Aan de orde is het spoeddebat over elektronische detentie.

De voorzitter:

Wij hanteren spreektijden van drie minuten. Ik geef als eerste het woord aan de aanvrager van dit spoeddebat, de heer Teeven van de VVD-fractie.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. De staatssecretaris is een echte doe-het-zelver. Er is nog geen enkele rechtsbasis om een veroordeelde de aan hem door de rechter onvoorwaardelijk opgelegde straf met een enkelband om thuis te laten uitzitten, maar onze staatssecretaris begint er al aan. Trots laat zij in de media weten, aan spoeddebatten geen boodschap te hebben. Zij regeert immers vanuit de Schedeldoekshaven en weet wel wat goed is voor de Nederlandse bevolking. "Het doet mij allemaal niets", is zo'n beetje haar houding.

Uit dit dossier rijst het beeld van een doe-het-zelfstraf van maximaal vier maanden thuis zitten met een enkelband om, die, als wij geluk hebben, elektronisch van op afstand te controleren is en waarbij de betrokkene twee uur per dag naar buiten mag en verder met de benen op de bank video kan kijken, waarvoor hij € 7,50 van de staatssecretaris toe krijgt. Hier is geen wettelijke basis voor. De staatssecretaris heeft maling aan de rechter die een onvoorwaardelijke straf oplegt. Er is geen sprake van gedragsbeïnvloedende maatregelen. Nergens ter wereld is elektronische detentie een hoofdstraf, laat staan dat iemand die een vervangende hechtenis uitzit, hiervoor in aanmerking kan komen. Helen, wheelen, dealen, afpersen en frauderen, thuis voor de buis gaan wij er gewoon mee door. Veiligheid, rechtvaardigheid en vergelding, de staatssecretaris trekt het gewoon integraal door.

Thuisdetentie is eerder resoluut afgewezen. Ik wijs de staatssecretaris op opmerkingen uit wetenschappelijke kring en in de media. Wanneer doet de staatssecretaris dat zelf ook eindelijk eens? Is zij het met mij eens dat er op dit moment geen wettelijke basis is voor waar zij mee bezig is: elektronische detentie?

Net als mevrouw Van Velzen heb ik mijn licht eens opgestoken bij cipiers en veroordeelden in gevangenissen. Daarbij heb ik vernomen en geconstateerd wat NOVA ook heeft gedaan. Ik heb daarover enkele vragen. Is het juist dat veel recidivisten meerdere malen thuisdetentie hebben gekregen? Is het juist dat recidivisten volgens de "wet-Albayrak" – laten wij die zo maar noemen – ook recht hebben op elektronische detentie, dus dat zij bij herhaling gewoon opnieuw aan het bandje worden gelegd? Komen mensen die geen baan hebben ook in aanmerking voor deze regeling in het kader van de "wet-Albayrak"? Heeft iedereen standaard twee uur bewegingsvrijheid per dag? Klopt het ook dat criminelen en veroordeelden die een schadevergoeding aan een slachtoffer moeten betalen, maar dat niet doen, vervangende hechtenis krijgen en die letterlijk thuis aan de enkelband mogen uitzitten zonder dat er ooit sprake is van enige genoegdoening voor slachtoffers? Is het juist dat in het kader van dit "wetje-Albayrak" iedereen thuis € 7,50 toe krijgt van de staatssecretaris?

De voorzitter:

Mijnheer Teeven, het is wel goed gebruik in dit huis dat wij staatssecretarissen met hun functie aanspreken. U hebt een aantal keer "wet-Albayrak" gezegd, maar ...

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik heb het over de staatssecretaris en ik heb het over een wet die niet bestaat. Dat is een beetje de essentie van mijn inbreng.

Is het juist dat noodmaatregelen in het kader van het cellentekort, toen er op 25 januari 2007 al geen cellentekort meer bestond, werden verlengd tot 1 januari 2010? Is het juist dat er in 2008 2040 veroordeelden elektronische detentie hebben gekregen? Waarom staat dat niet gewoon vermeld in het jaarverslag 2008 van de Dienst Justitiële Inrichtingen?

Eigenlijk durf ik het niet te geloven, maar is het juist dat er in 2008 mensen elektronische detentie hebben gekregen, maar thuis hebben gezeten zonder enkelband, doodeenvoudig omdat de enkelbandjes op waren? Klopt dat bericht of kan de staatssecretaris dat nog ontzenuwen?

Het hier uitgevoerde beleid is volgens de VVD-fractie te triest voor woorden. Boeven noemen wij niet meer zo en de criminaliteit is weg. Straffen die de rechter oplegt, respecteert de staatssecretaris niet. Recidivisten zijn niet uitgesloten van elektronische detentie en de slachtoffers staan in de kou.

Staatssecretaris, stop met dromen en land op de echte wereld. Stop met dit beleid.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik zie dat de heer Teeven erg opgewonden en boos is over het beleid. Ik hoorde hem in NOVA ook van volksverlakkerij spreken en zeggen dat de staatssecretaris ons aan het flessen is. Maar weten wij niet al jaren dat dit fenomeen bestaat? Weten wij ook niet al jaren dat er geen wettelijke basis is, en dat de staatssecretaris met een wet bezig is? Ik vraag me overigens af waar die blijft, maar dat is huiswerk. Waarom is de heer Teeven niet al jaren geleden gaan schreeuwen dat wij van die thuisdetentie af moeten, en waarom heeft hij niet al op het moment dat het cellentekort weggewerkt was, aangegeven dat deze maatregel opgeheven zou moeten worden als het aan de VVD lag? Waarom plotseling deze verontwaardiging, toen NOVA daarover een item had?

De heer Teeven (VVD):

Wanneer NOVA dat item had, en wie hiermee is begonnen, is een andere discussie. Ik moet vaststellen, als mevrouw Van Velzen mij dat zo vraagt, dat er jaren geleden een cellentekort was. Toen de eerste circulaire kwam, die van 2005, bestond er een cellentekort. Toen was elektronische detentie ook gerechtvaardigd, want toen moest je kiezen tussen mensen die vijftien maanden de cel in moesten en mensen die een kortlopende straf hadden van bijvoorbeeld maximaal drie maanden. Als zulke keuzes moeten worden gemaakt bij te weinig cellen, is het volstrekt gerechtvaardigd dat zo'n maatregel er is. Wij vinden dat gerechtvaardigd. Dit was onder het vorige kabinet het geval. Zoals mevrouw Van Velzen weet, zat de VVD daarin. Wij hebben deze maatregel toen gesteund.

In 2007 was er een andere situatie. Toen was er geen cellentekort meer en was de maatregel eigenlijk op niets gebaseerd. Er wordt wel geschermd met wetgeving die eraan komt per 1 januari 2010, maar zoals mevrouw Van Velzen terecht zegt, bestaat die nog niet. Als mevrouw Van Velzen heeft gekeken in de jaarberichten van de Dienst Justitiële Inrichtingen, heeft zij waarschijnlijk net als ik op grond wat daarin te lezen staat, geconstateerd dat er in 2008 145 mensen in elektronische detentie zaten en in 2007 iets meer, maar niet veel meer. Dat zijn wel behoorlijke aantallen, maar ze zijn niet schrikbarend. Dit kan immers voor delicten zijn die nog meevallen. Als blijkt dat in 2008 meer dan 2000 mensen in elektronische detentie zaten en dat mensen bij kortlopende gevangenisstraffen standaard, in 90% van de gevallen, een brief thuis krijgen waarin staat dat zij niet in de gevangenis hoeven te zitten als zij daar geen zin hebben en dat zij thuis op de bank – ik zal het biertje niet meer noemen – met een videootje aan hun straf kunnen uitzitten, dan is er een nieuwe situatie. Natuurlijk heeft de VVD-fractie de stukken gelezen, maar dan ontstaat er wel een nieuwe situatie.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik ben blij dat ik de heer Teeven blijkbaar wat extra spreektijd heb gegund, maar hij geeft geen antwoord op mijn vraag. Inderdaad, in 2007 was het cellentekort opgeheven. Toen heb ik hem niet gehoord. Hij heeft toen niet gevraagd of meteen even de thuisdetentie kon worden afgeschaft, waar de VVD immers niet achter staat. Daarom vraag ik me af of hij niet zelf een beetje te lang achter de tv een biertje heeft zitten drinken. Dit had hij toen toch ook al kunnen bepleiten?

De heer Teeven (VVD):

Luisteren is een kunst. Als mevrouw Van Velzen goed had opgelet, had zij mij horen zeggen dat er in 2008 volgens het jaarbericht 145 mensen in elektronische detentie zaten en in 2007 ietwat meer. Dat zijn misschien aantallen waarbij je er nog van kunt uitgaan dat er bijzondere omstandigheden waren, en dat tegen mensen die een kortlopende gevangenisstraf hebben gekregen, niettemin wegens bijvoorbeeld persoonlijke omstandigheden is gezegd: ga maar thuiszitten met een enkelband. Nu praten wij echter over heel andere aantallen. Het gaat om de aantallen. Die zitten natuurlijk verstopt. Ze zijn niet zichtbaar in de verslaglegging van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Mevrouw Van Velzen heeft ze ook niet gezien. Anders had zij hiervan wel een probleem gemaakt toen zij hier pleitte voor het openblijven van de gevangenissen. Toen heb ik haar ook niet gehoord. Zij kwam tot tranen toe bewogen op voor de belangen van het gevangenispersoneel. Dat heb ik allemaal zien gebeuren in deze zaal. Maar blijkbaar had zij dit ook niet in de gaten.

De voorzitter:

Mevrouw Van Velzen, de laatste maal, kort en bondig. Graag ook een kort en bondig antwoord van de heer Teeven.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De heer Teeven heeft mij nog nooit in tranen gezien. Dat wilde ik ook zo houden. Uiteindelijk moet hij gewoon erkennen dat hij heeft zitten slapen. Het gaat helemaal niet om getallen. Hij zegt dat deze maatregel geen wettelijke basis heeft. Dat is correct. Die heeft de maatregel nooit gehad, in 2007 niet en in 2008 ook niet. De heer Teeven heeft zitten slapen. Hij heeft dat niet aan de orde gesteld. Dat kan hij toch gewoon erkennen?

De heer Teeven (VVD):

Niet ik heb zitten slapen, maar mevrouw Van Velzen. Wij zijn gewoon met z'n tweeën bedonderd. Mevrouw Van Velzen wil het alleen niet zien.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Als wij een debat met een bewindspersoon voeren, verwachten wij op z'n minst dat wij volledig worden geïnformeerd. Dat is toch een redelijk verlangen, lijkt me. Maar de staatssecretaris heeft in het spoeddebat over het sluiten van gevangenissen met geen woord gerept over het feit dat er cellen leegstaan omdat zij liever personen die van een rechter een gevangenisstraf hebben gekregen, lekker thuis laat zitten met een enkelbandje om. Waarom heeft de staatssecretaris ons in dat debat niet volledig ingelicht? Het gaat gewoon niet aan dat de staatssecretaris, wier hobby kennelijk het zo veel mogelijk opheffen van gevangenisstraf is, vooruitlopend op de behandeling van een wetsontwerp, waarin het elektronisch enkelbandje als hoofdstraf moet worden voorgesteld, nu maar alvast een tijdelijke noodmaatregel misbruikt om zo veel mogelijk de uitspraken van rechters te omzeilen. Ik doel op de tijdelijke noodmaatregel van het elektronische enkelbandje. Dit bandje was immers ingevoerd omdat er een cellentekort was en geen overschot, dat we nu blijken te hebben. Het is schandalig dat nu er een cellenoverschot bestaat, de staatssecretaris de strekking van de wet gewoon omzeilt, rechterlijke uitspraken negeert en tot gevangenisstraf veroordeelden lekker thuis laat zitten. Ik krijg hiervan een vieze smaak in de mond. Ik vraag de staatssecretaris om hiermee onmiddellijk op te houden, de elektronische enkelbandjes onmiddellijk weg te gooien en al die gasten die nu thuis in plaats van in de gevangenis zitten nog morgen door de politie te laten ophalen en daar te laten brengen waar ze volgens de rechter thuishoren: in een gevangenis. Is de staatssecretaris bereid om die noodmaatregel nu te verscheuren? Van een cellentekort is immers in de verste verte geen sprake.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik vind de woorden van de woordvoerder van de Partij voor de Vrijheid groot. Hij zegt dat de Kamer fout geïnformeerd is. Ik zeg met mevrouw Van Velzen dat de heer De Roon heeft zitten slapen. We hebben dit namelijk besproken bij de begrotingsbehandeling. Het heeft ook in de jaarberichten gestaan. Het is al jaren bekend. Het was alleen de heer De Roon niet bekend. Tijdens het debat over de cellen heeft de heer De Roon het niet aan de orde gesteld, terwijl hij het had kunnen weten. En nu beschuldigt de heer De Roon de staatssecretaris van het onjuist informeren van de Kamer. Ik vind dit forse woorden. Ik vraag me ook af waarom de heer De Roon er nu over begint, terwijl dit al jarenlang bekend was. Ik weet dat de heer De Roon wil dat mensen heel lang worden opgesloten, of het nou effectief is of niet, of mensen daardoor nou in recidive vervallen of niet. Maar dan moet de heer De Roon dat zeggen. Dan moet hij zeggen dat het hem niet uitmaakt of het werkt. Hij moet niet zeggen dat de Kamer verkeerd is geïnformeerd. Hij heeft gewoon zelf zitten slapen en heeft zichzelf niet goed geïnformeerd.

De heer De Roon (PVV):

Mij worden dingen in de mond gelegd die ik helemaal niet heb gezegd. Ik zou bijvoorbeeld zo graag willen dat alle mensen zo veel mogelijk en zo lang mogelijk worden opgesloten. Dat is helemaal geen standpunt van de PVV. Hoe lang mensen moeten worden opgesloten als zij een misdrijf hebben gepleegd, is aan de rechter. Uiteraard hebben wij daar onze ideeën over. Daarvoor heb ik een initiatiefwet voor minimumstraffen ingediend. Daarover kunnen we in de toekomst debatteren. Maar mevrouw Bouwmeester moet hier niet aankomen met het verhaal dat ik grote woorden gebruik en zeg dat mensen zo lang mogelijk moeten worden opgesloten. Het debat hierover gaan we nog voeren.

Waarom wordt hier nu over gesproken? Omdat de heer Teeven een spoeddebat heeft aangevraagd. Ik vind dat er best reden is om hierover met deze staatssecretaris te debatteren. Ze heeft ons namelijk in het debat waaraan ik zojuist refereerde, over het sluiten van de gevangenissen, er niet op gewezen dat het cellenoverschot deels bestaat doordat tot op de dag van vandaag mensen door de staatssecretaris naar huis worden gestuurd met een enkelbandje om, in plaats van dat de mensen daar zitten waar ze behoren te zitten volgens de wet en de rechter. Ik vind dit onaanvaardbaar. Ik vind dat er alle reden was – de heer Teeven heeft helemaal gelijk – om daarover nu met deze staatssecretaris te debatteren.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Het was allang bekend. De heer De Roon had het allang kunnen weten. Hij had het in het vorige debat naar voren kunnen brengen. Ik constateer dat de heer De Roon zelf heeft zitten slapen.

In het vorige debat heeft de heer De Roon nog gezegd dat zelfs fietsendieven vier maanden lang moeten worden opgesloten, en daarna nog eens vier maanden. De heer De Roon heeft dus wel degelijk duidelijk gemaakt dat hij de partij vertegenwoordigt die de mensen zo lang mogelijk wil opsluiten, waaraan ik toevoeg: ongeacht of dit effectief is of niet en of het bijdraagt aan een beter Nederland. Daarom vraag ik wat de heer De Roon wil. Wil hij een veilig Nederland, waarin mensen niet recidiveren of is het hoogste doel van de Partij voor de Vrijheid mensen op te sluiten?

De heer De Roon (PVV):

Het hoogste doel van de Partij voor de Vrijheid is dat er geen misdrijven worden gepleegd en dat recidivisten lang worden opgesloten. Mevrouw Bouwmeester heeft het zo graag over fietsendiefstal. Ik heb inderdaad gezegd dat het helemaal niet verkeerd zou zijn als recidiverende fietsendieven vier maanden worden opgesloten om het eens af te leren. Maar dat is nog lang niet de maximumstraf die kan worden opgelegd voor diefstal met braak, waarvan sprake is bij fietsendiefstal. Het maximum is namelijk zes jaar gevangenisstraf.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Een veiliger Nederland, dat is wat wij allemaal willen. Als mensen dingen hebben gedaan die niet mogen, gaat het erom dat zij worden gestraft, met als doel dat zij het niet nogmaals doen en dat wij een veiliger Nederland krijgen. Het gaat de PvdA erom dat we mensen straffen op maat en wel zo dat het effect heeft, namelijk het effect dat zij het niet nog een keer doen. Het vullen van cellen is absoluut geen doel op zich. Het klinkt lekker stoer, maar het heeft niet altijd het juiste effect. En daar gaat het om: mensen moeten het niet nog een keer doen. Als we dat kunnen bereiken door elektronische detentie thuis met de enkelband, de zogenaamde "justitierolex", als dat werkt, als dat bijdraagt aan een beter Nederland, dan moeten wij daarvoor openstaan en niet zwichten voor makkelijke woorden als "hard, lang en veel straffen". Die dragen namelijk niet altijd bij aan een veiliger Nederland.

Ik heb nog wel een paar vragen hierover aan de staatssecretaris.

De heer De Roon (PVV):

Wie heeft er gezegd dat het vullen van cellen een doel op zich is? Dat heeft toch helemaal niemand ooit betoogd hier?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

In het vorige debat over celcapaciteit is een aantal keer aan de orde geweest dat we mensen lang en hard moeten straffen en dat we hen vooral in de cel moeten stoppen. Toen heeft de PvdA gezegd – ik herhaal het – dat het vullen van cellen geen doel op zich is. Het gaat om effectief straffen, het gaat erom wat bijdraagt aan een veiliger Nederland. Wij gaan daarvoor, wel uiteraard onder strikte voorwaarden en daarover heb ik enkele vragen aan de staatssecretaris.

De heer De Roon (PVV):

Dan concludeer ik maar dat het verhaal van mevrouw Bouwmeester over hoe het vullen van cellen een doel op zich is, gewoon een slag in de lucht is. Niemand heeft dat hier namelijk bepleit.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

In vorige debatten heeft de Partij voor de Vrijheid gezegd dat je voor het minste of geringste vooral de cel in moet. Dat maakt dat ik hier zeg dat u dát tot doel verheft en niet het veiliger maken van Nederland.

De heer Teeven (VVD):

Waar vindt mevrouw Bouwmeester eigenlijk dat de staatssecretaris haar bevoegdheid vandaan haalt om iemand een brief te sturen dat hij in plaats van drie maanden gevangenisstraf negentig dagen op de bank mag zitten en naar de televisie kan kijken? Waar haalt de staatssecretaris op dit moment de bevoegdheid vandaan volgens de PvdA?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

De heer Teeven praat wel heel erg makkelijk over thuisdetentie. Het zou een beetje een feestje zijn, biertje op de bank, tralala, lang leve de lol. Zo wordt het echter niet ervaren en dat is het effect ook niet. Hij zet het weg als een karikatuur, maar het is niet de werkelijkheid. Het klinkt gemakkelijk, maar het zijn niet de feiten. Uiteraard heb ik hier wel een aantal vragen over, die ik zo meteen aan de staatssecretaris zal stellen. Inderdaad, mijn eerste vraag aan haar is ook onder welke bevoegdheid het gebeurt en wat de rol is van de rechter. Ik zal die vraag zo meteen aan de staatssecretaris stellen.

De heer Teeven (VVD):

Mevrouw Bouwmeester is de woordvoerder Justitie van de PvdA-fractie. Zij spreekt hier grote woorden tegen andere woordvoerders. Ik heb een heel simpele vraag. Wat is de bevoegdheid van de staatssecretaris om te doen waarvan mevrouw Bouwmeester vindt dat het Nederland veiliger maakt? Ik heb het nog niet eens over het effect, laten we het daar vanavond maar niet over hebben. Waar haalt de staatssecretaris nou toch de bevoegdheid vandaan om op de stoel van de rechter te gaan zitten, de rechter die heeft gezegd dat iemand drie maanden naar de gevangenis moet? Kan mevrouw Bouwmeester mij vertellen waar die bevoegdheid vandaan komt?

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Wat ik zo leuk vind aan debatteren met de heer Teeven is dat het mij extra spreektijd geeft en ik vier keer kan herhalen wat ik eerder heb gezegd. Tegelijkertijd kan hij dat ook. Ik zei zojuist al dat ik de staatssecretaris een vraag ga stellen over de bevoegdheid. De vraag van de heer Teeven is dus ook mijn vraag. Ik heb deze vraag zojuist gesteld en zal hem zo meteen nog een keer herhalen zodat ik hem drie keer heb gesteld. Dan weet ook de heer Teeven dat hij en ik dezelfde vraag hebben.

De heer Teeven zegt ook wel heel gemakkelijk dat we het maar niet over het effect moeten hebben, dat dat nog wel komt. Dat effect lijkt mij echter bijzonder belangrijk. Natuurlijk moet je de bevoegdheid hebben. Daar is uiteindelijk een straf op gebaseerd; we leven wel in een rechtstaat. Maar het effect dat het heeft, is minstens zo belangrijk. We kunnen hier stoere woorden blijven schreeuwen, maar het gaat wel om een veiliger Nederland. Wat is nou het effect van wat wij doen?

Dan kom ik nu op mijn vragen aan de staatssecretaris. Welke doelgroep komt er precies in aanmerking voor elektronische thuisdetentie? Onder welke voorwaarden gebeurt dit? Wat is precies het positieve effect van elektronische thuisdetentie op het verminderen van recidive? Als dat effect zo positief is, is de staatssecretaris dan van mening dat elektronische thuisdetentie uitgebreid moet worden? Ik wijs op een heel aparte doelgroep, de alleenstaande moeders. Zou voor die groep elektronische thuisdetentie moeten worden toegepast? En tot slot: wat is de rol van de rechter en op welke wettelijke basis wordt deze straf toegepast? Mocht die basis er niet zijn, is de staatssecretaris dan bereid een en ander op korte termijn te wijzigen en daarbij mee te nemen welke andere groepen eventueel in aanmerking komen voor elektronische thuisdetentie?

De heer Jager (CDA):

Voorzitter. Vanavond spreken wij naar aanleiding van berichten in de uitzending van NOVA van afgelopen vrijdag over elektronische detentie. Het gaat daarbij om mensen die onvoorwaardelijk zijn veroordeeld tot een straftijd van maximaal drie maanden. Elektronische detentie, detentie thuis met behulp van een elektronische enkelband voor de veroordeelde, is in 2005 als noodmaatregel ingesteld in verband met het toenmalige cellentekort. Inmiddels is echter sprake van een behoorlijk cellenoverschot, althans volgens het masterplan. Dat is niet met elkaar te rijmen. De CDA-fractie heeft daarom een aantal opmerkingen.

Elektronische detentie mag geen vervanging zijn van de straf waarvan de rechter heeft bepaald dat deze in een gevangenis moet worden ondergaan. Elektronische detentie was destijds een noodmaatregel, in 2005 ingevoerd in verband met het nijpende cellentekort. Inmiddels is sprake van een ruim cellenoverschot, zoals ik al eerder zei. De noodmaatregel is voor de CDA-fractie dan ook niet meer aan de orde en kan worden beëindigd. Waarom is de staatssecretaris niet zelf met dat voorstel gekomen, bijvoorbeeld in het licht van het Masterplan gevangeniswezen?

De CDA-fractie kan zich wel iets voorstellen bij elektronische detentie als bijzondere voorwaarde of bij elektronisch toezicht in de laatste fase van de gevangenisstraf of erna. Dan moeten wij dat een wettelijke basis geven. Dat past ook in een geleidelijke overgang en terugkeer naar de samenleving. Dat is echter wat anders dan elektronische detentie als alternatief voor gevangenisstraf zonder dat sprake is van een cellentekort.

Wij hebben ten slotte nog een aantal specifieke vragen. Wie beslist om een gevangenisstraf om te zetten in elektronische detentie? Kan het Openbaar Ministerie dit eigenstandig beslissen zonder dat de rechter hiervan op de hoogte is? Voor de CDA-fractie is elektronische detentie niet aan de orde als door de rechter een onvoorwaardelijke straftijd van maximaal drie maanden wordt uitgesproken. Zijn er volgens de staatssecretaris uitzonderlijke situaties waarin elektronische detentie voor de betrokkene een zwaardere en effectievere straf is dan de gevangenisstraf sec? In het jaaroverzicht van het ministerie van Justitie wordt aangegeven dat sprake is van 142 veroordeelden die via elektronische detentie invulling mogen geven aan hun straf. NOVA spreekt over meer dan tweeduizend mensen. Om hoeveel mensen gaat het daadwerkelijk? Gaat het dan steeds om gevallen waarbij elektronische detentie is opgelegd als alternatief voor gevangenisstraf?

De heer Teeven (VVD):

Ik heb het even opgezocht. De minister van Justitie heeft in 2007 ook wat uitspraken gedaan over deze vorm van straf. Het was de bedoeling dat de elektronische detentie een hoofdstraf werd. Professor Kelk, niet meteen een wetenschapper die iedereen wil opsluiten, iemand die best naar de samenleving kijkt, heeft gezegd: daaraan moet je nooit beginnen, een doe-het-zelfstraf is nooit de bedoeling geweest van de wetgever. Het is altijd de bedoeling geweest dat straffen in een inrichting worden ondergaan en dat je kunt uitfaseren met elektronisch toezicht in de laatste fase van de detentie. Het is terecht dat de heer Jager dat zegt. Er mogen echter nooit kortlopende gevangenisstraffen zonder gedragsbeïnvloeding en zonder enige bijkomende maatregel thuis worden uitgezeten. Volgens mij vond de fractie van de heer Jager dit in 2007 ook en heeft zij zich daarachter gesteld. Vindt de heer Jager nog steeds dat het kan wat de staatssecretaris nu doet, zonder wettelijke basis?

De heer Jager (CDA):

Ik heb al gezegd dat ik daarbij de nodige vraagtekens zet en dat op dit moment de grondslag daarvoor ontbreekt. Wij hebben die noodmaatregel genomen als noodvoorziening. De heer Teeven heeft dit zojuist in de interruptie bij mevrouw Bouwmeester gezegd en heeft aangegeven waarom wij dit toen hebben gedaan. Nu blijkt achteraf dat deze situatie in 2007 al voorbij was, hoewel ik daarbij wat gematigder moet zijn. Wij hadden in 2007 ook te maken met de brandveiligheidseisen waaraan de gevangenissen moesten voldoen. Toen hebben wij gezegd: laten wij de nu leegstaande cellen daarvoor benutten, dan kunnen wij die maatregel nog voortzetten. Dat is toen de achterliggende gedachte geweest. Nu echter blijkt uit het masterplan overduidelijk dat wij te maken hebben met een groot cellenoverschot. Dan moet je je afvragen of wij deze maatregel moeten voortzetten. Hij is tijdelijk verlengd tot 1 januari 2010, maar aangezien al eerder is gebleken dat geen sprake meer is van die noodsituatie, is het onze opvatting dat je hem nu kunt beëindigen.

De heer Teeven (VVD):

Ik vind dat de staatssecretaris de Kamer niet helemaal toppie-toppie heeft geïnformeerd, zelfs een beetje mistig, gezien de cijfers over 2007 en 2008 in het jaarbericht van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Je kunt op zijn minst de indruk krijgen dat dit op de peildatum van 30 september van elk jaar een overzicht geeft van de totale populatie die thuiszit met elektronisch toezicht. Dat was blijkbaar bij de fractie van de heer Jager ook het geval. Andere fracties zeggen dat iedereen heeft zitten slapen, maar die weten zelf niet eens op welke bevoegdheid dit is gebaseerd. Wat is de mening van de CDA-fractie over de wijze van voorlichting door de staatssecretaris?

De heer Jager (CDA):

Daar wil ik op dit moment nog niets over zeggen. Als de heer Teeven mij dat in tweede termijn vraagt, kan ik daar wellicht een beter oordeel over vellen. Ik vraag aan de staatssecretaris hoe het valt te rijmen dat er sprake is van 142 gevallen, terwijl in de uitzending van NOVA duidelijk bleek dat het om ruim 2000 gevallen gaat. Er zit een redelijke discrepantie tussen die twee aantallen. Daarover wil nu graag duidelijkheid. Ik zal dus nog niets zeggen over de juistheid van de informatie en over het punt waar die informatie op gebaseerd is. Die toelichting hoor ik graag van de staatssecretaris.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik heb twee vragen aan de heer Jager. Het is mij niet helemaal duidelijk wat de CDA-fractie wil. Wil zij dat er een wettelijke grondslag komt voor elektronische detentie met de enkelband of de justitierolex? Of zegt de CDA-fractie dat de mensen per definitie gewoon de cel in moeten? Zegt de CDA-fractie: het maakt niet uit of er een wettelijke grondslag komt of niet, wij kappen meteen met die maatregel?

De heer Jager (CDA):

Momenteel heeft de rechter de mogelijkheid om elektronisch toezicht op te leggen, geen elektronische detentie. Op dit moment worden gevangenisstraffen vervangen door een vorm van elektronische detentie, maar wij kennen dat begrip nog niet in onze wetgeving. Op 1 juli zullen wij daar nader over discussiëren en in debat met de staatssecretaris gaan over de modernisering van het gevangeniswezen. In het kader van die modernisering zien wij een aantal maatregelen waarin de resocialisering nadrukkelijk de aandacht krijgt, waarbij mensen zowel in hun straftijd als daarna worden begeleid. Ik zou dit veel meer in die samenhang willen plaatsen, waarin wij bekijken hoe wij mensen het beste kunnen terugbrengen in de samenleving. Op dit moment ben ik er nog niet van overtuigd dat elektronische detentie daarbij een oplossing is, maar ik laat mij graag overtuigen, bijvoorbeeld als uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de kans op recidive daardoor een stuk minder wordt. Wij weten allemaal dat van de mensen die voor de eerste keer worden veroordeeld voor een bepaald feit, 80% niet terugkeert als crimineel. Als van de resterende 20% uiteindelijk 80% niet zal recidiveren dankzij het elektronisch toezicht of een elektronische detentiemaatregel, ben ik bereid mij te laten overtuigen en daar nog eens met de staatssecretaris over te debatteren. Dan moet er echter wel sprake zijn van een wezenlijk verschil met de andere situatie.

De voorstellen in het masterplan wijzen erop dat wij de mensen samen met het personeel van het gevangeniswezen, waarin ik het volste vertrouwen heb, kunnen toeleiden naar een gezonde samenleving, als het personeel daarvoor de mogelijkheid en de ruimte krijgt van de staatssecretaris en de Kamer. Ik kies liever voor die weg, met een actieve begeleiding, dan voor de andere weg, met een passieve begeleiding, omdat mensen thuiszitten. Die afweging maak ik echter op het moment dat wij daarover het debat met de staatssecretaris voeren.

De voorzitter:

De heer Jager merkte terecht op dat de Kamer op 1 juli aanstaande nog uitgebreid over dit onderwerp zal spreken. Ik verzoek u de interrupties dus kort en bondig te houden.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Ik begrijp dat de CDA-fractie zegt dat er een wettelijke grondslag moet komen en dat de mensen geresocialiseerd moeten worden om recidive te voorkomen. Daar is de PvdA-fractie het helemaal mee eens. De CDA-fractie wijst dus niet per definitie de elektronische detentie af. Klopt dat?

De heer Jager (CDA):

In de huidige omstandigheden wijs ik de elektronische detentie af. Ik vind dat wij de maatregel die wij indertijd hebben genomen, en die op dat moment terecht was, nu moeten beëindigen omdat er geen grondslag meer is voor die maatregel. Die maatregel was immers gebaseerd op het cellentekort. Ik sluit niet uit dat wij in andere omstandigheden mogelijk wel iets dergelijks zouden kunnen doen. Daartoe wacht ik graag het wetsvoorstel af. Het kan echter nog wel een jaar duren voordat het wetsvoorstel er is. Daar hebben wij het misschien ook over op 1 juli en wellicht daarna ook nog in het kader van het wetsvoorstel dat voorligt over de terugdringing van de taakstraffen. Laten wij dan de discussie daarover voeren en kijken naar de effectiviteit. Het zal ook afhangen van de wettekst die aan ons wordt voorgelegd of het zinvol is om het daarover te hebben of niet. Ik sluit echter niets op voorhand uit.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Er zijn rechters in ons land die mensen veroordelen tot onvoorwaardelijke celstraffen en er zijn ambtenaren die besluiten dat die celstraffen helemaal niet uitgezeten hoeven te worden, maar dat de mensen gewoon thuis kunnen zitten. De rechters weten daar vaak helemaal niets van en zijn daar ontevreden over. Dat is toch wel de wereld op zijn kop, want wie is er nu eigenlijk de baas in dit proces? Is dat de rechter of de ambtenaar? Wat de SP betreft moet dat de rechter zijn. De rechter moet besluiten wie in een cel moet zitten en wie met een enkelbandje mag rondlopen. Dat is niet aan een ambtenaar. De positie van de rechter moet snel worden geregeld en wettelijk worden vastgelegd. Staatssecretaris, waar blijft die wet? Waarom moeten wij zo lang wachten? De staatssecretaris wil zelf dat die wet er komt, zij heeft zelfs al een conceptwet naar de Kamer gestuurd. Daarna gebeurde er niets meer.

De SP-fractie vindt het niet verkeerd dat bepaalde mensen met een enkelband rondlopen. Wij vinden niet dat cellen koste wat kost gevuld moeten worden, ook niet wanneer er cellen over zijn. Wij hebben wel veel vragen over de huidige praktijk. De SP vindt dat thuisdetentie gelijkwaardig moet zijn aan celstraf. Dat betekent dus geen drugs, geen drank, maar wel veel toezicht en veel controle, begeleiding en gedragsverandering. De circulaire waarover wij het vandaag hebben, geldt overigens al vanaf 2003. Toen is die praktijk begonnen. Ik lees in de circulaire dat mensen in thuisdetentie geen drugs mogen gebruiken. Dat is perfect. Maar ik lees niets over alcohol. Het verhaal over het biertje van de heer Teeven zou best eens waar kunnen zijn. Waarom staat er niets in de circulaire over drankgebruik? Mag een thuisgedetineerde van deze staatssecretaris gewoon aan de zuip? Waarom verbiedt zij het pas wanneer de wet er komt en waarom staat er niets over in de circulaire?

Thuisdetentie was een noodmaatregel met cellentekort als een duidelijke grondslag. Nu is het een kale straf. Er wordt geen dagprogramma of behandeling geboden en dat is niet goed. Deze criminelen worden toch niet plotseling lieverdjes doordat zij een paar weken of maanden aan de keukentafel doorbrengen? Deze mensen hebben begeleiding nodig. Zij moeten op het rechte pad komen. Ik ben er niet van overtuigd dat mensen van thuiszitten op het rechte pad belanden. Moeten wij deze mensen niet een programma bieden? Waarom schakelen wij de reclassering niet in voor mensen die met een enkelbandje thuiszitten?

Is de controle wel een reële controle? Hoe vaak worden mensen gecontroleerd en wat is de consequentie als zij worden betrapt op het drinken van een biertje? Ik noem maar een voorbeeld. Hoeveel mensen zitten er eigenlijk in thuisdetentie? Ik moet met de sprekers voor mij erkennen dat het mistig begint te worden over wie het eigenlijk gaat.

De belangrijkste vraag voor de SP is de vraag of het werkt. Is dit een effectieve maatregel? Werkt thuisdetentie? Blijven mensen na deze detentie op het rechte pad? Dat is mij eerlijk gezegd volstrekt onduidelijk. Ik vraag de staatssecretaris of er onderzoek is gedaan naar recidivisten na een thuisdetentie. Wij hebben resultaten gekregen over het verloop van de detentie zelf, maar ik ben eigenlijk alleen geïnteresseerd in het effect ervan. Ik weet dat het goedkoper is, maar heeft het daadwerkelijk effect op de veiligheid van de samenleving? Dat is immers het doel waar wij allen naar streven.

Ik wil van de staatssecretaris de toezegging dat wij alle resultaten die haar bekend zijn en ons niet, zo snel mogelijk krijgen. Overtuig ons maar dat dit een goede maatregel is!

De SP wil geen cellen vullen om cellen te vullen. Wij willen wel garanties dat thuisdetentie een effectieve maatregel is. Vooralsnog constateer ik dat er een beleid is ontstaan dat is gebaseerd op circulaires. Circulaires zijn een effectieve manier om beleid te voeren zonder daarbij de Kamer te betrekken. Daarvan ben ik geen voorstander. Die wet moet er zo snel mogelijk komen.

Toch moeten wij deze maatregel niet nu de nek omdraaien. Deze staatssecretaris heeft veel uit te leggen over de praktijk en effectiviteit van deze maatregel. Zij mag ons overtuigen.

De heer Teeven (VVD):

Ik hoor veel commentaar van de SP-fractie. Dat is terecht commentaar, daarover zijn wij het niet oneens. Maar heeft de SP niet een beetje zitten slapen?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Die vraag was te verwachten. Ik wist alleen niet of deze beleidsmaatregel was geëvalueerd. Ik ben er erg van geschrokken dat wij deze maatregel al jaren uitvoeren zonder dat wij hebben gekeken naar de effecten, althans niet op een manier waarop de Kamer mocht mee kijken. Op dat punt heb ik zeker zitten slapen, maar dat kunnen wij hier rechtzetten. Ik heb de staatssecretaris uitgenodigd om de Kamer van tevoren middels een brief te overtuigen. Dat heeft zij niet gedaan. Dan wordt het mij bang te moede, want blijkbaar zijn die resultaten niet bekend.

De heer Teeven (VVD):

Ik dacht dat ik vorige week vrijdagavond al zou worden overtuigd. Ik heb naar de staatssecretaris gekeken in de uitzending van NOVA en dacht dat zij een klip-en-klaar antwoord had op de problemen die NOVA aankaartte. Eigenlijk stond zij een beetje met de mond vol gebit, er kwam niet zo veel uit. Er kwam ook geen brief. Het is gewoon kale elektronische detentie, zonder al die maatregelen die de fractie van mevrouw Van Velzen er altijd graag bij heeft. Vindt zij dat daarmee in ieder geval niet moet worden doorgegaan? Is zij dat eens met de andere sprekers, met uitzondering van mevrouw Bouwmeester, want die vindt altijd alles goed?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ja, voorzitter, dat ben ik met de heer Teeven eens. Het is niet handig om mensen thuis te zetten met alleen een enkelbandje om. Het enkelbandje zorgt niet voor gedragsverandering. Een enkelbandje is niet prettig, het is absoluut geen feestje. Ik heb mensen gesproken die met die enkelbandjes rondlopen. Dat is echt niet fijn. Uiteindelijk willen wij deze mensen op het rechte pad krijgen. Daar gaat het om. Ik denk dat wij daar de reclassering moeten neerzetten. Mensen die één of twee weken met zo'n enkelbandje zitten, kun je geen heel programma aanbieden. Daar heb je de tijd niet voor. Als ik de conceptwet zie die de voorganger van deze staatssecretaris ons gestuurd heeft, wordt die periode zelfs uitgebreid. Er wordt niet over drie maar over vier maanden gesproken. Dat is een aardige periode om mensen stevige begeleiding te bieden en om te zien of zij door de mand vallen. Er zijn natuurlijk mensen die helemaal niet meewerken. Die kunnen in die tussenperiode weer netjes terug naar de gevangenis. Dat lijkt mij helemaal geen probleem.

De vergadering wordt van 22.30 uur tot 22.35 uur geschorst.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor alle vragen die zijn gesteld. Ik kan mij de vele vragen en vraagtekens aan de ene kant goed voorstellen, maar aan de andere kant mocht ik er terecht van uitgaan dat de Kamer voldoende op de hoogte was van het feit dat de pilot die is gestart in 2005 inderdaad wordt voortgezet. Ik denk dat ik daarvan uit mocht gaan, omdat deze informatie op meerdere momenten met de Kamer is gedeeld. Nadat de pilot is gestart – om maar meteen het allerbelangrijkste punt te noemen – is de Inspectie voor de Sanctietoepassing in 2007 een themaonderzoek gestart naar de tenuitvoerlegging van de elektronische detentie. De inspectie is met de conclusie gekomen dat het een waardevolle aanvulling, een waardevol alternatief is voor de kortdurende gevangenisstraf. Zij komt onder andere tot die conclusie omdat in 93% van alle gevallen de elektronische detentie succesvol is afgerond en omdat de recidive tijdens de elektronische detentie beperkt is gebleven tot ongeveer 7%. Dat is behoorlijk laag.

De heer Jager (CDA):

U sprak over een recidive tijdens de elektronische detentie van 7%. Heb ik het woord "tijdens" goed verstaan? Dat betekent namelijk dat men crimineel gedrag vertoont tijdens de detentie.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat is maar 7%.

De heer Jager (CDA):

Maar dat is tijdens de detentie.

Staatssecretaris Albayrak:

De effecten op de langere termijn voor het op het rechte pad blijven, zijn op dit moment nog niet te geven. De recidivemeting middels de WODC-monitor kunnen wij pas veel later in beeld brengen.

De belangrijkste vraag die is gesteld, is misschien wel: toen de staatssecretaris haar plannen aan de Kamer stuurde over het Masterplan Detentiecapaciteit en het aantal cellen dat wordt gesloten, heeft zij toen het voortzetten van de pilot elektronische detentie daar wel voldoende bij betrokken en had zij de Kamer daar niet over moeten inlichten? Wij hebben nadrukkelijk naar alle vormen van tenuitvoeringlegging van straffen gekeken toen wij het masterplan maakten. Wij wilden de celbehoefte namelijk niet alleen naar aanleiding van de prognoses en het prognosemodel van de WODC in kunnen schatten, maar wij wilden ook kijken of er een tenuitvoerlegging van sancties was die tot een grotere celcapaciteit en behoefte aan celcapaciteit kon leiden. Onder andere om die reden hebben wij gezegd dat uitstaande vonnissen nu snel ten uitvoer gelegd gaan worden. Daarvoor hebben wij zo'n 500 cellen gereserveerd. Over alle andere maatregelen van het masterplan zullen wij op 1 juli met de Kamer spreken.

Wij hebben gekeken naar de elektronische detentie en hebben gekeken of wij, met de realiteit van het cellenoverschot, van deze pilot af zouden moeten. Wij hebben toen met het rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing in de hand, gezegd dat de pilot die weliswaar is begonnen ten tijde van een cellentekort, nog andere effecten had die een voordeel opleveren als het gaat om een alternatief voor de kortdurende gevangenisstraf. Wij hebben het dan bijvoorbeeld over het voorkomen van detentieschade. Als je het zorgvuldig geselecteerd toepast, de doelgroep goed in beeld brengt en de tenuitvoerlegging en ook het toezicht op de elektronische detentie consequent regelt, heeft het een toegevoegde waarde vanuit het oogpunt van resocialisatie. Ouders kunnen dan bijvoorbeeld de zorg voor hun kinderen voortzetten tijdens hun verblijf thuis met elektronische detentie, maar ook zal men zijn baan niet verliezen. Dat zijn allemaal elementen die voor een bepaalde doelgroep zeer bepalend zijn om op het rechte pad te komen en daarop te blijven. Wij hebben echt gekeken naar de toegevoegde waarde van elektronische detentie bovenop de sancties die we hebben, om te bezien of bij een deel ervan het kabinetsstreven van criminaliteits- en recidivereductie gediend zou zijn. Het antwoord daarop was bevestigend. Dat was niet een eigen oordeel van Justitie, maar ook het onafhankelijke oordeel van de Inspectie voor de Sanctietoepassing, die het onderzoek heeft gedaan. De inspectie heeft overigens ook een groot aantal aanbevelingen gedaan, die we allemaal hebben overgenomen en die bijna allemaal gingen over de tenuitvoerlegging, het toezicht en de voorwaarden. Het bestaan als sanctiemodaliteit werd door de inspectie echter niet in twijfel getrokken, net zo min als het nut en de uitvoerbaarheid.

De pilot is opgezet voor zogenaamde zelfmelders met een vrijheidsstraf van niet meer dan 90 dagen. Dat is de absolute beperking. De pilot loopt nog steeds en daarvan is de Kamer regelmatig op de hoogte gesteld. Gedurende de detentie wordt er door middel van een enkelband op toegezien dat iemand het adres waarop hij de detentie uitzit niet verlaat, met uitzondering van de vooraf afgesproken tijden. Als iemand een baan heeft, mag het adres verlaten worden met het doel om arbeid te verrichten. Voor alle duidelijkheid: zelfmelders zijn personen die niet voorlopig gehecht zijn op het moment dat een aan hen opgelegde vrijheidsstraf onherroepelijk wordt. Bovendien zijn enkele categorieën uitgesloten van elektronische detentie. Het is niet overbodig om die hier nog eens te noemen. Het zijn zedendelinquenten, delinquenten die grote maatschappelijke onrust hebben veroorzaakt, mensen met een verslavingsprobleem of psychiatrische problematiek en mensen zonder een vaste woon- of verblijfplaats. Deze mensen komen niet in aanmerking.

De heer Teeven (VVD):

Ik wil een aantal zinnen teruggaan. De staatssecretaris spreekt steeds over een pilot. Tegelijkertijd spreekt ze over een noodmaatregel die in 2007 is verlengd. Vindt de staatssecretaris dat iets een pilot is als elke zelfmelder die een gevangenisstraf krijgt opgelegd van maximaal vier maanden een briefje krijgt van het Centraal Justitieel Incassobureau met de vraag of hij zijn straf thuis wil uitzitten? Vindt de staatssecretaris dat sprake is van een pilot als 90% van de zelfmelders zo'n briefje ontvangt? Vindt zij dat nog een pilot of vindt zij dat gewoon staand beleid?

Staatssecretaris Albayrak:

Het feit dat mensen de optie aanvinken, wil nog niet zeggen dat ze ervoor in aanmerking komen. Er gaat een selectie aan vooraf. Het is altijd maatwerk. Het is niet zo dat een lijstje wordt afgevinkt en dat vervolgens per definitie thuisdetentie wordt opgelegd als iemand aan de criteria voldoet. Er is altijd een persoonlijk advies over de vraag of thuisdetentie in dat geval een voordeel heeft boven de kortdurende gevangenisstraf, waarvan we weten dat die tot nu toe niet heeft bijgedragen aan het afnemen van recidive. De heer Teeven weet dat we naar alternatieven hebben gezocht voor de kortdurende gevangenisstraf en die hebben gevonden. Dat is de reden waarom we steeds meer werken met persoonsgebonden voorwaarden en met voorwaardelijke straffen. Naar de minister en ik hopen, zullen die ook door rechters worden opgelegd.

De heer Teeven (VVD):

Wij komen straks nog bij de vraag wat door rechters wordt opgelegd en waar de staatssecretaris de basis vandaan haalt. Dat gaan wij straks nog van de staatssecretaris horen. Het gaat mij echter om het volgende. De staatssecretaris stuurt elke zelfmelder een brief waarin zij schrijft dat hij gewoon 90 dagen thuis kan gaan zitten met een enkelbandje om. Dat is toch geen selectie? Dat is gewoon standaard iedereen zo'n berichtje sturen en dan degenen eruit halen die onder de uitzonderingen in de circulaire vallen. Een groot aantal mensen gaat dan gewoon het programma van elektronische thuisdetentie in. Dat is geen pilot meer; dat doet de staatssecretaris gewoon overal.

Staatssecretaris Albayrak:

Vorig jaar hebben zo'n 54.000 mensen op enig moment een gevangenisstraf opgelegd gekregen. Daarvan zijn zo'n 2000 mensen middels thuisdetentie gedetineerd geweest. Overigens zijn dat mensen die soms een gevangenisstraf van een paar dagen of een paar weken hebben opgelegd gekregen. Ik wil meteen de onduidelijkheid over de cijfers wegnemen door te zeggen dat het hierbij om zo'n 167 plekken ging; gemiddeld 167 enkelbandjes op jaarbasis. Dat zijn dus geen 2000 mensen die tegelijkertijd elektronisch gedetineerd zijn. Het zijn mensen die kort zitten. Bij elkaar opgeteld zijn er in totaal 2000 mensen die door dat systeem zijn gegaan, maar er zijn in totaal 167 plekken. Daar komt die discrepantie van.

Overigens waren in de begroting nog 200 plekken aangekondigd. In de begroting voor 2009 had men kunnen lezen dat wij hiermee doorgaan, sterker nog dat wij daarvoor plekken hebben gereserveerd. Als men hierbij optelt dat het gaat om mensen die een straf van maximaal 90 dagen mogen hebben, weet men dat het veel meer mensen zijn, in aantallen, dan de 200 plekken die wij hadden gereserveerd. Die bijstelling heeft plaatsgevonden omdat alle behoeften in het prognosemodel zijn teruggelopen. Daarom hebben wij ook de elektronische detentie teruggebracht naar het aantal plekken dat ik noemde.

De voorzitter:

De heer Teeven, de laatste maal, u hebt ook nog een tweede termijn.

De heer Teeven (VVD):

We voeren hier wel een debat. Het gaat er wel om een beetje een debat te proberen te voeren, al is het laat.

De voorzitter:

U krijgt ook het woord.

De heer Teeven (VVD):

Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris zegt dat er in 2008 meer dan 2000 mensen zijn geweest die een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd hebben gekregen van tussen 5 en 90 dagen en dat meer dan 2000 mensen zo'n bandje om hebben gekregen in 2008? Is dat juist?

Staatssecretaris Albayrak:

Dat is juist.

De heer Teeven (VVD):

Waarom vermeldt u niet gewoon in het jaarbericht dat meer dan 2000 mensen in 2008 een elektronisch bandje om hebben gekregen? Dan moet u niet over plaatsen beginnen, maar over veroordelingen en dat u meer dan 2000 keer een vonnis van de rechter bruuskeert.

Staatssecretaris Albayrak:

Dat komt omdat dit vooral in de lijstjes met capaciteit terugkomt. U weet hoe wij rapporteren over de celcapaciteit. Het aantal mensen dat door het systeem is gegaan, staat inderdaad niet in het jaarbericht. Het is eigenlijk een heel simpele rekensom. U weet dat u het aantal mensen met heel korte gevangenisstraffen moet vermenigvuldigen met het aantal plekken dat er is. Het kan nooit zo zijn dat 2000 mensen tegelijk een straf van een jaar uitzitten, middels een enkelbandje, omdat het maximum 90 dagen mag zijn.

De heer Teeven (VVD):

Even serieus, ik heb hier blz. 41 van het jaarbericht 2008 van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Onder punt 10 staat: aantal deelnemers elektronische detentie: 145. Er staat niet het aantal plaatsen, maar het aantal deelnemers. Dan moet u of niet over plaatsen beginnen of er niet het aantal deelnemers inzetten, maar aantal plaatsen. Dan moet u ons goed informeren.

Staatssecretaris Albayrak:

Daar hebt u absoluut gelijk in. Die verwarring geef ik meteen toe. Dit gaat om het aantal enkelbandjes. Dat betekent het aantal plaatsen waarbij tegelijkertijd middels een enkelbandje elektronische detentie ten uitvoer kan worden gelegd. Dat betekent dat het inderdaad gaat om het aantal plaatsen en niet om het aantal mensen dat in dat jaar middels een enkelbandje thuis heeft gezeten, daar hebt u gelijk in.

Belangrijk is om te weten dat tijdens de elektronische detentie precies dezelfde regels gelden als tijdens verblijf in een penitentiaire inrichting. Dat betekent dat het inderdaad niet is toegestaan om alcohol of drugs te gebruiken. Om erop toe te zien dat er geen drugs worden gebruikt, worden deelnemers onder andere aan een urinecontrole onderworpen. Door middel van onverwachte controlebezoeken wordt er zicht op gehouden of er wel of geen alcohol wordt gebruikt. Eerder heeft de Inspectie voor de Sanctietoepassing in het rapport dat ik al aanhaalde, geconstateerd dat er passend wordt opgetreden, indien deze voorwaarden worden overtreden. Wat gebeurt er dan? Indien de veroordeelde zich niet aan de verplichtingen houdt, wordt de vrijheidsstraf alsnog direct ten uitvoer gelegd. Uit onderzoek in het jaar 2005 blijkt ook dat elektronische detentie wordt ervaren als een zware straf, gelet op deze beperkingen.

Het overgrote deel van de mensen die middels elektronische detentie thuis hebben gezeten, zijn overigens mensen die een veroordeling wegens de Wegenverkeerswet hebben gehad dan wel vermogensmisdrijven, maar ik kom nog terug op de voorwaarden en mogelijke wijzigingen op korte termijn wat betreft de samenstelling van de doelgroep.

Mevrouw Van Velzen (SP):

In de circulaire staat niets over drank. Blijkbaar was het niet van belang om daarin aan te geven dat de gedetineerde niet aan de alcohol mag. U spreekt steeds over het rapport uit 2005. Dat is het WODC-onderzoek. Daarin staat letterlijk dat deelname aan elektronische detentie niet leidt tot meer drank- en drugsgebruik. Wat staat daar nu eigenlijk? Dat mensen niet nog meer gaan drinken en aan de drugs gaan als zij met een enkelbandje lopen? Ik wil gewoon dat er geen drank en geen drugs kunnen worden gebruikt als mensen hun straf uitzitten. Is dat nu eigenlijk goed geregeld?

Staatssecretaris Albayrak:

Het staat niet in de circulaire, maar wel in de instructie voor de DJI-mensen die het toezicht houden. Dat betreft de urinecontrole en het blaastestonderzoek dat recentelijk is doorgevoerd. Er wordt dus wel degelijk op toegezien, omdat precies dezelfde voorwaarden worden gehanteerd als in penitentiaire inrichtingen. Ik heb ook de onverwachte huisbezoeken al genoemd. De intensivering van het toezicht op alcohol- en drugsgebruik heeft plaatsgevonden na het onderzoek van de inspectie waarin dit uitdrukkelijk was opgenomen. De zin die u net aanhaalde, namelijk dat het niet leidt tot meer alcohol- of drugsgebruik, laat in elk geval zien dat er op wordt toegezien en dat er controles zijn. Zo kunt u die zin ook uitleggen, mevrouw Van Velzen.

Op 4 september 2007 is de Kamer op de hoogte gesteld van het inspectieonderzoek en de reactie van het kabinet daarop. Dat was het moment waarop wij de aankondiging deden dat er een wettelijke basis werd gezocht voor het doorgaan met deze vorm van tenuitvoerlegging van sancties. Dat stond in een brief over de aanbieding van dat rapport. Ik heb nog eens laten nagaan wat er daarna mee is gebeurd: de Kamer heeft het rapport noch de kabinetsreactie geagendeerd voor een debat. Indien het onwenselijk was geweest dat wij zouden doorgaan met elektronische detentie, was dat het moment geweest waarop de Kamer het debat had kunnen agenderen. Op dat moment was overigens ook al bekend dat er een cellenoverschot was. Jaarlijks bij de begroting wordt immers inzicht gegeven in de ontwikkeling van de celcapaciteit. De afnemende behoefte van celcapaciteit wordt jaarlijks middels de PMJ-ramingen aan de Kamer meegedeeld. Dus ook de combinatie cellenoverschot en het voortzetten van elektronische detentie was bij de Kamer zwart op wit bekend.

De heer Jager (CDA):

Wij hebben inderdaad gesproken over het cellenoverschot, met name in het kader van de brandveiligheidsmaatregelen. Toen heeft zowel de Kamer als u gezegd dat het cellenoverschot uitstekend uitkwam vanwege de voorzieningen die moesten worden getroffen in het kader van de brandveiligheid.

U sprak net over de blaastest en de urinetest. Waar is de wettelijke grondslag als een veroordeelde weigert om daaraan mee te werken? In de wegenverkeerswetgeving is geregeld dat zo'n test kan worden gevorderd en dat het verplicht is om eraan mee te werken. Waar is dat geregeld ten aanzien van degene die als gedetineerde te boek staat en onder elektronisch toezicht staat?

Staatssecretaris Albayrak:

Dat is heel simpel: dat is de Penitentiaire beginselenwet. Het betreft de tenuitvoerlegging van een straf analoog aan die in penitentiaire inrichtingen. Nu u over de wettelijke basis begint: er is gevraagd, met name door de heer Teeven, wat de wettelijke basis is voor deze pilot. Dat is de ministeriële regeling die wij hebben gemaakt in 2005. Toen wij besloten deze pilot te doen, is dat middels een ministeriële regeling geregeld. Het was overigens het mandaat van de Tweede Kamer. Daaruit haalde ik mijn bevoegdheid en basis om de pilot te starten. Vervolgens hebben wij een en ander juridisch geregeld in de vorm van een ministeriële regeling.

De heer Teeven (VVD):

Daar heeft de staatssecretaris gelijk in. In 2005 was er een cellentekort en kwam er dus een ministeriële regeling. De minister van Justitie heeft dat ook keurig opgeschreven en met de Kamer gedeeld. De Kamer heeft dat ook goedgevonden. Vervolgens was er een cellenoverschot en verlengde de staatssecretaris de regeling, even snel op een achternamiddag, in de circulaire in 2007. Zij ging er dus meer door toen er een cellenoverschot was. Maar dan is er een probleem, want de reden waarom zij dat van de Kamer mocht, was dat er een cellentekort was. Als er geen cellentekort meer is, moeten rechterlijke vonnissen gewoon worden uitgevoerd in cellen die leegstaan. Daar gaat de staatssecretaris de fout in. Zij gaat gewoon op de stoel van de rechter zitten en dat is haar volstrekt onwaardig.

Staatssecretaris Albayrak:

Mijnheer Teeven, ik wil u altijd alle gelijk van de wereld geven, maar dit wordt werkelijk een beetje flauw. Ik zeg net uitgebreid dat in dit rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing, die in 2007 een thematisch onderzoek naar elektronische detentie heeft gedaan, staat dat elektronische detentie is begonnen als maatregel ter adressering van het probleem van het cellentekort, maar later is gebleken een goed alternatief te zijn voor de gevangenisstraf van korte duur, die mensen geen goed doet en waar mensen niet beter van worden. Er staat in dat er later de voordelen van zijn ingezien qua criminaliteitsbestrijding. Dat is de conclusie. Dit rapport is naar de Kamer gestuurd met daarbij een brief van mij waarin ik stel dat dat de reden is om ermee door te gaan, ook in tijden dat de celbehoefte afnam. Die informatie hebt u meer dan eens per jaar gehad. Ik heb niet alleen gezegd dat wij ermee door zouden gaan, maar ook dat wij er een wettelijke basis aan zouden geven.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. De staatssecretaris maakt er een mooi verhaal van, maar het klopt echt niet. De staatssecretaris bericht de Kamer dat het in 2007 om een pilot met 170 deelnemers gaat, dus om een uitzonderingssituatie, omdat het een pilot is. De staatssecretaris weet ook dat er een cellentekort is, dus zij weet dat de noodtoestand van 2005 niet meer bestaat. Zij weet ook dat er geen wettelijke basis voor is, dus daarom kondigt zij die wetgeving aan. Zij zegt dat uit het rapport van de ISt blijkt dat het allemaal geweldig is, maar ik verwijs haar naar het wetenschappelijke stuk "Delict en Delinquent" uit 2007, waarin uitgebreid is gemotiveerd – dit staat ook in een groot aantal stukken waarin de minister het toegeeft; laat de staatssecretaris dat maar eens nakijken – dat huisarrest thuis geenszins bijdraagt aan gedragsbeïnvloeding. Kale elektronische detentie draagt helemaal niet bij aan gedragsbeïnvloeding. Daar stuurt de staatssecretaris altijd op, maar die draagt daar dus niets aan bij. Waarom doet de staatssecretaris dit? Waarom komt zij niet met de wetgeving die zij aankondigt?

Staatssecretaris Albayrak:

Als het artikel dat wetenschappers in 2007 hebben geschreven, u zo heeft overtuigd, waarom hebt u de brief en het rapport die ik u in september 2007 heb toegestuurd dan niet geagendeerd voor een overleg om mij terstond te vragen, daarmee te stoppen? Ik zeg u dat er een degelijk onderzoek ligt van een onafhankelijke inspectie, waar ik meer waarde aan mag hechten dan aan een artikel van ongetwijfeld zeer gerenommeerde wetenschappers. Ik zal dat met plezier lezen, maar er is onderzoek gedaan en dat geeft mij reden om hiermee door te gaan, ook nu. Het geeft mij nog meer reden om na te gaan onder welke omstandigheden en op wie wij elektronische detentie toepassen. Daar zeg ik zo iets over.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik denk dat de staatssecretaris niet moet zeggen dat er een pilot is, zoals zij aan de Kamer heeft bericht en dat zij over 170 plaatsen moet spreken, terwijl zij zegt dat er 170 deelnemers zijn. Zij zegt dat er wetgeving komt, maar die komt niet. De Kamer heeft gezegd dat zij door mocht gaan met de pilot, maar zij heeft gewoon meer dan 2000 mensen per jaar dat programma in gestuurd zonder dat er een wettelijke basis voor was. Zij bruuskeert dus gewoon vonnissen van rechters en dat moet zij niet doen. Waarom doet zij dat, vonnissen van rechters naast zich neerleggen?

Staatssecretaris Albayrak:

Ik zeg dat er een ministeriële regeling is opgesteld om aan deze pilot een basis te verlenen. Er is dus een basis. De redenen voor opname in een wet zijn u bekend, althans, die waren bij u bekend. U hebt daar nooit tegen geprotesteerd. Nu vindt u waarschijnlijk om wat voor een reden dan ook dat daar vraagtekens bij moeten worden gezet. Ik zal goed luisteren naar uw zorgen en ik zal u zo meteen zeggen hoe ik een deel van die zorgen, die ik ook heb, aan het vertalen ben in die wet.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Wij kennen het rapport van de ISt uiteraard. Daar stonden een hoop kritische punten in. Die hebt u overgenomen. Dat is hartstikke goed. Ik blijf wel zitten met de vraag wat nu de effectiviteit van deze maatregel is. U zegt dat recidiveonderzoek jaren duurt, maar u stopt nu al vier jaar mensen in dit project. U kunt nu dus toch wel zeggen wat het resultaat was van een jaar lang elektronische detentie opleggen? U kunt toch een begin geven van wat de resultaten zijn?

Staatssecretaris Albayrak:

Het inspectierapport gaat over de uitvoering van de elektronische detentie en de resultaten daarvan. Als ik zeg dat 93% succesvol is afgerond, dan bedoel ik daarmee dat de detentie was gestart, dat deze met voorwaarden plaatsvond, dat op die voorwaarden is toegezien en dat mensen de detentietijd succesvol thuis, onder de beperkingen die zijn opgelegd, hebben uitgezeten. Om iets te zeggen over de effecten, over de vraag wat dit betekent voor de herhalingscriminaliteit van deze groep, is het echt nog te vroeg, maar dit wordt meegenomen in het WODC-monitor die de recidive meet. Pin me niet vast op het exacte aantal jaren, maar doorgaans wordt ervan uitgegaan dat recidive-effecten pas na zo'n zeven jaar goed zichtbaar worden. Dan kun je pas zinnige uitspraken doen over de vraag of mensen op het rechte pad blijven of niet.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik ken die regels. Ik vind ze altijd een beetje star. Op het moment dat de maatregel waarover de staatssecretaris het nu heeft, en waaraan best positieve kanten zitten, politiek onder vuur ligt, moet zij met de eerste resultaten kunnen komen. Als je de dossiers doorlicht, kun je toch zien of mensen uit de groep die detentie heeft gehad – zij zijn met naam en toenaam bekend, want zij hebben een strafblad – opnieuw tegen de lamp zijn gelopen? Zo kun je de eerste resultaten geven, zij het met allerlei ondertiteltjes zoals "dit is nog niet het wetenschappelijke onderzoek" en dergelijke. Is de staatssecretaris bereid om deze resultaten aan te leveren?

Staatssecretaris Albayrak:

Als dat te meten is en met de beperkingen die mevrouw Van Velzen zelf noemt, zal ik die informatie natuurlijk graag geven. Wij zullen wel een paar indicatoren moeten zoeken en moeten vaststellen waarop wij zoeken en wat wij gaan vergelijken met welke groep.

Voorzitter. Het is mijn streven om het wetsvoorstel inzake thuisdetentie dit jaar nog aan de Tweede Kamer aan te bieden. De leden hebben gevraagd waarom dit allemaal zo lang duurt. De reden is dat wij aanvankelijk de thuisdetentie als hoofdstraf wilden opnemen. Ik ben daarop teruggekomen. Ik vind dat het een sanctiemodaliteit moet blijven voor de zelfmelders. Dat betekent dat wij deze modaliteit, nadat door de rechter een onvoorwaardelijke straf is opgelegd, als mogelijkheid willen behouden in gevallen waarin middels individuele adviezen wordt gezegd dat er detentieschade gaat ontstaan, bijvoorbeeld voor het gezin of de kinderen. Als voor de betrokken persoon thuisdetentie mogelijk is en een beter alternatief vormt dan de kortdurende gevangenisstraf, zullen wij daarmee doorgaan.

Ik zeg uitdrukkelijk dat het een alternatief is voor een door de rechter opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat is iets anders dan het elektronisch toezicht. Voor mij persoonlijk is de meest wenselijke situatie dat wij op termijn de elektronische detentie overbodig maken. Middels alles wat wij in de planning hebben – ik noem de voorwaardelijke sancties en de persoonsgebonden voorwaarden – krijgen de rechters zo veel meer mogelijkheden om een alternatief voor de korte gevangenisstraf in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met persoonsgerichte voorwaarden op te leggen, dat rechters dit veel meer zullen doen. Naarmate de effecten op de recidive van die alternatieven voor de korte gevangenisstraf zichtbaar worden, zal het op termijn niet meer nodig zijn om elektronische detentie als modaliteit toe te passen. Zo ver zijn wij echter nog niet.

Zoals men weet, zijn wij ook bezig met een wetsvoorstel inzake voorwaardelijke sancties, maar daarvan denken wij dat het op zijn vroegst in 2011 in werking zal treden. Ik denk dat wij er tot die tijd goed aan doen, zeg ik tot de heer Jager, om parallel, nadat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd, nog een wegingsmogelijkheid te houden waarbij wordt bekeken of de tenuitvoerlegging via de elektronische detentie een geschiktere tenuitvoerlegging is met het oog op het voorkomen van herhalingscriminaliteit. Wat begonnen is als een noodmaatregel, is allang niet meer een noodmaatregel, zeg ik mede in de richting van de heer Teeven. Het heeft een toegevoegde waarde op het totaal aan instrumenten waarover wij beschikken. Om die reden, en omdat dit zo goed past in het langetermijnperspectief dat de minister van Justitie en ik hebben als het gaat om de voorwaardelijke sancties, zou ik hiermee graag verdergaan.

De heer Jager (CDA):

De rechter heeft al de mogelijkheid om de bijkomende maatregel van het elektronisch toezicht op te leggen. Ik heb de onafhankelijke rechterlijke beslissing hoog. Ik wil het niet al te eenvoudig maken om de mogelijkheden voor iemand te bekijken die zichzelf aanmeldt voor elektronisch toezicht, nadat hij gevangenisstraf heeft gekregen.

Tegelijkertijd hebben de rechter en het Openbaar Ministerie ook andere mogelijkheden bij mensen die bijvoorbeeld zorg nodig hebben. Zij hebben geen luxeartikelen gestolen, maar gebruiksvoorwerpen en slaken een soort noodkreet. Dan bestaat de mogelijkheid om hun een voorwaardelijke veroordeling op te leggen, met toezicht van de reclassering, zodat men de zaken weer op orde brengt. Dat kan soms een veel effectievere maatregel zijn dan bijvoorbeeld elektronisch toezicht. Daarbij leg je namelijk beperkingen op. Hetzelfde geldt overigens voor een geldboete voor mensen die uit nood wel eens dingen doen die eigenlijk niet mogen. Ze hebben zichzelf dan in een noodsituatie gebracht, waaruit zij geholpen moeten worden. Ik vind dus dat er voldoende andere maatregelen zijn. Waarom moeten we dan uitwijken naar een noodmaatregel om iets voor elkaar te krijgen?

Staatssecretaris Albayrak:

De ervaring met de noodmaatregel bepaalt de toegevoegde waarde. Voor deze groep, die weliswaar onvoorwaardelijk veroordeeld is door de rechter, is het een goed alternatief. Zo kan er bijvoorbeeld voor gezorgd worden dat mensen hun baan niet kwijtraken en dat de zorg voor kinderen kan doorgaan. Nu hebben wij de optimalisering van de voorwaardelijke sancties met het daarbij behorend toezicht nog niet wettelijk geregeld. Het toezicht regelen is ook belangrijk, omdat het toezicht zich naar de reclassering verlegt. Dan zul je dus ook de reclasseringsorganisatie moeten meenemen. We zitten al midden in het proces van redesigned toezicht. We zien toe op de voorwaarden die de rechters gaan opleggen.

Elektronisch toezicht wordt nu opgelegd bij voorwaardelijke sancties. Dit kan veel beter en veel persoonsgerichter gebeuren. Maar ook bij de schorsing van een voorlopige hechtenis en tijdens een penitentiair programma kan elektronisch toezicht worden opgelegd. In de laatste fase van het uitzitten van een straf kan iemand onder technisch toezicht worden gesteld, zodat hij zich aan de voorwaarden houden. Dat is niet hetzelfde als thuis opgesloten zijn. Elektronische detentie is 22 uur thuis zijn, tenzij je kunt aantonen dat je van en naar je werk gaat et cetera. Bij elektronisch toezicht zijn mensen vrij om te gaan en te staan waar zij willen, maar zijn er persoonlijke voorwaarden, bijvoorbeeld een gebiedsverbod. Daarop kun je technisch toezien door middel van het enkelbandje. Het zijn dus twee verschillende zaken. Ik zou wensen dat je de elektronische detentie overbodig maakt omdat er geen of minder onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd aan het soort crimineel dat bij herhaling dezelfde dingen doet, kort in de gevangenis zit, eruit komt en er weer in komt. Dat zouden we niet meer nodig moeten hebben als wij met de maatregel Optimalisering voorwaardelijke sancties hebben bereikt wat we graag willen bereiken. Het geniet dus mijn voorkeur om parallel door te gaan, totdat we de optimalisering van de voorwaardelijke sancties op orde hebben.

Ik heb net gezegd dat ik de zorgen van de heer Teeven heel goed begrijp. Ik heb net de groepen opgesomd die uitgezonderd zijn van elektronische detentie. Ik wil daaraan nog een paar elementen toevoegen. Dit is eigenlijk analoog aan het wetsvoorstel taakstraffen, dat de Kamer heeft ontvangen. Naast zedendelicten gaan we ook ernstige geweldsdelicten uitsluiten van elektronische detentie. Bij delicten waarvoor meer dan zes jaar gevangenisstraf staat, ongeacht de vraag hoeveel mensen uiteindelijk onvoorwaardelijk krijgen, krijgt de crimineel ook geen elektronische detentie meer. Ik wil het justitieel verleden van een persoon ook meer betrekken bij de vraag of hij in aanmerking komt voor elektronische detentie. Analoog aan de taakstraffen kunnen we de voorwaarden voor elektronische detentie aanscherpen. Daar keken wij al naar naar aanleiding van het inspectierapport. Daar staat een aantal van deze zaken al in, zoals de cumulatie van de voorgeschiedenis. Ik denk dat er alle reden is om ook bij de tenuitvoerlegging van de elektronische detentie dezelfde voorwaarden op te nemen. Dat kunnen we al vrij snel doen omdat we er al enige tijd mee bezig zijn, maar vooral ook omdat dit niet op het wetsvoorstel hoeft te wachten. Wij kunnen deze voorwaarden al in de circulaire opnemen en zullen dat binnen zeer korte tijd, weken, ook doen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dat is hartstikke goed. Maar ik blijf toch zitten met de vraag waarom de staatssecretaris dit niet overlaat aan de rechter. Of iemand meerdere delicten heeft gepleegd en al dan niet in aanmerking zou moeten komen voor thuisdetentie is toch bij uitstek iets dat een rechter zou moeten wegen?Dat is toch iets waarover een rechter een oordeel moet uitspreken?

Staatssecretaris Albayrak:

De rechter heeft tot nu toe in de ogen van de minister en mijzelf te weinig mogelijkheden gehad om langs die lijn van resocialisatie en recidivebestrijding te werken met een instrumentarium dat hem in staat stelt om meer voorwaardelijke sancties en persoonsgebonden voorwaarden op te leggen en ervan uit te gaan dat er dan ook goed toezicht is. Mevrouw Van Velzen weet dat we midden in dat proces zitten. Daarom noem ik het ook uitdrukkelijk een parallel proces. Terwijl we dat voor elkaar aan het krijgen zijn, blijft de mogelijkheid dat na de onvoorwaardelijke gevangenisstraf DJI toeziet op de thuisdetentie, een toegevoegde waarde hebben voor een beperkte groep die ik nog verder wil beperken.

Ik geloof dat alle sprekers vraagtekens hebben gezet bij de rol van de rechters. Er is gevraagd of rechters ervan op de hoogte zijn dat wat door hen wordt uitgesproken als onvoorwaardelijke straf, thuis ten uitvoer wordt gelegd. Ik sluit niet uit dat er bij sommige rechters onbekendheid is. In het proces van het informeren van de Kamer – ik beschreef het zojuist – hebben we in ieder geval in de voorbereiding van de wet consultaties gehad. We hebben ook de Raad voor de rechtspraak geconsulteerd. Ik kondigde zojuist al aan dat de voorwaarden aangescherpt zullen worden. Ik denk overigens dat het bestaan van de pilot genoegzaam bekend is in het veld, maar ik kan ook toezeggen dat we de rechterlijke macht beter zullen informeren dat dit kan betekenen dat in individuele gevallen onder bepaalde voorwaarden de straf thuis ten uitvoer wordt gelegd.

Mevrouw Van Velzen vroeg zojuist waarom het allemaal zo lang duurt. In de consultatierondes is dit punt van kritiek ook gekomen. Dat was voor ons aanleiding om in het wetsvoorstel dat we aan het maken zijn expliciet op te nemen dat de rechter kan uitspreken dat de onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de rechter opgelegd, niet thuis ten uitvoer mag worden gelegd, dat die straf dus niet in de vorm van thuisdetentie mag plaatsvinden.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dat rechters hiervan niet op de hoogte zijn, blijkt uit WODC-onderzoek. Ze zijn wel op de hoogte van het fenomeen thuisdetentie, maar niet van het punt dat als zij het vonnis uitspreken dat iemand onvoorwaardelijk de cel in moet, zij geen terugkoppeling krijgen als er ergens wordt besloten om die persoon helemaal niet in de cel te zetten. Daar bestaat onvrede over. Waarom zou je het niet gewoon aan de rechter overlaten om thuisdetentie uit te spreken? De staatssecretaris draait het om. Zij geeft rechters de mogelijkheid om uit te speken dat de straf niet thuis mag worden uitgezeten. Ik wil het omdraaien. Een rechter kan heel goed alle belangen wegen en inzien dat iemand alleenstaande moeder is of dreigt huis en baan kwijt te raken. Waarom legt de staatssecretaris de verantwoordelijkheid niet bij de rechter neer, zoals dat bij andere delicten ook gebeurt?

Staatssecretaris Albayrak:

Die verantwoordelijkheid ligt uitdrukkelijk daar. Dat is de reden dat we nu zo bezig zijn met de voorwaardelijkheid en de persoonsgebonden voorwaarden die de rechter kan opleggen. Thuisdetentie als hoofdstraf hebben we echter niet willen opnemen in het sanctiepalet, omdat wij vinden dat thuisdetentie als hoofdstraf te weinig toegevoegde waarde heeft en omdat we willen dat rechters vaker kijken naar de voorwaardelijke gevangenisstraf. Wij willen dus niet kijken naar thuisdetentie als onvoorwaardelijk alternatief, maar vaker naar de persoonsgebonden voorwaarden waarlangs iemand ook gedwongen wordt om de criminele carrière te doorbreken. Daar is het ons om te doen. Wij doen dit echt in het kader van criminaliteitsbestrijding. Het zijn harde voorwaarden. Het is een stok achter de deur: als je je er niet aan houdt, ga je de cel in, maar je moet eerst proberen om op het rechte pad te komen en daar te blijven.

De heer Teeven (VVD):

De staatssecretaris zegt steeds dat dit een betere manier is om recidive te beperken. Als je het rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepas­sing leest, pagina 23 onderaan, dan blijkt de kans op recidive bij mensen die elektronische detentie hebben gehad in de meeste groepen hoger dan bij kortgestraften die gewoon vast hebben gezeten. Waar haalt de staatssecretaris de wijsheid vandaan dat de kans op recidive veel kleiner is bij elektronische detentie?

Staatssecretaris Albayrak:

Kunt u de passage oplezen die u bedoelt?

De heer Teeven (VVD):

"Als uiteindelijk het potentiële recidiverisico van elektronisch gedetineerden wordt berekend, dan blijkt dat elektronisch gedetineerden vooral in de (hogere) middencategorieën scoren (recidiverisico van 40% tot 80%)." Daar staat een tabelletje onder, waarin de staafbalk voor elektronisch gedetineerden grijs is en die voor gedetineerden zwart. Daaruit blijkt dat het recidiverisico bij mensen met elektronische detentie juist veel hoger is dan bij mensen die wij gewoon in de cel zetten.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik heb een andere pagina 23 voor mij. Ik kom hier straks op terug. Er staat wel een verwijzing naar in de samenvatting die ik inmiddels zo ongeveer uit mijn hoofd ken.

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij hier anders in tweede termijn op terugkomen.

De heer Teeven (VVD):

Ik kan de staatssecretaris vast op weg helpen. Het staat in de WODC-Recidivemonitor, pagina 23, themaonderzoek Uitvoering elektronische detentie van de Inspectie voor de Sanctietoepassing, juli 2007.

Staatssecretaris Albayrak:

O, dat is het WODC-onderzoek. Ik verwees zo-even steeds naar het onderzoek van de Inspectie voor de Sanctietoepassing; vandaar dat ik een andere pagina 23 voor mij had. Ik kom hier straks op terug. In ieder geval constateert de inspectie dat de thuisdetentie ook ten uitvoer wordt gelegd bij mensen met een hoog recidiverisico. Misschien verwijst u daarnaar. Desalniettemin is het in 93% van de gevallen succesvol afgerond. Voor de uiteindelijke recidive-effecten is het nu nog veel te vroeg. Hoe dat zich verhoudt tot hetgeen u zojuist oplas, vertel ik u in tweede termijn.

Ik heb zo-even twee concrete aankondigingen gedaan. Allereerst dat de rechterlijke macht beter geïnformeerd zal worden. Dat is een punt van zorg dat eerder door de minister met de Kamer is gedeeld naar aanleiding van een recent onderzoek. Het aantal strafmodaliteiten neemt zo toe, wij trekken daar zo hard aan, dat wij af en toe merken dat de rechters er nog onvoldoende van weten of er nog onvoldoende vertrouwen in hebben, omdat zij nog geen bewijs hebben dat het werkt. De minister heeft gezegd dat de informatievoorziening aan de rechter een algemeen zorgpunt is, onder andere ten aanzien van de Wet gedragsbeïnvloeding jeugdigen. In dat licht moet de Kamer mijn toezegging zien om de rechterlijke macht beter te informeren over het waarom en het hoe en voor wie van de elektronische detentie. Wij zullen de circulaire per direct aanpassen om de criteria voor geschiktheid verder aan te scherpen.

Dit was mijn algemene beantwoording. Ik heb de specifieke vragen ook al deels beantwoord. Ik loop ze nog even snel na, om er zeker van te zijn dat ik er geen vergeten ben.

De heer Teeven vraagt of recidivisten en werklozen ook elektronische detentie krijgen. Ja, recidivisten krijgen ook elektronische detentie opgelegd. Voor een deel van de recidivisten is dat terecht, maar bij de uitwerking van het wetsvoorstel kijken wij vooral naar welk type recidivisten in elk geval niet in aanmerking komen. Ik sprak zo-even over het doorbreken van criminele carrières door bijvoorbeeld mensen een straf te laten uitzitten waarbij zij hun baan behouden. Dat is voor een deel van de veelplegers een goed alternatief. Dat geldt ook voor werklozen.

De heer Teeven vraagt of het klopt dat de enkelbandjes in 2008 op waren en dat daardoor mensen zonder enkelbandje thuis hebben gezeten. Voor zover ik nu kan nagaan, is het antwoord dat iemand pas in aanmerking komt voor elektronische detentie als er een bandje beschikbaar is. Er hebben geen mensen elektronische detentie ondergaan zonder enkelband. Ik ben wel benieuwd naar de bron van de heer Teeven, want ik ken hem als iemand die goede contacten heeft met de praktijk. Dus als de heer Teeven daarvan concrete voorbeelden heeft, houd ik mij ten zeerste aanbevolen, zodat ik daar nog iets dieper in kan duiken. Het kan in ieder geval niet op een schaal zijn voorgekomen dat dit ook bij Justitie bekend is geworden. Bij ons zijn geen voorbeelden bekend.

De heer Teeven heeft gevraagd of het waar is dat personen die in gebreke blijven bij het betalen van een schadevergoedingsmaatregel, dus als er ook slachtoffers in beeld zijn, in aanmerking komen voor elektronische detentie. Dat is niet het geval. Sterker nog, het is een uitsluitingsgrond. Dat is opgenomen in de circulaire onder de uitsluitingsgronden 5.d. Daarin staat expliciet dat veroordeelden die vervangende hechtenis ondergaan of nog moeten ondergaan als gevolg van het in gebreke blijven van de betaling van opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, zijn uitgezonderd van elektronische detentie.

De heer Teeven (VVD):

Dat was niet helemaal de vraag. Die circulaire met die uitzonderingssituaties heb ik uiteraard ook gelezen. De vraag was: is het nooit gebeurd? Hebben er volgens de staatssecretaris nooit mensen met elektronische detentie thuisgezeten die de schadevergoeding niet hadden betaald en plaatsvervangende hechtenis kregen? Dan moet je voor die plaatsvervangende hechtenis de cel in. Ik vraag de staatssecretaris of mensen die niet hadden betaald en plaatsvervangende hechtenis kregen ook nooit thuis hebben gezeten met elektronische detentie. Als ik haar de informatie geef dat dit wel het geval is – die heeft mij althans vanuit de inrichtingen bereikt – dan hebben wij een probleem als zij nu zo stellig zegt dat dit niet het geval is.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik weet dat de heer Teeven dit waarschijnlijk wel ergens heeft gehoord of een voorbeeld heeft gezien dat het is voorgekomen, als hij die vraag stelt. Ik geef dus hetzelfde antwoord dat ik net gaf. Ik hoor dan graag wie en op welke locatie dat precies was. Ik moet hier nu afgaan op het inspectieonderzoek dat heeft plaatsgevonden naar de tenuitvoerlegging van de elektronische detentie, waarin wordt gezegd dat het in 93% van de gevallen conform de afspraken is gebeurd. Ik sluit niet dat er met de overige 7% iets aan de hand was, waarbij een van de twee voorbeelden kan zitten die de heer Teeven net heeft genoemd. Ik zal in ieder geval kijken of wij wellicht bij een volgend inspectieonderzoek meer informatie boven tafel kunnen krijgen om te zien of die 93% echt uitsluit dat daarbij grote aantallen zitten.

De vraag van de heer De Roon heb ik al beantwoord. De Kamer is niet slecht geïnformeerd. Bij het maken van het masterplan hebben wij uitdrukkelijk gekeken of er redenen waren om het aantal mensen met elektronische detentie terug te brengen of de pilot te stoppen. Die vraag hebben wij ontkennend beantwoord omdat wij de voordelen voor de criminaliteitsbestrijding aanwezig achtten, ook gesterkt door het inspectierapport dat ik al enkele keren heb aangehaald.

Mevrouw Bouwmeester heeft gevraagd naar de doelgroepen. Ik hoop dat ik niet alleen inzichtelijk heb gemaakt welke doelgroepen er nu zijn uitgesloten maar ook dat wij analoog aan het wetsvoorstel taakstraffen, dat onlangs naar de Kamer is gestuurd, de ergste geweldsdelicten, waarop straffen van meer dan zes jaar staan, uitsluiten en dat wij de cumulatie van de voorgeschiedenis, de justitiële geschiedenis van de veroordeelde, betrekken bij de vraag of er wel of geen elektronische detentie mag worden opgelegd.

De vraag van mevrouw Van Velzen heb ik voldoende beantwoord. Ik heb gezegd dat wij onlangs zijn gestart met een blaastestproef en dat dit mede naar aanleiding van het ISt-rapport is geïntensiveerd.

Er is gevraagd of het klopt dat de kosten € 7,50 per dag bedragen. Ja, dat klopt. Waarom doen wij dat? Dat doen wij omdat ik net heb gezegd dat de situatie maximaal moet lijken op die in een gevangenis. Dit betekent dat uitkeringen worden stopgezet. Als mensen een uitkering hebben, wordt die stopgezet. Die € 7,50 moet men zien als een vergoeding om te kunnen blijven voorzien in wat de gedetineerden in de gevangenis krijgen, bijvoorbeeld medische zorg en voedsel. Wij zien echter veel gevallen waarin bijvoorbeeld de uitkering wordt stopgezet maar vervolgens wordt toegekend aan de partner van degene die elektronische detentie opgelegd heeft gekregen omdat in de gezinssituatie het inkomen wegvalt. In dat geval is er geen vergoeding. Sterker nog, het was een van de aanbevelingen van de Inspectie voor de Sanctietoepassing om er strakker op toe te zien dat er daadwerkelijk geen sprake is van een uitkeringssituatie.

Mevrouw Bouwmeester doet de suggestie om elektronische detentie wellicht vooral bij alleenstaande moeders toe te passen. Ik sluit niet uit dat dit al gebeurt, maar op de gehele populatie gedetineerden is dit een bijzonder kleine doelgroep. Ik zal deze interessante suggestie betrekken bij de verdere uitwerking van het wetsvoorstel.

Ik hoop dat ik de heer Jager heb kunnen overtuigen van de noodzaak om deze vorm van sanctiemodaliteit nog even te behouden en te voorzien van een wettelijke basis, vanwege de toegevoegde waarde, onder de voorwaarden die ik naar mijn mening voldoende heb herhaald.

Mevrouw Van Velzen kan ik zeggen dat zuipen niet mag. Het staat niet in de circulaire, maar daar wordt goed op toegezien door het DJI-personeel.

Het enkele feit dat er een cellenoverschot is, wil niet zeggen dat wij die cellen per definitie moeten vullen, hoe dan ook. Ik kan dat alleen maar met mevrouw Van Velzen eens zijn. Als wij de pilot elektronische detentie alleen nog maar zouden voortzetten vanuit de gedachte van de noodregel, zou dit de eerste maatregel zijn die ik had stopgezet bij het maken van het masterplan. Het waren echter de weging en het evaluatierapport van de Inspectie die mij deden concluderen dat de elektronische detentie in het kader van de criminaliteitsbestrijding een toegevoegde waarde heeft en dat wij er tijdens de ontwikkeling van de meer voorwaardelijke straffen met persoonsgebonden voorwaarden goed aan doen om daar nog even mee door te gaan.

Ik hoop dat ik voldoende duidelijk heb gemaakt dat de Kamer sinds 2007 vrij systematisch op de hoogte is gehouden, niet alleen van het Inspectieonderzoek en de kabinetsreactie, maar ook van ons voornemen om het wetsvoorstel te maken en dit in consultatie te geven. In 2008 is er een groot aantal momenten geweest waarop de Kamer is geïnformeerd over deze zaak. Een aantal van de nu aanwezige Kamerleden heeft in het kader van de begrotingsbehandeling schriftelijke vragen gesteld over het wetsvoorstel, het doorgaan met de thuisdetentie en de voordelen daarvan. De antwoorden op die vragen heeft men allemaal gekregen. Het laatste moment waarop de Kamer over deze zaak is geïnformeerd, was bij de presentatie van het planningsoverzicht. Zoals bekend krijgt de Kamer elk jaar een planningsoverzicht van alle wetten die wij in de maak hebben. In dat overzicht hebben wij nog eens de stand van zaken rond het wetsvoorstel elektronische detentie weergegeven. Dat zijn de momenten geweest waar de Kamer uitdrukkelijk of stilzwijgend haar goedkeuring heeft gegeven aan het doorgaan met het traject waar wij vanavond alweer enige tijd over praten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Wij beginnen met de tweede termijn van de kant van de Kamer. De sprekers hebben een minuut spreektijd.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden, maar die hebben onze fractie volstrekt niet overtuigd. Er is contra legem, zonder wettelijke basis, gehandeld. Het is een wet in formele zin. De staatssecretaris kan dat niet opzij zetten met een ministeriële regeling, het is dwingend recht. Er was geen wettelijke basis. Er worden slachtoffers gebruuskeerd en recidivisten zitten in het programma. Kortom, het is een regeling die totaal niet goed uitwerkte. Onze fractie vindt dat het een beetje verstopt is weergegeven in het jaarverslag van de DJI, waarvoor de staatssecretaris verantwoordelijk is. Daarom heb ik de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor elektronische detentie op het huisadres thans geen wettelijke basis bestaat en er geen sprake meer is van een noodtoestand; er is geen capaciteitstekort in de penitentiaire inrichtingen;

constaterende dat door de rechter tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf veroordeelden hun straf moeten ondergaan in een penitentiaire inrichting en dat de wetsuitleg en jurisprudentie inzake artikel 553 Wetboek van Strafvordering, zonder wettelijke basis anderszins, geen ruimte biedt voor elektronische detentie op het huisadres;

spreekt uit als haar oordeel dat de staatssecretaris onmiddellijk moet stoppen met elektronische detentie op het huisadres,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 139(31700 VI).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Misschien wordt het tijd voor een enkelbandje voor deze staatssecretaris. Wij kunnen haar niet op een leugen betrappen, maar zij is ook niet echt duidelijk geweest ten opzichte van de Kamer. Het was een tijdelijke noodmaatregel, gebaseerd op het cellentekort. Dat cellentekort is inmiddels weg, maar intussen gaat zij rustig door want het is zo'n aardige maatregel. Dat verhaal hebben wij volgens mij nog nooit aan elkaar gekoppeld gezien. Dat is in mijn ogen reden om op te merken dat zij ons niet volledig heeft geïnformeerd, terwijl dat op bepaalde momenten wel gepast was geweest. Het debat over het cellenoverschot was zo'n moment.

Tot slot heb ik een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat tot gevangenisstraf of vervangende detentie veroordeelde personen die vrijheidsstraf behoren te ondergaan in plaats van met een enkelbandje om thuis te zitten en zich ook nog twee uur per dag buitenshuis te kunnen verpozen;

verzoekt de regering om alle elektronische enkelbandjes weg te gooien en degenen die nu nog met zo'n bandje om thuis zitten in plaats van in de gevangenis, morgen door de politie op te laten halen en naar een gevangenis of huis van bewaring over te laten brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140(31700 VI).

De heer Jager (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording in eerste termijn. Zij heeft een aantal zaken toegezegd en een aantal punten verhelderd. Aan de andere kant blijven begrippen als elektronische detentie en elektronisch toezicht enigszins vaag boven de markt hangen. Wanneer is er sprake van het een, wanneer van het ander? De noodmaatregel is indertijd ingesteld. Wij hebben breed gediscussieerd over het cellenoverschot. Ik heb daarbij aangegeven waarom wij dat tijdelijk hebben laten voortbestaan, juist omdat er andere maatregelen genomen moesten worden. Het is niet de bedoeling om noodmaatregelen op te rekken voor een ander doel. Ik heb in de eerste termijn aangegeven dat wij in bepaalde situaties tegen het toepassen van elektronische detentie zijn. Daarvoor hebben wij wel een zekere wettelijke basis nodig. Ik heb daarom behoefte om een motie in te dienen met de toelichting die ik net heb gegeven.

De JagerKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat elektronische detentie in 2005 is ingevoerd als noodmaatregel voor het cellentekort;

overwegende dat elektronische detentie nog steeds wordt toegepast, ondanks het huidige cellenoverschot;

verzoekt de regering, aan de Kamer te rapporteren hoe ze gaat zorgen dat elektronische detentie niet meer op basis van de noodmaatregel uit 2005 door het Openbaar Ministerie kan worden opgelegd omdat er nu voldoende cellen zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jager. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 141(31700 VI).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Het was een verhelderend debat. Mij is in ieder geval duidelijk geworden dat het denken bij het ministerie en bij de staatssecretaris helemaal niet stilstaat en dat alles nog in wording is, terwijl thuisdetentie al jaren loopt. Dat verbaast mij, maar niet in negatieve zin, want dat betekent dat wij daarop nog invloed kunnen uitoefenen. Maak er wel een hoofdstraf van zodat de rechter zelf een oordeel kan vellen. De rechter lijkt mij bij uitstek de persoon die op basis van individuele gevallen en maatwerk kan oordelen of iemand een enkelbandje moet krijgen. Niet weggooien, zoals mijnheer De Roon zegt, maar gebruiken op basis van een situatie die een rechter moet inschatten.

Dat moet geregeld worden in een wet. Ik wil die wet best afwachten maar hoor graag van de staatssecretaris wanneer die wet precies komt. Een antwoord als dit jaar, vind ik te vaag. Die wet had al op 1 januari 2009 moeten ingaan. Nu is de planning 1 januari 2010. De staatssecretaris weet hoe lang een behandeling in Tweede en Eerste Kamer kan duren. Ik hoor graag een concrete datum.

Het blijft een kale straf. Mensen zitten thuis en er komt geen extra toezicht, reclassering of iets anders bij. Ik vind dat geen goed idee. Het is helemaal niet gebleken dat deze straf effectief is. Het enige wat wij weten, is dat mensen tijdens die elektronische detentie niet massaal in delictgedrag vervallen. Voor de rest weten wij niks. De staatssecretaris heeft toegezegd dat er gegevens naar de Kamer zullen komen. Ik wil graag weten wanneer die kunnen worden aangeleverd. Wij moeten die gegevens op tafel hebben ruim voordat die wet hier ligt. Het beleid moet gebaseerd worden op de praktijk en niet op een of ander idee dat het goed kan zijn omdat mensen in een periode dat zij met een enkelbandje thuiszitten, misschien geen rare dingen doen. Dat is fijn om te weten, maar dat is niet de essentie waar het om draait. Wij moeten weten dat het veilig is dat die mensen weer vrij in de maatschappij rondlopen. Kan de staatssecretaris die gegevens zo snel mogelijk naar de Kamer sturen?

Ik heb de essentie van mijn commentaar gegeven. Ik kan natuurlijk moties indienen, maar ik zie liever dat de staatssecretaris snel met die wet komt, waarin dit wat mij betreft als hoofdstraf wordt opgenomen en dat wij het wetsvoorstel snel en effectief behandelen. Wij kunnen daarin de grondslag voor deze maatregel neerleggen. Ik vind de maatregel wel zinnig, maar die moet meer gespecificeerd worden en de beslissing moet bij de rechter komen te liggen.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Voorzitter. Het betoog van mevrouw Van Velzen deel ik helemaal op één punt na. Zij zegt dat de effectiviteit van deze straf niet is aangetoond. Als mensen hun baan kunnen blijven behouden of voor kleine kinderen kunnen blijven zorgen om te voorkomen dat zij alles verliezen wat de kans op recidive groter maakt, is er wel sprake van effectiviteit. Dat moet mevrouw Van Velzen toch wel zien als een positief element van deze straf.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik zou graag meegaan in het prachtige verhaal van mevrouw Bouwmeester. Kan zij mij aangeven hoeveel lieve moeders met kindertjes er thuiszaten met zo'n enkelbandje om en hoeveel mensen hun baan hebben weten te behouden? Dat weet mevrouw Bouwmeester ook niet. Ik kan haar dat niet kwalijk nemen want het is ons nooit gemeld. Wij weten het niet. Er is nog geen begin van een antwoord. Nu die maatregel er al jaren is, meen ik dat best van de eerste lichting kan worden aangegeven of er sprake is van een vergroting van het strafblad of dat het heel goed gaat. Die informatie hebben wij echter nog niet. De staatssecretaris gaat ons die gegevens aanleveren. Het is heel mooi dat zij dit heeft toegezegd, maar mevrouw Bouwmeester kan nu nog niet met resultaten komen omdat zij die nog niet kent.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Wij moeten inderdaad meer informatie krijgen. Mevrouw Van Velzen zei echter dat het geen resultaat heeft. Zij zegt tegen mij dat ik daar niet over kan oordelen, maar dat kan zij ook niet. Het is juist goed dat wij verdere informatie krijgen, maar mevrouw Van Velzen kan niet op voorhand stellen dat het niet werkt.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dat klopt, dat kan ik inderdaad niet stellen en dat heb ik absoluut ook niet gesteld. Ik vind het alleen enorm belangrijk dat de effectiviteit van deze maatregel zo snel mogelijk aangetoond wordt als wij daarmee willen verdergaan. Het inspectierapport toont niets anders aan dan dat de delicten niet tijdens de detentie gepleegd zijn. De staatssecretaris zei dat 7% nog delicten pleegt. Dat is niet niks, maar goed. Dat kunnen wij misschien met de mantel der liefde toedekken, hoewel dat niet hoeft voor mij. Het gaat niet over de effectiviteit tijdens detentie, maar om de vraag of de samenleving veiliger wordt. Die getallen hebben wij niet. Die moeten wij afwachten, maar ik maan de staatssecretaris om daarmee heel snel te komen.

Staatssecretaris Albayrak:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer wederom voor de gemaakte opmerkingen en de zorgen die bij herhaling zijn geuit. Ik kan er niet aan voorbij gaan dat ik hier twee leden van de Kamer hoor zeggen dat wij contra legem handelen. Ik heb echter verteld hoe de pilot is ontstaan, dat die met de Kamer besproken is en vervolgens ook juridisch goed geregeld is in de vorm van een ministeriële regeling. Ik snap dan ook niet dit nu door uitgerekend de twee partijen die verantwoordelijk waren voor de vorm waarin de elektronische detentie is doorgevoerd, buiten de wet wordt geacht, of contra legem wordt geacht of geen wettelijk basis zou hebben. Dat is een beetje bizarre opmerking, komende van die twee partijen, vooral omdat het juridisch wel goed geregeld is. Er is een ministeriële regeling gemaakt. Wij moeten ook niet te licht doen over ministeriële regelingen versus formele wetten.

Er zijn geen nieuwe opmerkingen meer gemaakt. Daarom wil ik maar meteen naar de moties gaan. Allereerst de motie van de heer Teeven over het onmiddellijk stopzetten van de elektronische detentie op het huisadres. Ik denk dat het de Kamer niet zal verbazen als ik zeg dat als ik redenen had gezien om onmiddellijk met de elektronische detentie te stoppen, omdat het een maatregel was die wij niet verder hoefden door te zetten omdat die geen voordelen had, ik dat op eigen beweging wel had gedaan. Dan had ik hier niet staan verdedigen dat ik wel degelijk vind dat het een aanvullende waarde heeft, bovenop alle vormen van tenuitvoerlegging die wij nu hebben. Deze motie moet ik dan ook ontraden.

De heer De Roon zegt in mijn motie eigenlijk hetzelfde, maar dan in wat simpelere woorden. Hij zegt: gooi alle enkelbandjes weg. Dat doen wij alleen al niet omdat wij diezelfde enkelbandjes ook gebruiken voor het elektronisch toezicht, het duur spul is en de ontwikkeling van die bandjes ook veel geld heeft gekost. Dus weggooien doen wij ze in ieder geval niet. Alleen al om die reden zou ik deze motie moeten ontraden. De echte reden is natuurlijk dat hij hetzelfde vraagt als de heer Teeven en dat is dat wij per direct stoppen met elektronische detentie.

De heer Jager zegt eigenlijk dat hem nog steeds het verschil tussen elektronische detentie en elektronisch toezicht niet duidelijk is. Het is eigenlijk heel simpel. Elektronische detentie is een manier van tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Men zit dan thuis opgesloten. Het elektronisch toezicht is een technisch toezicht op voorwaarden die gesteld zijn, bijvoorbeeld bij een schorsing van de voorlopige hechtenis of bij de voorwaardelijke veroordeling van een persoon. Dat is het onderscheid: technisch toezicht op voorwaarden en een alternatief voor de tenuitvoerlegging in een penitentiaire inrichting. Ik hoop dat ik het nu duidelijker heb gezegd.

De heer Jager heeft verder gezegd dat een noodmaatregel niet moet worden opgerekt voor een ander doel. Die opmerking maakt hij nu. Ik meld nogmaals dat niet alleen de voordelen met de Kamer gewisseld zijn, maar ook de conclusie die het kabinet daaraan heeft verbonden, namelijk het geven van een wettelijke basis aan de voortzetting van deze sanctiemodaliteit. Het is dus niet zozeer dat de noodmaatregel doorgaat, maar het is meer dat wij een toepassing zien die nu ook een wettelijke basis gaat krijgen.

Het dictum van de motie van de heer Jager is mij niet helemaal duidelijk. Vraagt hij nu precies hetzelfde als in de twee voorgaande moties wordt gevraagd? In de motie staat: verzoekt de regering, aan de Kamer te rapporteren hoe ze gaat zorgen dat elektronische detentie niet meer op basis van de noodmaatregel uit 2005 door het Openbaar Ministerie kan worden opgelegd omdat er nu voldoende cellen zijn. Tot de woorden "... omdat er nu voldoende cellen zijn" begrijp ik de motie. Dan zou mijn antwoord zijn: graag, ik zal de Kamer erover rapporteren hoe we ervoor gaan zorgen dat deze vorm van tenuitvoerlegging niet meer op basis van de ministeriële regeling uit 2005 plaatsvindt, maar op basis van de wet die we gaan maken. Ik hoop dat ik de motie zo mag uitleggen dat de heer Jager het voortzetten van de elektronische detentie gewoon wel steunt, for the time being.

De heer Jager (CDA):

Ik denk dat van belang is dat wij worden geïnformeerd over de vraag "maar hoe dan wel?". We verzoeken de staatssecretaris om ons daarover te rapporteren binnen een redelijke termijn, ook juist omdat de tenuitvoerlegging op die ministeriële regeling is gebaseerd. Ik zeg niet dat zij contra legem is, maar waar zit op dit moment de basis voor het toepassen van deze maatregel als detentiemaatregel in de plaats van een hoofdstraf? Dat is namelijk wat er op dit moment gebeurt: er wordt een gevangenisstraf opgelegd en in de plaats daarvan wordt elektronische detentie toegepast als een uitvoeringsmaatregel – de staatssecretaris noemt het steeds een modaliteit – van de hoofdstraf, via de zelfmelding. Ik wil graag dat de staatssecretaris ons erover rapporteert hoe dit eruitziet, en dat we elektronische detentie niet meer opleggen op basis van de redenen die ten grondslag hebben gelegen aan de maatregel uit 2005. Zo mag de staatssecretaris de motie lezen.

Staatssecretaris Albayrak:

Volstaat het dat ik toezeg dat de Kamer voor het debat van 1 juli een brief krijgt waarin ik zeg hoe ver we zijn in het wetstraject? Ik vraag dat ook aan mevrouw Van Velzen. Het wetsvoorstel is wederom in consultatie gegaan, nadat de eerste consultatie vragen had opgeleverd over de mogelijkheden om uit te sluiten dat een straf in die vorm ten uitvoer wordt gelegd, onder andere van de zijde van de rechterlijke macht. Die vragen hebben we verwerkt en het voorstel is weer in consultatie. Afhankelijk van de snelheid waarmee we de reacties krijgen, kan ik zeggen op welke termijn de Kamer het wetsvoorstel zal kunnen ontvangen. Er komt dus voor 1 juli een brief met daarin het wetstraject en de verklaring waarom de ministeriële regeling op grond waarvan wij hebben gewerkt juridisch wel klopt. Ik zal dat nog eens opschrijven. Ik zal in de brief ook opnemen de aanpassing van de circulaire tot de inwerkingtreding van de wet. Daarmee hoeven we niet te wachten. Ik kan het kleiner maken van de doelgroep en het scherper maken van de voorwaarden nu al in de circulaire zetten. Ik zal de aanpassingen in de brief opsommen. Ik vraag de heer Jager om zijn motie nog even aan te houden als hij voorlopig genoegen kan nemen met deze brief. Dan kunnen we de discussie wellicht afmaken in het debat op 1 juli.

De heer Jager (CDA):

Omdat de staatssecretaris ernaar vraagt, reageer ik nog even. Een brief voor 1 juli is prima, maar net als de staatssecretaris pleit ik voor zorgvuldigheid. Als zij er iets langer voor nodig heeft, maar wij deze voor het eind van het zomerreces hebben, zodat wij zo snel mogelijk daarna erover kunnen spreken, ben ik het ook met haar eens. Als zij die toezegging doet, ben ik bereid om de motie zolang aan te houden, om dan daarover een inhoudelijk oordeel te kunnen vellen.

Staatssecretaris Albayrak:

Ik dank u voor de extra tijd die u mij gunt. Indien de zorgvuldigheid dat vereist, zal ik er gebruik van maken. Indien ik u die informatie voor 1 juli wel kan geven, zal ik dat zeker doen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Altijd leuk, een brief. Kunt u daarin ook een overzicht opnemen hoe het zit met de effectiviteit van deze maatregel; hoeveel mensen hebben er tot nu toe gebruik van gemaakt en hoeveel mensen hebben daarna delicten gepleegd? Kunt u dat in een quick scan doen? Dat is de essentie van de discussie van vandaag. Kunt u dat toezeggen?

Staatssecretaris Albayrak:

Nu u dat toevoegt als onderwerp waarop ik in die brief zou kunnen ingaan, denk ik dat het inderdaad in de zomer wordt. Ik zei al dat wij moeten bekijken of wij die informatie boven tafel kunnen krijgen. Met welke groep vergelijk je de elektronisch gedetineerden? Welke cijfers hebben wij nu al op basis waarvan wij conclusies kunnen trekken? Als wij die informatie erbij betrekken, heb ik in ieder geval nog wat tijd nodig.

De heer Jager (CDA):

Er komen nu toch wat specifieke dingen naar voren. Dan is van belang over welke strafbare feiten we het hebben. We zien de laatste jaren wel een verschuiving in de gradaties bij afdoening op een andere manier. Ik vind wel dat je delicten tegenover delicten moet zetten. Van belang vind ik ook dat er tijdens elektronische detentie 7% recidive is en waarschijnlijk 0% tijdens detentie in de gevangenis, net als op welke feiten en delicten het tot dusver is toegepast. Het overzicht over 2007 was gebaseerd op een jaar ervaring met elektronische detentie en inmiddels zijn er wellicht wat meer gegevens bekend. Ik zou het over een wat langere termijn willen zien en dan vooral toegespitst op first offenders.

Staatssecretaris Albayrak:

Oké. Ik ga ervan uit dat iemand heeft meegeschreven, zodat wij de specifieke vragen in het verslag kunnen nalezen. Ik zal proberen om op al die punten informatie aan de Kamer te sturen.

Mevrouw Van Velzen roept mij op om dit wel als hoofdstraf te overwegen. Dat gaan we niet doen. Wij zullen de manier waarop we het nu toepassen, wel van een wettelijke basis voorzien. Met de argumenten die ik net in het debat gaf, zie ik geen reden om dit als een straf op te nemen die door de rechter opgelegd kan worden. De andere instrumenten die de rechter inmiddels heeft, zouden ertoe moeten leiden dat minder wordt gegrepen naar de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor die korte, schadelijke gevangenisstraffen, en dat deze worden omgezet in voorwaardelijke straffen met als stok achter de deur dat mensen zich laten helpen en als zij dat niet doen, gaan zij alsnog de gevangenis in.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik herhaal de toezegging van de staatssecretaris om ons op zo kort mogelijke termijn een brief toe te zenden, waarin zij over een aantal zaken waarover vragen zijn gesteld door de leden informatie zal verschaffen. Ik dank u allen voor uw uithoudingsvermogen.

Sluiting 23.54 uur

Naar boven