Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 maart 2009 over de Europese Raad.

De heer Ten Broeke (VVD):

Mevrouw de voorzitter. De kwestie Straatsburg is te belangrijk voor de geloofwaardigheid van Europa om af te doen met opmerkingen als: niet aan de orde, al zo vaak geprobeerd, wij zijn het toch eens met elkaar. Dat de premier deze kwestie al in 2006 opbracht tijdens een Europese top, doet hier niet ter zake, want daarna volgden nog de onderhandelingen over het Verdrag van Lissabon, daar is het niet gelukt, en vervolgens zijn er nieuwe toezeggingen gedaan. Wat blijft staan, is dat wij voor de Europese verkiezingen op 4 juni aanstaande onze kiezers in de ogen moeten kunnen kijken en moeten kunnen zeggen dat wij, ondanks het feit dat wij het met elkaar eens zijn, niet aflatende pogingen zullen ondernemen om Straatsburg aan de orde te stellen. De oproepen van de lijsttrekkers van de Partij van de Arbeid en van het CDA voor de Europese verkiezingen waren helder en die zijn gratuit als deze partijen hier niet voor de volgende motie stemmen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de aankomende Europese Raad voor regeringsleiders de laatste kans is om de kwestie van Straatsburg als zetel voor het Europees Parlement, voor de Europese verkiezingen op het hoogste niveau aan de orde te stellen;

overwegende dat de regering al sinds de motie-Herben/Timmermans (30802, nr. 6) van oktober 2006 de opdracht heeft, de kwestie Straatsburg bespreekbaar te maken;

verzoekt de regering, hier tijdens deze Europese Top gevolg aan te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ten Broeke, Van Bommel, Pechtold, Vendrik en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 420(21501-20).

De heer Blom (PvdA):

In de afgelopen jaren zijn er vier tot vijf moties met dezelfde strekking ingediend en er was steeds een duidelijke meerderheid van de Kamer voor die moties. De regering heeft zich de afgelopen jaren inspanningen getroost om de wens van het Nederlandse parlement met betrekking tot het verhuiscircus naar Straatsburg aan de orde te stellen.

De bewindslieden hebben dat keer op keer gedaan, maar nu komt de heer Ten Broeke weer met een motie. Wij zijn het eens, de fracties van de Partij van de Arbeid en de VVD zijn het met elkaar eens, overigens met nog een heleboel andere fracties hier. Weet de heer Ten Broeke wie het niet met ons eens zijn? Dat zijn zijn eigen partijgenoten in Frankrijk en mijn partijgenoten in diverse landen. Onze instelling hier in het Nederlandse parlement is de juiste en de heer Ten Broeke hoeft ons of de Nederlandse regering dan ook niet te overtuigen. Hij moet de leden van het Europees Parlement overtuigen die dat verhuiscircus in stand houden. Zijn motie heeft dus geen enkele zin. Hij doet dat voor de bühne, het is verkiezingsretoriek, want de mening van de Kamer is al jaren dat er een einde moet komen aan dat verhuiscircus. Deze motie levert daar geen enkele bijdrage aan, want de stellingen zijn reeds ingenomen.

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Blom verwijst naar het Europees Parlement, maar daar zitten wij niet. Wij zitten hier in dit parlement en wij kunnen een oproep doen aan deze regering. De regering heeft een opdracht. Wij hebben echter moeten vaststellen – en de heer Blom kan dat ook doen – dat in de afgelopen twee jaar uit geen enkel raadsverslag is gebleken dat de regering deze zaak aan de orde heeft gesteld. De bewindslieden hebben dit misschien informeel gedaan bij een kopje koffie en heel snel vastgesteld dat het voorlopig nog geen zin had. Is dat een reden om er dan maar mee op te houden? Mijnheer Blom, dat is vaandelvlucht! Misschien kiest de Partij van de Arbeid daarvoor en ik kan mij dat ook wel voorstellen, want als de heer Blom naar mijn Europese collega's verwijst, dan leg ik dat graag ook bij hem terug. In de fractie waar ook de Partij van de Arbeid lid van is, zijn veel socialisten tegen enige verandering. Daar zit het verzet. Als er iemand is die daar iets aan kan doen, is hij dat. Hij zou zich moeten scharen in de rijen van zijn lijsttrekker die dit ook heeft bepleit en de motie moeten steunen.

De voorzitter:

Het is niet de bedoeling dat wij hier nu een lange discussie over dit onderwerp voeren.

De heer Blom (PvdA):

Nee, maar wij moeten ons wel bij de feiten houden. De Kamer heeft tot vijf keer toe een uitspraak gedaan over deze zaak. Vijf keer was er helderheid en wij hebben vijf keer gezegd dat wij dit niet willen. Onze regeringsvertegenwoordigers in de diverse raden hebben hun stinkende best gedaan om dit onderwerp op de agenda te krijgen, maar een aantal landen houdt dit tegen. De inzet van onze minister-president, maar ook van onze minister van Buitenlandse Zaken en onze staatssecretaris van Europese Zaken, is uitstekend geweest. Deze motie voegt dus helemaal niets toe. Gaat u naar uw collega-liberalen in het Europees Parlement!

De heer Ten Broeke (VVD):

De liberalen in het Europees Parlement zijn volstrekt eenduidig. Als u in uw fractie in het Europees Parlement zo veel medestanders had als ik, had u die opmerking niet gemaakt. U bent kennelijk niet op de hoogte van de feiten en zoals gebruikelijk hebt u uw huiswerk niet gemaakt. In 2006 is de laatste motie aangenomen; dat was vóór de onderhandelingen voor het Verdrag van Lissabon. Daar had het geregeld kunnen worden, daar is dat niet gelukt en daarom is deze nieuwe oproep zeer aan de orde.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik ken collega Ten Broeke als een zeer serieus politicus, die hier niet alleen maar staat voor de bühne of verkiezingsretoriek bedrijft, maar hier staat voor resultaat. Wat hij vraagt, delen wij allen; dat hebben wij al diverse malen laten blijken. Hij wil nu dat het expliciet op deze top ter sprake wordt gebracht. Daarmee wil hij resultaat bereiken; dat doet hij dus niet voor de verkiezingen, maar voor het resultaat. Maar als de minister straks antwoordt dat het onverstandig is om het in deze top ter sprake te brengen en dat het veel beter is om dat op een ander moment te doen, is hij dan bereid – omdat het hem immers om het resultaat is te doen – om zijn motie aan te houden?

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat lijkt mij een buitengewoon onwaarschijnlijk antwoord. U hebt zojuist gehoord van staatssecretaris Timmermans dat de regering deze kwestie van de zetelverdeling in het Europees Parlement voelt als een morele verplichting. Welnu, als iets wordt gevoeld als een morele verplichting, is er nooit voldoende aandacht voor. We kunnen dit dus altijd opnieuw aan de orde stellen en misschien moet dat dan gewoon maar nu weer gebeuren. Misschien is er deze keer geen resultaat, maar dat zal er komen als wij er aanhoudend aandacht voor blijven vragen. Dat doet de VVD hierbij.

De heer Ormel (CDA):

Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Als de minister aangeeft dat het contraproductief zou zijn om op deze top hierover in de openbaarheid te spreken, is de heer Ten Broeke dan bereid om zijn motie aan te houden? Het gaat hem immers om het resultaat.

De heer Ten Broeke (VVD):

Nu vraagt u iets anders, namelijk of ik mijn motie zou willen aanhouden. Vanzelfsprekend wil ik eerst naar het antwoord van de minister luisteren, maar ik denk dat het altijd nuttig en zinvol is, zeker in aanloop naar de Europese verkiezingen, om straks tegen de kiezers te kunnen zeggen dat het Nederlandse parlement het hierover eens is en keer op keer de mogelijkheid te baat heeft genomen om aandacht voor deze zaak te vragen. En dat zal uiteindelijk resultaat hebben; misschien niet in juni, maar wel ooit.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een vraag, een opmerking en een motie. Ik vraag de ministers van Buitenlandse Zaken en VROM of het kabinet bereid is om te blijven hameren op een definitief voorstel in de Europese Unie, uiterlijk in juni van dit jaar, voor een nieuwe financiële bijdrage van de EU aan adaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden. Ik hamer daar zo op, omdat een motie van mijn hand ter zake is aangenomen, maar ook omdat vorige week al, in het overleg met de staatssecretaris van Financiën ter voorbereiding van de Razeb, werd gesuggereerd dat dit maar een minder harde eis zou moeten worden. Volgens mij is dit echter cruciaal als wij een deuk in een pakje boter willen slaan in Kopenhagen. Vanochtend heb ik over mijn herhaalde verzoek geen helderheid gekregen van het kabinet. Ik vraag dus concreet: wordt dat onderdeel van mijn motie uitgevoerd?

Verder de kritiek van Yvo de Boer. Wij zijn allen geschrokken van de conclusies in de laatste Ecofinraad die een schending van de Baliafspraken inhouden. Er worden nieuwe eisen gesteld aan het verkrijgen van financiële steun voor adaptatie en mitigatie in ontwikkelingslanden en dat is dus niet conform Bali; het is een nieuw onderhandelingspunt, dat het onderhandelingsproces naar Kopenhagen verder vertraagt. Dat moet de Europese Unie niet doen. Anders dan de minister van VROM suggereerde in het overleg van zojuist, ben ik er niet zo zeker van dat Nederland dat ook niet wil. In een van de eerdere stukken, een BNC-fiche, laat de Nederlandse regering wel degelijk doorschemeren dit soort nieuwe vormen van conditionaliteit te steunen. Met andere woorden, dit moet worden opgehelderd. De GroenLinksfractie wenst dat de Nederlandse regering in de Europese Unie bepleit dat de Baliafspraken niet mogen worden geschonden, maar leidend en uitgangspunt moeten zijn bij verdere onderhandelingen en dat er niet van mag worden afgeweken; ook in het belang van een snel en effectief akkoord in december 2009.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de laatste Ecofin de afspraken op Bali schendt door nieuwe eisen te stellen aan het verkrijgen van financiële steun;

verzoekt de regering, het standpunt in te nemen dat de afspraken van Bali leidend zijn voor verdere onderhandelingen en geen nieuwe voorwaarden te stellen aan het krijgen van financiële steun,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 421(21501-20).

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik zal reageren op de motie van de heer Ten Broeke c.s. en minister Cramer zal ingaan op de opmerkingen van de heer Vendrik en de heer De Boer.

De regering is het volstrekt eens met de opvatting dat het Europees Parlement in één plaats zou moeten vergaderen en dat er een einde zou moeten komen aan het eindeloze gereis en het heen en weer trekken met alle kosten van dien. Dat mag blijken uit het feit dat jaren terug de Kamer de motie-Weissglas van de VVD, de motie-Verhagen van het CDA, de motie-Van der Laan van D66 en de motie-Timmermans van de PvdA breed ondersteunde. Deze zelfde mensen, die nu al of niet in de regering zitten, hebben dat ook breed uitgedragen.

Met betrekking tot de opvatting dat er één zittingsplaats zou moeten zijn en dat het Europees Parlement een einde zou moeten maken aan het eindeloze gesleep van koffers en mensen, is deze motie dus volstrekt overbodig. In tijden waarin de VVD onder leiding van Bolkestein of Zalm stond, stemde de VVD-fractie überhaupt niet voor overbodige moties, laat staan dat zij ze indiende. Er zijn echter nieuwe tijden aangebroken, want er moet blijkbaar een statement worden gemaakt. Na het rijtje van al die moties moet er nu ook een motie-Ten Broeke komen. Dat is prima: iedereen heeft zijn eigen rechten.

De motie moet er echter wel op gericht zijn om daadwerkelijk te bereiken dat er een einde komt aan het gereis en dat het Europees Parlement op één plek vergadert. In het Verdrag van Amsterdam, waarvoor staatssecretaris Patijn, ook VVD, destijds de onderhandelingen voerde, is Straatsburg opgenomen als zittingsplaats van het Europees Parlement. Als je een einde wilt maken aan dit circus, moet er dus een verdragswijziging komen. Daarom heeft het kabinet zich steeds ingezet om dit punt bespreekbaar te maken, conform de wens van de Kamer en de regering. Wij kunnen wel allemaal nummers gaan maken voor de verkiezingen, maar er is geen verschil van opvatting.

De vraag is aan de orde of iets productief of contraproductief is. Als wij willen aandringen op een verdragswijziging die de wens van de Kamer zou kunnen vervullen, moeten wij daarover spreken als er een verdragswijziging aan de orde is. Die is nu niet aan de orde. Als wij nu, met het oog op Lissabon en met het oog op de discussie in Ierland, zouden eisen dat er tussentijds een verdragswijziging komt, geef ik u één ding op een briefje. Niet alleen zal het parlement dan ten eeuwigen dage in Brussel en Straatsburg blijven vergaderen – precies het tegenovergestelde van wat wij willen bereiken – maar wij zouden daarnaast dusdanige irritatie oproepen bij andere lidstaten, dat wij ook andere punten, die voor u en voor ons van belang zijn in het kader van de Europese samenwerking, niet meer kunnen realiseren. Als het u erom gaat irritatie op te roepen bij de partners, voeren wij de motie niet uit.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. De minister moet de motie goed lezen. In de motie staat namelijk niet dat wij het niet eens zouden zijn over de ene zetel. Dan zou de motie overbodig zijn geweest. Ik roep de minister op om de kwestie nu aan te kaarten. Ook de motie van de leden Timmermans en Herben uit 2006 riep daartoe op. Die motie is tot op vandaag niet uitgevoerd. Er was op dat moment wel een verdragswijziging aan de orde, maar het kon destijds niet direct omdat wij nog onderhandelingen gingen voeren over het verdrag van Lissabon. Dat was op dat moment een goede reden.

Daarna heeft de minister mij een mondelinge toezegging gedaan dat hij het zou aankaarten. In geen enkele raadsvergadering van de afgelopen twee jaar heb ik kunnen teruglezen dat hij dat heeft gedaan. Nu is er de laatste Europese top voor de verkiezingen. Dan moet de minister niet aan mij uitleggen hoe het moet, maar aan zijn collega de heer Van de Camp. Hij denkt immers de minister buiten deze Kamer te kunnen wegsturen met een plan dat zo oud is als de weg naar Rome, waar helemaal niemand voor gaat en hij denkt dat Straatsburg kan worden ingewisseld voor een universiteit, maar hij heeft niet het lef om de minister daartoe op te roepen. Dat doen wij wel. Wij vragen de minister om het in Europa aan de orde te stellen. Ik ben mij er natuurlijk van bewust dat het een kwestie van lange adem is, maar het is de vraag of hij dat kan opbrengen.

Minister Verhagen:

Als het uw doel was om werkelijk resultaat te boeken en uw verzoek zou productief zijn, dan zou ik het in de komende raad aan de orde te stellen. Uw motie werkt echter contraproductief en ik zal het dan ook niet doen.

Ik ben verder best bereid om een mooi verkiezingsverhaal te houden over Europa, maar dan wel buiten deze zaal.

Minister Cramer:

Voorzitter. De heer Vendrik onderstreept naar aanleiding van zijn motie het belang van de financiële bijdrage van de EU aan de bestrijding in ontwikkelingslanden van de klimaatproblemen. De EU hebt zich echter altijd al hard gemaakt voor de ondersteuning van ontwikkelingslanden. De heer Vendrik weet dat ook heel goed, want hierover hebben wij al veel vaker met elkaar gesproken. Die ondersteuning staat dan ook helemaal niet ter discussie.

Het allerbelangrijkste is dat wij in Kopenhagen uitspreken dat wij ons "fair share" daadwerkelijk zullen nemen. Verder zullen wij in internationaal verband afspraken moeten maken over de wijze waarop wij dat "fair share" gaan financieren. De verschillende financieringsopties die de heer Vendrik in zijn motie noemt, de voorstellen van Noorwegen en Mexico, wil de Nederlandse regering straks zo goed mogelijk in de Kopenhagenakkoorden verwoord zien. Dat is namelijk de beste manier om een resultaat te bereiken.

Wanneer moeten wij concrete bedragen gaan noemen? Moeten wij dat in juni doen of na de zomer? Dat is allemaal een kwestie van timing. Als de EU het eens kan worden over een verdeelsleutel en haar bereidheid toont om een "fair share" op zich te nemen, kunnen wij vervolgens bedragen gaan noemen. Iedereen weet dan welk aandeel hij moet leveren. Ik wil de discussie daarover niet te vroeg openen, omdat wij dan het gevaar lopen dat landen zich terugtrekken. Het is dus een strategische reden waarom wij eerst willen discussiëren over "fair share" en financieringsopties en pas daarna concrete bedragen op tafel willen leggen.

In de motie spreekt de heer Vendrik zijn zorgen uit en verzoekt hij de regering vervolgens, het standpunt in te nemen dat de afspraken van Bali leidend zijn voor verdere onderhandelingen en geen nieuwe voorwaarden te stellen aan het verkrijgen van financiële steun. Voor dit kabinet is wat in Bali is afgesproken leidend voor onze inzet in de Europese en internationale onderhandelingen. Ook hier moeten wij strategische keuzes maken om zaken voor elkaar te krijgen. De minister-president heeft dat zojuist in het algemeen overleg toegelicht. Dat wij voor de afspraken van Bali staan, is zonneklaar. Als geen ander land in Europa zetten wij ons in voor een klimaatakkoord dat klinkt als een klok.

Voorzitter. Ik zie de motie van de heer Vendrik als ondersteuning van het beleid van het kabinet. Er is namelijk geen sprake van dat de financiële ondersteuning gewijzigd zal worden. Verder zullen ontwikkelingslanden ook niet verplicht worden om hun "fair share" te nemen. Dat staat ook niet in paragraaf 23 van het concept van de Europese Commissie. Integendeel: het is de Europese Unie die haar "fair share" gaat nemen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vind het een raadselachtig antwoord, want de minister zegt nu met zo veel woorden dat de aantijging van Yvo de Boer naar aanleiding van de Ecofinconclusies over een extra conditionaliteit voor het verkrijgen van financiële steun niet juist is.

Minister Cramer:

Ik ga nu uit van de conceptvoorstellen van de Europese Commissie. Ik doel dan op paragraaf 23, waarin heel duidelijk staat wat de inzet is van de Europese Unie ten aanzien van de financiering. Daar heb ik het over. Er zijn discussies in Europa over de wijze waarop alles moet worden gefinancierd. Dat weet de heer Vendrik ook. De inzet van het Nederlandse kabinet – ik heb het nu even niet over andere landen – is om zo veel mogelijk overeind te houden wat wij op Bali hebben afgesproken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wil toch echt graag antwoord op mijn vraag. De heer Yvo de Boer, niet de geringste, is aangeslagen op de laatste Ecofinbesluitvorming ter zake van het klimaatbeleid. Hij zegt dat er straks extra condities worden gesteld aan het krijgen van financiële steun voor ontwikkelingslanden. Dat kan niet en mag niet, zo zegt hij, omdat dit strijdig is met "Bali". Als de minister dat ook vindt, wil ik nu van haar horen dat zij het eens is met de heer Yvo de Boer en dat Nederland de conclusies ten onrechte heeft gesteund door de staatssecretaris van Financiën. Dat had niet gemogen. Het mag in ieder geval niet nog een keer gebeuren in de desbetreffende raadsconclusie, die nu in conceptvorm voorligt op de voorjaarsraad. Dat is dus niet het Nederlandse standpunt, het krijgt dus geen Nederlandse steun.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Geen extra eisen, bovenop datgene wat op Bali is afgesproken.

Minister Cramer:

Nogmaals, het is de inzet van het kabinet om de Baliresultaten als basis te nemen voor de onderhandelingen in Kopenhagen, maar ook komende weken in de voorjaarsraad. Dat er andere landen in Europa zijn die terugtrekkende bewegingen maken, daarmee hebben wij ook te kampen. Wij staan echter voor onze zaak en gaan het uiterste doen om dat wat de heer Vendrik in zijn motie wil, in Europa voor elkaar te krijgen.

De voorzitter:

De heer Ormel heeft nog een korte vraag.

De heer Ormel (CDA):

Aan het einde van dit debatje vraag ik de heer Ten Broeke of hij bereid is om te gaan voor het resultaat en dus de motie aan te houden, of dat hij de motie in stemming brengt en dus kennelijk voor de verkiezingsretoriek gaat.

De voorzitter:

Mijnheer Ormel, u weet zelf dat dit een korte vraag is die een heel lang antwoord uitlokt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik zal proberen om het heel kort doen. Daar is geen sprake van. Ik houd de motie niet aan. Ik ga haar in stemming brengen. Het gaat inderdaad om het resultaat, ook als dat betekent dat er gewoon aandacht voor moet blijven. Dat is wat wij beogen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Om 14.30 uur stemmen wij over de moties. Ik schors de vergadering eerst tot 13.00 uur. Ik verwacht u allen hier weer terug, omdat wij dan het jaarverslag van de Nationale ombudsman, ter uitvoering van een motie van de Kamer zelf, in de plenaire zaal in ontvangst nemen. Ik zie u allen om 13.00 uur.

De vergadering wordt van 12.31 uur tot 13.00 uur geschorst.

Naar boven