Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Peters aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de Nederlandse inzet voor de (aanstaande belangrijke) VN-conferentie over de gevolgen van de financiële en economische crisis voor ontwikkelingslanden (1-3 juni).

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Ontwikkelings­samenwerking van harte welkom.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking staat op het punt af te reizen naar de VN-conferentie over de financiële en economische crisis volgende week in New York. Deze conferentie is dé eerste, dé enige echte conferentie over de mondiale economische en financiële crisis met de hele wereldgemeenschap. Wij hadden eerder de conferenties van de G20, de G8, de Wereldbank, het IMF en de EU; allemaal conferenties van de rijke landen, bijeenkomsten van alleen de veroorzakers van de crisis. Maar nu, volgende week, zullen de ontwikkelingslanden erbij zitten, waar de gevolgen van de crisis het hardste zijn aangekomen. Dat zal confronterend worden: slachtoffers en daders bijeen. Wij in de rijke landen verliezen banen, huizen en hypotheken, al erg genoeg. Daar in de arme landen, die part noch deel hebben aan het ontstaan van de crisis, vertaalt dat zich meteen exponentieel schrikwekkend door tot bijvoorbeeld 55 miljoen tot 90 miljoen meer mensen in extreme armoede in dit jaar, 2009, alleen al.

Minister Koenders, wat gaat u op dit belangrijke forum doen? U gaat er niet alleen heen om Nederland te vertegenwoordigen. Op uw schouders rust ook de taak van die van cofacilitator. Uw schouders zijn gelauwerd met het lidmaatschap van de Stiglitzcommissie, die Nobelprijs winnende ontwikkelingseconoom met verstrekkende ideeën over gelijke kansen voor arme landen. Die lading schept verantwoordelijkheden. Ons kwam ter ore dat in de aanloop naar de conferentie verschillen van mening zijn ontstaan tussen de voorzitter van de AVVN, de initiator van deze conferentie, en de cofacilitators. Nederland dus, want met alle respect, de andere twee cofacilitators hebben minder in de melk te brokkelen. Het zouden met name verschillen zijn over het doel van de conferentie en verschillen in ambitie met deze conferentie. Nederland zou vooral een temperende rol spelen. Dat is toch niet waar? Dat is toch niet hoe deze minister de geschiedenis in wil gaan: als de temperende minister op de enige conferentie over de crisis waar de ontwikkelingslanden zelf mee mochten praten? Hij wordt toch de ambitieuze minister die als een leeuw opkwam voor – kan dat terugkomen in de tekst waaronder hij zijn handtekening gaat zetten? – meer gelijk speelveld voor de ontwikkelingslanden, een global financial transaction tax, harde bepalingen met de concrete ODA-verplichtingen van donorlanden en de belofte van de G8 om de jaarlijkse hulp in 2010 te verhogen met 50 mld. dollar en de grondige herbezinning op de aard van de economische orde, zoals Stiglitz dat wil en niet alleen hij, maar ook mevrouw Clinton, Herman Wijffels en Muhammed Yunus?

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik ben het zeer met de analyse van mevrouw Peters eens. Dit is de eerste vergadering van de hele wereldgemeenschap over de internationale financiële en economische crisis. Ik ben het ook met haar analyse eens dat wij kijken naar een crisis die begonnen is in de Verenigde Staten, langzaam uitgewaaierd is naar Europa en Japan en langzaam maar zeker de hele wereld beïnvloedt. De grootste slachtoffers zijn inderdaad de armste landen die in de afgelopen periode mede vanwege effectieve ontwikkelingssamenwerking en vooral door hun eigen initiatieven economische groei kenden, maar zeer kwetsbaar zijn. Wij zien nu inderdaad de grote onrechtvaardigheid dat een crisis waar deze landen part noch deel aan hebben nu radicaal toeslaat bij deze mensen: waarschijnlijk 400.000 à 500.000 extra doden in drie à vier jaar als gevolg van verminderde investeringen in gezondheidszorg en een verwachte economische groei die niet oploopt met de bevolkingsgroei. Ik ben net in een aantal landen geweest. Je ziet inderdaad dat de situatie desastreus is, zonder enige verantwoordelijkheid voor de oorzaken van de crisis. Ik heb hier al eens eerder gesproken over de bonuscultuur die wij in het casinokapitalisme van de afgelopen jaren kennen. De bonussen in 2007 waren even hoog als de totale ontwikkelingssamenwerking aan alle ontwikkelingslanden samen.

Op een aantal punten is mevrouw Peters niet helemaal goed ingelicht. Ten eerste ben ik geen lid van de Stiglitzcommissie, maar ik heb wel de commissie naar Nederland uitgenodigd en ik ben ook bij de meeste van haar vergaderingen geweest. Ik ben wel door de voorzitter van de Algemene Vergadering gevraagd om de rol te spelen die mevrouw Peters juist van mij wenst, namelijk om ervoor te zorgen dat de veranderingen die nodig zijn op korte, middellange en lange termijn op het gebied van de financieel-economische crisis, de voedselcrisis en de klimaatcrisis, gekoppeld worden aan een werkprogramma dat daadwerkelijk ook effectieve resultaten heeft. Het is Nederland geweest dat vorig jaar op de conferentie van Doha het compromis heeft geformuleerd zodat deze vergadering mogelijk werd. Het is ook Nederland geweest dat zijn nek heeft uitgestoken, in de zin dat ervoor gezorgd moet worden dat het een succes wordt. Dat laatste is overigens absoluut niet zeker, laat ik er dat direct bij zeggen.

Het zijn buitengewoon ingewikkelde onderhandelingen. Dat heeft niet alleen te maken met de positie van rijke en arme landen, maar ook met het gecompliceerde, soms zeer bureaucratische onderhandelingsproces in New York. Het is ook Nederland dat gevraagd is om te zorgen dat dit een succes wordt. Ik ben eigenlijk die minister om wie mevrouw Peters vraagt. Nederland is het enige rijke land dat gevraagd is om dat te doen. Ik heb er ook veel contacten over met alle landen in Europa op het ogenblik. Dit is een vergaande conferentie. Nederland is gevraagd door de voorzitter van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties om samen in dit geval met St. Vincent en de Grenadines, namens de G77 te komen tot documenten die kunnen leiden tot goede besluitvorming. Waarschijnlijk heeft mevrouw Peters haar informatie van Jubilee, waarin gesteld wordt dat Nederland een temperende rol zou spelen. Het tegendeel is waar. Wij zijn gevraagd om bij de commissie-Stiglitz te komen om een aantal van haar zinnige voorstellen te vertalen in de tekst en om steun te verkrijgen van andere landen. Vervolgens kan dan bekeken worden hoe zich dat verhoudt tot de grote vergaderingen die dit jaar worden gehouden. In bijvoorbeeld de G20 is weliswaar 85% van de wereldbevolking vertegenwoordigd, maar er wordt toch terecht afgevraagd waar deze G20 de legitimiteit vandaan haalt om zelf te beslissen over wat er met de wereldeconomie moet gebeuren. Dus die bridgebuilding exercise, dus het slaan van een brug naar de rest van de wereld, is de taak van Nederland. Volgens mij is dat juist de reden dat we dit doen en ook een succes willen maken van deze conferentie. Het is nog onduidelijk of de conferentie volgende week wordt gehouden; ik ben daar een groot voorstander van, maar er zal vandaag op voorstel van de voorzitter van de Algemene Vergadering gevraagd worden om uitstel naar de week van 24 tot 26 juni. Ik vind dat jammer, maar we hebben alleen nog maar een concepttekst voor de conferentie die inmiddels naar alle lidstaten is gestuurd. Wij zijn bezig met een reactie. Ook Nederland zal formeel dus als lidstaat reageren daarop. Ik ben het wat dat betreft zeer eens met bepaalde punten die mevrouw Peters noemt, bijvoorbeeld als het gaat om het committeren aan de hoogte en omvang van ontwikkelingssamenwerking, maar zeker ook als het gaat om meer fundamentele vragen. Die financieel-economische crisis landt niet voor niets het zwaarst op de schouders van de mensen die de last het minste kunnen dragen. Het heeft dus te maken met het internationale monetaire systeem, de rol van de dollar en de manier waarop management van reserves plaatsvindt. Het zou dus heel slecht zijn als wij nu bezig zijn om zaken op te lossen waarmee wij ook in Nederland bezig zijn, zoals regulering van banken en het maken van internationale stimuleringsplannen op een fiscaal verantwoorde manier, zonder tegelijkertijd na te denken over de enorme onevenwichtigheden in de economie. Ik noem maar even het grote probleem dat we allemaal kennen, dat de surpluslanden op het ogenblik gematigd de economie stimuleren en de deficitlanden dat heel fors doen. Je kunt je zo wel voorstellen dat we over een paar jaar dan een automatische vervolgcrisis krijgen. Het zijn die structurele elementen van de internationaal economische verhoudingen die, naast de noodzaak om direct ook mensen in ontwikkelingslanden te helpen, belangrijk zijn om in een agenda van de Verenigde Naties op te nemen.

Er is natuurlijk een forse discussie. Ik denk dat we ook wel een beetje positief mogen zijn. Het positieve is dat er meer dan ooit een terugkomst is van multilateraal bestuur. Je ziet dat de Verenigde Staten het unilaterale moment eigenlijk achter zich hebben gelaten en dat een land als China vanwege de rol bijvoorbeeld van de dollar een direct belang heeft bij nieuwe posities in het IMF en de Wereldbank. Om deze effectief te laten functioneren is het nu ook belangrijk dat daar een herschikking van de machtsverhoudingen komt. Dat zijn de grote vragen van nu. Het is belangrijk dat alle landen daarbij betrokken zijn en daarom vind ik het van belang dat Nederland ook zijn nek uitsteekt om in die brugfunctie tussen de G20 – waar wij lid van zijn en dat is goed – ook de rol van ontwikkelingslanden te betrekken. Dat is ook in het belang van Nederland. Het wordt ook zeer positief gewaardeerd. Het is ook een reden dat wij in die G20 mogen zitten, niet alleen vanwege de omvang van de economie, maar ook vanwege het feit dat wij ook mondiale verantwoordelijkheden nemen die in ons eigen belang zijn. Ik ben dus zeer voor het laten slagen van deze conferentie. Ik zeg er wel bij dat dit niet bij voorbaat gegeven is. Het onderhandelingsproces met de G77 is buitengewoon moeilijk. De rollen die Nicaragua, Venezuela en Iran spelen, hebben bijvoorbeeld niet zozeer te maken met economie als wel met kortetermijnpolitiek. Dit is echter de opdracht die Nederland zich heeft gesteld. Ik vind het eervol dat Nederland deze rol mag spelen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Nederland bekleedt een unieke positie. Hoe vaak heb je de kans dat je die rol voor de rijke landen tegenover de armere landen op verzoek van de algemene vergadering van de Verenigde Naties mag spelen? Ik wens de minister daarbij alle succes toe.

Nu zo'n dominante rol voor Nederland is weggelegd op een richtinggevende conferentie, vind ik het op zijn plaats dat de minister een en ander op papier zet voor de Kamer. Als de conferentie al volgende week plaatsvindt, zie ik graag de uitkomst en de Nederlandse inzet op papier. Mocht de conferentie worden uitgesteld, dan vraag ik de minister om de inzet voor de uitgestelde conferentie op papier te zetten. Daarin zou de minister uiteen moeten zetten hoe de basisdocumenten die de volgende conferenties over de crisis in de wereldeconomie zullen vormgeven, eruit moeten zien.

Minister Koenders:

Ik voldoe met plezier aan het verzoek van mevrouw Peters. De Kamer zal vandaag horen of de conferentie volgende week doorgaat. Wij zijn daarvoor, maar ik denk dat daar geen meerderheid voor is. Dat zou inhouden dat er nog geruime tijd is om de Kamer duidelijk te maken wat onze inzet is en wat de kansen en de risico's van deze conferentie zijn. Dat is immers niet iets wat automatisch lukt. De manier waarop de algemene vergadering, een orgaan van ongeveer 190 staten, functioneert, heeft grote risico's voor een goede uitkomst. Maar goed, Nederland ziet het als een uitdaging om tussen de G20, de hervormingen van het IMF en de Wereldbank en de brede volkerengemeenschap te proberen om brugfuncties te vervullen als die essentieel zijn, ook voor de oplossing van de internationale financiële crisis.

Mevrouw Gill'ard (PvdA):

Het is terecht dat de impact van de financiële crisis ook tijdens het vragenuurtje wordt geadresseerd. Daarvoor dank ik mijn collega. Mevrouw Peters vroeg de minister om vooraf de inzet kenbaar te maken. Nu de minister deze uitleg heeft gegeven, weet ik niet of het nog belangrijk is om deze op papier te zetten. De PvdA-fractie heeft veel vertrouwen in deze minister en in zijn inzet. Ik verwijs hierbij ook naar de moderniseringsagenda, die hij deze week aan de Kamer heeft gepresenteerd. Het is echter wel interessant om te horen wat de uitkomst is van de conferentie. Achteraf zou in een brief waaruit blijkt in hoeverre een en ander is gelukt, verantwoording gegeven kunnen worden.

Minister Koenders:

Uiteraard ben ik bereid om de Kamer vooraf of achteraf in te lichten, of om dat allebei te doen als dat zinnig. Er ligt ook een verzoek van de fractie van GroenLinks. Wij zullen daaraan voldoen. Uiteraard zullen wij ook berichten over de uitkomst.

Mijn grote taak is nu voornamelijk om landen bij elkaar te krijgen. De posities lopen enorm uiteen. Wat Nederland zelf vindt, is natuurlijk van belang. Zijn inzet op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking is over het algemeen wel bekend: de hervormingen van het IMF en de Wereldbank, de vergroting van beleidsruimte voor ontwikkelingslanden, de asymmetrische handelsakkoorden. Wij zitten dus dicht bij de agenda die ook de ontwikkelingslanden belangrijk vinden. Daarom heeft men Nederland ook gevraagd deze rol te vervullen. Uiteraard zullen wij met allerlei verschillende belangen rekening moeten houden om ervoor te zorgen dat in deze overbruggingsconferentie voortgang wordt geboekt.

Mevrouw Ferrier (CDA):

De minister is uitgenodigd om deze bijeenkomst tot een succes te maken. Ik wens hem daar alle goeds bij. Naar de mening van mijn fractie kan dat vooral door heel concrete voorstellen te doen. Ik zie dan ook graag een brief vooraf tegemoet, waaruit blijkt wat die concrete voorstellen zullen zijn en wat de inzet van deze minister zal zijn tijdens de conferentie.

Er is nog een punt. Dit is natuurlijk een unieke gelegenheid voor de wereldgemeenschap om verder te kijken dan alleen naar de schuldeffecten van de financiële crisis. Mijn fractie heeft grote zorgen over de toenemende honger in de wereld. Deze financiële crisis versterkt de voedselcrisis immers nog eens extra. Miljoenen mensen bevinden zich op de rand van armoede en honger. In hoeverre gaat de minister proberen om deze unieke bijeenkomst te gebruiken om ook concrete voorstellen te doen voor structurele verbeteringen op het gebied van de voedselcrisis?

Minister Koenders:

Gelet op het verzoek van mevrouw Ferrier, op het belang van de voedselcrisis en op de relatie tussen de voedselcrisis en een aantal andere problemen in de internationale economische verhoudingen, zullen wij dat zeker doen. Deze conferentie spitst zich toe op de internationaal-economische en financiële architectuur. Het grootste probleem voor ontwikkelingslanden is nu dat zij in tegenstelling tot ons geen contracyclisch beleid kunnen voeren. Wij hebben economische stabilisatoren. Je ziet eigenlijk een financiële drooglegging: ontwikkelingslanden kunnen geen handelskrediet meer opnemen. Je ziet ook een zekere mate van financieel protectionisme, zodat zij niet aan leningen kunnen komen. Er zijn eigenlijk geen investeringen meer. Er is een toenemend gebrek aan een level playing field tussen ontwikkelingslanden. Wij kunnen onze industrie en banken steunen; zij kunnen dat niet. Daar gaat die conferentie over.

Met betrekking tot de voedselvoorziening gaat het specifiek om drie punten. Ten eerste: zijn landen in staat om die voedselzekerheid financieel in te vullen en vorm te geven? Ten tweede: is er voldoende bescherming op korte termijn voor mensen die niet de koopkracht hebben om voldoende voedsel te kopen? Ten derde is er de combinatie van de handelsovereenkomst en voedselzekerheid. De Nederlandse regering zal zich voor die drie punten inzetten.

De heer Boekestijn (VVD):

Mijn fractie gelooft niet dat een grote zak geld Afrika ooit duurzame economische groei kan geven. De norm van 0,7% is dan ook onzinnig. Het gaat om de kwaliteit en niet om de kwantiteit. Die visie wordt door het overgrote deel van de rijke Westerse landen gedeeld, want slechts een klein handje vol landen geeft hieraan 0,7% uit. Betekent het feit dat 0,7% niet in het beroemde derde conceptakkoord van de VN staat, dat de minister tegenwoordig de visie van de VVD deelt dat 0,7% onzinnig is? Of betekent dit dat hij de moed heeft opgegeven dat andere rijke landen onder de huidige condities ooit 0,7% van hun budget zullen besteden aan ontwikkelingssamenwerking?

Minister Koenders:

Ik ben het met u eens dat een grote zak geld Afrika niet zal redden. Dat heeft deze minister ook nooit beweerd. Ik denk dat dat onzinnig is. Wij hebben het hier bovendien over serieuze ontwikkelingssamenwerking, die effecten heeft op Afrika. Op een aantal punten heeft zij, juist in de afgelopen periode, geleid tot economische groei en sociaaleconomische hervormingen in Afrika. Het derde punt is dat deze conferentie zeker niet alleen over ontwikkelingssamenwerking gaat. Ik zou eigenlijk willen dat de conferentie daar helemaal niet over zou gaan, maar de enige kapitaalstroom die op dit ogenblik nog in de richting van Afrika gaat, loopt helaas via ontwikkelingssamenwerking. De private sector en de banken hebben zich teruggetrokken en de exportmarkten zijn ingestort. Er is op dit moment dus een noodsituatie. Dan is het heel makkelijk om te zeggen dat je geen geld nodig hebt. Dat leidt op dit moment direct tot grote aantallen problemen. Wij hebben grote problemen met de oplossing daarvan.

Het gaat dus om voorspelbare kapitaalstromen, ook in de richting van Afrikaanse landen die iets aan economische en politieke hervormingen hebben gedaan, maar buiten hun schuld nu eigenlijk uit het internationale economische verkeer worden gestoten. Daar proberen wij met andere landen een oplossing voor te vinden. Helaas is ontwikkelingssamenwerking daarvoor op dit ogenblik de belangrijkste financieringsstroom. Dat is natuurlijk niet gezond, maar dat heeft te maken met de werking van het internationale economische systeem. Als je geen koopkracht hebt, als je veel kwetsbaarder bent, als vooral jouw producten niet worden toegelaten op de markten en als het monetaire systeem zodanig werkt dat er één dominante reservevaluta is, waardoor je bijna automatisch moet devalueren en de importen erg duur worden, leidt dat direct tot allerlei zeer negatieve effecten. Daar gaat die conferentie over.

Natuurlijk staat Nederland bij de 0,7%. Ik weet niet hoe de heer Boekestijn tot zijn opmerking daarover kwam. Er zijn nu eerste versies van de cofacilators. Die hebben nog niets te maken met eindteksten. Uiteraard zet Nederland zich juist in deze tijd in voor het handhaven van die internationale committering. Ik heb al iets gezegd over de huidige internationale verhoudingen. Wij leven echt in een tijd waarin 50 miljoen tot 100 miljoen mensen extra onder de armoedegrens komen. We zitten in een tijd waarin Afrika wordt drooggelegd, juist op het moment waarop Afrika hervormingen doormaakt. Het zou daarom voor het eigen nationale belang van Nederland buitengewoon slecht zijn als wij de groeimotor doorsnijden die ook in die ontwikkelingslanden zit. Daar gaat deze conferentie over.

De heer Irrgang (SP):

Het is natuurlijk heel goed als de allerarmste landen eindelijk mogen meepraten over de aanpak van het sprinkhaankapitalisme waarvan zij het meest van iedereen slachtoffer zijn. Zijn de voorstellen op voorstel van Nederland, in de rol van cofacilatator, echter al niet afgezwakt, bijvoorbeeld op het punt van de rol van de dollar en een commissie die standaarden gaat zetten voor veilige financiële producten waarvan landen niet het slachtoffer worden? Als u die rol speelt, speelt u dan niet een beetje de rol van burgemeester in oorlogstijd, die voor de rijke landen, de belangen van Wall Street en de Londense City de hete kastanjes uit het vuur haalt? Die voorstellen worden immers, mede onder druk van Nederland, al afgezwakt.

Minister Koenders:

Ik zou graag willen weten hoe u er in hemelsnaam bij komt als deze minister juist door de ontwikkelingslanden wordt gevraagd om een leidende rol te spelen om juist voor hen op te komen en u hier nu zomaar zonder enige bronvermelding beweert dat ik tegen de discussie over reservemanagement zou zijn, tegen een discussie over de rol van de dollar, dat Nederland dat eruit heeft geschreven. Ik weet niet waar u het vandaan heeft. Ik heb een stukje papier van Jubilee gezien, maar het is op niets gebaseerd. Wij zijn juist zeer actief met een bredere agenda. Ik vind het echt slecht dat u mij burgemeester in oorlogstijd noemt en ook nog eens zegt dat ik voor Wall Street opkom op het moment waarop Nederland, juist vanwege dat krediet dat het heeft in met name ontwikkelingslanden, op structurele hervormingen aandringt. U zou dat hier toch wel beter moeten beargumenteren.

De heer Irrgang (SP):

Ik heb hierover onder andere met uw collega Bos van Financiën gesproken die zei dat hij de rol van de dollar niet wil aanpakken en dat Nederland de voorstellen om binnen IMF-verband te zoeken naar een alternatief voor de dollar – voorstellen die ook door de Stiglitzcommissie zijn genoemd – niet steunt. Vanuit Jubilee krijg ik te horen dat dit ook uw rol is en dat spoort dus volkomen met de opstelling van minister Bos van Financiën. Dan is het toch volstrekt logisch ...

De voorzitter:

Minister?

Minister Koenders:

Zeggen dat ik niet voor ontwikkelingslanden maar voor Wall Street opkom, is nu precies een minister in de hoek zetten. Hoe komt u daar nu toch bij? Natuurlijk spreek ik hier ook met minister Bos over en die heeft nooit gezegd dat er geen discussie mogelijk is over de rol van de dollar.

De voorzitter:

Dank u wel, minister, ik probeerde net uw aandacht te trekken.

Minister Koenders:

Maar men moet wel met feiten komen als men zoiets durft te beweren!

De voorzitter:

Ik probeer u duidelijk te maken dat dit geen debat is, maar het mondelingevragenuur en dat ik nu het woord geef aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Joseph Stiglitz is niet alleen een knap econoom maar heeft eerder dit jaar voor de VN ook een knap rapport geschreven. Volgens mij is het zaak dat de voorstellen van de commissie-Stiglitz buitengewoon serieus besproken worden op die eerstkomende VN-conferentie begin juni als die op dat moment al doorgaat. Maar laat het tijdstip niet het probleem zijn, maar wel de politieke inzet. Ik heb de minister van Financiën alweer twee maanden geleden gevraagd of het kabinet de voorstellen van Stiglitz steunt. Ik kreeg daar geen volmondig ja op. Er komt nog een kabinetsreactie en die heb ik nog niet gezien, maar dat kan aan mij liggen. Steunt deze minister de voorstellen van Stiglitz en is hij dan ook bereid om zijn uiterste best te doen om die voorstellen te laten landen in de conceptteksten voor die VN-conferentie? Dan komen wij in ieder geval ergens. Steunt hij Stiglitz?

Minister Koenders:

Zo mag je dat niet formuleren. Ik heb net twee discussies met de heer Stiglitz gehad, verleden week en ook nog deze week.

De voorzitter:

U moet zich niet laten afleiden en gewoon de heer Vendrik antwoorden.

Minister Koenders:

Maar dit is toch de limiet! Als door de heer Marijnissen en anderen allerlei formuleringen in mijn richting worden geuit, zoals dat deze minister opkomt voor Wall Street, dan vind ik dat een niveau waarop ik liever niet in deze Kamer debatteer.

De voorzitter:

Nee, maar ik houd u eraan dat u antwoord geeft aan de heer Vendrik en alleen aan hem. Op de rest moet u niet letten, dan kijkt u gewoon maar niet in die richting. U geeft antwoord aan de heer Vendrik.

Minister Koenders:

Ik ben inmiddels ook voor flapdrol uitgescholden en dat mag kennelijk ook!

De voorzitter:

Nee, natuurlijk niet, maar ik heb het ook niet gehoord.

Minister Koenders:

Maar ik wel!

De voorzitter:

Maar dan moet u maar niet zo goed luisteren naar wat uit die richting komt. Geeft u de heer Vendrik nu maar antwoord.

Minister Koenders:

Wij hebben inderdaad hier twee conferenties met de commissie-Stiglitz gehad, vorige week en deze week. Het rapport van die commissie is nog niet af. Samen met de Duitse minister voor Ontwikkelingssamenwerking voer ik een discussie met de commissie over een groot aantal voorstellen. Ik ben het zeer eens met de heer Vendrik dat op een groot aantal punten juist naar de structurele oorzaken van deze internationale economische crisis moet worden gekeken. Het gaat dan over reservemanagement, over de rol van de dollar, over de tekorten in de Verenigde Staten en de surplussen in China en de desastreuze consequenties die dat ook heeft voor ontwikkelingslanden. De voorstellen zijn nog niet helemaal uitgekristalliseerd, het eindrapport moet nog verschijnen. Het is zeker de bedoeling dat onderdelen – ik bedoel niet te zeggen enkele onderdelen wel en andere niet, maar het moet wel tot meerderheden in die vergadering komen – gebruikt gaan worden voor deze conferentie. Die gaat over meer dan alleen de consequenties van deze crisis voor ontwikkelingslanden, het gaat ook over zaken als reservemanagement, de structurele oorzaken. Dat vind ik heel belangrijk. Wij hebben veel gezegd over de groene oplossing van de crisis en over het feit dat deze crisis gebruikt moet worden om een aantal internationale hervormingen door te voeren. Dit is het agendazettende karakter van deze vergadering. Als wij daar in juli in een keer zouden uitkomen, vrees ik dat het zal mislukken. Je zult een werkprogramma moeten voorstellen op deze thema's en dat heeft de heer Stiglitz ook gedaan.

Naar boven