Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 26, pagina 2242-2257 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 26, pagina 2242-2257 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009) (31704);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2009) (31705);
het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2009) (31717).
De voorzitter:
Wij gaan proberen om het Belastingplan zo snel mogelijk af te ronden. Ik verzoek de leden dan ook, zich tot één interruptie op de eigen motie te beperken.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Ik moet een enorme hoeveelheid moties, amendementen en vragen behandelen. Ik zal proberen, er snel staccato doorheen te gaan. Een aantal vragen moet in de loop van 2009 beantwoord worden. Daar ga ik extra kort op in. Daar kunnen wij zo nodig later op terugkomen.
De fracties van de GroenLinks en de PvdA hebben gevraagd of er extra vergroend kan worden. In de vergroeningsbrief van afgelopen mei hebben wij de basis neergelegd. Er is een analyse gemaakt en tevens zijn de mogelijkheden voor vergroening aangegeven. De knopjes zijn er. Ik wil zeker niet streven naar een nieuwe belasting. In de meibrief is een duidelijke procesafspraak gemaakt. In het daaropvolgende debat is naar voren gekomen dat ik vast wil houden aan die procesafspraak. Ik kan mevrouw Sap en de heer Tang toezeggen dat ik jaarlijks bij de besluitvorming in augustus zal bezien welke stappen er in het kader van vergroening mogelijk zijn. Je zou kunnen denken aan een verlaging van de belasting op arbeid en verhoging van de belasting op milieuvervuiling. De heer Tang heeft het wel eens over meer groen voor hetzelfde geld. Een differentiatie binnen bepaalde groene belastingen is ook mogelijk. Aangezien wij de knopjes, de basis, al hebben, is het meer budgettaire besluitvorming en koopkrachtbesluitvorming.
Mevrouw Sap heeft gevraagd naar woningverbetering. Vandaag ontvangt de Kamer een brief van mij met antwoorden op vragen van de heer Vendrik, waarin ik uitgebreid op deze kwestie ben ingegaan. Wij zien geen mogelijkheden om te differentiëren binnen de overdrachtsbelasting, de ozb of het eigenwoningforfait op basis van energielabels. Die labels zijn in dat opzicht niet effectief.
Als je energiebesparing wilt bevorderen, dan moet je aan energiebelasting op verwarming denken, dus aan aardgas. De stadsverwarming is daar qua prijs aan gekoppeld. Bij een dergelijke belasting spreek je over de laagste belastingschijven. Iemand kan op papier een onzuinig huis hebben, maar er heel energiezuinig in leven. Diegene wil je belonen. Iemand kan ook op papier een heel energiezuinig huis hebben, maar daar de hele dag de ramen open laten staan. Dan zou het onlogisch zijn om zo iemand ieder jaar een fiscale bonus te geven. Het beste aangrijpingspunt is verhoging van de energiebelasting op aardgas. Daar hoeven wij helemaal niets extra's voor te doen.
Wat let ons om dat niet te doen? Niet de concurrentieverhoudingen, want die spelen geen rol bij de onderste schijf. Ook de uitvoerbaarheid is het probleem niet, want het knopje is er al. Die belasting is bij het Belastingplan heel simpel te verhogen. De Kamer kan dit ook bij amendement doen. Daarbij speelt met name de koopkracht voor huishoudens. Dat punt leent zich dus ook voor besluitvorming in augustus. Als wij mogelijkheden zien om het te doen, dan zal het kabinet dat overwegen. Het kan op Prinsjesdag bekend worden gemaakt. De Kamer kan vervolgens haar oordeel erover geven. Dit is een van de weinige dingen die de Kamer vrij gemakkelijk per amendement kan regelen. Het kan ook snel worden ingevoerd. Een nieuwe belasting gaat natuurlijk niet lukken.
De voorzitter:
Heeft mevrouw Sap een vraag over dit onderwerp?
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik heb inderdaad een vraag met betrekking tot het vergroeningsblokje.
Staatssecretaris De Jager:
Ik zal het in dit blokje ook nog hebben over de vliegbelasting.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Dat zat officieel niet in het vergroeningsblokje.
Staatssecretaris De Jager:
Nee, dat zou inderdaad in reactie op de bijdrage van de heer Tang zijn. In dit blokje ga ik wel in op de vragen van mevrouw Sap.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
De staatssecretaris zegt dat wij alle knoppen hebben. Ook het proces staat vast. Mijn fractie heeft er echter op gewezen dat zij weinig inzicht heeft in de effecten van alles wat de staatssecretaris doet. Voor zover wij dat inzicht wel hebben, blijkt dat het maar een beperkt effect heeft: nog een keer de 0,5% van de CO2-doelen van het kabinet. Mijn vraag is hoe de staatssecretaris ervoor gaat zorgen dat hij met zijn vergroeningspakket een substantiëler doel bereikt. Is de staatssecretaris bereid om de effecten op het milieu te betrekken bij de besluitvorming rondom de vergroening? Dus niet alleen kijken naar de effecten op de koopkracht, maar ook of er genoeg effect voor het milieu wordt bereikt. Moet er niet meer gebeuren? Onder andere om die reden zouden wij het wat willen versnellen. Wij zouden de besluitvorming niet in augustus, maar al in mei willen laten plaatsvinden. Dan kunnen wij de balans opmaken en bezien of wij voldoende op streek liggen. Als dat niet geval is, kan bekeken worden of er nog wat extra mogelijk is en in welke richting dat zou moeten worden gezocht.
Staatssecretaris De Jager:
De koopkracht is een goede vergelijking, want die komt niet aan de orde in het Belastingplan, maar in de begroting van SZW. Daar kijkt men naar het integrale plaatje, waarvan het Belastingplan maar één onderdeeltje is. Hetzelfde geldt voor het milieubeleid van het kabinet. Daarover zal integrale besluitvorming plaatsvinden. Je moet kijken naar de totale milieueffecten. Bij de begroting van VROM wordt daaraan ook regelmatig aandacht besteed, met doorrekeningen. Er worden opdrachten gegeven voor heel veel maatregelen. Wij hebben het vanwege de meibrief specifiek gedaan, om inzicht te geven in losse maatregelen. Wij hebben dus wel degelijk dat inzicht. Een voorbeeld is de CO2-differentiatie van de bpm. Ik meen dat uit de berekeningen bleek dat die zo'n 5% van de totale CO2-doelstelling voor de sector Vervoer opleverde. Je kunt niet alles fiscaal bereiken, maar dit was een mooi resultaat. Andere dingen kunnen dus niet fiscaal en dan moet het op een andere manier. Daarom is het ook goed dat mevrouw Sap aandacht vraagt voor een integraler beeld bij de begroting van VROM. Mijn beleid op fiscaal gebied wordt betrokken bij de totale weging van VROM.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Sap, maar ik wil dat zij het heel kort houdt.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Dat beleid wordt wel betrokken bij de totale weging, maar wij weten tegelijkertijd dat het vergroeningsbeleid een belangrijk deel van het effect zal moeten gaan brengen. Wij weten ook dat de staatssecretaris op dit punt voor ons een belangrijke bondgenoot was. Toch gebeurt er dit jaar vrij weinig. Daarom wil ik de staatssecretaris vragen of hij bereid is om te kijken of er meer mogelijkheden zijn om de fiscale vergroening – een van de meest effectieve maatregelen die wij hebben voor het milieubeleid, die ook economisch goed uitwerkt – sterker door te zetten dan dit jaar is gebeurd.
De voorzitter:
De heer Cramer wijst mij er terecht op dat het voornemen was om voor twaalf uur klaar te zijn. Als er interrupties zijn, moeten die zo kort mogelijk worden gehouden. Ook het aantal interrupties moet beperkt blijven.
Staatssecretaris De Jager:
Ik ben bereid om dat jaarlijks bij de besluitvorming in augustus te bezien. Dat heb ik al eerder gezegd. Ik kan dus "ja" zeggen op het grootste en inleidende gedeelte van de vraag.
Voorzitter. De heer Tang wacht op de brief over de vliegbelasting. Ik zeg de heer Tang toe dat er een brief over de vliegbelasting komt. Ik zal zorgen dat die brief op tijd komt, zodat hij betrokken kan worden in de discussie over het Belastingplan. De brief komt er in ieder geval voor het zomerreces.
Mevrouw Sap en de heer Remkes stelden een vraag over de btw-vrijstelling voor medische diensten. Ik wijs erop dat de brief van VWS geen duikbrief of iets dergelijks is. Dat werd gesuggereerd, maar dat is zij geenszins. Er is helder aangegeven dat de minister van VWS in overleg met het veld zal bezien hoe het register waarom de Kamer heeft gevraagd, het beste vorm gegeven kan worden. Namens de minister van VWS kan ik de Kamer toezeggen dat zij zo spoedig mogelijk van de uitkomst van het onderzoek op hoogte zal worden gesteld. Ik zal de wens van de Kamer om uiterlijk half mei geïnformeerd te worden, doorgeleiden naar de minister van VWS.
In het AO is gezegd wat ik zou kunnen doen. Met nadruk zeg ik dat dat met de tweede nota van wijziging bij het Belastingplan is geregeld. Alles wat er fiscaal maar gedaan kan worden, heb ik gedaan. Ik volg de minister van VWS automatisch. De Kamer heeft aangegeven dat er kwalitatieve eisen gesteld moeten worden. Ik kan die aan de beroepsgroepen niet stellen, maar de minister van VWS kan dat wel. De basis daarvoor is gelegd. Op deze manier kan dus invulling aan het beleid worden gegeven.
De heer Remkes (VVD):
Wat mij betreft verwijten wij de staatssecretaris niets. Alleen, de nota van wijziging die hij heeft ingediend bevat de veronderstelling dat de minister van VWS tijdig, dat wil zeggen: in mei, met voorstellen komt. Als dat niet gebeurt, voorziet zijn wijziging niet in datgene wat de Kamer beoogt. Dat is het punt. Dus zijn opmerking dat hij de wens van de Kamer zal doorgeleiden, vind ik te mager.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. De heer Remkes heeft genoeg ervaring als bewindspersoon om te weten dat ik nu niet veel anders kan. Ik kan de wens van de Kamer wel met de grootst mogelijke spoed doorgeleiden naar de minister van VWS.
De heer Remkes (VVD):
Het gaat om een partijgenoot van u. Zegt u dan toch gewoon toe wat wij vragen.
De voorzitter:
U bent ook een ervaren parlementariër, mijnheer Remkes, en dan moet u weten dat interrupties via de voorzitter worden gemaakt.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik aarzel nu ik een interruptie wil plegen, want ik houd ook de klok in de gaten. Toch wil ik de staatssecretaris bedanken voor wat hij nu zegt. Overigens heb ik de brief geen duikbrief genoemd, maar een kauwgombalbrief. De paragraaf waaraan de staatssecretaris refereert, volgt na een inleiding van anderhalf kantje. Juist die inleiding van anderhalve pagina zorgde voor mijn uitspraak, maar ik ben blij met de toezegging die de staatssecretaris nu doet.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Dan kom ik te spreken over de motie van het lid Tang. Ik ben een bondgenoot van de heer Tang als het gaat om vereenvoudigingsoperaties.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Het lijkt mij bij de behandeling van de moties handig om steeds expliciet het nummer te noemen. Er zijn twee series moties en wij moeten goed weten welke motie behandeld wordt.
De voorzitter:
Ik wil daarvoor zorg dragen, maar zal daarbij assistentie nodig hebben van de griffier.
Staatssecretaris De Jager:
Sommige moties heb ik zelf genummerd. Ik meen dat ik het had over de motie op stuk nr. 49.
De voorzitter:
Als het nummer dat u noemt niet goed is, hoor ik dat wel van de griffier en dan zeg ik dat.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Ik zie in de heer Tang een bondgenoot bij het aanbrengen van de noodzakelijke vereenvoudigingen van toeslagen. Een IBO is een heel goed instrument om mogelijkheden te onderzoeken zonder te letten op taboes. Hierover hebben wij in het wetgevingsoverleg al gesproken. Officieel is geregeld dat er bij zo'n proces geen veto's mogelijk zijn. De heer Remkes gaf al helder aan dat de minister van Financiën de eerstverantwoordelijke voor het IBO is, maar ik heb de motie van de heer Tang zo begrepen dat hij de staatssecretaris van Financiën als het ware een doorkruisende bevoegdheid wenst te geven. Die bevoegdheid zou niet zo zeer het IBO betreffen, maar wel de toeslagen. Daarvoor zou de staatssecretaris de beleidsverantwoordelijke bewindspersoon moeten zijn. Nu zijn de minister voor WWI, de minister van VWS, de staatssecretaris van OCW en de minister voor Jeugd en Gezien daarvoor verantwoordelijk. Die is verantwoordelijk voor de kindtoeslag, 1 januari aanstaande geheten het kindgebonden budget, zoals dat in het coalitieakkoord van de ChristenUnie werd genoemd. Daarom mocht dit niet "toeslag" heten. De rekening sturen wij nog wel een keer naar de ChristenUnie voor deze naamswijziging.
De voorzitter:
Ik krijg de indruk dat bij het coalitieakkoord niet alleen de ChristenUnie betrokken is.
Staatssecretaris De Jager:
Ik bedoelde natuurlijk het verkiezingsprogram van de ChristenUnie. Daarin heette het "kindgebonden toeslag".
Ik begrijp goed wat de heer Tang zegt, maar ik kan er als bewindspersoon niet zomaar in mijn eentje over oordelen. Alhoewel ik het zeer eens ben met het nastreven van eenvoud door de heer Tang, kan ik hier niet zomaar bevoegdheden van mijn collega's inpikken door deze motie heel makkelijk te omarmen. Ik kan dus geen oordeel over de motie geven. Mocht zij worden aangenomen, dan zal ik er in het kabinet over spreken.
Ik kom bij de motie van het lid Tang op stuk nr. 51 over het marginale rendement op vermogens na belasting en de vraag of een extra gespaarde euro door inflatie en vermogensrendementsheffing bij elkaar niet meer rendeert. Het is wel bijzonder dat de heer Tang er nu mee komt; ik dacht dat de heer Remkes daaraan refereerde. Het effect zit natuurlijk al sinds de introductie van het belastingstelsel in 2001 in het systeem. Wij hebben lange tijd lagere rentes en hogere inflaties gehad in die periode. Nu hebben wij de bijzondere situatie dat je gegarandeerd – dat kan een dure spaarder met veel vermogen nooit – € 100.000 voor 6% bij een Nederlandse bank kunt wegzetten, terwijl je op staatsobligaties in de 4% krijgt voor een grote instelling. De inflatie duikelt op dit moment omlaag, althans in de prognoses, van 3,5% in 2009. Cijfers van internationale bureaus – het CPB heeft ze nog niet gepubliceerd – geven aan dat het eerder in de orde van 2% zal liggen. Wij hebben het er tijdens de algemene financiële beschouwingen al over gehad. De heer Tang is bij interruptie gevraagd door het lid Koşer Kaya: is een kleine spaarder € 20.000? Ik kan mevrouw Koşer Kaya aangeven dat € 20.000 tegen nul wordt belast. Als je samenwoont, wordt zelfs € 40.000 tegen nul belast. Als je dat verdubbelt, € 80.000 voor een echtpaar, word je voor de helft belast. Zeker over de eerste paar ton zit een heel sterke progressie. Dat verschil, voor zover er al een onderscheid is dat kleinere vermogens iets minder rendement hebben, zit er fors in.
Ik denk dat de heer Tang op twee dingen doelt. Wat zou je eraan kunnen doen? Je zou het heffingsvrij vermogen kunnen verhogen. Dan wordt het vermeende probleem verschoven naar de iets minder kleine spaarders, want die hebben dezelfde inflatie en dat lagere rendement. Een andere mogelijkheid is verlaging van het hele tarief in box 3 ofwel bijstelling van het forfaitair rendement: je gaat het op reële rente doen en niet op normale rente, dus je doet die 4%, het forfaitair rendement, omlaag. Daar profiteren natuurlijk alle spaarders van. Beide maatregelen kosten geld. Ik ben geschrokken van de sleuteltabellen op dit punt. Het gaat zelfs om behoorlijk wat geld, althans voor mij. Enkele honderden miljoenen schudt de heer Tang kennelijk zo uit zijn mouw, maar voor mij is dat veel geld, zelfs na dit weekend. Ik zal aanneming van deze motie ontraden. Hetzelfde geldt voor het afhankelijk van de inflatie maken van de vermogensrendementsheffing. Ten eerste is dat in strijd met het principe van de stabiele opbrengst. Dat was de beauty van box 3 bij de belastinghervorming van 2001. Partijgenoten van de heer Tang hebben die destijds ingevoerd. Ten tweede is de inflatie juist nu een beetje aan het zakken.
De heer Tang (PvdA):
Ik aarzel een beetje om in te gaan op alle onjuistheden die de staatssecretaris naar voren brengt.
Staatssecretaris De Jager:
Nou voorzitter, hier maak ik bezwaar tegen.
De heer Tang (PvdA):
Het is gewoon feitelijk onjuist dat de reële rente zo hoog is. Ik begrijp de oproep van de staatssecretaris niet dat wij op zoek moeten gaan naar banken die 6% geven, dat wij op zoek moeten gaan naar een nieuw Icesave. Dat lijkt mij niet verantwoordelijk. Die € 100.000 garantie is tijdelijk. Het zal maar een jaar duren. Daarna gaan wij waarschijnlijk weer terug naar € 38.000. Misschien wordt het wel heel anders.
Maar goed, op al deze onjuistheden wil ik niet ingaan. Ziet de staatssecretaris de andere mogelijkheden die ik heb voorgesteld? Ik noem de verbreding van de grondslag, die voor de financiering ook een mogelijkheid biedt. Als de rente laag is, kan die extra euro wel eens achteruitgaan. Of ontkent de staatssecretaris dat?
Staatssecretaris De Jager:
Allereerst een correctie. Ook bij € 38.000 is een kleine spaarder met die garanties beter af. Immers, het geldt niet per spaarder, maar per rekening. Grote banken die bekendstonden om hun lage rente, geven nu meer dan 5%. Mijn voorbeeld betrof een 100% Nederlandse bank, van Nederlandse origine, ooit door de Staat opgericht, volledig onder toezicht van DNB. Iedere vergelijking met Icesave is een onjuistheid van de kant van het verder zeer gerespecteerde Kamerlid Tang.
Ik wil bekijken of wij een heel klein vredespijpje kunnen roken. Ben ik in voor grondslagverbreding en tariefsverlaging in algemene zin? Ja, in algemene zin ben ik daar wel voor. Budgettair-neutrale grondslagverbreding en tariefsverlaging werkt goed en gaat kapitaalvlucht tegen. Kapitaalvlucht is vaak gebaseerd op het nominaal belastingtarief. Ik wil daar best naar kijken, maar de motie is een heel stuk stelliger. De motie gaat veel verder. Zij "suggereert trekjes" die niet het kabinetsbeleid zijn. Ik wil het zo laat op de avond vriendelijk zeggen.
De heer Tang heeft gevraagd naar de VSO 2 met de woningcorporaties. Over de problematiek rondom de openingsbalans lagen de standpunten in betekenende mate uit elkaar. Ik ging er echter nog steeds vanuit dat er overeenstemming zou worden bereikt. Sinds de brief heb ik positief nieuws te melden, althans van de onderhandelingsteams. Het moet aan beide kanten nog geaccordeerd worden door hoger gezag. Er is een principeakkoord over een van de belangrijkste heikele punten, namelijk de waardering van het sociale vastgoed. Het principeakkoord komt uit op 70% van de WOZ-waarde. Dat is gunstiger voor de woningcorporaties dan waar de Belastingdienst eerder op had ingezet. Men had het echter nog gunstiger gehoopt. De Belastingdienst vindt dat een fiscale verdedigingslinie op 70% nog net is te houden. De dienst is heel ver gegaan, in lijn met de gevoelens van de Tweede en de Eerste Kamer, zoals blijkt uit de moties van Tang en van Essers. De dienst heeft zich constructief en flexibel willen opstellen, binnen de gegeven wet- en regelgeving. Hiermee is een heel lastig punt tot een goed einde gebracht. Er is duidelijk licht aan het einde van de tunnel zichtbaar.
De Stichting van de Arbeid en de brief over de WGA is een heel ingewikkeld dossier. Sinds het najaarsakkoord van 2004 speelt die discussie al. Allereerst waren er geluiden dat er andere afspraken waren gemaakt: het zou niet uit het nettoloon worden verhaald, maar uit het brutoloon. Wat is "undisputed" tussen de partijen, waarover zijn partijen het eens? Men is het erover eens dat men het oneens is. Het is waar dat de Stichting van de Arbeid liever verhaal uit brutoloon ziet, iets wat zij vaak naar voren heeft gebracht. Tegelijkertijd hebben wij gegevens waaruit blijkt dat de Stichting van de Arbeid ook zelf erkent dat het anders is afgesproken. Zo heeft zij in een brief van 20 maart 2006 een opmerking gemaakt dat de verhaalsmogelijkheid waarbij de werkgever maximaal 50% van de WGA-premie op het nettoloon van de werknemer mag verhalen, conform de afspraken in de Stichting van de Arbeid zou zijn. Verder heb ik begrepen dat de Stichting van de Arbeid daar later anders over dacht. In een interview in Het Financieele Dagblad met de toenmalige vicevoorzitter van de FNV, de heer Ton Heerts – hij heeft tegenwoordig een ander vicevoorzitterschap – zegt iemand dat hij er zeker van is dat verhaal uit het nettoloon de werknemersorganisaties is ontgaan. Dit wordt volgens het FD ontkend door Ton Heerts.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Remkes wil interrumperen. Ik maak van de gelegenheid gebruik op te merken dat het uitermate plezierig zou zijn als wij voor twaalven klaar zijn, met name voor de medewerkers van de Kamer.
De heer Remkes (VVD):
Ik vind de bewijsvoering van de staatssecretaris beneden de maat.
Staatssecretaris De Jager:
Ik ben nog niet klaar! Als de Kamer niet bereid is mij uit te laten praten, zal die bewijsvoering altijd onder de maat zijn.
De voorzitter:
Hier is niet aan de orde dat de Kamer u niet laat uitspreken. Dit was een interruptie, en u bent nu aan het woord.
Staatssecretaris De Jager:
In de Staatscourant van 13 december 2005 – daar heb ik de heer Remkes als gerespecteerd oud-bestuurder wel mee – staat een regeling waarin heel letterlijk staat: "... maximaal 50% op het nettoloon van zijn werknemers mag verhalen." Ik heb een brief van de minister van SZW van 16 oktober 2006 aan de Stichting van de Arbeid. Maar goed, er is onduidelijkheid, men heeft het liever niet, dat weet ik, men vindt dat het op het brutoloon moet worden verhaald. Ik begrijp dat, want dat scheelt geld, maar het kost ook heel veel geld. Het kabinet ziet geen mogelijkheden om dat anders te doen dan zoals wij het nu voorstellen.
De heer Van Dijck vraagt of ik de branche kan raadplegen over het bevorderen van deeltijdondernemerschap. Bij de consultatie in het kader van het bevorderen van deeltijdondernemerschap zal het daarmee samenhangende urencriterium worden meegenomen. Ik heb aangegeven, mogelijkheden te zien bij de mkb-winstvrijstelling. Dit geldt niet voor de zelfstandigenaftrek, omdat afschaffing van het urencriterium daarbij in zou houden dat iedereen een uur ondernemer zou kunnen worden, aangezien je dat mag vergelden bij je inkomsten uit tegenwoordige arbeid. Maar bij de mkb-winstvrijstelling is er minder reden om het urencriterium te handhaven. Ik ben bereid om dat in de consultatie mee te nemen.
De heer Van Dijck heeft gevraagd naar het tarief in de tweede schijf en de scheiding van inkomsten en uitgaven. Ik hoef daar geen college over te geven, maar het is niet zo maar mogelijk om een lastenverlichting te dekken met een uitgavenvermindering. De keuzen van de PVV met betrekking tot de uitgavenvermindering zijn niet de keuzen van dit kabinet.
De heer Van Dijck heeft gevraagd naar het mkb-tarief. Het klopt dat dit niet structureel is. Wij zijn nog steeds in discussie met de EU-commissie. Ik wil niet op de uitkomsten van die discussie vooruitlopen, maar ik hoop wel dat het niet te lang meer duurt voordat wij daar een antwoord op hebben.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik kom nog even op de Vpb-tarieven. Wij spreken hier over 2009. Over zes weken is het 2009 en mkb-ondernemers weten niet welk tarief zij over zes weken moeten gaan betalen. In het Belastingplan staan alleen maar tarieven over 2008. U kunt ondernemers toch niet laten bungelen op deze manier?
Staatssecretaris De Jager:
De vennootschapsbelasting wordt pas opgelegd nadat de winstaangifte definitief is gemaakt, voordat de winstaangifte wordt gedaan door de onderneming. Dit is pas ruimschoots na het aflopen van het boekjaar. De ondernemingen weten inderdaad niet wat in 2009 de belastingtarieven zullen zijn. Dat is waar. Het kan meevallen, als het gewoon structureel wordt doorgezet, maar wij weten niet wat er met de rentebox gaat gebeuren. Dat is voor ons reden om te zeggen dat wij het nog niet structureel naar 2009 kunnen doortrekken.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Het feit dat je pas na afloop van het boekjaar je aangifte doet, wil toch niet zeggen dat je niet aan het begin van het boekjaar wilt weten wat je kwijt bent aan belasting? U bent zelf ondernemer geweest. Je maakt een planning. Je wilt weten wat je marges zijn. Dan wil je toch weten hoeveel belasting je gaat betalen? Het maakt nogal uit of je straks 23% of 20% betaalt.
Staatssecretaris De Jager:
Dat geldt met name voor de loonbelasting, die gewoon als kostenpost meetelt, en de btw, die men gelijk moet afdragen. De Vpb is echter afhankelijk van een nog veel grotere variabele onzekerheidsfactor en dat is de winst. Die ken je toch echt pas na afloop van het boekjaar. De winst is erg wispelturig en sowieso de grootste onzekerheid die er binnen een onderneming bestaat.
Voorzitter. Ik ben met de leden Cramer en Tang eens dat de fijnstofuitstoot van brommers groot is, zoals zij stellen in hun motie op stuk nr. 53. Het kabinet hecht echt wel aan fijnstofterugdringing, verdere vergroening en dergelijke, maar het heeft al gekeken naar een brommerbelasting. Wij hebben dit laten doorrekenen toen wij de brommerbelasting voor de vergroeningsbrief hebben geëvalueerd. Daaruit is gebleken dat het niet zo veel oplevert in termen van milieurendement, omdat er in Nederland weinig brommerkilometers in absolute zin worden gemaakt. Het geeft de Belastingdienst bovendien erg veel uitvoeringskosten tegen een relatief lage belastingopbrengst. Hoe belangrijk een groene belasting ook is, een belasting mag nooit alleen maar vanuit milieuoogpunt worden geheven. Een belangrijk onderdeel van een belasting is toch altijd het ophalen van geld, zodat de overheid daarmee goede dingen kan doen. Bij brommers zou je ook aan andere dingen kunnen denken, bijvoorbeeld regelgeving, verbod of gebod et cetera. Ik sta sympathiek tegenover het idee om iets te doen, maar ik zie gewoon dat het veel geld kost, weinig oplevert en niet echt effectief is in milieutermen. Dat is voor mij reden om het aannemen van de motie te ontraden.
De heer Cramer (ChristenUnie):
De staatssecretaris zegt: wij moeten goede dingen doen en wij willen geld ophalen. Er is echter wel degelijk een incentive, ook in het Belastingplan, om beter gedrag te stimuleren. Ik wil een parallel trekken met bijvoorbeeld de auto-industrie waarbij als gevolg van de maatregelen van vorig jaar de verkopen van auto's in Nederland op peil gebleven zijn door deze incentive. Ik hoop dat door deze motie de elektrische brommer aanmerkelijk aan belang wint waarmee het doel dubbel gediend wordt
Staatssecretaris De Jager:
De heer Cramer weet dat ik ook zeer verheugd ben over de resultaten van de vergroeningsoperatie die wij bij het Belastingplan 2008 hebben gedaan. Dat blijkt ook uit het wagenpark dat nu nieuw wordt verkocht. Ik sluit ook niet uit dat je kunt prikkelen met een houderschapsbelasting of een bpm voor brommers, maar aangezien er in absolute zin weinig brommerkilometers worden gemaakt heeft het een tamelijk verwaarloosbaar effect wat betreft het MNP en de doorrekening van het CE. Je moet dan toch een beetje pragmatisch zijn in de zin dat je je moet afvragen of het alleen moet gaan om symboolwetgeving of dat je er ook nog iets mee wilt bereiken. Voor het milieu heeft het niet echt een flink effect. Bovendien kost het behoorlijk wat geld in de uitvoering. Ook aan belastingopbrengsten levert het relatief weinig op. Tenzij je ze veel zwaarder gaat belasten dan motoren. Als wij zouden uitgaan van de helft van de mrb voor de motorfiets dan levert dat 22 mln. op tegen uitvoeringskosten van 5 mln.
In de motie op stuk nr. 55 van de heer Cramer wordt de regering verzocht om voor Prinsjesdag 2009 een analyse te maken van de mogelijkheden van het invoeren van een stakingswinsttarief. Het oordeel over deze motie laat ik aan de Kamer over.
Dan de motie van de heer Cramer op stuk nr. 56 over het advies "Landschap verdient beter!". Het advies van de taskforce is op 12 november aangeboden aan de minister van LNV. Een voorstel van de minister van LNV voor een kabinetsreactie op het advies ligt op korte termijn voor in de ministerraad. Het kabinet heeft over het advies dus nog geen standpunt bepaald. Een reactie op de motie namens het gehele kabinet kan ik in dit stadium daarom niet geven. Ik zou de heer Cramer dan ook willen verzoeken de motie nog even aan te houden totdat het kabinet zijn standpunt over dat advies heeft bepaald. De motie ziet op de voorbereiding van het Belastingplan 2010. Dus ik hoop dat dit bij de indiener niet op bezwaren hoeft te stuiten, want ik verwacht binnen vrij korte termijn een reactie van de minister van LNV.
Den kom ik te spreken over de motie op stuk nr. 57 van de leden Omtzigt en Cramer. Daarin wordt verzocht om een soort codificatie van de vrijstellingen die ik nu heb voorgesteld voor de amateursport en dorpshuizen. Ik ben bereid om daarnaar te kijken. De motie vraagt nog een aantal andere zaken waar ik wel wat voorzichtiger mee ben. De indexeringsgrens van de btw-vrijstelling ligt nogal gevoelig omdat dit verstoring oplevert voor de commerciële partijen. Die voelen nu al heel veel oneerlijke concurrentie, zoals zij het zien. Dat zou genoemde vrijstelling nog groter maken. De grens lag vrij hoog. Ooit is afgesproken om die niet te indexeren zodat langzaam het probleem iets minder groot zou worden. Als je het vrijwilligersprobleem, op een juiste manier kan afbakenen lijkt mij dat niet zo'n bezwaar. Het punt over de arboregels moet ik doorverwijzen naar Sociale Zaken. Ik ben al bezig met vrijstelling van de schenk- en erfbelasting en met toepassing van de vrijwilligersregeling. Voor indexering van de btw-vrijstelling zie ik geen mogelijkheid. Ik zeg daarnaast toe dat buitenwerkingstelling van arboregels wordt doorgeleid naar de primair verantwoordelijke bewindspersoon.
De motie van de heren Omtzigt en Tang op stuk nr. 58 gaat over uitbreiding van gebruik van DigiD. Ik sta sympathiek tegenover deze motie. Ook ik vind het belangrijk dat zo veel mogelijk mensen digitaal aangifte doen. Ook de Belastingdienst wil graag dat digitaal aangifte met DigiD wordt gedaan. Dat is inmiddels gerealiseerd voor de groep AOW-gerechtigden. Ik lees hier dat DigiD primair bij de minister van Binnenlandse Zaken berust. Ik dacht echter dat het de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken was. Ik heb onlangs een overleg gehad met de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken. Ik heb aangedrongen op een uitbreiding van het gebruik. Ik heb eerder in een overleg de Kamer een brief toegezegd. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken stuurt de Kamer een brief over breder gebruik van DigiD. Ik weet overigens niet wat eNIK is.
De heer Omtzigt (CDA):
Dat is de elektronische Nederlandse Identiteits Kaart. Die wordt al sinds 2004 gepland als opvolger van DigiD.
Staatssecretaris De Jager:
Prachtig. Belangrijk. Dat meen ik serieus. De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken vindt het ook belangrijk. Het gaat om een groep mensen die vaak niet bekend is bij de Nederlandse autoriteiten. De Sociale Verzekeringsbank heeft relatief nog de meeste informatie over deze groep. De staatssecretaris van BZK zal daarmee dan ook overleggen.
Ik kan geen oordeel geven over deze motie. Ik geleid een en ander door naar de staatssecretaris van BZK. Ik sta er in het algemeen zeer sympathiek tegenover om zo veel mogelijk groepen digitaal aangifte te laten doen, dus ook Nederlanders die in het buitenland wonen.
De heer Irrgang (SP):
Een opmerking over de orde. Dit betekent dat het kabinet in dit debat geen oordeel over de motie geeft. De facto laat het daarmee het oordeel aan de Kamer, aangezien wij hierover morgenochtend stemmen. Ik vermoed niet dat wij voor die tijd nog een brief van een van de genoemde bewindspersonen ontvangen.
Staatssecretaris De Jager:
Ik meen dat de brief van de staatssecretaris al voor december was toegezegd.
De voorzitter:
De vraag van de heer Irrgang is of u het oordeel over deze motie overlaat aan de Kamer.
Staatssecretaris De Jager:
Ja.
Ik kom bij loon in, loon over. In de nota van wijziging is daarover al het nodige geregeld en veranderd. Die nota heeft de Kamer vanavond bereikt, zo heb ik gezien. Ik zeg de heer Omtzigt toe dat het KB niet wordt vastgesteld als de Kamer niet instemt met de voorgestelde inwerkingtreding. Hierbij wordt alle zorgvuldigheid betracht, inclusief toetsing door Actal.
De heer Omtzigt (CDA):
Is de staatssecretaris bereid toe te zeggen dat als Actal een verhoging van de administratieve lasten vaststelt, hij geen voorstel indient?
Staatssecretaris De Jager:
Neen, dat niet, maar wel dat de lasten worden gecompenseerd. Overigens zal het effect waarschijnlijk zijn een incidentele lastenverhoging en een structurele lastenverlaging, maar met de Kamer zijn wij regels overeengekomen over de compensatie van administratieve lasten. Het kabinet heeft een netto-administratievelastenreductiedoelstelling. Mocht het leiden tot een structurele lastenverzwaring, wat ik overigens niet verwacht, dan moet deze automatisch worden gecompenseerd. Dan kunnen er alsnog zwaarwegende redenen zijn voor het kabinet om het wel te doen, bijvoorbeeld ten behoeve van een stabiele loonketen, want daar is dit heel erg belangrijk voor. Daarvan profiteren ook de werkgevers heel erg mee. Dat zie je vaak niet terug in de administratievelastentoets, want die is vrij boekhoudkundig opgesteld. Het kan best zo zijn dat wij dingen doen die ondernemers heel belangrijk vinden, maar die administratievelastentechnisch iets anders uitwerken. Als dat zo is, zeg ik toe dat het wordt gecompenseerd.
De heer Omtzigt (CDA):
Maar de toets is beschikbaar op het moment dat deze naar de Kamer wordt gestuurd? U zegt toe dat wij hier een open debat daarover zullen hebben, dus dat er geen onomkeerbare besluiten worden genomen en wij open ja of nee kunnen zeggen tegen de wijziging die dan wordt voorgesteld?
Staatssecretaris De Jager:
Jawel. Ik hoop dat de debatten met mij altijd open zijn.
Ik onderschrijf de motie-Omtzigt c.s. op stuk nr. 59 over de loonbegrippen. In de motie wordt gevraagd om een rapportage voor 1 april 2009. Ik zal mijn best doen om de rapportage zo snel mogelijk toe te sturen, maar er zijn meerdere ministeries bij betrokken. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer over, met de kanttekening over de datum waarop wij kunnen rapporteren.
Dan kom ik op de vraag over de kilometerprijs en de motoren. De heer Omtzigt heeft gevraagd of ik bereid ben te bezien of het wettelijk mogelijk is om de afbouw van de bpm te regelen. Ik zeg nogmaals toe dat ik zal bezien of het mogelijk is om op langere termijn, tot en met 2018, de afbouw van de bpm goed te regelen. Het gaat erom dat wij goede inschattingen kunnen maken van de verhouding tussen de afbouw van de bpm en de verhoging van de mrb. Ik zal in overleg treden met de verschillende organisaties. Zowel de bpm als de mrb zullen daarbij worden betrokken, evenals de mrb op motoren.
Dan kom ik nu op de behandeling van enveloppen en infuuszakken. Er is altijd een bepaalde grens. De kwestie van de infuuszakken is vrij lastig. Wij hebben niet naar een medisch doel of zorgdoel gekeken, maar echt bezien of het een verpakking betreft. Verpakkingen van pillen, strips en poedersachets zijn ook belast. Voor de verpakkingsbelasting wordt niet bezien of het een goed product of een leuk product is. Wij kijken alleen of het verpakkingsmateriaal wel of niet milieuvriendelijk is en om hoeveel het gaat. De verpakkingsbelasting is gericht op het internaliseren van de kosten. Ook dat soort producten kan tegen een lagere milieudruk worden verpakt, zodat er nog steeds een prikkel uitgaat van de verpakkingsbelasting. Met betrekking tot de enveloppen zie ik zeker wel ruimte in de discussie. Het gaat niet om de envelop zelf, maar om wat erin zit. Het lijkt wel gek, maar anders zou iedereen elke verpakking een envelop noemen. Documenten zijn vrijgesteld, zoals ik al heb aangegeven. Ik ben bereid om te bezien of ik het onderscheid wat eenvoudiger kan maken. Ik ben bereid, de heer Omtzigt in die zin tegemoet te komen, dat ik bezie of ik een grote afbakening kan vaststellen, zoals wij ook toepassen bij logistieke hulpmiddelen. Binnen de grote afbakening zal worden aangenomen dat het een envelop is, zodat die automatisch niet belast wordt. Buiten de grote afbakening zal worden bezien of het envelop is voor een brief of een product. Op die manier denk ik dat wij het gemakkelijker kunnen maken.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging over de enveloppen. Misschien kan de staatssecretaris toch nog overwegen om eens te bekijken welke zaken die om medische redenen steriel verpakt worden, op de exotenlijst geplaatst kunnen worden.
Staatssecretaris De Jager:
De exotenlijst is echt gemaakt om te bekijken wat al dan niet een verpakking als zodanig is. Het vormt echt een hellend vlak als wij zouden bekijken wat, welk product, verpakt wordt, en of dat een goed product is of niet. Als preventie belangrijk is, zou je bijvoorbeeld ook condooms moeten vrijstellen en dergelijke. Dan krijgen wij iedere keer in de Kamer discussies over de vraag of datgene wat verpakt is al dan niet een goed product is. Wij hebben juist specifiek gekeken naar de verpakking. Ook deze goede medische producten kunnen op een milieuvriendelijke manier of op een milieuonvriendelijke manier worden verpakt. Daardoor blijft er altijd een prikkel bestaan. Omdat je anders het systeem teniet zou doen, willen wij blijven bij het aangrijpingspunt van het verpakkingsmateriaal zelf.
De heer Omtzigt hield een betoog over de riettelers. De lage tarieven daarvoor zijn gebonden aan een EU-richtlijn. In die zin is er geen ruimte voor toepassing van het lage btw-tarief. Het is geen levensmiddel en het is ook geen product dat normaal gebruikt wordt in de landbouw. Daardoor voldoet het niet aan de eisen voor het lage tarief. Mij is ook niet bekend dat andere landen daarop een infractie zouden plegen.
De kwestie van de onderwijsinstellingen vormt een bekend probleem. Wij bespreken dit regelmatig tijdens een AO over de Ecofinraad. Het verstrekken van onderwijs door mbo- en hbo-instellingen is vrijgesteld van btw, zoals de heer Omtzigt weet. Het onderling uitlenen van personeel tussen onderwijsinstellingen is door het Hof van Justitie van de EG niet aangemerkt als het verstrekken van onderwijs. Het Hof van Justitie heeft echter in de Nederlandse zaak-Horizon College voorwaarden geformuleerd waardoor het tijdelijk uitlenen van personeel toch onder de onderwijsvrijstelling zou kunnen vallen, als het uitlenen niet gericht is op het structureel verwerven van extra inkomsten waarmee in concurrentie wordt getreden met commerciële uitzendbureaus en voorts onder de cumulatieve voorwaarde dat onderwijzend personeel wordt uitgeleend. Onder die voorwaarden wordt ervan uitgegaan dat er geen sprake is van concurrentievervalsing met andere ondernemers en is het uitlenen wel vrijgesteld van btw. Zo heeft de Europese rechter dus eigenlijk heel goed de kaders aangegeven. De Hoge Raad moet nog de afwikkeling van de Nederlandse zaak-Horizon College doen. Dat heeft de raad in eerste instantie gedaan door deze zaak weer door te verwijzen naar het gerechtshof Den Haag. Het gerechtshof zal bepalen of in die specifieke situatie voldaan is aan de door het Europese Hof geformuleerde voorwaarden. Dit arrest van het Europese Hof biedt mogelijk iets meer ruimte dan er tot nu toe was geboden.
De voorzitter:
Ik vraag de staatssecretaris hoeveel tijd hij nog nodig denkt te hebben. Het zou mooi zijn als dat nog een minuut of elf was.
Staatssecretaris De Jager:
Dan ga ik heel snel praten!
De voorzitter:
Dan begint de eerste handicap al doordat ik de heer Omtzigt het woord geef.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel voor die aanduiding, voorzitter. Als die uitspraak van de Hoge Raad er ligt, is de staatssecretaris dan bereid om samen met de minister van OCW een brief aan de Kamer en het veld te sturen? Is hij bereid om na te gaan onder welke voorwaarden het mogelijk is om de btw-plicht niet op te leggen en om die zo royaal mogelijk uit te leggen?
Staatssecretaris De Jager:
Op het eerste deel van de vraag zeg ik ja. Wat betreft het tweede deel: ik ga iets niet royaler uitleggen dan kan. Ik kan wel toezeggen dat er in ieder geval, hetzij door de Belastingdienst, hetzij door mijzelf, hetzij door het ministerie van OCW, enige communicatie naar deze groep zal zijn over de precieze afbakening, zodra daarover duidelijkheid is.
De kwestie van de btw op wegen is een heel ingewikkeld, technisch verhaal. Wij zijn hierop al eerder ingegaan in de schriftelijke behandeling. De kern van het antwoord is dat over btw-heffing het betalen van infrastructurele heffing...
De voorzitter:
Begrijp ik dat de beantwoording van deze vraag ook schriftelijk mogelijk is?
Staatssecretaris De Jager:
Ik heb de vraag al schriftelijk beantwoord.
De voorzitter:
Ik begrijp het nog niet helemaal. Misschien kan er aanvullende schriftelijke informatie komen. Ik begrijp van de heer Omtzigt dat hij daarmee akkoord gaat.
Staatssecretaris De Jager:
Ik neem aan dat dit niet voor de stemming hoeft te gebeuren. Ik kom daarom te zijner tijd met informatie hierover.
Ik kom te spreken over de uitzendbureaus en de eerstedagsmelding. Het wetsvoorstel geeft de inspecteur de bevoegdheid om in bepaalde en concreet herkenbare situaties een EDM-verplichting op te leggen. Op de bevoegdheid van de inspecteur is artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Op grond van die bepaling moet de inspecteur de belangen van de onderneming waaraan mogelijk een EDM wordt opgelegd, mede in de beschouwing betrekken. Voorts voorziet de bepaling erin dat de nadelige gevolgen van de inhoudingsplichtige en de opgelegde EDM-verplichting niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met de opgelegde EDM te dienen doelen. Ik noem een voorbeeld: aan een uitzendbureau is een vergrijpboete opgelegd vanwege de onjuiste toepassing van de vrijstelling in de loonbelasting. De lonen zijn verder wel juist verantwoord. In dat geval zal hoogstwaarschijnlijk geen EDM-verplichting worden opgelegd door de inspecteur. De inspecteur heeft dit te beoordelen, maar wij zien op dit moment dat de inspecteur dit hoogstwaarschijnlijk niet zal doen. Er is dan namelijk geen bijzonder risico op fraude of illegale tewerkstelling.
De heer Remkes en de heer Omtzigt hebben vragen gesteld over de historische vliegtuigen, ook wel bekend als de vliegtuigen met een verhoogd risico op milieuonvriendelijke emissies. Ik ben al twee keer best wel uitgebreid schriftelijk ingegaan op dit verhaal. Op binnenlandse vluchten wordt per 1 januari 2005 accijns geheven. De wetgever heeft nadrukkelijk geen uitzondering gemaakt voor historische vliegtuigen. Wij kunnen ons dus echt niet beroepen op een of andere wettelijke vrijstelling. Een eventuele teruggaveregeling brengt enorm veel uitvoeringslasten met zich mee. Ik sta altijd open voor iets wat heel eenvoudig is en beleidsmatig goed te verantwoorden is. Tegen dit voorstel heb ik echter enige bezwaren.
De heer Remkes (VVD):
Wij gaan de goede kant op. Ik heb gevraagd om een overleg. Ik neem aan dat het antwoord hierop "ja" is. Ook ga ik ervan uit dat de Kamer de rapportage van de resultaten van dat overleg zal krijgen.
Staatssecretaris De Jager:
Volgens mij is er al overleg geweest. Als dit niet het geval is, zeg ik bij dezen toe dat er nog een keer overleg zal plaatsvinden met deze historische vliegtuigen.
De heer Omtzigt (CDA):
Dit overleg hoeft niet met de vliegtuigen zelf plaats te vinden. Maar ook als het overleg al heeft plaatsgevonden, zou ik graag willen dat nogmaals overleg plaatsvindt en dat de rapportage hiervan binnen een paar maanden aan de Kamer wordt gestuurd.
Staatssecretaris De Jager:
Ik stuur daarover dan een brief naar de Kamer.
De heer Remkes heeft gevraagd naar de voorstellen van het kabinet inzake de woningmarkt. Het kabinet heeft geen concrete voorstellen gedaan, maar zal naar aanleiding van de kredietcrisis bezien welke besluiten het nodig acht. Als het kabinet met voorstellen komt, zal de Kamer daarover uiteraard volledig worden geïnformeerd. De heer Remkes vraagt met betrekking tot de fijnstofdifferentiatie of er een dekkingsprobleem is. Het is een beetje een ingewikkeld verhaal. Wij hebben vorig jaar, bij het Belastingplan 2008, een maatregel genomen die 111 mln. in 2008, 90 mln. in 2009 en 46 mln. in 2010 zou opbrengen. Nu deze maatregel door mij moet worden teruggenomen, vereisen de regels van de begrotingskunst dat wij dit dekken. Wij zijn heel solide opvolgers van een van de partijgenoten van de heer Remkes. In het jaar 2008 mag dit als een derving worden opgenomen, omdat dit inmiddels in het saldo is gelopen. Voor 2009 en 2010 moet ik wel dekking vinden. Wij hebben deze dekking uitgesmeerd over drie jaar. Het is een vaste dekking, zodat niet allerlei ongewenste effecten plaatsvinden.
De heer Remkes (VVD):
Wij juichen deze soliditeit toe. Mijn vraag had echter betrekking op iets anders: wat is eigenlijk de oorzaak van het dekkingstekort? Is dit de uitspraak van het Hof of het succes van de regeling? Mijn indruk is dat het laatste het geval is.
Staatssecretaris De Jager:
Het succes van de regeling zou de oorzaak kunnen zijn van het feit dat de schatkist wat inderdaad minder opbrengsten bevat dan verwacht. De exacte oorzaak van het dekkingsprobleem is eigenlijk mijn beslissing om op deze manier uitvoering te geven aan de uitspraak van het Hof. Deze is inderdaad de aanleiding geweest voor mijn beslissing. Ik heb gezegd dat ik, ondanks het feit dat ik waarschijnlijk in cassatie ga, de maatregel terugneem; daarom moet ik dat dekken. Het eventuele succes van de maatregel vormt geen oorzaak voor de dekking; dat hoef je niet te dekken, want dat is een endogene situatie.
De heer Remkes (VVD):
U hebt dus gebruikgemaakt van de uitspraak van het Hof om een dekkingsprobleem te creëren. Daar maak ik dus bezwaar tegen.
Staatssecretaris De Jager:
Ik maak bezwaar tegen die formulering, want dat heb ik niet gezegd en dat is ook echt niet zo.
Op het moment dat ik een maatregel neem, mag ik geen rekening houden met een al dan niet vermeende vermindering van de opbrengst, want dat zou toch een beetje op toveren lijken. Ik zeg er eerlijk bij dat ik op mijn ministerie uitdrukkelijk dezelfde vraag heb gesteld. Ik begrijp deze dus heel goed. Ik was toen niet tevreden over het eerste antwoord en ik heb dus stevig doorgevraagd en de begrotingsregels bekeken. Op het moment dat ik besluit om de regeling terug te draaien, of deze op dat moment nu wel of niet precies de geraamde opbrengst had – wij weten dat natuurlijk nog niet precies – moet ik dat dekken en dat heb ik keurig gedaan.
De voorzitter:
Mijnheer Remkes, een laatste opmerking over dit onderwerp.
De heer Remkes (VVD):
Dan stel ik het op prijs dat de staatssecretaris de Kamer nader informeert zodra hij de gederfde inkomsten in relatie tot de prognoses op een rijtje heeft.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. In de volksmond heet dit "de roettaks", maar die bestaat niet. Het is gewoon de bpm. Ik heb geen specifieke informatie, dus ik denk niet dat het mogelijk aan het verzoek van de heer Remkes te voldoen, maar ik zal het voor de zekerheid nog even navragen. Sowieso doen wij eigenlijk nooit aan ex-postberekeningen, maar ik denk dat het zelfs niet mogelijk is om binnen de bpm alles heel erg duidelijk te onderscheiden. Ik zal echter kijken wat ik aan informatie heb.
Voorzitter. Over de amendementen kan ik de volgende samenvatting geven, namelijk: de aanvaarding van alle ontraden behalve...
De voorzitter:
Het lijkt wel een prijsvraag, waarvan de uitslag bekend wordt gemaakt.
Staatssecretaris De Jager:
...behalve het amendement waarvan ik het oordeel aan de Kamer kan overlaten. Alle andere amendementen zijn voorzien van het advies "aanvaarding ontraden", dus dat kan ik kortheidshalve doen.
Ik loop het allemaal even heel snel na: de nieuwe definitie van variabele autokosten in het kader van de onbelaste kilometervergoeding; kost heel veel geld; budgettair is het niet de dekking van het kabinet. Ik zeg er nog wel bij dat voor de berekening van de autokosten is uitgegaan van de definities van ANWB en Nibud. De kosten van reparatie, brandstof, onderhoud en banden zijn meegenomen.
Voorzitter. Wij weten niet wat de heer Remkes bedoelt met zijn opmerking dat de definitie is aangepast. Wij hebben niet een eigen definitie gekozen, maar gekozen voor de definities van ANWB en Nibud.
De heer Remkes (VVD):
Voorzitter. Dat kan mij even weinig schelen. Als het Nibud tussentijds de definitie heeft aangepast...
Staatssecretaris De Jager:
Dat is mij niet bekend.
De heer Remkes (VVD):
De Kamer vraagt welke normen daarbij gehanteerd worden. Dan kunt u uit een oogpunt van het dragen van politieke verantwoordelijkheid niet volstaan met uitsluitend een beroep op het Nibud. Het antwoord hoeft vandaag niet te komen, maar ik wil daar wel nadere informatie over ontvangen.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Ik zal nadere informatie over de achterliggende cijfers aan de Kamer verstrekken, zowel van ANWB als Nibud. Zoals bekend is dit kabinet voorstander van zeer zuinige auto's en daarom heb ik gevraagd naar de cijfers van een splinternieuwe, best wel grote hybride auto. In deze cijfers is dat nog goedkoper dan de cijfers die ik heb genoemd, dus je kunt in ieder geval een heel milieuvriendelijke hybride auto van rijden.
De voorzitter:
Ik wil het volgende opmerken. Het is laat en de druk is hoog om de behandeling snel af te ronden, maar het heeft ook wel iets om het allemaal nog te kunnen volgen. Ik heb het idee dat nog niet alle moties behandeld zijn. Het lijkt mij goed dat de staatssecretaris toch een oordeel over alle moties geeft. Als hij spreekt over de amendementen, heeft het iets als ook even de nummers genoemd worden. Dan kan iedereen het ook volgen. Nogmaals, de druk is hoog, maar de zorgvuldigheid moet ook blijven bestaan. Ik verzoek de staatssecretaris, daar toch een beetje rekening mee te houden. Mijn suggestie zou zijn om eerst de moties te behandelen die nog niet aan de orde zijn geweest.
Staatssecretaris De Jager:
Die heb ik hier gelijk onder liggen. De motie op stuk nr. 61 over banksparen kan ik aan het oordeel van de Kamer overlaten. Ik zeg er wel bij dat de indieners van het initiatiefwetsvoorstel niet voor die mogelijkheid hebben gekozen. Ik vond de interruptie van de heer Omtzigt wel heel redelijk, maar ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer over.
Ik ontraad aanvaarding van de motie over de autodealerregeling.
De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 62.
Staatssecretaris De Jager:
Handhaving van de oude regeling blijkt in strijd te zijn met de wet en zou ook tot een ongelijke behandeling leiden ten opzichte van andere werknemers, zowel in positieve als in negatieve zin. Waarom soms in positieve zin? Er zijn ook klachten binnengekomen dat het lagere bijtellingspercentage van 14, en straks ook dat van 20, niet kan worden toegepast in de oude regeling. Ook blijkt – en ik heb daar ook voorbeelden van gezien – dat soms in heel dure auto's wordt gereden waarvoor een heel lage bijtelling geldt. Het was een heel grove, forfaitaire regeling die niet binnen de wet- en regelgeving is te verdedigen. Om die reden is er een nieuwe regeling voorgesteld. Overigens lijken de eerste ervaringen met horizontaal toezicht mogelijkheden te bieden om uit de problematiek van de administratieve lasten te komen. Ik zeg dat nog even voorzichtig, want er moet nog een akkoord met de sector worden gesloten. Wij zien echter wel mogelijkheden om dat te doen.
De heer Remkes heeft een motie op stuk nr. 63 ingediend over de bpm. Aanvaarding hiervan wordt door mij ontraden. In de meibrief hebben wij al besproken dat wij voldoende onderzoek hebben verricht naar de gevolgen van de ombouw naar de CO2-grondslag. In de meidiscussie zijn wij ook ingegaan op de prijseffecten voor de sector en de auto's en op de milieueffecten.
Mevrouw Koşer Kaya heeft een motie ingediend over 2,5 miljoen alleenstaanden.
De voorzitter:
Ik denk dat dit de motie op stuk nr. 64 is.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Naar mijn mening is het belastingstelsel voldoende leefvormneutraal. Ik zie dan ook geen reden om daar verder onderzoek naar te doen. Om die reden ontraad ik aanvaarding van deze motie.
Mevrouw Koşer Kaya en de heer Remkes hebben een motie ingediend over de Belastingdienst en de heffingsrente.
De voorzitter:
Dat is de motie op nr. 65.
Staatssecretaris De Jager:
In het wetgevingsoverleg over het Belastingplan 2009 ben ik al ingegaan op de toepassing van de proportionaliteit bij de berekening van de heffingsrente. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik in 2009 zou komen met een notitie over de toepassing van de heffingsrente bij belastingschulden en belastingteruggave. Ik verwelkom de motie dan ook en ik ben bereid om dit aspect te betrekken bij de reeds toegezegde notitie. Ik zal dat dan ook doen.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Ik wil nog even ingaan op het begrip "leefvormneutraal" in de motie. Ik heb met belangstelling naar de staatssecretaris geluisterd als het gaat om de moties ingediend door de coalitiepartijen. Daar werd een enorm verhaal aan vastgeplakt, terwijl bij de moties van de andere partijen zelfs niet eens of met zeer veel moeite het woord "ontraden" kan worden gezegd. Ik vind het buitengewoon jammer dat de staatssecretaris deze motie zo direct terzijde legt en niet eens wil kijken of wij het belastingstelsel meer leefvormneutraal kunnen maken. Misschien kan het niet maar dan kunnen wij ook de effecten bekijken, zodat wij ook een goed oordeel kunnen vormen.
Staatssecretaris De Jager:
Ik probeerde kort te zijn omdat ik dacht dat dat op dit punt kon. Naar de mening van het kabinet is het huidige fiscale stelsel al voldoende leefvormneutraal. Daarom acht ik een dergelijk onderzoek niet noodzakelijk. Meer kan ik er echt niet over zeggen. Ik heb de motie-Koşer Kaya heel positief bejegend. Ik schuif haar niet zomaar aan de kant.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Is de alleenstaande-ouderkorting dan zo leefvormneutraal? Is de successiewetgeving zo leefvormneutraal? Op basis van welke argumenten zegt u dat er al genoeg rekening mee wordt gehouden?
Staatssecretaris De Jager:
Die vraag zou heel uitgebreid moeten worden beantwoord. Ik stel een wedervraag: op basis van welke argumenten zou het niet leefvormneutraal zijn? Natuurlijk zijn er verschillen, maar die vinden hun oorsprong in de gedachte van naar draagkracht te heffen. Dat is één van de vele principes van belasting heffen: heffing naar draagkracht. Als partnerrelaties anders worden behandeld, heeft dat meestal met het doelmatigheidsbeginsel – een ander beginsel in de fiscaliteit – te maken, of met dat er gekeken wordt naar draagkracht op gezinsniveau. Voor de rest is er binnen de fiscaliteit een aantal dingen juist geïndividualiseerd. Zo wordt er door dit kabinet gewerkt aan het niet overdraagbaar maken van de heffingskorting, tot verdriet van sommigen in deze Kamer. Daarbij kijk ik naar de heer Van der Vlies. Ik denk dat het kabinet op dit punt het nodige doet. Een nader onderzoek is wat mij betreft dan ook niet nodig.
De heer Remkes (VVD):
Ik begrijp dat de staatssecretaris hierop, ook vanuit tijdsoverwegingen, nu niet uitvoerig in kan gaan. Ik heb zelf ook niet zo'n behoefte aan een uitgebreid onderzoek. Wel zou ik het op prijs stellen als het kabinet nog een nadere brief zou schrijven, waarin het gemotiveerd aangeeft waarom er naar het oordeel van het kabinet sprake is van balans.
Staatssecretaris De Jager:
Ik zeg toe dat er een dergelijke brief zal komen.
Voorzitter. De D66-fractie wil dat de successiewet leefvormneutraal wordt. Dat is een goed punt voor de balans. Bij de consultatie werd vaak opgemerkt dat men het derde tarief veel te hoog vindt. Het toptarief van het derde tarief heb ik in mijn plannen dan ook het meest omlaag gebracht, van 68% naar 40%. Er zijn echter ook veel mensen die vinden dat mensen die bij je staan, zoals kinderen, lager belast moeten zijn. Is dat dan niet leefvormneutraal? Ik denk dat de balans in de nieuwe voorstellen is gevonden. Ik zeg mevrouw Koşer Kaya hierbij toe dat ik nog uitgebreid op haar vragen zal ingaan bij het AO over de successiewet. Ik geloof dat dit volgende week plaatsvindt.
De voorzitter:
Geeft dit nog aanleiding tot het stellen van vragen? Of bent u tevreden gesteld?
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Ik dank de staatssecretaris voor zijn toezegging. Ook dank ik collega Remkes voor de brief die hij naar aanleiding van mijn motie heeft gevraagd. Ik vraag de staatssecretaris wanneer de brief over de balans verwacht mag worden. Eventueel kan ik mijn motie op grond daarvan aanhouden.
Staatssecretaris De Jager:
De brief komt binnen enkele maanden. Ik zal dat nog nader specificeren.
Voorzitter. De heer Van der Vlies vroeg welke stappen worden gemaakt in het kader van vereenvoudigingen voor ondernemers. Ik vond het zo mooi. De heer Van der Vlies haalde ook de 180 uur van het rapport aan. Ik weet niet of men het rapport heeft gezien. Het is interessant. Je moet ook van andere landen willen leren. Landen als Ierland, Noorwegen en Denemarken doen het op bepaalde terreinen soms beter. Wij staan nu op plaats 30 voor pay and taxes, maar de hele top tien bestaat uit taxhavens. Als je geen belastingen heft, is de time to comply natuurlijk heel erg gering. Als een belasting niet bestaat, kost het heel weinig tijd om een niet-bestaand formulier niet in te vullen en om dat niet op te sturen naar de belastingdienst. De Malediven staat op nr. 1, maar de geachte afgevaardigde kan zelf het lijstje erop na slaan. Men heeft eigenlijk met zo'n lijstje geen tax advisors nodig.
Niettemin is het heel belangrijk om het gestelde te doen. Vereenvoudiging behoort tot mijn drie speerpunten van het beleid. In dit verband denk ook aan bevordering van het ondernemerschap, DGA en vereenvoudiging van arbeidsrelaties. Ik wil de Kamer op die punten voorstellen voorleggen. Dat zal ik ook doen.
Ik maak de heer Van der Vlies er tegelijk op attent dat het soms ingewikkeld is om tot een goede balans te komen. Hij vroeg namelijk vervolgens om het heffen van vuurwerkbelasting en om uitbreiding van de Tante Agaathregeling. Dat zijn twee zogenaamde ballen in de kerstboom, waarover al dan niet belasting wordt geheven, maar daarom zijn het ook kerstballen. Wij hadden het over 180 uur. Op dat punt zal er geen verbetering optreden als je een vuurwerkbelasting gaat invoeren of de Tante Agaathregeling gaat fine tunen. Ik zie dan ook niets in die uitbreiding. Ik zie ook niets in een vuurwerkbelasting. De tweede commissie fiscale vergroening heeft de mogelijkheden en de onmogelijkheden van vuurwerkbelasting uitgebreid onderzocht. In die commissie waren verschillende departementen ambtelijk vertegenwoordigd. Die commissie kwam tot de conclusie dat het invoeren van een vuurwerkbelasting niet was aan te bevelen. Ik heb het rapport gezien. Daaruit bleek dat die belasting een heel lage opbrengst zou hebben en heel veel uitvoeringskosten met zich mee zou brengen. Verder waren er internationaalrechtelijke aspecten. Er zou meer gedoe zijn dan dat de belasting echt vreugde op leverde. Dan is eenvoud belangrijker.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Als alle onderwerpen die ik aan de orde stel van een accolade worden voorzien en met één statement worden behandeld, weet ik niet op welke punten ik kan interrumperen. Laat ik iets zeggen over de opmerking van de staatssecretaris over de Tante Agaathregeling. Ik vraag niet om uitbreiding. De staatssecretaris suggereert dat ik dat doe. Ik heb gevraagd om modernisering, omdat in de praktijk van het mkb, in de praktijk van de agrarische bedrijven blijkt dat de regeling niet meer doet waarvoor zij was bedoeld. Zij is ontoereikend op de beoogde niveaus. Ik heb daarom gevraagd: kan die regeling niet een keer gemoderniseerd worden? Moderniseren is iets anders dan uitbreiden. Hierop krijg ik graag een reactie.
Staatssecretaris De Jager:
Ik vraag mij af wat voor de Kamer uiteindelijk de conclusie moet zijn. In 2006 is het evaluatierapport verschenen. Daaruit bleek dat de effectiviteit van de regeling niet zo goed was. De regeling richtte zich namelijk niet zo goed op een bepaald type starter. De regeling is namelijk effectiever voor niet-agrarische starters dan voor agrarische starters. Als je de regeling wilt veranderen, zal die ingewikkelder moeten worden. Ik zie geen mogelijkheden om maximumbedragen als het ware te laten meeademen met de conjunctuur van de bedrijfsovernamemarkt. Daarvoor zou je per sector een andere regeling moet treffen. Dat is zeer ingewikkeld.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Over de vuurwerkheffing is al vaker gesproken. Ik heb de Kamer in wisselende samenstellingen te hulp geroepen, maar nog niet met heel veel succes. De Kamer kan op een gegeven moment constateren dat het gebruik van vuurwerk in de samenleving uit de hand loopt. Er werd een commissie gevormd om aanbevelingen te doen voor het ontmoedigen van dit gebruik. Ik laat het gezelligheidsaspect buiten beschouwing. Het gaat om de overlast en de milieubelasting. Voor die ontmoediging zou een heffing aan de importkant een instrument kunnen zijn. Maak de rommel dus duurder, populair gezegd.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Ik kan mij de principiële opvatting van de heer Van der Vlies heel goed voorstellen. Vuurwerk is over het algemeen milieuonvriendelijk. Het gebruik ervan zorgt ook voor overlast. Bovendien belasten wij nu eenmaal iets wat milieuonvriendelijk is, maar het is in Nederland elk jaar maar één keer Oudjaar. Dat is ook een van de redenen waarom de totale impact op het milieu wellicht minder groot is dan de heer Van der Vlies veronderstelt. De verhouding opbrengst versus uitvoeringskosten is dusdanig dat ik vind dat de fiscaliteit zich niet leent voor weer dit kleine knopje, weer de zoveelste nieuwe belasting. Ik voel wel enige druk, maar ik moet de Kamer er toch op wijzen dat wij samen naar eenvoud streven. Ook de heer Van der Vlies heeft daartoe opgeroepen. In die afweging slaat de balans voor mij anders uit.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik ben natuurlijk gevoelig voor een kosten-batenanalyse. Als iets niks oplost, dan moet je je afvragen of je er überhaupt aan moet beginnen. Maar vraagt u uw collega's in het kabinet wat hier aan de orde is aan milieubelasting, mevrouw Cramer en aan overlast, mevrouw Ter Horst. Die taskforce is erop gezet om concrete aanbevelingen te geven – dat rapport ligt in de Kamer – en het fiscale instrument is er een van. Ik pik dat eruit voor dit debat en vind toch dat er op zijn minst even serieus naar moet worden gekeken.
Staatssecretaris De Jager:
Dat heeft die tweede vergroeningscommissie ook gedaan. Die heeft er serieus naar gekeken en erover gerapporteerd. Naar haar oordeel is een vuurwerkbelasting niet opportuun.
Ik kom bij de amendementen.
De voorzitter:
Daar heb ik een vraag over. Ik begrijp dat er 26 amendementen zijn. Het is natuurlijk mogelijk om ze alle 26 stap voor stap te doorlopen, maar ik vrees dat wij dan nog enige tijd bezig zijn. Ik kijk dan ook even naar de Kamer op welke manier wij dat het beste kunnen doen. Morgen wordt er ook over de amendementen gestemd.
Mevrouw Koşer Kaya (D66):
Voorzitter. Als de collega's het niet problematisch vinden, kan het ook schriftelijk. Dan zouden wij er morgenochtend nog naar kunnen kijken.
De heer Irrgang (SP):
Ik wil niet flauw doen, maar ik wil hier toch bezwaar tegen maken. Wij hebben een groot aantal moties besproken. Een amendement is een wijziging van de wet. Dat is toch een iets zwaarder middel, ook voor de Kamer, dan een motie. Dan had de staatssecretaris eerst de amendementen moeten bespreken, maar hij heeft er nu voor gekozen om eerst de moties te bespreken. Ik wil graag dat in ieder geval mijn amendementen hier worden besproken.
De voorzitter:
Geldt dit ook voor de anderen? Nogmaals, u hebt het volste recht, maar de tijd klemt ook.
Staatssecretaris De Jager:
Zal ik proberen het snel te doen? Maar dan moet ik geen kritiek krijgen dat ik het te snel wil doen, want dan heb ik dat weer.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Misschien is het een mooi compromis dat de amendementen die in het wetgevingsoverleg al gewisseld zijn nu buiten beschouwing blijven. Er is al uitgebreid op gereageerd. Het kan ook heel snel; dat zou ook een optie kunnen zijn. Wat al eerder gewisseld is, hoeft niet opnieuw. Dan zou de staatssecretaris zich kunnen beperken tot de nieuwe amendementen.
De heer Remkes (VVD):
Volgens mij heeft de staatssecretaris in het wetgevingsoverleg bewust nog helemaal nergens commentaar op gegeven, maar het kan wat mij betreft heel snel. Ik heb ook geen behoefte aan interrupties. Ik ken de politieke opvattingen van deze staatssecretaris wel. Laat hij ze maar snel langslopen.
De voorzitter:
Zullen wij de amendementen dan zo snel mogelijk langslopen?
De heer Irrgang (SP):
Afhankelijk van de beantwoording sluit ik niet uit dat ik graag een interruptie wil.
De voorzitter:
Uiteraard, dat blijft uw volste recht.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Ik dank in ieder geval de heer Remkes voor het compliment voor mijn consistentie. Hij vertrouwt erop dat datgene wat ik ga zeggen enige voorspelbaarheid in zich herbergt. Ik zal het snel proberen te doen. Ik heb in het wetgevingsoverleg wel al commentaar gegeven op amendementen, maar uit respect voor de Kamer heb ik haar het oordeel daarover onthouden. Ik weet alleen niet welke amendementen in het wetgevingsoverleg aan de orde zijn geweest. Zeg maar tot welk nummer.
De heer Remkes (VVD):
Het begint met stuk nr. 10.
Staatssecretaris De Jager:
Dat klopt. Het begint bij mij sowieso met stuk nr. 10.
De heer Remkes (VVD):
Wij beginnen gewoon met het amendement op stuk nr. 10. En dan tellen wij gewoon rustig door.
De voorzitter:
Daar zit een zekere logica in.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Ik begin met het amendement op stuk nr. 10. Ik ontraad aanneming van dit amendement. Het gaat om het verhogen van de vliegbelasting. Het kabinet acht dit ongewenst. Een verhoging zal op maatschappelijke weerstand stuiten en tot ongewenste effecten leiden.
Mevrouw Sap heeft op stuk nr. 11 een amendement ingediend over een 35% bijtelling bij de zogenaamde slurpers. Ik vind dat geen reële benadering van het voordeel van een auto van de zaak. Dat stuit op principiële bezwaren. Ook in het bestaande wagenpark zitten veel auto's die daaronder vallen, namelijk zo'n 99.000. Ik ontraad aanneming van dit amendement. Een extra categorie betekent ook extra administratieve lasten.
Ik ontraad aanneming van het amendement van mevrouw Sap op stuk nr. 12. Het gaat om een versnelde afbouw van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner. Het kabinet heeft het wel versneld naar vijftien jaar. Dat is gedaan omdat een kortere periode te snel en te abrupt zou zijn. Mensen krijgen dan onvoldoende tijd om te anticiperen, bijvoorbeeld door het aanvaarden van betaald werk.
Dan het amendement van de heer Remkes op stuk nr. 17. Dat is gericht op het ongedaan maken van de verhoging van de motorrijtuigenbelasting voor motoren. De mrb voor motoren is relatief laag en stamt uit de tijd dat motorgebruik een seizoens- en weekendkarakter had. Het schrappen van dit voorstel laat de relatieve onderbelasting van de motor voortbestaan. Dit is onwenselijk, mede gelet op de externe kosten van de motor. Ik denk aan de uitstoot, het steeds krachtiger worden van de motoren met een stijgende CO2-uitstoot, en het hogere letsel dat maatschappelijke kosten met zich meebrengt. Bij het gelijkblijven van de mrb zou de motor vergeleken met andere voertuigen worden bevoordeeld. Het amendement voorziet niet in een dekking. Ik ontraad aanneming ervan.
Ik kom op het amendement van de heer Van der Vlies op stuk nr. 20. Met het amendement wordt de alleenstaande-ouderkorting verlaagd met € 280 in plaats van € 840. Het amendement stimuleert niet om te gaan werken. Immers, de alleenstaande-ouderkorting is in tegenstelling tot de IACK niet inkomensafhankelijk en wordt ook toegekend als er geen arbeid wordt verricht. De IACK heeft bovendien als voordeel dat zowel alleenstaande ouders als minstverdienende partners worden gestimuleerd om meer te gaan werken. Het amendement past niet in de arbeidsparticipatieagenda van dit kabinet, en ik ontraad de aanneming ervan dan ook.
Op stuk nr. 23 heeft mevrouw Sap een amendement ingediend voor het schrappen van het voordelige tarief voor milieuonvriendelijke rode diesel. Ik ontraad aanneming van dit amendement.
Dan het amendement op stuk nr. 28 van mevrouw Sap en de heer Remkes. Ik ontraad aanneming van dit amendement.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Naar aanleiding van de nota van wijziging trekken wij dit amendement in. Wij zullen de vinger aan de pols houden bij wat er in het voorjaar komt.
De voorzitter:
Het amendement-Sap/Remkes (stuk nr. 28) is ingetrokken.
Staatssecretaris De Jager:
Voorzitter. Ik ontraad aanneming van het amendement-Remkes op stuk nr. 30. Het gaat om het verhogen van de onbelaste reiskostenvergoeding. Het amendement bevat geen dekking. Wij hebben al gesproken over de variabele kosten van een middenklasseauto. De € 0,19 per kilometer is daarvoor adequaat. Een verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding verlaagt de stimulans om wonen en werken dichter bij elkaar te brengen en om weinig overige zakelijke kilometers af te leggen. De verhoging is ook slecht voor het milieu.
Het amendement op stuk nr. 32 van de heer Irrgang ontraad ik. De wijziging die wij hebben gedaan, komt de positie van het Nederlandse bedrijfsleven ten goede. Hier is een goede balans gevonden tussen eenvoud en concurrentieverstoringen die anders zouden optreden.
Het amendement op stuk nr. 33 van de heer Irrgang ontraad ik. Dit is een belangwekkend onderwerp. Ik heb hierover al het een en ander gezegd, en ook een brief geschreven, waarin ik duidelijk heb gemaakt dat ik bezig ben met een uitgebreide brief en een analyse die inmiddels uit is. Het kabinet is bezig daarop een reactie te formuleren. Het betreft een complexe problematiek die een zorgvuldige analyse vereist. Je kunt niet zomaar even per amendement zo'n ingewikkelde problematiek hierin regelen. Ik zou dat uitermate onzorgvuldig vinden. Ik heb een notitie toegezegd met de uitkomsten van het onderzoek en het standpunt van het kabinet daarop. Wij weten ook dat als wij de wet willen wijzigen – ik heb dat niet uitgesloten – dit een bestendige wijziging moet zijn, waarmee wij tegen bedrijven en investeerders kunnen zeggen: dit is het voor een groot aantal jaren. Anders creëer je heel veel onzekerheid, zeker als het eventjes zo wordt gerealiseerd. Ik ontraad het amendement dus krachtig.
Het amendement op stuk nr. 35 van de heren Remkes en Irrgang – bijzondere combi – ontraad ik. De houdbaarheidsbijdrage is onderdeel van het coalitieakkoord, zoals de heer Remkes heel goed weet. Dat is waarschijnlijk één van de dingen waarop hij doelde toen hij zei: voor een deel zal de staatssecretaris voorspelbaar zijn. Hij had zelfs in zijn stoutste dromen niet gehoopt dat ik dit amendement ging omarmen.
De heer Remkes (VVD):
Aan dat soort dromen bezondig ik mij nooit. Wat mij wel opvalt, is dat de staatssecretaris de verdediging beperkt tot de verwijzing naar het coalitieakkoord. Ik vind dat eerlijk gezegd een wat smalle basis.
Staatssecretaris De Jager:
Als dat mijn enige verdediging was geweest, had u gelijk gehad. In de wetgevingsoverleggen hebben wij hier al uitgebreid over gesproken. Het is dus niet mijn enige verdediging.
De heer Irrgang (SP):
U gaat eraan voorbij dat het amendement vraagt dat uit het Belastingplan te halen. Als u het geweldig vindt een Bosbelasting in te voeren – er wordt verwezen naar de RvS – kunt u ook een wetsvoorstel indienen, dan spreken wij daar hier apart over.
Staatssecretaris De Jager:
Ik ben dat met u oneens. Ik dacht dat hier een politiek-inhoudelijk element in zit, namelijk dat u tegenstander bent van het Belastingplan. Als u een groot voorstander was geweest, had u waarschijnlijk geen amendement ingediend. Ook het Belastingplan is tot stand gekomen na een uitgebreid wetgevingsproces, en ook daarin hebben wij uitgebreid over de houdbaarheidsbijdrage gesproken. De Kamer heeft zich daarover een duidelijk oordeel kunnen vormen, wij hebben over de budgettaire voordelen gesproken en over andere zaken. Deze houdbaarheidsbijdrage is niet zomaar een losstaand onderdeel, maar het financiert ook andere delen van deze kabinetsplannen. Alleen daarom is er voldoende reden om het in het Belastingplan op te nemen.
De heer Remkes (VVD):
Het probleem is dat de staatssecretaris zegt dat het Belastingplan een uitvoerige voorbereidingsprocedure kent. De Raad van State zegt juist dat vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid van wetgeving het in dit soort gevallen de voorkeur verdient om het te doen per afzonderlijk wetsvoorstel. Daar hebben wij vorig jaar over gesproken, maar het kabinet heeft daar nog geen lessen uit getrokken. Als het gaat om de zorgvuldigheid van procedures, dan hecht ik aan altijd zeer aan de opvattingen van de Raad van State.
Staatssecretaris De Jager:
Ik ook. Daarom heb ik met betrekking tot de zelfstandigenaftrek en de mkb-winstvrijstelling een bepaalde maatregel opgenomen. Dit werd toegejuicht door de Raad van State als een stap in de goede richting, al wilde de raad nog veel verder gaan. Soms doen wij dingen net iets anders dan de Raad van State adviseert. Dat is een verantwoordelijkheid van het kabinet en in dit geval hebben wij dat ook beargumenteerd. Wij zijn in het nader rapport ingegaan op de reden waarom wij vinden dat het wel in dit Belastingplan thuishoort.
Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 36 van de heer Irrgang is nagenoeg identiek aan het amendement van de heer Remkes, met de uitzondering dat zijn dekking beter is. Desalniettemin ontraad ik toch het aannemen van deze amendement, omdat de overige argumenten die ik tegen het argument van de heer Remkes heb gebruikt – ik verwijs daar kortheidshalve naar – natuurlijk ook voor dit amendement gelden.
Ik kom te spreken over het amendement van de heren Tang en Cramer op stuk nr. 37 over de Stock Appreciation Rights. Dit is een ingewikkeld dossier, maar het is wel belangrijk, ook voor een bestendige politiek ten aanzien van het vestigingsklimaat. Bij de parlementaire behandeling van de Wet werken aan winst is gezegd dat Stock Appreciation Rights niet worden aangemerkt als met optierechten gelijk te stellen rechten in de zin van artikel 10, lid 1, onderdeel j, van de Wet Vpb 1969. Dat is omdat er geen sprake is van een recht op aandelen, maar slechts van een beloningsinstrument waarbij de bonus afhangt van de waardeontwikkeling van de aandelen.
De reden dat aandelenopties niet aftrekbaar zijn van de Vpb, is dat het niet zozeer de vennootschap is die door de verstrekking van optierechten verarmt, maar dat de deelgerechtigheid tot het vermogen van de vennootschap over veel meer aandelen wordt verdeeld. Dit is heel belangrijk voor de Kamerfracties om op fiscale gronden tot een goede afweging te komen of zij voor of tegen dit amendement zullen stemmen. Maar er is dus veel meer sprake van aandeelhouderslasten dan van ondernemingskosten, hoe in de specifieke situaties soms ook constructies daarvoor worden bedacht. Het lag voor de toenmalige wetgever voor de hand om optierechten en aandelenverstrekkingen uit te sluiten van kostenaftrek, omdat deze ook niet in klassieke zin kosten vormen voor de vennootschap.
Bij die SAR's betreft het eigenlijk gewoon een betaling van een bonus. Dat wordt wel ergens aangehangen, namelijk aan de waarde, maar het kan ook aan het weer worden gehangen. De KPN doet dat wel eens in zijn winkels: als het 30 graden, krijg je 30% korting. Het is een element, waar je van zegt: in de wegingsmix hang ik die bonus eraan. Ik begrijp dat het semantisch erop lijkt. Maar om het fiscaal gezien al dan niet te bestempelen tot kosten ... Er is echt een wezenlijk verschil. Ik stel het wel op prijs dat de heren Tang en Cramer de collateral damage – damage ontstaat sowieso al als dit amendement wordt aangenomen – hebben weten te beperken door een aantal formuleringen op te nemen waardoor onverhoopte olievlekwerking waarschijnlijk zo veel mogelijk wordt tegengegaan. Ik kan dat echter niet goed voorzien. Ik weet niet of de collateral damage echt geheel wordt voorkomen. Daarnaast vind ik het principieel niet juist om de kostenbeperking hierbij te beperken. Daarom ontraad ik aanneming van dit amendement. Ik denk ook echt dat dit niet ten goede komt aan het vestigingsklimaat.
De heer Tang (PvdA):
Tijdens het wetgevingsoverleg hebben wij dit ook al gewisseld. Naast een fiscaal uitgangspunt is er ook een economisch uitgangspunt. Het laatste zegt dat het geen verschil maakt of de winst nu verwatert voor een aandeelhouder doordat er meer aandelen worden uitgegeven of doordat er minder winst per aandeel wordt uitgekeerd. Dat heeft per saldo hetzelfde effect. Ik voeg er de menselijke logica aan toe dat iets wat lijkt op een aandeel misschien ook wel zou moeten worden behandeld als een aandeel. Misschien lijkt het wel alsof je verschillende principes kunt hanteren met verschillende uitkomsten. De bedoeling is natuurlijk niet dat er grote collateral damage gaat ontstaan. Daarom is de schatting van het departement ook dat de budgettaire opbrengst nihil is. Daar gaan wij ook van uit. Wij weten zeker dat één bedrijf er gebruik van maakt. Het is de bedoeling om iets wat lijkt op een aandeel ook te behandelen als een aandeel. De inschatting op dit moment is, dat het budgettaire effect beperkt is. Ik hoop dat de staatssecretaris die inschatting deelt.
Staatssecretaris De Jager:
Er wordt op verzoek van de Tweede Kamer soms technische ondersteuning door departementen verleend bij het opstellen van amendementen, maar dat weerspiegelt op geen enkele wijze of departementen, ambtenaren of bewindspersonen het eens zijn met de inhoud van die amendementen.
De heer Tang (PvdA):
Wij krijgen toch wel hetzelfde advies als de staatssecretaris. Dus als daarop staat dat de budgettaire gevolgen heel beperkt zijn, dan ga ik ervan uit dat die inderdaad heel beperkt zijn.
De voorzitter:
Het is nu de gelegenheid om inhoudelijke argumenten te wisselen over het amendement. Het punt dat nu naar voren wordt gebracht, lijkt mij op dit moment niet aan de orde.
Staatssecretaris De Jager:
Tot slot dan nog het volgende. Het zou ook kunnen zijn dat door deze zaken een streep is gezet. Dan is de budgettaire opbrengst weliswaar nihil maar dan kan het toch vervelend zijn voor bedrijven dat ze het gewoon niet meer doen. Aan het feit dat er geen budgettaire opbrengst is, zou ik niet willen koppelen dat er geen pijn wordt gedaan. Die kan ook ergens anders liggen, bijvoorbeeld omdat je dan niet meer dit instrument hanteert.
Dan het gewijzigd amendement van de heer Remkes op stuk nr. 39. Ik wil aanneming ervan ontraden. Volgens de begrotingsregels hebben wij een derving van 11 mln. in totaal hiervoor moeten inboeken, maar die derving is zogenaamd statisch berekend. Dus wij verwachten dat het veel meer geld gaat kosten, omdat de toepassing van de giftenaftrek bij giften aan amateursportverenigingen ertoe zal leiden dat het aantal giften explosief zal stijgen. Het opzetten van fiscale constructies zou dat in de hand kunnen werken. Bijvoorbeeld: is iets een gift of heeft de betaling een ander karakter zoals een soort tegenprestatie, in de zin van een heel laag contributiebedrag en een vrijwillige jaarlijkse gift, net zo vrijwillig bijvoorbeeld zoals hier een aantal Kamerleden iets moeten afdragen aan hun politieke partij?
De heer Remkes (VVD):
Soms vrijwillig en soms niet helemaal vrijwillig. Maar deze laatste informatie verrast mij zeer. Ik heb van het departement doorgekregen bij de voorbereiding van het amendement dat het zou gaan om een derving van 11 mln. Ik was ook helemaal geïnspireerd door de fractie van het CDA die inmiddels de hakken opgetrokken heeft, naar ik begrijp.
Staatssecretaris De Jager:
Ik heb gekeken naar wat verstandig is. Het gaat niet om het instellen van een fiscaal voordeeltje voor de schenker of de gever, maar om het wegnemen van een onrechtvaardigheid. Bij een erfenis of een schenking moet immers belasting worden betaald, soms tot een tarief van 68% omdat het derdentarief van toepassing was. Die onrechtvaardigheid heb ik aangepakt in het Belastingplan 2009. Ik had gehoopt dat de VVD daarmee blij zou zijn. Uitbreiding van de voor algemeen nut beoogde instelling ligt niet voor de hand. Een sportclub heeft immers het specifieke nut op het oog van de degene die lid is. Bij scheiding van aftrek van giften en aftrek van contributies moet gekeken worden of de persoon in kwestie wel bij de club sport of niet. Dit leent zich enorm goed voor fiscale constructies. Wij weten dat die ook bij andere ANBI's aan de orde zijn. De sportclubs zouden wat dat betreft een groot probleem kunnen vormen.
De voorzitter:
Mijnheer Remkes, de finish is in zicht. Laten wij proberen om die zo snel mogelijk te halen, zonder geweld te doen aan de kwaliteit.
De heer Remkes (VVD):
De VVD-fractie erkent dat de staatssecretaris een belangrijke stap heeft gezet. Ik wil daar niets aan af doen. Vorig jaar is hierover een Kamerbrede motie aangenomen. Die wordt niet volledig uitgevoerd. Dat is mijn punt.
Staatssecretaris De Jager:
Ik heb met goede redenen het voorstel gedaan in het Belastingplan 2009, door mijzelf gedekt, om te doen wat als het meest urgent wordt ervaren. Het uitbreiden van de algemeen nut beoogde instelling, met een enorme fiscale olievlekwerking als mogelijk gevolg, acht het kabinet uiterst ongewenst. Om die reden heb ik het Belastingplan 2009 gemaakt zoals het nu voorligt en ontraad ik aanvaarding van het amendement van de heer Remkes.
Het amendement op stuk nr. 40 gaat over afschaffing van de oldtimervrijstelling in de mrb. Het gaat om auto's die na 31 december 2008 jonger dan 25 jaar zijn. Alle belastinguitgaven worden geëvalueerd. Het bijzondere van deze belastinguitgave, zoals de heer Remkes al zei, is dat die in tegenstelling tot heel veel andere uitgaven nog steeds positief wordt geëvalueerd. Een oldtimer rijdt niet enorm veel rond, zoals in sommige verhalen steeds weer wordt verteld. Uit het onderzoek blijkt dat een oldtimer veel minder kilometer rijdt dan een gemiddelde auto. Ik kan het onderzoeksrapport nog eens opsturen naar de Kamer. Het staat allemaal in dat rapport. Het kan zijn dat het door de jaren heen verandert. Dan is het nu te voorbarig om op 31 december 2008 deze maatregel in te laten gaan. Ik zie overigens dat het rapport al naar de Kamer is gestuurd: 22607-30800-IXB, nr. 17. Er is dus geen reden om auto's die heel weinig rijden, het gaat om cabriootjes die nog net geen 25 jaar oud zijn...
De voorzitter:
Ik verzoek u iets korter van stof te zijn. Wat is uw oordeel over dit amendement?
Staatssecretaris De Jager:
Ik ontraad aanvaarding van dit amendement. Ik heb daarvoor een goede reden. Het in de motorrijtuigenbelasting gooien van deze auto's is een grove maatregel. Ik weet dat de heer Cramer cultuurwaarden belangrijk vindt als het gaat om landschapswaarden. Misschien vindt hij het ook belangrijk om oude auto's in rijdende staat te houden. Dat was een van de redenen voor deze belastinguitgave.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Als medeondertekenaar van dat amendement wil ik hierop kort reageren. Het onderzoek waarnaar de staatssecretaris verwijst, is volgens mijn informatie al wat ouder. Ik heb begrepen dat met name door de effectieve maatregelen van vorig jaar voor de leaseauto's het aanschaffen van een tweede auto door gezinnen met een leaseauto flink is toegenomen. Het gaat vaak om oudere auto's, juist wegens het voordeel. Het is niet zo dat dit amendement alleen maar bescherming biedt tegen een ontwikkeling die mogelijk nog op ons gaat afkomen. Volgens mijn informatie doet die ontwikkeling zich nu al voor en moeten wij ook snel zijn, om te voorkomen dat het echt te slechte en te negatieve effecten heeft. Het onderzoek waarop de staatssecretaris zich beroept, is op dit moment al wat verouderd.
De heer Cramer (ChristenUnie):
In Anders Betalen voor Mobiliteit staat juist dat oldtimers worden uitgezonderd. Dat is de reden waarom het mijns inziens nu noodzakelijk is om voor te sorteren op de kilometerbeprijzing, nu het aantal nog niet zo heel erg is toegenomen, maar wel stijgt.
Staatssecretaris De Jager:
Ik zou dan graag eerst door de Kamer in de gelegenheid worden gesteld om een nieuw onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek dateert uit 2006, dus zo heel oud is het niet. Ik ben best bereid om een update van het onderzoek uit te voeren. Als dit amendement wordt aangehouden, kunnen wij een en ander in de loop van volgend jaar bespreken. De auto's waarover mevrouw Sap het heeft...
De voorzitter:
Even een formeel punt. Er zit hier grote kennis in de zaal, maar rechts van mij wordt opgemerkt dat een amendement niet kan worden aangehouden.
Staatssecretaris De Jager:
Ingetrokken dan; dat kan wel.
De voorzitter:
Ik geloof niet dat u over het intrekken van een amendement gaat.
Staatssecretaris De Jager:
Dat heb ik ook niet willen suggereren, maar het zou wellicht denkbaar zijn dat de indieners dat doen, als ik toezeg om snel met een update van het onderzoek te komen en daarin de bezwaren van de indieners mee te wegen. Het gaat vaak om tweede auto's van zes, zeven, acht of negen jaar oud, maar niet om auto's die ouder zijn dan 25 jaar. Dat bleek ook uit het onderzoek uit 2006. Nogmaals, ik wil best zorgen voor een update van dat onderzoek.
Ik heb nog een opmerking over de leaseauto's, want het is de vraag of het om een onwenselijk effect gaat.
De voorzitter:
Kan het echt beperkter, want ik heb het idee dat een aantal argumenten al gewisseld is.
Staatssecretaris De Jager:
Dit is een nieuw argument. Als de rijder zakelijk en privé met een leaseauto rijdt, ervaart hij geen enkele prikkel om er wel of niet mee te rijden, want hij heeft geen extra marginale kosten. Als je in de eigen privé auto rijdt, betaal je wel accijns en btw aan de pomp en moet je zelf je benzine tanken. Dat moet wel worden meegewogen.
Het amendement op stuk nr. 41 is volgens mij niet meer aan de orde, want dat heb ik bij nota van wijziging eruit gehaald.
De heer Remkes (VVD):
In elk geval voor 90%, en dat beschouw ik als een goed compromis. Het amendement is wat mij betreft dus ingetrokken.
De voorzitter:
Het gewijzigde amendement-Remkes (stuk nr. 41) is ingetrokken.
Staatssecretaris De Jager:
Dan kom ik op het gewijzigde amendement op stuk nr. 42 over het volledig afschaffen van de verpakkingenbelasting. Het kabinet heeft in eerdere discussies met de Tweede Kamer al duidelijk gemaakt waar de verpakkingenbelasting voor is. Een en ander wordt conform het coalitieakkoord door het kabinet uitgevoerd. Ik ontraad de aanneming van het amendement.
Ik ontraad ook de aanneming van het gewijzigde amendement-Remkes op stuk nr. 43. Dit gaat over het schrappen van de complete vliegbelasting. Het kabinet heeft hiervoor bewust gekozen, op basis van het coalitieakkoord, waar de vliegbelasting in stond.
Ik ontraad ook de aanneming van het amendement-Sap op stuk nr. 44. Het betreft een wijziging van de gemaximeerde heffingskorting. Het amendement is in strijd met het uitgangspunt "no taxes no gains". Het verhogen van het toptarief is slecht voor het vestigingsklimaat, en het verhogen van het tarief van de derde schijf leidt tot een verhoging van het marginale tarief voor de middeninkomens, hetgeen niet aansluit bij de theorie over de optimale belastingstructuur. Ik ontraad aanneming van dit amendement dus.
Aanneming van het amendement op stuk nr. 45 van mevrouw Sap ontraad ik. Door dit amendement wordt de combinatiekorting afgeschaft. De dekking is neutraal. Het afschaffen van de combinatiekorting heeft geen gunstig effect op het koopkrachtbeeld.
Ik kom op het amendement op stuk nr. 46 van de heer Cramer over uitbreiding van het overgangsrecht bij het wettelijk recht op ouderschapsverlof. Het amendement past binnen de budgettaire kaders. Ik laat het oordeel over aan de Kamer.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voor de orde: als ik het goed heb, is het amendement op stuk nr. 46 inmiddels gewijzigd in het amendement op stuk nr. 50. Dat scheelt zo meteen in de afhandeling.
Staatssecretaris De Jager:
Weet de heer Cramer zeker dat dit hetzelfde amendement is?
De heer Cramer (ChristenUnie):
Alleen de ondertekening is anders.
Staatssecretaris De Jager:
Daarmee verandert het nummer weer? Het blijft in ieder geval "oordeel Kamer".
De voorzitter:
Zo leren wij elke dag!
Staatssecretaris De Jager:
Ik ontraad aanneming van het amendement op stuk nr. 47 over het schrappen van de doorwerkbonus. Het kabinet heeft om goede redenen voor deze bonus gekozen.
Ik kom op het amendement op stuk nr. 60 van de heer Omtzigt. Ik begrijp dat dit inmiddels is ingediend. Het amendement voorziet erin dat de staatssecretaris bij ministeriële regeling... Het kost 5 mln. Het amendement voegt niets toe aan de toezegging om naar de afbakening en de budgettaire kant te kijken, en het is niet gedekt. Daarom moet ik aanneming van dit amendement ontraden.
De heer Omtzigt (CDA):
Dit amendement is een "kan"-bepaling. Het kost geen 5 mln. Ik kan niet plaatsen waar de staatssecretaris een bedrag vandaan haalt.
Staatssecretaris De Jager:
Ik kijk even naar de berekenaars die deze dekking hebben voorgesteld. Ik begrijp het zelf inderdaad ook niet.
De voorzitter:
Is het mogelijk om dit morgen voor 11.00 uur schriftelijk te laten weten?
Staatssecretaris De Jager:
Misschien kom ik er zo nog op terug.
Ik kom op het amendement op stuk nr. 10. Had ik dat niet al gehad?
De voorzitter:
Er is nog een aantal amendementen in het kader van...
Staatssecretaris De Jager:
O, de OFM, het wetsvoorstel 31705. Ik ontraad aanneming van het amendement op stuk nr. 10 van de heer Remkes. Het amendement houdt in dat de VAR-beschikking slechts eenmaal hoeft te worden aangevraagd. Dat brengt grote risico's met zich mee. Hierdoor wordt dit ook moeilijk controleerbaar. Daarom ontraad ik aanneming van het amendement.
Het amendement op stuk nr. 14 van de heren Remkes en Omtzigt heeft als strekking om de Awir uit te zonderen van de Wet dwangsom en beroep, bij niet tijdig beslissen tot 1 januari 2011 in plaats van 1 januari 2012. Het gaat dus om een tweejaarsverlenging in plaats van een driejaarsverlenging, als ik het goed begrijp. De motivatie voor de uitzonderingspositie voor die toeslagen van de Belastingdienst is gelegen in de verwachting van de invoering van een nieuw systeem van toeslagen.
De heer Omtzigt (CDA):
Dit gaat over het amendement op stuk nr. 17, dat ik met collega Tang heb ingediend.
Staatssecretaris De Jager:
Dan is de boekhouding niet helemaal correct.
De voorzitter:
Nu moet ik zelf ook even kijken. Hier staat het als stuk nr. 16 en het is vervangen door stuk nr. 17.
Staatssecretaris De Jager:
Dat gaat om de Awir-uitzondering? Goed, dat amendement dus; ik heb hier nr. 14 staan. Een complete toeslagencyclus duurt meer dan een jaar. Er zijn dus echt risico's verbonden aan een verlenging van twee jaar in plaats van drie jaar. Daarnaast zal in de halfjaarlijkse rapportage aan de Kamer over de voortgang bij de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst expliciet aandacht worden besteed aan deze materie. Ik stel voor om dit iedere keer mee te nemen bij de halfjaarlijkse rapportage. Alles zal in de tussentijd in het werk worden gesteld om de wettelijke termijn steeds te verhogen. Het is dus niet zo dat wij drie jaar wachten en ineens een termijn introduceren. Het gaat steeds beter. Op dit moment kan ik het echt niet toezeggen, omdat vanaf 2010 het nieuwe systeem gaat werken. Dan heb je nog rekening te houden met enige kinderziekten. Wij hebben enige ruimte nodig voor de risico's die eraan verbonden zijn. Daarom hebben wij gekozen voor drie jaar. Daarom ontraad ik aanneming van het amendement.
Ik kom toe aan amendement op stuk nr. 60, waarin wordt gesteld dat afbakening het probleem is en dat het mogelijk is dat ook dit amendement leidt tot een ruimere reikwijdte. Wij kunnen het nu nog niet afbakenen. Een bepaling zonder een aanwijzing kost niets. Een aanwijzing die niet afgebakend is, kost dus geld. Ik stel voor dat ik dit nog even precies navraag en er morgen nog even op terugkom.
De voorzitter:
Dat lijkt mij niet onverstandig.
Staatssecretaris De Jager:
Ik ben klaar.
De voorzitter:
Er zijn nog een paar amendementen, namelijk de amendementen op stuk nrs. 11, 12, 13 en 14, alle van de heer Remkes. Is aanneming van deze amendementen al ontraden?
Staatssecretaris De Jager:
Ik heb alleen nog een brief voor de heer Tang over box 3. Deze brief is al naar de Kamer is gestuurd. Voor de rest heb ik niets meer.
De voorzitter:
Ik constateer dat daarmee alles is beantwoord.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris. Ik voel dat ik als voorzitter in een zekere traditie sta. Als de staatssecretaris nog eens een interview moet geven over deze week, zou ik het niet erg vinden als hij de voorzitters noemde met wie hij de afgelopen week te maken heeft gehad. Ik dank de collega's. Tegen de medewerkers van de Kamer zeg ik dat het mij werkelijk spijt dat het niet gelukt is om voor 0.00 uur klaar te zijn. Maar iedereen heeft zijn uiterste best gedaan.
Wij zijn hiermee gekomen aan het einde van de beraadslaging over dit wetsvoorstel. Ik stel voor dat wij vanochtend, uit mijn hoofd om 11.00 uur, over het wetsvoorstel, de moties en amendementen stemmen.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Ik wens iedereen nog een heel prettige avond.
Sluiting 0.57 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-2242-2257.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.