Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren (31527).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Het gaat vandaag over de kwaliteit van ons zwemwater. Dit is een onderwerp waar ieder van ons wel eens mee te maken heeft, want wie zwemt er nu niet eens in Nederland of tijdens een vakantie in een van de andere Europese landen? Zwemmen is immers leuk en gezond. Kortom, het onderwerp van vanmiddag raakt iedere burger direct.

Het is goed dat wij erin slagen om overal in Europa dezelfde normen te hanteren voor de kwaliteit van ons zwemwater. De CDA-fractie stemt daarom in met de voorgestelde wetswijziging ter uitvoering van de Europese richtlijn met betrekking tot het beheer van de zwemwaterkwaliteit, maar wij hebben nog enkele vragen en opmerkingen en een voorstel.

Wij vinden het positief dat met deze wetswijziging geen andere regels worden voorgeschreven dan die noodzakelijkerwijs uit deze richtlijn voortvloeien. Ook waarderen wij het dat nadrukkelijk sprake is van een synergie tussen deze richtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Ik dank de minister ervoor dat veel van onze vragen en opmerkingen in de nota naar aanleiding van het verslag op goede wijze zijn beantwoord. Wij zijn ook tevreden met de toezegging van de minister dat dit wetsvoorstel geen extra administratieve lasten met zich zal brengen voor burgers en bedrijven, in het bijzonder particuliere beheerders van zwemwater.

Wij zijn door deze toezegging echter nog niet helemaal gerustgesteld. Wij hebben gevraagd naar het aantal extra fte's dat nodig is voor de administratie van de uitvoering van de richtlijn, in het bijzonder de fte's die zijn gerelateerd aan de rapportageverplichtingen richting de Europese Commissie. Dit kabinet wil immers niet meer, maar minder ambtenaren. De minister antwoordt dat zo'n inschatting moeilijk te maken is. Vervolgens geeft zij aan dat door gebruikmaking van een efficiënt digitaal systeem de toename van benodigde manuren ten behoeve van rapportage naar verwachting zeer beperkt zal zijn ten opzichte van de oude richtlijn. Ten slotte stelt de minister dat deze gegevens nodig zijn voor een correcte uitvoering van het nationale zwemwaterbeleid. Zonder de minister af te rekenen op twee cijfers achter de komma, wil onze fractie nog wel een antwoord op de vraag hoeveel ambtenaren, hoeveel fte per jaar, er extra moeten worden ingezet om aan de rapportageverplichtingen aan Brussel te voldoen. Wij geloven overigens graag dat dit goed is voor een correcte uitvoering van het nationale zwemwaterbeleid.

De minister stelt in de nota naar aanleiding van het verslag dat de extra kosten die de waterkwaliteitsbeheerders per jaar maken, nauwelijks zullen stijgen in vergelijking met de kosten die nu al worden gemaakt in het kader van het huidige zwemwaterbeleid en het nationale waterbeleid. Maar wat is deze toezegging waard als de minister tegelijkertijd ook aangeeft dat het niet mogelijk is, een goede inschatting te maken van de jaarlijkse kosten voor onderhoud van de zwemwaterprofielen? Wij begrijpen dat de complexiteit per locatie kan verschillen, waardoor soms uitgebreidere analyses nodig zijn. Tevens begrijpen wij dat de frequentie waarmee een zwemwaterprofiel moet worden herzien, afhankelijk is van de klassenindeling.

De minister moet het toch met mij eens zijn dat wij met de Nederlandse zwemwateren niet vanuit de nulsituatie van start gaan. Als een inschatting kan worden gemaakt van de initiële kosten voor het opstellen van zwemwaterprofielen voor 650 locaties, namelijk 5 mln., dan moet dit toch ook mogelijk zijn voor de jaarlijkse kosten? Wij willen daarbij ook antwoord op de vraag wie deze jaarlijkse kosten moeten opbrengen en op welke wijze deze worden gefinancierd.

Deze minister van VROM toont betrokkenheid en ambitie bij de grote vraagstukken van klimaatverandering en klimaatadaptatie. Juist daarom ben ik teleurgesteld in haar reactie op de voorstellen van het CDA om ernaar te streven dat onze grote en kleinere rivieren weer geschikt worden gemaakt voor drijvende bad- en zweminrichtingen, zoals die in de jaren twintig van de vorige eeuw nog functioneerden in onder meer de Maas in Rotterdam. Deze drijvende bad- en zweminrichtingen kunnen tegenwoordig zo worden ingericht dat zij geen belemmering voor de scheepvaart hoeven te vormen en de veiligheid van de zwemmer voldoende is gewaarborgd.

In ons voorstel vragen wij nadrukkelijk aandacht voor de moderne stedeling, die in de warme zomermaanden behoefte heeft aan verpozing en verkoeling. Nu al komen in diverse steden de zogenaamde stadsstranden op. Rotterdam heeft al enkele jaren succes gehad met een strand aan de Maas. Helaas is dat nu vanwege financiële problemen tijdelijk niet het geval. Hengelo, Blerick, Venlo, Amsterdam en Zoetermeer bieden de vaak krap behuisde stedeling ruimte voor ontspanning aan het water. Ik spreek bewust van "aan het water", want bij sommige stranden mag je wel zwemmen maar bij de meeste niet. Het gaat hierbij overigens om méér dan alleen de behoefte aan ontspanning en verkoeling. In een door de minister gefinancierd onderzoek "Kennis voor Klimaat" constateert TNO dat het ontstaan van hitte-eilanden een van de vier grootste klimaatproblemen voor steden vormt, met grote effecten op de gezondheid en op de arbeidsproductiviteit. Daarom vragen wij de minister méér ambitie te tonen om deze problematiek daadwerkelijk aan te pakken. Zij moet van een bedreiging een kans maken; een kans op meer stadsstranden waar grote aantallen stedelingen kunnen zonnen en baden. Heel concreet vragen wij de minister, te inventariseren welke kansen er op termijn zijn voor drijvende bad- en zweminrichtingen in onze rivieren en wateren in de steden, in combinatie met stadsstranden.

Aan welke veiligheids- en gezondheidseisen dienen deze te voldoen? Welke maatregelen zijn nodig om drijvende bad- en zweminrichtingen mogelijk te maken? Wij verzoeken de minister om in samenspraak met provincies, gemeenten, recreatieschappen en waterschappen, de mogelijkheden te onderzoeken om meer zwemwater in combinatie met stadsstranden open te stellen voor het publiek en de Kamer hierover te informeren. Als wij de zalm kunnen laten terugkeren in onze rivieren, moet het toch ook mogelijk zijn om daarin weer mensen te laten rondzwemmen?

De heer Madlener (PVV):

Vindt de heer Koppejan het niet compleet over de top dat Europa zich zelfs gaat bezighouden met ons zwemwater? Waarom moet Europa dat doen? Dat kunnen wij toch prima zelf? Welk probleem wordt hiermee opgelost? Heel veel ambtenaren gaan weer allerlei regeltjes over ons uitstorten. Bij het referendum heeft de Nederlander aangegeven dat hij juist minder Europa wil. En wat doet de heer Koppejan? Hij omarmt nu zelfs het idee dat Europa de kwaliteit van het zwemwater gaat voorschrijven. Dat is tot verschrikkelijk!

De heer Koppejan (CDA):

Dat vind ik inderdaad niet, mevrouw de voorzitter. Ik neem aan dat de heer Madlener ook wel eens op vakantie gaat in Europa. In tal van Europese landen zijn zwemwateren en het geeft toch een veilig gevoel als daar een bordje staat dat het zwemwater goedgekeurd is volgens de verordening van de zwemwaterrichtlijn? Hij weet dan dat hij daar veilig en gezond kan zwemmen. Ik vind dit prima voor de Europese burger die buiten de landsgrenzen een sprong in het water wil wagen.

De heer Madlener (PVV):

Net zo min als wij die regels uit Brussel nodig hebben, hebben de Fransen of de Spanjaarden die regels nodig. Ik zwem al jaren in het buitenland als ik op vakantie ga. Soms is het zwemwater heel goed en soms is het wat minder. Denkt de heer Koppejan nu echt dat de regels uit Brussel dit veranderen?

De heer Koppejan (CDA):

Die regels uit Brussel gaan dat inderdaad veranderen. Het is nog maar 15 jaar geleden dat rioleringen soms uitmondden vlak bij het zwemwater. Het verschil was niet te zien, want het water was even helder maar ondertussen was het behoorlijk vervuild. Vanaf de invoering van deze richtlijn kan de heer Madlener ervan verzekerd zijn dat hij overal in Europa een veilige plons kan maken.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik vind het compleet over de top dat wij nu zelfs de kwaliteit van ons zwemwater voorgeschreven krijgen door Brussel. Ik denk dat Nederland daar prima zelf voor kan zorgen, net als de Fransen en de Spanjaarden dat doen omdat het in hun belang is dat toeristen daar prima kunnen zwemmen. Daarvoor hebben zij de bemoeizucht van Europa niet nodig. Ik vind het werkelijk te gek voor woorden dat de heer Koppejan dit gaat steunen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Goed zwemwater is natuurlijk belangrijk want eigenlijk wil iedereen af en toe wel eens zwemmen en in de buitenlucht is dat aardiger dan binnen in het chloorwater.

Uit de desbetreffende stukken die ik de afgelopen jaren gelezen heb, krijg ik het gevoel dat het water schoner geworden is. De Kaderrichtlijn Water kan daarbij zeker helpen. Verwacht de minister dat wij al op meer plekken kunnen zwemmen? Daar gaat het immers om!

Mijn fractie vraagt wel zich af, of Europa zich hiermee moet bemoeien. Wat is daarvan de toegevoegde waarde? Wij kunnen ons voorstellen dat er een Kaderrichtlijn Water is, maar voor zwembaden? In de regelingen staan veel rapportageverplichtingen en er moeten metingen worden gedaan. Wordt daarmee geen grote bureaucratie opgebouwd, terwijl wij het nu juist allemaal ietsjes strakker willen? Kan de overheid niet wat krachtiger worden en in ieder geval zonder extra ambtenaren? Ik heb daarbij grote aarzelingen. De VVD-fractie heeft daarover vragen gesteld. De antwoorden in het verslag hebben mijn fractie niet overtuigd. Ook de Raad van State vroeg, los van de vraag of deze regeling wel nodig is, of het niet simpeler kan. Ik vond dit van de Raad van State een heel wijze opmerking, maar ook dat komt er niet echt uit.

Kortom, die richtlijnen, die afspraken zijn gemaakt in Brussel. Wij zullen er moeilijk omheen kunnen, maar de VVD-fractie zet er veel vraagtekens bij. Ik zou zeggen: maak wat minder regels. Dat bordje van de provincie over de kwaliteit van het water zegt mij voldoende. En geef vooral de zwemmer meer ruimte.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik kan het heel kort houden. Namens de PVV-fractie moet ik melden dat dit weer een treurig dieptepunt is in de Europese bureaucratie. Wij hebben weer dossiers vol met allerlei regels, verplichtingen, ambtenaren die vanuit Brussel regels over ons heen storten. En waarom? Om welk probleem op te lossen? Ik zou het niet weten. Wij kunnen prima de kwaliteit van ons eigen zwemwater regelen en dat gaan wij hier afspreken. Hier hoort het te worden geregeld en niet in Brussel. Ik spreek daarom mijn verontwaardiging uit dat de regering meegaat in al die bemoeizucht van Brussel. Wij zullen het voorstel voor de wetswijziging niet steunen. Kunnen wij dit echt niet zelf, vraag ik de minister. Moet dit nu uit Brussel komen?

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Cramer:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun reacties. Ik onderschrijf het belang van goed en schoon drink- en zwemwater. Dit staat in mijn beleid voorop. Ik wil garanderen dat als de burger gaat zwemmen in open water, het water daar veilig genoeg voor is. Uit de officiële cijfers blijkt dat Nederland er veel belang aan hecht dat mensen buiten kunnen zwemmen. Er zijn zo'n 630 officiële locaties, waarvan twee derde op binnenwater en een derde langs de kust.

Mevrouw Neppérus heeft gevraagd naar de kwaliteit van het open zwemwater. In 2008 voldeden alle kustlocaties aan de vereiste kwaliteit en 98% van de zoetwaterlocaties voldeed aan die eis. Met andere woorden: met de kwaliteit en de veiligheid van het zwemwater behoort Nederland tot de top van Europa.

Er ligt nu een wijziging van twee wetten voor, namelijk van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemaangelegenheden en de Wet op de waterhuishouding. Die wijziging is nodig voor de implementatie van de nieuwe Europese zwemrichtlijn. Ik wijs er met nadruk op dat de nieuwe richtlijn alleen betrekking heeft op open zwemwater en een voortzetting is van de bestaande richtlijn. Nederland heeft daarom nauwelijks iets hoeven te veranderen. De oorspronkelijke richtlijn dateert uit de jaren zeventig en het was dus ook wel tijd voor een update. De Europese richtlijn was een goed anker voor de herziening van de wetgeving. In wezen is er niets aan die richtlijn veranderd, maar er is wel sprake van een verbetering. De indicatoren die voorheen werden gebruikt, gaven een minder goed beeld van de kwaliteit van het zwemwater dan de indicatoren die nu worden gebruikt. Een tweede verbetering is dat er meer vooraf wordt gelet op het beheer van de zwemwaterkwaliteit. Gemeenten en provincies moeten tevoren aangeven welke locaties geschikt zijn als zwemwater. Ik kom zo nog terug op de opmerking van de heer Koppejan over dit punt. Een goed beheer vooraf kan voorkomen dat er zomers plotseling een alarm wordt afgegeven dat er niet mag worden gezwommen. Dan staat vooraf vast welke locaties geschikt zijn en kan er controle worden uitgeoefend. Dit is van groot belang. Voorts krijgen de burgers meer inspraak over de locaties waar kan worden gezwommen. De voorliggende wijziging is dus een verbetering.

Mevrouw Neppérus en de heer Madlener hebben gevraagd naar de noodzaak van deze verandering. De laatste noemde dit een treurig dieptepunt, maar ik vind het een vrolijk hoogtepunt. Deze regels zijn juist een verbetering ten opzichte van hetgeen in de jaren zeventig is opgesteld. Nederland loopt in het beheer van zwemwater voorop in Europa en behoort tot de top. In andere landen is het niet altijd zo goed geregeld. Ik zou eerder van de heer Madlener hebben verwacht dat hij zou zeggen: ik zou het wel prettig vinden als ik in Griekenland ook zo kon zwemmen met de zekerheid dat het water veilig is. Als je dat niet zeker weet, heb je toch een probleem. De Europese richtlijnen worden, zoals bekend, in heel Europa op dezelfde manier gehanteerd. Zo weet iedereen zeker dat hij in Griekenland, of in welk ander Europees land ook, veilig kan zwemmen.

Mevrouw Neppérus vroeg of de regels niet simpeler kunnen. In wezen zijn ze niet zo vreselijk ingewikkeld. Het zijn goede regels, die we zelfs nog wat hebben vereenvoudigd door de indicatoren te verbeteren en te vereenvoudigen. Zij kan er dus gerust op zijn dat deze regels echt niet overdreven zijn.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Dit gaat me iets te snel. Aan alle toelichtingen kun je zien dat het een uitgebreid geheel is, met rapportageverplichtingen en van alles en nog wat. En dan zegt de minister dat het wel meevalt, terwijl ook de Raad van State er kritisch over was. Dit gaat me toch even te snel. Er was waarschijnlijk aanzienlijk minder papier nodig geweest, en veel minder mensen in de uitvoering, als we dit allemaal niet hadden gehad. Ik wil echt een ander verhaal horen dan dat het zo simpel is.

Minister Cramer:

Richtlijnen zijn niet zo simpel als u voorstelde, want zaken moeten goed worden geregeld. We hebben deze verbeterd en op sommige punten zelfs versimpeld. Mijn opvatting is dat deze richtlijn, in de huidige vorm, prima voldoet als basis voor de veiligstelling van ons zwemwater.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De minister zegt dat die richtlijn wel kan, dat ze er weinig extra's aan heeft toegevoegd en eerder heeft gepoogd hem te versimpelen. Er zat geen kop op, dus ik wil haar best geloven, maar wat overblijft, is het loutere bestaan van die richtlijn; dáár gaat het om.

Minister Cramer:

Ja, die richtlijn is er inderdaad. Natuurlijk hebben wij in Brussel bij de herziening bepleit om alles zo eenvoudig mogelijk te formuleren en er niet allerlei toeters en bellen aan te hangen. Daarvoor hebben we ons uiterste best gedaan, ook om de administratieve lasten zo veel mogelijk te verminderen. Maar dit is eruit gekomen, ik sta daarachter en het is een richtlijn waar wij mee kunnen werken, evenals de waterbeheerders.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Ik begrijp het voorbeeld van Griekenland niet helemaal. Daar wordt al jaren gezwommen en volgens mij gaat dat er prima, net als in andere Europese landen waar je met vakantie heen kunt gaan. Als mensen buiten Europa op vakantie gaan, hebben ze die zekerheid niet. Gaat de minister zich nu inspannen voor een soort wereldconferentie over zwemwater, omdat zij vindt dat iedereen overal dezelfde normen moet hanteren?

De minister zegt dat ze het zwemwater in Nederland erg belangrijk vindt, maar daar gaat ze helemaal niet meer over; Europa gaat daarover. Volgens mij vindt ze het daarom helemaal niet zo belangrijk.

Minister Cramer:

Eerst de laatste vraag: wie gaat er over het zwemwater? In Europa stellen we deze richtlijnen op, maar de uitvoering ervan geschiedt gewoon in Nederland en de provincies zijn daarvoor verantwoordelijk.

En als antwoord op de eerste vraag: meneer Madlener, u wilt toch ook in heel Europa in goed zwemwater kunnen zwemmen en kennis hebben van de kwaliteit van zwemwater? Als mensen zeggen dat wij in Europa overal goed kunnen zwemmen, is dat gewoon niet waar. In Nederland hebben we goed en veilig zwemwater, maar elders in Europa zijn er nog vele plekken waar het eigenlijk niet verantwoord is om te zwemmen als we de veiligheid niet garanderen. Ik ben blij dat er nu in Europa eensgezindheid bestaat over een richtlijn die uniform vaststelt waar wij als burgers veilig kunnen zwemmen, ook als we op vakantie gaan.

De heer Madlener (PVV):

Dat doen we dus al jaren en het gaat al jaren goed. U lost hier helemaal geen probleem mee op, maar houdt wel een heleboel ambtenaren aan het werk. Misschien moeten we daar maar blij mee zijn, dat er zo veel ambtenaren in Brussel aan deze richtlijn werk hebben gehad.

Minister Cramer:

Dat sluit naadloos aan bij een vraag van de heer Koppejan, die vroeg of er vele extra manuren waren gaan zitten in de gegevensverzameling en rapportage aan de Europese Commissie. De inschatting van de toename van het aantal benodigde manuren en fte's voor de rapportageverplichtingen die volgen uit de richtlijn, is niet precies te maken. Ik heb dat al eerder meegedeeld. De verwachting is dat de toename van de benodigde manuren voor de rapportage van deze nieuwe richtlijn heel beperkt is, zeker ten opzichte van de oude richtlijn. Dit komt mede door het feit dat wij nu met een efficiënt digitaal systeem gaan werken, een systeem dat wij voorheen niet eens hadden. Daarnaast zijn de gegevens die worden gerapporteerd aan de Europese Commissie noodzakelijk voor de correcte uitvoering van de richtlijn.

Er worden geen extra gegevens verzameld voor de rapportage. Er komt niets boven op het werk dat wij oorspronkelijk hadden. Het is een efficiencyslag. Wij kunnen dit dus zonder extra fte's en zonder extra manuren aan. Dat is het antwoord op de vraag van mevrouw Neppérus.

De heer Koppejan vraagt naar de kosten van de herziening van het zwemwater. De jaarlijkse kosten zijn niet exact te geven en zijn afhankelijk van de vraag welk water het betreft. Er is wel enig inzicht te geven en een schatting te maken. Een schatting komt al gauw neer op de initiële kosten die moeten worden gemaakt, een bedrag van € 5000 tot € 10.000. De kosten liggen bij de waterbeheerder.

De heer Koppejan vraagt voorts naar stadsstranden in de steden en drijvende bad- en zweminrichtingen in de rivieren in de steden. Ik ken dat idee en ben er voorstander van dat dit meer mogelijk wordt gemaakt. Je ziet dat ook overal gebeuren en dat is zeer positief. Ik heb er dus ook geen bezwaar tegen, maar wijs er in het kader van de verantwoordelijkheid op dat het bevoegd gezag bij de provincie ligt. De provincie kan in overleg met de waterbeheerder, in dit geval Rijkswaterstaat, vaststellen waar de plekken kunnen worden aangewezen en/of ontwikkeld.

De heer Koppejan vraagt mij meer ambitie te tonen. Ik wil net als hij best in de media zeggen hoe ontzettend belangrijk ik het vind, maar ik neem aan dat ook de heer Koppejan vindt dat niet alles door het Rijk moet worden geregeld. Wij kunnen het prima aan de provincies overlaten om in samenspraak met de gemeenten de plekken vast te stellen die de heer Koppejan en ik zo belangrijk vinden.

De heer Koppejan (CDA):

Ik ben het met u eens dat de bevoegdheden bij de provincies en de steden liggen, maar de rijksoverheid kan wel stimuleren. Dat kun je ook doen door onderzoek op te zetten in samenspraak met provincies, gemeenten, recreatieschappen en waterschappen. Juist als je op rijksniveau dit soort onderzoeken initieert, kunnen veel gemeenten er tegelijkertijd van profiteren en hoeft niet iedere provincie of gemeente het wiel opnieuw uit te vinden. In die zin heeft de minister wel degelijk een verantwoordelijkheid.

Daarnaast heeft de minister een verantwoordelijkheid ten aanzien van klimaatadaptatie. Het onderzoek dat door TNO is uitgevoerd, heeft aangetoond dat het een probleem is dat er in de grote steden hitte-eilanden ontstaan. Daarop is dit idee nu juist een antwoord. Ook vanuit het nationale klimaatadaptatiebeleid is dit dus een goed initiatief.

Minister Cramer:

Om tegemoet te komen aan wat de heer Koppejan vraagt, kan ik zeggen dat ik de ambitie heb. Dat is het punt niet. Het gaat om de vraag hoe je die ambitie concreet vorm geeft. Als de richtlijn in werking treedt, is het van groot belang dat provincies en gemeenten heel goed weten wat er wel en niet is gewijzigd. Er is eigenlijk weinig gewijzigd, maar het belangrijkste verschilpunt is dat het beheer van het zwemwater nu veel beter vooraf geregeld zal worden door provincies in samenspraak met de gemeenten.

Als alles rond is, zal ik een enthousiasmerende brief schrijven aan de provincies en meedelen dat de richtlijn is herzien. Ik zal aangeven welke punten veranderd zijn en zal benadrukken dat het van groot belang is dat zij zelf het initiatief nemen om de mogelijkheden die zij in hun provincie hebben ten aanzien van open zwemwater, te inventariseren. Vervolgens moeten zij keuzes maken waar de stedelingen en de mensen in de rest van de provincie kunnen zwemmen, rekening houdend met het voorstel dat nu wordt gedaan. Een enthousiasmerende brief met alle dingen die de heer Koppejan ook graag wil.

De heer Koppejan (CDA):

De minister komt mij tegemoet, maar het stapje dat zij zet, is niet groot genoeg. Ik vroeg haar namelijk een gezamenlijk onderzoek te initiëren.

Minister Cramer:

Daarover ben ik minder positief, omdat het aan de provincies is om dit in overleg met de gemeenten te bepalen. Dat zou ik met een eigen onderzoek doorkruisen. Het is bovendien de essentie van de richtlijn dat de provincies moeten inventariseren welke plekken hiervoor het geschikst zijn. Dit is echt een zaak die wij aan de provincies moeten laten. Zij weten het beste waar hun burgers behoefte aan hebben en zij kunnen het echt heel wel zelf inventariseren.

De voorzitter:

Zo te zien is de minister aan het eind van haar antwoorden.

Minister Cramer:

Tot slot zou ik erop willen wijzen dat het van groot belang is dat deze richtlijn snel kan worden geaccordeerd. Nederland moet zich namelijk houden aan de Europese regelgeving en dat betekent in dit geval dat wij spoedig tot implementatie moeten overgaan.

De voorzitter:

Is er bij de leden behoefte aan een tweede termijn?

Dan geef ik het woord aan mevrouw Koppejan. Mevrouw Neppérus, hebt u behoefte aan een tweede termijn. U denkt er nog even over?

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik wacht even af.

De voorzitter:

U wacht even af.

Mijnheer Koppejan, er hangt veel van u af. Gaat uw gang.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Wij zijn elkaar tot op 99% genaderd, maar toch nog niet helemaal. Dat bleek ook wel uit het debatje van zojuist. Het is voor mij aanleiding om een motie in te dienen, mede namens mijn collega's Jacobi en Neppérus.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er onder de stedelijke bevolking in de zomerperiode een toenemende behoefte is aan verkoeling en ontspanning;

constaterende dat stadsstranden groeiende populariteit genieten;

overwegende dat uit TNO-onderzoek blijkt dat het ontstaan van hitte-eilanden in steden als gevolg van klimaatverandering een niet te onderschatten risico is;

overwegende dat rivieren en andere wateren de laatste jaren steeds schoner zijn geworden en met de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water nog schoner moeten worden,

verzoekt de regering, in samenspraak met provincies, gemeenten, recreatieschappen en waterschappen de mogelijkheden te onderzoeken om meer zwemwateren in combinatie met stadsstranden open te stellen voor het publiek en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Jacobi en Neppérus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(31527).

De heer Madlener (PVV):

Het irriteert mij nu toch een beetje, zeker omdat ik zo goed weet wat er in mijn woonplaats Rotterdam is gebeurd. In Oostvoorne hadden wij een autostrand. Dat strand is onder druk van de milieulobby afgesloten. Ik denk verder aan de files naar Scheveningen. Als je als stadsbewoner naar het strand wilt, sta je urenlang in de file. Wat rest de stadsbewoner dan? Een strandje aan de Maas, waar je niet eens mag zwemmen. Als u lef had, nam u het voor die mensen op. U zou dan voor die stadsbewoners vragen om heropening van het autostrand in Oostvoorne. Die mensen willen naar de kust, maar dat kan niet want onder druk van de milieubeweging worden steeds meer stranden afgesloten voor recreatie. Dit is toch gewoon een slappe motie?

De heer Koppejan (CDA):

Ik begrijp u niet. Als ik u zo hoor, moet u eigenlijk deze motie ondertekenen. Wat wij in deze motie vragen, is namelijk precies wat u wenst. Wij hebben Rotterdam ook als voorbeeld genoemd. In de jaren twintig zwom men daar in de Maas en nu is er alleen nog maar een met sluiting bedreigd stadsstrand. Overigens neemt de gemeente Rotterdam diverse initiatieven. Ik wijs op het Zuiderpark, waarin volop is geïnvesteerd, bijvoorbeeld in zwemwater. Ik ben het verder met u eens dat wij burgers niet naar de kust moeten jagen, maar de gelegenheid moeten bieden om in hun directe omgeving in de buitenlucht te zwemmen.

Wij investeren miljoenen in het schoonmaken van het water. Een deel van dat geld voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water kan best worden gebruikt ten behoeve van zwemwater. Ik denk dat dit een initiatief is waarmee wij tegemoetkomen aan de wensen van de burgers, burgers die u zo belangrijk zegt te vinden.

De heer Madlener (PVV):

Ik zal het nog een keer proberen uit te leggen aan de heer Koppejan. Het gaat mij er dus om dat de burger niet meer naar het strand kan, want dat is afgesloten vanwege de milieubeweging, en hem niets anders rest dan een strandje aan de Maas. Vroeger kon de Rotterdammer naar de kust. Steeds meer strand wordt afgesloten onder druk van de milieubeweging. Ook in die regio is het CDA vertegenwoordigd. Het zou, behalve dat strandje aan de Maas, toch mogelijk moeten zijn dat de Rotterdammer zoals vroeger naar de kust kan. Het autostrand zou dus weer open moeten. Wil de heer Koppejan het ook daarvoor opnemen?

De heer Koppejan (CDA):

Ik kan niet specifiek ingaan op het autostrand. Dat vind ik echt iets voor mijn collega's in de Rotterdamse gemeenteraad, waar de heer Madlener ook vertegenwoordigd is. Ik bestrijd overigens dat de milieubeweging het recreëren en het verpozen aan het strand onmogelijk zou maken. Ik denk dat natuur en milieu hier juist heel goed kunnen samengaan. Ik heb vanochtend ook diverse mails gekregen naar aanleiding van publicaties, ook van mensen die zeggen dat het een hartstikke goed idee is om te kunnen zwemmen in het water. Het brengt de natuur ook weer dichter bij de mens als je in een natuurlijke omgeving kunt zwemmen. In die zin zie ik juist een combinatie van natuur, milieu en recreëren. Ik neem afstand van de kwalificaties van de heer Madlener over de milieubeweging. Hij heeft gelijk: het CDA is ook voor het milieu.

De heer Madlener (PVV):

De heer Koppejan wil het wel opnemen voor het stadstrand in Rotterdam, maar hij vergeet dat de afsluiting van het autostrand voor de Rotterdammer een grote aderlating was. Ik vind het jammer dat hij niet de gelegenheid te baat neemt om het ook daarvoor op te nemen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik blijf mijn aarzelingen houden of Europa zich hiermee moet bemoeien. Ik zou zelf zeggen, net zoals mijn partij, dat je dat niet moet doen. Maar goed, de richtlijn is er en de minister moet hem dan ook uitvoeren. De kanttekening of Europa dit moet doen, blijft voor ons levensgroot staan. Verder blijft het voor mij een punt om toch ruimte te geven aan de zwemmer. Dat is de reden dat ik de motie van de heer Koppejan en mevrouw Jacobi heb medeondertekend. Probeer binnen de mogelijkheden die er zijn toch wat meer te doen, want zwemmen in open water is leuk.

Minister Cramer:

Voorzitter. Mijn antwoord bestaat uit een reactie op de motie van de leden Koppejan, Jacobi en Neppérus. Hoe sympathiek deze motie ook is, ik ontraad toch de aanname ervan. Ik heb heel nadrukkelijk gezegd dat het bevoegd gezag, de provincie, samen met de gemeenten dit soort zaken moet regelen. Natuurlijk zijn ook de waterschappen daarbij betrokken. Het is wat mij betreft niet een zaak van het Rijk om dit te organiseren, hoe sympathiek de motie ook is. Daarom heb ik gezegd dat ik, zodra de richtlijn in werking treedt, de provincies met een heel enthousiasmerende brief zal aanschrijven en alle punten die de Kamer met mij heeft gewisseld, onder de aandacht zal brengen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende motie volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 15.32 uur tot 18.00 uur geschorst.

Voorzitter: Van Beek

Naar boven