Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2010 (32123-VII).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Dames en heren. Ik heb van geen van u een verdeling over de eerste en tweede termijn en een onderlinge verdeling ontvangen. Wij zullen even bij u langslopen om dit te inventariseren. De heer Van Raak kan mij in het voorbijgaan even zeggen hoe hij het wil hebben.

De sprekers zal ik waarschuwen één minuut voordat hun spreektijd om is.

Ik heet de bewindslieden van harte welkom. Voorts heet ik de burgemeesters die ons debat op de publieke tribune volgen zeer welkom. Wij maken het laat, dat beloof ik u. U gaat helemaal meebeleven hoe het hier werkt.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter! "Als de minister eerlijk is, dan erkent zij dat het niet goed gaat." "De politie in Nederland ziet in de minister een grote tegenstander." "Ik krijg vaak de indruk dat zij een hekel heeft aan ons." Dit zijn enkele opmerkingen van agenten over de minister, afkomstig uit het onderzoek dat de SP onder tienduizend agenten heeft gehouden. En ik kan verklappen dat dit de vriendelijke opmerkingen zijn. Zij tonen hoe diep het wantrouwen van agenten tegen deze minister is. Ik ben geschrokken van de woede van de agenten, een woede die een uiting is van teleurstelling. De minister krijgt van de agenten een 3,9 en ik kan haar niet hoger geven. Hoe verklaart de minister de onvrede over dit beleid, maar ook de onvrede over haarzelf? Heeft zij erover nagedacht wat zij fout doet? Wat zijn haar conclusies?

Ook ik ben wel eens verbijsterd, niet omdat de minister wegloopt uit debatten – dat is een speelsheid die ik wel kan waarderen, als het tenminste niet te vaak gebeurt – maar omdat de minister niet wil toegeven aan de werkelijkheid. Vorig jaar vroeg ik de minister een eind te maken aan de verplichte bonnenschrijverij van agenten. Eerst ontkende de minister dat agenten nog steeds worden afgerekend op het aantal bonnen dat zij uitschrijven, maar uit ons onderzoek blijkt dat in de praktijk veruit de meeste agenten nog steeds te maken hebben met dit georganiseerde wantrouwen. En wat gebeurt er? De minister zet haar hakken in het zand en weigert iets te doen.

Die drammerigheid blijkt ook bij voorstellen uit de Kamer zelf. De SP-fractie heeft twee jaar geleden al voorstellen gedaan om de bureaucratie bij de politie te verminderen. Agenten zijn gemiddeld 56% van hun tijd kwijt aan papierwerk. De minister weigerde daarover te praten. Waarom? De staatssecretaris was wel bereid te luisteren en voorstellen over te nemen. En met succes. Proeven met minder bureaucratie leiden tot meer blauw op straat.

De minister slaat met haar vuist op het water en krijgt de spatten in haar gezicht. Hoe maken wij van deze minister van papier een minister van politie? De minister kijkt met verkeerde ogen naar de politie. Zij kijkt met de ogen van een bestuurder en niet met blauwe ogen. Daarom wil ik de minister een blauwe bril aanbieden, zodat zij met een blauwe blik naar de politie kan kijken.

De voorzitter:

U hebt waarschijnlijk iets gemist, mijnheer Van Raak. Wij hebben in het Presidium afgesproken – daarvan zou u op de hoogte moeten zijn – dat ik alleen maar zaken laat overreiken die toe te voegen zijn aan de Handelingen. Daar zie ik geen kans toe als het om een bril gaat. U hebt de bril laten zien, maar daar laten wij het bij.

De heer Van Raak (SP):

De bril zal zijn weg wel vinden.

Misschien helpt die blauwe bril om de minister met een blauwe blik naar de politie te laten kijken. Die wilde ik de minister eerst aanbieden, maar er komt nog meer.

Wat is er toch mis met de korpsen, verzuchtte de minister onlangs in de Kamer. Die verzuchting ging over de bezuinigingen die door de minister over de schutting van de korpsen zijn gegooid, en zij moeten het verder maar uitzoeken. De SP zal blijven doorgaan de minister de waarheid van de agenten voor te houden. In ons politieonderzoek geven agenten een indringend beeld van de werkelijkheid van de politiebureaus. Is de minister bereid te luisteren naar deze stem van de agenten? Is zij bereid haar reactie te geven op hun problemen, hun analyses, hun oplossingen? Graag ontvang ik hierover een brief van de minister.

Ik ben ervan overtuigd dat het flink beter kan bij de politie. Minder bureaucratie die agenten van het werk houdt. En minder bestuurders. Agenten klagen dat de politie te veel generaals heeft en te weinig soldaten, maar de manier waarop de bezuinigingen nu dreigen te worden doorgevoerd, gaat ten koste van agenten, van blauw op straat, en van de veiligheid in de buurt. Dat wil ik niet, dat wil de Kamer niet, en dat wil de minister toch ook niet?

Maar toch dreigt het te gebeuren. Duizenden agenten luiden de noodklok. Dat doen ook de burgemeesters die hier vandaag aanwezig zijn en die verantwoordelijk zijn voor de lokale veiligheid. Kamerbreed werd de motie van Agnes Kant aangenomen dat de bezuinigingen op de politie niet ten koste mogen gaan van blauw op straat. De SP heeft een meldkamer geopend: De Meldkamer, een meldpunt voor de gevolgen van de bezuinigingen bij de politie. Die meldingen blijven binnenstromen op politieSP.nl.

Ik wil hierbij de minister de meldingen overhandigen. Aan het begin van deze maand is een rapport verschenen: De Meldkamer, gevolgen van de bezuinigingen bij de politie. Uit die meldingen blijkt dat er massaal politiebureaus worden gesloten en dat agenten minder overuren kunnen maken. In die tijd doen zij normaal gesproken het papierwerk. Daardoor kunnen ze minder op straat zijn. Er is minder geld voor oefenen, voor materiaal en zelfs voor C2000-portofoons. Sinds het rapport is verschenen, heb ik alweer een hele stapel gekregen, honderden meldingen. Die wil ik in ieder geval aan de minister meegeven, geanonimiseerd, zodat agenten niet ontslagen worden als zij zich melden.

De voorzitter:

Wij zullen deze zaken overhandigen aan de minister.

De heer Van Raak (SP):

Dit zijn oprechte zorgen van de agenten, want nu blijkt al dat het niet kan wat de minister zegt te kunnen: bezuinigen zonder dat het ten koste gaat van blauw op straat, althans niet volgens de korpschefs, volgens de burgemeesters, maar ook niet volgens de agenten. Zij hebben hierover bijna 700 meldingen gedaan en wij hebben de dubbele eruit gehaald.

De heer Brinkman (PVV):

Ik wil graag even terug naar een vorig punt. Collega Van Raak zegt dat de minister moet luisteren naar agenten. Dat ben ik helemaal met hem eens. We hebben het daarover gehad in het wetgevingsoverleg. Deze minister weigert te luisteren naar agenten. Zij wil namelijk niet praten met korpschefs, maar alleen met korpsbeheerders, die vervolgens zoals wij allemaal weten de rug omdraaien en een andere pet opzetten, bij wijze van spreken. Ik heb een motie ingediend waarin ik eis dat de minister gaat praten met de korpschefs en daarbij afrekenbare afspraken maakt over te behalen resultaten. Gaat de heer Van Raak die motie ondersteunen?

De heer Van Raak (SP):

Daar moet ik nog even over nadenken. Het gaat er niet om of de minister de korpschefs gaat beoordelen. Nee, de bezuinigingen zijn over de schutting gegooid bij de korpschefs. Iedereen zegt dat dit met deze bezuinigingen niet kan. Ik vind dat deze minister niet de korpschefs achter de broek moet gaan zitten of een onvoldoende moet geven. Nee, deze minister moet de problemen oplossen die zij zelf heeft veroorzaakt. Daarom moet ik daar nog even over nadenken.

De heer Brinkman (PVV):

Dit is het demasqué van de SP. De heer Van Raak kan altijd prachtig toneelspelen en heeft altijd een heel mooie strategie, maar nu komt de aap uit de mouw. Hij doet hetzelfde als wat hij de minister verwijt. Hij laat de minister ook gewoon praten met korpsbeheerders, terwijl hij tegelijk zegt: minister, luister naar agenten.

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman ...

De heer Brinkman (PVV):

Ja, dat doet u altijd bij mij, dat weet ik. Dat ben ik ondertussen al zo gewend dat ik er al niet eens meer naar luister.

De voorzitter:

Dat doe ik bij allemaal, vraag dat maar aan uw collega's. Dit is een verkeerde reactie. U moet er juist wel naar luisteren.

De heer Brinkman (PVV):

Ja, maar u doet het altijd.

De voorzitter:

Dan moet u het juist altijd gewoon zo doen, dus kort houden.

De heer Brinkman (PVV):

Nee, u moet iedereen aan het woord laten en dat moet u bij mij ook gewoon doen.

De voorzitter:

Nu hebt u het toch echt verkeerd begrepen. We moeten niet opnieuw die scène krijgen. U moet het kort houden als ik dat zeg. Ik ben hier degene die de leiding heeft, het is jammer, en u doet gewoon wat ik zeg, dus u gaat nu kort een interruptie doen.

De heer Brinkman (PVV):

Die laatste opmerking kan ik zeer zeker onderstrepen, dat het jammer is.

De heer Van Raak praat met meel in de mond. Ik vind dat hij mijn motie dan ook zou moeten ondersteunen door van de minister te eisen dat zij wel met de politie gaat praten. Als hij dat niet wil doen, moet hij dit niet meer zeggen.

De heer Van Raak (SP):

Dan begrijpt de heer Brinkman mij verkeerd. Natuurlijk wil ik dat de minister met de politie praat. Daarom heb ik dat onderzoek gedaan. De minister moet met de korpschefs, met de bonden, met de ondernemingsraden en vooral met de politie op straat en op de bureaus praten. Dan kan ze namelijk zien hoe groot de kloof is tussen de papieren werkelijkheid van het ministerie en de echte werkelijkheid van de bureaus.

De voorzitter:

U moet het echt allemaal korter doen.

De heer Van Raak (SP):

Ik wil mijn zin afmaken.

De voorzitter:

Als u de zin korter houdt, kunnen wij dat doen.

De heer Van Raak (SP):

Daar gaat die motie niet over! Daarom zal ik er nog eens goed naar kijken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De heer Van Raak constateert dat er een kloof is tussen de papieren werkelijkheid en de praktijk. Gelijktijdig constateert hij dat er te veel bureaucratie is, dat de ICT te duur is en dat er te veel managers zijn en te weinig poppetjes, zoals hij dat noemt.

De heer Van Raak (SP):

Soldaten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Zo heeft hij nog een aantal voorbeelden genoemd. Hoe zou "minister" Van Raak dan die geconstateerde "overheadbureaucratie" aanpakken?

De heer Van Raak (SP):

Ik heb mijn antibureaucratieplan twee jaar geleden aan de minister voorgelegd. Die wilde er niets mee doen. Ik heb het toen een jaar later aan de staatssecretaris voorgelegd. Zij wilde wel iets doen met de lobbyboeken, de rittenboeken, de urenroosters en al dat soort georganiseerd wantrouwen. Agenten moeten elke minuut van de dag verantwoorden. Dat kost ontzettend veel papierwerk. Ook is er veel te veel formulierwerk. Als je een groepje jongeren oppakt, eindig je met vijf verhuisdozen met papier. Daar is heel veel te halen. Dat kan ik bedenken. Ik heb een aantal voorstellen gedaan. Elke agent die ik spreek, zegt dat hij het zus of zo zou doen. Als de minister eens met die agenten gaat praten, stelt ze vast dat er heel veel te bezuinigen is op die bureaucratie. Precies daarmee is de staatssecretaris nu redelijk succesvol bezig, volgens mij.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik ken de voorstellen van de heer Van Raak ook. Volgens mij is een aantal van die voorstellen daadwerkelijk overgenomen. Bovendien worden er nu afspraken gemaakt of zijn ze al gemaakt met korpsbeheerders, juist over de punten die de heer Van Raak aangeeft. Waar zit dan precies het licht?

De heer Van Raak (SP):

Het licht zit daarin dat mevrouw Kuiken de motie van Agnes Kant heeft gesteund, waarin staat dat het niet ten koste moet gaan van blauw op straat. Agenten melden massaal dat zij in verband met de bezuinigingen – de vorige, maar vooral de aankomende – met twee wijkagenten horen te zijn, maar dat ze het in hun eentje moeten doen. In verband met de bezuinigingen hebben zij namelijk geen collega meer. Die functie wordt niet ingevuld. Ik heb al bijna 700 meldingen van mensen die zeggen dat het bij hen wel ten koste van blauw gaat. Dat zeggen ook de korpschefs en de burgemeesters, ook die van uw partij!

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, deze chef zegt dat u korter moet antwoorden en zachter moet praten. Mevrouw Kuiken heeft nu het woord.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik hoor de heer Van Raak. Als de minister er afspraken over maakt, mag dit niet ten koste gaan van blauw. Dat is ook ons standpunt. Vervolgens zegt hij echter dat dit wel in de korpsen gebeurt. Waar ligt dan het probleem?

De heer Van Raak (SP):

Daar! Het probleem ligt bij een minister die honderden miljoenen aan bezuinigingen over de schutting van de politie gooit en verder zegt: u bekijkt het maar. Die korpsen en de korpschefs kunnen dat niet, ook al zit je ze nog zo hard achter de broek. De burgemeesters kunnen die verantwoordelijkheid niet nemen en de agenten al zeker niet. Iedereen zegt: nee, het kan niet, wij rijden met de auto naar de blinde muur. Ik zeg: dames en heren, daar staat de muur. Dat gaat niet. Ik wil deze minister niet laten doorrijden.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, mag ik u namens iedereen, ook de mensen thuis, vragen om een beetje zachter te praten. Dit is namelijk niet meer prettig.

De heer Çörüz (CDA):

Daarom wilde ik inderdaad verzoeken. Ik zou het jammer vinden als collega Van Raak zijn pleidooi van vorige week maandag en ook van de vier daaraan voorafgaande AO's hier gewoon herhaalt. U zegt immers elke keer hetzelfde. Dat punt kennen we wel, evenals uw oplossing overigens. U triggerde mij met uw opmerking over overuren, administratieve lasten et cetera. Er hebben 10.000 agenten aan uw onderzoek gewerkt. Ik reken ongeveer 20 minuten per enquête. Hoelang hebt u agenten van straat gehouden om te werken aan uw enquête?

De heer Van Raak (SP):

O, dit is wel heel erg, zeg! Wij mogen dus niet praten met agenten en wij mogen geen onderzoek doen bij agenten, want dat kost te veel tijd. Agenten hebben dit gedaan in hun eigen tijd, die ze nog hebben. Hoe durft u?

De heer Çörüz (CDA):

Hoe weet u dat, mijnheer Van Raak?

De heer Van Raak (SP):

Ik vind dit werkelijk heel brutaal. Ik doe een onderzoek onder agenten. Daarmee laten 10.000 agenten hier hun stem horen. Zij luiden de noodklok en laten zien dat het zo echt niet kan. En wat doet het CDA? Dat zegt: dat had u niet moeten doen, want dat kost tijd. U geeft hiermee echt de kloof tussen het bestuur en de politie aan. U staat aan de verkeerde kant en u moet daar wegkomen.

De heer Çörüz (CDA):

Nogmaals en met alle respect: ik mankeer niks aan mijn oren. U trekt hier een grote broek aan als u spreekt over administratieve lasten, overuren en roosters. Ik vraag u daarom hoeveel minuten u agenten van de straat houdt en voorkomt dat zij boeven vangen, omdat zij moeten werken aan uw enquête.

De voorzitter:

Ik geef u weer geluid, mijnheer Van Raak, maar niet te veel.

De heer Van Raak (SP):

Ik moet hier de stem van de agenten laten horen en dat moet ik al zo vaak doen. Ik doe dat wat harder dan gewoonlijk omdat het probleem steeds nijpender wordt. De leugen wordt groter.

De voorzitter:

Ik begrijp dat wij blauw in huis hebben, maar u moet toch proberen om een beetje rekening met ons te houden.

De heer Van Raak (SP):

Ik kan niet uitsluiten dat ik nog harder moet gaan toeteren als de auto op de blinde muur blijft doorrijden.

De voorzitter:

Ik weet dan maar één ding te doen en u weet wat dat is. U vervolgt uw betoog.

De heer Van Raak (SP):

Ik heb nog veel punten voor de CDA-fractie. Ik vind het echt schandalig zoals de CDA-fractie nu de agenten behandelt. Ik denk niet dat zij daarmee blij zullen zijn.

Mensen, meldt u nog steeds: politiesp.nl. Uit de meldingen blijkt dat in ieder geval al bijna 700 agenten zullen verdwijnen. Hoe zal de minister dit voorkomen? Hoe voorkomt zij dat de politie verder wordt uitgekleed? Aan de CDA-fractie vraag ik: neemt de Kamer zichzelf serieus? Neemt de CDA-fractie zichzelf serieus? Nemen de fracties van de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie zichzelf serieus? Houden wij ons aan onze belofte dat de bezuinigingen niet ten koste zullen gaan van het blauw op straat? De SP-fractie heeft in haar tegenbegroting de bezuinigingen ongedaan gemaakt door 240 mln. extra uit te trekken voor de politie. Wij houden heel veel extra over om te investeren. Wat doet de minister? Hopelijk iets. Deze minister zal een minister van politie zijn of zij zal geen minister zijn. Kiest zij voor haar dienders? Gaat zij voor de politie staan of niet?

Ik heb niet alleen negatief nieuws. Ik wil de minister ook danken dat zij op verzoek van de SP-fractie de Vereniging Brandweer Vrijwilligers heeft gesteund en heeft erkend als gesprekspartner. Als zij ook nog zou willen luisteren, zou dat helemaal mooi zijn. Er zijn te weinig vrijwilligers bij de brandweer. Die vereniging kan op dat punt een belangrijke rol spelen. De vereniging moet op haar eigen benen staan met leden die contributie betalen. De brandweervrijwilligers hebben er alle vertrouwen in dat dit zal lukken, maar zij vragen voor volgend jaar nog eenmaal steun. Is de minister bereid, met de Vereniging Brandweer Vrijwilligers te overleggen over een beperkte, tijdelijke subsidie tot de vereniging haar eigen broek kan ophouden?

Ik heb dan nog een paar punten van werk in uitvoering voor de heer Çörüz. In november 2007 nam de Kamer mijn voorstellen over om een fonds en een instituut voor klokkenluiders in het leven te roepen. De minister zou komen met voorstellen. Wij hebben erover wel een paar keer gesproken, maar ik heb nog steeds geen concrete voorstellen gezien. Wanneer komt de minister met haar plannen? Hoe staat het met de uitvoering van mijn motie over digitale bestanden? De minister wil de Kamer wel informeren over het aantal bevragingen van digitale bestanden door de veiligheidsdiensten, maar wil dit slechts mededelen aan de commissie Stiekem. Ik begrijp werkelijk niet waarom louter dit cijfer operationeel gevoelig zou zijn, maar goed, dat moet de commissie Stiekem zelf maar beoordelen. Ik wil in ieder geval weten of de commissie Stiekem deze informatie intussen heeft gekregen.

Ten slotte kom ik op iets heel anders. De Kamer heeft met algemene stemmen een amendement van mijzelf en collega Knops op de Wet op de lijkbezorging gesteund, waarin gevraagd wordt om binnen een jaar regels op te stellen voor het ruimen van graven. Eerst kreeg het veld de kans. Daarna was de staatssecretaris aan de beurt. Zo hebben wij dat afgesproken. Ruim een jaar geleden is deze wet door de Eerste Kamer aangenomen en uit het veld hoor ik slechte geluiden. De LOB, de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen, lijkt niet bepaald te willen meewerken. Klopt dat? Hoe staat het met de regels voor het ruimen van graven? Is de staatssecretaris bereid om alvast zelf regels op te stellen zodat wij over een half jaar in ieder geval niet met lege handen staan?

De voorzitter:

U bent net op tijd, mijnheer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben altijd net op tijd, voorzitter. Collega Van Raak van de SP-fractie wil de bezuinigingen terugdraaien met 240 mln. Daarin is hij niet de enige. Wij willen dat ook, met 300 mln. Ik zie echter ook een probleem voor de minister van Binnenlandse Zaken en volgens mij ziet hij dat ook. Zij wil de bureaucratie bij de politie aanpakken. Daarom zet zij in op die bezuinigingen. Ik probeer de minister via die motie te dwingen om afspraken te maken met de korpschefs over die bureaucratie, om de beleidsmedewerkers achter hun computer vandaan en op straat te krijgen. Hoe doet de heer Van Raak dat? Hij gooit nu alleen maar geld naar de politie, maar ik ben bang dat ook dat weer verdwijnt achter die computers en dat het niet gebruikt wordt op straat.

De heer Van Raak (SP):

Ik snap uw probleem. Er is niet alleen een kloof tussen het ministerie en de politie, er is ook een kloof tussen de leiding en de agenten. Er zijn heel veel politiemanagers die heel veel slecht werk verrichten en die de bureaucratie organiseren, zoals de bonnenquota. Ik ben het met de heer Brinkman eens dat wij dat moeten aanpakken. Ik ga de motie nog eens goed bekijken, maar op dat punt ben ik het met de heer Brinkman eens. Deze minister moet verantwoordelijkheid nemen voor de bezuinigingen, dus ook invulling geven aan die bezuinigingen. Als korpschefs nu al op geld blijven zitten dat eigenlijk van de agenten is, als zij uit luiheid of onvermogen op blauw bezuinigen omdat dat andere allemaal moeilijker is en als zij niet voor de agenten maar voor de managers kiezen, trekken wij samen op.

De heer Brinkman (PVV):

Ik houd de heer Van Raak aan de toezegging dat hij de motie goed bekijkt.

De heer Van Raak (SP):

Wij zullen de motie straks samen goed bekijken.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Voor de CDA-fractie is deze plenaire begrotingsbehandeling de slotbeschouwing met betrekking tot het binnenlands bestuur voor 2010. In de afgelopen weken en dagen bespraken wij de vernieuwing rijksdienst, politie en veiligheid, de stand van zaken met betrekking tot en de verhouding tot het decentrale bestuur en het beleid met betrekking tot het overheidspersoneel. Hier worden de laatste punten op de i gezet voor wat de begroting 2010 betreft.

Ik kom eerst te spreken over de bedrijfsvoering. De minister kondigde tijdens het AO vernieuwing rijksdienst aan dat er in het kader van het aanvullend beleidsakkoord nog een bedrag van 250 mln. bovenop de taakstelling vernieuwing rijksdienst – zijnde 630 mln. oftewel 12.700 fte – bij komt. Wordt deze extra taakstelling gevonden in technische verbeteringen binnen de bedrijfsvoering of correspondeert deze taakstelling met een reductie van fte's zoals die is voorzien bij de vernieuwing rijksdienst? Wanneer wij dezelfde formule voor het dubbele slot hanteren, zou het gaan om circa 5000 fte's.

De vernieuwing rijksdienst is een zware operatie. Het is mijn fractie ernst met betrekking tot de ambities. Het gaat mij er in eerste instantie niet om om voortdurend te steggelen over cijfers en aantallen. Het gaat mijn fractie erom dat de doelstelling wordt gehaald. Zoals ik ook bij het AO heb gezegd: eenduidigheid voor wat de nulmeting betreft. Is het een reductie op 174.000 fte's of 149.000 fte's? Het moet duidelijk zijn waar geen ruimte meer is voor invulling van vacatures, omdat er elders binnen de rijksdienst wellicht overbodige arbeidsplaatsen zijn.

Ik zou het zeer op prijs stellen als de minister wil aangeven bij welke departementen inderdaad een vacaturestop tot de mogelijkheden behoort. De minister weet dat er wat ons betreft een totale vacaturestop komt voor die delen van de rijksdienst die betrokken zijn bij de reductie.

In de begroting lezen wij dat er een gezamenlijk bedrijf komt voor facilitair management, 4FM. Daarin gaan Sociale Zaken, Verkeer en Waterstaat, VROM en Buitenlandse Zaken participeren. Dit 4FM wordt ondergebracht bij BZK. Nog niet duidelijk is of dit nieuwe bedrijf wordt ondergebracht bij de werkmaatschappij of dat het een zelfstandige unit wordt. Kan de minister ons ervan verzekeren dat op dit samengevoegde facilitaire bedrijfsdeel geen coördinerende laag komt per departement? Coördinatie is immers gelijk aan overleg en overleg is gelijk aan meer afstemming. Voor je het weet, zijn er nieuwe lagen bij gekomen in plaats van dat het ene facilitaire management een forse reductie oplevert.

In het voorjaar is de toezegging gedaan om de apparaatskosten per DG te begroten. Die toezegging is niet nagekomen en dat is jammer. Echte transparantie blijft daarmee uit. Wij moeten er natuurlijk van uitgaan dat de informatie goed is, maar iets meer meten is weten voor de Kamer is nuttig. Voorstellingen door derden die de indruk wekken dat de overheid verkeerde prioriteiten stelt, kunnen zodoende een eigen leven gaan leiden. Werken aan een betrouwbare overheid vraagt om zo min mogelijk aanleiding tot interpretatieverschillen. Zicht op apparaatskosten kan daartoe bijdragen.

Wanneer wij de cijfers goed hebben bestudeerd, blijkt een bedrag van 700 mln. niet juridisch verplicht te zijn. Vorig jaar was dit een veel lager bedrag, namelijk 296 mln. 700 mln. is een enorm bedrag op een totale begroting van bijna 6 mld. Zou het kunnen zijn dat in de cijferpresentatie een post "bestuurlijk gebonden" naast "juridisch gebonden" niet is opgenomen, waardoor het bedrag "niet verplicht" aanzienlijk minder zou blijken te zijn? Bij een zo hoge post, of het nu 296 mln. is of 700 mln., kun je twee dingen bedenken: uitgeven of inbrengen bij de maatregelen om de overheidsfinanciën te beheersen. De CDA-fractie geeft de voorkeur aan het laatste.

Ik maak een korte opmerking over de grensregio's. Wij hebben het daar gisteren ook al over gehad, maar er blijft er nog één over. De grensregio's kunnen volgens de CDA-fractie een rol vervullen voor Nederlanders die in het buitenland wonen en werken. Zij moeten sinds kort wat meer moeite doen en in de meeste gevallen veel verder reizen dan voorheen om een nieuw paspoort aan te vragen. Mijn collega Haverkamp heeft bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken hierover een motie ingediend. Wij zouden het op prijs stellen als de staatssecretaris vóór de tweede termijn van de behandeling van de begroting van het ministerie van BZK een inhoudelijke reactie zou kunnen geven, zoals zij inmiddels heeft toegezegd dat zij een inhoudelijke reactie geeft, maar dan graag op korte termijn.

Ik kom op het onderwerp "minder overheid". De aangekondigde heroverwegingsoperatie moet leiden tot voorstellen per beleidsthema, waarbij minstens één variant de netto uitgaven structureel met 20% verlaagt. De sectoren openbaar bestuur en bedrijfsvoering zouden wat de CDA-fractie betreft een tandje bij kunnen zetten. Alle varianten zouden tot minimaal 20% lagere uitgaven moeten leiden. In het memo van de Algemene Rekenkamer wordt aangestipt dat met betrekking tot een groot aantal beleidsartikelen onduidelijk is of zij betrokken worden bij de heroverweging. Wij snappen dat het niet voor de hand ligt om te schrappen in de dienstverlening en de innovatie bij de overheid of in de kwaliteit van de rijksdienst. Naar de efficiency van die onderdelen mag wat ons betreft echter best worden gekeken.

Wij spreken niet alleen over minder overheid, maar ook over een andere, dienstbare, overheid. In dat kader moet mij kort nog iets van het hart. Een goede maand geleden spraken wij met deze minister over het onderwerp religie in het publieke domein. Wat mij betreft was dat een prima discussie, waarbij er ook ruim aandacht was voor de ruimte die particuliere organisaties moeten kunnen krijgen wanneer zij een bijdrage willen leveren vanuit hun overtuiging of identiteit aan het oplossen van maatschappelijke problemen. Deze minister en de CDA-fractie konden elkaar goed vinden op het punt van hoe en wanneer die ruimte er zou moeten zijn. In de gemeenteraad van Amsterdam is vorige week een motie aangenomen die erop neerkomt dat er wel particuliere identiteitgebonden organisaties moeten zijn, maar dat deze in feite geen uitdrukking mogen geven aan de identiteit. Doen zij dat wel, dan komen zij niet meer in aanmerking voor subsidie bij het uitvoeren van maatschappelijk zeer nuttige en gewenste taken. Moet de gemeente dat dan zelf maar doen?

De heer Pechtold (D66):

Ik heb een vraag over het vorige deel, over de bestuurlijke vernieuwing, de bureaucratie en het aantal bestuurslagen. Kunt u daar concreet over zijn?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Dat zou ik wel kunnen, maar dat doe ik niet, mijnheer Pechtold.

De heer Pechtold (D66):

Achter mij hoor ik zeggen dat dit is omdat wij het daar gisteren al over hebben gehad. Mijn vraag zou zijn: kunt u dat motiveren?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Dat kan ik motiveren. Wij hebben daar gisteren ook over gesproken. Bij de algemene politieke beschouwingen en bij de instelling van de twintig werkgroepen die nog eens goed tegen het licht moeten houden waar voor de toekomst een totaalbedrag van 35 mld. gekozen zou kunnen worden, heeft mijn fractievoorzitter gezegd dat alles bespreekbaar is, en niets taboe. Ik ga daar dus niet op vooruit lopen.

De heer Pechtold (D66):

Dat is mooi bij het CDA. Drie jaar geleden was niets bespreekbaar en nu is alles bespreekbaar. In de tussentijd en hierna gebeurt er gewoon niets. Met de gemeenteraadsverkiezingen op 3 maart aanstaande mag het CDA zo langzamerhand wel eens wat duidelijkheid geven over wat men dadelijk terug wil brengen en waarop men wil bezuinigingen. Meer zelfs dan 20% is niet kaasschaven; dat is gewoon met de bijl d'r flink in! Dan worden ministeries bij elkaar gevoegd en bestuurslagen eruit gehaald. Voordat mevrouw De Pater die schaduw vooruitwerpt, wil ik graag van haar horen wat haar inzet is.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Mijn inzet is, zoals u gehoord hebt, dat niet een variant 20% moet opleveren, maar wat ons betreft alle varianten. Als we in het voorjaar met elkaar komen te spreken over al die werkgroepen, mag u ons daaraan houden.

De heer Pechtold (D66):

Dus we maken iedereen bang. We gaan dadelijk de gemeenteraadsverkiezingen in met onduidelijkheid. We weten dadelijk niet wat er in het Gemeentefonds gebeurt. We laten de lokale partijen en de lokale afdelingen daar allemaal campagne op voeren en daarna kunnen ze voor vier jaar hun begroting maken en krijgen ze pas te horen wat er gebeurt. Dat is betrouwbaar bestuur naar een andere overheid!

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik heb u voorlopig ook nog niet horen zeggen waar u dan die door u genoemde extra bezuinigingen wilt laten neerdalen. Ook wat betreft de werkgroepen die zijn ingesteld – dat betreft ook openbaar bestuur en bedrijfsvoering – is er geen enkel taboe. Niets is onbespreekbaar.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb al een paar keer aangegeven dat er een bestuurslaag uitgehaald kan worden, evenals provincies en waterschappen, dat men zich op Den Haag en Brussel aan de ene kant moet richten en op regio's en gemeenten aan de andere kant. Daar moeten dan ook echt de verantwoordelijkheid en de taken worden neergelegd. Dat zijn ook onderdelen met een eigen belastinggebied en daarmee zijn tegelijkertijd ook de problemen met de kilometerheffing opgeheven. Ik weet wel waar ik een paar honderd miljoen in die lagen vandaan kan halen.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Dat horen we dan in het voorjaar ook van u!

De heer Heijnen (PvdA):

Mevrouw De Pater refereerde aan inderdaad een heel goede discussie over het publieke domein en religie. Ik herinner me ook een grote mate van overeenstemming tussen onze inbreng op dit punt, maar nu mevrouw De Pater reageert op een motie in Amsterdam vraag ik mij af of wij het inderdaad wel zo met elkaar eens zijn. Met het respect dat wij beiden uitspraken voor religieus geïnspireerde organisaties zoals het Leger des Heils en de geweldig belangrijke taken die het in dit land heeft, meent mevrouw De Pater tegelijkertijd toch niet dat het Leger des Heils mensen zou mogen weigeren op een vacature vanwege hun geaardheid of vanwege een andere religieuze opvatting, mits zij respect hebben voor de organisatie?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Nee, dat meen ik inderdaad niet. Ik was nog niet helemaal aan het einde van dit blokje. Ik meen dat inderdaad niet, maar de andere kant is – en dat spreekt de motie in Amsterdam uit – dat organisaties mensen die bij hen willen werken niet meer morgen vragen om de identiteit van de organisatie te onderschrijven. Dat is de andere kant.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik dacht dat mevrouw De Pater ook aan mijn zijde stond in het leggen van de verantwoordelijkheid daar waar deze hoort. Als een rechtstreeks en democratisch gekozen gemeenteraad van Amsterdam binnen het kader van de notitie Religie en publiek domein een bepaalde keuze maakt, is dat toch waarover verantwoording moet worden afgelegd? Dan dienen wij de minister daarover toch niet ter verantwoording te roepen, zoals zij nu doet?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Als ik het zo sec met u zou menen, hadden wij het debat over religie in het publieke domein naar aanleiding van de notitie van VNG niet met elkaar hoeven te houden. Dan hadden wij geen oordeel mogen hebben over waar je mag uitsluiten en waar je "inclusief" moet maken. Maar ik was nog niet klaar en ik wil graag mijn laatste zin hierover uitspreken. Ik heb hier namelijk vanmiddag schriftelijke vragen over gesteld, omdat ik deze begrotingsbehandeling niet wil belasten met uitsluitend dit ene punt. Ik wil het vandaag echter ook niet helemaal onbesproken laten. Ik had gevraagd mondelinge vragen te mogen stellen, maar dat is helaas niet doorgegaan. Ik wil het ook niet onbesproken laten en ik heb de schriftelijke vragen niet voor niets ingediend.

De heer Heijnen (PvdA):

Mijn derde en laatste vraag is voor de helderheid. Het CDA heeft dus nog steeds waardering voor religieus geïnspireerde organisaties die maatschappelijk belangrijk werk doen, die zich hebben te houden aan de wet ook als het gaat om het aannemen van personeel?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Zeker! Overheden die maatschappelijke organisaties willen subsidiëren, hebben zich ook te houden aan dezelfde wet door niet uit te sluiten dat de organisaties de identiteit onderschreven willen hebben door haar personeel.

Minder regels, minder documenten. Ik citeer een stukje uit de opmerkingen van de Raad van State: de overheidsbemoeienis moet vooral worden gericht op de toegankelijkheid van de voorzieningen en het waarborgen van de kwaliteit daarvan; dat wordt niet bereikt door steeds gedetailleerdere voorschriften voor kwantificeerbare producten, controle en verantwoording in de publieke dienstverlening; dat laatste demotiveert steeds vaker de werkers in de eerste lijn, de leraar, de medewerker thuiszorg, de politieagent; er is nog een wereld te winnen.

Bij de algemene politieke beschouwingen zei mijn fractievoorzitter: we moeten het echte werken ook echt wel mogelijk maken; dat wordt steeds lastiger door wat de vervetting van onze economie genoemd wordt; langzamerhand zijn wij een samenleving aan het worden met steeds meer stafdirecties, adviseurs, consultants; die sturen met z'n allen die ene wijkagent of productiemedewerker aan; een verpleegkundige moet het ene kostbare uur dat zij heeft steeds vaker verdelen over 15 minuten met de consultant, 15 minuten met de coördinator, 15 minuten met het afdelingshoofd en met een beetje geluk heeft ze dan nog krap een kwartiertje over voor de patiënt. Ik zei het al: dit was een citaat uit de algemeen politieke beschouwingen.

Ik ben nagegaan hoe het nu eigenlijk staat met de vermindering van de administratieve lasten. Wij hebben daartoe ook eens gezocht op www.mijnechtewerk.nl. Daarvan worden wij echter niet veel wijzer en soms ook niet vrolijker. Ik noem twee voorbeelden. Een directeur jeugdhulp is de bureaucratie in zijn organisatie meer dan zat: een aantal regels is al geschrapt en de komende twaalf maanden zullen er nog ten minste 24 regels worden afgeschaft. Deze directeur krijgt groen licht uit Den Haag voor zijn proefproject om te laten zien hoe het beter kan en om als voorbeeld te dienen voor de hele jeugdsector. Volgens deze directeur heeft Binnenlandse Zaken ervoor gekozen om initiatieven uit het veld te steunen. Hij vindt dat prima, want het is tenslotte maatwerk. En, zo zegt hij, bureaucraten hebben geen verstand van zorg, maar het is wel raar dat je eerst stevig aan de bel moet trekken, voordat er naar je geluisterd wordt; iemand moet zijn nek uitsteken.

Nu was ik benieuwd naar de regels die geschrapt waren. Die gegevens kon ik echter niet vinden. Waarschijnlijk hebben alle mensen die met de geschrapte regeltjes te maken hadden, ook nog niet gemerkt dat die regels geschrapt zijn. Ja, ik geef toe: wanneer je niets met jeugdzorg te maken hebt, merk je ook niets van de vermindering van het aantal regels.

Een tweede voorbeeld betreft een artikel in Burger en recht. Daarin las ik dat het bij het in ondertrouw gaan niet langer nodig is, documenten te overleggen. Dat scheelt nogal wat. Ik noem willekeurig: afschrift uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), waarin burgerlijke staat en nationaliteit van de aanstaande echtelieden vermeld staan, eventueel bewijs van echtscheiding of van overlijden van de vorige partner, gegevens van de getuigen. Dit zijn allemaal documenten die zo kunnen worden nagezien in de Gemeentelijke Basisadministratie. Je hoeft dus niet meer met alle papieren of kopieën daarvan naar de ambtenaar van de burgerlijke stand te gaan bij wie je in ondertrouw wilt gaan. De ambtenaar kan gewoon, als je aantekent, alle benodigde papieren digitaal beschikbaar krijgen. In de betrokken gemeente uit het artikel is het vanaf medio augustus inmiddels niet meer nodig, zelf de documenten bij elkaar te scharrelen. Uit het artikel bleek echter ook dat nog lang niet alle gemeenten hiervan op de hoogte waren. Bovendien is er kennelijk geen uniforme datum voor invoering gekozen voor alle Nederlandse gemeenten. Helaas, door deze handelwijze mag je veronderstellen dat ook niet alle aanstaande huwelijkspartners op de hoogte zijn van deze vermindering van hun last. En ja, ik geef het toe: wanneer je niet trouwt, krijg je ook niet te maken met deze lastenverlichting.

Wellicht is het interessant om vanaf heden uit te gaan dragen hoeveel van de regels al geschrapt is en wat er nog geschrapt wordt. Het motto kan dan zijn: maak het zichtbaar, laat het zien. Dit is ook als "anticynismecampagne" aan te bevelen. Laat de lichtpuntjes niet onder de korenmaat!

Ik kom aan het slot van mijn inbreng. Ik weet overigens niet hoeveel spreektijd ik nog heb. Ik begrijp dat ik geen spreektijd meer heb. Ik stop ermee, want anders doe ik mijn collega tekort.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Pechtold (D66):

Gaat deze woordvoerder van het CDA over partijfinanciën of haar collega?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

O, u mag iedere woordvoerder van het CDA vragen stellen over de financiën.

De heer Pechtold (D66):

GroenLinks, D66 en andere partijen maken nu al ongeveer twee jaar een punt van de partijfinanciering. Onze partijvoorzitters zijn daarmee bezig. Het gaat daarbij met name om transparantie. Vindt u dat giften aan partijen transparant moeten zijn?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Volgens mij hebben wij daar afspraken over. Ik weet het niet meer uit mijn hoofd, maar vanaf een bepaald bedrag moet duidelijk zijn wie welk bedrag geeft. Ik heb even niet paraat hoe hoog dat bedrag is.

De heer Pechtold (D66):

Over dat bedrag is de minister onder andere bezig. Ik denk dat wij daar wel uitkomen. Vindt mevrouw De Pater dat het Steenkampinstituut van het CDA daar ook onder valt?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Het Steenkampinstituut? Dan moet ik eens even goed nadenken. Dat heeft zijn oorsprong in verschillende organisaties. Ik moet u het antwoord schuldig blijven, want ik weet niet precies hoe dit zit.

De heer Pechtold (D66):

Ik zou graag in tweede termijn van de CDA-fractie horen of gelieerde organisaties volgens de CDA-fractie er ook bij horen als wij praten over partijfinanciën en de transparantie daarvan. Voor mij betekent dit dat het Steenkampinstituut, dat een financieringsrelatie met de partij heeft, ook transparantie over de financiën zou moeten geven.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Dat gaat u van mij horen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het CDA is dus voor de openbaarheid van giften. Begrijp ik dat goed?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Vanaf een bepaald bedrag. Volgens mij hebben wij dat met elkaar afgesproken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat is mooi. Vindt u niet dat dit zo snel mogelijk geregeld moet zijn en dat dit zo snel mogelijk in de Kamer behandeld zou moeten worden?

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

O, u bedoelt dat het behandeld moet worden zodat het op een andere manier gaat dan nu afgesproken is.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ja.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ik heb niet precies in mijn hoofd wanneer wij dat met elkaar hebben afgesproken, maar volgens mij heb ik daar geen bezwaar tegen. U hebt het dus niet over de bestaande regeling, maar over een toekomstige regeling.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Volgens mij vindt er op het ministerie al jaren gesprek en overleg plaats over een nieuwe Wet subsidiëring politieke partijen. Het lijkt me dat wij het daarover hebben.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Dan kunt u het beter aan de minister vragen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Nee, ik ben benieuwd wat u ervan vindt. Ik neem aan dat u zelf ook standpunten hebt hierover.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Als er een nieuwe wet in voorbereiding is, zult u dat tegen die tijd zien. Ik moet u eerlijk zeggen dat u nu iets heel specifieks vraagt, net als de heer Pechtold. Ik kan het even niet plaatsen in het verband met de regelingen die wij hier met elkaar gehad hebben over welke werkzaamheden aan de orde zijn en welke niet.

De voorzitter:

Als ik zo vrij mag zijn, kunt u dit beter in tweede termijn doen als mevrouw De Pater zich ook even heeft ingelezen.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Ja, ik zou dan ook wel graag meer willen weten over het nieuwe wetsvoorstel waarover wij het nu kennelijk hebben.

De voorzitter:

Het krijgt anders een te hoog "twee voor twaalf"-karakter. Dat moeten wij niet doen. De heer Pechtold wil dan een belletje en dat heb ik niet. Dan geef ik nu het woord aan de heer Çörüz.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Uit de Veiligheidsmonitor 2008 en het jaarverslag van het OM over 2008 blijkt dat Nederland er een stuk veiliger op is geworden. Ook overlast en verloedering zijn afgenomen. Het veiligheidsgevoel van de burger loopt echter niet parallel met de statistieken. Het veiligheidsgevoel van de burger is niet rechtevenredig toegenomen. Wij zijn er dus nog niet. Bij de heroverwegingsoperatie neemt het CDA als uitgangspunt dat er veel winst te behalen is als iedereen op zijn eigen terrein zijn eigen verantwoordelijkheid snel oppakt. In de eerste plaats geldt dat voor ouders en opvoeders. Scholen, instellingen, maatschappelijke organisaties, clubs, gemeenten en politie kunnen door minder bureaucratie, doelmatiger werken en betere samenwerking nog een wereld winnen. Door meer gebruik te maken van innovatie en betere communicatie kan er sneller en beter worden doorgepakt.

Veiligheid begint inderdaad bij voorkomen; niet alleen door de overheid, maar ook door burgers zelf. Burgers verwachten wel erg veel van de overheid, ook van de politie. Als er maar iets gebeurt, bellen mensen de politie omdat die 24 uur per dag en alle dagen van de week bereikbaar is. De overheid heeft al veel in gang gezet in de strijd tegen overlast en verloedering, maar ook de burgers moeten inzien dat zij ook zelf hierin een belangrijke rol hebben. Ik noem enkele voorbeelden: Burgernet waarbij de buurt de politie helpt; AMBER Alert, een sms-dienst in het belang van opsporing: het Opzoomeren in Rotterdam en, ook in Rotterdam, 2000 vrijwilligers die de straat schoon houden. Het schoonhouden en onderhouden van de leefomgeving zijn voorbeelden van hoe mensen zelf iets kunnen ondernemen. Volgens de CDA-fractie kan daardoor de verloedering in het stadsstraatbeeld en de daardoor ervaren overlast afnemen. Daarnaast werkt een minder verloederde omgeving waar mensen elkaar kennen preventief op andere vormen van overlast en criminaliteit en heeft zo een positief effect op de veiligheidsbeleving.

In dit verband spreekt het Zoetermeerse initiatief WAS-kracht ons zeer aan. WAS staat voor: Wijk en Agent Samen. Wijkbewoners en politieagenten werken samen om de veiligheid en de leefbaarheid in de eigen wijk te verbeteren en vormen een aanspreekpunt voor bewoners die onraad ruiken. Het lijkt ons goed om te bezien of dit project over Nederland kan worden uitgerold.

Uit de begroting vernemen wij dat er plannen zijn om in twee werkgroepen te doen aan preventiebevordering, schoonmaken en herstellen van schade, verwijderen van graffiti, vervolgen van daders en verhalen van schade. De CDA-fractie heeft het gevoel dat gemeenten tegenwoordig wel erg afhankelijk van, zo niet afwachtend zijn geworden tegenover het ministerie van Binnenlandse Zaken. Voorzitter, voor graffiti hoef je toch geen toolkit te ontwikkelen? Gewoon poetsen door de gemeente dan wel door de dader. De gemeenten krijgen 150 mln. extra, als vervolg op de Montfrans-gelden, maar het lijkt alsof de gemeenten erg afwachtend zijn. Wij hebben in ieder geval geen behoefte aan allerlei werkgroepjes en notaschrijvers. Wij willen de 150 mln. extra inzetten op burgerinitiatieven zoals WAS-kracht.

De burgemeester krijgt een steeds prominentere rol bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Wij zien de rol van de burgemeester minder in het lezen van allerlei dagrapporten van de politie en meer in het daadwerkelijk vervullen van een rol bij het doorpakken.

Hoe staat het met de rol van de burgemeester van Rotterdam en de gebeurtenissen in Hoek van Holland? En met de uitvoering van de Wet Bibob in Alkmaar? Wat is daar gebeurd? De burgemeester heeft daar doorgepakt, maar is vervolgens door de rechter teruggefloten. De CDA-fractie zou het betreuren als door uitspraken van de rechter burgemeesters terughoudend zouden worden om de Wet Bibob te gebruiken.

De heer Van Raak (SP):

Overlast en verloedering zijn bijna niet teruggedrongen: wij moeten er nog mee beginnen. De heer Çörüz zegt terecht dat de burgemeesters hier een heel belangrijke rol in spelen. Maar die burgemeesters hebben maar één boodschap voor de heer Çörüz: agenten. Burgers hebben misschien allerlei initiatieven om het samen met de politie te doen, maar zij staan alleen als er geen agenten zijn. De heer Çörüz heeft de motie-Kant over niet minder blauw op straat gesteund. Maar je moet wel heel blind zijn om niet te zien dat dit nu toch gaat gebeuren. Als de voorgestelde bezuinigingen worden uitgevoerd, zal dat ten koste van blauw op straat gaan. Wat voor gevolgen heeft dat voor de heer Çörüz, nu blijkt dat er plannen worden gemaakt die gaan ten koste van blauw op straat? Zegt hij dat die bezuinigingen moeten stoppen?

De heer Çörüz (CDA):

Ik geloof niet dat burgemeesters zeggen dat veiligheid en verloedering alleen een zaak van agenten is. Agenten spelen daar zeker een heel belangrijke rol in, maar ik heb ook gezegd dat burgers daar een belangrijke rol in spelen. Ik geef op deze vraag dan ook hetzelfde antwoord dat ik al eerder heb gegeven: wij zullen de minister positief-kritisch volgen. Wij hebben met elkaar afgesproken dat er niet minder blauw zal zijn. Punt. Dus geen komma, maar een punt. Dat antwoord heb ik al minstens vier keer gegeven.

De heer Van Raak (SP):

Als wij met een auto op een blinde muur af rijden, kan de heer Çörüz wel zeggen dat hij alle vertrouwen in de bestuurder heeft, maar die auto gaat toch recht op die muur af en iedereen kan dat zien. Het is de taak van een volksvertegenwoordiger om in te grijpen als hij ziet dat het misgaat. Als hij dat niet doet, heeft hij geen recht om hier verhaaltjes over veiligheid te houden.

De heer Çörüz (CDA):

Dat zijn geen verhaaltjes over veiligheid. Wij hebben er vorige week met elkaar over gesproken. De korpsen die in de knel zitten, krijgen 25 mln. extra. Mede op mijn initiatief, juist omdat ik dit soort signalen hoor, is een opdracht aan ons eigen onderzoeksbureau gegeven. Wij zullen eerst met elkaar moeten definiëren wat blauw is. Vervolgens zal dat blauw niet mogen afnemen maar moeten toenemen, namelijk met 500 wijkagenten en met 500 forensische assistenten. Maar ik ga niet harder praten zoals de heer Van Raak dat doet.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Wij zitten met een gigantische bezuiniging op de politie. Wij weten dat er heel zware zaken op de plank blijven liggen. Wij hebben hier een tribune vol met burgemeesters. Korpsbeheerders maken zich grote zorgen. Agenten bieden een petitie aan aan de minister. En u praat hier over de landelijke uitrol van WAS-kracht. Hebt u wel enig begrip van de problemen die wij hebben?

De heer Çörüz (CDA):

Het is jammer dat mevrouw Verdonk vorige week niet bij het wetgevingsoverleg politie was. Ik heb daarin precies aangegeven, wat zij ook zou moeten doen, dat het niet alleen maar kijken is en de oplossingen zoeken in geld. Daar hebben wij naar gekeken. Ik heb echter ook gezegd dat bijvoorbeeld de afgelopen vijf jaar 1,5 mld. extra naar de politie is gegaan, dat er ook meer mensen zijn gekomen en dat er nog eens 500 wijkagenten komen. Met haar en al die anderen ga ik kritisch deze minister volgen of er na de peildatum niet minder, maar meer agenten komen. Ik vind het een beetje jammer dat mevrouw Verdonk van een goed initiatief zoals in Zoetermeer een beetje een karikatuur maakt. Ik denk dat de mensen in Zoetermeer daar niet blij om zijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nee, het CDA gaat het lekker uitrollen over het hele land en weer geld investeren in WAS-kracht. Ik kan niet overal aanwezig zijn, dat weet u ook wel. Ik heb maar één lijf. Ik zal volgende keer mijn rechterarm sturen, als u het goed vindt. Ik lees echter wel mijn stukken. De peildatum voor 500 extra politieagenten is verschoven naar 31 december 2010. Dat is twee jaar vooruit. Wij worden gewoon voor de gek gehouden door deze minister, want tegen de tijd dat het echt gerealiseerd gaat worden, mag een volgend kabinet dat doen. Wat vindt u daar van?

De heer Çörüz (CDA):

Jammer dat u er niet was, want het was namelijk een belangrijk debat. U zegt dat u niet overal aanwezig kunt zijn. Wij hebben vijf uur met elkaar over de politie gesproken. Ik vind het een beetje jammer en een beetje goedkoop om hier een grote broek aan te trekken, terwijl u er in het debat waarin u uw ei kwijt kon, niet was.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Jammer dat de heer Çörüz er niet uit komt, jammer dat hij zijn toevlucht moet nemen tot allerlei debattrucjes. Ik zei het al: ik heb één lichaam, ik kan niet overal zijn. Ik hoor gelukkig van mijn buurman, die wel aanwezig was, dat er helemaal niet over dit punt gesproken is. Ik wil graag weten wat de heer Çörüz ervan vindt dat de peildatum voor die 500 extra agenten is verschoven naar 31 december 2010 in plaats van ze te realiseren in 2008. Voor dit kabinet, waarvan zijn partij deel uitmaakt, was veiligheid toch nummer één?

De heer Çörüz (CDA):

Het was niet onderwerp nummer één, het is nog steeds onderwerp nummer één. Wij gaan het voor elkaar krijgen dat criminaliteit en overlast met 25% gaan zakken. Daar gaan wij voor zorgen. Daarin spelen agenten een heel belangrijke rol. Ik ben het met al de collega's die zich er zorgen over maken, eens dat wij deze minister – ik herhaal het maar – positief, want ook de politie ontkomt niet aan de bezuiniging, doch kritisch gaan volgen of er niet minder maar meer agenten komen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik vind het heel erg wat hier gebeurt. Aan de ene kant hebben wij een heel groot probleem met de politie en aan de andere kant constateert de heer Çörüz terecht dat er minder bureaucratie moet zijn. Verder komt hij echter niet. Vervolgens hebben de burgers het gedaan, want zij verwachten te veel van de overheid. Zij moeten in gang worden gezet om hun eigen veiligheid te bewaken via Burgernet, AMBER Alert, vrijwilligers, WAS-kracht. Vervolgens krijgen de gemeenten en daarbij ook nog eens de burgemeesters van het CDA een ongelofelijke veeg uit de pan. Mijnheer Çörüz, hoe durft u?

Maar nu wil ik toch even zaken met u doen, mijnheer Çörüz. U zegt: niet minder blauw. Er ligt een krantenartikel op uw tafel over Lisse. Daar wordt geconstateerd dat er 48% te veel bureaucratie is. 48% van de politiemannen is bezig met bureaucratie. Dat hebt u op uw tafel liggen. Ik wil met de minister afspraken maken, namelijk dat zij dat gaat aanpakken. U weet echter hoe het spelletje gespeeld wordt. Zij overlegt alleen maar met de korpsbeheerders, niet met de korpschefs. Zij maakt geen afspraken met de politie. Ik heb er een motie over ingediend. Gaat u die steunen of praat u met meel in de mond?

De heer Çörüz (CDA):

Over dat artikel kom ik zo te spreken, want ik wil dat van de staatssecretaris ook weten.

De heer Brinkman (PVV):

Dat hoeft u nu niet meer te doen.

De heer Çörüz (CDA):

Ik vind het een beetje jammer. Ook de burgemeesters kijken naar u en naar mij. Het is onze filosofie, als CDA, dat veiligheid en aanpakken van overlast niet alleen een zaak is van politie en blauw. Het is ook een zaak van gemeenten en burgers. Ik denk dat meerdere burgemeesters dat gelukkig wat breder zien dan u. Nogmaals, op die bureaucratie kom ik straks terug. Ik denk dat ik de staatssecretaris ongeveer hetzelfde wil vragen als de heer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV):

Ik weet hoe glad het CDA is. Ik heb u nu even beet en ik laat u niet gaan. Ik wil gewoon concreet antwoord hebben. Gaat u met mij mee om de minister te dwingen afspraken te maken met de korpschefs, onder andere over die bureaucratie? Gaat u met mij mee om de minister te dwingen daar afspraken over te maken met de korpsen? Of zegt u: nou nee, doe het toch maar via die korpsbeheerders, laat het maar waaien en gaan?

De heer Çörüz (CDA):

Dit is geen nieuw punt. In ons stelsel overlegt de minister met het Korpsbeheerdersberaad. Dat is het stelsel zoals wij dat met elkaar hebben afgesproken. U weet dat wij voor een nationale politie zijn, maar wij zitten in een coalitie waarin dat niet te realiseren is. Wij werken met de huidige structuren. En dat betekent dat deze minister afspraken moet gaan maken met het Korpsbeheerdersberaad, linksom of rechtsom.

De heer Brinkman (PVV):

Misschien moet u dan een andere coalitie gaan voorstellen. Dit is een zeer belangrijk punt. Ik zou zeggen: het is een breekpunt. Laten wij naar de stembus gaan!

De heer Çörüz (CDA):

Op dat laatste ga ik maar niet in.

Mij resten nog twee punten. De laatste tijd zijn er met name impulsovervallen door jongelieden, vaak met een capuchon op. Bij tankstations hangen stickers dat je je helm moet afzetten. Kan deze minister samen met het haar collega van Justitie – geld daarvoor is te vinden in het Europees programma Security – iets ontwikkelen waarmee wij de winkeliers kunnen helpen? Zij worden met name overvallen door jongens met een capuchon. Volgens mij moet dat mogelijk zijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Enige tijd geleden heb ik voorgesteld om een capuchonverbod in te stellen. U was daar toen niet voor. En nu hoor ik u hetzelfde zeggen: hoe krijgen wij die capuchons af? Bent u nu wél voor een capuchonverbod?

De heer Çörüz (CDA):

Nee, ik stel echt iets anders voor. Een capuchonverbod zoals in de motie stond, is iets heel anders. Een winkelier mag echter bepalen wie er in zijn winkel komt. Heel veel winkeliers worden door jonge personen met een capuchon beroofd. Wij moeten dus eens kijken naar de mogelijkheden. Dat is echt iets anders dan een algemeen capuchonverbod. Daar pleit ik niet voor.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Stel dat ik mijn motie wijzig. Stel dat ik er in de motie voor pleit dat winkeliers de mogelijkheid krijgen om mensen in hun winkel te weigeren als zij hun capuchon zo ongeveer tot op hun navel hebben getrokken. In dat geval bent u voor de motie en zorgt u ervoor dat de minister van BZK genoeg politiecapaciteit ter beschikking stelt om dat ook te handhaven?

De heer Çörüz (CDA):

Ik zei daarnet dat je bij tankstations je helm moet afdoen. Is dat een suggestie? Zijn er andere mogelijkheden? Ik stel die vraag gewoon open aan deze minister. Dat is echt iets anders dan een totaal capuchonverbod op straat zoals u dat voorstelde.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Een totaal capuchonverbod op straat heb ik helemaal niet voorgesteld. Als het regent, is het lekker als je je capuchon op hebt. Daar gaat het helemaal niet om. Het gaat om de winkels, het gaat om de benzinestations. U hebt de motie niet goed gelezen en ik ben blij dat u mij nu alsnog steunt. Jammer dat u niet voorgestemd heeft, maar ik ga de motie opnieuw indienen. Dan kunt u haar alsnog steunen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het probleem van die winkeldiefstallen en winkelroven is groot, maar uw oplossing begrijp ik niet helemaal. Wat stelt u nu precies voor? Ik kan mij niet voorstellen dat mensen die erop uit zijn om een winkelier te beroven, denken: o, deze mijnheer wil niet dat ik met een capuchon op binnenkom, laat ik maar niet naar binnen gaan.

De heer Çörüz (CDA):

Er is een toename van 70% in de winkeldiefstallen. Een avondje kijken naar Opsporing verzocht leert ons met welke doelgroep wij te maken hebben. Ik stel de minister de vraag of zij met haar collega van Justitie kan bekijken of er in Nederland niet iets te ontwikkelen is om die winkeliers te helpen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Waarover hebt u het dan precies wat betreft die technieken? Wij hebben camera's. Waarover hebt u het precies, wat ziet u voor zich om die capuchon van dat hoofd af te krijgen als iemand binnenkomt?

De heer Çörüz (CDA):

Zijn er technieken waarbij je misschien door die capuchon heen kunt kijken? Ik weet dat niet; dat moet dus onderzocht worden, maar ik constateer wel dat winkeliers in de praktijk aanlopen tegen dit soort impulscriminelen. Ik vraag de minister of zij niet met een oplossing voor het probleem kan komen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Meent u serieus dat er een soort röntgenfoto kan worden gemaakt om het gezicht achter de capuchon zichtbaar te krijgen?

De heer Çörüz (CDA):

Ik vind het jammer dat u zo lacherig doet. Je zult maar zo'n winkelier zijn. Ik probeer te kijken en ook te luisteren naar die winkeliers die te maken hebben met dit soort roofovervallen. Heel vaak zijn dat dus overvallers met een capuchon. Ik vraag of er misschien in Europees verband iets te ontwikkelen valt, misschien een bordje voor de deur of innovatieve techniek. Ik weet dat niet en daarom vraag ik het de minister. Dit zit namelijk heel veel winkeliers dwars.

De heer Van Raak (SP):

Ik denk ook aan die winkeliers. Die horen dit misschien en merken dat de heer Çörüz van het CDA niet voor de agenten staat. Hij probeert niet met mij te strijden voor meer blauw op straat, waaraan de winkeliers iets hebben, maar hij komt met proefballonnetjes. Dat gaat altijd zo. Ik gok dat de PvdA dat straks ook zal doen: slecht beleid, en dan een proefballonnetje om een sociaal gezicht te laten zien. Daarom wil ik dit voorstel eens even doorexerceren. Er komt een bordje bij de deur voor een capuchon of er komt een apparaat in de winkel dat door een capuchon heen kan kijken. Ik weet niet of die apparaten bestaan; misschien kan de minister die ontwikkelen. Maar dan doet zo'n jongen een kojbojhoed op. Mag dat dan wel? Of moet daarvoor dan ook een bordje zijn?

De heer Çörüz (CDA):

Een wat?

De voorzitter:

Een cowboyhoed.

De heer Van Raak (SP):

Een "kojbojhoed" zeggen wij.

De voorzitter:

Wij zeggen "cowboyhoed".

De heer Van Raak (SP):

Of een muts, of een kous. Moeten er dan allemaal bordjes zijn, of apparaten voor worden ontwikkeld?

De heer Çörüz (CDA):

Ik vind het echt jammer. Kom zelf ook eens met voorstellen in plaats van alleen maar te tamboereren op het geld etc. U kunt wel gaan lachen, maar ook bij tankstations staat gewoon een bordje met "Hier helm af als u wilt tanken". Kennelijk helpt dat. Zou dat een suggestie kunnen zijn? U komt met een cowboyhoed, een nylonkous etc. Ik heb het hier over een maatschappelijk probleem dat mij wordt aangereikt door winkeliers. Kunnen wij niet in Europees verband – niet alleen Nederlandse winkeliers zullen hiermee zitten – met iets komen, of dat nu technisch is of juridisch, opdat wij die winkeliers kunnen helpen?

De heer Van Raak (SP):

Ik denk dat mensen die helm afdoen omdat zij willen betalen en niet omdat zij willen beroven. Ik denk niet dat iemand die wil beroven vanwege dat bordje snel zijn capuchon afdoet. Het gaat mij hierbij om de proefballonnetjes; voortdurend worden er hier proefballonnetjes opgelaten. Die worden niet doorgeëxerceerd; daar is niet over nagedacht. De heer Çörüz doet een voorstel en als daarover hier vragen worden gesteld – het is zijn voorstel – dan verwijst hij naar de minister en de staatssecretaris. Maar de heer Çörüz doet een voorstel; ik vind het echt schandalig. Zo houd je die winkeliers voor de gek.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De heer Çörüz wil niet luisteren naar politieagenten; daarvoor is hij doof. Hij luistert nu ineens wel naar winkeliers. Dat deed ik al veel eerder. Ik heb mijn motie er nog even bij gepakt. De eerste overweging van die motie luidt: "overwegende dat de huidige problematiek van criminele Marokkaans-Nederlandse jongeren krachtig dient te worden aangepakt". Welnu, daarover zijn wij het eens. De tweede overweging luidt: "overwegende dat Marokkaans-Nederlandse jongeren zich vaak onherkenbaar maken voor camerabeelden door het dragen van een capuchon". Ook daarover zijn wij het eens. De derde overweging luidt: "overwegende dat dit opsporing en bestraffing van deze criminelen ernstig bemoeilijkt". Daarover zijn wij het ook eens. Het dictum van de motie luidt dan: "verzoekt de regering, het dragen van capuchons in winkels en openbare ruimtes waar camera's hangen te verbieden". Dus helemaal niet op straat.

De heer Çörüz (CDA):

Er staat toch "openbare ruimtes"?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ja, in winkels en openbare ruimtes.

De heer Çörüz (CDA):

Dat is overal.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nee, dat is niet op straat; het gaat om bijvoorbeeld wachtruimtes op het station. Daar was u dus wel tegen.

De heer Çörüz (CDA):

Ik wil niet in een tautologische discussie treden. Openbare ruimte is openbare ruimte. U wilt een totaalverbod op capuchons, maar daarom gaat het mij helemaal niet.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat is duidelijk. Ik begrijp de heer Çörüz en misschien kan ik daarin ook wel meegaan. Ik ga de motie wijzigen, in die zin dat er komt te staan dat de regering wordt verzocht om het dragen van capuchons in winkels, benzinestations ... Misschien dat wij samen nog wel tot een nadere formulering kunnen komen. En dan verwacht ik de steun van het CDA.

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Mag ik het afmaken? Ik heb nog twee zinnen.

De voorzitter:

Van mij wel, maar uw tijd is om, zoals ik u al gezegd heb.

De heer Çörüz (CDA):

Ik wijs nog even op het artikel in de Staatscourant van 18 november, anders blijft het liggen. In dat artikel staat dat er door politieagenten 48% minder tijd besteed wordt aan het opmaken van processen-verbaal en aangiften. De staatssecretaris zegt dat zij die methode van de politie Lisse pas in 2011 wil invoeren. Waarom kan dat niet eerder, nu wij merken dat dit goed werkt?

De Stichting Aanpak Vervoerscriminaliteit doet goed werk op het vlak van onder meer vervoerscriminaliteit, fietsendiefstal, scooters, veilig parkeren, voertuigvolgsystemen en auto-inbraken. Binnenlandse Zaken participeert daar niet in, terwijl heel veel clubs daar wel in participeren. Ik nodig de minister uit om dat eveneens te doen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik vind het grappig te constateren dat de CDA-fractie haar dure begrotingstijd spendeert aan een idee dat mevrouw Verdonk al heeft bedacht. Zij heeft daar zelfs al een motie over ingediend. Ik vind dat echt zonde van de tijd. Ik ben echter ook teleurgesteld. Met smart zat ik te wachten op een opmerking van de heer Çörüz om de minister te bewegen de bureaucratie aan te pakken zoals dat in Lisse gebeurt, maar hij beperkte zich tot het stellen van een vraag om een luchtballonnetje op te laten. De heer Çörüz komt helemaal niet met een concreet idee. Hoe zit dat nu precies?

De heer Çörüz (CDA):

Het blijkt dat de aanpak van de politie Lisse goed werkt. Er wordt 48% minder tijd besteed aan het opnemen van processen-verbaal en aangiften. Dat lijkt mij een heel goede en waardevolle aanpak. Ik vraag dus heel concreet aan de minister om die aanpak eerder dan in 2011 in te voeren. Dat lijkt mij een heel duidelijke wens.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Ik wil spreken over drie onderwerpen.

Het zal u niet verbazen dat mijn eerste onderwerp de bezuinigingen betreft. Mijn fractie maakt zich zorgen over de toenemende kloof tussen de politie en de politieminister. Wat te vinden van een minister die keer op keer aangeeft geen boodschap te hebben aan de noodkreten van de gewone dienders op straat en de burgemeesters die praten over de gevolgen van de bezuinigingen? Wat te vinden van een politieminister die letterlijk zegt alleen te willen praten met het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad? Een politieminister die deze signalen negeert en die beweert dat het gezag van de politie bij de burgers toeneemt door het uitschrijven van meer bonnen, staat echt met haar rug naar de maatschappij. Op deze manier draagt de minister niet bij aan het basisvertrouwen dat dienders moeten hebben in de top van de overheid. Integendeel, het werkt alleen maar demotiverend en tast het moreel van de dienders aan. Het brengt burgemeesters op de been. Met hun aanwezigheid hier in de Tweede Kamer zeggen zij ook dat zij zich niet monddood laten maken, maar dat zij hun verantwoordelijkheid nemen.

Politieagenten melden mijn fractie massaal dat de bezuinigingen nu reeds voelbaar zijn en rampzalige gevolgen hebben. Burgemeesters geven aan dat de wettelijke taak om de openbare orde en veiligheid te handhaven in het geding komt. De bezuinigingen gaan ten koste van blauw op straat, omdat vacatures niet meer worden opgevuld en opleidingen worden stopgezet. Ook de aanrijtijden in de buitengebieden zijn een punt van zorg.

Mijn fractie roept de minister op om de signalen van de dienders en de burgemeesters nu eindelijk serieus te nemen. Er moeten meer agenten bij, zowel in de probleemwijken als op het platteland. Veiligheid is het laatste waarop bezuinigd moet worden. Wij vragen de minister dan ook dringend om haar plannen te heroverwegen.

Mijn tweede punt gaat over het startsein dat de minister gisteren gegeven heeft voor de campagne "Meer veiligheid op straat". Wie getuige is van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak of geweld rond de jaarwisseling, krijgt in deze campagnetips aangereikt over de wijze waarop hij of zij kan ingrijpen. De boodschap van de campagne is dat omstanders door te handelen het de daders moeilijker, zo niet onmogelijk maken om agressie te plegen. Niets is erger dan niets doen, is het uitgangspunt van de minister. Burgers moeten handelen en dus ingrijpen.

De minister gaat echter voorbij aan een wezenlijke vraag, die zij onbeantwoord laat. Als de minister een dringend beroep doet op burgers om in te grijpen, moet zij ervan uitgaan dat er een redelijke kans is op geweldgebruik door de burger om de dader aan te houden. Hoe gaat de politie om met burgers die burgermoed tonen in deze heterdaadsituatie? Hoe zorg je ervoor dat een burger die op dringend verzoek van de minister ingrijpt, niet als verdachte in de boeien wordt geslagen en wordt opgesloten, maar juist als held wordt behandeld?

Als politieagenten geweld gebruiken bij een aanhouding, worden zij in eerste instantie als getuige gehoord om de feiten te achterhalen. Mijn fractie vindt dat burgers die burgermoed tonen en een burgerarrest plegen, in eerste instantie als getuige moeten worden behandeld en niet meteen als verdachte, net als politieagenten. Ik zou graag een reactie van de minister willen hebben op dit punt. Als de minister dit standpunt deelt, is mijn vraag hoe zij dit wil verankeren, dan wel onder de aandacht wil brengen van politie en het Openbaar Ministerie.

Mijn laatste punt gaat over de kerntaken dan wel de oneigenlijke taken van de politie. Verschillende politiekorpsen zijn bezig met het overdragen van oneigenlijke taken aan gemeenten, ggz, GGD en het Openbaar Ministerie. Het gaat dan bijvoorbeeld om de registratie, opslag en afgifte van gevonden voorwerpen, buurtbemiddeling, burenruzies of het opruimen van hennepkwekerijen.

Sommige korpsen hebben zich ten doel gesteld om voor 1 januari 2010 80% van de oneigenlijke taken overgedragen te hebben. Mijn fractie mist nog steeds centrale regie en uniformiteit in dit dossier. Je kunt niet tegen een burger in bijvoorbeeld Arnhem zeggen dat psychiatrische patiënten daar niet meer door de politie zullen worden opgehaald, terwijl dit in Den Haag wel een politietaak is gebleven. Ook moet de overdracht nadrukkelijk plaatsvinden in samenspraak met andere organisaties, zoals gemeenten, ggz en GGD; een warme overdracht met de benodigde ruimte voor voorbereiding.

De brief van de minister hierover vindt mijn fractie onvoldoende. Wij willen meer regie, meer duidelijkheid, meer uniformiteit en een deugdelijke rapportage aan de Kamer, zoals beloofd. Juist gelet op de dramatische gevolgen van de bezuinigingen bij de politie, waarbij korpsen nu al kampen met capaciteitsgebrek, verdient de overdracht van oneigenlijke taken prioriteit. Mijn fractie ontvangt hierover dan ook graag een concreet plan van aanpak met een tijdpad van de minister.

De voorzitter:

Uw tijd is om, mevrouw Griffith.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik ben ook klaar.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Ik wil mevrouw Griffith er nog enige tijd voor geven. Over dat laatste onderwerp heeft de minister geantwoord dat er een heel goede pilot heeft gedraaid in Amsterdam. Ik weet dat de politie in Amsterdam daar ontzettend tevreden over is.

Mevrouw Griffith (VVD):

U hebt het over de oneigenlijke taken?

De heer Brinkman (PVV):

Ja, ik heb het over de ggz-taken, zoals het overbrengen van mensen met psychische problemen die uiteindelijk in politiecellen verblijven, wat een groot probleem is voor de politiemensen, omdat zij daar niet voor opgeleid zijn en er eigenlijk niet al hun tijd aan kunnen besteden. Dat is in Amsterdam al een aantal jaren heel goed geregeld. Die pilot is ingevoerd en draait goed. Ik weet dat de VVD een voorstander is van de nationale politie. Is mevrouw Griffith met mij bereid om de minister te dwingen om met al die korpsbeheerders afspraken te maken om dit plan verplicht in te voeren?

Mevrouw Griffith (VVD):

Daar heb ik bij het wetgevingsoverleg over de politie ook voor gepleit. De vorige minister van Binnenlandse Zaken heeft een concreet plan van aanpak uitgestippeld en ook tegen de Kamer gezegd dat te gaan uitrollen om tot uniform beleid te komen. Ik heb meerdere malen aan deze minister van Binnenlandse Zaken gevraagd hoe het ermee staat en hoe ver de verschillende politiekorpsen zijn. Sorry dat ik het zeg, maar ik krijg een flutbrief, waarin de minister schrijft dat zij er bovenop zal blijven zitten. Daar neem ik dus geen genoegen mee. Vandaar dat ik nu zeg dat ik een concreet plan met een tijdpad wil hebben. Juist in deze tijd waarin agenten worden ontslagen en er een tekort is aan personeel, moet je ervoor zorgen dat het werk wordt verdeeld, want het werk moet met minder agenten worden gedaan. Ik wil graag het antwoord van de minister afwachten. Als zij zegt dat zij met een plan van aanpak komt en ervoor zorgt dat niet alleen één politiekorps, maar alle politiekorpsen hetzelfde doen, heb ik geen behoefte aan een motie om de minister te dwingen. Ik hoop nog steeds dat zij het licht ziet.

De heer Brinkman (PVV):

Die hoop heb ik eerlijk gezegd een beetje laten varen. Ik wil even in herinnering brengen dat ik de heer Van Raak zover heb dat hij in ieder geval goed naar mijn motie gaat kijken. Ik heb het CDA al zover dat het een uitspraak doet over de nationale politie, maar het is vastgehouden aan het coalitieakkoord. Misschien kunnen wij op dat ene deelonderwerpje toch tot zaken komen.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik vind dat er meer tegenover moet staan dan alleen maar lief naar mij kijken.

De voorzitter:

Het is jammer dat al die non-verbale communicatie niet in het verslag komt. Mevrouw Griffith lachte charmant naar de heer Brinkman en hij lachte ook terug.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Wij hebben de afgelopen dagen met beide bewindspersonen gesproken. Ik wil die discussie van de afgelopen dagen niet overdoen. Daarbij komt dat ik maar vijf minuten spreektijd heb. Dat houdt in dat ik het echt in de grote lijnen moet houden. Ik wil echter toch een paar hartenkreten slaken.

Ik vraag echt aandacht van de minister voor de kwaliteit van het openbaar bestuur. Iedereen praat en denkt over bezuinigingen, maar er moet één minister zijn die vooral denkt en praat over de cultuur, de structuur en de kwaliteit van het openbaar bestuur. Dat moet de minister niet aan anderen overlaten. Na de crisis moeten wij klaar zijn en zal het bestuur beter moeten zijn. Onze democratische organen moeten voldoen aan nieuwere en hogere eisen. Wij hebben gisteren met elkaar vastgesteld dat de crisis ook kansen biedt. Een aantal discussies konden wij niet altijd met elkaar voeren. Dat moet nu wel mogelijk zijn. Ik roep de minister daartoe op.

De overheid moet kleiner worden. De overheid moet vooral ook beter en op een aantal punten veel beter worden. De VVD-fractie kiest voor minder besturen, maar ook voor minder bestuurders. Mensen moeten weer trots kunnen zijn op het openbaar bestuur en vooral ook trots op de mensen die daar werken. Dat vraagt wel wat van ons. De trap moet dan van bovenaf schoongeveegd worden. Dit houdt in dat wij niets en niemand moeten ontzien.

Wij beginnen dan ook bij de Tweede Kamer. Die zou wat ons betreft kleiner kunnen. Dat hebben wij al eerder gezegd; 100 leden zou voldoende moeten zijn. De Eerste Kamer zou het met 50 leden af moeten kunnen. Daarvoor hebben wij wel een grondwetswijziging nodig. Het zou goed zijn als de minister daaraan zou werken in deze periode. Als dat niet gebeurt, zijn wij weer vier jaar verder. Het zou goed zijn als de eerste lezing in ieder geval in deze periode aan de orde zou komen. Gisteren hebben wij al gesproken over de voorstellen om te komen tot minder departementen, minder ministers en staatssecretarissen, vooral ook geen ministers zonder portefeuille en ook over de consequentie daarvan in de richting van de ambtelijke apparaten.

Bovendien is het nodig dat wij opnieuw en verder kijken naar het adviesstelsel. Wij roepen natuurlijk ook altijd ertoe op om te kijken naar de vele regels waaraan wij ons allemaal moeten houden en de controle die daarop nodig is.

De VVD-fractie kiest voor vier volwaardige bestuurslagen, zonder tussenstructuren. Dat vraagt om een aantal maatregelen. Allereerst is dat wat ons betreft het afschaffen van de deelgemeenten. Deze discussie moet je niet op het laatste moment, vlak voor de verkiezingen, maar nu voeren. Over vier jaar moet het zover zijn. We moeten de WGR-plus afschaffen, de tussenlaag die ontzettend veel problemen veroorzaakt. Het hele circuit dat zich daar afspeelt, zouden we moeten oprollen. We moeten de reorganisatie van het middenbestuur ter hand nemen, met prioriteit voor het westen van het land. Daar hebben we gisteren over gesproken. Of het nou "Randstadautoriteit" heet of "Randstadprovincie", de aanpak moet komen van de kant van de ministers. Er moet een betere taakverdeling komen in het middenbestuur. Het vraagt echter ook kleinere gemeenteraden, minder wethouders en minder gedeputeerden. Ook die discussie moeten we met elkaar voeren.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben voor het afschaffen van de deelraden. Ik ben ook erg voor het afschaffen van de regio's, die zichzelf verschrikkelijk opblazen. Ik proef uit de woorden van de heer Van Beek dat hij zo'n Randstadprovincie wil, maar zo'n hele grote provincie is alleen maar groter en meer. Dat gaat natuurlijk vreselijk schuren met de nationale overheid. Een Randstadprovincie bestrijkt bijna de helft van Nederland. Waarom kiest de heer Van Beek niet voor kleinere provincies? Een mogelijkheid is bijvoorbeeld 25 kleinere provincies, zodat er geen regio's meer nodig zijn en zodat er een schaal ontstaat waarin ook de waterschappen bestuurlijk zijn onder te brengen.

De heer Van Beek (VVD):

Dat laatste element laat ik even liggen, omdat dat een discussie apart is en omdat wij daarover gisteren met elkaar hebben gesproken. Iedereen wijst op die enorme stapel boeken over het binnenlands bestuur. De heer Pechtold heeft ze nu niet bij zich. Er is heel vaak geprobeerd om iets met kleinere regio's te doen, maar zaken die moeten worden georganiseerd, lopen in deze tijd onmiddellijk over de grenzen van die 25 regio's heen. Er ontstaan dan dus ongelooflijk veel grensproblemen. Met de huidige technieken en de huidige problemen wordt een efficiënte organisatie op een wat grotere schaal gerealiseerd. Als je in het westen van het land iets wilt organiseren, dan heb je nodig: één, twee of drie provincies, één, twee of drie WGR-regio's, de vele gemeenten en de deelgemeenten binnen de grote steden. Deze bestuurslagen bemoeien zich vaak allemaal met hetzelfde type onderwerp. Het zit vast. Als wij het bestuur zodanig willen inrichten dat wij ook na de crisis voort kunnen, zodat het dynamischer wordt en zodat kansen beter benut kunnen worden, dan moeten wij nadenken over dergelijke veranderingen. Ik heb daarvoor geen sjabloon. Ik denk daarbij niet aan één oplossing. Wij moeten met elkaar dat debat met open vizier ingaan.

De heer Van Raak (SP):

Ik wil dat ook graag doen, maar de juiste schaal van de provincie heeft te maken met de taken. Een heel grote provincie, zo'n Randstadprovincie, zal heel veel taken naar zich toe trekken. Ik las dat D66 vier provincies wil. Zijn echt grote zaken zoals Schiphol en de bewaking van de kust geen zaken van de nationale overheid? Als heel grote provincies dergelijke taken naar zich toe trekken, dan gaat dit natuurlijk vreselijk schuren tussen de nationale overheid en die heel grote provincies.

De heer Van Beek (VVD):

Bij dergelijke structuurdiscussies hoort het punt van een passende taakverdeling. Deze moet dus ook ter discussie worden gesteld. Wat ons betreft moet onderaan worden begonnen. Wat lokaal kan, moet lokaal gebeuren. Zaken die niet lokaal kunnen worden gedaan, moeten worden overgedragen naar het eerstvolgende hogere, democratisch gekozen niveau. Dit kan dus bijvoorbeeld inhouden dat een aantal ministeries na dergelijke veranderingen een aantal taken heeft overgedragen. Daartegen bestaat helemaal geen bezwaar. Het moeten immers wel volwaardig opererende, democratische bestuursorganen zijn die zelfstandig kunnen functioneren, zonder dat er vanuit de Kamer of vanuit het Rijk elke keer naar wordt gewezen.

De heer Van Raak (SP):

Als ik van onderaf denk, dan leg ik de zaken die lokaal moeten bij de gemeenten. Die idiote, of liever opmerkelijke, hulpstructuren van de regio's kunnen dan vervallen. Het probleem ligt tussen de gemeenten en de provincies en volgens mij niet zozeer tussen de provincies en de nationale overheid. Daar moet het worden opgelost. De regio's kunnen worden opgedoekt zodra er kleinere provincies zijn. Bent u het met mij eens dat daar een groter probleem zit dan in de verhouding tussen provincie en nationale overheid?

De heer Van Beek (VVD):

Ik praat niet in termen van "groter" en "kleiner". Ik erken wel dat zich problemen voordoen bij zaken die op de grens liggen van de bestuursorganen, zowel gemeentelijk en regionaal als provinciaal. Dat moet ook in deze discussie worden meegenomen. Bij mijn pleidooi voor debatten over het bestuur van ons land heb ik er geen enkel probleem mee dat u uw ideeën over de door u beoogde structuur ernaast legt. Ik betrek die daar graag bij want ik zit daar niet dogmatisch in. Ik vind wel dat wij met elkaar het debat moeten aandurven. Wij moeten niet wachten tot commissies aangeven dat iets goedkoper kan of waar iets te halen valt. In deze samenstelling, met de mensen die zich met het binnenlands bestuur bezighouden en met name met de bewindslieden die daarover gaan, moeten wij praten vanuit het oogpunt van kwaliteit. Hoe denken wij dat wij maximaal kunnen bereiken wat wij willen bereiken en hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de bevolking trots is op dat openbaar bestuur en de mensen die daarin werken? Er moet heel wat veranderen voordat wij die situatie bereiken.

De heer Pechtold (D66):

Realiseert de VVD-fractie zich dat met het afschaffen van de regio's de schaalgrootte van gemeenten naar boven moet worden bijgesteld?

De heer Van Beek (VVD):

Ik denk dat die druk ontstaat. Dat hoeft naar mijn mening niet van bovenaf geëntameerd te worden. Ik verwacht dat dat bij gemeenten zelf ontstaat. Zij kunnen zelf kiezen voor een schaalniveau. Verderop in mijn tekst pleit ik voor differentiatie van het gemeentelijk takenpakket; het rapport-Van Aartsen. Als gemeenten verschillende takenpakketten hebben, dan kunnen zij voor zichzelf de afweging maken of zij op dezelfde schaal willen functioneren met hetzelfde takenpakket of met de omgeving naar een andere schaal willen gaan met een groter takenpakket.

De heer Pechtold (D66):

Ik trek die consequentie in elk geval als tot herindeling van de lagen wordt overgegaan. Ik ben blij dat de heer Van Beek dat ook aangeeft. Is de heer Van Beek van mening dat elke democratische laag een eigen belastingmandaat moet hebben?

De heer Van Beek (VVD):

Die discussie hebben wij gisteren met elkaar gevoerd. Ik ben het daar in principe mee eens. Die discussie hebben wij ook gevoerd over de ozb destijds. Wij lopen bij de provincies tegen een extra probleem aan. De VVD-fractie voelt er absoluut niets voor om, als wij in een situatie terechtkomen waarin de wegenbelasting wordt afgeschaft, te denken over het instellen van nieuwe belastingsystemen. Dat levert een probleem op voor de provincies.

De heer Pechtold (D66):

Stel nu dat het wel gebeurt. Mijn stelling is dat een democratische laag alleen levensvatbaar en legitiem is wanneer men in staat is om een deel van het belastinggebied te hebben. Dat algemene principe deelt u dus.

De heer Van Beek (VVD):

Dat algemene principe hebben wij gisteren besproken. Wij hebben vastgesteld dat, wil je dat principe vormgeven, er immense problemen ontstaan op het moment waarop een andere minister het kleedje onder een goed werkend belastingsysteem vandaan trekt.

De heer Heijnen (PvdA):

Met de PvdA-fractie wil ook de VVD-fractie bij monde van de heer Van Beek de crisis aangrijpen om onbevangen te kijken hoe wij het openbaar bestuur anders en beter kunnen inrichten. Hij noemt dan nagenoeg alle bestuurslagen, alle onderdelen van het openbaar bestuur, maar één niet: het waterschap. Is daar een speciale reden voor? Blijft het waterschap buiten beschouwing wanneer wij gaan kijken naar het openbaar bestuur of hoort het er net zo bij als een aantal andere?

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb het inderdaad niet genoemd, maar gisteren in het debat zijn de waterschappen heel nadrukkelijk in het geheel betrokken. Ik heb gezegd dat ik zeer hecht aan de taken die daar worden uitgevoerd, maar dat ik heel snel de discussie zou willen voeren over de bestuurlijke kop die erop staat.

Ik heb in dit verband al eerder gepleit om te kijken naar de omvang van de bestuursorganen en het aantal bestuurders. Daarbij past ook dat wij kijken naar de omvang van gemeenteraden, het aantal wethouders en het aantal gedeputeerden.

Wat mij betreft, is het tijd voor een nieuwe Thorbecke. Passend in deze tijdgeest zou dat een vrouw kunnen zijn. Minister Ter Horst, u hebt een kans! Geef uw bevoegdheden niet uit handen, niet aan commissies en niet aan collega's. Neem initiatieven, kom met voorstellen! Wij willen graag met u het debat aangaan.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb zojuist aan de CDA-fractie gevraagd als het gaat om transparantie van partijfinanciën hoe zij denkt over gelieerde stichtingen. Hoe denkt de VVD-fractie over de transparantie van de Van Somerenstichting?

De heer Van Beek (VVD):

Ik geloof niet dat er veel verschil van mening is over het onderwerp transparantie. Ik heb ervoor gepleit dat giften aan partijen en alles wat daarbij hoort, dus ook dit soort stichtingen, openbaar moeten zijn. Als grens aan de onderkant hebben wij steeds gesproken over € 2500, anders wordt het wel een heel omvangrijke administratie. De grens aan de bovenkant zou wat mij betreft vrij mogen zijn. Ik geloof niet dat het nodig is om maximale bedragen te noemen. Ik vind het wel heel belangrijk dat absoluut openbaar is waar het geld vandaan komt.

Een tweede opmerking is dat het niet mag afhangen van de structuur van een organisatie of je al of niet openbaarheid nastreeft. Of je nu een partij, een stichting of een eenmansbeweging bent: in alle vormen moeten dezelfde eisen worden gesteld. Ook daarover wil ik helder zijn. Ik wil ook geen uitzonderingen als het gaat om giften van leden of vertegenwoordigers van de politieke partijen aan hun eigen partij. Ook dat moet openbaar zijn. Wat ons betreft, kan de wetgeving doorgaan. Wij zijn er klaar voor.

De heer Pechtold (D66):

Wilt u dit uitgebreide, maar zeer heldere standpunt ook met uw partijbestuur delen? Dat is immers, als het de Van Somerenstichting betreft, nog niet zo transparant als u bent.

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb over dit onderwerp in het verleden regelmatig contact gehad. De laatste maanden blijft het nogal stil, maar ik weet dat er gesprekken zijn geweest tussen partijvoorzitters en de ministers. Ik ben daarbij op de achtergrond betrokken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik ben blij met het standpunt van de VVD. Dat is heel helder en het komt ook heel dicht bij het standpunt van GroenLinks. U zegt zelf dat het een beetje stil blijft. Vindt u ook dat het wetsvoorstel zo snel mogelijk moet worden behandeld als het van het kabinet komt en dat er in elk geval op dit punt het liefst voor de gemeenteraadsverkiezingen in de Kamer duidelijkheid moet worden gegeven?

De heer Van Beek (VVD):

Ik zou het op prijs stellen als dit onderwerp snel werd behandeld, omdat ik vind dat er op dit moment geen sprake is van een eerlijk speelveld. Ik vind dat er heel grote verschillen zijn tussen de traditionele partijen en de nieuwe bewegingen. Ik vind dat dit eigenlijk niet kan, dus ik hecht aan een level playing field, om het in goed Nederlands te zeggen.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Bij het wetgevingsoverleg heeft de PvdA naast de herinrichting van het openbaar bestuur het accent gelegd bij helderheid voor gemeenten over het Gemeentefonds vanaf 2012. Ik heb van de staatssecretaris begrepen dat zij die zo snel en goed mogelijk zal proberen te verschaffen.

Een tweede belangrijk punt was de behoefte om bij alle heroverwegingen nadrukkelijk te kijken naar decentralisatie. De bewindspersonen van BZK moeten ook niet passief zijn ten opzichte van de heroverwegingen, maar actief. Want je kunt voorspellen dat vele daarvan invloed zullen hebben op de andere lagen binnen het openbaar bestuur.

Verder gaat het ons om de voorbeeldrol van de overheid als werkgever. Dat is het derde belangrijke punt. Ik heb het dan over het ondersteunen van langer werken, niet kijken naar 50-plussers als op weg naar de uitgang, maar hen welkom heten bij de ingang.

Vanavond wil ik echter een ander punt aan de orde stellen, te weten de burgerparticipatie. Het vertrouwen van burgers in de overheid is niet om over naar huis te schrijven. Meewerken aan vaccinatie tegen een pandemie? Dat is niet vanzelfsprekend. Het kastje van Camiel wordt gewantrouwd. Deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen vorige week was bedroevend laag, ondanks de landelijke media-aandacht. Hoewel Nederland in internationaal perspectief beschikt over goede collectieve voorzieningen en een goed werkende democratie, blijft de onvrede over onderwijs, zorg, veiligheid en bestuur groot. Publieke dienstverleners worden niet met respect bejegend, maar regelmatig met agressie in woord en gebaar. Bestuur en management worden gewantrouwd, ook in deze Kamer. Dat geldt ook voor het openbaar bestuur. Er lijkt soms sprake van een legitimiteitscrisis van onze collectieve voorzieningen. Er is zeker wat aan te merken op onderdelen van ons bestuur en ook op de semicollectieve sector, maar is dat het hele probleem? Of is er meer aan de hand? Ik denk het laatste. Ik denk dat de overheid en de semicollectieve sector worden ervaren als "over de burgers" en niet als "van de burgers". Als: "zonder de burgers", en niet: "met de burgers". De samenleving is niet van ons samen, maar van anderen. Hoezo samen werken, samen leven? "Ze" doen maar. Dat is naar mijn indruk de kern van het probleem. Anders geformuleerd: het burgerschap is nog steeds op zijn retour. Burgerschap als de idee van gedeelde verantwoordelijkheid voor de samenleving, in het klein in het huishouden, iets groter in de straat, de buurt en de vereniging en nog wat groter in de school, de corporatie, de gemeente – dat idee raakt steeds verder op de achtergrond in plaats van dat het terrein wint.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben blij dat de heer Heijnen deze discussie begint. Wij hebben, zoals de heer Heijnen weet, veel onderzoek gedaan onder politiemensen, bij het onderwijs en bij de zorg. Daar gaan wij mee door. Overal zie je dat de publieke sector niet meer van de publieke werkers is. Het onderwijs is niet meer van de onderwijzers, maar van onderwijsmanagers die leraren de wet voorschrijven. Het geldt ook voor de zorg. Het geldt ook voor de politie en voor woningbouwcorporaties. Die laatste bouwen geen sociale huurwoningen, maar zij slopen woningen. Overal zie je dat er managers aan het werk zijn; bij de politie zonder blauw bloed. In het onderwijs zijn het geen onderwijzers en in de zorg zijn het geen zorgers. Dat is iets wat de Partij van de Arbeid natuurlijk de afgelopen 25 jaar heeft georganiseerd. Publieke diensten zijn op afstand gezet van de overheid. Er zijn managers tussen gekomen. Deelt de heer Heijnen de analyse dat een van de redenen voor het ongenoegen is dat de publieke sector niet meer van ons is?

De heer Heijnen (PvdA):

Daar praten wij vaak over en ik verwijt de SP altijd zo'n verkeerde tegenstelling te zetten tussen de deelnemers – de burgers – vervolgens de professionals en dan nog eens die managers. Alsof daar de oorzaak ligt van de problemen van de legitimiteit van het openbaar bestuur en de semicollectieve sector. Niets is minder waar. Natuurlijk valt er wat te verbeteren, maar het is mij allemaal veel te goedkoop, te gemakkelijk en te veel het vertolken van de onvrede om voortdurend met het vingertje te wijzen naar iedereen die een verantwoordelijkheid draagt in het openbaar bestuur of in de semicollectieve sector.

De heer Van Raak (SP):

Het probleem is dat het niet doorkomt. Laten wij als voorbeeld de agenten nemen. De problemen op de werkvloer gaan van politiemanager naar politiemanager, van ambtenaar naar ambtenaar en ik denk werkelijk dat deze minister het niet weet. Ze weet het werkelijk niet. Heel veel bestuurders weten het gewoon niet.

De voorzitter:

Mijnheer van Raak!

De heer Van Raak (SP):

Heel veel bestuurders weten het gewoon niet!

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, uw vraag!

De heer Van Raak (SP):

Dat is het grote probleem: de grote kloof tussen bestuur en bevolking is dat onvrede, ongenoegen en problemen niet doorkomen en dat managers echt niet weten wat mensen op de werkvloer bezielt.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, ik laat u zo het Reglement van Orde aanreiken en dan zult u twee regels aantreffen: Interrupties dienen plaats te vinden zonder inleiding, kort en bondig. Mijnheer Heijnen?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik heb geen vraag gehoord en dus ga ik door met aan te geven waar volgens mij het probleem ligt. Dat ligt wat mij betreft bij het steeds verder ...

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. De heer Heijnen wil een discussie. Ik breng een element in de discussie in. Dat mag niet van de voorzitter. Je mag hier geen discussie voeren. Ik voer een element in de discussie in en ik vraag de heer Heijnen om daarop te reageren. Ik vraag de voorzitter of wij vanavond een debat gaan voeren of niet. Als we geen debat gaan voeren, mag ze dat ook zeggen. Dan ga ik gewoon lekker naar huis!

De voorzitter:

Dat kunt u wat mij betreft rustig doen. Dat is helemaal geen probleem. De heer Heijnen kan antwoorden zoals hij dat wenst.

De heer Heijnen (PvdA):

Nu de heer Van Raak erin persisteert een antwoord te krijgen op de vraag of ik het met hem eens ben dat de managers niet luisteren of niet weten wat er leeft op de werkvloer, zeg ik dat dit in algemene zin niet juist is. We kennen heel veel goede managers en bestuurders die zich vergewissen van de situatie op de werkvloer, of het nu gaat om de zorg aan het bed, om de politie op straat of om het onderwijs in de klas. Het is echt een misvatting en een vertekening van de werkelijkheid om te beweren dat dit niet het geval is.

Voorzitter. De organisatie van allerlei diensten in vaak eigen levensbeschouwelijke kring, van kruisvereniging tot corporatie en van vakbond tot bedrijfsorganisatie, ligt ver achter ons. De burger heeft zich bevrijd en is geëmancipeerd, is hoger opgeleid en mondiger geworden. Hij kan kiezen. Hij kan kiezen uit een concurrerend aanbod van allerlei voorzieningen. Niet meer de pastoor, de dominee of de socialistische voorman bepaalt nog waar je aan deelneemt, dat doe je zelf. Prima! Maar steeds sterker worden we geconfronteerd met een belangrijk nadeel van die ontwikkeling. Werden die collectiviteiten vroeger ervaren als gemeenschappelijk eigendom, als iets van de burger, nu is die burger vervreemd van die collectiviteiten. Ze zijn niet meer van hem, maar van een ander, van de corporatiedirecteur of het schoolbestuur, een persoon of gremia waarmee hij geen enkele binding heeft. Hij spreekt er niet over mee en wordt niet betrokken, alle democratiseringsinspanningen van de jaren zeventig ten spijt.

Daar moeten we iets aan gaan doen. Dat vergt nieuw burgerschap, waarbij mensen weer worden aangesproken worden op hun verantwoordelijkheid voor de samenleving en haar instituties, in het klein en in het groot, door hen te betrekken bij veiligheidsvraagstukken in de buurt, bij de prioritering van politie-inzet, door samen met anderen toezicht laten houden, door ondersteuning in de verbetering van leefbaarheid en in medezeggenschap van ouders bij crèches op basisscholen. Neem dat als uitgangspunt voor verantwoordelijkheid voor instellingen als corporaties en zorginstellingen, kortom, van alle door belastingen en premies betaalde voorzieningen.

Burgerparticipatie is een recht, maar wat mij betreft ook een plicht. Zoals de voetbalvereniging in mijn buurt de bardienst verplicht stelt, mag de gemeente het schoonmaken van de stoep en mogen de school, het verzorgingstehuis en de corporatie enige vorm van meedoen in besluitvorming en/of activiteiten verplicht stellen. Stel een norm. Ik ben het dan ook niet eens met wat in het Handvest Burgerschap staat. Daar staat letterlijk dat je het recht hebt om niet te participeren, maar dat je toch mag klagen. Dat spreekt mij niet aan. Dat mag juridisch volkomen juist zijn, maar dat is niet de norm die ik wil hebben. Ik wil de norm hebben "je doet mee en anders heb je ook niets te zeuren". Die participatieplicht, het je aan de regels houden, het rekening houden met anderen en het verantwoordelijkheid nemen hoort weer tussen de oren van de mensen te komen. Daar heeft de overheid een taak in.

Weg met de toeschouwersdemocratie, leve de deelnemersdemocratie; geen muppets meer, maar meedoen! Daar gaan wij voor. Daar wil ik dit kabinet op aanspreken; dit is een derde opgave naast de opgave van de heel moeilijke heroverwegingen en naast de opgave van de voorbeeldrol van werkgever. Het gaat er mij om dat het kabinet een kabinetsbrede agenda maakt van burgerschap dat vele jaren is vol te houden. Daarbij gaat het er ook om dat de dingen die tot nu toe gedaan zijn, worden voortgezet. Volgens mij is dit namelijk de enige manier waarop wij weer de betrokken samenleving krijgen die noodzakelijk is om al die mooie doelen te realiseren.

De heer Van Raak (SP):

De heer Heijnen is het toch met mij eens, zo concludeer ik. Hij geeft een aantal voorbeelden waaruit blijkt dat mensen zich niet meer betrokken voelen bij de publieke sector. In dit verband noemt hij de woningbouwcorporaties en de buurten. Hij pleit voor burgerschap en hij vindt dat mensen zich meer moeten inzetten voor hun eigen buurt. Daarover ben ik het helemaal met hem eens. Wat doen wij echter zelf? Wat doet de PvdA? Wij hebben van woningbouwcorporaties, van verenigingen bedrijven gemaakt. Het is wat anders om je in te zetten voor een bedrijf dat je uit je huis wil zetten, omdat ze je sociale huurwoning willen slopen dan voor een vereniging die van jou is. Ik ben het wel met de oproep eens, maar wat betekent die voor de inrichting van de publieke sector? Het moet daar toch ook gevolgen hebben?

De heer Heijnen (PvdA):

Klaarblijkelijk is het de SP, de heer Van Raak, ontgaan dat collega's als Depla en Wolbert op de onderdelen woningcorporaties en zorg niets anders doen dan de positie van de deelnemer, de gebruiker, versterken. Zij laten de deelnemer, de gebruiker, weer onderdeel zijn van de gemeenschap die de corporatie zou kunnen zijn of die de zorginstelling zou moeten zijn. Wat ik nu van het kabinet vraag, is om eens een inventarisatie te maken: hoe zit het met de desbetreffende wet- en regelgeving, ook bij de andere ministeries, als het gaat om burgerparticipatie en hoe zit het met de democratisering; hebben wij dat goed geregeld; hoe zit het met het beleid zoals dat wordt uitgevoerd?

De voorzitter:

Nog een korte vraag, mijnheer Van Raak?

De heer Van Raak (SP):

De heer Heijnen schuurt er naar mijn mening toch naast. Natuurlijk zijn zij ermee bezig om mensen op te roepen om van alles te doen. Het is echter beter om iets te doen voor wat van jou is. Als een woningcorporatie van jou is, als het jouw vereniging is, is het veel makkelijker om je daarvoor in te zetten dan om je in te zetten voor een bedrijf waar een manager zit die zich weinig van jou aantrekt. Dat is natuurlijk het op afstand zetten van de overheid, het liberaliseren, verkopen van de woningbouwcorporaties. De heer Heijnen moet dan ook nadenken over die structuurmaatregelen!

De heer Heijnen (PvdA):

Dank voor deze suggestie, maar volgens mij was dat al in mijn verhaal vervat. Ik heb gezegd: bij alles wat met premie- of belastinggeld wordt betaald, geldt dat je burgerschap tot uitdrukking kunt brengen.

De heer Van Raak (SP):

...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Maken wij dan woningcorporaties weer tot verenigingen! Dat bedoel ik: bedrijven weer tot verenigingen van mensen maken. Dat is de vraag.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, ik had u het woord niet gegeven. Het woord is nu aan de heer Pechtold voor een interruptie.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Op zich is het een sympathiek idee. Als oproep snap ik het ook, maar de PvdA gaat vandaag verder: het is een plicht en je mag niet zeuren als je niet meedoet. U noemt zelfs het voorbeeld van de stoep schoonmaken. U kunt het wel aan de minister vragen, maar ik wil toch weten wat uw idee nu precies is. Ik zie namelijk toch wel een probleem. Wat gaat wij doen wanneer iemand daar niet aan meedoet? Gaan wij stemrecht inhouden, gaan wij een boete uitschrijven? Hoe gaan wij het afdwingen? Dat wilt u toch?

De heer Heijnen (PvdA):

Dit is nu precies de benadering waarvan ik vind dat wij daarvan afstand moeten nemen. Je zet zo de burger en de overheid tegenover elkaar, terwijl ik nu juist wil aansluiten op al die hoopvolle initiatieven die er zijn. Ik doel op al het particulier initiatief dat al bezig is om die stoep schoon te maken en het particulier initiatief dat ergens ver in de wereld zelfstandig een ontwikkelingsproject ondersteunt. Ik doel dus op dat nieuwe maatschappelijke initiatief! Dat moeten wij met beide handen aangrijpen en dat moet je ondersteunen. Het helpt dan niet om in een officieel stuk als leidraad te nemen dat participatie geen plicht is. Ik wil ook geen plicht die wettelijk afdwingbaar is met sancties en boetes. Ik wil bij iedereen een geïnternaliseerde norm bewerkstelligen. Dat kun je niet bereiken door niets te doen; daartoe zul je als overheid systematisch, breed en langdurig initiatieven moeten nemen. Ik noem het Huis van de Democratie en het burgerschap in het onderwijs. Dit zijn al twee goede initiatieven die al wat langer lopen. Die moeten worden uitgebouwd, uitgebreid en worden aangesloten op jong burgerschap, dat ik op vele plekken in de samenleving zie.

De heer Pechtold (D66):

Daar zijn wij het helemaal over eens. En alle voorbeelden die u noemt: tot je dienst! U zei zojuist dat u verder wilde gaan en dat u het als een verplichting zag. U gaf ook aan: juridisch hoef je in dit land niet dat soort dingen te doen en toch mag je klagen. Dat u en ik daar anders over kunnen denken in het kader van het burgerschap, dat mogen wij, maar het hoeft niet. Of gaat u die grens toch over? Daar gaat het om. Vindt u dat de overheid een rol heeft om dat te controleren of om dat anders te doen dan alleen stimuleren?

De heer Heijnen (PvdA):

Nee. Het Handvest Burgerschap is geen juridisch stuk, maar zegt dat je respect moet tonen en rekening met elkaar moet houden. Daarin staat nadrukkelijk dat je het recht hebt om niet te participeren en toch te klagen. Dat is een beetje een vreemde eend in de bijt. Ik vraag de minister of dit verstandig is. Zou je niet in zo'n stuk de norm moeten stellen dat meedoen moet en "muppet: nee". Ik wil het niet afdwingbaar maken. Ik wil niet met de politie – die heeft zat te doen, daar praat collega Kuiken zo over – achter degene aan die niet zijn stoepje schoonmaakt. Ik wil wel ondersteuning bieden en de norm stellen dat dit weer te doen gebruikelijk is.

De heer Pechtold (D66):

Dat zinnetje staat dan misschien in de verkeerde folder, maar het is wel zo.

De heer Heijnen (PvdA):

Daarin hebt u volstrekt gelijk en wij delen die opvatting.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb oprechte waardering voor de passie waarmee u dit pleidooi voor meer democratisering en participatie op vrijwillige basis houdt. Dit is de derde begroting die de minister door de Kamer loodst. Bent u niet enigszins teleurgesteld? Ik heb zeker waardering voor deze minister, maar ik heb haar de afgelopen jaren vooral gehoord over de elite. De elite moet dit, de elite moet dat. Ik hoor haar veel te weinig over juist deze punten.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben iets minder somber dan u. Ik heb gezien dat deze bewindslieden het initiatief uit de Kamer voor het Huis voor Democratie en Rechtsstaat hebben omarmd. Ik heb gezien dat zij tal van proeftuinen voor burgerparticipatie naar aanleiding van initiatieven van collega Anker van de ChristenUnie hebben opgepakt. Ik heb vandaag nog een notitie ontvangen waarin staat dat wij ons zouden moeten buigen over die mensen die zich wat minder makkelijk laten aanspreken op hun burgerplicht, maar die wat onbereikbaarder zijn. Ik ben redelijk tevreden over de inzet van dit kabinet. Ik vraag alleen om er wat tandjes bij te zetten, want volgens mij lossen wij een groot aantal maatschappelijke problemen uiteindelijk niet op als wij niet nieuw burgerschap echt gaan vormgeven.

De voorzitter:

Mag ik u ook vragen een beetje beknopt te antwoorden?

De heer Heijnen (PvdA):

Ja, maar ik vind het zo lekker.

De voorzitter:

Ja, ik weet het. Wij genieten er allemaal van, maar ik heb ook medewerkers die op een beetje redelijke tijd naar huis willen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik zal er rekening mee houden. Dat vloeit voort uit mijn betoog.

De voorzitter:

Dat is ook een vorm van burgerschap.

De heer Heijnen (PvdA):

Precies, dat zeg ik.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik moet zeggen dat ik die passie bij de bewindslieden mis. Ik zie het wel bij mevrouw Bijleveld, maar ik mis het enigszins bij minister Ter Horst. Zij kan zo lekker recht voor zijn raap spreken, maar ik mis dat zij die passie voor meer democratisering – volgens mij een kern van de problemen in onze samenleving – met meer overtuiging weet te brengen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik vraag me af wie er zit te wachten op het Handvest Burgerschap zoals het nu geformuleerd is. Volgens mij was het een moetje omdat het in het regeerakkoord stond. Er moest een stuk komen. De minister heeft aangegeven dat zij dit naar de burgemeesters heeft gestuurd en – hoppa – daarmee heeft zij voldaan aan wat er in het regeerakkoord staat. De heer Heijnen is er zelf ook niet tevreden over.

De heer Heijnen (PvdA):

Het is wat mij betreft geen moetje geweest. Ik heb het omarmd. Als voormalig lokaal bestuurder weet mevrouw Griffith hoe zeer er op lokaal niveau wordt gewerkt aan de ontwikkeling van burgerschap. Mijn pleidooi is om dat ook landelijk te doen.

Mevrouw Griffith (VVD):

Als je de burger echt wilt aanspreken, zou je zeggen dat het op lokaal niveau opgepakt moet worden. Daar hoor ik de heer Heijnen helemaal niet over. Het wordt gewoon naar iedereen opgestuurd en vervolgens moeten ze maar zien wat ze er mee willen doen. De heer Heijnen weet ook hoe groot de papierbak is. Wat denkt hij dat ermee gebeurt? Hij heeft toch ook op lokaal niveau gewerkt?

De heer Heijnen (PvdA):

Juist daarom weet ik hoe zeer dit thema daar leeft in tal van variëteiten. Ik wil dat wij ons daar nu eens als nationale overheid over buigen en de mensen daartoe aansporen en bemoedigen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dit is fantastisch. Toen ik anderhalf jaar geleden met Trots op Nederland begon en sprak over de burgers die mee moesten doen met het in beweging komen van Nederland, met het participeren en het overbruggen van de kloof tussen Den Haag en het land, kreeg ik van de PvdA enkele vervelende lachjes en misprijzende opmerkingen. Wat dacht ik wel niet te willen met die burgers, want burgers denken vanuit hun onderbuik. Ik ben blij nu van de heer Heijnen een heel ander geluid te horen. Ik heb nog wel een vraag. Ik ben het helemaal met u eens. Je mag niet zeuren als je niet meedoet, maar gaat de heer Heijnen dit nu ook in een motie aan het kabinet neerleggen?

De heer Heijnen (PvdA):

Dat zal aanstaande donderdag blijken. Ik heb een motie met betrekking tot dit onderwerp voorbereid. Wat het eerste betreft: ik prijs mevrouw Verdonk voor de manier waarop zij heeft geëxperimenteerd met het betrekken van burgers bij haar politieke programma. Daar kunnen velen een voorbeeld aan nemen. Los van het resultaat, verschillen zij en ik niet van mening.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik wacht met belangstelling het vervolg op donderdag af.

De heer Pechtold (D66):

Mijn vraag betreft de partijfinanciering, de Evert Vermeerstichting en de Anne Vondelingstichting.

De heer Heijnen (PvdA):

De PvdA is voor maximale transparantie en vindt dat politiek niet te koop mag zijn. Als mensen, bedrijven of stichtingen geld aan een politieke partij willen geven, is dat prima, maar wel tot een bepaald maximum. Daar wordt over gesproken. Het zal volstrekt helder moeten zijn van wie het geld afkomstig is.

De heer Pechtold (D66):

Dus ook giften van aan politieke partijen gelieerde stichtingen dienen transparant te zijn.

De heer Heijnen (PvdA):

Ja, daar geldt het ook voor.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Iedereen heeft de zekerheid van een veilige buurt nodig, ongeacht waar hij of zij woont of de dikte van zijn of haar portemonnee.

Mijn collega zei het al: burgerparticipatie is als eerste voorwaarde voor een veilige buurt zeker belangrijk. Een veilige buurt is ook je veilig voelen in je eigen huis. Helaas gaat dat voor te veel mensen niet op. Zij worden getergd door stank- en geluidsoverlast. Soms worden zij zelfs geïntimideerd of geconfronteerd met geweld door directe buren of buurtbewoners.

Om woonoverlast beter te kunnen aanpakken heb ik deze zomer een zwartboek met praktijkvoorbeelden en aanbevelingen aan de minister van BZK en de minister voor WWI overhandigd. Nog voor deze begrotingsbehandeling had ik om een kabinetsreactie gevraagd. Helaas heb ik deze nog niet mogen ontvangen. Kan de minister van BZK mij zeggen wanneer ik deze reactie kan verwachten en, nog belangrijker, wanneer de handreiking gereed is? De nood is hoog, dus snelle actie is geboden.

Een veilige buurt vraagt ook om een zichtbare en aanspreekbare overheid met een belangrijke rol voor de wijkagent en het wijkteam. De afgelopen week hebben wij met de minister uitgebreid over het belang van de zichtbaarheid van agenten op straat, recherche en opsporing gesproken. De minister heeft ons duidelijk aangegeven dat investeringen en verschuivingen van gelden niet ten koste mogen gaan van blauw op straat of de recherche. Daar houden wij haar ook aan. Zij heeft daar afspraken over gemaakt met de korpsbeheerders en zij op hun beurt met hun korpschefs.

De afgelopen jaren heeft de politie 1 mld. extra gekregen. Dat geld moet goed worden besteed. Door slimmer te werken moeten wij ervoor zorgen dat de agenten zich minder achter hun bureau en meer op straat bevinden.

De heer Van Raak (SP):

De hand van mevrouw Kuiken ging omhoog toen de motie-Kant, waarin stond dat bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van blauw op straat, in stemming kwam. Mevrouw Kuiken zegt terecht dat de minister afspraken maakt met korpschefs en korpsbeheerders. Maar wat wil het geval? De korpschefs zeggen dat het niet kan en dat het wel ten koste van blauw op straat gaat. De korpsbeheerders, de burgemeesters, zeggen het ook. Wat voor gevolgen ...

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, u herhaalt zichzelf.

De heer Van Raak (SP):

Maar ik richtte mijn vraag wel aan een andere partij, voorzitter.

De voorzitter:

Daarom weten wij nog wel wat u vindt. Wij luisteren allemaal mee en u hoeft niet elke keer hetzelfde te zeggen. Een beetje variatie graag, dat helpt ons allemaal.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter, ik zou het erg op prijs stellen als u mij de gelegenheid gaf over mijn eigen woorden te gaan.

De voorzitter:

Als u het kort houdt, doe ik dat.

De heer Van Raak (SP):

Wat voor gevolgen heeft dat voor mevrouw Kuiken?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Laat ik herhalen dat het blijft zoals wij zeiden, dus geen agent minder op straat en geen rechercheur minder in de opsporing. Er zijn afspraken gemaakt tussen de korpsbeheerders en de minister. Zij zoeken nu hoe zij het geld kunnen terugverdienen, onder andere op het gebied van ICT-toepassingen, bureaucratie en overhead. Wij wachten op de resultaten en vertrouwen erop dat die er komen. Het is niet altijd makkelijk of leuk. Daarom is het belangrijk dat er snel duidelijkheid komt om de zorgen van de burgemeesters weg te nemen.

De heer Brinkman (PVV):

Weet mevrouw Kuiken soms meer dan wij weten? Is er een nieuw overleg gestart? Er is al een mede door korpsbeheerder Rombouts ondertekende petitie aangeboden die aangeeft dat daar niet aan kan worden voldaan. Weet mevrouw Kuiken meer?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik kan natuurlijk niet naar de motieven van de heer Rombouts kijken. Ik weet wel dat hij samen met andere korpsbeheerders afspraken heeft gemaakt met de minister over die 190 mln. Het gaat onder andere zitten in de korting op eigen vermogen, die in sommige korpsen oploopt tot 200 mln. Het gaat over terugdringen van de ICT, 150 mln. Het gaat over de vergrijzingsgelden. Zo wordt die 190 mln. ingevuld. Ik ben het wel met u eens dat er discussies door elkaar heen lopen. Sorry, dat ik het even ambtelijk maak, maar sommige zijn krimpregio's en andere zijn groeiregio's. Er moeten nog afspraken worden gemaakt welke korpsen meer budget krijgen. Er waren ook al korpsen die te maken hadden met financiële tekorten. Daar wordt ook nog apart naar gekeken. Dat maakt de discussie ook wel complex, omdat er heel veel lijntjes met geld door elkaar heen lopen.

De heer Brinkman (PVV):

U hebt de petitie ook gelezen en u weet waar het over gaat. Het gaat niet om de motieven die u net noemde. De minister heeft heldere, concrete afspraken gemaakt met de korpsbeheerders. De heer Rombouts zegt gewoon dat hij daar eigenlijk niet aan kan voldoen. Ik vind dat de minister de heer Rombouts moet ontslaan, als zij tenminste serieus is. Ik heb liever dat zij met de korpschefs gaat praten, om die te dwingen om afspraken te maken om aan dezelfde bureaucratie als waarover u sprak, iets te doen. Vindt u dat ook niet?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ten eerste neem ik liever onze korpsbeheerders en ook de korpschefs serieus in plaats van ze allemaal aan de zijkant te zetten, zo van: wij weten het wel beter. Ten tweede deel ik de vragen die de heer Rombouts heeft, natuurlijk graag mee. Tegelijkertijd weet ik dat het korps Brabant-Noord meer mensen heeft gekregen in de afgelopen jaren. Ik kan het dus ook niet helemaal met elkaar rijmen. Het lijkt mij dus niet verstandig om allerlei individuele korpsen na te gaan. Het uitgangspunt was, is en blijft dat het niet ten koste mag gaan van de agenten en de recherche.

De heer Brinkman (PVV):

Maar mijnheer Rombouts is niet de enige. Er is een bepaalde tendens onder de korpsbeheerders. De minister heeft gewoon geen gezag. Dat is toch duidelijk? U bent Tweede Kamerlid, u bent volksvertegenwoordiger. U moet hier wat aan doen. Anders komen wij in een vicieuze cirkel terecht en gebeurt er uiteindelijk helemaal niets.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

De heer Brinkman weet net zo goed als ik en u weet dat ook, dat op het moment dat er geld moet worden geschoven, er allerlei processen plaatsvinden. Daar wordt flink over gediscussieerd en dat mag ook. Laten wij dat vooral doen. Ik ben echter niet voor uw oplossing om maar te zeggen: weg met de korpsbeheerders, weg met de korpschefs, wij nemen de gemeenten niet meer serieus en wij pakken het zelf allemaal over. Dat zijn, met alle respect, niet mijn oplossingen.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik begrijp dat mevrouw Kuiken haar partijgenoot de minister steunt in de bezuinigingen op de politie. Zij zegt heel nadrukkelijk dat het niet ten koste mag gaan van blauw op straat. Mijn vraag is wat zij gaat doen als de politie aangeeft dat de bezuinigingen wel ten koste gaan van blauw op straat.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik constateer dat wij in de afgelopen periode meer dan 1 mld. extra in de politie hebben gestopt en dat het geld niet daar is terechtgekomen waar wij het willen. Ik constateer ook dat wij geïnvesteerd hebben in een cao, in wijkagenten en in forensisch rechercheurs. Wij willen nu dat het geïnvesteerd wordt in slimmer werken, zodat wij uiteindelijk ook meer agenten op straat hebben. Daar steun ik de minister in. Wij doen nu ook onderzoek, omdat niemand van ons precies weet hoeveel agenten en rechercheurs er nu precies zijn. Die cijfers moeten wij helder op tafel krijgen. Wij krijgen nog een discussie welke korpsen hoeveel geld moeten hebben. Dat wachten wij allemaal af. Natuurlijk houden wij de vinger aan de pols.

Mevrouw Griffith (VVD):

Fijn dat u naar het verleden kijkt.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Maar ons uitgangspunt is: slimmer werken, zodat wij ook daadwerkelijk de agenten van de bureaus weghalen en op straat hebben, daar waar ze horen.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik had een heel korte concrete vraag. Die vraag is: als agenten, als korpsen aangeven dat de bezuinigingen wel ten koste gaan van blauw op straat, wat doet u dan? Dan hoeft u niet naar het verleden te kijken. Ik vraag u alleen maar om uit te gaan van de begroting die de korpsen indienen. Als zij aangeven dat de bezuinigingen wel gaan ten koste van blauw op straat, wat doet u dan, mevrouw Kuiken?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dan vraag ik aan de minister hoe het kan, als er zoveel ICT-kosten, bureaucratie en overhead zijn en als burgemeesters en korpschefs dat zelf ook aangeven, dat zij dan toch andere keuzes maken.

Mevrouw Griffith (VVD):

Bent u dan bereid om de bezuinigingen te laten terugdraaien?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik stel aan u de vraag terug. U constateert met mij dat er veel geld is dat nu op plekken terechtkomt waar u het niet wilt. Waarom wilt u dat niet goed besteden? Waarom hebt u jarenlang gezegd dat het allemaal op mag aan veiligheid? Maar intussen controleren wij niets, kijken wij nergens naar en zal het allemaal wel. U hebt bovendien en marge de agenten ook nog eens de kou laten staan door elke keer slechte cao's af te sluiten. Ik leg dus de vraag nu weer terug. Ik dacht dat u juist was voor slimmer werken.

De voorzitter:

Het is niet de bedoeling dat u vanaf die plek vragen stelt aan de Kamer. Dan wordt het allemaal wat onoverzichtelijk voor mij. Ik vraag uw begrip daarvoor. Graag een kort antwoord.

Mevrouw Griffith (VVD):

Ik constateer dat deze bezuinigingen historisch zijn in hun aard en hun omvang. Nog nooit eerder zijn dit soort bezuinigingen de politie opgelegd. De PvdA wil echt de partij voor veiligheid zijn, maar u laat op dit moment de agenten in de steek. Ik constateer dat u geen vinger uitsteekt voor de agenten.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, mevrouw Kuiken. U kunt geen vragen stellen aan andere leden en dan ook weer gaan antwoorden op hun reactie. Dan kom ik hier nooit een stap verder.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik constateer dat wij een historische cao hebben afgesloten en dat wij een historische crisis hebben. Dat vraagt om historische maatregelen.

Een veilige buurt vraagt om hulpverleners die veilig hun werk kunnen doen. Dat is ook de reden waarom het kabinet fors inzet op het programma Veilige Publieke Taak. Ik complimenteer de minister daarmee. Aan ambities ontbreekt het haar op dit punt zeker niet. Subsidies zijn beschikbaar gesteld, de strafmaat is verhoogd en er zijn andere maatregelen genomen om geweld tegen werknemers met een publieke taak tegen te gaan. Gelijktijdig ben ik somber over de vraag of wij onze inspanningen op dit terrein gaan halen. De lakse houding van werkgevers speelt hier een rol. Op dit moment zijn er grote verschillen tussen werkgevers in hun aanpak van agressie. Te veel werkgevers nemen nog niet standaard de aanbevolen acties in acht: aangifte doen, schade verhalen op daders, trainingen aan werknemers aanbieden. Het Rijk kan veel doen, de Tweede Kamer kan maatregelen op elkaar stapelen, maar als werkgevers hun verantwoordelijkheid niet nemen, wordt het drie keer niks. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangekondigd dat de inspectie meer gaat controleren of werkgevers hun verantwoordelijkheid op dit terrein daadwerkelijk nemen. Worden werkgevers die hun verantwoordelijkheid verkwanselen daadwerkelijk beboet? Is er een stok achter de deur, is er een sanctie?

De heer Brinkman (PVV):

Waar haalt de PvdA het lef vandaan om gigantisch te bezuinigen op de politie en de uitwerking daarvan vervolgens neer te leggen bij de werkgevers?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Met alle respect, ik begrijp de vraag niet helemaal. Ik heb het over de veiligheid van werknemers met een publieke taak: mensen bij de sociale dienst, ambulancepersoneel, brandweerlieden, etc.

De heer Brinkman (PVV):

Goed, dan ga ik daar even over door. Busondernemingen krijgen contracten van de overheid. Diezelfde overheid legt de ondernemingen de eis op om te voldoen aan hun contract. Met andere woorden: er moet vervoer verzorgd worden binnen een bepaalde tijd, men moet gewoon een aantal ritten in een bepaalde tijd halen. Die busondernemingen zeggen tegen mij: als wij niet op tijd komen, moeten wij een boete betalen. U bent volgens mij ook wel eens bij Connexxion geweest.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nu dreigt het gevaar dat er een discussie ontstaat over veiligheid in het openbaar vervoer.

De heer Brinkman (PVV):

Die discussie bent u gestart.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nee, die start u, maar het geeft niets. Ik ga u antwoord geven. Het is belangrijk dat de overheid regels over veiligheid opneemt in de aanbesteding. Daarnaast is het belangrijk dat werkgevers hun verantwoordelijkheid nemen, dat zij niet beknibbelen op trainingen, dat zij niet beknibbelen op communicatieapparatuur etc. Dat gebeurt nu wel. Hoe is het mogelijk dat wij bij de jeugdzorg pas dit jaar zijn begonnen met duidelijke protocollen over trainingen, registratie van incidenten, enz.? Dit soort zaken kan niet. Het gaat om organisaties die direct gelinkt zijn aan de overheid. Dat soort voorbeelden hebben wij helaas te veel.

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb een concreet voorbeeld genoemd van overheidsinstanties die opdrachten geven aan bedrijven – dat zijn de werkgevers waar u het over hebt – terwijl de bedrijven niet de bus aan de kant kunnen zetten en de politie kunnen bellen, omdat zij moeten voldoen aan het contract van diezelfde overheid. Ik ben van mening dat de overheid die contracten anders moet inkleden. Vindt u dat ook?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Daarmee ben ik mijn antwoord begonnen. Ik hoop dat de heer Brinkman vervolgens ook vindt dat ook werkgevers hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Op basis van onderzoek constateer ik dat dat nu niet gebeurt, terwijl zij daar op grond van arboregels wel toe verplicht zijn. Wat zijn de sancties op het moment dat zij dat niet doen? Anders kunnen wij maatregel op maatregel blijven stapelen en gebeurt er vervolgens niets.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Zeker, de werkgever heeft ook een bepaalde verantwoordelijkheid, maar op een gegeven moment wordt die buschauffeur in elkaar geslagen en dan gaat dat alarmsignaal naar de politie. En dan?

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ja, dit is vragen naar de bekende weg. Dan komt de politie en wordt de dader hopelijk opgepakt en bestraft, maar dat wist mevrouw Verdonk waarschijnlijk zelf ook wel.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ja, dat had inderdaad gekund voordat die enorme bezuinigingen bij de politie opgelegd gaan worden. Over een jaar komt er helemaal geen politieman meer, want die heeft daarvoor dan helemaal geen tijd. U kunt hier dus wel een mooi pakket maatregelen verzinnen, maar het laatste gedeelte, de handhaving, kunt u niet realiseren. U doet namelijk mee aan de bezuiniging.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Het zou mevrouw Verdonk recht doen als zij ook eens wat vaker mee op pad zou gaan met agenten, want noodhulp voor dit soort zaken is gewoon geregeld en dat blijft het ook.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat is wel heel makkelijk gezegd; misschien loop ik wel vaker mee met de politie dan u. Dat weet u helemaal niet en daarover kunt u geen oordeel hebben. Die noodhulp zit die mensen tot hier. Zij kunnen ook maar op één plek tegelijk zijn. Waarover praat u dus? Er is over een jaar geen politieman meer om te zorgen dat die in elkaar geslagen buschauffeur alsnog hulp krijgt, als deze bezuiniging doorgaat. U weet dat net zo goed als ik.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Het is goed dat mevrouw Verdonk haar zorgen hier naar voren brengt; dat is prima. Maar zij moet de problemen niet gelijktijdig uit hun verband trekken. Zij moet niet net doen of de burgers van Nederland nergens meer op de politie kunnen rekenen. Ik kan daarin voor de rest niet meegaan.

De voorzitter:

U bent deze serie interrupties begonnen, mijnheer Van Raak. Ik was u al weer vergeten, want het was al even geleden. Toch maar geen nieuwe interruptie.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Voor een veilige buurt heeft het kabinet al de nodige maatregelen genomen. Ik denk aan een meldingsplicht, weekendjes weg, opvoedingsondersteuning, gedragsbeïnvloedende maatregelen en gebiedsverboden. Bij de behandeling van de voetbalwet heb ik een motie ingediend om te bekijken of wij de rechtsbescherming bij een gebiedsverbod kunnen verbeteren. Het ging daarbij met name om kortlopende verboden van bijvoorbeeld vier weken, terwijl de bezwaartermijn zes weken is. Wij hebben hierover een brief ontvangen van de minister. Zij is het met ons eens dat de rechtsbescherming rammelt, maar wij vinden dat de antwoorden die zij vervolgens geeft ook wat rammelen. Een echte verbetering biedt de minister niet in haar reactie. Concreet vraag ik haar dan ook om aan te geven dat het mogelijk is dat er bij een kortlopend verbod meteen een voorlopige voorziening komt, dus dat hij op zitting komt. Nu staat daarvoor vaak een langere periode. Wat is er nu op tegen dat er bij iedere zaak in het geval van een kortlopend verbod direct een voorlopige voorziening komt? Dat hij dus direct op zitting komt om rechtsbescherming voor deze personen te verbeteren?

Ik heb nog een andere concrete vraag. Stel je voor dat je iemand bent die wil gaan solliciteren bij de AIVD, de politie of andere fronten waarbij goed gedrag is gewenst. In wat voor register komt zo'n gebiedsverbod? Met andere woorden: daarom is het belangrijk dat dat goed is geregeld.

Ik rond af met een hartenkreet. Veel buurten in Nederland zijn veiliger geworden, mede door het kabinet en mede door maatregelen die deze Kamer heeft voorgesteld. Helaas wordt die verbetering van veiligheid niet door alle mensen gevoeld. Er zijn natuurlijk veel veiligheidsproblemen, maar wij moeten hierin niet doorschieten. Een ruzie op het schoolplein is niet direct een probleem voor de openbare orde. Hangen is niet per se problematisch en één keer over de schreef gaan is niet altijd crimineel voor het leven. Onveiligheid aanpakken is dus zeker heel belangrijk. Dat moet gebeuren met alle middelen die wij hebben, maar wel met het oog op cijfers, de juiste verhoudingen en de juiste maatregelen. En tot slot: voorkomen is dan nog altijd beter dan genezen.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Dit zijn van die dagen waarop ik wel eens terugverlang naar mijn oude baan. Om hier mensen aan te horen – niet iedereen, maar een groot gedeelte – met meel in de mond en allerlei symboolpolitiek uitbrakend. Helaas, de politie heeft grote problemen. Dat komt door dit kabinet en deze minister. De minister claimt dat haar bezuinigingen geen weerslag hebben op de operationele slagkracht van de politie. De bezuinigingen gaan volgens de minister niet ten koste van blauw op straat, maar wat zeggen de politiemensen? De minister heeft een petitie aangeboden gekregen van ongeveer vierduizend politiemensen. Een citaat uit deze petitie: "Als gevolg van bezuinigingsmaatregelen worden, onder het mom van schaalvergroting, goed draaiende teams opgeheven. Veel bureaus worden gewoonweg gesloten. Schrijnende aanrijtijden met een uiterst magere bezetting op de surveillanceauto's zijn tegenwoordig aan de orde van de dag." Let wel, dit zeggen dus diezelfde politiemensen. Dit is gewoon de praktijk. Er is sprake van een schijnveiligheid, waarbij de aan de minister geleverde cijfers kennelijk aan deze schijnheiligheid ten grondslag liggen.

Voor die cijfers heb ik al jaren aandacht gevraagd. De politie leeft inderdaad in een cijferwereld en moet alles tot achter de komma verantwoorden, met een beetje creatief boekhouden, zou ik daaraan willen toevoegen. Wij weten allemaal dat de politie vreselijk veel tijd kwijt is aan bureauwerk en de daarmee gepaard gaande bureaucratie. Waarom pakt de minister dit niet aan en waarom maakt zij daar geen concrete afspraken over?

Wat is er nu gaande? Iedereen wil daarover praten, maar niemand wil iets doen aan het echte probleem. Ik heb geprobeerd op één klein onderdeeltje, dat mevrouw Griffith heeft aangehaald, te bekijken of wij daar via een goede structuur iets kunnen oplossen. Die structuur is heel simpel. De minister praat met korpsbeheerders. Dat is de lijn, dat is de structuur, zo moet het zijn en zo moet het blijven. De minister weigert met korpschefs te praten. Sterker nog, op het moment dat de hoofdcommissaris van politie Welten zich daarover beklaagt, moet hij de volgende dag bij Cohen verschijnen, krijgt hij op zijn donder en moet hij zijn woorden terugnemen.

Toch is dit de structuur die eigenlijk een oplossing biedt. De minister moet concrete afspraken maken met de korpschefs. Zij moet die structuur doorbreken, want anders blijven wij in een vicieuze cirkel ronddraaien. Het is immers een vicieuze cirkel. De korpsbeheerders maken netjes afspraken met de minister. De minister denkt: zo, dat hebben wij binnen. Maar de korpsbeheerders doen vervolgens helemaal niets. Die zeggen tegen de korpschefs: jullie gaan over jullie eigen organisatie, ik ben eigenlijk ook niet voor die bezuinigingen, dus zoek het maar uit zoals jullie het zelf willen. Sterker nog, als jullie een petitie willen ondertekenen en jullie beklag bij de Tweede Kamer willen doen, dan kan dat. Door de korpsbeheerders worden dus afspraken gemaakt met de minister en de minister zit erbij, kijkt ernaar en doet helemaal niets. En wie is er het kind van de rekening? Dat is de burger.

Mevrouw Verdonk heeft wel degelijk gelijk, want op het moment dat een buschauffeur belt en zijn bus aan de kant zet, wordt zijn baas boos, want die kan zich niet aan het contract houden dat hij met de provincie Utrecht heeft afgesloten om twaalf ritten in één uur te rijden. En de politie zegt: sorry, wij hebben één auto voor de hele stad Utrecht en die is al aanwezig bij een aanrijding, dus wij kunnen helaas niet komen. Dat is de praktijk. Wij kunnen daar omheen draaien, maar zo gebeurt het op dit moment. De minister heeft geen gezag over de korpsbeheerders. Ik wil graag van de minister weten wat zij daar op korte termijn aan gaat doen. Gaat zij gesprekken voeren met de mensen die zich in het openbaar hebben afgezet tegen de afspraken die zij met haar hebben gemaakt. Het zijn toch uw gesprekspartners, mevrouw de minister? Gaat u hen ontslaan? Voor mij hoeft dat niet hoor, ik wil gewoon hebben dat de minister met de korpschefs gaat praten en concrete afspraken maakt.

Voorzitter, wij willen oplossingen ...

De voorzitter:

Ik dacht al dat u mij vergeten was.

De heer Brinkman (PVV):

Ik vergeet u wel vaker. Neemt u mij niet kwalijk ...

De voorzitter:

Ik zou graag zien dat u via de voorzitter spreekt.

De heer Brinkman (PVV):

De ene keer bent u ontzettend aardig en de volgende keer denk ik ...

De voorzitter:

Dat heb ik ook wel eens.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Oplossingen. De PVV-fractie heeft 300 mln. uit de tegenbegroting voor de politie gespendeerd, niet alleen om de bezuinigingen weg te poetsen, maar ook voor iets extra's. Maar daarmee zijn wij er nog niet. Wij zitten ook met de afspraken met de korpschefs. Die afspraken moet de minister met de korpschefs maken, want er is ongelooflijk veel te halen in het weghalen van bureaucratie, het wegsnijden van de beleidsmedewerkers en de overhead die achter de computers zit.

Ook dat is echter nog niet voldoende. Daarnaast ziet de PVV-fractie ook een oplossing in het gehele veiligheidsbeleid. Daarbij moet ik een klein deeltje van Defensie nemen. Zoals bekend is de PVV geen groot voorstander van grote internationale operaties die dienen als steunoperatie voor het verspreiden en over de balk gooien van ontzettend veel geld voor ontwikkelingshulp, zodat mijnheer Koenders aan het einde van de rit weer op nul uitkomt. Daar zijn we niet voor. Wij zien een andere verdeling van de gelden binnen Defensie.

Dat heb ik uiteengezet in een defensienota. Dat is hierbij van belang, omdat uit die defensienota 228 mln. voor 2010 is vrijgekomen. Bij dezen overhandig ik de nota aan de Voorzitter, met erachter een aantal originele exemplaren. Ik verzoek haar om deze uit te delen. Deze 228 mln. behoort volgens de PVV aan de politie toe. Met deze 228 mln. kan de politie 2576 politiemensen aanstellen, als zij dat wil. Ik hoor graag de plannen. Voor de duidelijkheid, die 2576 heb ik berekend naar aanleiding van een zeer specifieke berekening van een instantie die in de Tweede Kamer bekend is. Daaruit blijkt dat een politieagent gemiddeld € 88.500 kost.

Het Nederlandse politiekorps wordt uitgehold en de burger moet zelf maar oplossingen aandragen voor allerlei criminaliteitsproblemen en overlast. De minister roept de burger op om meer te melden, bijvoorbeeld via een nieuwe internetsite, geheten Nederlandveilig.nl. Dat is een beetje de strategie van het CDA en van de PvdA en misschien ook van andere partijen die ik nog niet heb gehoord. De strategie is om het probleem naar de burger te verleggen. De burger betaalt zich helemaal blauw aan belasting bij dit kabinet. Op het moment dat zij de politie bellen, komt de politie of niet opdagen of drie uur of misschien zelfs wel twee dagen te laat. Dat is het hele eieren eten.

Dit beleid is een nagel aan de doodskist voor de politie. Hier wordt ook geld verspild. Ik zal afronden, want ik zie dat de voorzitter bij mij alles netjes bijhoudt. Ik wil graag weten wat die internetsite kost. Ik wil ook graag weten of de minister de beloften van de met de bonden afgesloten cao wat betreft het volume en de arbeidsvoorwaardengelden niet gaat openbreken. Het is zeer belangrijk dat het geld voor de cao in ieder geval is gegarandeerd. Daarmee rond ik af.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De heer Brinkman is zich ervan bewust dat de minister werkt aan een wetsvoorstel om de partijfinanciering te gaan moderniseren. Mijn voorstel zou zijn dat nieuwe partijen dadelijk de ruimte en de mogelijkheid krijgen voor overheidsfinanciering. Vindt de heer Brinkman dat ook een partij als de zijne opperste transparantie moet betrachten? Dat betekent dat er transparantie moet zijn over giften die direct of indirect worden gedaan, bijvoorbeeld via stichtingen, zoals ik zojuist noemde bij andere partijen.

De heer Brinkman (PVV):

Als de heer Pechtold de transparantie bedoelt die D66 al die jaren heeft betracht, hebben wij daar helemaal geen problemen mee. Ik heb hier de jaarrekening van 2008 van D66. Ik zie dat er € 19.000 aan schenkingen is begroot en dat er € 44.000 is binnengekomen. Er staat niet eens in of er ergens meer dan € 4537 is binnengekomen. Er is helemaal niets gespecificeerd. De heer Pechtold is hier gewoon een mooi ballonnetje aan het opgooien. Hij is leuke sier aan het maken, maar het stelt allemaal geen bal voor, want hij doet het zelf niet eens. Als dit de manier is, hebben wij daar helemaal geen moeite mee.

Overigens moet ik er even bij zeggen dat hij misschien ook iets moet doen aan de afdracht van de politieke vertegenwoordigers. Ik had al gezegd dat er € 19.000 begroot was, terwijl de werkelijke schenkingen € 44.000 waren. Dat verschil van ruim € 25.000 komt doordat de burgemeesters van D66 in 2007 niet hebben afgedragen. Er waren heel veel afdrachtregelingen bij deze partij die niet zijn afgedragen. Dat hebben zij in 2008 ingeboekt als schenkingen. Ik vind dat D66 hier een prachtig voorbeeld van heel hypocriet en creatief boekhouden laat zien.

Ik zeg er eerlijk bij dat ik mij afvraag of afdrachten van burgemeesters wel helemaal grondwettelijk correct zijn. Kennelijk moeten mensen de belofte doen om af te dragen, anders worden zij geen burgemeester bij D66. Als de PVV burgemeesters gaat regelen, kan ik beloven dat zij bij ons niets hoeven af te dragen.

De heer Pechtold (D66):

Daarom is het bij ons ook vrijwillig. Daarom maak je een inschatting.

De heer Brinkman (PVV):

Lekker vrijwillig, als ...

De heer Pechtold (D66):

Mag ik een vraag stellen?

De voorzitter:

Ik zet de microfoon van de heer Brinkman even uit.

De heer Pechtold (D66):

Voordat wij de hele onderbuik van de heer Brinkman hier op tafel krijgen, zou ik graag gewoon een normale vraag kunnen stellen.

De heer Brinkman (PVV):

Het zijn feiten; het is geen onderbuik.

De heer Pechtold (D66):

Ja, u ziet dat het klopt, maar nu wil ik graag van u weten of u vindt dat de giften die uw partij krijgt – u noemt zich nog steeds een partij – net zoals de onze in een overzicht moeten staan. Bij ons zijn er dingen begroot en er zijn inkomsten. Daar kan verschil tussen zitten, want je maakt een begroting aan het begin van het jaar. U ziet een verschil van € 4500 of meer. Nou prachtig, er is dus meer binnengekomen. Gaan wij zo'n overzicht dadelijk ook van uw partij krijgen?

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb het antwoord al gegeven. Overigens is het geen onderbuikgevoel, mijnheer Pechtold. Dit zijn feiten. U speelt zelf een prachtig nummer, maar u doet het zelf niet eens. Ik heb u dus al antwoord gegeven. Als dit de manier is waarop u vindt dat het moet gebeuren, dan is dat prima. D66 gaat kennelijk al jaren zo om met die zogenaamde openbaarheid van schenkingen en giften. Dat is helemaal geen probleem. Voor de rest zien wij de voorstellen gaarne tegemoet.

De heer Pechtold (D66):

Even nuchter blijven.

De heer Brinkman (PVV):

O, wat grappig. Wat grappig.

De heer Pechtold (D66):

Wat was er?

De heer Brinkman (PVV):

Nee, niks.

De heer Pechtold (D66):

Gaat u dadelijk op een transparante wijze de financiering van uw partij delen? Uw partij kaatst naar iedereen en kaatst meteen terug. U denkt daarmee een punt te maken. U maakt geen enkel punt. Ik vraag u alleen of u bereid bent om de financiën van uw partij, ook van dit jaar bijvoorbeeld, openbaar te maken.

De heer Brinkman (PVV):

Mijnheer Pechtold, hoe durft u? Hoe durft u?

De heer Pechtold (D66):

U kunt gewoon "ja" of "nee" zeggen.

De heer Brinkman (PVV):

Was ik nu aan het woord? Hoe durft u nu schone sier te maken met iets wat u zelf niet eens doet? U had volgens de regeling moeten aangeven of u meer of minder dan € 4537 aan giften had. Het staat er niet in. Nee, het staat er niet in. U had dat moeten specificeren. Dat hebt u zelf niet gedaan. U hebt zelfs een afdrachtregeling voor de burgemeesters. Dat is natuurlijk heel erg dubieus. Dat is heel dubieus. Met andere woorden: loop ons nu niet de les te lezen; kijk eerst naar uzelf!

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik wil aan de heer Brinkman dezelfde vraag stellen als aan andere fracties. Vindt hij het ook van belang dat er zo snel mogelijk een openbaarheid voor giften geregeld wordt? Nu is dat vanaf € 4500. Wat GroenLinks betreft wordt dat een stuk minder. Vindt u het belangrijk dat dit zo snel mogelijk geregeld wordt, zodat wij de komende verkiezingen openbaar en transparant ingaan?

De heer Brinkman (PVV):

Ik heb hier de begroting van GroenLinks. Daar staat niks in.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Nee, want wij hebben geen giften boven de € 4500 binnengekregen. Als u de giften onder de € 4500 openbaar wilt krijgen, kan ik de penningmeester bellen. Dan geeft hij u die gegevens zo mee.

De heer Brinkman (PVV):

U hebt een heel grote gift boven € 4500 gekregen, namelijk van de overheid. Het is een principieel punt van de PVV om geen geld van de overheid aan te nemen. Wij zijn geen partij, wij krijgen geen geld. Als partij krijgen wij geen geld van de overheid, u wel. U krijgt bijna 9 ton.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U kiest ervoor om niet bekend te staan als politieke partij, maar u krijgt natuurlijk wel degelijk geld. U staat hier niet voor niets, bij wijze van spreken. Dit vind ik dus een rare redenering. Ik snap het niet zo goed. Of het nou gaat om vingerafdrukken, irisscans of wat dan ook, uw partij zegt altijd tegen de burger: als u niets te verbergen hebt, hebt u niets te vrezen. Ik snap eerlijk gezegd niet dat u dat niet op uzelf van toepassing acht.

De heer Brinkman (PVV):

Wij hebben ook niets te verbergen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Nou, dan valt er ook niets te vrezen.

De heer Brinkman (PVV):

Dat wil nog niet zeggen dat wij dingen openbaar gaan maken.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat is dus een rare redenering. Openbaar met die hap, zou ik zeggen. U hebt toch niets te vrezen. Huppekee!

De heer Brinkman (PVV):

Mevrouw Azough is lid van een partij die ons volcontinu, zeker de laatste tijd, "rechts-extremistisch" en "racistisch" noemt. Ik maak daar buitengewoon veel bezwaar tegen. Ik moet ook heel eerlijk zeggen dat dit heel goed samengaat met die zogenaamde openbaarheid die mensen zoals de heer Pechtold en mevrouw Azough nu ineens heel belangrijk vinden. De heer Pechtold zit mooie sier te maken, want die noemt dit zelf niet eens in zijn eigen begroting, maar dat weten we intussen wel van hem. Bij mevrouw Azough staat één zinnetje in de accountantsverklaring dat er geen bedragen zijn boven € 4537. Dat kun je nergens controleren, maar ja, het zal wel. Het is totaal niet te controleren. Waar het echter om gaat, is dat u ons volcontinu "racistisch" en "extreem rechts" noemt. Als wij openbaar zouden moeten maken dat mensen ons € 10.000, € 4500 of € 1100 willen geven – want volgens mij wilt u terug naar een bedrag van € 1000 – zouden zij met naam en toenaam bekend moeten zijn. Ik vind dat te gek voor woorden. U belemmert ons daarbij behoorlijk en u maakt zelf ook al jaren geen giften vanaf € 1100 openbaar.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Azough.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik vind het jammer dat de heer Brinkman naar heel andere argumenten grijpt die hiermee niks van doen hebben. Hij doet beweringen die absoluut niet bewaarheid zijn. Ik vraag hem nogmaals wat er mis mee is dat iemand die trots is op de PVV en hieraan graag wil bijdragen, uit de anonimiteit komt? Mij lijkt daarmee niets mis. Ik snap het niet omdat de PVV juist een partij is die altijd vindt dat niet te moeilijk moet worden gedaan over privacy. Wie niets te vrezen heeft, hoeft ook niets te verbergen.

De heer Brinkman (PVV):

Mevrouw Azough, u hebt het waarschijnlijk zelf niet door, maar u geeft nu precies de essentie weer van de reden dat wij daar niet een-twee-drie voor zijn. Wij zullen het wetsvoorstel bekijken, maar stel nu dat er mensen zijn die zeggen: ik vind de PVV echt goed en ik wil € 2000 geven, maar ik wil niet dat mijn naam bekend wordt omdat ik de relatie met mijn buurvrouw, mevrouw Azough, niet wil verpesten; zij geeft namelijk mijn planten water als ik op vakantie ga en als bekend wordt dat ik de PVV steun, dan noemt zij mij bij voortduring racistisch en extreemrechts. Ik verzeker u, mevrouw Azough, dat de manier waarop u en mijnheer Pechtold doorgaan, ervoor zorgt dat mensen op zo'n manier naar de PVV gaan kijken. Dat is geheel ten onrechte en ik heb daartegen, net als u, bezwaar.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Het is een beetje makkelijk om voortdurend met dat calimerocomplex te komen. Dat slaat volstrekt nergens op, mijnheer Brinkman. U kunt ingaan op mijn feitelijke vraag wat erop tegen is om giften van meer dan € 1000 openbaar te maken. Daarop is niets tegen. Dat hoort juist bij een open democratie, zoals u en ik die zouden willen. Ik snap dus niet waarom u zo spastisch reageert.

De voorzitter:

Ik hoorde geen vraag, maar de heer Brinkman mag van mij nog best een opmerking maken.

De heer Brinkman (PVV):

Mevrouw Azough zegt dat ik spastisch reageer en geheimzinnig doe. Ik weet niet of er iets in uw oren zit, maar ik heb volgens mij heel helder aangegeven waarom wij daar niet een-twee-drie voor zijn. Ik heb een concreet en helder voorbeeld gegeven, namelijk dat van uw buurman die € 1100 aan ons wil geven. U gaat daarop gewoon niet in.

De voorzitter:

Nee, maar goed, met die planten erbij. Ik geef de heer Anker gelegenheid om te interrumperen. Wij concluderen ondertussen dat mevrouw Azough de planten water blijft geven.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. Het wordt zo langzamerhand een behoorlijk prozaïsch debat met veel levendige voorbeelden. Het is niet eens een punt waarover ik uit mezelf zou beginnen, maar ik vind het toch belangrijk om het voor te leggen aan de heer Brinkman. Hij zegt dat de PVV enorm veel last kan krijgen met het openbaar maken van die gegevens. Er zijn, vaak op aanvraag van de PVV-fractie, heel wat debatten gevoerd over de financiering van allerlei clubs die in Nederland actief zijn en vanuit het buitenland worden gesponsord. Zeker als organisaties uit een wat islamitische hoek kwamen, dan moest de onderste steen boven komen en moest elke cent verantwoord worden. Kan de heer Brinkman zich voorstellen dat er in de Nederlandse democratie mensen zijn die zich afvragen of zijn beweging geld krijgt uit buitenlandse bronnen en of dat allemaal altijd even netjes gebeurt? Kan de heer Brinkman zich daar iets bij voorstellen?

De heer Brinkman (PVV):

Ik kan mij daar totaal niets bij voorstellen.

De heer Anker (ChristenUnie):

Wij kunnen ons dat wel voorstellen. Als de heer Pechtold het mij zou vragen, zou dat voor mij juist reden zijn om zijn verzoek om transparantie van harte te steunen. Als u op zo'n manier in de richting van islamitische organisaties werkt, dan moet u op dezelfde manier naar uzelf kijken.

De heer Brinkman (PVV):

Er is één groot verschil. De PVV zit in de Tweede Kamer, maar die islamitische organisaties niet.

De heer Anker (ChristenUnie):

Dat is juist de reden dat die openbaarheid zo belangrijk is. De een of andere wijkorganisatie die huiswerkles geeft, heeft wellicht invloed op een paar levens. U hebt echter invloed op de volledige samenleving. U moet zich dat aantrekken.

De heer Brinkman (PVV):

Bij die islamitische organisatie weten wij donders goed wat de bedoeling is van die buitenlandse investeerders. De bedoeling van die buitenlandse investeerders is een totaal andere dan politiek bedrijven daar in dat stoeltje. Met andere woorden: wij kunnen dat debat wel aangaan, maar daarmee gaat u helemaal voorbij aan het verschil in financiering. Het feit blijft dat een aantal Tweede Kamerleden, u persoonlijk niet, daaraan de laatste tijd ongelooflijk graag meewerkt. Dat levert bij ons alleen maar op dat mensen niet graag bekend willen staan als zijnde een financier van de PVV. Dat is buitengewoon kwalijk. Dat zou u zich als ChristenUnie moeten aantrekken, maar dat doet u niet. Dat vind ik jammer.

De heer Anker (ChristenUnie):

Voorzitter. De begroting van Binnenlandse Zaken wordt door de bewindspersoon in het teken gezet van merkbare resultaten. Na het werken aan nieuw beleid moet de focus nu komen te liggen op de uitvoering. Dat is een goede zaak, maar de uitvoering moet wel ingekaderd zijn in duidelijke uitgangspunten. Het ministerie van Binnenlandse Zaken staat voor een goed functionerend openbaar bestuur, een veilige samenleving en een overheid waarop burgers kunnen vertrouwen.

In het WGO Binnenlands bestuur van gisteren spraken wij al over de nieuwe verhouding tussen burger en overheid. Die twee hebben elkaar nodig en in zo'n relatie is vertrouwen van cruciaal belang. Ik herhaal graag evenals de heer Heijnen mijn dank voor de positieve manier waarop mijn amendement voor de proeftuinen en voor burgers in actie is opgepakt en voor de manier waarop is omgegaan met het Handvest Burgerschap. Ik zie dat echt als investeren in burgerschap en dat als overheid durven uitspreken. Wij zijn geen klant of opdrachtgever. Nee, wij hebben iets met elkaar.

Juist als het gaat om vertrouwen, maak ik mij zorgen over de manier waarop wordt omgegaan met bepaalde hulporganisaties, de laatste tijd vooral christelijke hulporganisaties. In de gemeente Amsterdam vond de raad het zelfs nodig om zich te bemoeien met het personeelsbeleid van hulpverleningsinstanties. Waar is dan het vertrouwen? Op welke kromme manier wordt er over deze organisaties gedacht? Sommige hebben een geschiedenis van ruim honderd jaar in de hulpverlening en nu worden die organisaties verdacht van dubbele agenda's en zieltjeswinnerij. Ik blijf mij tegen die term verzetten.

Het is koud een maand geleden dat wij spraken over het tweeluik religie en publiek domein naar aanleiding van de gelijknamige notitie van de VNG en het ministerie. Die notitie is er gekomen nadat er in de praktijk onduidelijkheden waren ontstaan. De notitie is duidelijk met een overzicht van juridische bronnen en een aantal praktijkvoorbeelden hoe je zou moeten opereren op het snijvlak van religie en het publieke domein. De lijn die is gekozen, past bij het Nederland dat ik ken. In dat land wordt er veel overgelaten aan het maatschappelijke initiatief en is het maatschappelijke middenveld soms zelfs leidend als het gaat om het nemen van initiatieven.

Ik vind het van belang dat zaken in perspectief worden geplaatst. Hulpverleningsorganisaties hebben geen dubbele agenda's. Zij doen hun werk omdat zij zich daartoe geroepen voelen. Als zij dat vanuit een religieuze motivering willen doen en dat willen blijven doen, wie is de overheid dan om dat af te keuren? Dat is toch volledig ongepast. Wie levert hier nu precies wie een dienst? Wie moet er nu eigenlijk dank je wel zeggen? Als je aan een hulpverlener vraagt waarom hij zijn werk doet, zegt hij niet: omdat ik subsidie krijg. Hij doet dat omdat hij nood ziet. Ik leg dit voor aan de minister. Hoe duidt zij de ontwikkelingen in Amsterdam en de discussies in de raad in Haarlem? Hoe staat zij tegenover de gemeenten die een grove inbreuk maken op de identiteit van organisaties en hoe reageert zij op een stadsbestuur dat feitelijk een maatschappelijk middenveld wil gaan verambtelijken?

Het is een goede zaak dat er geld wordt ingezet voor de wijkproblematiek. Mensen voelen zich soms onveilig in hun eigen woonomgeving. Als mensen zich onveilig voelen, zetten zij niet de stap buiten de deur om te gaan meedoen, om te participeren in het leefbaarder maken van de wijk. De focus op de kwaliteit van de wijk, bijvoorbeeld met straatcoaches en gezinsmanagers, is prima. Ik hoor van de ChristenUnie-raadsleden uit Gouda en Ede goede verhalen over die aanpak. Het loont om met mensen samen de problemen van de wijk te lijf te gaan. Ik geef toe dat ik bij de plannen voor de landelijke schoonmaakdag even mijn wenkbrauwen fronste. Een schone wijk is echter wel een heel belangrijke randvoorwaarde voor een veilige wijk. Als mensen zich niet veilig voelen, werken zij ook niet mee aan het verder veilig maken van de wijk. Ik vraag wel aan de minister of er nog meer in zit. Want de basiskwaliteit van zo'n wijk is van cruciaal belang.

Wij behandelen deze begroting in het licht van de heroverwegingen – of in de schaduw daarvan, zou je kunnen zeggen. Die kunnen in deze portefeuille verstrekkende gevolgen hebben voor de bestuurlijk inrichting van Nederland. Hoe vervelend de heroverwegingen misschien ook zijn, zij bieden ook een kans om in bestuurlijk Nederland waar nodig orde op zaken te stellen. Ik heb daarbij wel een paar opmerkingen. Bestuurlijke vernieuwingen zijn geen eenvoudige operaties en eventuele winst is niet snel in te boeken. Afhankelijk van de vraag hoe wild de plannen zijn, zullen er wellicht wetswijzigingen en misschien zelfs Grondwetswijzigingen nodig zijn. Daarbij moeten wij ook aantekenen dat een wijziging op zichzelf genomen zo ingrijpend kan zijn dat daaruit de nodige frictiekosten zullen voortvloeien.

Belangrijker is dat wij eventuele wijzigingen van de bestuurlijke inrichting van Nederland benaderen vanuit een aantal heldere voorwaarden waaraan het openbaar bestuur dient te voldoen. Ik noem het democratisch gehalte, de toegankelijkheid, de herkenbaarheid en de mate van vertegenwoordiging. Wat dat laatste betreft herinner ik het kabinet eraan dat in de loop der jaren het aantal burgers dat door een volksvertegenwoordiger dient te worden vertegenwoordigd steeds groter wordt. Het moet wel mogelijk blijven om elkaar te vertrouwen.

Dankzij de kilometerheffing is de positie van de provincie weer hoogst actueel geworden. Ik roep het kabinet ertoe op, om in dit proces en met de heroverwegingen, een duidelijk toekomstbeeld voor de provincie neer te zetten. De tijd is er rijp voor. Kijk dan ook meteen naar de manier waarop de stadsregio's functioneren. Ik heb het daar vorig jaar al over gehad. Het goede van de stadsregio's is dat zij op een aantal fronten heel slagvaardig opereren. Het slechte is dat zij democratisch gezien een slagveld achterlaten. Onze voorkeur gaat uit naar een sterke provincie, die vanuit een regionale verantwoordelijkheid net zo slagvaardig werkt. Als wij dan toch naar het openbaar bestuur gaan kijken, laten wij dan niet alleen kijken naar bezuinigingen, maar ook naar mogelijkheden om het openbaar bestuur sterker te maken. Onlangs waren er verkiezingen voor een aantal nieuwe gemeenten als gevolg van herindelingen. Er zijn echter wel vaker redenen om nieuwe verkiezingen uit te schrijven in een gemeente. Dat moet niet te pas en te onpas gebeuren, maar steeds vaker horen wij van raden waar nieuwe verkiezingen echt uitkomst zouden bieden. Wordt er bij de heroverweging ook naar dit soort elementen gekeken? Het is het pleidooi van mijn fractie om dat te doen.

Ik heb nog een laatste opmerking, over de eventuele evenementenheffing. Ik kon helaas niet meer bij de uitloop van het wetgevingsoverleg over de politie zijn, maar de minister heeft naar aanleiding daarvan gezegd dat gemeenten prima zelf via vergunningen de prijs wat zouden kunnen verhogen, om de veiligheidskosten te dekken. Ik vraag mij af of dat wel klopt. Leges dienen kostendekkend te zijn, voor zover ik weet, en daarin kun je volgens mij niet de veiligheidskosten, zoals politie-inzet, in omslaan. Ik vraag de minister hoe zij erover denk op welke wijze op lokaal niveau de afweging moet worden gemaakt tussen, enerzijds, evenementen beveiligen en, anderzijds, de wijken ingaan. Er zit spanning in de verhouding daartussen. Dit zou best wel wat meer gevoeld mogen worden, ook lokaal.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. De minister kwam binnen als een stoer wijf, maar komt de laatste tijd een tikje geïrriteerd over. Dat is jammer, want mijn fractie ziet graag dat stoere wijf terug. Er valt genoeg te doen, bijvoorbeeld op het vlak van de morele elite. Minister Ter Horst heeft het regelmatig over de elite. Waar is die elite? "Er is een opstand nodig." Dat zijn interessante opmerkingen, maar zij worden niet verder uitgediept. Dat lijkt mij nu juist de taak voor de minister van BZK. Graag krijg ik een reactie.

Mijn fractie ziet vooral de noodzaak van een elite die het goede voorbeeld geeft. Wij zien echter te veel topbestuurders en directeuren die nog steeds niet begrijpen dat een exorbitant salaris niet past. Het is dan ook jammer dat de minister afwijzend reageert op het CDA-pleidooi om ook alle externen aan de Balkenende-norm te houden, ook omdat het inhuren van externen sowieso al jarenlang de spuigaten uitloopt. Op rijksniveau is dat het geval, maar ook bij de provincies en gemeenten. De minister wil nu een maximum van 13% van alle personeelskosten stellen. Dit betekent dat er nog steeds voor 13% dure adviseurs en interimmanagers worden ingehuurd. Dit zijn externen die ook weer vertrekken en hun kennis meenemen. In tijden van crisis is dat onbegrijpelijk.

Bij het wetgevingsoverleg over de politie stelde de minister vorige week dat zij de bezuiniging bij de politie nodig zou hebben als stok achter de deur, om orde op zaken te stellen. Dat is een vreemde redenering wat GroenLinks betreft, maar nog vreemder als je hem niet op je eigen externen toepast. Daarom stelt GroenLinks een tijdelijk moratorium op de inhuur van externen voor: een jaar lang geen inhuur. Dat lijkt mij nu pas een goede stok achter de deur!

De heer Van Raak (SP):

Er zijn veel te veel externen. Het gaat om 1,3 mld. bij de rijksoverheid. De SP heeft onderzoek gedaan bij gemeenten en provincies. Het gaat om heel veel geld. Een moratorium betekent dat het niet hoger wordt, terwijl het naar beneden moet.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U begrijpt me verkeerd!

De heer Van Raak (SP):

Dat hoop ik dan maar.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

U begrijpt mij volledig verkeerd. Het komend jaar geen inhuur. Dat klinkt straf en ik begrijp dat er straks vast opmerkingen komen van de minister. Ik ben benieuwd naar het antwoord dat zij zal geven. Maar ik kan mij voorstellen dat zij hier nu ook een stok achter de deur kan gebruiken om haar collega-ministers en ook de provincies en gemeenten een beetje bij te praten. Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de minister.

Een andere taak is de beloofde wet voor meer openbaarheid over financiering van politieke partijen en bewegingen. Daar wachten we al jaren op, terwijl de verkiezingen eraan komen. Langer wachten is onverantwoord. Wij willen graag uitsluitsel van de minister, want wij hebben vorig jaar het initiatiefwetsvoorstel van collega Duyvendak aangehouden omdat wij toen begrepen dat de minister snel een wetsvoorstel zou indienen. Maar wij wachten nu al ruim drie jaar. Voor mijn fractie is het volstrekt vanzelfsprekend. Als we niets te verbergen hebben, hebben we ook niet te vrezen. Openbaarheid van giften hoort bij een open democratie en om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen, is transparantie noodzakelijk. Graag krijgen wij duidelijkheid van minister Ter Horst waar haar wetsvoorstel blijft en wat het obstakel is. Als het niet snel genoeg gebeurt, dienen wij alsnog ons eigen wetsvoorstel in.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Het is soms aardig als je geïnterrumpeerd wordt en je hebt even de context niet door waarin de interruptie gesteld wordt. Ik heb het inmiddels door en daar heb ik niet tot de tweede termijn voor nodig. GroenLinks heeft aangekondigd een eigen initiatiefvoorstel op dit punt in te dienen, terwijl het overleg met de partijvoorzitters nog aan de orde is. Ik weet niet of wij hier de kastanjes voor die mensen uit het vuur moeten halen, maar wat is nu de relevantie van de gemeenteraadsverkiezingen? Mevrouw Azough zegt steeds dat de verkiezingen eraan komen. Denkt zij dat zij in staat is het advies van de Raad van State op haar voorstel te hebben voor de gemeenteraadsverkiezingen?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Wat betreft de gemeenteraadsverkiezingen gaat het mij om het signaal dat hiermee wordt afgegeven. Wij zijn oprecht van mening dat die openbaarheid er zou moeten zijn. Wij hebben het niet over signalen dat er van alles en nog wat mis zou zijn. We wachten nu al drie jaar op een wetsvoorstel. Minister Ter Horst geeft regelmatig aan dat er van alles gaat gebeuren en geeft regelmatig aan wat de indicaties zijn van het wetsvoorstel. Maar ik begrijp dan niet waarom we zo lang moeten wachten.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Dat zei ik ook al. Volgens mij is er overleg over wat er dan moet komen met alle partijvoorzitters. Nogmaals, ik hoef hier de kastanjes niet voor die mensen uit het vuur te halen. Mevrouw Azough heeft het steeds over de gemeenteraadsverkiezingen. Wat is de relevantie van het feit dat zij het voor de gemeenteraadsverkiezingen wil weten, terwijl wij nu een stelsel van openheid hebben, tot een bepaalde grens? Ik begrijp dat zij die grens niet hoog genoeg of niet laag genoeg vindt, maar wat is nu de relevantie voor de gemeenteraadsverkiezingen?

Mevrouw Azough (GroenLinks):

In eerste termijn leek u het stelsel zoals het nu is niet helemaal helder voor ogen te hebben. Het stelsel zoals het nu is, biedt te veel ruimte. Het is alleen maar een verplichting voor de politieke partijen – allerlei andere organisaties zijn niet verplicht – en niet voor stichtingen en neveninstellingen, terwijl ons dat vanzelfsprekend lijkt. Dus ook voor het CDA en voor GroenLinks. Wij vinden het van groot belang dat het in ieder geval voor de landelijke verkiezingen geregeld is. Dat was ook de bedoeling en dan hoort het ook geregeld te zijn.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Dan heb ik zojuist bij de interruptie verkeerd begrepen dat het voor de gemeenteraadsverkiezingen bekend moest zijn. Ik denk dat politieke partijen en hun voorzitters uitstekend in staat zijn om met de minister te overleggen, maar als u zegt dat het sneller moet zie ik graag uw voorstel met het advies van de Raad van State tegemoet.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik zie dat ook heel graag tegemoet, maar ik zie nog liever een heel duidelijk antwoord van de minister tegemoet, want we wachten al drie jaar op haar eigen wetsvoorstel. We hebben ons initiatief niet voor niets in de ijskast gelegd. Ik vind het eerlijk gezegd een beetje jammer dat we ons in zekere zin anderhalf jaar hebben laten afschepen. Het lijkt ons dus vanzelfsprekend dat dit geregeld wordt. Ik herhaal dat ik het nu niet over mevrouw De Pater heb. In veel van de ons omringende landen is het geregeld, zelfs veel strenger dan nu in Nederland. Wij vinden het ook vanzelfsprekend dat de huidige situatie veel duidelijker, veel meer openbaar en veel transparanter wordt. Dat hoort bij een open democratie zoals in Nederland.

De bestaande lappendeken van provincies, regio's, waterschappen en zbo's dient heroverwogen te worden, niet alleen uit een oogpunt van een beter en efficiënter bestuur, maar ook uit het oogpunt van een betaalbare overheid. De voorstellen hierover wacht ik graag af.

GroenLinks steunt minister Ter Horst volledig, als het gaat om meer vrouwen en allochtonen aan de top. De overheid moet hierin het goede voorbeeld geven. Wat doet de minister echter precies om moderne arbeidsomstandigheden te creëren op alle niveaus? Hierbij denk ik aan vaderverlof, thuiswerken en gemengde sollicitatiecommissies. Hierop verneem ik graag de reactie van de minister.

Bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken heeft mijn collega Mariko Peters gevraagd om een verlenging van de geldigheidsduur van paspoorten van vijf jaar naar tien jaar. Dat moet kunnen, als wij werken met vingerafdrukken en irisscans; die veranderen immers niet. Graag verneem ik hierop de reactie van de staatssecretaris.

Tot slot maak ik de volgende opmerking. Verleden week heeft GroenLinks heel duidelijk gemaakt, tegen de bezuiniging bij de politie te zijn. Meer efficiëntie is prima, maar de stok van bezuinigingen die nu gebruikt wordt, komt vooral neer op de rug van politieagenten. Dat lijkt GroenLinks onacceptabel.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Nieuwe tijden vragen om nieuwe vormen, maar gevestigde belangen bieden weerstand tegen vernieuwing die hun positie dreigt aan te tasten. Daarom is onze bestuurlijke indeling sinds 1848 niet wezenlijk meer veranderd en moeten wij in de 21ste eeuw problemen aanpakken en kansen grijpen met instrumenten uit de voorvorige eeuw, dus uit een tijd waar zoiets als de Europese Unie ondenkbaar was. Deze mismatch wringt veelvuldig, met alle negatieve gevolgen voor de economie en de bereikbaarheid van dien. Dit kabinet kiest echter consequent voor stilstand en voor de vluchtroute van steeds weer nieuwe interbestuurlijke samenwerkingsmodellen in plaats van slagvaardigheid te koppelen aan democratische legitimatie en controle.

Drie jaar geleden stelde ik ook al voor om provincies te vervangen door opgeschaalde landsdelen, te beginnen met de Randstad. De toenmalige minister was het toen met mij eens dat het tijd was voor het doorhakken van politieke knopen. Hij, de voorganger van deze minister, gaf zijn opvolger ook een advies mee: ga op pad en verwerf draagvlak. Nu vraag ik deze minister: wat hebt u hiermee gedaan? Het lijkt erop dat wij in dit opzicht terugkijken naar drie verloren jaren.

Tussen Brussel en Den Haag aan de ene kant en het lokale bestuur aan de andere kant is opschoning in het middenbestuur hoognodig. Laat ik het maar eens duidelijk en scherp zeggen: stop met de provincies en de waterschappen in de huidige vorm! Een van de heroverwegingswerkgroepen kijkt naar de bestuurlijke organisatie van Nederland, maar de open en ongerichte opdracht van die werkgroep is een recept voor gemiste kansen. Dus, minister, geef die werkgroep richting en zeg tegen die groep: kijk naar Kok, kijk naar Holland8, kijk naar Denemarken en kom met een opgeschoonde indeling!

Na de eerdere bezuinigingen wil de minister de politie het komend jaar nog 160 mln. korten. Dit bedrag moet in de jaren daarna oplopen tot 190 mln., minder dus. Voor dit onverstandige besluit had het kabinet blijkbaar geen heroverwegingscommissie nodig, terwijl dit besluit juist wél heroverwogen moet worden én teruggedraaid moet worden. Bij de politie zien wij een combinatie van onvrede op de werkvloer en onrust bij de leiding. Burgemeesters van Brabant tot Noord-Holland stellen samen met de nodige anderen dat de voorgenomen bezuinigingen ten koste zullen gaan van de aanwezigheid van politie op straat, maar de minister kijkt raar op van zo veel spookrijders en houdt vol: het moet, dus het kan. Zij verwacht dat korpsen hun financiële reserves inzetten en efficiënter gaan werken. Inderdaad is op dat punt nog veel te winnen, maar vaak volgen administratieve lasten uit verplichtingen die de politie niet zelf verzint. Ik noem twee voorbeelden. De kilometerregistratie voor de Belastingdienst per rit per auto en het kopiëren van de strafdossiers voor het OM. Graag verneem ik hierop een reactie. Als een agent 48% van zijn tijd bezig is met administratieve taken is er toch ergens iets misgegaan. Wat doet de minister zelf aan het efficiënter werken van de politie? Hoe kunnen wij haar daarbij helpen? Mijn conclusie is dat het te vroeg is om deze winst in te boeken. De bezuiniging van deze minister is onverantwoord.

Omwille van de tijd heb ik nog drie korte vragen. Afgelopen zomer besloot de rechter dat de Zeeuwse korpsbeheerder geen inzicht krijgt in het verslag van zijn eigen verhoor door de AIVD. Hoe beoordeelt de minister dit gebrek aan transparantie? Het aantal beroepszaken van ambtenaren nam vorig jaar met 17% toe. De verwachting is een verdere stijging voor dit jaar. Hoe duidt de minister dit? Denkt zij ook dat een genormaliseerde rechtspositie voor ambtenaren hier iets aan zou kunnen doen? Op 3 maart 2010 zijn de gemeenteraadsverkiezingen. Problemen met inschrijving bij de GBA zorgen er waarschijnlijk voor dat mensen niet kunnen stemmen. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Voorzitter, ik heb nog twee minuten over voor mijn tweede termijn.

De heer Brinkman (PVV):

Wij hebben niet afgesproken de heer Pechtold meer tijd te geven door hem vragen te stellen, maar ik heb toch twee vragen. Hij kan straks iets langzamer praten dan net.

Wij kunnen de minister helpen het probleem van de politie op te lossen. Wij kunnen haar namelijk dwingen om afspraken te maken met de korpschefs in plaats van met de korpsbeheerders. Ik weet dat de heer Pechtold daar ook kritisch naar kijkt. Ik heb daar tijdens het wetgevingsoverleg een motie over ingediend. Gaat de heer Pechtold die steunen? Ik heb ook begrepen dat de heer Pechtold voorstander is van vier provincies. Wat betreft de waterschappen vindt hij ons trouwens helemaal op zijn weg. Ik moet dit even een beetje inleiden want de heer Pechtold heeft heel weinig spreektijd.

De voorzitter:

Dat hoeft niet hoor.

De heer Pechtold (D66):

Ik ben inderdaad de enige met nog ijs in mijn glas na afloop.

De heer Brinkman (PVV):

D66 is een groot voorstander van referenda. Hebben de Friese of Overijsselse mensen bij een mogelijke sanering van de provincies nog iets te zeggen over de opheffing van de provincie?

De voorzitter:

Ik hoor een vraagteken.

De heer Pechtold (D66):

Ik zal de motie uit het wetgevingsoverleg, waar ik helaas niet naartoe kon, graag bekijken. Mijn doel is de efficiëntie te verhogen. Ik zie daartoe echt wel mogelijkheden. Ik heb zojuist twee voorbeelden van administratieve lasten genoemd waarvan ik denk: begin er als Rijk eerst eens aan de politie te helpen, want dan heb je ook meer kracht van argumenten. Daar wil ik dus eerst kritisch naar kijken.

Dan kom ik op het tweede punt. Ik zou weer met een enorme stapel rapporten in mijn handen kunnen staan. Het gaat mij erom dat er sinds Thorbecke in 1848 en nu in Amsterdam zes bestuurslagen zijn gekomen. Ik wil graag opschonen tussen Den Haag en Brussel aan de ene kant en het lokale en regionale bestuur aan de ander kant. De identiteit van Friesland kan prima bestaan zonder dat er in Leeuwarden een bestuur zit dat apart over dingen gaat. Dat wil ik doorbreken. Moet dat middels inspraak van onderop? Moeten daar mensen bij betrokken worden? Maak ik het inzet van de verkiezingen door het in mijn verkiezingsprogramma te zetten? Ja.

De heer Brinkman (PVV):

Komt er dus geen referendum voor het Friese volk? Over de bestuurslagen ben ik het met u eens. Wij zouden ook willen voorstellen om de bestuurslaag EU te schrappen.

De heer Pechtold (D66):

Ik maak de volgende verkiezingen tot inzet. Dat is één groot referendum. Ik heb dit als een van de vijf punten op mijn horizon benoemd. Democratische verandering is wat mij betreft het terugbrengen van het aantal bestuurslagen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik stel vast dat de heer Pechtold ongeveer letterlijk de oproep doet die ik afgelopen maandag aan de staatssecretaris heb gedaan, namelijk om een campagne te voeren. Wilt u meestemmen voor de gemeenteraad? Zorg dan dat u goed ingeschreven staat. Ik ben blij dat hij mijn oproep aan de staatssecretaris steunt.

De heer Pechtold (D66):

Het antwoord is ja.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik begrijp dat de heer Pechtold verder zegt dat wij grootschalig gemeenten moeten herindelen. Tegelijkertijd zegt hij dat er van onderop wel enig draagvlak moet zijn. Stel nu dat dit niet voldoende is of dat D66 niet de absolute meerderheid haalt in de gemeente waar zij dat in hun verkiezingsprogramma hadden staan? Ik ben erg benieuwd naar Scherpenzeel, Bussum en dergelijke. Gaat hij dan zeggen dat het van bovenaf wordt gedaan?

De heer Pechtold (D66):

Ja.

De heer Heijnen (PvdA):

Dus D66 wil grootschalig herindelen en bij de gemeenten mag dat van bovenaf plaatsvinden?

De heer Pechtold (D66):

Het eerste deel van mijn antwoord was een krachtig ja. De nuance komt in het tweede deel. Je zult de problemen op het lokale niveau onder ogen moeten zien. De gemeente Niedorp telt tussen de 11.000 en 12.000 inwoners en beschikt over 0,2 leerplichtambtenaren. Ik kan iedereen verzekeren dat op dat gebied niets gebeurt. Dat soort problemen wordt op dit moment in regionaal verband aangepakt, niet in de zin van opgelost, maar in de zin dat men probeert de zaken te organiseren. Maar het is volstrekt niet democratisch gelegitimeerd wanneer er wethouders of burgemeesters in zo'n organisatie zitten en de raad op afstand staat. Verder kun je mensen in de gemeenten laten inzien dat de gevoelens over Friesland of het wonen in een kern prima overeind kunnen blijven binnen een groter bestuurlijk geheel. Als dat te lang duurt – wij hebben de nodige tijd naar de provincies gekeken – dan zal het Rijk de verantwoordelijkheid moeten nemen.

De heer Heijnen (PvdA):

Dus al vindt het pleidooi van de heer Pechtold geen weerklank in gemeenten of provincies, als het aan D66 ligt zal de gemeente dit opleggen.

De heer Pechtold (D66):

Het gaat mij om het welzijn en om de kwaliteit van bestuur van gemeenten. Een van mijn laatste daden voor mijn aftreden was – dat weet je nooit van te voren – een bezoek aan Denemarken met toenmalig collega Remkes. Ik was onder de indruk van hoe men daar, met draagvlak van de bevolking, in twee jaar tijd Denemarken tot 4 regio's en 50 gemeenten heeft teruggebracht. Ik hoor nu, na jaren, dat het prima is gegaan. Soms moet je, zeg ik tot de heer Heijnen als sociaaldemocraat van een partij waar regentisme niet helemaal ver weg is, van bovenaf durven besturen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben heel blij met deze duidelijkheid. Daar kunnen wij mee verder.

De heer Van Raak (SP):

Waarom altijd maar groter en groter? Dat willen mensen helemaal niet en het is eigenlijk een beetje ouderwets. Men wil geen heel erg grote gemeenten door herindelingen of vier heel erg grote provincies die vervolgens de rijksoverheid weer gaan dwarszitten. Waarom niet kiezen voor kleinschaliger, dichter bij de mensen? Bij kleine gemeenten kun je differentiëren in taken. Daarboven heb je dan een regio nodig. En waarom dan geen kleinere provincies? Dan kunnen Friesland, Drenthe en Zeeland blijven bestaan. Er zijn ook grotere provincies die kleiner kunnen en dan kunnen de regio's weg. Zo krijg je rondom een aantal gemeenten een provincie met gekozen statenleden. De frictie zit namelijk tussen gemeenten en provincie. Waarom die grootheidswaan om vier provincies te gaan maken die allemaal taken en geld daarvoor moeten hebben? Die worden bijna nationale overheid. Het is toch eigenlijk niet wijs om het zo te doen?

De heer Pechtold (D66):

Als je één keer gas geeft, ben je Nederland door. Als wij het bekijken op de schaal van de wereld of van Europa, wonen wij hier in een groot dorp. Laat de heer Van Raak niet doen alsof Nederland een enorm land is. Hij is misschien al eens in Afghanistan geweest. De provincie Uruzgan is, meen ik, vijf keer zo groot als Nederland. Waar hebben wij het dan over? Ik ben ervoor dat het bestuur dicht bij de mensen staat. Op de schaal van zeg 50.000 inwoners per gemeente kun je enerzijds een prima kwaliteit van bestuur garanderen en kun je anderzijds prima beschikbaar zijn. Dat hebben de herindelingen van de afgelopen tijd ook bewezen. Er is ook veel steun van onderop om het zo te doen. Ik noem Horst aan de Maas en Oldambt. Het betekent wel dat er goed moet worden gecommuniceerd. Als dit door belangen van bestuurders zelf wordt tegengehouden, dan moet de rijksoverheid durven zeggen dat het om de kwaliteit gaat.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind dit echt tekentafeldemocratie: er moeten gemeenten van 50.000 inwoners komen. Misschien moeten het er wel meer of minder zijn, afhankelijk van de ligging in Nederland. In dat kleine Nederland bestaan namelijk wel grote verschillen. De lokale democratie is van de mensen zelf. Dat moet de heer Pechtold aanspreken. Mensen zitten vaak niet te wachten op grote gemeenten. Waarom vier grote provincies? Waarom niet nadenken over kleinere provincies? Daar zit het probleem.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb zojuist mijn keuzes toegelicht, voorzitter.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Als ik straks mijn zorgen ga uiten over de bezuinigingen op de politie, dan laad ik in ieder geval niet de verdenking op me dat ik dat doe onder de invloed van boze burgemeesters op de tribune, want die zijn inmiddels allemaal verdwenen.

De diagnose in de beleidsagenda bij de begroting is niet mals. Te veel burgers herkennen zich niet in het openbaar bestuur als behartiger van het openbaar belang. De bewindslieden spreken in dit verband zelfs over de vervreemding tussen burger en bestuur. Terechte woorden. Wij delen ook de inzet die het kabinet hier tegenover stelt, waaronder de versterking van de kwaliteit van het openbaar bestuur en van de dienstverlening. Voor het vertrouwen van de burger in de overheid zijn zeker ook de resultaten op het terrein van veiligheid en de overlastbestrijding essentieel.

De begroting bevat mooie cijfers over de terugdringing van de criminaliteit. Elke winst die hier geboekt wordt, juichen wij toe. Omdat er vaak geen uitleg bij gegeven wordt, is echter de waarde van bepaalde cijfers wel betrekkelijk. Neem bijvoorbeeld de 500 extra wijkagenten. Daar waren wij blij mee, maar in de praktijk horen wij nog wel eens dat die wijkagenten worden ingezet als invalkracht bij ziekte en dus vooral op papier bestaan. Wat is hun taak en hoe wordt gegarandeerd dat zij ook echt voor een wijk beschikbaar zijn?

Nog zo'n getal. Vorige week noemde de minister een instroom van 1200 aspiranten. Dat is al een flink aantal te laag voor de toekomst en juist hierop bezuinigen korpsen nog extra. Drie jaar op rij zo'n instroom en wij komen ver onder de sterkteafspraken uit. En dan hebben wij het nog niet eens over het feit dat Nederland binnen Europa relatief weinig politie heeft.

De minister stelt dat er genoeg blauw op straat blijft. Intussen bezuinigen korpsen wel op het ondersteunende personeel. Een van hen schreef ons: de weinige agenten die op straat lopen, halen ze nog naar binnen. Iemand moet immers het bureauwerk doen.

Voorzitter. Wij maken ons oprecht zorgen over de effecten van de bezuinigingen op de kwaliteit van het politiewerk. Je ziet hierin toch een kloof tussen papier en praktijk. Ik hoorde het nog een tijdje geleden van rechercheurs. Het aantal verdachten dat aan het Openbaar Ministerie wordt overgedragen, is een belangrijke prikkel. Dat heeft als nadeel dat alleen gebraden duiven en panklare zaken interessant zijn. Het gevolg is dat tien verdachten met een eenvoudige zaak worden opgepakt, terwijl één verdachte met veel delicten te weinig oplevert. Of men stopt na het vinden van het bewijs voor één delict. Graag een reactie op dit probleem. De cijfers over bestrijding van de criminaliteit moeten niet kunstmatig worden opgeplust. Wij vinden dat ook de zwaarte van een delict meegewogen moet worden bij de beoordeling van het politiewerk en dat het doorrechercheren niet ontmoedigd moet worden.

Politiezorg is vooral in het landelijk gebied nogal verslechterd. De motie over de beschikbaarheid van politie op het platteland is nog niet uitgevoerd. Recentelijk werd wel aandacht gegeven aan het nieuwe budgetverdeelsysteem, maar aandacht voor de kwaliteit en de beschikbaarheid van politiezorg in het landelijk gebied ontbrak. Wij vragen op welke wijze nu wel de uitvoering van de moties die hierop betrekking hebben, gestalte zal krijgen.

Waar de burgers zich inzetten voor de publieke zaak, moet dat gekoesterd worden. Denk in dit verband ook aan de rol van brandweervrijwilligers. Het spreidingsplan brandweerkazernes en het behoud van lokale kazernes wordt een lokale bestuurlijke verantwoordelijkheid genoemd, maar in de begroting wordt wel weer gesproken over een spreidingsmodel. Wat is de verantwoordelijkheid die het Rijk hier ook ziet en wil nemen?

Wat binnenlands bestuur betreft vinden wij de reacties op onze moties bij het Beleidskader gemeentelijke herindeling nogal zuinig. Wij vinden het onwenselijk dat er toch ruimte blijft voor herindeling in opdracht van het Rijk. In de begrotingstoelichting staat dat gemeenten dicht bij de burger staan en goed zicht hebben op de maatschappelijke opgave waarvoor zij staan. Dat vertrouwen in gemeenten zien wij ook graag terug bij herindeling. De rol van provincies wordt na verloop van tijd geëvalueerd. Wij blijven er voorstander van om de rol van provincies ook nader wettelijk in te kaderen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ook een belangrijke rol in de borging van grondrechten. Ook gemeenten dienen zich binnen constitutionele kaders te bewegen. In dit kader wil ik namens de SGP-fractie mijn zorg uiten over de recente motie in Amsterdam en de discussie in een aantal andere plaatsen, waarbij religieuze organisaties dreigen te worden uitgesloten van subsidiëring. Dit is simpelweg toch ook in strijd met de constitutionele kaders? Het kan toch ook discriminatie zijn als organisaties worden uitgesloten? Zeker als wij zien dat organisaties soms al van ver voor 1900 deskundig werk doen ten behoeve van de stad, is het kortzichtig, ondankbaar en in strijd met het tweeluik religie-publiek domein om de lijn waartoe in Amsterdam bij motie is opgeroepen, te volgen. Mocht het daadwerkelijk in daden worden omgezet, dan vragen wij de minister om te bezien of het besluit voor vernietiging in aanmerking komt.

Ik sluit af met een praktisch puntje. Niet alleen na verlies, maar ook na diefstal moeten mensen een boete betalen voor een nieuw paspoort of rijbewijs. Zeker omdat eerst aangifte bij de politie gedaan moet worden om een nieuw document te kunnen aanvragen, is dit ongewenst. Het leveren van bewijs is dan geen probleem. Het zou eerder voor de hand liggen, de documenten gratis te verstrekken dan bijna het dubbele te vragen. Graag een reactie op dit knelpunt.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. In Leeuwarden wordt een politievrouw zwaar mishandeld door een automobilist. Zij wordt met ernstige verwondingen opgenomen in het ziekenhuis. De dader werd agressief omdat hij moest stoppen voor een verkeerscontrole. Bron: het NOS Journaal van 15 november.

Op 25 januari 2009 probeert politiebrigadier Rob Oostrom op het station in Zeist een zelfmoordactie van een man te voorkomen. Als dank wordt de politieman door de man neergestoken, met een dwarslaesie als gevolg. Hij is volledig verlamd. Bron: De Pers van 25 januari.

In de nacht van 9 juli achtervolgt de 28-jarige agente Gabriëlle Cevat een verdachte van een geweldsdelict en wordt daarbij door de dader neergeschoten. Zij bezwijkt aan haar verwondingen. Bron: De Pers van 10 juli.

Gisteren heeft de minister een petitie in ontvangst genomen van politiemensen die zich zorgen maken over de veiligheid van de burgers van ons land en henzelf. De druk op de politie wordt steeds groter. De beledigingen gelden niet meer de functie of het uniform, maar zijn in meerderheid persoonsgericht en racistisch of seksistisch van aard. Het toewensen van de meest verschrikkelijke ziekten is aan de orde van de dag. De politieman is van gezagsdrager tot pispaal van de samenleving geworden, mishandeld of erger, bespuwd en beledigd.

Tegelijkertijd wordt de politie gedwongen om steeds maar bonnen te schrijven, geholpen door de camera's op onze wegen, die wij langzamerhand gemeentekassa's mogen noemen.

Intussen worden de werkelijke problemen steeds groter en steeds harder ontkend. Onder het bewind van deze minister wordt de politie steeds systematischer gedwongen te zwijgen over de problemen die zij in de samenleving ondervindt. Er is sprake van een "koppen dicht"-cultuur. Nederland mag niet meer weten wat er op straat gebeurt. De korpschef van Amsterdam-Amstelland is de mond al gesnoerd. En de korpschef van Utrecht weigert mij als Kamerlid, als controleur van het beleid van de minister, toestemming om een werkbezoek af te leggen aan het langzamerhand beruchte Kanaleneiland en een zeer ervaren politieagent met 30 dienstjaren. Deze politieman, zo zegt de korpschef in een mail, werkt in de noodhulp en heeft vandaaruit een beperkt zicht op en daarmee een eenzijdig beeld van de veiligheidsproblematiek en de wijze waarop wij daar als politie mee omgaan. Nee, deze man wil mij laten zien wat er echt in Kanaleneiland gebeurt. En dat wordt eenvoudig niet toegestaan.

Vindt de minister dat zij voldoende maatregelen heeft genomen om de veiligheid van politiemensen op straat zo veel mogelijk te beschermen? Beledigingen en mishandelingen worden in geval van een ambtenaar in functie in Nederland hoger bestraft. Gelet op het toenemend aantal bedreigingen van politiemensen, vindt Trots op Nederland dat een ambtshalve boete van € 10.000 gerechtvaardigd is. Graag een reactie.

Is de minister met mij van mening dat de politie ongewild steeds meer gezag heeft verloren, zeker in de verloederde prachtwijken? Is de minister van mening dat het verstandig is om de toenemende problematiek in veel buurten en steden in dit land zo veel mogelijk onder de pet te houden?

De minister heeft toegezegd dat er niet op blauw wordt bezuinigd. Maar met de bezuinigingen die nu aan de beheerkant van de korpsen moeten worden doorgevoerd, komt er steeds meer blauw achter het bureau en minder op straat. Recepties en administratieve afdelingen worden binnenkort bemenst door blauw. Kan de minister garanderen dat ondanks die bezuinigingen hetzelfde aantal politiemensen op straat zal worden ingezet?

Worden maatregelen overwogen om de administratieve werkdruk van politiemensen te verminderen, zodat zij meer op straat inzetbaar zijn? Waarom niet meteen doorpakken naar een nationale politie?

In de grote steden is de politie-inzet nog groot vergeleken met het platteland, waar 's nachts soms één politiewagen de veiligheid van 70.000 mensen moet waarborgen. Kan de minister gelet op de bezuinigingen garanderen dat de politiezorg op het platteland niet het kind van de rekening wordt? Klopt het dat de inzetbaarheid van politiemensen in 2012 met 30% tot 35% terugloopt? Hoe speelt de minister daar nu al op in? Regeren is ten slotte vooruitzien. Mede gelet hierop, vraag ik de minister hoe het landelijke beeld is. Hoeveel blauw loopt er nu echt op straat? Hoe ziet dat er uit in 2012?

Er zijn korpsen waar men verplicht de vrije dagen moet opmaken. Dat betekent dat de totale inzet van politiemensen naar 60% is gedaald, met een enorme piek aan het eind van het jaar. Klopt dat? Klopt het dat er in de maand december geen 52.000 politieagenten maar slechts 30.000 politieagenten op straat lopen?

Dan heb ik nog een vraag over zaken die op de plank liggen, zeker als het om ernstige misdrijven gaat. Hoeveel zaken liggen er nu al op de plank en hoe zal dat aantal de komende jaren gaan toenemen?

Nog even over de peildatum voor 500 extra agenten. Is de minister het met mij eens dat het volksverlakkerij is om nu ineens als peildatum 31 december te nemen, terwijl er in de begroting voor 2008 en 2009 nog gewoon staat het dat het per direct gerealiseerd wordt?

Voorzitter. Voor Trots op Nederland is veiligheid ontzettend belangrijk. Het realiseren van meer veiligheid, een van de toptiendoelen van dit kabinet, aan de ene kant, en het bezuinigen op de politie aan de andere kant, zijn voor Trots op Nederland onverenigbaar.

De heer Brinkman (PVV):

Ik denk dat uw wens voor de nationale politie zeer gerechtvaardigd is, hoewel ik denk dat dit ons met het huidige kabinet niet gaat lukken. Bent u het met mij eens dat wij de vicieuze cirkel ten aanzien van de problemen waarmee wij nu zitten, zouden kunnen doorbreken door van deze minister te eisen dat ze met de korpschefs gaat praten, waar de heer Welten heeft aangegeven dat zij dat niet doet en dat daar eigenlijk het probleem zit?

Mijn tweede vraag gaat over de definitie van blauw op straat en de recherche. De minister doet dat heel slim. Zij heeft namelijk een heel brede definitie van operationele sterkte gehanteerd. Wilt u net zoals ik niet ook van de minister weten of zij bereid is om de definitie van blauw op straat te hanteren en te specificeren naar "boots on the ground", zoals dat in het leger heet?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Om te antwoorden op uw eerste vraag: natuurlijk, moet de minister praten met de korpschefs.

Wat betreft uw tweede vraag wijs ik erop dat ik schriftelijke Kamervragen heb gesteld over sterktes en dergelijke. Ik weet niet of u het antwoord daarop hebt gezien. Ik kan iedereen aanraden dat te lezen, want het is wederom een non-antwoord. Er staat niets in. Je kunt heel duidelijk zien dat ambtenaren nog allerlei woordjes hebben weggehaald. Er is sprake van hele zinnen die niet meer lopen. Het is echt schandalig hoe vragen door Binnenlandse Zaken worden beantwoord. Ik ben het helemaal met u eens. Wat is de operationele sterkte waar wij over praten? Blauw op straat.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik wilde nog even iets rechtzetten. U had het in een eerdere interruptie erover dat alle fracties tegen uw experiment waren om burgers erbij te betrekken. Wat betreft GroenLinks verdient u juist complimenten voor dat streven en voor dat experiment. Ik ben ook heel benieuwd wat daarvan straks het resultaat zal zijn. Ik heb nog een nadere vraag. U hebt mij horen pleiten voor nieuwe voorstellen op het punt van openbaarheid van partijfinanciering en financiering van politieke bewegingen. Bent u het met ons eens dat dit zo snel mogelijk geregeld moet zijn?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik wil graag eerst al mijn sponsors bedanken. Ik ben blij dat ze mij de kans hebben gegeven om Trots op Nederland op te zetten want anders was het gewoon niet gelukt.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. U wordt geen enkele sponsoring misgund. Het gaat er alleen maar om dat u er openheid over geeft als Kamerlid. Als u straks een nieuwe partij bent, dan hebben wij het over een heel andere situatie.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Kijkend naar de huidige situatie sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Brinkman als het gaat over D66. Ik denk verder aan alle clubs van honderd – dat zijn allemaal verborgen giften – van de VVD. Ik denk aan alle verborgen stichtingen die het CDA heeft. Als die allemaal opgeheven zijn, gaan wij een keer verder praten.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Dat is nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Ik had van u verwacht dat u lekker recht voor z'n raap antwoord zou geven. Wij zeggen dat alle partijen, dus ook GroenLinks maar zeker ook CDA, VVD en D66, volledige openheid van zaken moeten geven. Vindt u dat dan niet van toepassing op uzelf?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Nee, er is een aantal voorwaarden waar dan aan voldaan moet zijn. Het moet in Nederland mogelijk zijn om politieke bewegingen te starten zonder in een of ander korset gedrukt te worden. Het laatste wil Trots op Nederland zeker niet. Nogmaals, ik ben blij dat er mensen in Nederland zijn die vinden dat er een nieuwe politiek nodig is en dat er eindelijk eens iets verandert in deze elite in Den Haag. Ik ben blij dat deze mensen mij gesteund hebben.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ons voorstel gaat niet over nieuwe organisaties, nieuwe partijen of partijen die nog niet vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer. Het gaat ons om het volgende. Als volksvertegenwoordiger in de Tweede Kamer zweer je of beloof je dat je geen giften hebt aangenomen die invloed kunnen uitoefenen op je inhoudelijke standpunten en dat je daar openheid van zaken over geeft.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik ben het helemaal met mevrouw Azough eens voor wat het eerste deel van haar opmerking betreft. Dat hoort niet zo en dat gebeurt ook niet zo bij Trots op Nederland. Over het tweede gedeelte van haar opmerking ben ik het voorlopig nog niet met haar eens.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw Verdonk bedankte zojuist haar sponsors. Wie bedankte zij?

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Dat weet ik en dat weten mijn sponsors, en dat houd ik zo.

De heer Pechtold (D66):

Dat zegt heel veel over uw transparantie.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

U durft nog iets te zeggen over transparantie, en dan nog met een stalen gezicht, terwijl hier zojuist bewijzen op tafel zijn gelegd voor het feit dat uw partij helemaal niet transparant is?

De heer Pechtold (D66):

Vertelt u eens wat er zojuist gezegd is wat niet transparant is.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

U hebt niet uw collega gehoord?

De heer Pechtold (D66):

Ik vraag aan u wat er zojuist gewisseld is over bedragen van € 1900 en € 4500 die in een door de accountant geaccordeerd stuk staan. Ik vraag gewoon aan u waar u uw geld vandaan hebt. Dat wilt u niet zeggen en dat zegt iets over uw transparantie. Het boekje dat zojuist met veel bombarie werd voorgelezen, is gewoon door de accountant goedgekeurd. Dat is ook heel transparant gebeurd. De genoemde bedragen vallen binnen alle wettelijke termijnen. Nu u weer.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik hoorde zojuist van de heer Brinkman dat er € 25.000 zoek is in uw begroting. Gaat u die eerst zoeken en komt u dan bij mij terug.

De heer Pechtold (D66):

Onzin!

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij zullen de behandeling van deze begroting donderdag aanstaande voortzetten. Ik had de burgemeesters nog willen groeten, maar dat lukt niet meer.

Ik sluit de vergadering.

Sluiting 23.21 uur

Naar boven