eens zijn. Je kunt immers altijd geld overmaken naar een ander land. Erkent mevrouw Sterk dat dit erbij hoort, dat mensen dit nu eenmaal doen zolang zij familie in het buitenland hebben en iets meer te besteden hebben? Erkent zij dat dit vanzelf zal ophouden?

Mevrouw Sterk (CDA):

Wij zijn daar iets minder optimistisch over dan D66. Wij stellen vast dat bijvoorbeeld Marokko 10% van zijn begroting verdient aan het buitenland. Dat is een van de redenen waarom de discussie over de dubbele nationaliteit zo ontzettend moeizaam is. Marokkanen kunnen er niet voor kiezen om hun Marokkaanse identiteit op te geven. Wij stellen ook vast dat vaak een grote sociale druk wordt uitgeoefend door families. Ook daardoor maken mensen geld over. Tegelijkertijd zien deze mensen Nederland als hun thuisland. Zij willen hier investeren in de toekomst van hun kinderen. Dat wringt. Daarin moet ik de minister gewoon gelijk geven. Wij zijn niet voor allerlei verplichtingen. Daar zie ik nut en noodzaak niet van in. Ik wil wel dit taboe eens te bespreken, ook met de minderhedenorganisaties, om in beeld te krijgen waar wij het nou eigenlijk over hebben. Wij hebben zelf ook wat gerekend en rondgekeken en hebben de indruk dat het om duizenden euro's per jaar kan gaan, maar ik hoor dat graag van de minister.

De heer Van der Ham (D66):

Dat 10% van de economie van Marokko bestaat uit Nederlands geld, is meer het probleem van Marokko dan van Nederland.

Mevrouw Sterk (CDA):

Niet alleen Nederlands geld.

De heer Van der Ham (D66):

Uit buitenlands geld dan.

Dat is echt hun probleem. Zij zullen een veel sterkere economie moeten ontwikkelen. Ik begrijp werkelijk niet wat mevrouw Sterk nu aan de minister vraagt. Zij vraagt hem om nog eens een onderzoek te doen, maar zij wil daar vervolgens geen praktisch beleid tegenover stellen, want dat grijpt te veel in op de persoonlijke levenssfeer. Over dat laatste ben ik het overigens met mevrouw Sterk eens.

Mevrouw Sterk (CDA):

Het is natuurlijk wel deels ons probleem. Dit is immers één van de redenen waarom mensen niet van de Marokkaanse nationaliteit afkomen als zij ervoor willen kiezen om voortaan alleen maar de Nederlandse nationaliteit te hebben. Marokko vindt de bijdragen die het krijgt voor zijn economie natuurlijk ontzettend belangrijk.

De heer Dibi (GroenLinks):

Wat een slordige discussie. Wat heeft de Marokkaanse of Turkse nationaliteit te maken met het feit dat Marokkaanse of Turkse Nederlanders een huis willen kopen in Marokko of Turkije? Kan mevrouw Sterk dat uitleggen? Wat is de relatie daartussen?

Mevrouw Sterk (CDA):

De druk die door de landen van herkomst op de gemeenschap hier wordt uitgeoefend om gelden terug te storten naar de landen van herkomst is groot. Dat is de relatie. Ik weet niet of de heer Dibi het weet, maar als een Nederlandse Marokkaan een huis in Marokko heeft gekocht, is het ook nog eens heel erg lastig om dat huis uiteindelijk over te doen aan een andere Nederlandse Marokkaan omdat Marokko daar allerlei restricties aan stelt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Mevrouw Sterk voert dit debat niet zorgvuldig. Ik vroeg naar de relatie tussen de Marokkaanse nationaliteit en het kopen van een huis in Marokko. Talloze Nederlanders, ook uit een lagere sociale klasse, kopen een huis net over de grens met Duitsland omdat de huizen daar goedkoper zijn. Mevrouw Sterk vraagt om een onderzoek. Uiteindelijk komen daar een aantal conclusies uit, misschien ook wel grote bedragen, maar je kunt er vervolgens niks tegen doen omdat het altijd aan mensen zelf is om te bepalen waaraan zij hun geld uitgeven. Ik vind het prima dat mevrouw Sterk deze discussie wil starten, maar dat moet zij ook aangeven wat zij wil als daaruit blijkt dat mensen investeren in een ander land.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik vind dat wij een appel mogen doen op de migrantenorganisaties in Nederland om hierover het gesprek aan te gaan, ook met de overheden van de landen van herkomst waarin wordt geïnvesteerd. Ik vind ook dat je van mensen mag vragen om hier te investeren in de toekomst van hun kinderen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Wil mevrouw Sterk ook een moreel appel gaan doen op de Nederlanders die in Spanje of in Portugal een huis hebben? Hier hebben wij immers ook problemen. Wij kampen namelijk met krimpgebieden. Allerlei huizen moeten tegen de vlakte. Ik zou menen: gelijke monniken, gelijke kappen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Wij vinden dat de overheid een appel mag doen. Wij vragen aan deze minister om daarmee aan de slag te gaan in de gesprekken die hij voert. Hij heeft het probleem zelf op tafel gelegd.

Ik haalde in het begin de woorden van onze partijleider aan. Het is een verantwoordelijkheid van ons allemaal om tegen dat klimaat iets te doen. Dat betekent dat wij met respect met elkaar omgaan, fatsoensnormen hanteren, kwaad noemen wat kwaad is, maar ook erkennen waar geschoten wordt op beelden in plaats van op de werkelijkheid. Dat vraagt bereidheid tot dialoog, bescheidenheid en relativering, niet om drempels op te werpen, maar om bruggen te bouwen. Dat is de grote uitdaging bij het integratievraagstuk.

De heer De Krom (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Eerst moet mij iets van het hart. Ik doel dan op de recente scheldpartij, nota bene rond de dag dat het vijf jaar geleden was dat Van Gogh werd vermoord, tussen de heren Pechtold en Van der Laan enerzijds en de heer Wilders anderzijds. Mijn fractie heeft dat met afgrijzen gevolgd. De een beschuldigt de ander van racisme, waarop de ander weer terugscheldt door een vergelijking te trekken met een moordenaar. Toen ik dat allemaal hoorde, vroeg ik mij af of wij niet een beetje normaal kunnen doen met elkaar. Al dat oververhitte gedoe lost natuurlijk niets op en brengt niemand een steek verder.

Veel allochtonen slagen erin, ondanks de overheid, hun weg in onze samenleving te vinden. Op eigen kracht en soms met een ongelofelijke dosis wil en doorzettingsvermogen. Ik heb de laatste tijd velen van hen gesproken. De rode draad door hun verhalen is dat deze mensen besloten zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen toekomst, zonder hulp en zonder op de overheid te wachten. Voor de VVD-fractie wordt het hoog tijd om allochtonen als gewone, volwassen en verantwoordelijke Nederlanders te behandelen en hen daar ook op aan te spreken. Daarom moeten wij volgens de VVD-fractie stoppen met de betutteling. Wij moeten stoppen met het allochtone voorkeursbeleid, bijvoorbeeld in het onderwijs, waar hier en daar quota worden gereserveerd voor allochtonen. Wij moeten stoppen met allerlei onzinnige subsidietjes voor knuffelprojecten. Allemaal sympathiek en goedbedoeld, maar het effect daarvan is dat allochtonen steeds opnieuw worden weggezet als zwakke, zielige mensen die het allemaal zelf niet kunnen.

Wij moeten stoppen met meebuigprojectjes, zoals het toestaan van gescheiden zwemmen. Ik lees zelfs dat Sinterklaas in Amsterdam het kruis op zijn mijter is verloren. Dit meebuigen leidt alleen maar tot onduidelijkheid over wat in Nederland de normen en waarden zijn waaraan nieuwkomers zich moeten aanpassen. Hoe kun je nu van mensen vragen te integreren als de Nederlandse samenleving er zelf niet duidelijk over is waarin?

Ik heb de nota achterstallig onderhoud van de PvdA-fractie, pardon, ik bedoel de Integratienota van het kabinet, met belangstelling gelezen.

De heer Van der Ham (D66):

Het kruis op de mijter van Sinterklaas schijnt de heer De Krom een heel belangrijk punt te vinden in het integratiedossier. Volgens mij staat er al tien, twintig of dertig jaar geen kruis meer op die mijter, omdat Amsterdam een van de meest seculiere steden in Nederland is. Misschien heeft dat daar iets mee te maken en niet zozeer met de islam of wat dan ook.

De voorzitter:

Ter aanvulling merk ik als Amsterdammer op dat er drie kruisen op staan, namelijk de drie kruisen van Amsterdam.

De heer De Krom (VVD):

Amsterdam de meest seculiere stad in Nederland? Amsterdam strooit met subsidies voor iftarmaaltijden, moskeeën en de poldermoslimahoofddoekenbrigade. Hou toch op, mijnheer Van der Ham! Waar bent u de laatste tijd geweest?

De heer Van der Ham (D66):

Ook wij hebben in de Amsterdamse gemeenteraad tegen die voorstellen gestemd, want ook wij zijn niet voor dit soort subsidies. Ik verzoek de heer De Krom echter in te gaan op mijn opmerking over de mijter van Sinterklaas. De VVD-fractie vindt dit blijkbaar een ongelofelijk belangrijk onderwerp in het integratiedossier. Al jaren wordt er in Amsterdam gekozen voor een dergelijk soort Sinterklaas omdat Amsterdam een seculiere stad is, en helemaal niet vanwege de reden die de heer De Krom nu opvoert. Hou nu eens op!

De heer De Krom (VVD):

Het lijkt inderdaad een triviaal voorbeeld, maar het gaat erom dat er geen sprake is van een incident. In Nederland hebben wij een meebuigcultuur. Die mijter is wellicht een incident, dat echter niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een heel lange reeks. Wij hebben het dan over gescheiden inburgeren, gescheiden zwemmen en gescheiden loketten in moskeeën. De D66-fractie vindt dat allemaal geen probleem, maar wij wel. Als wij aan mensen vragen om te integreren in Nederland, dan moet ook duidelijk zijn waarin. Wij moeten duidelijk zijn over de kernwaarden van onze samenleving. Daar behoort onder meer toe dat wij mannen en vrouwen niet gescheiden behandelen en vrouwen geen aparte behandeling geven.

De heer Van der Ham (D66):

Over apart inburgeren hebben wij ook onze opvattingen; liever niet. Dat hebben wij ook met de minister gedeeld. Wat u daarover opmerkt, is dus onzinnig. U geeft nu eigenlijk toe dat u met dat hele gedoe met die mijter van Sinterklaas even heeft misgekleund, want dat slaat natuurlijk helemaal nergens op. Het is in de klassieke traditie van Spinoza uit Amsterdam dat we daar geen kruis op zetten.

De heer De Krom (VVD):

Ik geef helemaal niks toe. Ik heb aangegeven dat voor mij dit incident in een reeks van incidenten past en dat dit duidt op een meebuigcultuur die wij in Nederland niet moeten hebben.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb er toch bezwaar tegen dat hier over Sinterklaas wordt gesproken alsof hij niet zou bestaan.

De voorzitter:

Maakt u hier een persoonlijk feit van?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat niet, maar toch maak ik bezwaar namens de goedheilig man. Hij gaat er natuurlijk zelf over wat hij op zijn mijter zet. Ik zou graag de reactie van de VVD hebben op het feit dat het allernieuwste album van Suske en Wiske, over Sinterklaas, ook een mijter zonder kruis bevat.

De heer De Krom (VVD):

O jee, is het nu ook al in België doorgedrongen? Ik heb het album nog niet gezien, maar ik zal er op de suggestie van collega Dijsselbloem kennis van nemen.

Voorzitter. Ik was bezig over de integratienota. Wat ik prijs in de minister, is zijn reële schets van de problematiek. Tegelijkertijd is de tragiek van de nota dat het misschien voor de Partij van de Arbeid een revolutionair stuk is, maar volgens mij is de rest van de samenleving al lichtjaren verder. Als je die nota leest, heeft het beleid dat in de praktijk wordt gevoerd, bovendien ook wat schizofrene trekjes. Tussen woord en werkelijkheid gaapt een enorme kloof. We zeggen soms het een, maar doen iets anders. Het kabinet maakt zich terecht zorgen om de achterstanden van allochtonen in de wijken. Maar waarom is het kabinet dan begonnen met een generaal pardon waarbij opnieuw grote aantallen kansarmen werden gelegaliseerd? Waarom heeft het kabinet het dan zo ver laten komen dat de asielcijfers sinds het aantreden ervan weer zijn opgelopen? Regel één is immers: geen integratie zonder beperking van kansarme immigratie.

Het kabinet maakt zich zorgen over de onveiligheid op straat, die voor een onevenredig groot deel wordt veroorzaakt door Marokkaanse en Antilliaanse jongeren. Tegelijkertijd bezuinigt het kabinet op de politie. Kan iemand mij dit misschien uitleggen? Integratie voltrekt zich primair via burgerschap en niet via religie; de overheid is neutraal. Maar tegelijkertijd faciliteert de overheid religieuze debatten en subsidieert zij moskeeën, islamitische websites en oogstfeesten voor hindoes, om maar eens een greep uit de grabbelton te doen. Mijn vraag is: wat vindt de minister daarvan?

Het kabinet zegt dat van immigranten een extra inspanning mag worden verwacht. Hoe valt dat te rijmen met het schrappen van de eigen bijdrage voor de inburgering? Waarom subsidiëren we tegelijkertijd de poldermoslimahoofddoekenbrigade, plaatsen we rolluiken in zwembaden voor zwemmende moslima's, subsidiëren we allerlei allochtone praatgroepen en organiseren we vakantiereisjes en stages naar Spanje en Marokko voor Marokkaanse probleemjongeren? Dit lijkt er toch allemaal meer op dat de Nederlandse samenleving een extra inspanning moet leveren? Ik zou zeggen: maak nu een einde aan die subsidie-industrie en stop met die meebuigprojecten.

Polygamie is in Nederland verboden, maar tegelijkertijd zijn er wel 1374 polygame huwelijken in de GBA ingeschreven. Het kabinet zegt dat burgers verantwoordelijk zijn voor hun huwelijkspartners, maar zij kunnen wel na drie jaar een zelfstandige verblijfstitel en een uitkering krijgen. Hoe is dit te rijmen? Ik neem aan dat het kabinet ook vindt dat kinderen die hun ouders naar Nederland halen, ervoor moeten zorgen dat er geen beslag op de staatskas wordt gedaan, maar het kabinet schrapt vrolijk de financiële garantstelling. Kan de minister dat uitleggen?

Het kabinet erkent dat veel te veel allochtonen verzeild zijn geraakt in sociale uitkeringen en daarmee in achterstandssituaties, maar het kabinet begon met het afschaffen van de sollicitatieplicht voor alleenstaande moeders. Kan de minister dit uitleggen? Te veel allochtonen ontvangen een uitkering, maar gemeenten keren zonder mankeren na drie tot vijf jaar al bijstandsuitkeringen uit. Een dergelijke snelle toegang tot de bijstand is een valkuil voor levenslange achterstand. In landen als de VS en Denemarken is de arbeidsparticipatie van immigranten vele malen hoger dan hier. Een heel belangrijke reden daarvoor is dat de drempel voor sociale uitkeringen daar veel hoger is. De VVD wil daarom dat immigranten in ieder geval de eerste tien jaar geen beroep op de bijstand kunnen doen op straffe van verlies van de verblijfsvergunning.

Ondanks alle inspanningen en goede bedoelingen, ook van deze minister, zijn er grote problemen met de Wet inburgering. Het sleuren aan niet-inburgeringsplichtigen lijkt, met de nadruk op "lijkt", veel meer te kosten dan op te leveren. Het project lijkt gekaapt door de bureaucratie. De kosten lopen uit de hand en stijgen volgend jaar gemiddeld met zo'n 30% per cursus. De VVD voelt er niets voor om extra geld voor inburgering uit te trekken. Wij vinden 1,5 mld. in vier jaar wel genoeg. Laat die gemeenten eerst maar eens in hun eigen bureaucratie snijden en laat de inburgeraars maar eerst meebetalen. Wat ons betreft gaat dat extra geld naar blauw op straat. Daar is het ongelofelijk hard nodig om de geloofwaardigheid van de overheid en het vertrouwen in de rechtsstaat te herstellen. Het is wat ons betreft onaanvaardbaar dat de overheid wijkagenten en mensen in de buurt nog meer in de steek laat. Ik zal daartoe in tweede termijn ook een motie indienen.

De VVD-fractie vraagt zich serieus af of wij de wet niet drastisch moeten veranderen. Moeten wij inderdaad wel zoveel tijd, energie en geld blijven stoppen in oudkomers die er geen zin in hebben? Wij hebben echter afgesproken dat wij de wet zouden evalueren. Die evaluatie wachten wij af. De VVD-fractie hoopt dat de Kamer inderdaad zelf ook onderzoek naar de inburgering zal doen, zodat wij volgend voorjaar conclusies kunnen trekken.

De boodschap van de VVD over integratie is eigenlijk simpel. Als je naar Nederland komt, pas je je aan, spreek je de taal en houd je je aan onze wetten en regels. Bovendien houd je je eigen broek op. Velen doen dat ook. Mensen die daarin geen zin hebben, kunnen wat ons betreft beter wegblijven of vertrekken. Dat geldt vooral voor salafistische moslims. Ik wil dat zij ons – en daartoe reken ik ook de vele goedwillende moslims in Nederland – niet lastigvallen met hun onverdraagzame ideeën. Als dit land hun niet bevalt, zijn er veel islamitische dictaturen waar zij volop kunnen genieten van de sharia, van religieuze dictaturen, van boerka's en van de onderdrukking van vrouwen, homoseksuelen en afvalligen. Hier blijft echter iedereen af van onze democratische rechtsstaat, van onze instellingen en van onze kernwaarden zoals de gelijkheid tussen man en vrouw.

De heer Fritsma (PVV):

Het is een interessant punt dat mensen die hier sharia en jihad willen, beter kunnen vertrekken. Wil de VVD deze mensen vrijwillig laten vertrekken of wil de VVD er net als de PVV wat meer kracht achter zetten? Als je namelijk inzet op vrijwillig vertrek, kan er wel eens niet zo veel veranderen.

De heer De Krom (VVD):

De VVD wil in ieder geval niet alle moslims in Nederland over één kam scheren. Dat doen wij in ieder geval niet.

De heer Fritsma (PVV):

De PVV ook niet!

De heer De Krom (VVD):

Volgens mij doet u dat wel. Wij erkennen dat er een probleem is met de radicale islam in Nederland. Wij moeten die zo hard mogelijk bestrijden. Laat hierover geen misverstand bestaan. De PVV, mijnheer Fritsma, scheert wel iedereen over één kam, vind ik. Wij hebben daarover een zeer groot verschil van mening. Als ik naar het theater ga, op straat loop of op scholen en universiteiten kijk, zie ik veel moslimjongeren die gewoon een huis, een baan en een goede opleiding willen. Zij draaien volwaardig mee in onze samenleving. Wij kunnen niet tegen die mensen zeggen: u bent moslim, u bent dus per definitie verdacht en u bent een gevaar voor de rechtsstaat. Dat kunnen we toch niet zeggen? Dat doet de PVV volgens mij wel. Dat willen wij in ieder geval niet.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb nog niet eens antwoord gekregen op mijn vraag. Allereerst wil ik trouwens even iets rechtzetten. Wij willen niet dat alle moslims Nederland uit gaan. Wij hebben juist benadrukt dat moslims die de rechtsstaat respecteren, zich aan Nederland aanpassen en onze kernwaarden onderschrijven, helemaal niet weg hoeven. Ik hoop dat het hooghouden van het beeld dat wij alle moslims uit Nederland weg willen hebben, nu eindelijk ophoudt. Dat is gewoon niet waar. U hebt echter nog geen antwoord gegeven op mijn vraag. Natuurlijk moeten mensen die de jihad en de sharia hier willen, wegwezen. Natuurlijk. Mijn vraag aan de VVD is echter hoe zij dat wil verwezenlijken.

De heer De Krom (VVD):

De VVD wil in ieder geval verwezenlijken dat mensen die geen zin hebben in deze samenleving, hier om te beginnen al niet naartoe komen en hier niet binnenkomen. Daarover ben ik heel helder. Er is daarnaast een aantal salafisten in Nederland met een Nederlands paspoort. Het lijkt mij buitengewoon ingewikkeld om deze mensen te dwingen om weg te gaan. U kent daarvoor de redenen.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Ik ken de redenen daarvoor inderdaad. Er wordt bijvoorbeeld geschermd met het Europees Verdrag inzake nationaliteit, maar vindt de VVD niet dat zo'n verdrag moet worden aangepast en dat je je daarvoor sterk moet maken? Nu is de VVD immers net als de PvdA, GroenLinks en de minister, die met zijn handen in de lucht wappert met de mededeling: sorry, wij willen wel, maar wij kunnen er niets aan doen vanwege verdragen. Die verdragen kunnen toch aangepast worden, mijnheer De Krom?

De heer De Krom (VVD):

Het standpunt van de VVD is volstrekt helder: iedereen die in dit land meedraait, gewoon zijn best doet en zich aan de regels en de wetten houdt, heeft het recht om in onze samenleving mee te draaien. U stelt voor om mensen die niet precies doen wat u wilt, het paspoort af te pakken. U zegt bijvoorbeeld zojuist: wij hebben niks tegen moslims die hier gewoon meedraaien in de samenleving. Dat hebt u wel, mijnheer Fritsma. Uw collega heeft bijvoorbeeld gisteren nog in het debat over Defensie gezegd dat moslims eerst hun geloof moeten afleggen voordat zij in dienst kunnen treden. Uw fractievoorzitter heeft op 13 februari in De Pers gezegd dat er wat hem betreft veel moslims het land uit gaan. Uw fractievoorzitter heeft in het Fitnadebat gezegd: het gaat ons om het aantal moslims. Dat is uw probleem.

De heer Fritsma (PVV):

Dit is toch nog steeds geen antwoord op mijn vraag. De VVD zegt nu: mensen die hier sharia en jihad willen, moeten wegwezen. Vervolgens is uw daadkracht echter in geen velden of wegen te bekennen, mijnheer De Krom. Dat is inderdaad het verschil tussen de VVD en de PVV.

De heer De Krom (VVD):

Ik spiegel de mensen geen zaken voor waarvan ik bijna zeker weet dat ik ze niet kan waarmaken. Onder het vorige kabinet is dit ook geprobeerd. Dat is allemaal niet gelukt. Ik heb ook niet gezegd: zij moeten het land uit. Ik heb gezegd: wat mij betreft kunnen zij vertrekken. Ik beloof hier echter geen zaken waarvan ik weet dat het heel moeilijk is om ze te realiseren. Dat is ook het verschil tussen de VVD en de PVV: wij voeren een realistische koers en wij onderkennen en benoemen de problemen, maar wij komen niet met oplossingen waarvan nu al bekend is dat ze heel moeilijk haalbaar zijn.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Hoewel er ook positieve geluiden zijn, maakt de VVD-fractie zich wel ernstige zorgen over de integratie. De sociaal-maatschappelijke kosten zijn hoog. Blijf-van-mijn-lijfhuizen zitten vol met allochtone vrouwen: slachtoffers van geweld, bedreiging of intimidatie. De criminaliteit onder allochtone groepen is onaanvaardbaar hoog en de werkloosheid en de achterstanden zijn een regelrecht drama.

Wij kunnen daaraan wel wat doen, maar het gaat niet vanzelf. De VVD-fractie roept het kabinet opnieuw op om de Kamer voorstellen te doen om te komen tot een ingroeimodel sociale zekerheid om de instroom van kansarme migranten snel te beperken en om de onveiligheid op straat keihard aan te pakken, om te beginnen door de bezuinigingen op de politie ongedaan te maken. Wij willen dat slechte scholen, waarover ook mevrouw Karabulut sprak, gewoon worden gesloten. De salafistische islam, onverdraagzame imams, moskeeën en islamitische scholen die de integratie bewust tegenwerken en die er in dit land helaas zijn, moeten met alle mogelijke middelen zo hard mogelijk worden bestreden. Als het kabinet deze kwestie van integratie serieus neemt en nu de problemen, zoals vermeld in de Integratienota, onderkent, dan moet u maatregelen nemen, minister. Dan moet u iets aan de sociale zekerheid en de toegang daartoe doen. Als u dat niet doet, zitten wij nog jaren en jaren met de sociale achterstanden opgescheept. Ik daag het kabinet uit daarvan nu echt serieus werk te maken.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Integratiebeleid moet, in de visie van de Partij van de Arbeid, bijdragen aan ons ideaal: een ongedeelde samenleving waarin iedereen meedoet en meetelt, ongeacht afkomst of herkomst, religie of overtuiging. Wij zijn daar nog ver van verwijderd, en dus moeten we nog veel verbeteren. Tegelijkertijd is de emancipatiekracht onstuitbaar. Waar aan de ene kant nog steeds veel te veel kinderen met forse taalachterstanden de school binnenkomen, zien we aan de andere kant steeds meer migrantenkinderen doorstoten naar het hoger onderwijs. Waar aan de ene kant vrouwen nog steeds opgesloten zitten in cultureel bepaalde dwingelandij, zien we aan de andere kant een inspirerende opmars van multi-etnische vrouwen in de politiek, de media, de cultuur en het bedrijfsleven. Waar aan de ene kant de werkloosheidscijfers van vooral allochtone jongeren het snelst oplopen, zien we tegelijkertijd een ondernemerschap opbloeien dat we in Nederland bijna kwijt waren.

In de nieuwe integratiebrief van minister Van der Laan schrijft hij terecht over de inspanning die integratie vraagt. Met name van nieuwe Nederlanders, wier komst naar Nederland ook een expliciete keuze voor Nederland impliceert. Van hen mag een extra inspanning worden gevraagd. Maar als je hier geboren en getogen bent, ben je in onze ogen geen nieuwe Nederlander; dan hoor je er gewoon in alle opzichten bij. Dan moet je je stinkende best doen en je kansen pakken, krijg je op je donder als je je misdraagt en heb je recht op bescherming als je kansen worden onthouden. Net als elk ander. Dat vergt ook dat onze instituties nog beter worden aangepast aan de nieuwe samenstelling van de bevolking, zodat kwetsbaren worden beschermd. Denk aan het slechte bereik van de allochtone doelgroep door de gehandicaptenzorg en de jeugdzorg. Talenten moeten worden benut; denk aan alle kansen die blijven liggen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt.

De minister wijst in zijn brief terecht op de spankracht van de samenleving. Wij vragen veel van bewoners en professionals in die stadsdelen waar nieuwkomers zich in belangrijke mate vestigen. Dat is een legitieme reden om selectief migratiebeleid te voeren.

De moeilijkste slag die wij moeten maken, is het weer versterken van dat wat wij delen. Niet alleen migratie maar ook individualisering heeft ertoe geleid dat er een veelheid aan leefwerelden en overtuigingen is ontstaan. Wat delen we nog? Hebben we nog gedeelde belangen, ongeacht je herkomst of religie? Kunnen we nog mededogen opbrengen voor medeburgers? Sommige politici willen ons doen geloven dat er per definitie tegengestelde belangen zijn langs religieuze scheidslijnen. Anderen sluiten daarentegen weer de ogen voor de negatieve kanten van het verdwijnende gemeenschapsgevoel. In onze ogen blijft de integratiebrief van de minister nadrukkelijk weg van de hysterie van de PVV, maar ook van het naïeve "er zijn geen problemen" van D66. Voor ons blijft de missie die ongedeelde samenleving.

De heer Van der Ham (D66):

Interessant, dat "er zijn geen problemen". Welke partij heeft bij herhaling erop aangedrongen om die zwakke scholen aan te pakken, waar juist dat soort leerlingen op zitten? Welke partij heeft een motie gesteund om die bezuiniging op de politie ongedaan te maken, juist om die wijken te helpen? Welke partij pleit voortdurend voor een harde scheiding tussen kerk en staat en dient daarover verschillende initiatiefwetsvoorstellen in? Welke partij was dat?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik weet niet waarom u zo naar voren rent, want ik citeer bijna letterlijk uw eigen fractievoorzitter in een recent interview in Het Onderwijsblad van de AOb: "Wat integratie betreft vind ik zelfs dat de overheid nauwelijks een taak heeft." De overheid heeft daar volgens hem niets te zoeken. Het komt volgens hem vanzelf goed, je kunt het "nauwelijks forceren". U doet veel dingen en ik herken wat u doet, maar uw eigen fractievoorzitter zegt: integratie, overheid houd je erbuiten. Ik ben het daar volstrekt mee oneens.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ga nog even door. Welke partij – althans een van haar ministers, Roger van Boxtel – heeft tien jaar geleden de verplichting geïntroduceerd om mensen Nederlands te laten leren? Vervolgens moet je ervoor zorgen dat de eisen streng zijn en moet het zijn tijd hebben. Dat zult u toch ook vinden? Wij kunnen toch niet morgen van mensen vragen om zich onmiddellijk Nederlander te voelen? Ik zou natuurlijk graag willen dat ze dat doen, maar dan moeten we eerst nog discussiëren over wat Nederlander zijn precies is. Het heeft echt tijd nodig en daar had de heer Pechtold het over.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Daarover zijn wij het eens. Wij zijn het eens over veel van de onderwerpen die u noemt. Ik begrijp ook niet waar de opmerking van de heer Pechtold vandaan komt als ik kijk naar de geschiedenis van D66. U noemt bijvoorbeeld terecht de inburgeringswet. Nogmaals, het was een letterlijk citaat: "Wat integratie betreft vind ik zelfs dat de overheid nauwelijks een taak heeft." Je kunt het volgens hem "nauwelijks forceren". Mijn eenvoudige waarneming is dat de heer Pechtold – laat ik het persoonlijker adresseren – van opvatting is dat integratie vanzelf goed komt. Hij kiest daarmee nadrukkelijk positie – dat is ook bekend – tegenover de PVV. Mijn stelling is: dat is toch echt iets te eenvoudig, er zijn echt integratieproblemen. Er zijn zeer, zeer taaie achterstanden op tal van terreinen. Laten wij tweeën doorwerken aan het wegwerken van die achterstanden, dan laten we de heer Pechtold dromen en denken dat het vanzelf goed komt.

De heer Van der Ham (D66):

Als het gaat om het investeren in politie, in zeer zwakke scholen, in het verbeteren van de jeugdzorg – iets waar dit kabinet een zootje van maakt – staan wij vooraan. Als het gaat om zoiets als "je Nederlander voelen" en dat soort zaken, zegt de minister dat je die dingen niet per wet kunt afdwingen. Dat kunt u ook niet. Al die zaken die wij de afgelopen tien jaar op de rails hebben gezet, zelfs nog tijdens Paars, hebben hun tijd nodig. Daarop doelde de heer Pechtold.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb zijn bijdrage iets anders gelezen.

De heer Van der Ham (D66):

Omdat het u niet goed uitkomt.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

U dwingt mij het nog één keer voor te lezen. "Wat integratie betreft, vind ik zelfs dat de overheid nauwelijks een taak heeft. Je kunt het nauwelijks forceren." Het maakt mij niet uit, maar kom dan eens een keer met een visie op integratie. Dan kunnen wij eens spreken over de ideeën van D66.

Ik vervolg mijn betoog. In de integratieresolutie van de PvdA benadrukten wij daarom het belang van het benoemen en versterken van gedeelde waarden. Wij denken dat dit belangrijk is voor de toekomst.

De heer De Krom (VVD):

Ik haak nog even in op het vorige punt. Ik heb de Van Randwijklezing gelezen die de heer Pechtold heeft gehouden. Hij heeft daarin gezegd dat integratiepolitiek wat hem betreft niet effectief is. Deelt u die opvatting?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Niet per definitie. Er zijn zeker discussies te voeren over de effectiviteit van wat wij op onderdelen doen. Ik zal straks een opmerking maken over inburgering en andere onderwerpen. Laten wij echter niet doorschieten naar de andere kant en zeggen: aan integratie is nu eenmaal niets te doen. Ik ga het citaat niet herhalen. U weet waar ik sta.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil heel graag weten waar de PvdA voor staat. Ik heb vaak met heel veel gezichten van de PvdA te maken. U bent landelijk woordvoerder. Wat doet u bijvoorbeeld aan de problemen die de buurten en wijken ondervinden door de massale toestroom van arbeidsmigranten uit Oost-Europa?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Zoals u weet, mogen arbeidsmigranten uit Polen en andere al toegelaten landen in Nederland werken. Wij proberen er met onze wethouders voor te zorgen dat die mensen netjes worden gehuisvest. Wij bestrijden huisjesmelkers en proberen te voorkomen dat er sprake is van overbewoning en alle gevaarlijke toestanden van dien. Wij zitten echter niet op de lijn van de SP om de grenzen te sluiten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat is dan het verschil met veertig jaar geleden? De gastarbeiders die toen als goedkope arbeidskrachten hierheen zijn gehaald, zouden weer weggaan, maar dat is niet gebeurd. Hetzelfde herhaalt zich nu met de goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa. Wij zien al dakloosheid. Er ontstaat druk in de buurten en wijken, waar al achterstanden door onder andere een wegkijkende PvdA zijn ontstaan. U zegt in feite: lang leve de open grenzen, het is nu eenmaal zo dat mensen worden uitgebuit, dat Polen een miljoen Oekraïners naar binnen moet halen en dat er een wereldverschuiving aan arbeidsmigranten plaatsvindt. Daar haalt u de schouders voor op. U laat wederom de mensen in de oude buurten en wijken, die het al jarenlang moeilijk hebben, in de steek. Is dat de nieuwe koers van de PvdA?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Nee, maar wij moeten even terug naar het begin van uw interruptie. U zegt dat wat er nu gebeurt met Oost-Europeanen of Polen hetzelfde zou zijn als wat er met gastarbeiders in de jaren zestig en zeventig gebeurde. Ik vind dat het rapport dat net is gepubliceerd en waarop de kabinetsreactie is verschenen, een aantal interessante waarnemingen bevat. Ten eerste: de groep die blijft, is niet zo heel groot. Ten tweede: de nieuwe groep gastarbeiders uit Polen blijkt gemiddeld ongeveer even hoog opgeleid te zijn als de Nederlanders. Dat is ook een groot verschil. Ten derde, maar dat wisten wij al: de culturele verschillen van deze arbeidsmigranten en de groep uit de jaren zestig en zeventig zijn totaal onvergelijkbaar.

Mevrouw Karabulut (SP):

Juist de PvdA-wethouders uit Den Haag en Rotterdam die ermee te kampen hebben en die de moeilijke buurten en wijken juist veilig willen maken, zeggen: dit gaat zo niet langer. U kunt wel alles willen wegpoetsen. Er zijn zeker culturele verschillen, maar tegelijkertijd weten wij dat bij Polen de dakloosheid, het drankprobleem en de taalproblemen exact hetzelfde zijn. U zegt dat zij weer weg gaan, maar zij gaan niet weg. Als ik voorstel om in uw selectieve migratiebeleid de tewerkstellingsvergunningen weer in te voeren, zodat wij de arbeidsmarkt kunnen reguleren om uitbuiting tegen te gaan, geeft u niet thuis. U bent voor mij niet geloofwaardig.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat is jammer. Als uw voorstel luidt, de grenzen voor de Polen weer te sluiten, scheiden zich onze wegen op dit punt inderdaad. Wij zijn een onderdeel van de Europese Unie. Wij hebben deze landen toegelaten. Zij maken onderdeel uit van de grote arbeidsmarkt die wij vormen. Laat ook maar eens gezegd worden dat de Polen hier ongelooflijk veel goed werk doen. De wijze waarop u hierover spreekt, spreekt mij niet aan.

Voorzitter. Ik dan kom ik op de inburgering. Het leeuwendeel van de integratiebegroting gaat naar inburgering. Onze opdracht in deze periode is een inhaalslag, omdat nog vele landgenoten niet in staat zijn geweest of onvoldoende initiatief hebben genomen om de taal te verwerven. Dat gebeurt op basis van een wet die wij inmiddels op vele punten hebben verbouwd. Die is theoretisch nu verbeterd, maar mijn waarneming is dat veel gemeenten van de nieuwe mogelijkheden, bijvoorbeeld de handhavingsmogelijkheden, nog geen gebruik maken. Ik wil graag van de minister weten hoe hij dit meer onder druk gaat zetten. Ik wil graag dat de lokale verordeningen worden aangepast en dat de handhavingsmogelijkheden die wij nu extra hebben aangebracht, ook worden gebruikt op lokaal niveau. Tegelijkertijd zien wij dat de inhaalslag en alle acties van de minister de eerste resultaten beginnen af te werpen en dat de aantallen weer heel voorzichtig oplopen. Dat stelt mij in elk geval in staat om de aandacht weer te verleggen naar kwaliteit in plaats van kwantiteit.

Met de introductie van de nieuwe wet is de verplichte winkelnering bij de roc's opgeheven, met onze steun. Gemeenten mogen de inburgeringsprogramma's nu ook bij andere aanbieders inkopen. Dat gebeurt ook volop, om de eenvoudige reden dat de roc's nog vastzitten aan dure onderwijs-cao's. Wat mij moeten voorkomen en wat wij hadden moeten voorkomen, is dat de concurrentieslag die is losgebarsten ten koste gaat van de kwaliteit. Naar ons oordeel moet dat alsnog gebeuren. Wij hebben daar een aantal jaren geleden voor gepleit en ik hoop dat er nu een Kamermeerderheid voor is. Dit moet gebeuren langs de volgende lijnen. Wij stellen vast dat de kwaliteit van het onderwijs niet is geformuleerd, noch dat er publiek toezicht op is, zoals in het reguliere onderwijs. Er is wel een privaat keurmerk gekomen, mede op verzoek van de Kamer. Het private keurmerk bevat echter geen wezenlijke kwaliteitseisen. Noch is het verplicht voor gemeenten die inkopen. Zij hoeven helemaal niet in te kopen bij aanbieders met het keurmerk. Onze inzet is, dit te corrigeren, door de invoering van een keurmerk binnen een publiek kader, met een nette verankering van de wettelijke eisen waaraan moet worden voldaan. Verder moet er sprake zijn van publiek toezicht en moeten de opleidingseisen voor docenten en hun bevoegdheid worden vastgelegd in de wet. Dit moet doorwerken naar het keurmerk. De gemeenten moeten worden verplicht, in te kopen met keurmerk. Op die manier voorkomen wij dat de vrijgegeven markt ten koste gaat van kwaliteit. Graag krijg ik een reactie van de minister op deze voorstellen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Kent u één systeem met marktwerking waar een keurmerk zo verplicht is dat je alleen daaronder mag inkopen?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat interesseert mij eigenlijk helemaal niet. Ik weet dat er bij de re-integratie ook wordt gewerkt met een keurmerk. Op zichzelf genomen is dat niet nieuw. Wat ik wil is dat wij voorkomen dat prijsconcurrentie ten koste gaat van de kwaliteit. Dat gebeurt absoluut in deze markt, want het is een keiharde prijsvechtersmarkt. Als de overheid niet de kwaliteit van het aanbod aan taalonderwijs verankert en daarop toeziet, wordt het echt een prijsgevecht.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik stel vast dat het ook in de re-integratiemarkt volgens mij niet verplicht is om alleen daar in te kopen waar een keurmerk geldt. Ik vraag mij af, of u hiermee niet enorm veel bureaucratie optuigt, terwijl de vraag is of de gemeenten niet zelf uitstekend in staat zijn, te beoordelen welke cursussen geschikt zijn. Dat zij soms verkeerde keuzes hebben gemaakt op basis van een prijsmechanisme zal zich ook herstellen, want gemeenten komen bedrogen uit doordat te weinig mensen dadelijk de eindstreep halen. Vindt u het niet gewoon veel te vroeg om over zo'n soort keurmerk te praten?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Nee, dat vind ik niet. Ik beschouw inburgering als een vorm van onderwijs. In het reguliere, funderende onderwijs is het ondenkbaar dat wij niet zouden werken op basis van een publiek kader met publiek toezicht. Door marktwerking toe te staan breken wij een en ander al heel ver open. Wij moeten geen marktwerking toestaan zonder iets te regelen omtrent de kwaliteit die geboden moet worden. Als het allemaal privaat geld zou zijn, zou ik zeggen: weet je wat? Wij volgen uw lijn: geef maar vrij, ze kijken maar. Maar het is publiek geld. Het is geld van deze minister, het staat op zijn begroting. Ik wil aan het einde van de rit niet alleen maar weten hoeveel examens er worden gehaald. Ik hoor uit inburgeringsland terug dat, als mensen al aan het examen toekomen, zij nog steeds slecht Nederlands spreken. De kwaliteit van het onderwijs en de kwaliteit van wat wij uit mensen weten te halen, is nog steeds volstrekt onvoldoende. Ik ben er zeer voor dat wij op die kwaliteit gaan sturen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ook wij zijn voor kwaliteit. We kennen echter geen enkele branche waarin we een keurmerk eerst door de branche zelf laten bedenken en het vervolgens verplicht gaan stellen om overal in te kopen. U zult mij in ieder geval niet op uw pad vinden!

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Als ik u niet op mijn pad vind, kan ik lekker doorwerken! Maar u bedoelde vast dat u mij niet gaat helpen.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb nog een vraag over inburgering. De heer Dijsselbloem zegt dat het natuurlijk belangrijk is om Nederlands te leren. Maar wat vindt hij ervan als een nieuwkomer nog maar één dag in Nederland is, maar tegen de gemeente zegt dat hij die inburgeringscursus niet hoeft en niet wil? Wat vindt de PvdA-fractie ervan dat die onwillenden gewoon in Nederland mogen blijven?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Zoals u weet, stond in de wet van minister Verdonk – de aanvankelijke wet – de eigen verantwoordelijkheid voorop en konden betrokkenen zelfs pas na drie jaar te maken krijgen met sancties, met handhaving. We hebben dat nu gewijzigd en dat is precies wat de gemeenten nu moeten gaan doen. Als zij mensen oproepen voor een inburgeringscursus, mogen zij ook vanaf dag 1 handhaven, inclusief de oplopende boete die erin zit. Ik weet dat de heer Fritsma verder wil gaan. Hij wil de mensen die het examen niet halen of die niet komen opdagen, het land uit gooien. Ik ben er zeer voor dat we dat gewoon doen met de boetes die in de wet zitten, wat overigens nog nauwelijks gebeurt.

De heer Fritsma (PVV):

Die boetes stellen dus weinig voor, maar waar het om gaat, is dat de PvdA wel zegt dat de mensen Nederlands moeten leren als zij hier komen, maar dat het niet hoeft. Als mensen dat namelijk niet willen, mogen ze ook blijven. Dat is in feite wat de heer Dijsselbloem zegt. U wilt geen stappen nemen om de verblijfsvergunning van deze nieuwkomers in te trekken.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Weet u wat het verschil is tussen u en mij? U laat almaar het zwaard van Damocles bungelen boven de hoofden van de mensen die hier in Nederland zijn, die legaal zijn en die hier in principe mogen blijven. Zodra mensen niet op een cursus komen, de wet overtreden of zodra mensen opvattingen hebben – u sprak zojuist over salafisten – die u en ik verwerpelijk vinden: het land uit! Onze benadering is compleet een andere. Als wij willen dat mensen gaan meedoen, zullen we dat ook moeten doen met rechten en plichten. Dat betekent dat we ze gaan behandelen zoals elke andere Nederlander. Het betekent ook dat zij met proportionele rechtshandhaving te maken krijgen als ze zich niet aan de wet houden. Dat betekent in dit geval dat ze achter de broek moeten worden gezeten, dat boetes kunnen worden opgelegd en dat die geleidelijk aan steeds hoger kunnen worden. We moeten eens van dat eeuwige "en als je het niet doet, geldt voor jou een andere straf dan voor alle andere mensen in het land" af, want dat is echt de rem op integratie.

De heer Fritsma (PVV):

Is het voor de PvdA dan geen principekwestie? Er zijn mensen die inderdaad nieuw in Nederland zijn, een dag of een week, en tegen de gemeente zeggen dat zij helemaal niet willen inburgeren en dat onze samenleving hen niet interesseert. De heer Dijsselbloem laat deze onwillenden in Nederland blijven. Weet hij wat voor een signaal dat is? Dat is principieel toch een verkeerd signaal? Als mensen niet willen, moeten ze daar toch de consequenties uit trekken en hun verblijfsvergunning verliezen?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Uw hele verhaal is een parodie op de werkelijkheid. Mijn ervaring met inburgeraars is dat ze zitten te smachten naar een goede cursus, dat ze vastlopen in eindeloze assessmentprogramma's, beoordelingen en voorklasjes. Overigens hebben we tegenwoordig de Wet inburgering buitenland, waarin we van de mensen eisen dat ze al een eerste examen doen in het buitenland. Het kabinet heeft bovendien aangekondigd die eisen voor het examen in het buitenland aanmerkelijk te zullen verhogen naar min 1 en naar plus 1. Mevrouw Verdonk weet als geen ander wat dat betekent.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De heer Dijsselbloem sprak al over voorklasjes, assessments en noem maar op. Denkt hij nu ook niet dat gemeenten helemaal niet willen handhaven?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat weet ik oprecht niet. Wij hebben de wet aangepast, want er zat een weeffout in uw wet. Dat is ook mijn verantwoordelijkheid, want ik ben er bij geweest. We hebben het er toen al over gehad waarom niet meteen kon worden gehandhaafd. U was toen erg voor eigen verantwoordelijkheid. Anderen hebben zich afgevraagd of het zo wel zou werken. De wet is nu aangepast en gemeenten mogen nu een aanbod doen en dan mag je vanaf dag 1 handhaven. Ik heb aan de minister gevraagd waarom de verordeningen lokaal niet worden aangepast. Ik verbaas me daarover. Misschien heeft u gelijk en is het onwil. Misschien is het onwetendheid, maar laat de minister daar maar eens op reageren.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik vraag dat omdat ik in de brief lees dat de grote moeilijkheid bij de invoering van de wet Inburgering is dat gemeenten vanaf de eerste dag eigenlijk al niet wilden meewerken. De minister probeert het nog een beetje verdekt te zeggen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik denk dat het heel erg verschilt. Dat is het enige wat je er in alle eerlijkheid over kunt zeggen. In de staatjes is ook te zien dat sommige gemeenten er enthousiast mee bezig zijn. Daar zitten de klassen gewoon vol. Er zijn echter ook voorbeelden – zoals in de gemeente waarin we ons nu bevinden – waar het echt heel erg slecht gaat. Ik kan mij een gesprek herinneren dat wij hadden met de aanjagers, die nu proberen die gemeenten te begeleiden. Een van de aspecten waarop toen gewezen werd, is de prioriteit die daar lokaal aan wordt gegeven door de politiek verantwoordelijke bestuurders, dus de wethouders. Ik wil ze vanaf deze plek daar ook wel op aanspreken. Ik heb namelijk de illusie dat zij nu wellicht meeluisteren. Als lokale bestuurder heb je ook de plicht om alles te doen om te zorgen dat het gaat lopen. Je moet dan ook zelf uitstralen hoe belangrijk het is.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Daar ben ik het helemaal mee eens. Vandaar mijn opmerking: als u dat dan ook maar vooral doet aan het adres van uw partijgenoten, al die PvdA-bestuurders die niet willen, dan gaat het misschien nog wat opleveren.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

En binnenkort ook in Zuidplas, mevrouw Verdonk; don't you worry, het komt helemaal goed.

Voorzitter. Ik wil nog kort spreken over de verbrede leerplicht. Mevrouw Sterk heeft hier ook al over gesproken. Wij steunen dit principe zeer; wij zijn dan ook nog steeds in afwachting van het definitieve juridische oordeel van het kabinet over de vraag of dit mogelijk is. Volgens mij hebben wij dat oordeel nog te goed. Ik heb in ieder geval vastgesteld dat wij over de verbrede leerplicht een interessante hoorzitting in de Kamer hebben gehad. Op basis daarvan heeft FORUM het initiatief genomen tot een voorstel, samen met de onderwijsorganisaties, genaamd ouder en taalbetrokkenheid. Ik vraag de minister om dat met enthousiasme op te pakken en daarvoor zo nodig geld te reserveren binnen de stimuleringsgelden die hij heeft voor inburgering.

Ik kom vervolgens over werk te spreken. Een van de meest schrijnende feiten is dat de jeugdwerkloosheid, straks van al die jongeren die hun stinkende best doen op school en op stageplekken, voor allochtone jongeren intussen harder oploopt dan de gemiddelde stijging. Die werkloosheid is al weer gestegen tot 20% tegen 13% een jaar geleden. Dat gaat dus echt heel erg hard. Ik vraag dan ook van de minister, het kabinet, om een extra inzet om te zorgen dat deze jongeren zo snel mogelijk weer aan de slag komen, dicht bij de arbeidsmarkt of in het onderwijs blijven.

Een concreet voorbeeld is het UWV-WERKplein in Amsterdam-West. Daar werd ons verteld dat 3000 jongeren onvindbaar zijn: zij zitten daar niet in de kaartenbakken en zij zijn niet meer ingeschreven in het onderwijs. Dat is natuurlijk ontzettend zorgwekkend. Wij moeten namelijk voorkomen dat die jongeren tussen arbeidsmarkt en school verloren gaan. Ons is daar ook verteld dat de job coaches die daar aan het werk waren om de jongeren te begeleiden, per 1 januari "ophouden te bestaan". Graag krijg ik hierop een toelichting van de minister. Ziet hij een mogelijkheid om die jobcoaches, zeker in de wijken die onder zijn bijzondere aandacht vallen, overeind te houden, zodat wij die jongeren snel weer aan het werk krijgen? Of heeft de minister andere initiatieven om deze oplopende werkloosheid te bestrijden in de desbetreffende wijken?

Ik vraag ook om betrokkenheid van de minister bij het project School2Care. Wij hebben dit ook aan de orde gesteld bij de behandeling van de begroting voor Jeugd en Gezin. Daarbij gaat het om campussen voor jongeren die heel veel spijbelen en dreigen in het juridische circuit terecht te komen. De financiering loopt vast in allerlei gedoe; het heeft te maken met campussen en onderwijs; het aspect integratie maakt daar ook onderdeel van uit. Nogmaals, ik vraag de minister om met het oog op zijn betrokkenheid financiering voor het project School2Care te vinden.

Over het project De Uitdaging is in de Kamer al heel veel gesproken. Daarbij gaat het over de betrokkenheid van Defensie, met name de Defensie-beroepsopleidingen. De bedoeling is om jongeren een heel beroepsmatige, vakgerichte opleiding te geven. Defensie heeft daar heel veel capaciteit voor; dat ministerie wil wel, maar blijft toch schipperen. Wij zouden heel graag zien dat Defensie betrokken blijft bij projecten om jongeren op te leiden om ze een vak te leren, om ze zo uit de negatieve spiraal te krijgen, zodat ze weer op de rails komen. Volgens onze waarneming zijn er genoeg instructeurs die op hun 56ste functioneel leeftijdsontslag krijgen; misschien zijn zij te vinden voor dit werk.

Sport is een belangrijk en positief middel om integratie te bevorderen. Verleden jaar heb ik een amendement ingediend om het programma Meedoen een extra impuls te geven. Dit programma ligt ook op het raakvlak van Sport, Wijken en Integratie. Daarvoor was toen, opmerkelijk genoeg, nog geen Kamermeerderheid. Van het lopende programma is 2010 het laatste jaar. Ik wil graag dat de minister alvast een doorkijkje geeft naar de periode na 2010. Dat programma is een groot succes; het is nu weliswaar beperkt tot elf gemeenten, maar er doen 500 clubs mee. Voorts heeft dit geleid tot 12.000 nieuwe jeugdleden van sportverenigingen die veelal in kwetsbare wijken zijn gevestigd. Ik wil dan ook graag de toezegging van de minister dat hij zijn best gaat doen om dat programma voort te zetten en te verbreden. Er is nog een aantal sportbonden dat graag wil aanhaken, maar dat kan tot nu toe niet vanwege de beperkte middelen.

Dan nog een enkele opmerking over specifieke problemen in specifieke groepen. Er is nu een aantal initiatieven in gang gezet, onder andere het beleid, gericht op problemen met Marokkaans-Nederlandse jongens. Wij hebben gesproken over de Roma-problematiek. Ik vraag ook aandacht voor de onderwijsproblematiek van de derde generatie Molukse jongeren. Daarover is een rapport verschenen, waaruit blijkt dat de derde generatie Molukse jongeren nog steeds een enorme achterstand heeft in taalprestaties en het zelfs slechter doet dan de tweede generatie. Dat is toch heel opmerkelijk en zorgwekkend. De staatssecretaris van Onderwijs heeft kort gereageerd op ons verzoek door te zeggen dat zij het kenniscentrum wil verlengen met enkele jaren. Ik vraag deze minister of hij ook een link kan leggen met zijn begroting en zijn beleid. Een belangrijke verklaring voor die terugvallende onderwijsresultaten lijkt een gebrek aan ouderbetrokkenheid te zijn, zo blijkt uit het onderzoek. Ouders die gewoon niet betrokken zijn bij het belang van onderwijs. Wij vragen de minister om hierin samen met de gemeenschap initiatieven te nemen.

Tot slot over de segregatie, dat punt kan niet onvermeld blijven. De herstructurering van wijken loopt, maar gaat ongelofelijk langzaam en wij moeten voortdurend letten op het waterbedeffect, de verplaatsing naar de volgende wijk. Maar op segregatie in het onderwijs zullen wij actiever moeten worden. Er loopt nu een reeks experimenten, gesteund door het kabinet, maar wij maken ons zorgen over de opbrengst daarvan. In Eindhoven is nu vier jaar lang geëxperimenteerd en geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt dat de resultaten negatief zijn. De trend is, ondanks de afspraken om samen met scholen te zorgen voor vrijwillige spreiding en voor het doorbreken van de wit/zwartsegregatie, alleen maar negatief geweest. Er ligt nu in Eindhoven een voorstel van de SP, de PvdA en ik meen GroenLinks om te komen tot onderwijszones en echt verplichte, geclusterde inschrijving. De scholen weigeren hun medewerking daaraan. Zij zeggen dat dit hun recht is en dat zij gaan over de inschrijving. Ik vraag toch aan de minister om daarop in te gaan.

Als het zo is dat experimenten die vooralsnog gebaseerd zijn op vrijwillige medewerking van schoolbesturen dadelijk niet goed aflopen en als gemeenten en gemeentebestuurders verder willen gaan om voortsluipende segregatie te doorbreken, kunnen zij dan rekenen op steun van het kabinet?

Mevrouw Sterk (CDA):

U interrumpeerde tijdens mijn termijn naar aanleiding van etnische stijgers over het zwarte onderwijs. Betekent dit nu dat de PvdA zou kunnen instemmen met een acceptatieplicht? Is dat wat de PvdA zegt?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

U weet dat wij er al lang voor zijn. Alleen hebben wij geloof ik in deze coalitie afgesproken om dat te laten liggen. Maar dat wil niet zeggen dat ik op mijn handen ga zitten. Ik begrijp niet goed waarom wij in de vorige periode, onder minister Van der Hoeven, hebben bepaald dat er lokaal een op overeenstemming gericht overleg moet zijn, om gezamenlijk, onder leiding van de onderwijswethouder, segregatie te doorbreken. Wat wij niet hebben gedaan, is een doorzettingsmacht creëren voor die wethouders als schoolbesturen willens en wetens de kont tegen de krib gooien. Als dat wel gebeurt – en dat lijkt te gebeuren in Eindhoven – moeten wij daar misschien toch eens over gaan nadenken. Ik nodig u uit om mee te denken.

Mevrouw Sterk (CDA):

Dus ik begrijp dat de PvdA zegt: wat ons betreft kan die acceptatieplicht op de helling.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

De discussie in Eindhoven gaat niet per se over de acceptatieplicht maar over de vraag of het mogelijk is dat de gemeente bepaalt dat er een andere manier van inschrijving komt voor scholen. Dat kan nu niet, tenzij de schoolbesturen daaraan meewerken. Dat is een razend dilemma als de schoolbesturen willens en wetens zeggen: wij werken daar niet aan mee, wij willen ook geen verdergaande maatregelen om segregatie tegen te gaan.

Mevrouw Sterk (CDA):

Dat begrijp ik, maar wat u eigenlijk zegt, is: wij willen inderdaad kunnen ingrijpen in de vrijheid van scholen om zelf te beslissen welke leerlingen zij vinden passen bij de grondslag die zij hebben op hun school. Ik kan dit haast niet anders zien dan toch als een voorstel tot die acceptatieplicht.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb het over iets anders, maar als u het zo wilt zien, staat dat u natuurlijk vrij. Ik zou zeggen dat het CDA op zoveel punten en in zoveel dossiers pleit voor doorzettingsmacht dat het interessant zou zijn om eens na te denken in deze discussie over de vraag wat wij nu doen als schoolbesturen echt obstructie plegen. Je kunt zeggen: jammer, het schoolbestuur is de baas, maar soms zijn er grotere maatschappelijke belangen te dienen waarvoor een schoolbestuur niet kan weglopen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik denk dat wij hier niet de discussie moeten gaan voeren dat het grootste deel van de bijzondere scholen juist heel veel allochtone leerlingen heeft en dat die paar kleine scholen die dat niet doen niet de oorzaak zijn van de segregatie in de wijk en daarmee dus ook niet de oplossing.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ook dat heb ik niet gezegd, dus u hoort mij niet zeggen dat bijzondere scholen het probleem zijn, want dat is helemaal niet het geval. Maar er zijn echt voorbeelden waarin schoolbesturen echt afspraken die zijn gemaakt, inspanningsverplichtingen waar hun eigen handtekening onder staat, gewoon niet nakomen, en waarin de segregatie in een razend tempo voortschrijdt. Dan laat ik nog in het midden wat hun levensbeschouwelijke achtergrond is. Dan staan de gemeenten voor de keuze of ze dat allemaal moeten faciliteren. Die schoolbesturen komen namelijk bij de gemeente om te vragen of zij een extra schoolgebouw mogen neerzetten omdat er zo veel ouders naar hen toe komen. Ja, ammehoela. Die komen daar naartoe omdat ze weglopen bij die andere school die steeds zwarter wordt en uiteindelijk waarschijnlijk zal omvallen. Overigens is dat een van de radicale oplossingen van segregatie. Laat ze maar omvallen. Dat was een cynische grap, voorzitter.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik sluit me helemaal aan bij het verhaal van de heer Dijsselbloem. Dit speelt niet alleen in Eindhoven, maar ook in Utrecht en Amsterdam zijn weigerende schoolbesturen. Wij gaan samen met de fracties van D66 en GroenLinks dat wetsvoorstel over een acceptatieplicht indienen. Steunt de heer Dijsselbloem dat dan omdat dit een instrument is om te komen tot gemengd onderwijs?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik denk dat de acceptatieplicht hier niet het punt is. Het gaat erom of je scholen kunt dwingen op een bepaalde manier met inschrijving om te gaan. In het Eindhovense voorbeeld is dat wat de SP en de PvdA samen hebben gedaan. Wij stelden voor onderwijszones te definiëren, waarin zich een gedifferentieerd aanbod van scholen bevindt. Als je in die zone woont, kies je daar een school. Je gaat niet zeulen of de stad uit. Dat lijkt mij een heel effectieve aanpak waarbij je de keuzevrijheid behoudt.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is een onderdeel van een heel pakket aan maatregelen die je moet treffen om die segregatie te doorbreken. Ik wil wel graag een duidelijk antwoord van de heer Dijsselbloem. Hij is altijd voor een acceptatieplicht geweest.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat ben ik nog steeds.

Mevrouw Karabulut (SP):

In de coalitieonderhandelingen hebt u dit er bij het CDA niet doorgekregen. Wij komen in ieder geval met dat wetsvoorstel. Ik begrijp dat u het dan gaat steunen. Of zegt u: nee, zo belangrijk vind ik het doorbreken van de segregatie nu ook weer niet.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik vind het doorbreken van de segregatie heel belangrijk, maar ik ben inmiddels veel meer geïnteresseerd in bijvoorbeeld de gemeenten die willen doorpakken met het inschrijvingsbeleid. Dat is namelijk het belangrijkste moment waarop segregatie plaatsvindt. Dat is ook het moment waarop er wordt geselecteerd of gemanipuleerd. Daar moeten wij wat aan doen. Het principe van de acceptatieplicht kan daarbij helpen. Dat gaan wij dan bij de behandeling van het wetsvoorstel bespreken. Denk echter niet dat u er daarmee bent. Dit gaat namelijk nog steeds uit van de aanname dat mensen zich melden bij een school en dan worden geweigerd. Een groot deel van het probleem is echter dat ouders zich helemaal niet aanmelden bij een school, maar meteen de stad uitgaan, bijvoorbeeld in Utrecht. Zij gaan naar een scholengemeenschap in Breukelen of in Houten, om Houten nog maar eens te noemen. Daarvoor helpt een acceptatieplicht niet. Als u het met mij eens bent dat het een instrument is, hebben wij dezelfde mening. Het is namelijk een instrument.

Mevrouw Karabulut (SP):

Hartstikke fijn. Ik begrijp dat de PvdA steun uitspreekt voor het initiatiefwetsvoorstel dat wij binnenkort met D66 zullen indienen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat hoor ik u al jaren zeggen. Ik wacht met spanning af.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het komt eraan. Maakt u zich geen zorgen. Als u zich maar aan uw woord houdt. Ik ben het helemaal met u eens dat het slechts een instrument is. Dat is precies wat ik aan de minister voor Integratie heb gevraagd. Ook in de buurten neemt de woonsegregatie toe. Ik wil graag dat de minister met een offensief komt en met een spreidingsplan. Ik neem aan dat u dat dan steunt.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat spreidingsplan is mij net iets te algemeen. Dat zegt mij gewoon niets. Ik heb wel eens SP-voorstellen gehoord die ik stalinistisch heb genoemd en die ik zeker niet zal steunen.

De voorzitter:

Daar wilt u op reageren.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ja. Het is wel grappig. Als de heer Dijsselbloem er niet meer uitkomt en inhoudelijk geen antwoord wil geven, doet hij dit. Dat deed hij vorig jaar ook.

De voorzitter:

Punt gemaakt.

Mevrouw Karabulut (SP):

Hij begon met "stalinistisch" en in de tweede termijn waren mijn voorstellen tegen segregatie en gettovorming "fantastisch". De minister doet er echter niets mee. Ik ga dit voorstellen. Steunt u dat of niet?

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, u doet nu iets wat niet de bedoeling is, namelijk doorgaan nadat u een punt hebt kunnen maken. Ik geef het woord aan de heer Van der Ham.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Het antwoord is dat ...

De voorzitter:

Nee, ik heb u het woord niet gegeven.

De heer Van der Ham (D66):

Ik kom nog even terug op dat initiatiefwetsvoorstel. De reden dat het zo lang heeft geduurd is dat de PvdA het niet wilde doorzetten. Daarom hebben wij het zelf opgepakt. Ik vind het wel nieuws als u zegt dat u openstaat voor dat debat.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ja.

De heer Van der Ham (D66):

U zegt nu dus dat u niet per definitie zult tegenstemmen omdat dat nu eenmaal in het regeerakkoord staat. Dat zegt u.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat zeg ik.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is nieuws. Dat is goed.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik zeg er ook bij dat wij niet de illusie moeten hebben dat wij daarmee de witte vlucht tegengaan. De witte vlucht houdt juist in dat mensen niet naar die school gaan, maar naar een andere school die hen met open armen zal accepteren. Een acceptatieplicht is voor de witte vlucht geen oplossing. Als u dat erkent, komen wij misschien eindelijk verder.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het klopt. De acceptatieplicht levert slechts een bescheiden bijdrage aan het aanpakken van segregatie. Ik heb zelf aangekondigd dat ik de wet-Hamer zou afstoffen en zou herschrijven.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

U ook al?

De heer Dibi (GroenLinks):

Nee, ik ben degene die het heeft gedaan en de SP en GroenLinks hadden de wet-Hamer al ondertekend. Sorry D66. De PvdA-fractie kan ook gewoon de wet-Hamer indienen, dan bespaart zij ons heel veel werk.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Nogmaals: ik ben voor de acceptatieplicht, maar ik ben veel meer geïnteresseerd in de positie van de onderwijsbesturen. Nu lopen ouders en masse weg bij een school die alleen maar het begin van een imago van zwarte school krijgt. Zij gaan met hun kinderen naar witte scholen, scholen die vaak buiten de stad liggen en die nog heerlijk wit zijn. Daar helpt een acceptatieplicht niet tegen. Als de heer Dibi een symbooldiscussie wil voeren, prima, maar mogen wij het dan ook hebben over dingen die echt relevant zijn en tot resultaten zullen leiden? De witte vlucht kun je namelijk niet stoppen door de acceptatieplicht.

De voorzitter:

Ik probeer een beetje tempo te maken. Dat moet u niet ontgaan.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb gezegd dat de acceptatieplicht een bijdrage, zij het een bescheiden bijdrage, levert. Er ligt al een wetsvoorstel. Wij werken zelf aan een ander voorstel en zijn een wet aan het herschrijven. Als de heer Dijsselbloem vindt dat dit een van de instrumenten moet zijn om segregatie te bestrijden, dan zou ik zeggen: kondig het aan en dien het in, dan kunnen wij er meteen over gaan stemmen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Wat? De acceptatieplicht? Ik schijn niet tot de heer Dibi door te dringen. Ik heb ja gezegd op de opmerking van de heer Van der Ham. Wij staan open voor discussie en gaan het wetsvoorstel open en constructief behandelen. Maar ik blijf zeggen dat wij moeten oppassen voor een politiek speeltje in de zin van: dit is het, terwijl de analyse van de experimenten laat zien – ik heb Eindhoven niet voor niets als voorbeeld genoemd en iemand anders noemde Utrecht zojuist zeer terecht – dat ouders massaal de stad verlaten. Dan helpt een acceptatieplicht niet. Laten wij het daar over eens worden.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ouders willen hun kinderen graag dichtbij, liefst in de buurt, op school hebben. De heer Dijsselbloem staat achter een acceptatieplicht. Daarmee verplicht hij ouders die hun kinderen naar een goede en niet naar een zwarte achterstandsschool willen sturen, om hun kinderen ergens naar een dorp in de buurt naar school te sturen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Het lijkt mij echt beter deze discussie te voeren wanneer wij het initiatiefwetsvoorstel bespreken. De acceptatieplicht gaat helemaal niet over het verplichten van ouders om hun kinderen naar school X of Y te sturen. Het gaat er juist om dat de school een kind ook toelaat, als ouders voor een bepaalde school kiezen en zij hun kind daar aanmelden. De school mag niet op allerlei oneigenlijke gronden weigeren, maar alleen op eigenlijke gronden: als de school vol is, waarbij wordt gekeken naar de volgorde van binnenkomst van de aanmeldingen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De heer Dijsselbloem weet heel goed dat heel veel Nederlandse ouders dat niet willen. Zij willen hun kinderen naar een witte school sturen waar goed onderwijs wordt gegeven. Uit onderzoek blijkt namelijk dat op zwarte scholen waar veel taalachterstanden zijn, de goede leerlingen naar beneden worden getrokken. Ouders willen dat niet en zullen hun kinderen naar een ver weg gelegen school sturen. Dat willen zij ook weer niet, want zij moeten de kinderen iedere dag brengen of vervoer regelen. De heer Dijsselbloem gaat hen daartoe dwingen, want hij is een voorstander van het invoeren van de acceptatieplicht.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Met respect, maar mevrouw Verdonk begrijpt niet wat de acceptatieplicht is. Misschien kan de heer Van der Ham het nog eens aan haar uitleggen, want ik zie hem knikken. Acceptatieplicht houdt het volgende in. Het wordt niet langer geaccepteerd dat een school, als ouders hun kind daar aanmelden, het kind kan weigeren vanwege het feit dat de ouders de grondslag van de school niet delen. Men heeft recht op gelijke behandeling en een kind moet worden toegelaten.

Ik wil daar graag nog een heel belangrijk punt aan toevoegen. Mevrouw Karabulut stelde dat 80% van de zwarte scholen op dit moment valt onder de categorie "zwak" of "zeer zwak". Als dat zo is, moeten wij daar in de allereerste plaats onze energie op richten.

De voorzitter:

Mijnheer Dijsselbloem, graag tempo. Ander zet ik de tijdklok weer aan.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Dijsselbloem spreekt over de acceptatieplicht in positieve zin. In het regeerakkoord las ik dat, zonder dat sprake is van een acceptatieplicht, wordt ingezet op allerlei maatregelen ter bestrijding van de segregatie. Wat is de actuele betekenis van die passage?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Zoals de heer Van der Ham het zo goed formuleerde, zien wij het wetsvoorstel met positieve belangstelling tegemoet. Wij zullen het constructief behandelen, ook in het licht van de voorbeelden en de ervaringen met de experimenten. De experimenten kwamen voort uit het regeerakkoord. Een aantal daarvan – de heer Van der Staaij zou zich dat moeten aantrekken – verloopt niet positief. Sterker nog, de segregatie gaat voort, ondanks de beloofde inspanningen van schoolbesturen. Dat geeft te denken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Wat betekent dat concreet voor de passage in het regeerakkoord waar geen acceptatieplicht wordt ingezet? Voelt de PvdA-fractie zich daar niet langer aan gebonden?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik voel mij altijd gebonden aan regeerakkoorden, maar dat ontslaat er ons niet van om te blijven nadenken. Volgens mij is dit een citaat van de heer Kok in het kader van de parlementaire zelfreflectie: altijd blijven nadenken.

De voorzitter:

Dat klopt.

De heer Van der Ham (D66):

En blijven lachen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

En blijven lachen, Boris.

De voorzitter:

Het wordt allemaal wel erg persoonlijk. En dat lachen heb ik nergens gelezen.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik val maar meteen met de deur in huis. Deze minister voor Wonen, Wijken en Integratie heeft voor de PVV eigenlijk al afgedaan. Hij heeft de mensen die achter mijn partij staan, PVV-stemmers en potentiële PVV-stemmers, weggezet als een gevaar voor de rechtsstaat. Met deze schoffering heeft de minister in het integratiedebat duidelijk partij gekozen. Hij heeft gekozen voor de aloude PvdA-stelling: handen af van de multiculturele heilstaat, handen af van de massa-immigratie en handen af van de islam. PVV-stemmers zijn in de ogen van de minister een gevaar voor de rechtsstaat, maar over moslims zegt hij: wij praten over het algemeen over brave Nederlanders, Nederlandse burgers die hier wonen, naar school gaan, werken, lid zijn van een sportvereniging enzovoort. Kortom, het zijn mensen die gewoon meedoen in de samenleving.

Dat is dus nogal een verschil in benadering van twee grote groepen mensen. Maar nog afgezien van het feit dat veel nieuwkomers juist helemaal niet werken, naar school gaan en meedoen in de samenleving, gaat de minister volledig voorbij aan de islamisering van onze samenleving.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Het lijkt mij belangrijk dat de heer Fritsma de minister correct citeert. De minister heeft helemaal niets lelijks gezegd over PVV-kiezers. Hij heeft alleen gezegd dat als de PVV-standpunten veel aanhang zullen krijgen, er wel degelijk gemorreld gaat worden – en dan druk ik het nog maar even voorzichtig uit – aan de beginselen van onze rechtsstaat, zoals gelijke behandeling in gelijke gevallen en non-discriminatie. Volgens mij is dat gewoon een feitelijke waarneming waar hij zelf niet zoveel moeite mee zal hebben.

De heer Fritsma (PVV):

Het interview met de minister was duidelijk. Hij heeft gezegd dat het niet meteen een gevaar is voor de rechtsstaat als een iemand iets geks roept – en daar bedoelt hij een PVV'er mee – maar dat het een ander verhaal is als meer mensen dat doen. Dat zijn dus PVV-stemmers, potentiële PVV-stemmers. Die zijn in de visie van deze minister een gevaar voor de rechtsstaat. Dat is een onacceptabele schoffering. Daar blijf ik bij.

De heer Van der Ham (D66):

Nu moet u mij toch een keertje uitleggen hoe het precies zit met de PVV. Stel je voor: je hebt een land waar iedereen een hoedje mag dragen. Maar als je een hoedje draagt vanwege een bepaald soort geloof, dan moet je een belasting betalen. Dat is toch discriminatie? Dat is toch niet wezenlijk iets anders dan wat bijvoorbeeld in Zuid-Afrika gebeurde?

De heer Fritsma (PVV):

Onzin.

De heer Van der Ham (D66):

Leg dat eens uit.

De heer Fritsma (PVV):

Ik kan het uitleggen, voorzitter. De heer Van der Ham doelt natuurlijk op de hoofddoekjesbelasting. In de visie van de PVV is een hoofddoekje een symbool van vrouwenonderdrukking zoals eigenlijk de hele islam vrouwenonderdrukking propageert. Wij vinden dat dit niet thuishoort in de Nederlandse samenleving. Vandaar het voorstel.

De heer Van der Ham (D66):

Wat doen wij met de orthodoxe joden, wier vrouwen hun haar afscheren en pruiken opzetten? Wat doen wij met christelijk-gereformeerde mensen die hoedjes opzetten in de kerk, wat ook te maken heeft met het hoofd bedekken? Hoe gaat u in de uiterlijke schijn een onderscheid aanbrengen?

De heer Fritsma (PVV):

Dit is appels met peren vergelijken, want het christendom en het jodendom zijn in tegenstelling tot de islam geen gewelddadige politieke ideologie.

De heer Van der Ham (D66):

Is iemand met een hoofddoekje die achter de kassa werkt, iemand die gewelddadigheden pleegt?

De heer Fritsma (PVV):

Nogmaals, een hoofddoekje is een symbool van vrouwenonderdrukking zoals ook de islam vrouwenonderdrukking propageert. De PVV is de mening toegedaan dat dit niet in onze Nederlandse samenleving thuishoort.

De heer Van der Ham (D66):

Weinig consequent, mijnheer Fritsma, echt weinig consequent. U kunt het niet wegnemen. Het lijkt dat het alleen maar een grapje is waarmee u wilt provoceren. U dient het voorstel niet eens in bij de behandeling van het Belastingplan. Het is even een mindset, even een grapje dat u maakt, dat u vervolgens niet durft terug te trekken omdat u zelf de absurditeit wel inziet, maar wat u hier niet durft toe te geven.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter, dat is onzin. Wij handhaven dit voorstel om precies dezelfde reden als ik net heb genoemd.

Voorzitter. De minister gaat dus volledig voorbij aan de islamisering van onze samenleving. In zijn nota durft hij zaken als toenemende homo- en Jodenhaat niet eens in verband te brengen met de islam. Hij zegt dat het helemaal niet waar is dat elke kwestie te maken heeft met een islamitische achtergrond. Ik wil hem vragen of dat ook voor de volgende vier kleine voorbeelden geldt, waarvan ik er overigens wel 100 kan geven. Het eerste voorbeeld: meer dan 60% van alle Turken in Nederland vindt dat vrouwen te veel rechten en vrijheden hebben. Het tweede voorbeeld: de helft van de Turken en Marokkanen in Nederland vindt dat de westerse leefwijze niet samengaat met hun islamitische achtergrond. Dat lijkt mij nogal een groot maatschappelijk probleem. Het derde voorbeeld is dat drie kwart van alle moslims in Nederland begrip kon opbrengen voor de afschuwelijke massamoord van 9/11. Het vierde voorbeeld: in Amsterdam kan op sommige scholen al niet eens meer les worden gegeven over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust omdat antisemitische Marokkaanse jongeren de boel dan op stelten zetten. Ik wil graag per voorbeeld een reactie van de minister. Ik wil de minister verder vragen of hij bij zijn naïeve standpunt blijft dat problemen niet in verband mogen worden gebracht met de islam.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham, ik schijn u net vier keer te hebben laten interrumperen. Dat mag niet; het mag niet vaker dan drie keer. Kunt u nu een keertje minder interrumperen? Dan zijn wij weer eerlijk bezig.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is goed. Het is natuurlijk afschuwelijk als er op een school geen lessen kunnen worden gegeven over de Holocaust. Maar wat is er naar aanleiding van die incidenten gebeurd? Er zijn toen projecten opgestart met joodse en islamitische jongeren die samen zijn gaan lesgeven op dat soort scholen. En inderdaad, toen die leerlingen er meer van wisten, zijn zij er anders over gaan nadenken. Als u hier zegt dat het niet goed is als dat gebeurt, dan maakt u dus wel een punt, maar er zijn zo veel initiatieven, ook van moslims samen met joden, christenen en niet-gelovige mensen, die uiteindelijk resultaat kunnen sorteren. Waarom geeft u daaraan geen aandacht?

De heer Fritsma (PVV):

De PVV staat open voor alle oplossingen. Als de heer Van der Ham met ideeën komt om problemen aan te pakken, dan zal de PVV ook daarnaar met veel belangstelling kijken. Maar helaas leert de ervaring dat D66 de nodige daadkracht om problemen op te lossen wel eens laat liggen.

De heer Van der Ham (D66):

Dat wil ik dan graag van u horen, maar mijn punt is dat u hier bij herhaling terugkomt op het punt van de Holocaust en dat daarover op sommige scholen geen les kan worden gegeven, wat een groot probleem is. Vervolgens wordt dat op bepaalde scholen bij de kop gegrepen; er wordt wat mee gedaan. Dat is van groot belang en wij horen daarbij samen op te trekken. Maar u ontkent dat niet, u noemt het niet en u ziet daarin geen ontwikkeling.

De heer Fritsma (PVV):

Ik wil er wel wat over zeggen. Ik vind het namelijk in- en intriest dat wij op scholen aandacht moeten geven aan de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust om Marokkaanse jongeren die de boel op stelten zetten als het om die onderwerpen gaat, in het gareel te houden. Het is toch triest dat dat überhaupt nodig is? Op scholen moet je leren rekenen en lezen. Je moet er talen leren en geschiedenis, maar het is toch belachelijk dat er aandacht moet worden besteed aan de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust, omdat Marokkanen daar heel vreemd en antisemitisch tegenaan kijken. Dat zegt eigenlijk al genoeg.

Voorzitter: Van Haersma Buma

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. De werkelijkheid is natuurlijk dat de voortgaande massa-immigratie en de daaraan verbonden islamisering onze samenleving helemaal ontwricht en al onze kernwaarden en vrijheden in de uitverkoop gooit. Daar is dit slappe kabinet verantwoordelijk voor. De PVV durft wel stelling te nemen en vraagt het kabinet nogmaals om zorg te dragen voor een immigratiestop voor mensen uit moslimlanden.

In de nota van de minister staat dat het belangrijk is om informatie te verzamelen. Daarbij wens ik de minister veel succes, maar de feiten liggen natuurlijk gewoon op straat. Op straat zie je hoe het tuig, vaak Marokkaans tuig, het leven van de gewone man en vrouw totaal verpest. Geweld, intimidatie, bedreigingen, scheldpartijen, bespugingen, het is allemaal dagelijkse praktijk. Wat is het antwoord van de minister? Een Vogelaarwijkenproject, een linkse hobby die klauwen vol met geld kost. En wat gebeurt er met dat geld? Wij hebben het vorige week kunnen zien, ik heb er tijdens het vragenuurtje ook al aan gerefereerd: Marokkaanse reljongeren krijgen daarmee een gratis vakantie naar New York. De minister zei daarop dat deze reljongeren geen reljongeren meer zijn, omdat zij een tijdje niks hadden gedaan. Maar dan beloon je vanzelfsprekend gedrag en dat is natuurlijk ook belachelijk.

Ik eis van de minister dat dit soort flauwekul onmiddellijk stopt. Ik eis dat er geen cent belastinggeld meer gaat naar reisjes en andere verwenprojecten. Graag hoor ik hierop een reactie.

De minister gaat de Marokkaanse reljeugd ook te lijf met gezinsmanagers en straatcoaches. In de praktijk is het helaas vaak andersom, want de Marokkaanse reljeugd gaat de straatcoaches juist te lijf. Zij worden op straat mishandeld en bedreigd. Dit soort linkse flutmaatregelen maakt dus 0,0 indruk op dat straattuig. Neem nou gewoon de PVV-aanpak over, vraag ik de minister. Kies partij voor de veiligheid, voor de burgers en voor de slachtoffers van misdaad. Maak het mogelijk dat criminelen met een dubbele nationaliteit het Nederlanderschap verliezen en het land worden uitgezet. Mensen die hier op grond van een verblijfsvergunning wonen, moeten naar de mening van de PVV al na één willekeurig misdrijf vertrekken. Dat is wat nodig is om de enorme overlast, verloedering en criminaliteit aan te pakken. De minister zit echter met zijn armen over elkaar en doet helemaal niets. Dat zie je ook bij de inburgering. Mensen die hier al 30 jaar wonen en nog geen woord Nederlands spreken, kunnen volgens de minister niet worden verplicht om in te burgeren. Hij verwijst dan naar internationale verdragen. Als je daardoor de problemen niet kunt oplossen, moet je er natuurlijk voor zorgen dat die verdragen worden aangepast. Waarom doet de minister dat niet? Als deze verdragen echt niet kunnen worden aangepast, kun je die verdragen ook gewoon opzeggen, maar zeg alsjeblieft niet langer dat je vanwege al die verdragen niets kunt doen.

De nietszeggende integratienota van de minister heet Kiezen voor Nederland. Een belachelijke titel, want mensen hoeven van dit kabinet juist helemaal niet voor Nederland te kiezen. Zij mogen veelal gewoon hun oorspronkelijke nationaliteit houden, wat zij zelf ook graag willen. Sterker nog, veel Turken en Marokkanen die hier wonen, voelen zich in de eerste plaats juist geen Nederlander. Dat geldt voor 88% van de Turken en voor 86% van de Marokkanen. Dit zijn aantallen die er niet om liegen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik begrijp de heer Fritsma niet. Hij suggereert dat hij wel wil dat mensen kiezen voor Nederland en voor het Nederlanderschap. Zijn fractie zegt echter juist dat Marokkanen geen Nederlander kunnen worden. Marokkanen kunnen hun Marokkaans staatsburgerschap immers niet loslaten. De consequentie is dat zij naar de mening van de PVV nooit Nederlander mogen worden. En nu verwijt de heer Fritsma de minister dat hij niet wil dat zij Nederlander worden, dat zij niet kiezen voor Nederland? Ik begrijp de redenering van de heer Fritsma totaal niet.

De heer Fritsma (PVV):

De redenering is helder. De PVV heeft iets tegen de dubbele nationaliteit. De PVV vindt het niet goed dat je je bijvoorbeeld ook aan de Turkse of Marokkaanse wet moet houden als je Nederlander bent. Dat is een principieel standpunt. Inderdaad, als mensen Marokkaan zijn en geen afstand kunnen doen van de Marokkaanse nationaliteit, is het in onze visie niet mogelijk om Nederlander te worden. Daar heeft de heer Dijsselbloem gelijk in. Mensen die hier bezwaar tegen hebben, moeten naar de Marokkaanse autoriteiten, die het onmogelijk maken om afstand te doen van de Marokkaanse nationaliteit. Dat die autoriteiten dat niet willen, kan de PVV natuurlijk niet worden aangerekend. Daarmee blijft het punt overeind dat heel veel mensen juist geen afstand willen doen van hun oorspronkelijke nationaliteit.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik kan alleen maar concluderen dat de PVV zegt dat mensen voor Nederland moeten kiezen – daar staat zij voor – maar het in ieder geval bij voorbaat voor alle Marokkanen onmogelijk maakt om Nederlander te worden. Als het aan de PVV ligt, kan dat niet meer. Die conclusie is toch juist?

De heer Fritsma (PVV):

De PVV wil af van de dubbele nationaliteit, ook voor mensen die geen afstand kunnen doen van de Marokkaanse nationaliteit. Dat heeft de heer Dijsselbloem dus goed samengevat.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Mensen kunnen dus gewoon niet kiezen voor Nederland.

Het tweede hoofdpunt in de inbreng van de heer Fritsma is dat, ook al doe je nog zo je stinkende best, ook al hoor je erbij, ook al ben je Nederlander geworden, als je één keer door een willekeurig misdrijf – let op het woord "willekeurig" – over de schreef gaat, dan ga je eruit. De heer Fritsma wil dat mensen kiezen voor Nederland en zijn boodschap is "je hoort erbij, maar dan heb je je ook te gedragen en dan doe je mee", waarom blijft hij dan zeggen: maar weet, ik zal je vinden, weet, jij gaat eruit, weet dat ik je anders zal behandelen?

De heer Fritsma (PVV):

Ik kom nog even terug op het eerste punt. De heer Dijsselbloem is er volledig aan voorbijgegaan dat ik net heb gezegd dat heel veel mensen helemaal geen afstand willen doen van hun oorspronkelijke nationaliteit, ook Turken, die dat wel kunnen. Het kabinet is zelf met stukken gekomen waaruit blijkt dat mensen het juist erg fijn vinden om die dubbele nationaliteit te houden, om heel veel redenen. Daar kijkt de heer Dijsselbloem niet naar. Ook mensen die wel afstand kunnen doen van hun nationaliteit laat hij gewoon de dubbele nationaliteit behouden. Dat is een heel rare visie, want daarmee kiezen zij duidelijk niet voor Nederland. Deze mensen willen niet voor Nederland kiezen en hij geeft hen daarin gelijk. Hij faciliteert hen daarin en dat is in de ogen van de PVV-fractie geen goede lijn.

Ik zal vervolgens reageren op de tweede vraag van de heer Dijsselbloem. Ik heb gezegd dat mensen die een verblijfsvergunning hebben, wat de PVV-fractie betreft inderdaad na een misdrijf kunnen vertrekken. Dat zijn mensen die geen Nederlandse nationaliteit hebben. Vindt de heer Dijsselbloem het te veel gevraagd om van vreemdelingen die hier op grond van een verblijfsvergunning wonen te verlangen om geen misdrijven te plegen? Vindt hij het werkelijk te veel gevraagd om van nieuwkomers te verlangen geen misdrijven te plegen? Kennelijk wel.

De voorzitter:

U lokt nu een interruptie uit, want u stelt een vraag aan de interrumpant. Om die reden mag de heer Dijsselbloem daarop reageren, maar hij heeft wel zijn drie interrupties verbruikt. Hij mag dus nog zijn antwoord geven, maar daarna gaat de heer Fritsma door met zijn betoog.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Nee, ik vind dat je van mensen mag verlangen dat zij zich aan de Nederlandse wet houden. Dat verlang ik echter van iedereen in Nederland. Dat is mijn punt. De heer Fritsma zegt tegen mensen: word Nederlander, kies voor Nederland. Tegelijkertijd zegt hij tegen een aantal mensen: jullie mogen dat niet en als jullie het wel doen, weet dan dat ik jullie zal weten te vinden als jullie over de schreef gaan. Hij zal hen dus nooit behandelen als Nederlander. Hier hebben wij de kern te pakken van het grote verschil tussen zijn opvattingen en die van mij.

De heer Fritsma (PVV):

Dit is echt klinkklare onzin. Wij hebben bijvoorbeeld al een glijdende schaal die wij gebruiken om vreemdelingen die hier op grond van een verblijfsvergunning wonen in voorkomende gevallen het land uit te zetten, en dat is maar goed ook. De PVV-fractie wil daar verder in gaan en die glijdende schaal aanscherpen tot het punt waarop elk gepleegd misdrijf genoeg is om uit Nederland verwijderd te worden. Anders lossen wij de problemen nooit op.

Ik vraag de minister uit te leggen waarom hij spreekt over het kiezen voor Nederland, terwijl nieuwkomers dat vaak juist niet willen en dit van het kabinet ook niet hoeven te doen.

Een ander punt. Van de minister mogen wij het niet meer hebben over allochtonen. Wij moeten het hebben over "nieuwe Nederlanders". Met woordmanipulatie probeert de minister een situatie te creëren die rooskleuriger is dan de werkelijkheid, want ik herhaal dat van Turken en Marokkanen bekend is dat zij zichzelf juist niet in de eerste plaats Nederlander voelen. Ik vraag de minister of wij de vele allochtonen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, maar hier op grond van een verblijfsvergunning wonen, ook "nieuwe Nederlanders" moeten noemen. Dat zou bizar zijn, want die mensen kunnen wij net zo goed "nieuwe Chinezen" noemen. Zij zijn immers net zo min Chinees als Nederlander. Graag ontvangen wij op dit punt helderheid.

Ik wil niet meer beginnen over de kosten van de voortgaande massa-immigratie, want wij weten inmiddels dat de Nederlandse burger er in de schandalige visie van de minister geen recht op heeft om dat te weten. De PVV-fractie heeft al tevergeefs geprobeerd de minister om die reden naar huis te sturen en een onderzoek van de grond te krijgen waarin wordt nagegaan of er sprake is van een ambtsmisdrijf, aangezien de minister het vertikte om mijn Kamervragen hierover te beantwoorden. Er is echter iets merkwaardigs aan de hand rond het kostenverhaal. Het kabinet heeft namelijk onderzoek laten doen naar de financiële opbrengsten van moskeeën en imams. De minister kan dus wel met allerlei onzin komen en zeggen dat wij allochtonen niet langs de meetlat van de euro mogen leggen, maar dat geldt kennelijk niet als het om opbrengsten gaat. Dan plakt hij zelfs imams aan de meetlat van de euro om zijn punt te maken, hoe belachelijk dat punt overigens ook is. Het gaat erom dat de minister door de mand is gevallen. Het is kennelijk geen enkel probleem om allochtonen, zelfs imams langs de meetlat van de euro te leggen als het maar om opbrengsten gaat. Als het echter om kosten gaat, mag je dit niet doen. Dit is de hypocrisie ten top. Ik vraag de minister om dit uit te leggen.

Het beleid van deze minister is al met al een in- en intriest plaatje, waarmee ons land helemaal niets opschiet. Daarom dien ik een amendement in dat ertoe strekt het salaris van deze minister of de bezoldiging van deze minister symbolisch met € 1 te korten. Hiermee wil de PVV-fractie uitdrukken dat deze minister zijn werk bijzonder slecht doet.

Als allerlaatste punt wil ik nog even een onwaarheid uit de wereld helpen die over mijn collega Brinkman is gezegd. Mijn collega Brinkman heeft zich terecht verzet tegen de islamitische eedaflegging bij defensie. Dat is heel wat anders dan er hier net van gemaakt werd. Dat wilde ik als laatste punt kwijt.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Even over dat laatste punt. Ik heb het debat gedaan met uw collega over de aanstelling van een islamitische geestelijk verzorger. Daarbij is wel degelijk gezegd dat moslims geen plek hebben in de Nederlandse krijgsmacht. We zullen de citaten nog even uitwisselen.

De heer Fritsma (PVV):

Het gaat om de dubbele nationaliteit. Dat is een heel ander verhaal dan wat u nu zegt.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u uw gegevens later aan de heer Fritsma doet toekomen, mijnheer Dijsselbloem.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik had nog een vraag. Het kabinet voert een selectief migratiebeleid. Het is legitiem om daar de vraag bij te stellen of dat effectief is in termen van kosten en baten voor de Nederlandse samenleving. De heer Fritsma stelt daar namens de PVV een alternatief tegenover. Hij zegt: ons migratiebeleid is om de grenzen te sluiten vanuit moslimlanden. Hij heeft ons een lijst overhandigd en dat komt neer op zo'n vijftig landen. Zou het niet interessant zijn om eens aan de planbureaus te vragen om in alle objectiviteit een vergelijking te maken van de kosten en baten voor de samenleving van het selectieve migratiebeleid zoals dat nu wordt gevoerd, versus het voorstel om gewoon de grenzen te sluiten voor burgers uit vijftig moslimlanden? Daarbij moet ook in rekening worden gebracht dat de export naar deze landen vervolgens ongetwijfeld onmiddellijk zal worden gestaakt, etc. Er zitten nog wel wat economische consequenties aan, maar die nemen we dan mee.

De heer Fritsma (PVV):

Ons voorstel om een immigratiestop in te stellen voor mensen uit moslimlanden is niet financieel getint. Het gaat ons er natuurlijk om de ongewenst islamisering van Nederland tegen te gaan. Maar als u een voorstel hebt om te kijken naar economische effecten, dan ga ik daar niet net als het kabinet voor weglopen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Het is interessant om eens te vergelijken wat de ratio is achter uw voorstellen. Ik heb laatst in een debat al gezegd dat wij er bij de huidige peilingen toch een beetje rekening mee moeten houden dat de heer Fritsma de volgende minister van migratie is. Dan gaat hij vanaf dag één zo'n migratiestop vanuit moslimlanden instellen, denk ik. Ik wil gewoon weten wat dat betekent voor Nederland. Hij benadert het wel heel sterk in termen van kosten en baten. Dat was tenminste de insteek bij de vragen over de kosten en baten van allochtonen. Laten we het beleid dat hij voorstaat dan maar eens gaan beoordelen.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik kan de heer Dijsselbloem wel een handje helpen. Het weekblad Elsevier heeft ook gekeken naar de kosten van de voortgaande massa-immigratie en kwam op een astronomisch bedrag van 200 mld., wat het gekost heeft. Het kwam op een astronomisch bedrag van 13 mld. per jaar wat het gekost heeft. Dat zijn in mijn ogen realistische cijfers, ook al heeft Elsevier nog niet eens alle bestanddelen meegenomen die relevant zijn. Ons standpunt dat massa-immigratie klauwen vol met geld kost, dat handhaven we.

Mevrouw Karabulut (SP):

Beoordeelt de Partij voor de Vrijheid mensen nu op wat zij doen, dus dat zij zich gewoon aan de wet en aan de regels houden, of op wat zij zijn?

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb net al duidelijk gemaakt dat moslims die onze kernwaarden respecteren, die zich aan de wet houden, die onze westerse leefwijze omarmen, wat de PVV betreft natuurlijk niet uit Nederland hoeven te vertrekken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Oké, en kunt u mij dan ook vertellen hoeveel dat er op het totaal zijn, die zich gewoon keurig netjes aan de wet en aan de regels houden?

De heer Fritsma (PVV):

Het geval wil dat er heel veel cijfers bekend zijn over dit soort kwesties. Die cijfers liegen er niet om. In Rotterdam is bijvoorbeeld meer dan de helft van de Marokkaanse jongens verdacht van het plegen van een delict. Dat zijn ongelofelijk grote problemen, als je het over die cijfers hebt. De werkelijkheid is wreed en erg, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik ben het natuurlijk helemaal met u eens dat Nederlandse jongeren – of ze nu een Marokkaanse of Antilliaanse achtergrond hebben of gewoon hooligans zijn – die over de schreef gaan, aangepakt moeten worden. Er zijn in totaal een miljoen mensen met een islamitische achtergrond. Ik vroeg u welk percentage zich gewoon wel netjes en keurig aan wetten en regels houdt. Dat is het overgrote merendeel, 95%. Ik vind het zo jammer dat u iedere keer systematisch die hele groep in verband brengt met allerlei misdaden. U schuift deze mensen in de schoenen dat zij hun geloof als ideologie zouden gebruiken en allerlei terroristische aanslagen zouden plegen. U wilt "de Nederlandse straten schoonvegen". Dat is zo jammer, want het is gewoon bangmakerij. Mijn vraag aan u is of u eerlijk wilt zijn. Dan ben ik dat ook. Ik deel met u dat mensen aangepakt moeten worden als ze over de schreef gaan. Erkent u echter ook dat het overgrote merendeel van de Nederlandse burgers zich keurig aan de wet houdt?

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb net een paar cijfers genoemd. Meer dan de helft van alle Turken in Nederland vindt dat vrouwen hier te veel vrijheden en te veel rechten hebben. Als u dat geen maatschappelijk probleem vindt, hebt u het niet goed begrepen. Ik heb ook aangegeven dat de helft van alle Turken en Marokkanen in Nederland de islamitische achtergrond niet samen vindt gaan met onze Westerse leefwijze. Deze mensen geven dus zelf aan, mevrouw Karabulut, dat hun islamitische achtergrond niet in dit land past. U moet ervaringsdeskundige zijn. U hebt gezien dat er een demonstratie is geweest waarbij mensen hardop: "Hamas, Hamas, Joden aan het gas" riepen. U was erbij! Ik hoef u toch niet uit te leggen dat wij hier te maken hebben met toenemende homohaat, toenemende Jodenhaat. U was er zelf bij!

De voorzitter:

U mag reageren, maar een korte interruptie, geen lang verhaal.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik werp dat verre van mij. Mensen die over de schreef gaan en dat soort afschuwelijke dingen roepen, moet je natuurlijk aanpakken. De heer Fritsma stapt echter over het punt heen dat ik wil maken. Hij wil gewoon niet erkennen dat 75% van de mensen met een islamitische achtergrond seculier is. Zij willen een scheiding van kerk en staat. Een steeds groter deel van de mensen met een islamitische achtergrond gaat niet eens meer naar de moskee. Dat vertelt de heer Fritsma er niet bij. Mijn vraag aan hem was of hij mensen beoordeelt op wat zij zijn of op wat zij doen. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de heer Fritsma eigenlijk mensen beoordeelt op wat zij zijn. Dat vind ik niet passen bij een partij met de naam "Partij voor de Vrijheid".

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb hier net al antwoord op gegeven. Wat de naam van mijn partij betreft: vrijheid moet je wel verdedigen. De gelijkheid van man en vrouw, de vrijheid van meningsuiting en de scheiding van kerk en staat – om er maar eens een paar te noemen – behoren tot onze kernwaarden. Als deze allemaal door de islamisering onder vuur liggen, moet je natuurlijk optreden, mevrouw Karabulut. Wij zijn bereid dat te doen en uw partij helaas niet. Dat is jammer.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. De ChristenUnie is van mening dat het doel van integratie is dat iedere Nederlander, ongeacht zijn of haar achtergrond, zich deel voelt van onze samenleving. Daarom ondersteunt de ChristenUnie op hoofdlijnen de integratievisie van het kabinet. Afgelopen week las ik een interessant boek over warm- en koudklimaatculturen. Heel helder wordt daarin uitgelegd dat mensen met verschillende culturele achtergronden veel meer naar elkaar kunnen groeien indien zij meer ruimte nemen om elkaar te begrijpen. Juist dit onderdeel blijft onderbelicht in de integratievisie van het kabinet, terwijl het essentieel is voor een succesvolle integratie.

De integratievisie gaat uit van een moreel appel op nieuwe Nederlanders om te kiezen voor Nederland. Ik moet overigens zeggen dat ik problemen heb met de term "nieuwe Nederlanders". "Kies voor Nederland" is trouwens ook de titel van de integratienota van de ChristenUnie van enkele jaren geleden. Het vertrekpunt van de ChristenUnie is nu dat de meerderheid heeft gekozen. Het is nu zaak dat deze burgers naast eigen verantwoordelijkheid en inspanning ook de ruimte krijgen om kansen te benutten. In dit kader vraag ik aandacht voor het Project Wij. Ofschoon dit project een succes blijkt te zijn, wordt de subsidie ervan niet gecontinueerd. Ik wil hierop graag een toelichting van de minister.

De heer De Krom (VVD):

Mijn collega spreekt warme woorden over de samenleving en over het feit dat iedereen kansen moet krijgen. Geldt dat ook voor lesbische vrouwen die lid willen worden van de gemeenteraad voor de ChristenUnie?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Wat heeft dat nu weer te maken met kansen?

De heer De Krom (VVD):

Van alles. Ik vraag aan u of u vindt dat de desbetreffende vrouw de kans moet krijgen om te doen wat zij graag wil, namelijk voor de ChristenUnie plaatsnemen in de gemeenteraad.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Als deze vrouw dat zo graag wil, mag zij inderdaad solliciteren. Het is dan aan de selectiecommissie om te bekijken of deze vrouw op een geloofwaardige wijze de politieke partijpunten naar voren kan brengen.

De heer De Krom (VVD):

Wat u betreft mag het feit dat iemand lesbisch is dus geen beletsel zijn om voor de ChristenUnie in de gemeenteraad plaats te nemen?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Absoluut niet. De selectiecommissie moet op dat moment daarover een oordeel vormen.

Integratie vraagt vooral inspanningen van "nieuwe Nederlanders", maar om te slagen moet de inzet wel van twee kanten komen. Is de minister het met mij eens dat integratie zonder een appel te doen op gemeenschapszin van iedere Nederlander gedoemd is te mislukken? Hoe wil hij deze gemeenschapszin verder bevorderen? Deze morele plicht, maar ook het recht om mee te doen aan de Nederlandse samenleving gaat wat de ChristenUnie betreft verder dan verplichte inburgering en participatie. Met andere woorden: zorg ervoor dat iedereen meedoet. Het gaat ook om de vraag hoe wij elkaar kunnen vinden rond centrale waarden en identificatie en de vraag hoe wij ons thuis kunnen voelen. Ik overhandig de minister en de woordvoerders daarom graag de publicatie "Voorwaarden voor vrede" van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie over de integratie van moslims. Hierin wordt deze drieslag uitgewerkt.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Het is belangrijk dat er een stevig fundament is van gedeelde waarden en normen, van respect en fatsoen. Het gaat zowel om de integratie van burgers als om de vormgeving van de Nederlandse cultuur. Het bewust doorgeven van onze cultuurelementen via inburgeringstrajecten en het leren van de taal zijn voorwaarden voor een succesvol integratieproces. Is de minister het met mij eens dat het opnemen van de module "Nationale cultuur en identiteit" in de inburgeringscursus geen overbodige luxe is?

De minister spreekt in zijn integratievisie over de spankracht van de samenleving. Ik deel deze zorg, maar die spankracht hangt ook af van de wijze waarop wij naar elkaar kijken. Het gaat daarbij ook om de wijze waarop wij over elkaar spreken. Gaan wij uit van een samenleving die gebaseerd is op contractdenken of van een samenleving die een verbond is van burgers? In die laatste vorm bijvoorbeeld bouwden wij samen Nederland op na de oorlog en na de overstromingen in 1953. Ik wil hierop graag een reactie van de minister.

Kiezen voor Nederland is volgens de minister ook het kopen van een huis. Ik wil hierop graag een toelichting. Ik ben het met de minister eens dat immigratie geen jaar na jaar uitgesteld vertrek is, maar ik verneem graag van hem waarom bepaalde burgers in Nederland niet kunnen aarden. Wat gaat hij daaraan doen? Integreren doet men namelijk met het hart en dat is duurzaam. Ik zie dat mijn lichtje al knippert.

De voorzitter:

U hebt nog 15 seconden.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. In 2010 verschuift de aandacht van inburgeringsplichtigen naar inburgeringsbehoeftigen. Wordt het nu geen tijd om te kiezen voor een buurtgerichte aanpak met inburgeringsteams, zoals de MOgroep dat voorstelt? Is de minister daarnaast bereid om alle goede voorbeelden van wervingsmethoden voor inburgeringsbehoeftigen te bundelen en te verspreiden onder de gemeenten?

Inburgering begint met taal. Er zijn mensen die nog moeten beginnen met alfabetiseren. Gemeenten zouden graag een participatievoorziening aanbieden zonder dat dit per se leidt tot een inburgeringsexamen. Op welke wijze stimuleert de minister dergelijke laagdrempelige participatievoorzieningen? Tot slot vraag ik de minister in het kader van de heroverwegingen om de nadruk te leggen op een programmatische, meerjarige en duurzame integratieaanpak.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. 40% van de kinderen en jongeren die zich melden bij Bureau Jeugdzorg, had bij eerdere signalering en directe lichte hulp helemaal geen zware en dure jeugdzorg nodig. Wie een bezoekje brengt aan jeugdgevangenissen, schrikt zich te pletter. Het zijn zwarte jeugdgevangenissen. Aan het einde van de basisschool zijn de taalachterstanden bij Marokkaanse en Turkse Nederlanders groot. Toen zij klein waren, hebben hun ouders hun meestal niet kunnen voorlezen in het Nederlands. Het ene na het andere onderzoek van het CPB tot de OESO toont aan dat kinderen van nieuwe Nederlanders en kinderen uit de lage sociale milieus zelden een kwartje worden. Een op de drie Turks-Nederlandse jongeren verlaat voortijdig de school en een van de belangrijkste oorzaken daarvan is de vroege selectie na de basisschool.

De jeugdwerkloosheid loopt snel op. Ook hier raakt het vooral kinderen uit de lagere sociale milieus en kinderen van nieuwe Nederlanders.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik heb vanochtend de Volkskrant gelezen. Daarin schrijft de heer Dibi een heel positief verhaal. Ik begrijp dan ook niet dat hij nu stellig zegt dat het in Nederland onmogelijk is om een kwartje te worden. Als ik naar de hogescholen kijk, zie ik ongelooflijk veel migrantenkinderen, wier ouders heel laag opgeleid waren, maar die toch echt bezig zijn allemaal kwartjes te worden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat klopt. Als de heer Dijsselbloem de rest van mijn betoog hoort, snapt hij misschien wat ik wil zeggen.

Meisjes zijn volgens E-Quality vaker werkloos dan jongens. Dit maakt hen afhankelijk van familie, man of een uitkeringsinstantie. Als je toevallig bent geboren in een Vogelaarwijk, zo liet een onderzoek van FORUM zien, is de kans dat je doorstroomt naar havo of vwo aanzienlijk lager dan wanneer je in een andere buurt bent geboren. De segregatie in wijken en scholen wordt steeds groter. Dit is waar het integratiedebat over moet gaan.

Vandaag hoop ik een pact te sluiten met alle politieke partijen die aanwezig zijn om verheffing en emancipatie weer centraal te stellen in het integratiedebat. Ik heb goede moed. Inmiddels is er na lange strijd een meerderheid gevonden in de Tweede Kamer om de jeugdzorg in zijn geheel eens goed onder de loep te nemen. Dank aan de PvdA-fractie daarvoor. Alle neuzen wijzen dezelfde richting op om iets te maken van de vroeg- en voorschoolse educatie en doorstromen en stapelen. Ook de bestrijding van de jeugdwerkloosheid hebben wij allemaal topprioriteit gegeven.

Als wij gezamenlijk constateren dat het integratiedebat moet gaan over de vraag hoe zo veel mogelijk dubbeltjes kwartjes kunnen worden, moet het integratiedebat voorbij de hypes gaan. Het zich bezighouden met futiliteiten als de mijter van Sinterklaas en liedjes van Kinderen voor Kinderen leidt af van deze opdracht, die om urgentie vraagt. Het integratiedebat is ontspoord en moet weer op de rails.

Ook buiten de politieke radar wordt die urgentie gevoeld. In het meest recente SCP-rapport over de integratie staat duidelijk dat er een grote verantwoordelijkheid rust op de nieuwe generaties Nederlanders. Dit is de voorhoede die ik beschrijf in het manifest dat ik vanochtend in de Volkskrant presenteerde en dat ik inmiddels ook heb uitgedeeld. Deze generatie bestaat uit een groeiende groep jonge mensen, die zijn weg omhoog vindt via sport, politiek en kunst en cultuur, en in toenemende mate de middenklasse bevolkt. Zij dromen niet van de jihad, maar van vrijheid en democratie, van die ene opleiding en die felbegeerde baan. Zij opereren niet langs etnische of religieuze lijnen, maar leggen verbanden op basis van gedeelde interesses en idealen. Wanneer de schijnwerper zich voor de verandering eens verplaatst van de moskee naar de clubs en de collegezalen, van gevangeniscel naar voetbalveld, leggen zij overtuigend de eenzijdigheid van het integratiedebat bloot.

De voorhoede is groter dan vaak wordt gedacht en wil gezien en gehoord worden. De voorhoede wordt hierin gesteund door Simon uit Andijk, Deborah uit Nijmegen en Maaike uit Amsterdam en door al meer dan duizend andere Nederlanders die het manifest hebben ondertekend. Toen ik gisteren bij Pauw & Witteman was, bleek dat de server van GroenLinks platlag. Iemand zei mij dat dat niet heel moeilijk is bij de site van GroenLinks, maar er is wel ontzettend veel steun voor een andere koers in het integratiedebat. Daarvoor hebben wij deze minister nodig.

Deze mensen, die ik benoem, willen het doemscenario in het integratiedebat inruilen voor een nieuw scenario. Daarvoor moeten er drie zaken veranderen. Allereerst wordt in het nieuwe scenario de nadruk gelegd op individuen in plaats van op de veronderstelde gemeenschap. Karakteristiek gaat boven statistiek. In de tweede plaats draait het in dat scenario niet om vluchtige hypes, maar heeft iedereen zijn eigen verhaal, dat inspireert in plaats van dat het frustreert. Daarin figureren wij niet in de grote Geertshow. Het draait om kwaliteit in plaats van om kijkcijfers. Het derde punt is het belangrijkste. Het debat moet de ongekende potentie van onderwijs, jeugdzorg, kunst, cultuur, sport en werk op de voorgrond plaatsen in plaats van in de aftiteling.

Wie doet er mee? Wie doet er mee met gemengde voorscholen en vroegschoolse educatie om kinderen te bewapenen en ouders te verleiden met taallessen? Wie doet er mee met kinderen te laten proeven van kunst en cultuur en ze in beweging te krijgen door sport betaalbaar te maken? Wie doet er mee met het aanpakken van de vroege selectie na de basisschool, zodat kinderen niet al op hun twaalfde in een koker worden gestopt waar zij niet meer uit kunnen komen? Wie doet er mee met het organiseren van effectieve laagdrempelige opvoed- en opgroeiondersteuning als de opvoeding moeilijk wordt? Wie doet er mee met het terugbrengen van de menselijke maat in de roc's, zodat jongeren niet onzichtbaar zonder diploma uit school vallen? Wie doet er mee met bovenaan de politieke agenda plaatsen van segregatie in wijken en scholen en met het bestrijden van discriminatie? Wie doet er mee aan het stelling nemen tegen religieuze interpretaties die strijdig zijn met waarden als de vrijheid van meningsuiting, de gelijkheid van man en vrouw en scheiding van kerk en staat? Ook in het nieuwe scenario moet er sprake zijn van religiekritiek, maar niet over de rug van mensen heen.

De volgende fase in het integratiedebat laat zich het beste vatten in de uitspraak: niet lullen, maar poetsen. Ik heb een vraag voor de minister voor integratie. Ik ben hem op zichzelf genomen ontzettend dankbaar voor het feit dat hij de polarisatie uit het debat heeft gehaald. In een nieuw scenario speelt de regisseur een belangrijke rol. Volgens mij krijgt dit debat ruimte in het debat dankzij deze minister. Ik hoop dat hij samen met GroenLinks en met alle andere partijen die ook vragen om het manifest te ondertekenen, het ontspoorde debat weer op de rails zal krijgen en het terug zal brengen naar de kern waarom het zou moeten gaan, in plaats van om de hypes.

Ik heb nog een minuut over. Dat had ik niet verwacht. Zet u de tijd maar stop, voorzitter.

De voorzitter:

Dat zal ik zeker doen, maar voordat u kunt gaan zitten, heeft mevrouw Verdonk een vraag aan u.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik wil graag van de heer Dibi weten wat mijn integratietrucje is.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat weet u zelf het beste, denk ik, want u hebt er veel mee gescoord in de afgelopen tijd. Mijn felicitaties trouwens met de gemeenteraadsverkiezingen. Veel mensen hadden dit niet verwacht. Uw integratietrucje is wat je ziet in het integratiedebat dat begon met Frits Bolkestein, vervolgens werd opgepakt door Paul Scheffer en vervolgens een plek kreeg bij Rita Verdonk. Met een heel hoog volume wordt er gesproken over problemen, maar als het gaat om de oplossingen, is het de vraag of die er wel zijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Een heel kort vraagje. Ik wil graag ook een heel kort antwoordje. Wat is mijn integratietrucje?

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat kan ik volgens mij beter aan u vragen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

U hebt een oordeel over mij geveld in uw – wat is het? – manifesto. Daarin schrijft u heel duidelijk: de ene na de andere politicus betrad het speelveld met hetzelfde integratietrucje: Pim Fortuyn, Ayaan Hirsi Ali, Rita Verdonk en Geert Wilders. Ik wil graag weten wat mijn integratietrucje is. Anders wil ik graag dat u nu mijn naam uit uw stuk haalt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Mevrouw Verdonk heeft op het gebied van integratie een aantal heel goede dingen gedaan, maar zij heeft ook een aantal foute dingen gedaan. Zij heeft over de rug van heel veel mensen zelf een positie verworven in het integratiedebat, door beledigende uitspraken als: moslims hebben een lager incasseringsvermogen. Dat zijn de dingen die ik bedoel.

De voorzitter:

Mevrouw Verdonk mag hierop reageren, maar dan is deze interruptie definitief voorbij.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik merk op dat de heer Dibi dit niet kan onderbouwen: een integratietrucje dat ik zou hebben uitgehaald. Ik heb een beleid gevoerd en daar heb ik achter gestaan. Heel veel mensen hebben daar achter gestaan. De heer Dibi hoeft het er niet mee eens te zijn, maar dit hoort niet, en ik wil graag dat hij mijn naam eruit haalt.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb zelf al gezegd dat mevrouw Verdonk ook ontzettend veel goede dingen heeft gedaan, maar ook ontzettend veel foute dingen heeft geroepen. Ik noemde zelf een van die uitspraken.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Vorige week kwam minister Van der Laan met zijn visie op integratie: integratie is in de eerste plaats een opdracht voor de nieuwkomer. Daarnaast moest wangedrag worden benoemd en bestreden. Het ademde de noodzaak om af te rekenen met de naïviteit van weleer. Tegenover het Algemeen Dagblad verklaarde hij dat we vrij onnozel waren om niet te zien dat je voor het slagen van integratie wel eisen moet stellen. Van der Laans visie wekte de suggestie dat er een waterscheiding plaatsvond met eerder ingezet beleid. Dat was wel een beetje vreemd, want vervolgens kwam er nauwelijks extra beleid voor in zijn brief. Daarmee past Van der Laan precies in het beeld dat het integratiedebat al bijna tien jaar laat zien: ongeduld dat ongedurig zijn weg baant via retoriek.

Al tien jaar geleden heeft Paars II besloten en erkend dat er een probleem is met de integratie in Nederland.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Iets eerder dan de Integratiebrief verscheen er een dik epistel over de problematiek van huwelijksmigratie. Dat hebben we de vorige week besproken in de Kamer. Dat is ongelooflijk belangrijk als het gaat over de voortgaande rem op integratie. De fractie van D66 heeft niet de moeite genomen om aan dat debat deel te nemen. Dus pas op met wie u verwijten maakt over inhoud van beleid en daaraan willen bijdragen!

De heer Van der Ham (D66):

We zijn een kleine fractie en we kunnen niet elk debat volgen. Ik zal dadelijk op de huwelijksmigratie terugkomen. Dat is een belangrijk onderwerp.

De afgelopen tien jaar is er natuurlijk wel heel veel gebeurd. Minister Van Boxtel verplichtte in 1999 de inburgering en de taallessen. Onder leiding van staatssecretaris Cohen kwam er een zeer strenge asielwetgeving: wel politiekasielzoekers, maar geen economische. Opvallend is het dat de afgelopen tien jaar eigenlijk niets wezenlijks is veranderd aan dat beleid, omdat eigenlijk iedereen het daar wel mee eens is. Nieuwe aanpassingen, zoals huwelijksmigratieregelingen, strengere eisen daaraan, inburgering voor oudkomers, zijn er wel gekomen, maar dat zijn verbeteringen, verexpliciteringen. Bij nuchtere beschouwing is het debat de laatste tien jaar vooral gegaan over incidenten, uitvoeringsproblemen en uitzonderingsgevallen. Dat is belangrijk, want uiteindelijk is dat doorslaggevend bij het slagen van integratiebeleid, maar de waterscheiding heeft tien jaar geleden al plaatsgevonden. Toch wordt vrijwel elke twee jaar weer een nieuwe revolutie aangekondigd. Rond randgevallen meestal. De Integratiebrief van de minister doet eigenlijk hetzelfde: de hulp bij remigratie wordt ingeperkt en er komt beleid tegen neef-nichthuwelijken.

Het beperken van de remigratieregeling is prima, wat D66 betreft. Maar wel even voor de goede orde: we hebben het hier over slechts 1619 gevallen in 2008. Dat zijn randgevallen. Apennootjes, peanuts. Wij zijn ook een voorstander van het ontmoedigen van neef-nichthuwelijken. Gaat de minister dat verbieden? Hoe gaat hij dat precies doen? Ontmoedigen is prima, maar wij krijgen daar wel graag een uitwerking van.

Een essentiëler punt dat de minister maakt, zijn de taal- en inburgeringslessen. De minister stelt dat nieuwe Nederlanders niet moeten mauwen als ze praktisch een probleem hebben om hieraan mee te doen. Wat is dat eigenlijk voor een houding? Oud-minister Winsemius heeft vorig jaar op het VNG-congres de gemeenten hard aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Waarom worden er niet veel meer lessen gegeven op tijdstippen waarop mensen ook gewoon kunnen, dat wil zeggen 's avonds of in het weekend? Als mensen dan nog niet willen, heb je ook echt een positie om ze hard aan te spreken. Graag krijg ik op dat punt een reactie.

Voorzitter. Hoe wil de minister de verschillen tussen gemeenten qua kosten en lesuren gelijk krijgen? Hoe gaat de doelstelling van 60.000 cursussen in 2010 gehaald worden? Waarom ontbreken doelstellingen en indicatoren voor succesvol beleid in de begroting? Hoe gaat hij dat oplossen?

De doelstellingen van het beleid van de minister vinden wij prachtig, dus daar hoeven we geen inkt aan vuil te maken. Maar hoe voert hij die doelstellingen goed uit? FORUM heeft daar fantastische voorstellen voor gedaan. Het keurmerk, waarover de heer Dijsselbloem sprak, vinden wij een goede zaak.

Het enige punt waarop het debat de afgelopen jaren nog wel echt ideologisch werd, leek de vraag hoe minderheidsgroepen en hun religies bejegend dienen te worden. Hoewel iedereen in dat debat zijn eigen toon koos, is hier inmiddels ook echt sprake van een heimelijke consensus. D66 pleit niet voor niets – kijk naar onze initiatiefwetsvoorstellen – voor een zo groot mogelijke vrijheid van meningsuiting en het waarborgen van grondwettelijke vrijheden. Wij pleiten voor tolerantie richting vrouwen, homo's en het ontwikkelen van incasseringsvermogen. De Algemene wet gelijke behandeling moet worden aangepast, evenals artikel 1 van de Grondwet. De wet inzake smalende godslastering moet worden afgeschaft en de acceptatieplicht moet worden ingevoerd. Kerk en staat moeten van elkaar gescheiden blijven. Dat zijn onze voorstellen. Deze voorstellen zijn niet alleen door ons gesteund, maar ook door onszelf ingediend.

De minister stelt dat mensen moeten kiezen voor Nederland. Dat klinkt opnieuw flink, maar wat betekent het nu concreet? Mensen moeten de taal leren, maar wat moeten ze opgeven om Nederlander te worden? Het Nederlanderschap wordt elke keer opnieuw uitgevonden. Geef goed onderwijs over de ideeëngeschiedenis van onze samenleving en laat jongeren zien dat die ook over hen gaat!

Over onderwijs gesproken: 89.000 kinderen krijgen zwak of zeer zwak basisonderwijs; 38.000 kinderen krijgen zwak of zeer zwak voortgezet onderwijs. Leerlingen uit achterstandsgezinnen hebben een veel grotere kans op zwak onderwijs. Veel jongeren komen met een achterstand op het basis- of het middelbaar onderwijs terecht. Daar moet groot en goed beleid op worden gevoerd. En dat mis ik te veel in het beleid van de regering.

Nog iets over werk. Te vaak zijn allochtonen de outsiders: mensen zonder vast arbeidscontract. Door de starre arbeidsverhoudingen en de arbeidsmarkt worden zij niet aangenomen. Daardoor worden zij in een economische crisis harder getroffen; hun werkloosheid loopt sneller op doordat zij vaak tijdelijke contracten hebben. Breek die arbeidsmarkt open en maak het makkelijker om te ondernemen, juist ook voor mensen met een uitkering!

Ja, sommige jongeren, sommige nieuwkomers ontsporen. Daar laat het kabinet de boel ook liggen. De meeste autochtone kinderen komen nog wel in de jeugdzorg terecht, maar niet de allochtone kinderen; zij belanden al snel in jeugdgevangenissen, waar het dan van kwaad tot erger wordt. Hoe spreekt u uw collega Rouvoet daarop aan?

Waarom accepteert u, minister Van der Laan, een bezuiniging van 190 mln. op de politie? Die is juist belangrijk voor het soort buurten waar ik het zojuist over had.

Ten slotte: intussen neemt de integratie van nieuwe Nederlanders zienderogen toe. Dat concludeerde, waarschijnlijk tot haar eigen schrik, de commissie-Blok al. Ook andere onderzoeken laten zien dat in het afgelopen decennium flink is geïntegreerd: het opleidingsniveau stijgt, de relatieve werkloosheid neemt af, de acceptatie van democratie en het incasseringsvermogen zijn toegenomen. Ook de ontkerkelijking slaat toe: bijna twee derde van het aantal moslimjongeren bezoekt geen moskee meer. Hierin lijken de nieuwe Nederlanders in rap tempo op de oorspronkelijke Nederlanders.

Er ontstaat een nieuwe middenklasse. Langzaam gaat het de goede richting uit. Maar dat mag je haast niet meer zeggen. Het grootste taboe in het integratiedebat is dat je uitspreekt dat integratie domweg tijd kost en dat de feiten dat bewijzen. Het integratiedebat moet wat ons betreft gaan over het uitvoeren van praktisch goed beleid, op tijd bijstellen, er bovenop zitten, rotte appels er op tijd uit halen. De ideologische rambam en de kretologie probeert een oorlog uit te vechten die allang gestreden en gewonnen is.

De heer De Krom (VVD):

Ik heb nog een vraagje aan mijn collega. Daartoe geef ik een vrije vertaling van een aantal woorden van uw fractievoorzitter uit de Van Randwijklezing: het kan niet anders of het tobberige en hysterische klimaat waarin in Nederland nu al jarenlang over immigratie en integratie wordt gesproken, is een probleem en daar moeten wij wat aan doen. Nu heeft uw fractievoorzitter ongeveer twee weken geleden richting (de partij van) de heer Wilders gezegd: u bent een racist en een rechtsextremist en weet ik wat allemaal meer. In hoeverre heeft dat nu bijgedragen aan het verminderen van het hysterische klimaat waarover uw fractievoorzitter zich zo beklaagt?

De heer Van der Ham (D66):

Die kwalificaties heeft mijn fractievoorzitter al in diverse debatten geuit, ook hier bij de algemeen politieke beschouwingen. Dat is dus helemaal niets nieuws. Ik heb al eerder in het interruptiedebatje met de heer Fritsma gevraagd wat zijn standpunt over de kopvoddentaks nu werkelijk anders is dan wat bijvoorbeeld in Zuid-Afrika gebeurde. Wat dat betreft, is het allemaal dus helemaal niet zo nieuw.

De heer De Krom (VVD):

Mijn vraag was ook niet: is het nieuw? Mijn vraag is: in hoeverre draagt het nu bij aan het oplossen van hetgeen waarover uw fractievoorzitter zelf klaagt, namelijk het hysterische karakter van het debat? Vindt u eigenlijk niet dat uw partij daar zelf een beetje hysterisch bezig was?

De heer Van der Ham (D66):

Nee, want als je benoemt welke rare zaken in dit huis door collega's worden uitgesproken en als je dat in een perspectief plaatst, is daar niets mis mee. U hebt evenwel kunnen vaststellen dat ik in mijn bijdrage geen woord aan de heer Wilders of de PVV heb vuilgemaakt. Hiermee heb ik het nu toch even gedaan. Uiteindelijk ben ik helemaal niet in die partij geïnteresseerd. Ik ben wel geïnteresseerd in de oplossingen. En daarvoor heb ik een aantal voorstellen gedaan.

De voorzitter:

Mijnheer De Krom, een laatste interruptie op dit onderdeel.

De heer De Krom (VVD):

U bent misschien niet in die partij geïnteresseerd, maar D66 wel degelijk, in de persoon van uw fractievoorzitter. In diezelfde Van Randwijklezing is overigens ook uitgesproken dat integratie vanzelf gaat. Dat is wat D66 zegt. U hebt het ook over scheiding van kerk en staat en dat soort zaken. Wij hebben een hele discussie gehad over de tweeluik religie en publiek domein. Ik heb beargumenteerd waarom dat document mij veel te ver ging op het punt van het doordringen van religie in het publieke domein. U had er totaal geen problemen mee. D66 heeft dus helemaal problemen met gescheiden inburgeren en dat soort zaken.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer De Krom (VVD):

Ik vind het helemaal prima dat D66 dat debat op ongelooflijk hoge toon voert. Ik zit echter nog altijd te zoeken naar wat nu uw eigen inhoudelijke bijdrage aan dit debat is. Elke keer ben ik in verwarring. Echt.

De heer Van der Ham (D66):

U hebt een pleidooi gehoord over onderwijs. Daarover hoor ik uw partij juist zo weinig. Het gaat over het openbreken van de arbeidsmarkt. Daar hoor ik u wel eens over, maar wij zijn daar veel uitgesprokener over. Als het gaat over de scheiding tussen kerk en staat zijn het toch vaak initiatiefwetsvoorstellen van D66 die u steunt. Ik zie dus meer een probleem bij de VVD. Wij zijn helemaal niet gelukkig met gescheiden inburgering. Dat heb ik tijdens dat debat uitdrukkelijk gezegd. Wij zagen ook allerlei voorbeelden in bepaalde steden waarin dat niet gebeurde en waar het prima ging. Toen heb ik de minister gevraagd eens te bekijken waarom sommige gemeenten het wel goed doen en bijvoorbeeld Utrecht het gescheiden vormgaf. U moet wel goed luisteren. U wilt natuurlijk iets horen, maar u hebt gewoon ongelijk, mijnheer De Krom. U hebt gewoon ongelijk.

De heer Fritsma (PVV):

De heer Van der Ham hield het in zijn inbreng inderdaad rustig richting de PVV, maar op uitnodiging van de VVD komen er nu toch weer termen als "racisme" de zaal door vliegen. Dan wil ik daar toch wel wat van zeggen. U moet gewoon ophouden met dit soort gruwelijk valse beschuldigingen. U haalt zelf Zuid-Afrika erbij. Dat impliceert ongelijkheid. Kijk eens naar de islamisering van Nederland. Kijk eens naar de ongelijkheid die dat in de hand werkt. Kijk eens naar de islam als kwaadaardige ideologie.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, mijnheer Fritsma?

De heer Fritsma (PVV):

Of de heer Van der Ham daar even naar wil kijken. In de islam wordt alles wat niet moslim is – vrouwen, homo's, joden, ongelovigen in het algemeen – weggezet als minderwaardig aan moslims. Als hij het over ongelijkheid heeft, moet hij daarnaar kijken.

De heer Van der Ham (D66):

Wij zijn een groot tegenstander van het gebruiken van religie om mensen uit te sluiten. Mag ik u eraan herinneren dat het openstellen van het huwelijk voor homo's door D66 is neergezet? Het aanpassen van artikel 1 was een initiatiefwetsvoorstel van D66. Wij waren ook zeer uitgesproken over de Algemene wet gelijke behandeling zodat christelijke en islamitische scholen geen homo's kunnen weigeren. Mag ik even wijzen op wat u allemaal zegt over moslims?

De voorzitter:

Geen uitlokking nu. Anders zijn wij eindeloos bezig. U antwoordt op de interruptie en dat hebt u zojuist gedaan.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Fritsma had het over de vergelijking met Zuid-Afrika. Als iedereen een hoofddeksel op mag en één groep mag het wel doen maar moet belasting betalen, dan is dat toch ongelijke behandeling?

De heer Fritsma (PVV):

De heer Van der Ham begrijpt het gewoon niet. Ik heb net uitgelegd dat er een wezenlijk verschil is tussen het jodendom, het christendom en de kwaadaardige ideologie van de islam. Daarnaast is mijn punt dat u niet met valse beschuldigingen van racisme aan moet komen. Daarmee bewijst u dat u het puur inhoudelijke debat niet wilt voeren.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ga graag met u een inhoudelijk debat aan. Dat is geen enkel probleem. Alleen als u met heel rare voorstellen komt, die u zelf niet eens kunt verdedigen en u niet inziet dat er geen sprake is van gelijke behandeling als je een groep uitsluit of belasting laat betalen, begrijpen wij elkaar niet. Dan komen wij er niet uit, mijnheer Fritsma.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, voor de laatste maal.

De heer Fritsma (PVV):

Ja, ik heb nog een korte opmerking.

De voorzitter:

Nee, een interruptie is een vraag.

De heer Fritsma (PVV):

Dan vraag ik de heer Van der Ham om op te houden met het uiten van valse beschuldigingen over racisme. Als D66 racisme verward met een strijd tegen de islamisering, heeft D66 het echt niet begrepen.

De heer Van der Ham (D66):

D66 staat voor de scheiding van kerk en staat, welke kerk, moskee of sjoel het ook is. Wij vinden dat die scheiding er moet zijn, maar wij vinden ook dat alle religies gelijk behandeld moeten worden. Ik wil u herinneren aan een van de meest verfoeilijke en meest onderschatte momenten die er de afgelopen jaren zijn langsgekomen. De PVV-fractie en mevrouw Verdonk stemden voor een amendement dat het moslims bemoeilijkte om hun begrafenisritueel uit te voeren. Daar hebt u voor gestemd. Ook mevrouw Verdonk heeft daar voor gestemd. Zelfs in het graf wil de PVV, maar ook mevrouw Verdonk, moslims hinderen in het uiten van hun religie. Dat is niet eens in de krant gekomen, maar zo ver gaat u. Daar neem ik gewoon afstand van.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De heer Van der Ham is heel goed in staat om allerlei dingen uit zijn verband te rukken. Ik heb een vraagje. Die scheiding van kerk en staat, de gelijkheid van homo's en hetero's en de gelijkheid van man en vrouw, is dat de basis van onze nationale identiteit?

De heer Van der Ham (D66):

Dat is de basis van onze rechtstaat en van onze nationale identiteit. Daar moet iedereen zich aan houden.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat ben ik helemaal met de heer Van der Ham eens. Maar hoe kan de grote partijleider van D66 dan zeggen dat hij die nationale identiteit een archaïsch begrip vindt?

De heer Van der Ham (D66):

Dat kan omdat mevrouw Verdonk twee dingen door elkaar haalt. Wanneer het gaat over sinterklaas – ik ben overigens een groot fan van sinterklaas – of allerlei andere dingen waar zij zich druk over maakt, kun je daar een eindeloze discussie over voeren. Wat ons bindt in onze vrije samenleving, is onze Grondwet. Dat zet D66 voortdurend neer. Het gaat om onze grondrechten, onze vrije burgerrechten, het gaat over gelijke behandeling en vrijheid van meningsuiting. D66 staat daar als een paal voor.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik concludeer dat de heer Van der Ham hier zegt dat de gelijkheid van homo's en hetero's, de gelijkheid van vrouw en man, de scheiding van kerk en staat in de beleving van zijn partijleider archaïsche begrippen zijn.

De heer Van der Ham (D66):

Nee, dat zeg ik helemaal niet. Onze Grondwet, onze burgerrechten, vormen de basis van onze samenleving. Het zijn zaken waarvoor wij honderden jaren hebben gevochten en waarop mensen uit de hele wereld jaloers zijn, omdat wij alles zo goed hebben geregeld. Als je naar onze initiatiefwetsvoorstellen kijkt, kan het voor ons op het gebied van gelijke rechten nog een stukje beter. Het is niet de religie en het al dan niet in sinterklaas geloven die ons binden; maar het zijn onze grondrechten en vrijheden die ons binden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Oude Nederlanders voelen zich soms een vreemde in hun eigen buurt, aldus de minister voor Wonen, Wijken en Integratie. De nieuwe terminologie "nieuwe Nederlanders" wekt bij ons weinig enthousiasme en klinkt al gauw wat verhullend. In een culturele smeltkroes als de VS kan zonder negatieve gevoelens worden gesproken over migranten. Waarom kan dat hier niet? Maar de typering is wel raak: vervreemding en onbehagen, verlies van het vertrouwde. Goed dat dat wordt erkend en benoemd. Wegkijken is geen oplossing. Maar wat is het antwoord? Is het meer dan lippendienst?

Onbehagen en vervreemding treden vaak op door luidruchtige conversatie en onverstaanbare taal, om maar eens iets alledaags te noemen. Goed dat de laatste jaren eindelijk werk wordt gemaakt van het leren van het Nederlands, van inburgering. Maar, zo vraag ik de minister, gaat dat er ook echt toe leiden dat in de stadsbus gewoon Nederlands wordt gesproken?

Het kabinet maakt veel werk van de aanpak van grote onderwerpen als eerwraak of vrouwenbesnijdenis. Terecht. Maar het zijn vaak de meer alledaagse ergernissen waar autochtone Nederlanders tegen aanlopen. Behalve de taal zijn dat kwesties die ik onlangs hoorde in het verhaal van iemand uit zo'n bekende wijk met de nodige integratieproblemen: de afzichtelijke schotels die aan de huizen worden bevestigd als een krachtig symbool van non-integratie. Veelgebruikte megabarbecues die rookwolken in de lucht in de buurt verspreiden, de vertrouwde winkels die veranderen in oosterse bazaars, luidruchtige gebedsoproepen en megamoskeeën werken vervreemding bij uitstek in de hand. Daarin is op zijn minst ook wijze zelfbeperking en ontmoediging geboden. Het is verhullend dat in het beleid nu wel de hoofddoekjes maar niet de minaretten en gebedsoproepen als voorbeelden van gevoelens van vervreemding worden benoemd. Hoe gaat de minister deze lacune aanvullen?

Ook voor een andere bron van onbehagen is meer aandacht nodig. Positieve discriminatie, allerlei programma's en voorkeursbeleid kunnen wrevel wekken. Neem als voorbeeld het subsidiëren van een site als ikmetjou.nl, of websites met speciale banen voor allochtonen. Dat is nergens voor nodig. Het is soms zelfs schadelijk als er positief discriminatiebeleid wordt gevoerd. Is er ook op dit terrein een herziening?

Voor goed samenleven is meer nodig dan alleen maar gedrag dat niet strijdig is met wettelijke regels. Terecht spreekt het kabinet over een morele plicht voor immigranten om zich te richten naar de Nederlandse samenleving. Maar dat moet niet betekenen dat iedereen klakkeloos moet applaudisseren voor de zogenaamde moderne verworvenheden. Je bent niet pas geïntegreerd als je, om maar iets te noemen, het homohuwelijk het einde vindt en abortus en euthanasie toejuicht.

De echte identiteit van een land wordt niet gevormd door de laatst aangenomen wetten, maar door datgene wat zich in de eeuwen heeft bewezen en waarin de wijsheid van meerdere generaties zijn beslag heeft gekregen. Wat dat betreft is het relevanter dat een nieuwe Nederlander weet wat een statenbijbel is dan waar de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde voor staat, om maar iets te noemen. Die historische dimensie mis ik in de kabinetsvisie op integratie. Het Nederlands burgerschap zoals dat uit de Verlichting voortkwam, wordt op de voorgrond gesteld. Waarom wordt echter niet gerept over de christelijke identiteit die een stempel heeft gezet op onze rechtsorde? Is het geen valse start als wij dit achterwege laten?

Wat is integratie? Een oude Nederlander gaf daar recentelijk een mooie omschrijving van, toen hij emigreerde naar een ander land, naar Canada. En na verloop van tijd, zei hij, is integratie houden van het land waarin je bent neergestreken, ondanks allerlei kritiek die je kan en mag hebben. Houden van je land, niet af te dwingen met wetten en regels, maar wel heel essentieel. Nationale symbolen en rituelen kunnen hierbij helpen. Zo moet het Wilhelmus, ons volkslied, toch zeker binnen het inburgeringstraject aan bod komen. Gebeurt dat ook?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik kan mij goed voorstellen dat de heer Van der Staaij vanuit zijn achtergrond een groot voorstander is van godsdienstvrijheid, in de zin dat wij in dit land een lange traditie hebben – hij hecht daaraan – om ook minderheden, ook wanneer zij in de ogen van anderen worden gezien als orthodox of zelfs vreemd aan wat als gemiddeld en gewoon wordt gezien, volop ruimte te geven om hun eigen godsdienst te belijden. Wat jammer dat ik dat in zijn betoog zo weinig terug hoor. Hij lijkt dat in elk geval voor de islam in Nederland niet te bepleiten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Mijn betoog was nu nadrukkelijk gezet, dat zal u opgevallen zijn, in de sleutel van onbehagen. Mijn stelling is dat wij juist te vaak het debat alleen maar vanuit de vrijheden hebben gevoerd, vanuit wat juridisch de norm is. Mijn stelling is dat het juist goed zou zijn, als je kijkt naar onbehagen, om je ook eens af te vragen of het altijd verstandig is voor een goed samenleven om het onderste uit de kan van je vrijheden te willen hebben. Zo heb ik bijvoorbeeld zelf vragen gesteld over gebedsoproepen die in een wijk in Vlaardingen, waar ik vlakbij ben opgegroeid, ineens na vele jaren moesten weerklinken, terwijl er al genoeg problemen waren en terwijl dat in al die jaren vroeger nooit het geval is geweest. Je kunt natuurlijk zeggen: denk om die vrijheden, het volste recht ertoe. Maar in debatten over vrijheid van meningsuiting zeggen wij ook wel dat het niet altijd verstandig is om het onderste uit de kan van de vrijheid van meningsuiting te willen hebben. Verantwoordelijk samenleven betekent soms ook zelfbeperking.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Daar kan het ik het alleen maar mee eens zijn, maar ik probeer dan toch om de heer Van der Staaij ook een stukje over mijn streep heen te trekken. Als hij nu ook eens zegt dat hij vindt, waar hij pleit voor ruimte in Nederland voor godsdienstvrijheid, ook voor mensen die in de ogen van anderen orthodox zijn in hun godsbeleving, dat die vrijheid ook geldt voor nieuwe groepen, in dit geval voor moslims, in Nederland. Als hij dat nu ook eens over zijn lippen zou kunnen krijgen, vind ik zijn betoog evenwichtiger en sterker worden.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat debat hebben wij al eerder gevoerd. Ik heb altijd gezegd dat wij ons principieel willen bewegen binnen de kaders van de rechtsstaat en de vrijheden die daarin vervat zijn. Maar dan het andere uiterste. Ik vind wel dat bijvoorbeeld in de gehele discussie over megamoskeeën, zoals je dat in Rotterdam weer ziet, te gemakkelijk wordt gezegd: het volste recht ertoe, daar moet je voor staan, daar moet je voor gaan. Dan zou ik veel liever het accent leggen en zeggen: is dat wel verstandig, doe dat nu niet in zo'n geval. Waarom kennen wij voor dakkapelletjes in gewone wijken in Nederland al de meest beperkende regels, terwijl wij wel zeggen: kom maar op met die minaretten? Dat moet allemaal kunnen, want wij staan zo voor die vrijheid, terwijl zij ook nog vaak een symbool zijn, al dan niet gefinancierd vanuit landen waar men met die vrijheid heel weinig op heeft. Dan zou ik zeggen: zolang wij zorgen dat die vrijheid voor moslims ook altijd een stukje beter is dan de vrijheid die christenen in moslimlanden genieten, zijn wij al een hele stap vooruit.

De voorzitter:

Mijnheer Dijsselbloem, voor de laatste maal.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik moet toch niet de heer Van der Staaij zo begrijpen dat hij zegt: zolang het daar zo slecht geregeld is, moet u mij niet verleiden tot een betere principiëlere omgang met godsdienstvrijheid in Nederland? Die redenering zou hij toch niet willen volgen?

Ik heb nog een andere vraag, als het mag. Ik begrijp het punt van de heer Van der Staaij over die megamoskeeën. Ik vind dat ook een legitieme discussie. Het is ook helemaal niet gek dat er strijd wordt gevoerd over de hoogte van een minaret. Maar vindt hij ook niet dat hij als politicus, in zijn rol, zou moeten zeggen: en tegelijkertijd vind ik ook dat religie gewoon een plek mag krijgen in onze samenleving, een moskee mag ook zichtbaar zijn, zoals alle kerken in dit land gewoon zichtbaar zijn?

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat is weer die juridische reflex dat iedereen gebruik mag maken van de vrijheid die hij heeft. Maar dat hoef ik niet toe te juichen. Ik vind het verdrietig als er moskeeën verrijzen. Ik vind dat geen waardevolle aanvulling van de pluriformiteit. Ik vind het verdrietig als kerken gesloten worden. Dat vind ik ook een zwakte van de Nederlandse cultuur: er wordt zoveel prijsgegeven van het christelijk geloof, terwijl dat zo'n belangrijke vormende invloed heeft gehad op ons land. Dus ja, wij leven in een rechtsstaat, mensen moeten hun recht kunnen halen, inclusief de grondwettelijke vrijheden. Maar ik hoef daar niet blij mee te zijn. Ik hoop dat wij in Nederland meer een herleving van het christendom krijgen dan een groei van de islam of een groei van de secularisatie.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Als het Suikerfeest is op autoloze zondag, worden er in Amsterdam busjes gehuurd om allochtonen naar hun familie te brengen. Want stel dat ze boos worden. Als het sinterklaas is, wordt het kruis van de mijter van sinterklaas gehaald, want er mochten eens allochtonen kwaad worden. Als Marokkaansen en Antilliaanse relschoppers het leven van een hele buurt verzieken, krijgen politieagenten les hoe te praten met die allochtonen, want stel dat de jongeren zich gediscrimineerd voelen. Als een paar van deze criminele rotjongens zich een halfjaar gedragen, krijgen ze een reisje naar New York. Nederland anno 2009. Als de situatie niet zo ernstig was, zou ik er keihard om moeten lachen. Wat zijn wij toch dom!

En de brief van de minister heeft dezelfde toon. Het is een heldere toon, maar er wordt geen enkele eis aan allochtonen gesteld. Tolerantie en onverschilligheid zijn omgeslagen in een houding van "wij verlangen dat u meedoet, wij gaan u verleiden tot inburgering". Brr.

Er zijn twee groepen allochtonen. Er is een groep die meedoet. Prachtig, welkom in Nederland, meedoen, je eigen broek ophouden en sluit je aan bij Trots op Nederland. Fantastisch. Er is ook een groep die niet meedoet. Deze groep veroorzaakt de problemen, niet alleen voor ons, maar ook voor de groep allochtonen die wel meedoet. De groep die niet meedoet, moet je aanpakken. Niet verleiden, maar eisen stellen.

Ik geef het voorbeeld van criminele Marokkaanse jongeren. Kijk eens naar Opsporing verzocht. Dan zie je een grote meerderheid aan Marokkaanse daders. Homo's worden bedreigd en durven niet meer op straat te komen. Zij worden hun huis uit gepest. Al die mensen in die zogenaamde prachtwijken durven 's avonds na zes uur de deur niet meer uit en barricaderen hun huis. En de minister laat ze in de steek. Wat doet hij? Hij geeft in zijn brief aan: dit kabinet heeft al vier brieven naar de Tweede Kamer gestuurd. Nou, die brieven lossen echt geen problemen in de samenleving op. Praatjes vullen geen gaatjes.

Ik geef een ander voorbeeld. In de integratiebrief gaat het op pag. 18 over Antilliaanse jongeren, die zeven à acht keer zo crimineel als autochtone jongeren zijn. Wat lees ik? De Antillianengemeenten maken plannen voor de periode 2010-2013. Het moet vooral een samenhangende aanpak zijn. Ik ben benieuwd hoeveel ambtenaren daar weer mee aan het werk gehouden worden. Er komt geld bij en in 2014 moet de aanpak ingebed zijn bij de reguliere instanties. Wel minister, dan bent u al drie jaar geen minister meer. Al die burgers die bedreigd, bestolen, mishandeld of vermoord worden, laat u gewoon in de kou staan. Lekker daadkrachtig!

Ik stel nogmaals de oplossing van Trots op Nederland voor: een drietrapsraket. Criminele jongeren die niet willen, gaan naar een opvoedingsgesticht. Hun ouders gaan verplicht naar een opvoedingscursus. De kinderbijslag gaat naar het opvoedingsgesticht.

Ik daag de minister vandaag uit om een afgeperkt probleem op te lossen, namelijk het probleem van de Somaliërs. Als je het SCP-rapport leest, dan wordt het je helemaal bang om het hart. De positie van Somaliërs is zeer zorgelijk. Meer dan een derde ontvangt een bijstandsuitkering en, aldus het SCP, het worden er alleen maar meer. Er zijn vechtpartijen in asielzoekerscentra. Kinderen doen het in vergelijking met andere migrantengroepen slecht op school. Er is een zeer hoge schooluitval. De criminaliteit neemt schrikbarend toe. Ik citeer het SCP: "Als enig lichtpunt zou men kunnen zeggen dat de Somalische groep in Nederland relatief klein is." Het gaat om 22.000 mensen, nog wel. Van deze groep is het heel duidelijk dat hij ontspoort. Voor Trots op Nederland is het genoeg. Stoppen! Alleen in 2009 zijn er al 5300 Somalische asielzoekers binnengekomen. Er komen er gemiddeld vier bij, dus dat zijn er alweer 20.000. Wat is de peildatum van de 22.000 van het SCP-rapport, zo vraag ik de minister. Hoeveel Somaliërs hebben in de afgelopen twee jaar een verblijfsvergunning gekregen en wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat deze mensen zo snel mogelijk ons land weer verlaten? Geen uitgesteld vertrek! Deze groep gaat het niet redden.

Er wordt hier nogal wat gebagatelliseerd over de Polen. Er zijn 948 zogenaamde inburgeringstrajecten aangeboden. Hoeveel examens waren dat en met wat voor resultaat? De minister praat over een morele verplichting voor werkgevers om zorg te dragen voor de inburgering. Welke werkgevers? De kwekers? De telers? De aannemers van bedrijven die hun hoofd op dit moment net boven water kunnen houden? Wie gaat dat doen? Wat doet de minister de ondernemers aan?

Dan tot slot de inburgering, waarvoor dit jaar 120 mln. meer wordt uitgetrokken dan eigenlijk de bedoeling was volgens de prognose. Wat gebeurt er met het geld dat gemeenten niet hebben gebruikt voor inburgering? Het uitgangspunt was 60.000 trajecten. Naar mijn beleving zou het bedrag ieder jaar kleiner moeten worden, want er is ieder jaar geld over van het voorgaande jaar.

Al met al heeft de Integratiebrief een heldere toon, maar het ontbreekt aan concrete maatregelen. Een gemiste kans. Jammer, maar helaas.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik stel één vraag; dit is geen asieldebat en dus moeten wij er maar niet te lang over doorgaan. Even over het punt van de Somaliërs. Ik meen dat dit kabinet juist heeft voorgesteld om het categoraal landenbeleid, met de categorale bescherming voor Somalische "vluchtelingen", op te heffen. Dat is iets wat u nooit hebt voorgesteld. Het is een beetje raar om dan tegen dit kabinet te zeggen dat het de instroom van Somaliërs zo uit de hand laat lopen. Ik kan mij de cijfers uit uw jaren nog levendig herinneren.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ten eerste lagen de cijfers uit mijn jaren nog niet op 10% van wat er nu binnenkomt. Ten tweede: als ik had gemerkt dat de cijfers zo zouden zijn toegenomen, dan had ik het categorale beleid meteen stopgezet. Maar dit kabinet heeft het gewoon drie jaar lang laten aansudderen. Ja, mijnheer Dijsselbloem, en dat weet u heel goed!

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 19.03 uur tot 20.00 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

Naar boven