Vragen van het lid Griffith aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het geweld tegen de politie van het afgelopen weekend.

De voorzitter:

Zou ik de minister voor Ontwikkelingssamenwerking mogen verzoeken om niet deel te nemen aan de vergadering? Dank u wel.

Het woord is aan mevrouw Griffith.

Mevrouw Griffith (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De politie krijgt van alle kanten klappen. Klappen van het kabinet dat voor miljoenen wil bezuinigen op de politie wat natuurlijk zal leiden tot minder agenten op straat en tot meer criminaliteit. De politie krijgt ook klappen van de rechter die vindt dat politieagenten moeten kunnen omgaan met agressieve burgers en dat het daarom niet nodig is om een dubbele straf op te leggen. De politie krijgt ook klappen van agressief uitgaanspubliek dat haar, al dan niet onder invloed van drank en drugs, bekogelt met stoelen, flesjes en blikjes zoals afgelopen weekend in Tilburg.

De VVD-fractie is van mening dat geweld tegen gezagsdragers onacceptabel is. Terwijl het geweld tegen politie, ambulancepersoneel en brandweerlieden toeneemt, sluit dit kabinet gevangenissen en worden daders van geweld met een taakstraf heengezonden.

Het gezag van de politie is tanende. Jongeren rennen niet meer hard de andere kant op als de politie optreedt om de openbare orde te handhaven. Nee, zij gaan keihard het gevecht aan. Het aantal beledigingen en bedreigingen neemt fors toe. De reactie van een politiewoordvoerder uit Gouda dat er niet wordt opgetreden tegen stenen gooiende jongeren richting de politie omdat dit slechts baldadigheid zou zijn, ondermijnt ook het gezag van de politie.

Wanneer zal het beleid van het kabinet werkelijk vruchten afwerpen? Wanneer kunnen wij een afname van het geweld zien? Hoe wil de minister ervoor zorgen dat daders van geweld niet binnen de kortste keren weer op straat staan? Hoe zal zij ervoor zorgen dat de officier van Justitie een dubbele straf eist en dat de rechter daaraan meewerkt, natuurlijk met inachtneming van zijn onafhankelijkheid? Is de minister bereid de rechterlijke macht te betrekken bij de aanpak van agressie en geweld tegen gezagsdragers opdat de rechterlijke macht meer zicht krijgt op het buitensporig geweldgebruik en de impact van de beledigingen en bedreigingen op onze gezagsdragers die dagelijks voor ons de kastanjes uit het vuur halen? Hoe wil de minister burgemeesters en politiechefs nadrukkelijk instructies geven om actief te anticiperen op voor de hand liggende geweldssituaties?

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Mevrouw Griffith zegt veel in een paar zinnen. Ik wil mij bepalen tot de vragen die zij mij heeft gesteld. Zij weet dat het mij veel waard is om ervoor te zorgen dat het geweld tegen werknemers met een publieke taak – dus politie en anderen – afneemt. Zij weet ook dat ik en andere leden van het kabinet hier veel aan doen.

Mevrouw Griffith vraagt wanneer het beleid vruchten zal afwerpen. Ik begrijp haar ongeduld. Ik begrijp dat zij graag zou zien dat wat het kabinet doet en wat anderen doen, zich onmiddellijk vertaalt in een afname van het geweld, maar zo zit het natuurlijk niet in elkaar. Zij weet ook wel dat het veel ingewikkelder is.

Haar constateringen dat er steeds meer voorvallen zijn van agressie en geweld tegen de politie en dat de politie niet meer automatisch het gezag heeft in onze samenleving, zijn naar mijn mening waar. Daar zit de crux. Wij zullen er – even los van wat het kabinet doet – voor moeten zorgen dat er in de samenleving een omslag plaatsvindt opdat wij weer teruggaan – of voor mijn part vooruitgaan – naar een situatie waarin de politie wel die positie en het gezag heeft en dat je het wel uit je hoofd laat om je zo tegenover de politie of anderen te gedragen. U weet dat wij een aantal activiteiten ondernemen. Zo praten wij met alle werkgevers die medewerkers met een publieke taak in dienst hebben, dus ook met de politie, om ervoor te zorgen dat zij voor de klanten, de mensen die binnenkomen, duidelijke grenzen stellen. Er komt ook een landelijke norm voor wat al dan niet acceptabel is. Wij stralen uit dat wij het hoogstnoodzakelijk vinden dat er een dadergerichte aanpak komt, dat de pakkans wordt vergroot en dat er een lik-op-stukbeleid wordt gevoerd.

In verband met politieagenten is het heel essentieel – ik ben daar blij om en hoop dat mevrouw Griffith dit registreert – dat het Openbaar Ministerie er een serieuze zaak van maakt om dubbele straffen te eisen. Wij hebben een evaluatieonderzoek naar de afgelopen jaren gezien, waaruit bleek dat het de goede kant uit ging, maar dat het een stap verder kon gaan. Ik ben blij, gezien de zaak die nu behandeld wordt – in een gemeenschappelijke zitting wordt dit extra duidelijk – dat de officiers van Justitie een dubbele straf eisen. Zoals u zei, is de rechter in Nederland onafhankelijk. Dat is een groot goed. Ik ben dus niet in staat om rechters de opdracht te geven om de strafeisen van officiers van Justitie te volgen. Zo zit het in Nederland gelukkig niet in elkaar. Wel is van belang – ik ga ervan uit dat dit gebeurt – dat rechters van deze maatschappelijke problematiek weten. Dat kan bijna niet missen, als zij de krant een beetje bijhouden. Ook hoop ik dat het kabinet en veel burgemeesters in Nederland beleid voeren om mensen die dit soort gedrag vertonen, zo snel mogelijk veroordeeld te krijgen tot de hoogst mogelijke straf. Zo pakken wij dat aan.

Mevrouw Griffith (VVD):

Voorzitter. Ik heb enkele aanvullende vragen. De minister is niet ingegaan op de uitspraak van de politiewoordvoerder in Gouda dat daar niet tegen stenen gooien naar de politie wordt opgetreden, omdat dat wordt beschouwd als baldadigheid. Ik denk zelf dat dit niet bijdraagt aan het respect voor de politie en het gezag van de politie en hoop dat de minister het daarover met mij eens is. Heeft de minister daar een verklaring voor? Ik geloof de politiewoordvoerder als die het zegt. Wat is er aan de hand? Waarom zegt hij dat de politie daar stenengooiende jongeren laat lopen?

Gisteren heeft de rechter in Amsterdam uitspraak gedaan en gezegd dat de politie opgewassen moet zijn tegen agressie. Daarom legde hij geen dubbele straf op. Ik begrijp dat de minister met de politie in Zaanstad op stap is gegaan. Wil zij investeren, zodat rechters in de praktijk mee kunnen kijken en kunnen ondervinden wat de politie ervaart als zij op pad gaat? Natuurlijk hoeft de minister dat niet op te leggen aan rechters; zij kan hun ook adviseren om met de politie op straat mee te gaan, zodat zij meer begrip en inzicht krijgen in de positie van politieagenten en andere gezagsdragers.

Ik heb nog een vraag over de burgemeesters en politiechefs gesteld. Je weet wat er kan gebeuren in een uitgaansgebied, vooral als mensen er alcohol gebruiken. Hoe gaan burgemeesters c.q. politiechefs daarmee om? Hoe anticiperen zij daarop?

Minister Ter Horst:

Ik heb begrepen dat de burgemeester c.q. politiechef van Gouda zich heeft hernomen in de zin dat er, als ik mij niet vergis, alsnog drie mensen zijn opgepakt en worden vastgehouden. Dat lijkt mij een adequate reactie op de situatie die zich in Gouda heeft voorgedaan.

U zegt dat de rechter van mening is en ervan uitgaat dat politieagenten opgewassen zijn tegen geweld. Dat is waar, al neemt dat niet weg dat wij niet moeten accepteren dat mensen geweld tegen politieagenten plegen. Voor mij staan die twee dingen los van elkaar. Overigens heeft de rechter in Amsterdam geen dubbele straf opgelegd, maar anderhalve straf. In normale gevallen zou er 40 uur zijn opgelegd, maar hij heeft 60 uur opgelegd. Dat is minder dan de officier heeft gevraagd, maar meer dan er in een ander geval met een ander slachtoffer zou zijn opgelegd.

Is het de taak van de minister om rechters te adviseren? Ik dacht toch van niet. Wij moeten de machten in Nederland netjes scheiden. Ik heb gezegd dat ik ervan uitga dat rechters bekend zijn met wat er zich in de maatschappij afspeelt. Ik neem ook aan dat rechters zich op de hoogte stellen van wat er overdag en 's avonds in steden gebeurt door bijvoorbeeld op werkbezoek te gaan. Ik zeg nogmaals dat het niet aan mij is om rechters op dat punt te adviseren.

Mijn beeld is dat veel burgemeesters hun pappenheimers heel goed kennen. Dat geldt dus niet voor alle burgemeesters in Nederland, maar wel voor velen. Uit onderzoek blijkt dat met name mannen tussen 18 en 34 jaar geweld plegen tegen medewerkers die een publieke taak verrichten. 60% tot 80% is van Nederlandse afkomst. De meesten hebben een lage opleiding genoten en vaak zijn het soloacties. Vaak betreft het actieve veelplegers. Uit ervaring weet ik dat het horecateam in Zaanstad heel goed weet wie in het verleden dergelijke delicten hebben gepleegd. Daaraan wordt dus extra aandacht besteed. Naar mijn oordeel is het de rol van burgemeesters en politieagenten om met name daarop te letten.

De heer Van Raak (SP):

De minister zei dat wij moeten laten zien wie de baas is op straat. Dat zijn niet alleen stoere woorden, maar die zijn ook leeg. Ik vind het zelfs hypocriet om die woorden te gebruiken, want deze minister gaat 100 mln. bezuinigen op de politie. Volgens de bonden gaat dat ten koste van meer dan duizend agenten, ook op straat. Bovenop dat bedrag wil de minister honderden miljoenen extra bezuinigen. Dat gaat opnieuw ten koste van duizenden agenten, ook op straat. De minister gebruikt stoere woorden, maar gaat zij nu ook stoerder investeren? Belooft zij nu dat zij niet gaat bezuinigen op de politie en dat zij Nederland niet minder veilig zal maken?

Minister Ter Horst:

Dat zijn grote woorden van de geachte afgevaardigde van de Socialistische Partij. Het zou misschien goed zijn als de heer Van Raak zelf de voorstellen beoordeelt die de Kamer binnenkort ontvangt. Het lijkt mij goed als hij zich niet baseert op de artikelen die hij daarover in de krant leest en evenmin op datgene wat hij daarover van de politie hoort. De heer Van Raak weet dat mijn inzet is dat de operationele sterkte van de politie de komende jaren niet minder wordt, ook niet tijdens de volgende kabinetsperiode voor zover ik daarop invloed kan uitoefenen. Ik zal laten zien dat ik die doelstelling realiseer. De heer Van Raak weet net zo goed als ik dat er bij de politie nog heel veel te verdienen valt op de bedrijfsmatige zaken. Samen met mij zou hij juist tegen de politie moeten optrekken om ervoor te zorgen dat dat verborgen geld naar buiten komt, opdat wij dat kunnen inzetten voor de eigenlijke taak van de politie, namelijk het pakken van boeven.

De heer Brinkman (PVV):

Dit slappe beleid moet eindelijk ophouden! Ik noem man en paard: wij spreken nu over een aantal incidenten dat het afgelopen weekend plaatsvond, onder andere in de mooie stad Den Haag. Er vond een festiviteit plaats van Marokkaanse migranten. Zij vierden het veertigjarig bestaan van de migratie. Die festiviteit liep gigantisch uit de hand. In het Algemeen Dagblad staat dat tientallen vechtersbazen agenten sloegen en schopten. Een negentienjarige bezoeker smeet allerlei fietsen en weet ik veel wat naar de dienders. De belaagde dienders werden even later door collega's met honden ontzet. En nu komt het: een peloton ME werd achter de hand gehouden. Ik heb dat in Amsterdam ook meegemaakt toen burgemeester Cohen daar nog de leiding had. Twee straten verderop staan vier bussen met ME'ers die niets doen. Wanneer roept deze minister dit soort burgemeesters op het matje, bijvoorbeeld de burgemeester van Den Haag, met de vraag om die politie in te zetten op het moment dat iets dergelijks gebeurt? Nu gebeurt dat niet. Het is een kwestie van wachten op het moment dat een politieagent daarvan de dupe is.

Minister Ter Horst:

Uit het ambtsbericht van de burgemeester van Den Haag maakte ik op dat drie personen zijn aangehouden, onder anderen een persoon die een fiets naar de politie gooide. Het lijkt mij heel verstandig om de ME achter de hand te houden. Je zou ook kunnen zeggen dat het positief is dat de ME snel ter plaatse was. Als het niet nodig is, moet de ME niet worden ingezet. Het lijkt mij ietwat gemakkelijk om nu achter de microfoon te roepen hoe het geregeld moest worden. Ik zeg nogmaals dat het volgens mij verstandig is om de ME achter de hand te hebben. Die hoeft natuurlijk niet te worden ingezet als dat niet nodig is.

De heer Çörüz (CDA):

Ik ben van mening dat een klap in het gezicht van onze politiemannen en politievrouwen een klap in het gezicht van onze rechtsstaat is. Daarom mogen wij dergelijk gedrag nooit en te nimmer accepteren. Wij moeten het keihard bestraffen. De minister heeft gezegd dat zij niet over de rechters gaat. Dat is zo, maar het kabinet gaat wel over OM-richtlijnen. Ik stel haar daarom de vraag of deze lieden naast het keiharde straffen ook worden behandeld. Dat geldt eens temeer omdat zij al antecedenten bij de politie hebben. Er zit bij hen iets niet helemaal goed in het hoofdje. Worden zij ook geplukt in hun portemonnee? Zij gooien met fietsen en dergelijke. Als gevolg van hun acties lopen politieagenten in de Ziektewet. Dat moeten zij in hun portemonnee voelen. Ik zou graag van de minister willen weten hoeveel mensen daadwerkelijk zijn behandeld, gestraft en geplukt. Dat kan misschien nu, of anders op een later moment per brief. Daarnaast vraag ik aandacht voor de voorlopige schorsing. Mensen die agenten slaan, staan soms sneller weer op straat dan de agenten. Daaraan kan het kabinet ook wat doen. Daarop verneem ik graag de reactie van de minister.

Minister Ter Horst:

Ik ben het volledig met de heer Çörüz eens dat een klap in het gezicht van de politie een klap in het gezicht van de rechtsstaat is. Om die reden hecht ik er sterk aan dat de politie gezag heeft. Dat heeft niets te maken met de individuele politieagenten maar met het feit dat de politie de voorpost van de overheid is. Ik verwoord het daarmee iets anders dan de heer Çörüz. Zij spelen een heel belangrijke rol en moeten die ongehinderd kunnen uitoefenen.

De heer Çörüz stelt dat het kabinet de rechter niet kan beïnvloeden, maar wel het Openbaar Ministerie. Dat doen wij ook. De Kamer kent de OM-richtlijnen. De afspraak die met het OM is gemaakt, luidt dat in kwesties die werknemers met een publieke taak betreffen, een dubbele straf wordt geëist. Ik zeg nog maar eens voor alle duidelijkheid dat dat overigens geen ambtenaren hoeven te zijn. Het kunnen ook anderen zijn. Mijn beeld is dat de aandacht hiervoor daadwerkelijk aanwezig is bij de officieren van justitie. Ik meen dat dit een grote plus is.

De heer Çörüz vraagt vervolgens hoeveel mensen zijn geplukt en behandeld. Hij zal er begrip voor hebben dat ik die gegevens niet uit mijn hoofd ken. Wij zijn zeker bereid om de Kamer hierover te informeren. Ik zal dit opnemen met mijn collega van Justitie.

Ik weet dat de politie actief is op het gebied van het verhalen van schade. Dat is het "plukken" waarover de heer Çörüz sprak. De werkgever politie zorgt er, wanneer sprake is van materiële of immateriële schade voor hun politieagenten, voor dat deze wordt verhaald. Er zijn kleinere organisaties waar mensen met een publieke taak werken. Er zal daarom een centrum worden opgericht dat deze kan helpen bij het verhalen van schade. Dat is soms nog vrij ingewikkeld. De politie doet het al waar het kan. Ik zal de door de heer Çörüz gevraagde informatie aan de Kamer doen toekomen.

Ik zal de voorlopige schorsing opnieuw met mijn collega van Justitie bespreken. Mij bereiken verschillende signalen uit het land. In sommige delen van Nederland krijg je een zogenaamd "weekendarrangement" wanneer je op vrijdagavond iets uithaalt. Daar kun je dan het hele weekeinde zitten. Uit andere delen van Nederland hoor ik dat dit niet gebeurt en er ook weinig enthousiasme voor bestaat. Ik meen dat het een zeer effectieve maatregel is. Samen met mijn collega van Justitie wil ik nagaan waarom op dit vlak verschillen bestaan in Nederland en of wij hierin congruentie zouden kunnen betrachten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik heb twee vragen aan de minister. De eerste luidt als volgt. Wij weten dat een deel van het geweld dat plaatsvindt, wordt begaan door veelplegers. Dat zijn dus mensen die het niet een keer in hun hoofd halen om geweld toe te passen, maar meerdere keren. Hoe gaan wij om met deze specifieke groep? Wij hebben deze groep immers ook nog eens een keer in beeld. Welk beleid gaat de minister hierop inzetten?

Verder is er gesproken over het straffen van mensen niet alleen door het opleggen van een gevangenisstraf, maar ook via de portemonnee. De minister had het over het expertisecentrum. Mijn tweede vraag is of dit betekent dat er een team komt dat ook voor de politie, de brandweer en ambulancepersoneel het gevecht zowel civiel als via het strafrecht kan aangaan? Kan dit team op die manier geld boven tafel halen om de slachtoffers tegemoet te komen?

Minister Ter Horst:

De lijn die de politie vaak kiest, is er een van kennen en gekend worden. Daardoor kennen zij hun pappenheimers. Mijns inziens is deze lijn erg effectief. Dit betekent dat de politie er bovenop moet zitten. Ik kan dat niet doen vanachter deze katheder. In de driehoek van burgemeester, korpschef en officier van justitie moet worden gedeeld wie de personen zijn die zich niet eenmaal, maar meermaals schuldig maken aan dit soort gedrag. In de driehoek moet ook worden afgesproken op welke manier er met deze mensen wordt omgegaan. De inbreng moet niet alleen van de politie komen, maar ook van het openbaar ministerie. Je zou bijvoorbeeld kunnen stellen dat als je vaker iets doet, je zou moeten weten dat je dat niet mag doen, wat zou moeten leiden tot een hogere strafeis. Het allerbelangrijkste is mijns inziens echter dat politieagenten op straat weten wie deze zaken hebben gedaan en dat zij er bovenop zitten. Op die manier kunnen zijn ervoor zorgen dat het niet weer gebeurt.

Mevrouw Kuiken had ook een vraag over het expertisecentrum. Dit centrum kan niet zelf schade verhalen, want dat is geen taak van de rijksoverheid. Wij willen er echter voor zorgen dat elke organisatie die voor haar medewerkers schade wil verhalen omdat er sprake is geweest van agressie, weet hoe dat moet gebeuren. Het expertisecentrum zal daarbij helpen en zal deze organisaties de weg wijzen. Dat is iets anders dan een expertisecentrum dat al deze zaken naar zich toetrekt. Dat is niet nodig, want ik zei al dat de politie, een grote organisatie van 52.000 mensen, voor schadeverhaling de weg heel goed weet.

De heer Heemelaar (GroenLinks):

Ook voor de fractie van GroenLinks is het uitgaansgeweld onacceptabel. Ik heb echter nog geen vraag horen stellen over de echte preventie. Tot nu toe hebben wij alleen een opeenstapeling van repressiemaatregelen zien langskomen. Ik ben erg benieuwd welke echt preventieve maatregelen de minister bedenkt om dit groeiende en structurele probleem op te lossen of in ieder geval aan te pakken.

Minister Ter Horst:

Deze vraag stellen is altijd gemakkelijker dan hem beantwoorden. Onder andere via publiekscampagnes pakken wij dit probleem aan. Maar ook binnen organisaties zelf zijn wij actief. Wij hebben bijvoorbeeld met werkgevers als de sociale diensten de afspraak gemaakt dat zij in hun gebouwen het publiek duidelijk maken wat wel acceptabel gedrag is en wat niet. Dat wordt in de gebouwen duidelijk zichtbaar gemaakt. Wij noemen dit normstelling. Als mensen zich binnen deze gestelde normen bewegen, is er niets aan de hand. Wij maken duidelijk wat wel en wat niet acceptabel is. Dat kan je preventie noemen. Als de heer Heemelaar vraagt naar preventiemaatregelen voor jongeren die het gedrag vertonen waarover wij nu spreken, dan wordt die vraag te ingewikkeld om hier te beantwoorden. Jongeren hebben niets te doen en hebben ouders die ze niet meer opvoeden. Niemand stelt deze jongeren nog normen. Dit is een zeer ingewikkeld proces. Het is onmogelijk om met een toverstokje zo'n probleem op te lossen.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Eigenlijk heb ik een beetje medelijden met de minister. Zij was een daadkrachtige burgemeester van Nijmegen en zij geeft ons nu een uitstekende analyse van wat er in Nederland aan de hand is. Zij roept wanhopig dat de politie de baas moet zijn op straat. Hoe kan zij zich vinden in het kabinetsbeleid dat bezuinigt op de politie en politieagenten opjaagt om boetes te innen in plaats van criminelen te vangen? Hoe kan zijn zich vinden in een beleid waarin cellen voor asielzoekers zijn en criminelen op straat lopen? Hoe kan zij akkoord gaan met het feit dat als politieagenten met de dood worden bedreigd, de daders een "verhoogde" straf krijgen. Het is niet om te lachen; die verhoogde straf bestaat uit 60 uur taakstraf in plaats van 40 uur! Minister, vindt u het geen tijd worden om te stoppen met taakstraffen voor dit type misdrijven tegen politieagenten?

Minister Ter Horst:

Ik dank mevrouw Verdonk voor haar compliment dat de analyse er bij mij zo goed uitziet. Ik zou hopen dat dit ook eens bij de vragenstellers het geval was. Stel dat dit soort gedrag toeneemt omdat het aantal politieagenten afneemt. Dan zou ik misschien nog wel bereid zijn om te zeggen: wij doen er meer politieagenten bij. Dat is echter helemaal niet het geval. Mevrouw Verdonk weet, net als al haar collega's, dat het aantal politieagenten de afgelopen jaren alleen maar gestegen is en nog steeds stijgt. Ondanks het gegeven dat dit aantal stijgt, zie je dit soort gedrag. Wij moeten dus niet de indruk wekken dat wij dit soort gedrag kunnen voorkomen door meer politieagenten; dat is niet het geval. Zoals ik zo-even tegen de heer Van Raak zei, men mag mij erop aanspreken dat de operationele capaciteit van de politie, ofwel de mensen op straat, de komende jaren niet omlaag zal gaan.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik heb een vraag gesteld over de taakstraf.

Minister Ter Horst:

Ik ga niet over de straffen; de officieren van justitie en de rechters gaan daarover. De officier van justitie heeft 80 uur taakstraf geëist en de rechter heeft 60 uur toegekend. Hoe je daar ook tegenaan kijkt, dat is meer dan de 40 uur taakstraf die in een vergelijkbaar geval zou worden geëist en toegekend.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Mijn vraag was of de minister vindt dat er geen taakstraf meer moet worden opgelegd in dit soort gevallen.

De voorzitter:

De minister zei volgens mij dat zij daarover niet gaat.

Minister Ter Horst:

Ik ga daar niet over. In sommige gevallen wordt geen taakstraf opgelegd. Dan gaat het om misdaden met een langere strafeis dan in dit geval aan de orde is. Het kabinet heeft hierin een onderscheid gemaakt. Dit valt onder de acties waarvoor wel een taakstraf kan worden opgelegd.

De voorzitter:

Nu bijna alle leden aanwezig zijn, wijs ik hen erop dat volgens het Reglement van Orde de maximale tijd voor het stellen van een vraag één minuut bedraagt. Een aantal van hen zit hier ver overheen. Als er twee sets vragen zijn, is dat geen probleem, maar als er vier zijn, gaat het niet lukken. Vandaag was ik soepel, dat kon ook. Ik vraag de leden echter om een aanvullende vraag kort te formuleren.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Haverkamp, Knops en Van Geel;

Van Dam, Bouchibti en De Roos, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven